11 Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde is Landbouw- en Visserijraad (AO d.d. 7/6). 

De voorzitter:

Vooralsnog hebben zich voor dit VAO twee sprekers ingeschreven. De eerste spreker is mevrouw Ouwehand, de aanvraagster van dit VAO. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Een voorstel waar de Kamer al langer over spreekt, maar dat waarschijnlijk aanstaande dinsdag in Brussel in stemming wordt gebracht, gaat over het al geldende verbod op het op de markt brengen van hormoonverstorende stoffen. Dat staat in de Europese basiswetgeving. De Europese Commissie moet criteria opstellen aan de hand waarvan hormoonverstorende stoffen kunnen worden geïdentificeerd. Het probleem met het voorstel dat nu voorlig, is dat dat verbod in die basiswetgeving erdoor wordt ondermijnd, terwijl het de bedoeling was om het verbod effectief in werking te laten treden. En dat gebeurt, terwijl deze Kamer al heeft gezegd: we moeten alle hormoonverstorende stoffen in onze leefomgeving uitfaseren. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat hormoonverstoorders al in zeer kleine hoeveelheden slecht kunnen zijn voor de gezondheid van mensen en dieren, en verschillende aandoeningen kunnen veroorzaken als neurologische ziekten, verschillende vormen van kanker, een ongunstig verloop van de zwangerschap, obesitas en diabetes type II; 

overwegende dat de Kamer door middel van motie 32793, nr. 261 al heeft gevraagd om een uitfasering van alle hormoonverstorende stoffen in onze leefomgeving; 

overwegende dat in Brussel op 4 juli aanstaande vergaderd en mogelijk gestemd wordt over EU-criteria om hormoonverstorende stoffen te identificeren; 

overwegende dat deze criteria nodig zijn om het reeds geldende verbod op hormoonverstoorders effectief in werking te laten treden; 

constaterende dat in de door de Europese Commissie gepresenteerde criteria een onevenredig zware bewijslast gevraagd wordt om hormoonverstorende stoffen als zodanig aan te merken en dat de volksgezondheid daardoor onvoldoende zal kunnen worden beschermd; 

constaterende dat de gepresenteerde criteria het bestaande verbod op hormoonverstoorders ondermijnen in plaats van het effectief in werking te laten treden; 

constaterende dat de meest toonaangevende artsen en wetenschappers op het gebied van hormoonverstorende stoffen de politiek oproepen niet in te stemmen met de voorliggende criteria omdat deze de gezondheid van mensen en dieren onvoldoende zullen beschermen; 

constaterende dat onder meer de Zweedse, Franse en Deense regeringen gehoor geven aan deze oproep; 

verzoekt de regering, tegen het huidige voorstel van de Europese Commissie voor criteria voor hormoonverstorende stoffen te stemmen en zich met de genoemde landen in te zetten voor criteria die de gezondheid van mensen en dieren beter waarborgen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1031 (21501-32). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb hierbij nog twee korte vervolgvragen. Heeft de staatssecretaris de oproep van onder meer de Endocrine Society ontvangen die twee weken geleden aan de politiek is gestuurd? En verder heeft de Europese Commissie het voornemen aangekondigd om met het in werking treden van deze criteria ook de basiswetgeving aan te passen, waarmee dat voorzorgsbeginsel dus wordt verlaten. Ik kan even niet achterhalen of dat is gemeld in de laatste brief die het kabinet hierover aan de Kamer heeft gestuurd. Ik zou echter willen dat de Nederlandse regering zich daartegen gaat verzetten. 

De voorzitter:

De heer De Groot van D66 heeft zich alsnog ingeschreven voor dit VAO. Het woord is aan hem. 

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris. De eerste vraag gaat over de sojaverklaring. Ik kon uit de brief naar aanleiding van de Landbouw- en Visserijraad van juni niet helemaal opmaken of de staatssecretaris voornemens is om die verklaring, die zou worden getekend in de marge van de Landbouw- en Visserijraad van juli, mede te onderteken. Er werd in de pers gesuggereerd dat Nederland die verklaring niet zou ondertekenen. Ik hoor het liefst van de staatssecretaris dat hij die verklaring gaat onderschrijven. Het is namelijk zo dat je met deze verklaring de teelt van eiwitten in Europa ondersteunt. Dat is natuurlijk goed voor het bestrijden van de afhankelijkheid van Europa van de import van soja. 

