17 Beleidsevaluatie Natuurschoonwet 1928

Aan de orde is het VSO Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928 (33576, nr. 98). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken welkom. Ik geef het woord aan de heer De Groot. 

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. De evaluatie van de Natuurschoonwet 1928 is in gang gezet naar aanleiding van een motie van Stientje van Veldhoven. De aanleiding daarvoor was dat er veel golfbanen subsidie ontvangen onder de Natuurschoonwet. De regelgeving ten aanzien van golfbanen en andere aspecten wordt deels aangepast, maar wat te doen met golfbanen die niet de gewenste kwaliteit houden? 

Ik dien drie moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat golfbanen die goede bijdragen leveren aan natuurschoon en natuurwaarden vaker onderdeel zijn van grotere landgoederen; 

constaterende dat solitaire golfbanen niet altijd de gewenste kwaliteit hebben; 

overwegende dat van de 77 gerangschikte golfbanen er 65 solitair zijn, dus geen onderdeel van een groter landgoed; 

verzoekt de regering om voor bestaande solitaire golfbanen die niet de gewenste kwaliteit houden, aan te geven hoe de NSW-rangschikking op termijn geschrapt kan worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 101 (33576). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat momenteel geen openstelling van landgoederen voor fietsers geregeld is, maar dat de evaluatie van de Natuurschoonwet 1928 dit wel aanraadt te gaan regelen; 

overwegende dat fietsen naast wandelen een veel voorkomende vorm van recreëren in de natuur is; 

verzoekt de regering, alsnog onderzoek te doen naar de wijze waarop openstelling van landgoederen voor fietsers geregeld kan worden zonder onredelijke kostentoename bij beheerders of hinder voor wandelaars, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 102 (33576). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het verlenen van een NSW-rangschikking aan een landgoed moet leiden tot duurzame natuurschoonontwikkeling van voldoende kwaliteit; 

overwegende dat er verschillende controles plaatsvinden naar aanleiding van een NSW-rangschikking, maar dat de wettelijke basis voor de afstemming en terugkoppeling van het toezicht naar de ministers ontbreekt; 

overwegende dat het voor een effectief toezicht van belang is dat de aansturing en terugkoppeling op gecoördineerde wijze plaatsvinden; 

overwegende dat voor de ervaren controlelast en de rechtszekerheid van landgoedeigenaren duidelijke rechtsregels van belang zijn; 

verzoekt de regering, in de Natuurschoonwet of onderliggende regelgeving de coördinatie van controles, inclusief terugkoppeling naar de ministers, nader vast te leggen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 103 (33576). 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende de kosten die gepaard gaan met het in stand houden van landgoederen en natuur; 

overwegende dat economische dragers de instandhouding van cultuurhistorisch erfgoed en natuur mede mogelijk maken; 

overwegende de aanbeveling van Ecorys om maatwerk voor nieuwe functies in bestaande gebouwen, nieuwe gebouwen en economische activiteiten mogelijk te maken, rekening houdend met het ensemble van natuurschoon; 

verzoekt de regering, in overleg met belanghebbenden oplossingen te zoeken voor maatwerk voor economische dragers op landgoederen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 104 (33576). 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Omwille van de tijd zal ik direct overgaan tot het voorlezen van mijn motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de breedte van een natuurstrook niets zegt over de aanwezigheid en kwaliteit van natuurschoon; 

constaterende dat er geen objectieve criteria zijn voor een minimale breedte van de natuurstrook in relatie tot natuurschoon; 

verzoekt de regering, in de maatvoering uit te gaan van een minimale oppervlakte van een halve hectare en de minimale afmeting van 30 meter los te laten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 105 (33576). 

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijf minuten. 

De vergadering wordt van 15.59 uur tot 16.05 uur geschorst. 

Van Dam:

Voorzitter. Er zijn vandaag vijf moties ingediend over de evaluatie van de Natuurschoonwet. Die heeft voornamelijk plaatsgevonden, zoals de heer De Groot al zei, naar aanleiding van de motie van het lid Van Veldhoven (33400-XIII, nr. 90) en was in het bijzonder gericht op golfbanen. Daarover gaat ook de eerste motie. De Kamer heeft gezien dat het kabinet op basis van de evaluatie heeft besloten om een aantal regels ten aanzien van de rangschikking van golfbanen te verscherpen, om zeker te stellen dat er wel degelijk sprake is van robuuste natuur op de golfbanen, zodat de fiscale, financiële ondersteuning die geboden wordt, niet ten goede komt aan de golfbanen, maar daadwerkelijk aan de natuur op de golfbanen. In zijn motie op stuk nr. 101 vraagt de heer De Groot de regering om voor bestaande solitaire golfbanen die niet de gewenste kwaliteit houden, aan te geven hoe de NSW-rangschikking op termijn geschrapt kan worden. Deze motie lijkt mij overbodig. Als de gewenste kwaliteit niet gerealiseerd wordt dan wel behouden blijft — dat moet ook blijken uit controles, die zullen plaatsvinden op basis van deze aanscherpingen — komt de NSW-rangschikking namelijk sowieso te vervallen. Ik ontraad deze motie dus, omdat zij naar mijn oordeel overbodig is. 

