18 Verslechterde situatie Europees Octrooibureau

Aan de orde is het VSO Verslechterde situatie bij het Europees Octrooibureau (25883, nr. 288). 

De voorzitter:

Ik heet wederom de staatssecretaris welkom. 

De heer Hijink (SP):

Voorzitter. Door andere Kamerleden van de SP en door andere fracties is vaak gewezen op de schendingen van rechten van werknemers bij het Europees Octrooibureau. Deze situatie duurt nu al jaren en het wordt tijd dat Nederland als medegastland van het EOB zijn verantwoordelijkheid neemt en ingrijpt. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat onder leiding van de huidige president van het Europees Octrooibureau de sociale omstandigheden binnen dat bureau ernstig zijn verslechterd en dat deze president mede hierom in diverse onderzoeken onder klanten van het bureau een zeer slecht oordeel krijgt; 

constaterende dat de raad van bestuur tuchtrechtelijk toezicht uitoefent op de president van het bureau; 

van mening dat het Europees Octrooibureau zowel een goed werkgever als een goed dienstverlener dient te zijn en dat het EOB met het aanblijven van de huidige president hieraan niet kan voldoen; 

verzoekt de regering, binnen de raad van bestuur van het EOB aan te dringen op een spoedig vertrek van de president en op een snelle normalisatie van de arbeidsverhoudingen bij het EOB, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hijink en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 290 (25883). 

De heer Hijink (SP):

Ingrijpen bij deze misstanden kan nu vaak niet, omdat de bestuurders hun immuniteit misbruiken om de rechten van de werknemers te schenden. Met de volgende motie wil de SP laten onderzoeken in hoeverre de immuniteit van bestuurders nog terecht is als fundamentele rechten van mensen worden geschonden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er onwenselijke situaties plaatsvinden binnen het in Nederland gevestigde Europees Octrooibureau zoals het schenden van werknemersrechten; 

constaterende dat het Protocol van privileges en immuniteiten van het EOB ingrijpen verhindert; 

van mening dat dergelijke immuniteiten nooit zijn bedoeld om schendingen van mensenrechten ongestraft te laten plaatsvinden; 

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen dergelijke ongewenste situaties te beëindigen en voor de toekomst dit soort afspraken te herzien, bijvoorbeeld door de discussie te openen over de reikwijdte en interpretatie van dergelijke immuniteiten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hijink en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 291 (25883). 

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Ik wil het VSO gebruiken om een aantal vragen ter verduidelijking te stellen aan de staatssecretaris. Tijdens het schriftelijk overleg gaf de staatssecretaris aan dat Nederland herhaaldelijk en indringend heeft aangedrongen op een verbetering van de sociale situatie en zich in de raad van bestuur zal blijven inzetten voor betere sociale verhoudingen in de organisatie. Kan de staatssecretaris concreet aan de Kamer aangeven hoe hij dat gaat doen en hoe de samenwerking met andere landen hierbij verloopt? 

De staatssecretaris gaf daarnaast aan met andere landen actief betrokken te zijn bij de totstandkoming van nieuwe regelgeving op het terrein van de interne onderzoeksprocedure, disciplinaire maatregelen en beroepsprocedures. Hoe staat het hiermee? Hoe wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat hiermee snelheid wordt gemaakt? We zitten allemaal te wachten op een resultaat. 

Ten slotte heb ik nog een vraag. Geen enkele samenleving of organisatie kan gezond zijn als er geen countervailing powers zijn. De heer Elias is niet meer onder ons in de Kamer, maar op zijn Nederlands zijn dat tegenkrachten. Hoewel vorig jaar 26 van de 38 deelnemende landen voor maatregelen stemden en 12 zich onthielden, is er nog niets veranderd. Er is een enorme meerderheid voor samenwerking van de 38 landen. Dat komt bijna nooit voor. De vraag van het CDA luidt dus als volgt. Als zo'n grote meerderheid van landen nog niet ervoor kan zorgen dat er concreet iets verandert, hoe gaan we dat dan wel bereiken? De huidige directeur, die vandaag met een mooie foto in een Nederlands dagblad verscheen, is benoemd tot juni 2018. Als het goed is, wordt hij dus volgend jaar opgevolgd. Of, als we zijn werkwijze misschien een beetje leren kennen, heeft hij er al voor gezorgd dat hij blijft zitten. Met andere woorden: als we het met zo'n grote groep landen willen, hoe gaat de staatssecretaris er dan voor zorgen dat er een nieuw iemand aan de leiding komt? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de huidige directeur inmiddels niet al stilzwijgend is herkozen en dat we er na juni 2018 niet nog steeds mee zitten? 

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. 

De vergadering wordt van 16.20 uur tot 16.25 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris. 