De tweede vraag gaat over de biologische landbouw. Ik lees in de pers dat daarover een akkoord zal worden bereikt, maar ook dat er onrust is ontstaan over de teelt van biologische landbouw en de concurrentiepositie, met name ten opzichte van Spanje. Spanje zou in de nieuwe wetgeving de mogelijkheid krijgen om via teelttechnieken toch los van de grond te opereren, terwijl Nederland, waar op substraat of kokos wordt geteeld, die mogelijkheid niet zou krijgen. Daardoor zou er toch een behoorlijke aantasting van de concurrentiepositie voor de biologische landbouw in Nederland plaatsvinden. Ik krijg daarover graag duidelijkheid. 

De voorzitter:

Dank u wel. De staatssecretaris heeft een minuutje nodig om even te overleggen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft een motie in ontvangst genomen en een viertal vragen op zich afgevuurd gekregen. Dus ga uw gang, staatssecretaris. 

Van Dam:

Voorzitter. Ik begin met de motie. We hebben al vaak in de Kamer gediscussieerd over het voorstel dat er ligt van de Europese Commissie. De perceptie van mevrouw Ouwehand is steeds dat de voorliggende criteria het lastiger zouden maken om een stof als hormoonverstorend te kwalificeren. Ik heb bij herhaling aangegeven aan de Kamer dat de criteria er in mijn ogen nu juist voor zorgen dat een stof makkelijker als hormoonverstorend kan worden aangemerkt. Daarbij wordt uitgegaan van de wetenschappelijke criteria zoals de WHO die heeft opgesteld. Het werkt als volgt: als een stof op basis van de WHO-criteria waarschijnlijk hormoonverstorend is, dan kan een dergelijke stof helemaal niet worden toegelaten tot de Europese markt. Daarom heb ik dus steeds gezegd dat het voorstel dat op tafel ligt, juist een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie. De nieuwe criteria moeten — dat zegt mevrouw Ouwehand ook in haar motie — worden vastgesteld. Ze zijn nodig, zelfs ook zonder de rest van het voorstel. Maar de nieuwe criteria volgen dus gewoon de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie. Die zijn eigenlijk ook aanvaard door alle wetenschappers en non-gouvernementele organisaties. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het klopt dat we deze welles-nietesdiscussie al een poosje voeren, maar nu is er twee weken geleden een brief gekomen van de meest toonaangevende wetenschappers op het gebied van hormoonverstorende aandoeningen en oorzaken. Ik heb de staatssecretaris gevraagd of hij die ook heeft gekregen. Hun oordeel is dat het klopt, uitgaand van de richtlijn die de Wereldgezondheidsorganisatie heeft voorgesteld, maar dat de criteria die nu voorliggen toch de boel ondermijnen in plaats van versterken. Wij kunnen hier nu wel aan welles-nietes doen, maar als die artsen en wetenschappers, die dé specialisten zijn op het gebied van hormoonverstorende aandoeningen, ons waarschuwen, dan zou ik denken dat dat behoorlijk moet meewegen in onze beoordeling van wat er nu voorligt. 

Van Dam:

Dat is ingewikkeld. We hebben niet voor niets de Wereldgezondheidsorganisatie. Dat is degene die namens ons naar dit soort dingen kijkt. Ik zei net al dat die criteria zijn aanvaard door wetenschappers, door non-gouvernementele organisaties, ook door organisaties die juist heel kritisch kijken naar deze materie. Die staan allemaal achter de criteria die de WHO heeft opgesteld. Mevrouw Ouwehand betwist dat steeds, maar ik vind dat je dan met iets meer moet komen dan met "er zijn artsen die het betwisten". Het gaat hier echt om de vraag van welke criteria je uitgaat bij de beoordeling of een stof waarschijnlijk hormoonverstorend is. Nogmaals, waarschijnlijk hormoonverstorend, want het hoeft niet te worden vastgesteld, het hoeft niet te worden aangetoond dat een stof hormoonverstorend is. Sterker nog, in het originele voorstel van de Europese Commissie stond dat een waarschijnlijk hormoonverstorende stof niet beoordeeld werd, met als gevolg dat die niet werd toegelaten. Er was maar één uitzondering mogelijk, namelijk als een aanvrager wel kon aantonen dat de stof in de praktijk niet hormoonverstorend was op een organisme. Dat was ook waarom ik steeds heb gezegd dat het totaalvoorstel een behoorlijke verbetering is ten opzichte van de huidige situatie, zeker voor iedereen die zich zorgen maakt over hormoonverstorende stoffen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil best meegaan in de goede intenties van het kabinet en de inzet hierop, maar the devil is in the detail. De artsen die ons waarschuwen zeggen: het voorstel is grotendeels gebaseerd op de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie en net op die kleine punten gaat het mis. We dragen er wel de verantwoordelijkheid voor om dat goed te regelen. Ik vraag de staatssecretaris om dat te doen. De Partij van de Dieren heeft de afweging gemaakt dat de basiswetgeving die effectief in werking zou moeten treden, niet 100% effectief in werking treedt maar, sterker nog, een ondermijnend effect heeft. Ieder gevaar dat we lopen is er een te veel. 

Van Dam:

Mevrouw Ouwehand moet dan in plaats van te zeggen "u moet tegenstemmen", hier naar voren brengen op welke details precies het volgens haar afwijkt van de WHO-criteria. In haar motie verzoekt zij om tegen het voorstel te stemmen. Ik ontraad de Kamer om die motie aan te nemen. 

De voorzitter:

Dan de vragen, staatssecretaris. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, ik zou de brief van de artsen via de bode aan de staatssecretaris willen overhandigen. 

De voorzitter:

Absoluut. U hebt vier vragen gekregen, staatssecretaris. 

Van Dam:

Mevrouw Ouwehand vroeg of ik de oproep van de Endocrine Society ontvangen heb. Bij mijn weten is die gestuurd naar de Europese Commissie en de Europese Commissie heeft die aan de lidstaten verstrekt. We hebben die dus ontvangen en die staat ook op de agenda van 4 juli. Dan zal die besproken worden. 

Verder vroeg mevrouw Ouwehand wanneer het tweede deel — dit was één deel van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie — komt. De Commissie heeft aangegeven dat zij dat zo snel mogelijk in procedure wil brengen. Wanneer is op dit moment nog niet bekend. 

De heer De Groot vroeg naar de sojaverklaring. Vanzelfsprekend is door ons goed gekeken naar de oorzaak van de berichten die de heer De Groot had vernomen. Ik ben zeker van zins om die sojaverklaring te ondertekenen namens Nederland. Dat zal gebeuren en marge van de Landbouw- en Visserijraad in juli. Die verklaring strookt met het beleid dat wij voeren, namelijk proberen om de productie van eiwitten in Europa te vergroten, net als de productie van soja. Daarbij hebben wij een voorkeur voor non-gmo-soja. Wij willen proberen om Europa op die manier zelf te laten voorzien in zijn behoefte aan eiwit in plaats van alleen te importeren van overzee. 

Zijn tweede vraag ging over de biologische landbouw. Daar is een persbericht over verschenen vanuit de Commissie, maar we ontvangen de onderliggende stukken pas in juli. Het is dus moeilijk te beoordelen, maar we weten wel dat het bericht dat de heer De Groot noemde — dat is het bericht dat Spanje een uitzondering zou behouden en Nederland niet — niet klopt. Alleen de Scandinavische landen hebben op dit moment de ruimte om af te wijken van de regels in de verordening. Dat gaat over de glastuinbouw. Daar is veel discussie over geweest omdat inderdaad ook Zuid-Europese landen een uitzondering wensten op de bestaande regels. Het compromis is nu om alleen de bestaande situaties gedurende een bepaalde termijn intact te laten. Dit betekent dat alleen de Scandinavische landen hun huidige uitzonderingspositie behouden, dat er verder voor alle andere landen niets verandert en dat er dus ook geen landen zijn die een nieuwe uitzonderingspositie krijgen. 

De voorzitter:

Een korte vraag, mevrouw Ouwehand. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De staatssecretaris dacht dat ik vroeg wanneer de Europese Commissie het tweede deel van het voorstel in procedure zou brengen, maar ik heb gevraagd naar zijn oordeel daarover. Dat is echt van belang, ook voor de stemmingen over het eerste deel, die criteria. De Commissie heeft gezegd dat zij de bestaande basiswetgeving wil amenderen. Die luidt nu: hormoonverstorende stoffen zijn verboden, behalve als de blootstelling voor mensen verwaarloosbaar is. De Commissie wil daarvan maken: hormoonverstorende stoffen zijn verboden, behalve als het risico voor mensen verwaarloosbaar is. Daarover gaat de discussie. De inschatting van in elk geval de Partij voor de Dieren is dat dit een verslechtering is ten opzichte van de bestaande basiswetgeving. Dat kan niet los worden gezien van de criteria die nu voorliggen. Ik zou graag van het kabinet horen dat het zich verzet tegen het voorstel van de Europese Commissie om de basiswetgeving te amenderen. 

Van Dam:

Daar hebben we al … Ik durf niet meer te zeggen hoe vaak we daar al over gedebatteerd hebben, maar ik denk echt de beoordeling van mevrouw Ouwehand niet de juiste is. Het gaat hier eigenlijk om de uitzonderingsbepaling op de regel. De regel is dat een stof, als er stoffen in zitten die wáárschijnlijk — niet eens zeker, niet eens aangetoond, maar waarschijnlijk — hormoonverstorend zijn, gewoon niet wordt beoordeeld, ténzij … Over dat laatste gaat het nu. In de huidige regelgeving staat "tenzij er sprake is van een verwaarloosbare blootstelling" en dat wordt "tenzij er sprake is van een verwaarloosbaar risico". Dat moet worden aangetoond door de aanvrager. Wat is nou het verschil? Een verwaarloosbare blootstelling zegt niet zo heel erg veel. Dat zegt namelijk alleen iets over de mate waarin je wordt blootgesteld aan een stof, maar dat zegt nog niets over het risico dat je loopt. Ook bij een verwaarloosbare blootstelling kun je in theorie natuurlijk risico lopen. Door uit te gaan van het risico dat er is voor een organisme, voor de mens, kun je daadwerkelijk zien of er, ook bij een heel beperkte blootstelling, misschien toch risico's zitten aan het gebruik van een hormoonverstorende stof. In mijn optiek betreft dit een verscherping van de huidige praktijk, omdat je hierdoor veel beter meet waar het daadwerkelijk om gaat. Het gaat immers om de vraag of je als mens het risico loopt dat je hormoonhuishouding verstoord wordt, ja of nee, ongeacht de mate waarin je wordt blootgesteld. 

De heer De Groot (D66):

Ik heb toch nog een vraag over de biologische landbouw. Een aantal Scandinavische landen hebben dus inderdaad een uitzonderingspositie gekregen en Nederland niet, maar mijn vraag had ook betrekking op de situatie in Spanje, waar grond wordt gestort op een rotsbodem waarop vervolgens biologisch wordt geteeld. Er is een enorme uitbreiding geweest van die teelt, tot 1.000 hectare. Daar wordt ook de Duitse markt mee opgezocht. Ondertussen zijn er in Nederland innovaties op substraat of kokos die op de Amerikaanse markt als "organic" gelden. Die uitzondering of die situatie in Spanje wordt kennelijk wel als grondgebonden gezien, terwijl de Nederlandse manier van telen niet toegestaan is in de nieuwe verordening. Dat zet de Nederlandse sector op achterstand. Ik wil graag weten hoe de staatssecretaris die situatie beoordeelt. Misschien kan hij dat laten weten in het verslag van de Landbouwraad in juli. 

Van Dam:

In de geannoteerde agenda die de Kamer krijgt, gaan we daar vanzelfsprekend uitvoerig op in. Uit de informatie die wij op dit moment hebben, blijkt niet dat de situatie die de Spanjaarden wel hebben geïntroduceerd, maar die niet conform de verordening was, nog langer gedoogd zou worden. Het enige wat nog langer gedoogd zal worden is de situatie in de drie Scandinavische landen, maar dat geldt dus niet voor de situatie in Spanje. Dat is de informatie die wij op dit moment hebben, maar ik zal daar in de geannoteerde agenda specifiek op ingaan, want dan hebben we ook de onderliggende stukken. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemmingen over de moties vinden aanstaande dinsdag plaats. 

De vergadering wordt van 18.51 uur tot 19.45 uur geschorst. 

Naar boven