In de motie-De Groot op stuk nr. 102 wordt de regering verzocht om alsnog onderzoek te doen naar de wijze waarop openstelling van landgoederen voor fietsers geregeld kan worden zonder onredelijke kostentoename bij beheerders of hinder voor wandelaars. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Als de Kamer er behoefte aan heeft, ben ik bereid om dat onderzoek te laten uitvoeren. 

In de motie-De Groot op stuk nr. 103 wordt de regering verzocht om in de Natuurschoonwet of onderliggende regelgeving de coördinatie van controles, inclusief terugkoppeling naar de ministers, nader vast te leggen. Ik heb zelf geen aanwijzingen dat er op dat vlak problemen zijn. Ik wijs erop dat bewindspersonen vanzelfsprekend verantwoordelijk zijn, dus ik ontraad deze motie. 

In de motie-Geurts/Lodders op stuk nr. 104 wordt de regering verzocht om in overleg met belanghebbenden oplossingen te zoeken voor maatwerk voor economische dragers op landgoederen. Ik zie weliswaar geen problemen met dat maatwerk voor economische dragers op landgoederen, maar ik ben altijd bereid om in overleg te gaan met belanghebbenden en om, als er toch problemen ervaren worden, na te gaan of die kunnen worden weggenomen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer. Ik wijs er daarbij op dat in dezen geldt dat hoe meer je regelt, hoe meer belemmeringen er zijn. Maatwerk kan in dit geval dus juist contraproductief werken. De bereidheid om in overleg te gaan heb ik echter wel. 

In de motie-Lodders/Geurts op stuk nr. 105 wordt de regering verzocht om in de maatvoering uit te gaan van een minimale oppervlakte van een halve hectare en de minimale afmeting van 30 meter los te laten. Het gaat hierbij om natuurschoon op golfbanen. Die motie is contrair aan het verzoek dat de Kamer heeft gedaan om er bij golfbanen op te letten dat zeker is gesteld dat de natuur op golfbanen, die ondersteund wordt door de Natuurschoonwet, wel robuust genoeg is; het moet serieuze natuur zijn. We moeten niet via een omweg golfbanen subsidiëren. Dat doen we met bijvoorbeeld complexen waar gevoetbald wordt ook niet. Vanwege de doelstellingen van de NSW hebben we besloten dat de natuur op de landgoederen uit robuuste eenheden moet bestaan. De grenzen die daarbij getrokken zijn, komen niet uit de lucht vallen. Het zijn namelijk dezelfde grenzen als die gehanteerd worden bij andere ecologische regelgeving. De grens van een halve hectare is bijvoorbeeld gebaseerd op de drempelwaarde die provincies hanteren in het kader van natuursubsidies. De minimale breedte van 30 meter is een ecologisch criterium dat wordt gehanteerd in overgangsmilieus, zoals ecopassages en ecologisch waardevolle natuurstroken. Het is dus een algemeen geaccepteerde waarde. Omdat het ook contrair is ten opzichte van wat de Kamer eerder verzocht heeft, wil ik haar de motie ten stelligste ontraden. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat vraagt natuurlijk om een reactie. Als we het hebben over maatwerk, dan zou het ook kunnen gaan om het schrappen van regels. Daar roept deze motie toe op. Het gaat ons namelijk om de minimale breedte. Mijn fractie vindt de oppervlakte van een halve hectare wel van belang. Die knip wordt dus in deze motie aangebracht. Ik haal echter niet uit de evaluatie waar die minimale breedte van 30 meter op is gebaseerd als het gaat om de vraag of er wel of niet sprake is van natuurschoon. Wellicht kan de staatssecretaris daar nog op ingaan. Het heeft niet alleen met de inrichting van terreinen te maken. Je ziet juist in smalle stroken waarin sprake is van verschillende overgangen, meer biodiversiteit. Mijn vraag is dus: waar kan ik in de evaluatie terugvinden waarom die breedte van 30 meter zo belangrijk is? 

Van Dam:

De Kamer heeft eerder gevraagd om kritisch te kijken naar de rangschikking van golfbanen in het kader van de Natuurschoonwet. Daar kon ik me ook best wel iets bij voorstellen. We moeten als overheid immers niet via een omweg golfbanen subsidiëren. Wat we subsidiëren, is natuur. We subsidiëren daadwerkelijke natuur. Natuur is iets meer dan het aanleggen van een strookje met bomen langs de hele golfbaan. Zo zou je best aan een halve hectare kunnen komen, maar het moet gaan om daadwerkelijk robuuste natuur die onderdeel is van de golfbaan. Daarom heb ik de keuze gemaakt om de grens van 30 meter te hanteren. Zoals gezegd, dat is een grens die we ook elders toepassen. Daarmee wordt er ook voor zorggedragen dat die natuur ook daadwerkelijk natuur is, en dat het niet gewoon om een strookje bomen langs de golfbaan kan gaan. Dat is waar het over moet gaan. Ik blijf dus bij het ontraden van deze motie. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van het debat. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven