4 Lerarentekort in het basisonderwijs

Aan de orde is het debat over het lerarentekort in het basisonderwijs. 

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom en ik geef het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks. 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Dinsdag begonnen 5.500 scholen een uur later met hun lessen. Een petitie van het PO-front met de oproep om te investeren in salarissen en om de veel te hoge werkdruk omlaag te brengen, is al bijna 370.000 keer ondertekend. De nood is hoog, dat zien we allemaal, maar de discussie ligt gevoelig nu er nog geen nieuw kabinet is en de huidige bewindspersonen vooral onduidelijkheid veroorzaken. Daar waar de PvdA-minister van Onderwijs zegt dat er geen extra geld is voor salarisverhoging, belooft de PvdA-minister van Sociale Zaken dat het kabinet wél de salarissen gaat verhogen. Dat het huidige kabinet de discussie over de begroting voor Prinsjesdag niet onderling, maar via de media voert, zorgt voor veel onduidelijkheid over wat het kabinetsstandpunt nu eigenlijk is. Ik zou het kabinet en met name minister Asscher bij dezen willen uitdagen om de daad bij het woord te voegen en dus bij de volgende begroting een inschatting te maken van de gewenste loonontwikkeling én een eerste stap te zetten, bijvoorbeeld door alvast 500 miljoen vrij te maken voor loonsverhoging en werkdrukverlaging. Graag een reactie. Ik overweeg een motie op dit punt. 

Ik heb dit debat niet aangevraagd om het alleen over salarissen te hebben, maar om met elkaar te bekijken hoe wij nu al het lerarentekort kunnen aanpakken. Want dat lerarentekort is er doordat de overheid al tientallen jaren een wispelturig beleid voert. Tot 1958 gold er een wet die het getrouwde vrouwen verbood om voor de klas te staan. Toen deze wet werd afgeschaft, was het al te laat. Werkende vrouwen waren vertrokken naar het bedrijfsleven. 

Ik kan mij ook nog de 1,1 miljard van onderwijsminister Plasterk herinneren in 2008. Dat geld zou gaan naar hogere salarissen en carrièremogelijkheden, maar de nullijn die datzelfde kabinet vervolgens invoerde, deed deze investering teniet. Zo zijn er talloze voorbeelden van kabinetsmaatregelen die zorgen voor onduidelijkheid. 

Ook de administratieve lasten, de regels en de controle vanuit het ministerie, maar ook vanuit de Tweede Kamer, maken het beroep minder aantrekkelijk. De instroom in de pabo daalde in 2015 ten opzichte van het jaar daarvoor met een derde. Wij zien dat er weinig herstel is en dat studenten die naar de pabo willen, worden afgeschrikt door de nieuwe instroomeisen. Even voor de duidelijkheid: ondanks dat GroenLinks ook niet blij is met de reken- en taaltoets in de huidige vorm, gaat het ons vooral om de kennistoetsen natuur en techniek, geschiedenis en aardrijkskunde. Ik vraag de minister of zij ook vindt dat deze maatregel niet goed heeft uitgepakt. Hebben we nu betere docenten voor de klas? Volgens mij niet. Een goede leraar word je door ervaring en een goede opleiding. Daarom zouden wij willen dat pabostudenten die zich willen bijspijkeren op het gebied van rekenen en taal of een van de kennistoetsen, daar niet extra voor hoeven te betalen. Ziet de minister iets in een systeem met vouchers, zodat pabostudenten die dat willen, zich gratis kunnen laten bijspijkeren? 

De minister geeft in haar brief ook aan dat het gebrek aan carrièremogelijkheden een reden is om niet voor het onderwijs te kiezen. Is zij hierover in gesprek met scholen? Lang niet overal is het personeelsbeleid zo ingericht dat leraren kunnen doen waar ze goed in zijn. De ene leraar staat graag fulltime voor de klas, terwijl anderen graag een deel van hun tijd zouden besteden aan het ontwikkelen van lesmateriaal of het coachen van minder ervaren collega's. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Rog wil interrumperen, maar bent u bijna aan uw afronding toe? 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben bijna aan het afronden, ja. 

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u eerst uw verhaal afmaakt. 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Wij vragen de minister in hoeverre scholen hun rooster aanpassen wanneer leerkrachten met een lerarenbeurs extra scholing willen volgen. 

Ik wil afsluiten met een wensenlijstje voor de nieuwe minister van Onderwijs. Ondanks dat wij nú maatregelen moeten nemen, zou ik het ook verstandig vinden om met een plan te komen voor, laten wij zeggen, de komende 25 jaar. We kunnen namelijk enigszins voorspellen hoeveel kinderen er worden geboren. Daaruit kunnen we ongeveer afleiden hoeveel leraren nodig zijn. Het lijkt GroenLinks verstandig dat we niet alleen voor de komende vier jaar kabinetsbeleid gaan ontwikkelen, maar ook zorgen voor een stabiele arbeidsmarkt op de langere termijn. Dit geeft zekerheid aan docenten en is daarmee ook goed voor ons onderwijs. 

De heer Rog (CDA):

Mevrouw Westerveld heeft dit debat over het lerarentekort aangevraagd. Ik probeer even te destilleren wat zij nu concreet voorstelt. Bij mij blijft hangen dat zij de instroomeisen op de pabo wil versoepelen. Ik vind dat eerlijk gezegd buitengewoon zorgelijk. Beseft mevrouw Westerveld wat dit betekent voor de kwaliteit en de status van het leraarschap? En beseft zij ook dat het op de lange termijn dus een negatief effect zal hebben op het lerarentekort? In Finland is een van de kenmerken van het systeem per slot van rekening een hoog opleidingsniveau. Veel mensen kunnen het niet en slechts de allerbesten gaan naar de lerarenopleiding. Wat is haar reactie daarop? 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De Tweede Kamer heeft een aantal jaar geleden besloten om de instroomeisen te verhogen. Dat heeft een afschrikwekkend effect. Even voor de duidelijkheid: wij stellen niet voor om het eindniveau van pabostudenten aan te passen. Wij zouden willen dat studenten die van de havo komen niet eerst een toets hoeven te maken, of dat ze een toets moeten maken waaruit blijkt welke deficiënties zij nog hebben, zodat in de jaren daarop bijvoorbeeld een bijspijkercursus kan worden aangeboden. We willen de instroomtoetsen dus echt afschaffen, maar niet tornen aan wat leraren aan het einde van de opleiding moeten kunnen en kennen. 

De heer Rog (CDA):

Maar weet mevrouw Westerveld ook wat de positieve consequenties zijn geweest van die verhoogde instroomeisen? Heeft zij kennis van het feit dat het aantal studenten dat uitvalt op de pabo in het eerste jaar is gedaald van ruim 18% naar 11%? Wil zij dan terug naar uitval van studenten die het niveau eigenlijk niet aankunnen? 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De uitval in het eerste jaar is inderdaad afgenomen, maar het aantal studenten dat begint aan de opleiding is nog drastischer gedaald, namelijk met ongeveer 30% in dat ene jaar. Dat vinden wij een groot probleem. Ons voorstel is om aan het begin te bekijken op welke punten een student nog essentiële kennis mist en ervoor te zorgen dat de student die kennis opdoet in de jaren dat hij naar de pabo gaat. We willen dus echt het onderwijs verbeteren en niet aan het begin al een toets afnemen en daarmee beginnende studenten afschrikken. 

De heer Rog (CDA):

Kan de microfoon aan, voorzitter? 

De voorzitter:

Al die nieuwe Kamerleden weten precies waar het knopje zit, maar u niet? Ga uw gang! 

De heer Rog (CDA):

Haha! Dank u, voorzitter. 

Voorzitter. In 2008 leefde de verwachting dat er binnen tien jaar een lerarentekort van enkele tienduizenden leraren zou ontstaan. Gelukkig is het zover niet gekomen, maar waar sommige paboafgestudeerden nog steeds om werk verlegen zitten, zijn de tekorten in verschillende groeikernen nu al pijnlijk voelbaar. Terecht keert het demissionaire kabinet zich tegen het inzetten van onbevoegde pabostudenten als volwaardige leraren, maar initiatieven zoals in Rotterdam-Zuid, waar pabostudenten een baangarantie in het vooruitzicht gesteld krijgen, omarmt het CDA van harte. 

Wij steunen de beleidslijnen van in-, door- en uitstroom van de lerarenopleidingen, het bevorderen van zijinstroom en het behoud van leraren, en het activeren van stille reserves. Hoe verhouden de ambities van de bewindslieden voor meer zijinstromers zich tot de bevoegdheidseisen van leraren? Voor het CDA is het duidelijk: wij willen voorkomen dat er gemarchandeerd wordt met de bevoegdheidseisen. Stimuleren van zijinstromers is goed, maar wij willen niet de kwaliteitseisen verlagen. Dat geldt ook voor de instroom bij de pabo. 

Hoe staat het met het initiatief van de Christelijke Hogeschool Ede, het teachnasium, waarbij scholieren en juist ook nadrukkelijk jongens en leerlingen met een migrantenachtergrond worden voorbereid op het leraarschap? Mogen we verwachten dat dergelijke initiatieven breder worden uitgerold? Wat gaan de bewindslieden daarvoor doen? Zijn zij het met mij eens dat de aantrekkelijkheid van het beroep van basisschoolleraar zou toenemen als studenten konden kiezen tussen een lerarenopleiding gericht op het jonge kind en een lerarenopleiding gericht op het oudere kind? We weten dat met name mannelijke leraren geïnteresseerd zijn om les te geven aan oudere kinderen. Daarmee kunnen ze wellicht eerder verleid worden om te kiezen voor het basisonderwijs. 

Er wordt 100 miljoen euro aan onderwijsgeld besteed om de WW-uitkering van werkloze leraren verder op te plussen. Is er al enig zicht op of de sociale partners bereid zijn om ermee akkoord te gaan dat onderwijsgeld dat nu wordt aangewend voor bovenwettelijke cao-regelingen, geïnvesteerd gaat worden in extra handen in de klas? 

Naast meer vertrouwen in de beroepsgroep, meer handen in de klas en minder bemoeizucht van de overheid kunnen een goed beloningsbeleid en carrièreperspectief een bijdrage leveren aan het voorkomen van het lerarentekort. In 2009 heeft het kabinet-Balkenende IV met het Convenant LeerKracht een impuls gegeven van 1 miljard euro om het lerarentekort af te wenden en om de kwaliteit van het leraarschap verder te stimuleren. Een van die maatregelen was de functiemix. Overheid, vakbonden en de PO-Raad kwamen toen overeen dat in 2015 48% van de basisschoolleraren één schaal hoger zou worden ingeschaald. Het is nu 2017, en niet 48%, maar slechts 26% van de leraren in het basisonderwijs is in die hogere LB-schaal geplaatst, terwijl Rinda den Besten van de PO-Raad in Nieuwsuur zei: "Geld dat komt voor salarissen gaat naar salarissen. Dat was de afgelopen jaren ook zo." Graag een reactie van de bewindslieden. Hoe vaak hebben zij de sociale partners inmiddels al aangesproken op het niet nakomen van deze overeenkomst? Hoe waarderen zij het feit dat vakbonden en PO-Raad zich achter PO in actie hebben geschaard en nu pleiten voor 100% van de basisschoolleraren in LB, terwijl zijzelf de afspraak om 48% van de leraren in LB in te schalen niet zijn nagekomen? 

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. Grotere klassen, hogere werkdruk, meer uitval, minder begeleiding, het samenvoegen van klassen en simpelweg slechter onderwijs, het zijn zomaar voor de vuist weg een paar gevolgen van het dreigende en op sommige plekken nu al bestaande lerarentekort in het basisonderwijs, het basisonderwijs dat nu al op klappen staat en deze week massaal het werk een uur neerlegde en met duizenden naar het Malieveld kwam met volstrekt terechte eisen: meer loon en minder werkdruk. Alle steun daarvoor vanuit de SP en fantastisch dat ze van zich laten horen. Daaruit blijkt wel het lastige aan dit debat: een structurele, grondige aanpak van het lerarentekort kan simpelweg niet zonder extra geld. Ik raad de Kamer dan ook van harte mijn amendement aan dat ik volgende week zal indienen tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota, dat eenieder heeft ontvangen. Een half miljard erbij om die verfoeide laagste schaal voor meesters en juffen af te schaffen. Dat verdienen ze, en ze verdienen ook een Tweede Kamer die niet blijft staren naar het Torentje, maar haar blik richt op het schoolplein. 

Wat ze niet verdienen, is het gedraai en gedraal van dit kabinet, dat wel of niet voor meer geld is, wel of niet vindt dat leraren niet zo moeten zeuren of wel, en wel of niet vindt dat het verschil tussen leraren op de basisschool en de middelbare school wel of niet terecht is. Graag op al die discrepanties wel even een reactie van beide bewindspersonen, los van elkaar, want hun reacties verschillen nog weleens. Dan kunnen we in de kranten wel lezen wat de vicepremier ervan vindt. 

Specifieker zou ik de functiewaardering waarop dit verschil is gebaseerd graag willen ontvangen. Die heb ik namelijk niet kunnen vinden. Dat zou gewoon openbare informatie moeten zijn. Niet voor niets is het lerarentekort in het basisonderwijs zo veel groter dan op middelbare scholen. Dat heeft hier alles mee te maken. Maar goed, dit kabinet is demissionair, en zolang dit kabinet niet meer geld uittrekt, zullen we toch kijken wat we dan nu binnen de marges wel kunnen doen. Er zijn wel wat voorstellen te bedenken. Zo is er voor zijinstromers een geschiktheidsonderzoek. Heel goed, maar dat onderzoek kan vele duizenden euro's kosten, die of door de instelling of door de aspirant-docent betaald moeten worden, als blijkt dat iemand niet geschikt is. Dat schrikt toch af? In principe wordt die test pas afgenomen nadat iemand is aangesteld. Ik kan me voorstellen dat het belemmerend werkt om een docent aan te nemen, als je niet weet of hij of zij uiteindelijk die test haalt. 

Ook is de financiële ruimte voor het begeleiden van zijinstromers nogal beperkt. Ik las dat het totale potje om zijinstromers in het primair onderwijs te helpen in totaal acht ton is. Dat is niet zo heel veel, als je ervan gaat dat het ongeveer €20.000 kost. Dan blijft er nog geld over ook, wat ik helemaal wonderlijk vind. Wat gaat er in deze regeling in vredesnaam fout dat zo'n klein bedrag nog steeds niet opgemaakt wordt? Het lukt ons niet om mensen te vinden die richting het p.o.willen. 

Dan nog iets over onderwijsassistenten: dames en heren die al ervaring hebben in de klas, weten wat ze te wachten staat en — we weten het allemaal — stiekem ook nog weleens een les draaien, maar die hun pabo wel zelf moeten betalen en het liefst in de avonduren les zouden willen, maar dat kan niet altijd. Ze hebben last van dat veel te kleine omscholingspotje. Daar moet toch winst te boeken zijn? Ik ga hier niet zeggen dat elke onderwijsassistent het uiteindelijk gaat halen om voor de klas te staan. We waren zeker niet van plan om de eisen voor leraren te gaan verlagen. Maar ik hoor van heel veel leraren en directeuren dat ze heel veel potentie zien in de kwaliteiten van de onderwijsassistenten. Laten we daar beginnen. Als ik het goed begrepen heb, krijgt een hbo'er tijdens zijn omscholing compensatie voor eventuele inkomsten die hij misgelopen heeft. Dan lijkt het mij een goed begin om te zeggen: als een mbo'er zich laat bijscholen om uiteindelijk de pabo te halen, waarom doen we dat dan ook niet? 

Ten slotte nog iets over de werkdruk en de cao. Daar gaat ook nog wel wat mis. Dat leidt tot uitval, zeker bij starters. Daardoor loopt het lerarentekort alleen maar op. Wat gaat het kabinet doen om, zeker bij flexers en docenten die op meerdere vestigingen werken, de begeleiding te verbeteren? Je weet hoe dat dan gaat: de ene vestiging schuift de verantwoordelijkheid naar de andere toe en uiteindelijk gebeurt er niks. Als er begeleiding is, wordt die nog weleens door iemand gedaan die tegelijkertijd leidinggevende is en uiteindelijk de functioneringsgesprekken voert. Dat is volgens mij niet overeenkomstig de cao. Ik zou graag willen dat daar iets aan gebeurt. 

Laten we als Kamer voor alles onze tanden laten zien. Het kabinet is demissionair, en wij niet, dus ik reken volgende week bij de Voorjaarsnota op uw aller steun voor mijn voorstel om de salarissen van leraren te verhogen. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Begrijp ik het nou goed dat de heer Kwint volgende week gaat voorstellen om uit een eenmalig potje de lerarensalarissen structureel op te hogen? 

De heer Kwint (SP):

Nee, dat begrijpt u niet goed. Ik stel nu eenmalig geld beschikbaar voor het verhogen van de lerarensalarissen in aanloop naar de nieuwe cao-onderhandelingen. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Hoe wordt dat dan in de jaren daarna betaald vanuit de SP? 

De heer Kwint (SP):

Ik neem aan dat wij gezamenlijk uiteindelijk een begroting gaan vaststellen waarin meer middelen voor leraren beschikbaar komen. Maar ik wil nu alvast een eerste stap zetten. 

De heer Rog (CDA):

Ik vind dat interessant. Wij hebben met elkaar afgesproken dat we voor een structurele bekostiging ook structurele middelen in gang zetten. Wat ik extra apart vind, is dat de SP nergens in haar verkiezingsprogramma structureel kan rechtvaardigen dat die LA-schaal wordt afgeschaft. Het lijkt er een beetje op dat u nu eenmalig iets leuks doet, en anderen daarna met de problemen opzadelt. Klopt dat? 

De heer Kwint (SP):

Het zou een beetje gek zijn als ik nu ja zou zeggen. Natuurlijk klopt dat niet. 

De heer Rog (CDA):

Het zou wel eerlijk zijn. 

De heer Kwint (SP):

Dat oordeel laat ik aan u over als ik straks mijn eigen antwoord heb gegeven. Nee, natuurlijk is dat niet wat er aan de hand is. Volgens mij hebben wij dinsdag met zijn allen geconstateerd dat er heel veel nodig is in het basisonderwijs. Ik heb heel veel partijen mooie dingen daarover horen zeggen op het Malieveld. Dat je nu een eerste stap zet om dat probleem aan te pakken, lijkt mij volstrekt logisch. Het enige alternatief is namelijk dat we hier blijven zitten, dat we het structureel willen maken en het op de formatietafel gaan neerleggen en dat we tegen leraren zeggen: u hoort nog van ons, wij wensen u een fijne zomervakantie. Daar pas ik voor. 

De heer Rog (CDA):

U probeert hier iets moois voor te stellen. Maar als het om eenmalig geld gaat, waarom doet u het dan niet met een eenmalige uitkering ter hoogte van dit bedrag? Waarom plaatst u anderen voor de gevolgen van een structurele maatregel die u maar voor één jaar bekostigt? Wees dan eerlijk: u wilt die leraren eenmalig een bonus geven van een half miljard; of u wilt ze eenmalig in een hogere schaal plaatsen en daarna weer terugzetten. U gaat het niet regelen voor de toekomst. U doet alsof u het gaat regelen, maar in werkelijkheid doet u het niet. 

De heer Kwint (SP):

We weten allemaal dat er cao-onderhandelingen aankomen, dus het lijkt me verstandig om daarom al een half miljard extra voor lerarensalarissen beschikbaar te stellen. Dat lijkt mij een mooi punt voor de leraren, zodat ze die onderhandelingen in ieder geval met een half miljard extra ingaan. Ik heb er alle vertrouwen in dat de sociale partners — althans, dat hoop ik — in het vervolgtraject de rest gaan regelen. Daar hebben leraren recht op. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik geloof dat de heer Kwint niet helemaal begrijpt dat de sociale partners alleen maar onderhandelen met geld dat ze van de overheid krijgen. Ze kunnen dus praten totdat ze een ons wegen, maar er komt geen euro bij. Dat geld zal hiervandaan moeten komen. Eerlijk gezegd stoor ik mij aan de continue ontkenning door de heer Kwint van het feit dat wat hij doet, buitengewoon goedkoop is. Hij wil namelijk dat wij met zijn allen eenmalig een bedrag van een half miljard voor een salarisverhoging beschikbaar gaan stellen, en verwacht dat de sociale partners dat daarna wel zullen oplossen. Nee, als we dat willen oplossen, dan zal dat hier moeten gebeuren. Hier, in deze Kamer, zal dat half miljard structureel uitgegeven moeten worden. Want personeelsuitgaven zijn, zoals de heer Kwint wellicht weet, structureel. Het is niet zo dat je dit jaar een salarisverhoging krijgt, en dat die er volgend jaar weer, hup, van af gaat. Als dat zou gebeuren, staat de SP ook weer op toetertjes te blazen en met vlaggetjes te zwaaien. Ik vraag de heer Kwint dus nog één keer: is dat half miljard, dat hij in zijn amendement vraagt, een aanzet tot een structureel salaris? En zo ja, waar haalt hij dan het geld vandaan? 

De voorzitter:

De interrupties moeten echt kort zijn. Echt waar. 

De heer Van Meenen (D66):

Ja, maar ik moet hem eerst iets uitleggen. 

De voorzitter:

Nee. Dit geldt voor iedereen: de interrupties moeten kort zijn. Ik ga daar vandaag echt heel erg op toezien. Het wordt dus heel vervelend, ben ik bang. Ook de antwoorden moeten kort zijn. 

De heer Kwint (SP):

Oké. In dat geval scheelt het dat de interruptie zo lang was, want het antwoord op de vragen van de heer Van Meenen zat al in zijn vragen: het is inderdaad een aanzet en ja, het zal uiteindelijk ook structureel geregeld moeten worden, maar volgens mij ontslaat ons dat niet van de verantwoordelijkheid om, waar we kunnen, ook incidenteel stappen te zetten. 

De heer Van Meenen (D66):

Het is niet te hopen dat de heer Kwint ooit nog werkgever wordt, want dan wens ik zijn personeel veel sterkte. Als hij toevallig een goed jaar heeft, krijgen zijn personeelsleden een structurele salarisverhoging, maar als het volgende jaar niet goed is, is die weer weg. Zo werkt het niet. Om tijd te besparen, hoef ik hetzelfde antwoord niet nog een keer te horen, maar ik heb in deze zaal echt nooit grotere onzin over dit onderwerp gehoord. 

De heer Kwint (SP):

Laat ik niet al te zeer oordelen over de gehoorcapaciteit van de heer Van Meenen. Die kan ik lastig inschatten, maar ik raad hem toch aan om wat vaker beter op te letten. 

Mevrouw Becker (VVD):

Een korte vraag: als de heer Kwint dit het goede idee vindt voor de leraren, waarom staat dit dan niet in het SP-verkiezingsprogramma? 

De heer Kwint (SP):

Er zijn heel veel goede ideeën om iets te doen aan het lerarentekort. Dit is daar één van. U hebt zojuist bijvoorbeeld ook de dingen over de klassenassistenten gehoord. Iedereen die zegt dat je met één druk op de knop het lerarenprobleem oplost, liegt. Je moet heel veel dingen doen, maar het lijkt mij ontegenzeggelijk waar dat de waardering van een beroep ook samenhangt met het salaris dat daarbij past. Dus ja, dit is een van de oplossingen waaraan je moet denken bij het aanpakken van het lerarentekort. 

Mevrouw Becker (VVD):

Maar u komt specifiek met dit voorstel. Dan is het interessant om te horen waarom de SP niet de keuze heeft gemaakt om ook met dit voorstel naar de kiezer te gaan en in het verkiezingsprogramma ook aan te geven hoe de SP daar structureel geld voor vrijmaakt. Of is het misschien zo dat het CPB dit niet wilde toekennen? Kan de heer Kwint aangeven of de SP dit altijd al had willen doen of dat dit voor de SP eigenlijk te duur was om te regelen en dat de SP nu toch mooie sier wil maken door dit dan maar eenmalig als een cadeautje te verkopen? 

De heer Kwint (SP):

Als mevrouw Becker dit "mooie sier" en "een "eenmalig cadeautje" vindt, zie ik geen enkele reden waarom zij tegen mijn amendement zou stemmen. Volgens mij kan niemand immers tegen een mooi cadeautje zijn, zeker voor de leraren die dat zo hard verdienen. Ik reken dus op haar steun. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is nog niet zo lang geleden dat jonge leraren in het basisonderwijs en paboafgestudeerden moeilijk aan het werk kwamen, want er zijn steeds minder leerlingen. Nu gaan op korte termijn veel leraren met pensioen en zijn er te weinig paboafgestudeerden om de dreigende tekorten tegen te gaan. Het is een enorme uitdaging om de kwaliteit van het onderwijs op peil te houden. De werkdruk die in het primair onderwijs al problematisch is, zal alleen nog maar toenemen. 

Het lerarentekort kent meerdere oorzaken. De instroom op de pabo is enorm gedaald. De belangrijkste reden is het verhogen van de eisen. De instroom is eenzijdig: weinig mannen, nauwelijks studenten met een migratieachtergrond en weinig gediplomeerden met een profiel in natuur of techniek. De minister meldde laatst trots dat het percentage mannelijke instroom op de pabo stijgt, maar wie naar de absolute cijfers kijkt, ziet dat dat komt omdat vrouwen blijkbaar worden afgeschrikt door de rekentoets, dus niet omdat er meer mannen naar de pabo komen. Ik ben er niet voor om de instroomeisen te verlagen, maar ik vraag de staatssecretaris en de minister wat er gedaan kan worden om het mbo en het havo beter op de pabo aan te laten sluiten. Het kan toch niet zo zijn dat onze juffen en meesters niet kunnen rekenen? 

De ChristenUnie zou graag zien dat er structurele maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat er meer "kerels voor de klas" komen, zoals mijn initiatiefnota heette. Zowel mannelijke als vrouwelijke docenten presteren immers beter in teams met diversiteit. Sterke teams hebben mannen en vrouwen nodig. 

Gebrekkige carrièreperspectieven zijn voor studenten de belangrijkste reden om te kiezen voor een ander beroep. Daarnaast speelt ook de beloning een rol. Nederland blijft achter in de ontwikkeling van carrièremogelijkheden voor leraren. Dit is onderdeel van de Lerarenagenda. Ik lees in de brieven wat er wordt gedaan, maar ik wil graag weten wat er inmiddels op dit punt concreet is bereikt en welk perspectief de staatssecretaris ziet op betere carrièreperspectieven. 

Naast het aantrekken van nieuw talent is het behouden van leraren voor het vak van groot belang. Begeleid en ontlast beginnende leraren en zijinstromers. Zorg voor meer en betere mogelijkheden om te professionaliseren. En verlaag de werkdruk. De werkdruk is namelijk een van de aspecten die leraren het leven zuur maken. Dit is van mij een oproep aan de bestuurders en schoolleiders, net zozeer als of misschien nog wel meer dan aan de staatssecretaris. Na de manifestatie op het Malieveld afgelopen dinsdag liep ik een stukje op met een ervaren lerares uit Zeist. Ze is inmiddels met pensioen en werkt nu als invalkracht. Ze heeft het plezier in het vak weer teruggevonden. Waarom? Omdat ze niet aan alle verplichtingen en administratie hoeft te denken. Ze is bevrijd van de risicomijdende cultuur op haar school. Leraren hebben last van administratieve verplichtingen, die onder andere worden opgelegd door besturen of samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden bestaan op grond van samenwerken en moeten geen extra toezichtsorganen zijn die onnodige administratieve lasten opleggen. Op welke wijze ziet de staatssecretaris erop toe dat samenwerkingsverbanden geen onnodige administratie van docenten vragen? Welke mogelijkheden heeft hij om deze verbanden indien nodig bij te sturen? Van mijn kant ben ik bereid om minder te debatteren over passend onderwijs als dat de verantwoordingsdruk bij de scholen vermindert. Een school in Harderwijk riep mij op om lef te tonen en de daad bij het woord te voegen: kom dan eens niet naar zo'n debat, want dan hoeven wij geen verantwoordingsdocumenten in te vullen! 

Ik sluit af. Goed onderwijs is de ChristenUnie veel waard. Dat bleek bij het herfstakkoord, waardoor mede dankzij de ChristenUnie honderden miljoenen extra voor het onderwijs beschikbaar zijn gekomen, boven op het extra geld dat in de afgelopen jaren al is geïnvesteerd in het onderwijs. Maar duidelijk is dat daarmee niet alle problemen als sneeuw voor de zon zijn verdwenen. Daarvoor is de problematiek van werkdruk en lerarentekorten te weerbarstig. Dat er een probleem is in het onderwijs, is evident. Ik vind dat we het onderwijs vandaag niet blij moeten maken met een dode mus van eenmalig geld. Dit moeten we goed regelen. Het is een van de grote opgaven van het volgende kabinet om op dit punt stappen te zetten, samen met werkgevers, in de PO-Raad en met schoolleiders en leraren. En ja, dan is er ook extra geld nodig voor onderwijs, dat gericht moet worden ingezet om werkdruk te verminderen en kwaliteit te verhogen. 

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Het vak van leraar is een vak waarover velen met warme woorden spreken. Dat is terecht. Het is een grote eer en een fantastische roeping om bij te mogen dragen aan de kennis en kunde van de komende generatie, die zal bijdragen aan ons land. Het vak van leraar verdient dus respect. Volgens mij is iedereen het daar wel over eens. Toch lopen velen in ons land niet warm om leraar te worden. Dit probleem is urgent. Door de daling van de uitstroom aan de pabo en een toename van de pensioenuitstroom uit het onderwijs zal er vanaf 2017 een steeds groter lerarentekort optreden. In 2025 zal er in het primair onderwijs mogelijk een tekort zijn van 10.000 voltijdmedewerkers. Hierdoor staat de persoonlijke aandacht en ondersteuning van leerlingen onder druk en zal de komende generatie misschien niet kunnen profiteren van het onderwijs zoals de huidige generatie. 

Er is dus actie nodig om het lerarentekort terug te dringen. Ten eerste vraagt dit om een betere financiële waardering van de leraren in het basisonderwijs. Jarenlang hebben deze bevlogen en betrokken mensen op de nullijn gestaan en nog steeds verdient een leraar in het voortgezet onderwijs meer dan een leraar in het primair onderwijs. Terecht zegt dan ook een derde van de havisten, vwo'ers en mbo-4-studenten dat het startsalaris van een leraar omhoog zou moeten en er meer doorgroeimogelijkheden zouden moeten zijn in het loon om een carrière als leraar te overwegen. Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook of zij het eens is met haar partijgenoot en collega minister Asscher dat er bij de komende begroting maatregelen moeten worden genomen om de salarissen van leraren te verhogen. Graag krijg ik hierop een reactie. 

Ten tweede is het nodig om leraren meer carrièreperspectief te bieden. Voor 60% van de vwo'ers geldt het gebrek aan intellectuele uitdaging en aan carrièreperspectief als reden om niet het onderwijs in te gaan. Veel leraren willen zich graag ontwikkelen tot onderwijsontwikkelaar of onderzoeker, maar hier is in de praktijk nog onvoldoende ruimte voor. De minister laat een verkenning uitvoeren om dit probleem te verhelpen. Pas in het najaar horen we over mogelijke oplossingen. Wij vragen de minister om in de tussentijd in ieder geval te stimuleren dat scholen in samenwerkingsverbanden ruimte kunnen creëren voor specialistische functies waarin leraren kunnen doorgroeien. Want als scholen samenwerken, is er misschien wel ruimte voor die onderzoeksfunctie. Dat kan misschien nét de reden zijn voor een academicus om wél het onderwijs in te gaan. 

Ten derde moeten we werk maken van de reductie van de werkdruk. Stress, burn-outgevallen en ziektes leiden tot uitval. Dit draagt bij aan de onaantrekkelijkheid van het vak en aan het lerarentekort. De oproep die DENK in eerdere debatten al heeft gedaan, herhaal ik daarom vandaag. Schaf onnodige regels af. Stel klassenassistenten aan en werk aan de inspectiedruk. 

Tot slot moeten we ervoor zorgen dat de instroom van bepaalde groepen wordt vergroot, zonder dat we inboeten op kwaliteit. In dit kader vind ik dat we eerst moeten kijken naar de mannen, want het onderwijs lijkt steeds meer een vrouwenberoep te worden. Vrouwen zijn twee keer zo vaak geïnteresseerd in een lerarenopleiding voor het primair onderwijs dan mannen. Een heel groot gedeelte van de Nederlandse bevolking loopt dus niet warm voor het prachtige vak van leraar. Daar komt nog eens bij dat het lerarenkorps hierdoor geen goede afspiegeling vormt van de samenleving. Heeft de minister er eigenlijk wel zicht op waarom mannen minder vaak kiezen voor dit prachtige beroep? Zo nee, is zij bereid om dit te laten onderzoeken? 

Mijn tweede vraag op dit punt gaat over de actiepunten. De heer Bruins van de ChristenUnie heeft een prachtige initiatiefnota opgesteld over mannen voor de klas. In reactie hierop gaf de regering aan, geen extra maatregelen te zullen nemen. Waarom niet? Waarom geen lerarenambassadeur? Denk aan meester Bart, immens populair op Facebook. Waarom niet meer werk maken van het delen en stimuleren van werkende initiatieven? Waarom geen streefcijfers? Ik krijg graag een reactie op deze punten. 

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter. We spreken vandaag over het lerarentekort in het basisonderwijs en over de vraag hoe we dat kunnen oplossen. Dat kun je volgens de Partij voor de Dieren niet los zien van de salarissen. Het tekort kan oplopen tot 10.000 voltijdsbanen in 2025. Het gaat over docenten, die werken, waken, vormen, leren, beschermen, regelen, verzorgen en begeleiden. Het gaat over het belangrijkste onderdeel van onze toekomst, namelijk onze kinderen. Dat is onvoorstelbaar belangrijk. Ik kijk even of er kinderen op de publieke tribune zitten. Er zitten wat oudere kinderen, zie ik. 

De tekorten zijn niet nieuw. Op de website van OCW staat een keur aan maatregelen die zijn genomen of worden genomen. In de Kamerbrief van 26 juni schrijven de minister en de staatssecretaris zes maatregelen op, dus zes oplossingslijnen. Wat opvalt in die Kamerbrief, is dat er geen enkele aandacht wordt besteed aan het waarom. Waarom is er zo weinig instroom en dus een tekort in de beroepsgroep, terwijl de intrinsieke beloning zo hoog is? Wat is er gebeurd in de afgelopen decennia? Die analyse ontbreekt geheel. Wij snappen ook wel dat je, als het huis in brand staat, eerst gaat blussen. En laat de bewindslieden vooral hard doorgaan met hun zes lijnen, maar we zijn het aan onszelf verplicht om begrip te hebben van de oorzaken. Graag hoor ik een reflectie van de minister. Om in onderwijstermen te spreken: waarom blijven we zitten? 

De beweging PO in actie vertelt ons inmiddels waar het om gaat: eerlijke salarissen en minder taken. Daarin ligt volgens ons ook de sleutel om het lerarentekort succesvol aan te pakken. De aanbevelingen voor wat er naast de Kamerbrief nog meer kan gebeuren, zijn natuurlijk voor een deel al gegeven in het verleden, zoals het afschaffen van de LA-functieschaal. Daarover gaat de motie van collega Beertema, die we zullen blijven steunen. 

Dat brengt ons op wat wij zouden willen voorstellen. Dat is gebaseerd op gesprekken — noodkreten zo u wilt — met diverse leerkrachten, op een eigen ervaring van vier jaar als zijinstromer en uiteraard op de Kamerbrief, waarin de bewindslieden zes oplossingslijnen bieden. 

We zouden eerst met een eenvoudige maatregel willen aansluiten op lijn … Tja, dat is het probleem met lijntjesdenken. Het verlichten van de werkdruk is geen aparte leerlijn. Op veel scholen — nu kom ik op het voorstel — moeten de leraren zelf de overblijf doen, omdat … Ja, waarom niet? Ze zijn er toch al en ze moeten toch eten. Laten we dat verplicht afschaffen en scholen de middelen geven om dat anders op te lossen. Laten we docenten een rustige lunch gunnen. Zie het als een soort rijtijdenbesluit. Zijn de bewindslieden daartoe bereid? 

Dan kom ik op twee initiatieven die zouden passen in de lijn van anders organiseren en innovatieve ideeën, en die ook passen binnen de Operatie Regels Ruimen. Zijn de minister en de staatssecretaris bereid om geld beschikbaar te stellen zodat er twee groepen uit het p.o., dus uit het veld zelf, kunnen worden gefinancierd en vrijgemaakt? De eerste groep gaat bekijken welke volstrekt overbodige rapportageregels de prullenbak in kunnen. We krijgen veel voorbeelden van rapportages die moeten worden gemaakt en in systemen moeten worden ingevoerd, maar waar verder niets mee gebeurt. Maar als je ze niet maakt, staan ze garant voor een hoop heibel en stress, want de directeur vindt dat het nou eenmaal moet. Laten we die groep de "commissie snoeien" noemen. De minister en de staatssecretaris zullen dan misschien zeggen: dat kan niet, want dat hangt af van wat de inspectie voorschrijft. Daar hebben we ook aan gedacht. Er komt namelijk een tweede groep. Die gaat bekijken welke regels de inspectie wel nodig acht, maar die in de praktijk niets bijdragen aan de kwaliteit. Laten we die de "commissie inspectie van de inspectie" noemen. 

Deze twee groepen uit het onderwijs zelf geven wij iets wat al lang geleden lijkt te zijn vervangen door rapportages, administratie, management en tussenlagen, namelijk vertrouwen. Het vertrouwen dat het beter zal gaan en de werkdruk zal afnemen als scholen het zelf mogen regelen. Dat betekent dat de uitkomsten van beide commissies bindend moeten zijn. 

Geef dat vertrouwen. Dat en een veel betere beloning is wat er gevraagd wordt. Waarom dat niet gegeven? Het zou dan zomaar zo kunnen zijn dat een beroep dat gedreven wordt door intrinsieke motivatie, dat goed betaald wordt en goed geregeld is, die tienduizenden aantrekt. 

Mevrouw Becker (VVD):

Voorzitter. Ouders willen een school voor hun kind met voldoende goede leraren. Maar met de dalende instroom in de pabo en de snel uitstromende groep oudere leraren ontstaat in de toekomst een tekort. In sommige regio's en in de Randstad is dit nu al voelbaar. Als je als ouder wordt geconfronteerd met wisselende leraren en noodgrepen als grotere klassen en invliegende stagiairs, maak je je zorgen over de kwaliteit van onderwijs. De prangende vraag is: hoe zorgen we voor meer goede leraren voor het basisonderwijs? 

Het kabinet is hier al veel langer mee bezig dan vandaag. Het heeft ons opnieuw een brief gestuurd met aanvullende maatregelen. Het wil afspraken maken met tekortregio's, zijinstroom makkelijker maken en mensen met een bevoegdheid stimuleren weer voor de klas te gaan staan. Wij juichen deze brede aanpak toe. Wel willen we weten of dit pakket aan maatregelen voldoende is. Heeft het kabinet berekend of hiermee het lerarentekort in 2020 niet 4.000 fte maar daadwerkelijk nul is? Wat houden afspraken in regio's concreet in? Kan het kabinet een voorbeeld geven van maatregelen? Hoe ziet het kabinet in de praktijk de maatregel om bevoegde mensen in een uitkering te stimuleren weer in het onderwijs te gaan werken? Waaraan wordt die beschikbare 1,25 miljoen euro precies besteed? Hoe voorkomen we dat leerlingen de dupe worden van een moeizaam re-integratietraject? 

Sommige partijen roepen vandaag: los het lerarentekort op en verhoog de lonen of verlaag de instroomeisen. Maar zo simpel ligt het niet. Als je aan studiekiezers vraagt wat hun belangrijkste reden is om niet voor het lerarenvak te kiezen, is een veel gegeven antwoord het gebrek aan carrièremogelijkheden en professionele ontwikkeling. De oplossing ligt wat de VVD betreft dan ook in het aantrekkelijker maken van het lerarenvak. Als leraar moet het normaal zijn dat je werkt in een professionele, uitdagende werkomgeving, waar je niet weg hoeft voor de klas om carrière te maken en waar je bovendien niet gebukt gaat onder stapels administratieve verplichtingen, maar tijd hebt om les te geven. 

Gelukkig is het kabinet bezig de randvoorwaarden voor een aantrekkelijk vak te verbeteren. De opleidingseisen zijn verhoogd en er wordt gewerkt aan verlaging van de werkdruk via onder andere Operatie Regels Ruimen. Ik kijk overigens uit naar de voorstellen voor Operatie Regels Ruimen 2.0 naar aanleiding van mijn motie. Ook wordt er gewerkt aan de professionalisering via onder andere het Nationaal Onderwijsakkoord en de Lerarenagenda. Maar als je als leraar jezelf blijft uitdagen en steeds dat stapje extra zet, moet je je aan het eind niet hoeven af te vragen waarvoor je het eigenlijk doet. Voor elk jaar een klein stapje in de schaal zonder echt groeiperspectief en zonder extra beloning? De VVD wil dat leraren daadwerkelijk carrière kunnen maken voor de klas. Ik heb daar een paar vragen over. 

De versterking van de functiemix was ooit bedoeld om meer leraren in het basisonderwijs het perspectief op een hogere schaal te bieden. Het doel van 40% is echter niet bereikt. Hoe verklaren de bewindspersonen dit? Een andere vraag gaat over een onderzoek dat mijn collega Duisenberg heeft gevraagd aan de staatssecretaris naar meer carrièrepaden in het loongebouw in het onderwijs. De staatssecretaris heeft de VVD toegezegd, hierover met sociale partners om tafel te gaan zitten om concrete stappen te kunnen zetten, zodat leraren door sectoren heen kunnen breken en meer mogelijkheden hebben om carrière te maken. Kunnen wij de uitkomsten hiervan nog steeds na de zomer verwachten? Kan de staatssecretaris misschien al een tipje van de sluier oplichten over de manier waarop het overleg hierover met de sociale partners gaat? 

Tot slot. Om lerarentekort tegen te gaan, moet het vak van leraar aantrekkelijker worden, maar de sleutel daarvoor ligt zeker niet alleen in Den Haag. Scholen maken in de praktijk veel verschil. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel van de basisscholen momenteel op regelmatige basis bijvoorbeeld een functioneringsgesprek voeren met hun leraren en met hen persoonlijke ontwikkeldoelen afspreken? Welke mogelijkheden heeft het kabinet om scholen hierin verder te stimuleren? Want iedere leraar verdient een uitdagende professionele werkomgeving waarin hij of zij maximaal wordt uitgedaagd. 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De VVD, mevrouw Becker, heeft het over meer carrière maken voor de klas. Dat is een mooi pleidooi. Veel leraren zeggen inderdaad dat ze graag meer carrièremogelijkheden zouden willen. Is mevrouw Becker het met mij eens dat daar een passend salaris bij hoort? Zo ja, vindt de VVD dan ook dat het salaris van leraren best wel wat omhoog kan? 

Mevrouw Becker (VVD):

Het is natuurlijk lastig om vandaag te praten over extra geld voor onderwijs, maar ik zal toch een poging doen aan de hand van wat in het verkiezingsprogramma van de VVD staat. De VVD gelooft niet zozeer in het afschaffen van bijvoorbeeld de hele onderste schaal. Daarmee leg je eigenlijk een grote zak met geld in het onderwijs neer en geef je iedereen een klein beetje erbij. Daarmee maak je de verschillen kleiner in plaats van dat je het perspectief vergroot. Wij vinden dat je gericht zou moeten investeren in leraren en hebben daar verschillende voorstellen voor gedaan. Wij hebben bijvoorbeeld een voorstel voor meer en voor meer ondersteuning van leraren in de eerste jaren gedaan. Ook hebben wij voorgesteld dat de beste leraar net wat meer zou kunnen verdienen. Als je naar het loongebouw en de mogelijkheid van meer carrièrepaden kijkt, kan het, zo denken wij, best weleens zo zijn dat individuele leraren veel meer mogelijkheden krijgen, zonder dat dit per se extra geld hoeft te kosten voor het onderwijs. Want er is wel een misverstand. Men doet net alsof er de laatste jaren al niet heel veel extra geld naar het onderwijs is gegaan om salarissen te verbeteren. Er is nooit bezuinigd op onderwijs. Vanaf 2015 stijgen de lonen in het onderwijs weer sneller dan de markt. 

De voorzitter:

Dat was een heel lang antwoord. Maar goed. 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vind het wel interessant dat mevrouw Becker hier weer begint over de prestatiebeloning. We horen de VVD wel vaker zeggen dat je betere leraren een beter salaris zou moeten geven. Weet mevrouw Becker ook dat veel leraren en het onderwijsveld zelf zeggen dat ze die prestatiebeloning helemaal niet zo'n goed idee vinden? Wij zouden er eigenlijk voor moeten zorgen dat vooral het carrièreperspectief beter wordt, onder andere door een generieke salarisverhoging. 

Mevrouw Becker (VVD):

De VVD stelt en-en voor. Kijk nou eens naar de carrièrepaden. Dat kunnen wij volgens mij nu al doen. Dat hangt niet van een formatie of van extra geld af. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris gaat zeggen over het onderzoek en wat dat heeft opgeleverd. "Prestatiebeloning" is misschien een beetje een vervuild woord geworden, maar het erom dat er mogelijkheden tegenover moeten kunnen staan als een leraar een extra specialisatie of opleiding doet of net een stapje extra zet. Dan moet je net wat extra beloond kunnen worden. Die mogelijkheid is er op scholen zelf. Als docenten daar zelf geen behoefte aan hebben, dan hoeft dat niet. Maar wij vinden dat die mogelijkheid er wel moet zijn. 

De voorzitter:

De heer Kwint, tenminste, ik denk dat de heer Kwint iets wil vragen. 

De heer Kwint (SP):

Zeker, ik hing hier niet puur om recreatieve redenen rond. Ik vond dat mevrouw Westerveld het heel netjes zei. Ik heb echt nog geen leraar gehoord die enthousiast wordt van die "Beckerbonus". Niemand zit te wachten op de concurrentie in de lerarenkamer. Mijn vraag gaat over het aantrekkelijk maken van het beroep. Volgens mij kunnen wij elkaar op dat vlak vinden. Hoe verklaart de VVD het verschil in omvang van het lerarentekort tussen de basisschool en de middelbare school, tussen het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs? 

Mevrouw Becker (VVD):

Ik vind dit een interessante vraag. Ik heb geen onderzoek gedaan naar de beweegredenen van mensen om eerder te kiezen voor het voortgezet onderwijs dan voor het primair onderwijs, want dat suggereert de heer Kwint. Ik ken die cijfers niet. Ik weet het niet. 

De heer Kwint (SP):

Het staat ook in de brieven die ons zijn toegestuurd. Als je naar het verwachte lerarentekort kijkt, dan is dat een factor 2,5 hoger in het primair onderwijs dan in het voortgezet onderwijs; ik zeg dit nu uit mijn hoofd. Zou de aantrekkelijkheid van het beroep zich ook kunnen uiten in het bedrag dat je aan het einde van iedere maand krijgt overgemaakt als dankzegging voor het uitvoeren van het beroep? 

Mevrouw Becker (VVD):

De enige feitelijke gegevens waarop ik mij kan baseren, staan in het Kompasonderzoek dat het kabinet heeft meegestuurd. Aan studiekiezers is gevraagd naar hun motivatie om niet te kiezen voor het vak van leraar. In antwoord daarop werd soms het salaris genoemd, maar opmerkelijk is ook dat als aan leerlingen werd gevraagd welk salaris er naar hun mening wordt verdiend, dat heel vaak werd onderschat. Ik denk dat ook daar nog een kans ligt door ervoor te zorgen dat onder studiekiezers meer duidelijkheid komt over het bedrag dat een leraar verdient. Dat is een onderdeel. 

Het tweede onderdeel is de vraag hoe wij het vak aantrekkelijker maken en meer carrièreperspectief gaan bieden, want dat is ook een belangrijke reden waarom mensen uiteindelijk niet voor het onderwijs kiezen. 

De heer Kwint (SP):

Ik denk dat wij het niet eens worden. Concluderend zou ik het kabinet ernstig willen afraden om het salaris van een basisschoolleraar al te actief te communiceren als het meer leraren wil werven, want ik vrees dat dat wel eens een averechts effect zou kunnen hebben. 

De heer Kuzu (DENK):

Wij zijn het met de VVD eens over het carrièreperspectief; dat moet worden verbeterd en daarvoor heb ik ook voorstellen gedaan. De woordvoerder van de VVD spreekt constant over onderzoeken, feiten en allerlei rapporten die in het verleden zijn verschenen. Heeft mevrouw Becker de afgelopen tijd wel eens met een leraar gesproken en, zo ja, wat is daar dan uitgekomen? 

Mevrouw Becker (VVD):

Dank voor de vraag van DENK. Overigens doen wij hier vandaag allemaal voorstellen. DENK stelt voor om het startsalaris te verhogen, maar zij heeft daarvoor geen voorstellen gedaan in haar verkiezingsprogramma. Ik wil mij als lid van de VVD baseren op de feitelijke gegevens, maar ik spreek ook met leraren. Ik heb op de terugweg van het Malieveld nog met een leraar gesproken. Ik heb aan haar gevraagd waarom zij daar die dag stond. Misschien was het toeval, want er stonden daar natuurlijk ook veel leraren wel vanwege het salaris, maar zij zei: "Het gaat mij niet om het salaris, het gaat mij om de werkdruk, want ik kom veel te weinig toe aan lesgeven. Ik heb dit aangekaart bij het schoolbestuur want ik vind dat ik veel te veel papieren rompslomp heb, maar het bestuur zegt dat het aan mij ligt. Ik kom daar niet met het bestuur uit. Daarom ga ik nu naar het speciaal onderwijs, daar krijg ik een kleinere klas en dan kom ik wel toe aan lesgeven." Dat was voor mij een voorbeeld dat wij er echt voor moeten zorgen dat leraren meer in een positie worden gebracht om het gesprek op hun eigen school aan te gaan om die papieren werkdruk terug te dringen. 

De heer Kuzu (DENK):

Het is bijzonder om te zien hoe vakkundig mevrouw Becker probeert de discussie weg te halen bij het salaris en meteen over te gaan naar werkdruk en allerlei andere facetten, die zeker ook heel belangrijk zijn. Zij kan toch niet menen dat zij in de afgelopen tijd echt geen enkele leraar heeft gesproken die het met haar heeft gehad over de onderbetaling in het primair onderwijs op dit moment? Zo nee, dan wil ik wel een blik leraren opentrekken die haar daarover het nodige kunnen vertellen. 

Mevrouw Becker (VVD):

Volgens mij heb ik niet gezegd dat ik geen enkele leraar heb gesproken die dat heeft gezegd. De woordvoerder van DENK vroeg met welke leraar ik het laatst heb gesproken en wat daaruit kwam. Ik heb daar een eerlijk antwoord op gegeven. Ik vind het belangrijk dat, als wij met leraren spreken, wij hen ook het eerlijke verhaal vertellen. DENK doet vandaag een voorstel voor het verhogen van de startsalarissen, maar zij heeft daarvoor in het verkiezingsprogramma nul euro opgenomen. Daar staat de VVD niet voor; zij wil graag het eerlijke verhaal vertellen aan leraren. 

De voorzitter:

Dit wordt uw tweede interruptie, mijnheer Kuzu. Het hoeft niet. 

De heer Beertema (PVV):

Ik herken het verhaal van mevrouw Becker. Veel leraren die ik spreek, vooral leraren in het basisonderwijs, beginnen meteen een beetje verontschuldigend te vertellen dat het niet om het salaris gaat. Is mevrouw Becker het met mij eens dat zij dat soort mensen onmiddellijk de oren moet wassen, juist zij als VVD'er, als liberaal, die toch streeft naar wat meer in het leven dan dat beneden modale? Is zij het ermee eens dat je dat soort mensen de oren moet wassen en moet zeggen: hou daar eens mee op? Je hebt gewoon een beroep, je hebt een professie, en cijfer je niet altijd weg dat het niet om het geld gaat. Natuurlijk gaat het om het geld. Natuurlijk moet er een eerlijke beloning tegenover staan. Bent u dat met mij eens? 

Mevrouw Becker (VVD):

Nee, ik ben dat niet met de heer Beertema eens. Als wij als politici aan mensen die ons vertellen wat zij in de praktijk ervaren gaan vertellen wat zij zouden moeten vinden, dan hebben we een probleem. Ik vind het juist heel mooi dat er leraren zijn met intrinsieke motivatie voor hun vak, die zeggen: het gaat mij niet om het salaris, maar op dit moment werk ik mij wel een slag in de rondte en zie daar soms te weinig perspectief tegenover staan. Daar moeten we wat aan doen. Dat heb ik vandaag naar voren gebracht. 

De heer Beertema (PVV):

Toch maken juist deze mensen, die zichzelf financieel zo wegcijferen en alleen zeggen dat ze er voor de kinderen zijn, het voor de andere mensen heel moeilijk om eindelijk eens in actie te komen voor een degelijk salaris. 

De heer Van Raan (PvdD):

Is mevrouw Beertema ... Mevrouw Becker, excuses. Is mevrouw Becker het met mij eens over het volgende? Als de werkdruk met, laten we zeggen, 15% verminderd wordt en mevrouw Becker niet voor een loonsverlaging van 15% gaat pleiten, dan is dat toch in principe een salarisverhoging? 

Mevrouw Becker (VVD):

Nou, nee, eigenlijk niet. Ik denk daar hardop over na. Ik denk dat het probleem van de werkdruk een apart probleem is en dat we niet kunnen zeggen: als de werkdruk nou maar naar beneden gaat, hebben we geen behoefte meer aan een verbeterd carrièreperspectief. Het zijn twee dingen en we moeten ze allebei aanpakken. We moeten de werkdruk terugdringen, waar het kabinet hard mee bezig is met Operatie Regels Ruimen; ik ben benieuwd hoe het staat met Operatie Regels Ruimen 2.0. Daarnaast moet er carrièreperspectief zijn. Dat kan ook betekenen dat er gerichte investeringen kunnen komen in het salaris. We kunnen daar vandaag natuurlijk niet op vooruitlopen, want er wordt geformeerd, maar het is wat mij betreft en-en. 

De heer Van Raan (PvdD):

Maar als de werkdruk niet wordt verlaagd door taken te laten vallen en die weggevallen taken door anderen worden vervuld, en als de docenten die deze taken niet meer hoeven te vervullen hetzelfde salaris blijven verdienen, dan spreek je toch de facto van een salarisverhoging? Dat kan niet anders. Of moeten we nog een keer samen de rekentoets maken? 

Mevrouw Becker (VVD):

Misschien hebben de heer Van Raan en ik een andere definitie van werkdruk. Volgens mij gaat het niet zozeer om het verminderen van taken, maar om het wegnemen van bijvoorbeeld de administratieve rompslomp waar heel veel docenten onder gebukt gaan en de vraag of je extra ondersteuning in de klas kunt organiseren, dus dat er extra handjes komen voor leraren zodat ze kunnen toekomen aan waarvoor ze aangenomen zijn: lesgeven. Dat zit hem dus niet in minder taken, maar wel in op een andere manier werkdruk tegengaan. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik ben blij dat mevrouw Becker in haar bijdrage heeft gezegd dat ze de LA-schaal niet wil afschaffen. Sommige partijen willen dat, maar volgens mij maak je het carrièreperspectief dan juist platter. LA mag dus best blijven bestaan. Maar is ze het ook met me eens dat er minder leraren in LA horen te zitten? Zie de afspraken over de functiemix. Als je LB waard bent, moet die promotie er ook zijn en kan het niet zo zijn dat je vanwege financiële problemen opeens niet betaald krijgt wat je wel hoort te verdienen. 

Mevrouw Becker (VVD):

Volgens mij zijn de heer Bruins en ik het in die zin eens dat het goed is om eens na te gaan wat de reden is dat die 40% niet gehaald is. Dat heb ik ook gevraagd aan de staatssecretaris. Er is geld voor beschikbaar gekomen en er zijn ook verwachtingen bijgekomen. Ik ben heel benieuwd of de schoolbesturen het niet wilden, of dat er ook iets aan de kant van de docenten zat. Ik zou dus graag de reden willen weten en wacht het antwoord af. 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Een goede vriend van mij is leraar in het basisonderwijs. Hij noemt zichzelf liever onderwijzer. Hij is iets jonger dan ik en moet nog maar kort. Dan kan hij met pensioen. Daar kijkt hij reikhalzend naar uit. Hij is namelijk diep ongelukkig. Hij heeft zo veel plezier gehad in zijn werk. Jarenlang was hij zo'n gepassioneerde onderwijzer, een leraar met een verhaal, u kent ze wel, zo'n omgevallen boekenkast die ontzettend veel wist van geschiedenis, onze vaderlandse geschiedenis vooral, waarover hij spannende verhalen kon vertellen. Een leraar bij wie zijn leerlingen en de ouders altijd terechtkonden. Zo'n leraar die je de rest van je leven niet meer vergeet. 

Lastig was hij ook, hoor, vooral de laatste jaren, toen hij te maken kreeg met managers en bestuurders die hem en al zijn collega's — intussen waren dat bijna allemaal vrouwen geworden die parttime werken — maar wilden controleren en bedillen, niet alleen in wat hij moest lesgeven maar vooral in hoe hij moest lesgeven. Met methodes, modellen, eindeloze overleggen, vergaderingen en vooral schriftelijke verslaglegging en verantwoording, onder meer in de vorm van handelingsplannen. Er was geen tijd meer om spontaan met zijn groep de polder in te trekken en om biologie te geven in de natuur. Hij heeft generaties leerlingen liefde voor de natuur bijgebracht, aan de slootkant, in de polderbossen. Hij legde met zijn leerlingen volkstuintjes aan en veel van die leerlingen begrepen toen pas dat tomaten en aardbeien niet uit de fabriek komen. Maar dat is er al jaren allemaal niet meer bij. Hij schrijft in zijn vrije tijd handelingsplannen. 

Het onderwijs is ziek, doodziek. Het is ziek gemaakt door bemoeizucht, regeldwang, bedillende managers, bestuurders en politici. Als ik het heb over politici, dan bedoel ik natuurlijk voornamelijk linkse politici, want het zijn vooral PvdA, D66 en GroenLinks die zich het onderwijs hebben toegeëigend in een traject dat in 1968 al werd ingezet. Met de mars door de instituties en daarna — ja, ik leg het nog maar even uit — hebben ze zich meester gemaakt van het onderwijs. Ze hebben hoge muren rond dat domein getrokken waar niemand overheen komt behalve ons soort mensen, zoals Pim Fortuyn dat zo mooi noemde. Ze beheersen met hun ideologie de lerarenopleidingen, de universiteiten, de onderwijskoepels. Mevrouw Den Besten, mijnheer Rosenmöller, mijnheer De Graaf en mijnheer Heerts — er zitten geen PVV'ers tussen, laat ik het zo maar zeggen — zitten in elkaars raden van toezicht, ze zijn de bestuursnomaden die door het land trekken om interim-klussen te doen die ze krijgen doorgeschoven van hun linkse vrienden. 

We zien een monocultuur, een incestueuze bestuurscultuur die gestold is in links conservatief denken, niet in staat om fundamentele veranderingen aan te brengen. Die verandering is nodig, maar dan bedoel ik niet de eeuwige, grote, allesomvattende hervormingen waarbij alles anders moet, waarmee die linkse onderwijselite de leraren altijd weer opzadelt. Het nieuwe leren, de tweede fase, het competentieonderwijs, Onderwijs2032, de iPadscholen. We moeten juist de andere kant op. Gooi al die pedagogen die er niks van kunnen de deur uit. Stuur al die procesmanagers en vernieuwers de laan uit. We hebben veel te veel van al die mee-eters uit de onderwijsruif die maar één belang hebben, dat hun eigen schoorsteen rookt. 

Want waar zijn we aangeland? Op het punt dat het onderwijs afstevent op een ramp, een sluipende ramp van lerarentekorten. Daar moet iets aan gebeuren. Die werkdruk, waar ik al iets over heb gezegd, wordt niet door ons veroorzaakt maar voornamelijk door de eigen leidinggevenden. Ze moeten ermee stoppen, maar dat gaan ze niet doen. Wat nodig is, is dat al die boze leraren zelf het heft in handen nemen. Word boos maar wees ook zelfbewust, zeg ik tegen alle leraren, wees trots op je professionaliteit en keer je eindelijk een keer tegen je eigen leidinggevenden die al dat werk van je tot een bezoeking maken. Ga niet staken, ga niet op het Malieveld staan, want dat helpt niet. Ja, dat leidt alleen maar tot een stoere belofte voor de bühne van mijnheer Asscher, die ineens bijna chantage gaat plegen om hogere salarissen los te peuteren maar intussen wel tegen onze PVV-motie stemt om LA te vervangen door LB. Ik zeg tegen die leraren: help jezelf, met staken raak je de kinderen en de ouders. Doe in plaats daarvan wat die vriend van mij deed over wie ik zojuist vertelde. Hij kreeg een klas overgedragen van een jonge collega. Die overhandigde hem heel trots een paar dikke ordners met stapels handelingsplannen. 

De voorzitter:

Gaat u afronden? 

De heer Beertema (PVV):

Ga de polder in als dat kan. 

De heer Rog (CDA):

Het is altijd een genoegen om naar de heer Beertema te luisteren. Ik ben het ook zeer met hem eens over al die administratieve lasten. Daarmee heeft hij een punt. Maar de heer Beertema doet hier wel een asschertje. Laten we eerlijk zijn. Hij pleit namelijk voor het afschaffen van de LA-schaal. Kijk ik nog even terug naar het verkiezingsprogramma van de PVV, dan zie ik 1,9 miljard euro bezuiniging op onderwijs, waaronder 1 miljard euro op de lumpsum in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Hoe gaat de heer Beertema dit prachtige plan, dat verder overigens nog niet verdedigd is, betalen? 

De heer Beertema (PVV):

In de motie stond al dat uit onderzoek bleek dat de groei van de uitgaven per leerling, 1,9% per jaar tussen 1998 en 2012 — 1,9% jaarlijks! — wel heeft geresulteerd in een behoorlijk forse groei van niet-onderwijzend personeel, maar nooit in kleinere klassen, nooit in meer leraren en nooit in hogere salarissen. Ik geef de heer Rog nog mee dat in 2002 de totale uitgaven voor OCW 24,2 miljard waren en in 2016 38,7 miljard. Dat zijn enorme verschillen. Er is zo veel geld bij gegaan. Ieder jaar is er een overschrijding van 1 miljard, 0,8 miljard, 0,7 miljard en ga zo maar door. In 2005 is het 2,2 miljard, in 2006 1,4 miljard. Dat zijn grote bedragen. Niemand kan mij wijsmaken dat daar geen geld te halen is voor de vervanging van schaal LA door LB. Als wij stoppen — dat heb ik ook in de motie gezegd, mijnheer Rog, en u zou dat moeten kunnen onderschrijven … Roep een halt toe aan de groei van het personeel dat niet werkzaam is in het primaire proces. En doe dat niet alleen in het primair onderwijs, maar ook in het vo en hbo. Daar kan het van betaald worden. 

De heer Rog (CDA):

Dan blijft wel een frappant punt dat de PVV in het verkiezingsprogramma juist 1 miljard euro in het primair onderwijs bezuinigt en daaraan vervolgens kennelijk 1,8 miljard wil toevoegen. Ik weet niet waar het vandaan komt. Ik heb dit punt nergens eerder in de doorrekening gelezen. Ik vind wel, als wij zo'n motie voor de kiezen krijgen, dat wij goed en gedegen moeten kunnen zien waar dat geld vandaan komt. Tot nu toe bezuinigt u alleen op onderwijs en gaat u tegelijkertijd aan meer onderwijs uitgeven. Dat lijkt mij buitengewoon ingewikkeld, zeker in het primair onderwijs, waar de overhead, die laag van al die bestuursnomaden, zoals de heer Beertema dat altijd zo prachtig noemt, eerlijk gezegd buitengewoon beperkt is. 

De heer Beertema (PVV):

Dat klopt. Het basisonderwijs heeft misschien wel het best geluisterd — niet naar mij, hoor, maar het zal door nood zijn ingegeven — naar de oproep om vooral de 80/20-verdeling aan te houden. Die was 80% voor het primaire proces, voor alles wat er tussen de leraar en de leerling gebeurt, de kern van het onderwijs, en 20% voor het gedoe, zoals staatssecretaris Rutte dat ooit noemde. Het basisonderwijs zit daar echt op. In het vo komt die richting ook al in zicht, in het hbo kan er nog heel wat gebeuren. Dat is echter niet helemaal het verhaal. Het verhaal is natuurlijk wel dat al die overschrijdingen, elk jaar, allemaal uitgegeven worden aan verkeerde zaken. Wij hebben het gelezen in de brief van de regering. Het geld is niet weg, natuurlijk niet. Het is niet weg, maar wordt uitgegeven aan alle verkeerde dingen. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Beertema (PVV):

Het had uitgegeven moeten worden juist aan de salarissen voor de basisschoolleraren, juist aan meer mensen in de klas. Het geld is er. Het is mijn oproep aan alle partijen om dan toch die motie te ondersteunen, die ik uiteraard vanmiddag nog een keer zal indienen, tenzij de staatssecretaris zegt dat hij het zo geweldig vindt dat ik haar niet meer hoef in te dienen en dat hij het gewoon gaat doen. 

De voorzitter:

Dank u, mijnheer Beertema. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul, namens de PvdA. 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Deze week was ik samen met veel van mijn collega's hier en duizenden leerkrachten op het Malieveld. Twee juffen van De Horizon uit Amsterdam droegen een spandoek met de tekst: "Wie denkt dat kennis duur is, weet niet wat domheid kost". Wat mij betreft het beste spandoek van de dag. Het vat in één zin samen waarom investeren in onderwijs altijd de moeite waard is. Investeren in onze kinderen is de beste investering voor de toekomst. 

Goed onderwijs valt of staat met de juf en meester voor de klas. Dat betekent dat wij bereid moeten zijn om docenten ook echt te steunen, niet alleen door uit te spreken dat we waardering hebben voor het belangrijke werk dat zij doen, maar ook door boter bij de vis te leveren. Want de basisschoolleraren die deze week in actie kwamen, hebben gewoon een punt. Dit kabinet heeft met steun van D66, ChristenUnie en SGP de nullijn van tafel gehaald, zodat docenten er weer een beetje op vooruitgingen. Dat was een goede eerste stap, maar het is nog lang niet genoeg. 

De PvdA is van mening dat alle leraren in het basisonderwijs beter betaald moeten worden. Daar moeten wat ons betreft bij de komende begroting stappen in worden gezet. Daarvoor zal de PvdA zich tot het uiterste inspannen. 

Veel docenten geven aan te maken te hebben met een torenhoge werkdruk. De cijfers laten dat ook zien. Bovengemiddeld veel docenten geven aan overwerkt te zijn. Er zijn veel burn-outs, waarover al het nodige is gezegd. Meester Peter van basisschool De Zonnebloem hier in Den Haag, waar ik dinsdag te gast was, omschreef zijn werk als een vergiet met elf gaten dat hij met tien vingers niet kan dichten. Aangezien wij meester Peter geen elfde vinger kunnen geven, zit er maar één ding op: we moeten wat gaten dichten. Ik vraag daarom aan de staatssecretaris wat hij gaat doen met het pleidooi van de Algemene Onderwijsbond om het beroep aantrekkelijker te maken door starters en zijinstromers te begeleiden en te ontlasten, regelingen te treffen voor oudere leraren, en leraren meer autonomie te bieden. 

Dit debat werd oorspronkelijk door mevrouw Westerveld aangevraagd om met elkaar te spreken over het lerarentekort. Hoewel salarisverbetering en werkdrukverlaging essentieel zijn om dat lerarentekort terug te dringen, kampen we ook nu met een acuut probleem. Sommige scholen hebben nu al moeite om bevoegde docenten te vinden. In de nabije toekomst wordt het tekort alleen maar groter. De bewindslieden noemen de zogenoemde groenpluk van de pabo's onwenselijk, maar zij scheppen wat mij betreft onvoldoende duidelijkheid over de manier waarop zij er een stokje voor willen steken dat scholen nog onbevoegde pabostudenten voor de klas lokken. Kunnen zij dat hier alsnog doen? 

In de brief staat verder een aantal suggesties in het kader van de inmiddels zes hoofdlijnen uit het plan van aanpak lerarentekort. Ik hoor graag welke van de genoemde mogelijke oplossingen het kabinet het meest kansrijk acht en in welke mate die oplossingen gaan bijdragen aan het terugdringen van het tekort. 

Ik kom tot een afronding, maar niet zonder nog eenmaal gezegd te hebben dat wij hier als parlementariërs vandaag niet zouden zitten zonder de meesters en juffen die ons les hebben gegeven. Ik denk in het bijzonder aan juf Hannie, juf Brenda en meester Bert, die mij stimuleerden het beste uit mezelf te halen. Dat is precies wat je elk kind gunt: een docent die het beste uit ze haalt. En dus is het nu aan ons om iets terug te doen voor al die docenten die elke dag hun stinkende best doen, door te zorgen voor een eerlijk salaris en minder werkdruk. Daar staan wij voor en ik hoop dat de andere partijen in deze Kamer dat ook doen. 

De heer Van Meenen (D66):

Een mooi pleidooi, waar ik niks aan kan afdoen. We gaan het allemaal zien. Mevrouw Van den Hul heeft met docenten gesproken. Dat is heel goed. Hebben ze ook tegen haar gezegd dat het heel fijn zou zijn als minister Asscher eindelijk komt met een aanpassing van de Wet werk en zekerheid, zodat het ook weer mogelijk wordt om vervangers te vinden? Dat is een van de vele oorzaken van de overspannen situatie op de basisscholen. 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nee, daar hebben de docenten het niet met mij over gehad. 

De heer Van Meenen (D66):

Dat is merkwaardig, want met mij, en ik denk met velen hier in de zaal, hebben ze het er altijd over. Nou ja, dan gaat het over. Ze hebben het er blijkbaar liever niet over met de PvdA. 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Misschien. Ik heb uitgebreid gesproken met die docenten over de punten die ik aanstipte: vergieten met elf gaten en tien vinger om die gaten te stoppen, over de werkdruk en inderdaad over die achterblijvende beloning. Daar heb ik het over gehad. 

De heer Van Meenen (D66):

Is een van die elf gaten niet toevallig het niet kunnen vinden van vervangers? Dat was geen probleem op die school? 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Op die school niet. 

De heer Rog (CDA):

Net als mevrouw Van den Hul was ik afgelopen dinsdag ook op het Malieveld. Die doffe klap die we hoorden toen Asscher het woord nam, was het laatste restje geloofwaardigheid van de Partij van de Arbeid dat viel. Ik vind het echt ongelooflijk dat de Partij van de Arbeid hier een nummertje loopt te maken, terwijl ze in het eigen verkiezingsprogramma de beloningsverschillen tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs alleen maar vergroot. In haar eigen verkiezingsprogramma zegt de PvdA niets over het afschaffen van de LA-schaal in het basisonderwijs. Volgens mij wil de PvdA op dit punt geen enkele aanpassing doen in de Voorjaarsnota, nu de PvdA nog wel verantwoordelijkheid draagt. Kan mevrouw Van den Hul dat nog eens uitleggen? 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De heer Rog vraagt mij om veel dingen uit te leggen. Ik begin bij het begin. Wij hebben de afgelopen jaren continu geïnvesteerd in het onderwijs. Dat deden we tegen de stroom in, mag ik wel zeggen, namelijk tijdens de crisisjaren. De nullijn is van de baan. Iedereen moest inleveren, over de volle breedte waren maatregelen nodig. Die verantwoordelijkheid hebben wij genomen, die maatregelen deden pijn, waarover alle Nederlanders mee kunnen praten. Maar zodra het kon, hebben we de docenten van de nullijn gehaald, dankzij de constructieve samenwerking van een aantal partijen in deze Kamer. Het CDA was daar helaas niet bij. 

Wat de gesprekken over de Voorjaarsnota betreft: dat debat staat volgende week gepland. Daar wil ik niet op vooruitlopen. Waarom vindt de PvdA dit punt belangrijk? Dat kunt u teruglezen in ons verkiezingsprogramma, waarin wij investeren in de salarissen in het vo en in het p.o. 

De heer Rog (CDA):

Ik blijf maar bij mijn conclusie dat de salarisverschillen tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs door het PvdA-programma vergroot worden en dat de PvdA in een motie het volgende kabinet oproept om allerlei investeringen te doen. Tot nu toe heeft zij daartoe geen initiatief in de Voorjaarsnota genomen. Ik vind dit eerlijk gezegd een beetje goedkoop, vooral voor een partij die zelf weigert mee te praten op de plek waar nu de lijnen voor de toekomst worden uitgelegd, en hier stroop om de monden van docenten smeert, ondertussen eigenlijk niets financieels toevoegend. 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik vind het toch wel stuitend hoe wij hier elkaar de maat nemen over een thema waarover ik in het CDA-verkiezingsprogramma overigens vrijwel niets teruglas. De PvdA was de enige partij die structureel meer geld uittrok in het verkiezingsprogramma voor een verhoging van de docentensalarissen. Wat dat betreft kan onze huidige stellingname voor de docenten niet anders worden gezien dan als een logisch vervolg op onze koers. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Hoe word je een goede leraar? Dan moet je niet alleen beschikken over de nodige kennis en vaardigheden, maar je moet vooral beschikken over bezieling. Dat is niet iets wat je kunstmatig opwekt, wat je bestelt of wat je uit een potje kunt halen, net zo min als dat je een blik extra leraren kunt opentrekken. Maar die bezieling kan wel worden overgedragen. Nu we het lerarentekort op ons af zien komen, is het goed om ons ervoor in te spannen om die vonk die daarvoor nodig is, naar zo veel mogelijk potentiële leraren te laten overspringen. Maar we moeten niet als een kat in het nauw rare sprongen gaan maken. 

Het is belangrijk dat het kabinet aan het begin van de geagendeerde brief schrijft dat we geen water bij de wijn mogen doen bij het werven van leraren. De afgelopen jaren is juist gewerkt aan een steviger imago van de pabo, onder meer door aangescherpte eisen. De SGP ziet het risico dat we deze inspanningen met allerlei goedbedoelde initiatieven weer ongedaan maken. Denk aan de zogenoemde crash courses. Hoe verzin je zo'n naam voor een spoedopleiding tot docent? Alleen al die naam geeft weinig vertrouwen op succes in het onderwijs. Waarom worden aan zulke initiatieven door de overheid middelen ter beschikking gesteld? Hier komen toch nooit goede docenten uit voort? Of we doen het in de standaardopleiding van docenten helemaal fout; maar dat geloof ik niet. 

In de media zien we voorbeelden van leraren die al tijdens hun opleiding voor de klas worden gezet. De SGP is een warm voorstander van duale opleidingsvormen, maar met een te vroege pluk van leraren kunnen we uiteindelijk zure druiven voorgeschoteld krijgen. De SGP vindt het belangrijk dat de overheid er goed toezicht op houdt of de scholen aan de normen ten aanzien van de bevoegdheidseisen van docenten voldoen. Kan het kabinet bevestigen dat de inspectie de komende jaren extra alert zal zijn op de bevoegdheid van docenten? Immers, dat is een basale deugdelijkheidseis. 

De SGP vindt het belangrijk dat geschoolde leraren die werk buiten het onderwijs hebben gevonden, zo veel mogelijk worden teruggeleid naar het onderwijs. Het kabinet deelt die inzet en geeft een aantal instrumenten aan. Als probleem wordt daarbij gesignaleerd dat veel leraren de pensioenleeftijd bijna bereikt hebben. Waarom zou die pensioenleeftijd eigenlijk als eindstation worden genomen? In deze kabinetsperiode is juist een wetsvoorstel aangenomen om werken na het bereiken van de AOW-leeftijd gemakkelijker te maken. Er zijn dus meer mogelijkheden om deze doelgroep op een creatieve manier een passende bijdrage aan het onderwijs te laten leveren. Is de staatssecretaris bereid om deze denklijn nader uit te werken? 

In de brief werken de bewindspersonen zes lijnen uit ten behoeve van het tegengaan van het dreigende en soms zich al manifesterende lerarentekort in het primair onderwijs. Daarbij ontbreekt naar de overtuiging van de SGP één lijn. Voor de status van een beroep is de erkenning van professionele ruimte cruciaal. Uit een recent rapport van TIAS, het Tilburgs Instituut voor Academische Studies, blijkt dat leraren en schoolleiders bekneld worden door een overdosis aan sturing. Dat is een zeer verhelderend onderzoek. Er is vooral sprake van eenrichtingsverkeer van verwachtingen vanuit de beleidswereld ten aanzien van de school. Dat beeld stimuleert niet om te kiezen voor een baan in het onderwijs. Integendeel, dit dooft het vuur. Onderschrijft het kabinet de bevindingen van dit rapport en welke mogelijkheden ziet het kabinet om de gesignaleerde sturingsoverload — ik heb die term niet verzonnen, maar die wordt wel gehanteerd — te verminderen en de autonomie van de onderwijsprofessionals, docenten en schoolleiders verder te vergroten? 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Juf Ilse werkt vaak tien uur per dag. Ze geeft les aan een samengestelde klas van de groepen 6 en 7 in Rotterdam-Zuid. Veel kinderen hebben een taalachterstand, maar ze heeft niet altijd tijd om extra aandacht aan die kinderen te schenken, want ze heeft geen ondersteuning in de les. Een keer in de zoveel tijd heeft juf Ilse corvee: wasjes draaien, vaatwasser in- en uitruimen en koffie en thee zetten. Dat zijn taken die een conciërge prima zou kunnen doen, maar ze werkt op een kleine school waar geen geld is voor een conciërge. Ook administratieve klusjes vergen veel van haar tijd, waardoor zij vaak pas thuis, in de avond, haar lessen kan voorbereiden. Dit alles doet zij voor €200 netto per maand. Waarom zou een student nog kiezen voor de pabo? 

Het door mij zojuist geschetste voorbeeld uit de praktijk is geen uitzondering. Je hoeft de tv maar aan te zetten of de krant open te slaan en er wordt uitgelegd waarom je vooral niet voor het lerarenberoep moet kiezen. Natuurlijk kiest iemand voor het onderwijs uit passie voor het vak, om iets te kunnen betekenen voor kinderen, maar van die passie kan een leraar niet leven. Van diezelfde passie wordt op dit moment gretig misbruik gemaakt. Leraren nemen al die extra taken op zich en werken die uren extra, want wie moet dat anders doen? Leraren willen niet dat de kinderen er de dupe van worden. Als zij niet zo veel passie voor hun vak hadden, was het basisonderwijs allang als een kaartenhuis in elkaar gestort, maar het is genoeg geweest en zij ondernemen nu echt actie. Dat hebben we afgelopen dinsdag kunnen zien. Een uur staken had veel impact en toont aan dat er nu een oplossing moet komen. De staatssecretaris heeft in zijn brief allerlei initiatieven opgesomd om meer mensen in het onderwijs te krijgen, maar moet hij het beroep niet eerst aantrekkelijker maken met een hoger salaris en betere arbeidsomstandigheden? 

Ik wil even terugkomen op ons debat van 10 mei over de werkdruk in het onderwijs. Daarin haalde ik als schrijnend voorbeeld Annelies aan. Zij had in de laatste 6 jaar 26 contracten gekregen. Zij zat daardoor met een burn-out thuis. Vandaag stond het vervolg in de krant: Annelies heeft van de rechter gelijk gekregen en de school moet haar een vast contract aanbieden. Het is triest dat je naar de rechter moet voor een vast contract. Zo beginnen heel veel leraren: als invaller, zonder zicht of uitzicht op een vaste baan. Van de afgestudeerde pabostudenten uit 2014 heeft maar 21% een vast contract. 

Ook het behoud van leraren speelt een belangrijke rol bij het tekort. Veel jonge leraren haken in het eerste jaar af door de hoge werkdruk. Zonde! Goede begeleiding in het eerste jaar is essentieel. De staatssecretaris geeft aan dat begeleiding van startende leraren een prioriteit is en dat er gesprekken worden gevoerd tussen de PO-Raad en OCW. Wanneer kunnen wij concrete actie verwachten? 

Voor die goede begeleiding is het belangrijk dat de werkdruk wordt verminderd en dat er hulp moet zijn in de klas. Waarom is er geen generatiepact in het onderwijs? Koppel jonge leraren aan oudere leraren. De oudere leraren kunnen minder werken en de jongere kunnen een vast contract aangeboden krijgen. Dat lijkt ons een win-winsituatie. 

We hebben het gehad over het grote tekort aan leraren, maar ik noem ook de onderwijsondersteuners. Ze zijn beschikbaar maar worden onvoldoende ingezet. Zij kunnen er toch voor zorgen dat de werkdruk van leraren verminderd wordt? Dan kunnen docenten zich weer concentreren op waar het om gaat: lesgeven. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het geld in het onderwijs goed terechtkomt, maar waarom kunnen sommige scholen die conciërge dan niet aannemen? 50PLUS hoort graag van de staatssecretaris hoe dat kan. Nogmaals willen wij in herinnering roepen dat de PO-Raad meldt dat er jaarlijks 375 miljoen euro bij moet om de kosten redelijkerwijs te dekken. Wordt dit door de staatssecretaris erkend? 

De voorzitter:

Gaat u afronden? 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, ik rond af, voorzitter. 50PLUS heeft veel sympathie voor de acties en zal de leraren blijven steunen in hun strijd. 

Ik heb gisteren complimenten gegeven aan minister Asscher. Hij beloofde de leraren namelijk een loonsverhoging. Dat klinkt goed en zeer terecht, maar mag ik ervan uitgaan dat de collega's van de heer Asscher deze mening delen? 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Afgelopen dinsdag mochten we van de initiatiefnemers van PO in actie 351.860 handtekeningen ontvangen van leraren en ouders die zich ernstig zorgen maken over de werkdruk, het lerarentekort en de salarissen in het basisonderwijs. Allereerst wil ik mijn waardering en respect uitspreken voor de initiatiefnemers van PO in actie. Zij hebben in korte tijd de zorgen die in het basisonderwijs leven, onder de aandacht van heel Nederland weten te brengen, en dat naast hun drukke en zware baan in het onderwijs. 

Ik begrijp de punten die zij onder de aandacht brengen, heel goed. D66 deelt die zorgen. Daarom hebben wij in ons verkiezingsprogramma veel geld uitgetrokken om de werkdruk van leraren te verlagen. Kleinere klassen om kinderen meer aandacht te kunnen geven, meer tijd voor de leraar om zich te verdiepen en zich te verbeteren in het vak, extra handen in en om de klas om het werk te verlichten, bijvoorbeeld door de inzet van onmisbare conciërges en klassenassistenten: D66 maakt daar meer geld voor vrij dan elk van de vorige partijen die hier gesproken hebben. 

Er is ook een roep om de salariskloof tussen p.o. en vo te dichten. Ik begrijp die oproep, want het werk van een leraar in het basisonderwijs is zwaar en belangrijk. Goed onderwijs begint bij een heel goede basis. Ik wil echter ook eerlijk zijn — ik heb dat vaker gezegd — en geen valse beloften doen, beloften die ik niet kan waarmaken. Mooie woorden zijn leuk op een podium of in een krant, maar als je die woorden niet wilt omzetten in daden, dan hebben leraren daar helemaal niets aan. 

Er is inmiddels wat onduidelijkheid over de vraag of het demissionaire kabinet nu wel of niet extra geld gaat vrijmaken voor de salarissen. Vooralsnog zie ik in de Voorjaarsnota alleen een bezuiniging op onderwijs staan. Mijn vraag aan de minister is: draait het demissionaire kabinet deze bezuiniging dan ook terug? Vicepremier Asscher stelde gisteren dat de PvdA-ministers in het kabinet pas hun handtekening onder de begroting zetten als de lerarensalarissen omhooggaan. Klopt dat, zo vraag ik aan de vandaag aanwezige PvdA-minister. En ik vraag de staatssecretaris wat hij daarvan vindt. 

De Wwz, de Wet werk en zekerheid, blijft een pijnpunt. Ik laat het nu maar eventjes, gezien de tijd, maar die zou wellicht nog enig soelaas kunnen bieden wat betreft die, om het zo maar te noemen, elf gaatjes in het vergiet. 

Ik kom op waar het allemaal om gaat: het lerarentekort in het basisonderwijs. Dat is een groot en dreigend probleem. We hebben te lang stilgestaan. Er moeten stappen worden gezet. Dat betekent dat het beroep aantrekkelijker moet worden gemaakt: minder werkdruk, meer tijd, meer vertrouwen en een goede beloning. Ik zeg erbij: de sleutel van dit alles is de werkdruk. Als we er namelijk in slagen om de werkdruk te verlagen, dan zullen we er ook in slagen om veel meer mensen in het onderwijs fulltime of meer dan nu te laten werken. Het probleem is niet dat er te weinig docenten, te weinig onderwijzers en onderwijzeressen zijn. Het probleem is eigenlijk dat ze te weinig werken. Dat klinkt gek, maar als je in het onderwijs een baan voor vier dagen hebt, dan moet je eigenlijk een aanstelling nemen voor drie dagen, want dan heb je al vier dagen werk. Dat gebeurt veel te veel. Voor mij zit een heel belangrijk deel van de oplossing van het tekort aan docenten op dit moment in het verlagen van de werkdruk. Als we dat doen, kunnen mensen op een heel fatsoenlijke manier wellicht een wat grotere baan nemen. Dat lijkt me het beste. Dan hebben we geen zijinstromers nodig. Want zijinstromers zijn prachtig, maar vergis je niet in wat dit beroep vraagt. 

Dat betekent dat we moeten zorgen voor een goede positie van startende leraren, met goede begeleiding. Het betekent ook het stimuleren van zijinstroom, waarbij het belangrijk is dat de kwaliteit in stand blijft. En het betekent belemmerende regels tegen het licht houden, zoals de regeling voor het wettelijk gereduceerde collegegeld voor een tweede studie in de sector onderwijs. Die geldt voor iedereen, behalve als je al een diploma in het onderwijs hebt. Voor mensen die zich willen omscholen binnen het onderwijs, bijvoorbeeld naar een tekortvak, is gebruikmaken van die regeling niet mogelijk. Zien de bewindspersonen mogelijkheden om hier iets aan te doen? 

De voorzitter:

Gaat u afronden? 

De heer Van Meenen (D66):

Ik kom op mijn laatste vraag, voorzitter. Ik zou graag een reactie van de bewindspersonen krijgen op het deltaplan — zo noem ik het maar even — van de AOB. 

De voorzitter:

Dank u wel. Heel kort, mevrouw Westerveld. 

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De heer Van Meenen noemde een interessante maatregel om de hoge collegegelden te verlagen. Mijn fractie zat ook te twijfelen of we misschien in het algemeen iets met het collegegeld moeten doen. We zouden er bijvoorbeeld over kunnen nadenken om tegen mensen die kiezen voor het onderwijs te zeggen: als jullie een aantal jaren in het onderwijs werken, krijgen jullie van de overheid het collegegeld terug. Dat is misschien nog een wilde gedachtegang, maar hoe staat D66 tegenover een dergelijk plan? 

De heer Van Meenen (D66):

Op dit moment moeten we natuurlijk oppassen met te makkelijk geld uitgeven. Dat begrijpt mevrouw Westerveld ook; haar partij heeft ook aan de tafel gezeten. In ons verkiezingsprogramma staat wel de maatregel om het collegegeld voor tweede studies terug te brengen tot het reguliere collegegeld, ongeacht de studie. Wij hebben daar geld voor over. Voor dit plan niet. Ik vind het een sympathiek plan. Het laat zien dat het grootbrengen van onze kinderen het belangrijkste beroep is dat er in Nederland is. Maar veel verder dan "sympathiek" kan ik op dit moment niet gaan. Het spijt me. 

De beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

We zijn hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Na de schorsing beginnen we met de herdenking van de heer Van Rossum. Daarna volgt de regeling van werkzaamheden en daarna geven de minister en de staatssecretaris antwoord op de in eerste termijn gestelde vragen. 

De vergadering wordt van 12.36 uur tot 13.32 uur geschorst. 

Naar boven