Van Dam:

Voorzitter. Er zijn twee moties ingediend en de heer Van Helvert heeft een aantal vragen gesteld. Het is misschien het handigste als ik eerst die vragen beantwoord. Ik denk dat de Kamer mijn oordelen over de motie dan ook wel zal begrijpen. We hebben in de Kamer vaker over dit onderwerp gesproken. Voorgangers van de heer Hijink waren daar ook zeer actief in. De heer Kerstens van de PvdA, maar ook andere Kamerleden zijn altijd zeer kritisch geweest op de arbeidsomstandigheden binnen het Europees Octrooibureau. Nederland is een van de actiefste en ook wel een van de meest kritische lidstaten in de raad van bestuur als het gaat om het verbeteren van de sociale situatie. 

De heer Van Helvert vroeg wat ik dan eigenlijk allemaal doe. Ik zal een paar voorbeelden geven. Nederland was een van de initiatiefnemers van de door de raad van bestuur aangenomen resolutie waarin wordt aangedrongen op verbetering. Nederland was ook een van de initiatiefnemers van de social audit, waarmee de hele sociale situatie en ook de verbetermogelijkheden in kaart zijn gebracht. Die audit heeft ook verbeterplannen opgeleverd. Nederland stelt zich binnen de raad van bestuur en het dagelijks bestuur op als een van de meest kritische leden, niet alleen in woorden, maar ook in stemgedrag. Ik heb op 4 maart vorig jaar zelf gesproken met president Battistelli en ik kan wel zeggen dat dat een vrij stevig gesprek was. Ik heb daarin ook persoonlijk mijn zorgen overgebracht. Hetzelfde heeft de minister van Buitenlandse Zaken recent gedaan. Hij heeft zijn zorgen geuit bij de vicepresident van het Europees Octrooibureau. Ook werken we actief mee aan een herziening van de interne personeelsreglementen. De inzet is om die transparanter te maken en de juridische en sociale positie van werknemers te verbeteren, bijvoorbeeld door het herzien van de beroeps- en onderzoeksprocedures. Daarmee gaan we door. We zoeken daarbij zo veel mogelijk steun bij gelijkgestemde landen. De heer Van Helvert haalde al de stemverhouding aan. Daaruit blijkt ook dat we erin slagen om ervoor te zorgen dat gelijkgestemde landen samen met ons optrekken om de situatie binnen het Europees Octrooibureau te verbeteren. Besluitvorming over het herzien van de beroeps- en onderzoeksprocedures is voorzien in juni. 

De heer van Helvert vroeg ook naar de positie van de president van het Europees Octrooibureau. Daarover gaat ook de motie-Hijink/Ouwehand op stuk nr. 290. Die positie wordt vacant over ongeveer een jaar. De procedure wordt nu geopend. Het is een open procedure. Uiteindelijk zal de raad van bestuur beslissen wie de volgende president wordt van het Europees Octrooibureau. Als het meezit, kan de nieuwe president dit najaar worden gekozen. Ik vind het belangrijk dat het proces goed en ordelijk verloopt en dat we in alle opzichten een goede kandidaat kiezen die ook kan zorgen voor herstel van de sociale verhoudingen in de organisatie. 

In de motie op stuk nr. 290 wordt eigenlijk gevraagd: zou je niet nu, op het moment dat de procedure voor een nieuwe kandidaat begint, de discussie moeten starten over het vertrek van de huidige president en moeten aandringen op een snelle normalisatie van de arbeidsverhoudingen bij het EOB? Ik heb net gezegd dat we ons volop inzetten voor de normalisatie van de arbeidsverhoudingen. Nu een discussie starten over een spoedig vertrek van de huidige president, terwijl zijn mandaat over een jaar afloopt, we spoedig de procedure starten voor zijn opvolging en we verwachten dit najaar een nieuwe president te kiezen, lijkt mij niet bijdragen aan wat wij willen bereiken. We willen inderdaad een verbetering van de sociale situatie binnen het Europees Octrooibureau. Daar hebben wij ons de afgelopen tijd voor ingezet. Het gaat namelijk om het belang van de werknemers binnen het Europees Octrooibureau. Ook gelet op de verhoudingen binnen de raad van bestuur, vinden we daarvoor steun. Ik verwacht niet dat er steun zal zijn voor de lijn die de heer Hijink hier voorstelt. Daarom moet ik deze motie ontraden. 

De heer Hijink (SP):

De arbeidsomstandigheden bij het Europees Octrooibureau kunnen niet los worden gezien van het optreden van de president. Gelet op alles wat de regering tot nu toe heeft gedaan, geloof ik best dat Nederland tot de meest kritische landen behoort van de landen die toezicht houden, maar het heeft nog geen resultaat gehad. Wat gaat er het komende jaar gebeuren als de president nog in functie blijft en als hij ook van de raad die toezicht moet houden, het signaal krijgt dat hij nog rustig een jaartje kan blijven zitten, terwijl we allemaal weten dat de omstandigheden voor de werknemers, voor de mensen die daar werken, absoluut niet verbeterd zijn? Die twee dingen kun je wat mij betreft niet los van elkaar zien. 

