De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat hormoonverstoorders al in zeer kleine hoeveelheden slecht kunnen zijn
voor de gezondheid van mensen en dieren, en verschillende aandoeningen kunnen veroorzaken
als neurologische ziekten, verschillende vormen van kanker, een ongunstig verloop
van de zwangerschap, obesitas en diabetes type II;
overwegende dat de Kamer door middel van motie 32 793, nr. 261 al heeft gevraagd om een uitfasering van alle hormoonverstorende stoffen in onze
leefomgeving;
overwegende dat in Brussel op 4 juli aanstaande vergaderd en mogelijk gestemd wordt
over EU-criteria om hormoonverstorende stoffen te identificeren;
overwegende dat deze criteria nodig zijn om het reeds geldende verbod op hormoonverstoorders
effectief in werking te laten treden;
constaterende dat in de door de Europese Commissie gepresenteerde criteria een onevenredig
zware bewijslast gevraagd wordt om hormoonverstorende stoffen als zodanig aan te merken
en dat de volksgezondheid daardoor onvoldoende zal kunnen worden beschermd;
constaterende dat de gepresenteerde criteria het bestaande verbod op hormoonverstoorders
ondermijnen in plaats van het effectief in werking te laten treden;
constaterende dat de meest toonaangevende artsen en wetenschappers op het gebied van
hormoonverstorende stoffen de politiek oproepen niet in te stemmen met de voorliggende
criteria omdat deze de gezondheid van mensen en dieren onvoldoende zullen beschermen;
constaterende dat onder meer de Zweedse, Franse en Deense regeringen gehoor geven
aan deze oproep;
verzoekt de regering, tegen het huidige voorstel van de Europese Commissie voor criteria
voor hormoonverstorende stoffen te stemmen en zich met de genoemde landen in te zetten
voor criteria die de gezondheid van mensen en dieren beter waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.