Van Dam:

De heer Hijink doet niet alleen het Nederlandse kabinet tekort maar ook de inspanningen van zijn eigen voorganger in de Kamer, mevrouw Gesthuizen. Mede door haar inzet is het hier vaak aan de orde geweest en heeft het Nederlandse kabinet zich ook als zeer kritisch lid van de raad van bestuur opgesteld. Wij zijn als lid een van de velen en toch zijn we erin geslaagd om daadwerkelijk verbeteringen te realiseren, die ook op brede steun kunnen rekenen binnen de raad van bestuur. De social audit was er niet gekomen als wij ons daar niet zo voor hadden ingezet. De verbeteringen die nu worden doorgevoerd, waarover volgende maand besluitvorming wordt voorzien, waren er niet gekomen als het Nederlandse kabinet zich daarvoor niet mede zo stevig had ingezet. Dat de president in die sociale situatie soms een rol speelt die weinig behulpzaam is, zei ik al eerder. Dat heb ik hem ook overgebracht in een stevig gesprek dat wij hierover vorig jaar hebben gevoerd. Ik heb daarin ook kunnen constateren dat het soms lastig is om hem ervan te overtuigen dat een andere opstelling meer behulpzaam zou zijn bij de noodzakelijke veranderingen binnen het Europees Octrooibureau. 

Ik zou de energie dan ook willen steken in de verbeteringen waarover volgende maand besluitvorming plaatsvindt. Laten we doorgaan op die agenda, waarvoor brede steun is, in plaats van ons krediet te verspelen aan iets wat niet gaat gebeuren, door aan te dringen op vroegtijdig vertrek van de president. Dat is nog nooit vertoond. Als ik zie hoe de andere lidstaten zich tot nu toe opstellen, is mijn inschatting dat er brede steun is voor de positie van de president, maar tegelijkertijd ook voor onze positie, die stelt dat er wel het nodige moet veranderen binnen het Europees Octrooibureau. Het lijkt mij verstandiger dat wij daarop inzetten. Daar hebben de werknemers uiteindelijk het meeste aan. 

De heer Hijink (SP):

Er is eerder gesproken over een mogelijk vroegtijdig vertrek van deze president. Zo gek is de gedachte dat hij zijn periode niet volmaakt dus niet. De staatssecretaris zegt dat er al veel is gebeurd. Waarom merken de mensen die daar werken, daar dan nog zo weinig van? Ze trekken niet voor niks bijna iedere week aan de alarmbel. Waarom moet het een jaar duren voordat er een nieuwe president geïnstalleerd kan worden, die uitvoering kan geven aan de goede ideeën die er zijn om de situatie op de werkvloer te verbeteren? We gaan nu een jaar wachten, terwijl duizenden mensen die daar werken, de intimidatie meer dan zat zijn. Zij worden opnieuw een jaarlang in de wacht gezet. Dat laat de staatssecretaris wel gebeuren als hij zich hier in Europa niet hard voor wil maken. 

Van Dam:

Laat ik even meegaan in de gedachte van de heer Hijink. Stel dat wij die discussie nu zouden starten, hoe snel denkt hij dan dat die tot besluitvorming zou leiden in een orgaan zoals de raad van bestuur, waarin zo veel lidstaten vertegenwoordigd zijn? Ik denk dat dat langer duurt dan de procedure voor de opvolging van de president van het Europees Octrooibureau die nu in gang wordt gezet. Je kunt bij motie niet in je eentje de wereld veranderen. Zo werkt het helaas niet. Ik heb tot nu toe steeds gezegd: laten we focussen op het punt waarvoor wij ons met succes hard hebben gemaakt, namelijk het verbeteren van de sociale situatie binnen het Europees Octrooibureau. Daar was veel aanleiding toe. We hebben daarin stappen gezet. Ik ben het met de heer Hijink eens dat we misschien nog meer hadden kunnen doen als we het in ons eentje voor het zeggen hadden gehad, maar we hebben al heel veel voor elkaar gekregen vanuit de actieve en kritische rol die wij hierin gespeeld hebben. De Kamer kan van de regering verwachten dat zij daarmee doorgaat en dat zij zich ook zal inzetten voor een open procedure om te komen tot een kandidaat voor het presidentschap die de sociale verhoudingen binnen het Europees Octrooibureau weer kan herstellen. 

De heer Hijink heeft nog een tweede motie ingediend, wederom samen met mevrouw Ouwehand, de motie op stuk nr. 291. Daarover heeft de Kamer nog niet zo heel lang geleden, maar wel voor de verkiezingen, namelijk op 14 december jongstleden, een uitgebreid algemeen overleg gevoerd met de minister van Buitenlandse Zaken. Dat ging over de diplomatieke immuniteit van onder andere internationale organisaties. Naar aanleiding van dat algemeen overleg heeft de minister van Buitenlandse Zaken een gesprek gevoerd met de vicepresident van het Europees Octrooibureau. Hij heeft de Kamer daarover geïnformeerd bij brief van 23 februari 2017. Diplomatieke immuniteit is wel van groot belang voor het goed functioneren van internationale organisaties. Dat geldt hier, maar ook elders in de wereld. Maar dat betekent niet dat er binnen die internationale organisaties geen normen gelden. Dat geldt dus ook voor het Europees Octrooibureau. 

U zegt in feite dat schendingen van mensenrechten niet ongestraft moeten kunnen plaatsvinden. Dat kan inderdaad niet, ook niet binnen het Europees Octrooibureau. Zo ver reikt die immuniteit niet. Wij zetten ons in om de situatie binnen het EOB te verbeteren. Indien u dat wenst, kunt u de discussie over immuniteit voortzetten met de minister van Buitenlandse Zaken, die daarvoor vanzelfsprekend de eerstverantwoordelijke is. U vraagt om een internationale discussie te openen over de reikwijdte en interpretatie van dergelijke immuniteiten. De regering is daar geen voorstander van, dus ik ontraad de motie. 

De heer Hijink (SP):

Zou de staatssecretaris wel bereid zijn om op zijn minst het oordeel aan de Kamer te laten, als we niet zouden spreken over het herzien van de afspraken over immuniteit, maar over het onderzoeken daarvan? 

Van Dam:

U spreekt mij aan op mijn verantwoordelijkheid voor het vervullen van het bestuurslidmaatschap van het Europees Octrooibureau. Mijn verantwoordelijkheid gaat niet over de immuniteit van internationale organisaties. Als u daarover een debat wilt, dan moet u dat echt met de minister van Buitenlandse Zaken voeren. 

De heer Hijink (SP):

Ik spreek gewoon de regering aan. Volgens mij kan ik de staatssecretaris vragen om daarmee aan de slag te gaan. Het lijkt mij niet dat dat per se bij één minister thuishoort. 

Van Dam:

Over het algemeen zijn de verantwoordelijkheden wel verdeeld binnen een kabinet. Ik verwees al naar het algemeen overleg dat de Kamer hierover heeft gehad met de minister van Buitenlandse Zaken. Daar hoort het thuis. Daar is de Kamer ook duidelijk gemaakt dat het kabinet natuurlijk niet wil tornen aan de afspraken over immuniteit voor internationale organisaties. Ze zijn ook van groot belang voor Nederland als vestigingsplaats van vele internationale organisaties. Als u daarover verder wilt discussiëren met het kabinet, of u nu een onderzoek, een aanpassing of wat dan ook wilt, dan moet u dat bespreken met de minister van Buitenlandse Zaken. De verzoeken die u daartoe doet, moet ik ontraden. 

De voorzitter:

Een heel korte vraag, want u hebt al twee keer geïnterrumpeerd. 

De heer Hijink (SP):

Volgens mij is wat ik vraag niet heel onredelijk. Het gaat er alleen maar om dat dit kan worden onderzocht. Immuniteit kan natuurlijk nooit een reden zijn om mensenrechten aan de kant te schuiven. Als wij als gastland organisaties een plek geven en er binnen die organisaties vrij grove schendingen van mensenrechten of rechten van werknemers plaatsvinden ... 

De voorzitter:

Kunt u tot uw vraag komen? 

De heer Hijink (SP):

Ik kan mij niet voorstellen dat deze staatssecretaris dan denkt dat dat nu eenmaal thuishoort bij het stelsel zoals we dat hebben afgesproken. Dan kan ik hem toch vragen om dat te laten onderzoeken binnen de mogelijkheden die hij in Europees verband heeft? 

Van Dam:

U suggereert dat de immuniteit van internationale organisaties een vrijbrief is om mensenrechten te schenden. Zo ver gaat die niet. Nogmaals, de discussie daarover moet u echt met de minister van Buitenlandse Zaken voeren. U verzoekt bij motie om te streven naar een aanpassing van de afspraken. Mondeling stelt u voor om dat te wijzigen in een onderzoek daarvan. Ook dat lijkt mij onwenselijk. Ik verwijs naar het debat dat de Kamer daarover heeft gehad met de minister van Buitenlandse Zaken. Ik blijf de motie ontraden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn komst naar de Kamer. Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd. Ik schors de vergadering tot 19.00 uur. We gaan dan verder met het debat over de uitkomsten van de Europese top. 

De vergadering wordt van 16.40 uur tot 19.03 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven