5 Vragenuur: Vragen Van Toorenburg

Vragen van het lid Van Toorenburg aan de minister van Veiligheid en Justitie over bericht "Korpschef beloofde verdachte agenten zeker niet te ontslaan".

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Laat mij hier vanmiddag als inleiding bij deze mondelinge vraag zeggen dat ik het heel erg pijnlijk vind om hier te moeten staan en te moeten spreken over de nasleep van de fatale arrestatie van Mitch Henriquez. Ik heb ook echt geaarzeld, omdat de zaak op dit moment onder de rechter is en omdat er nog beslissingen moeten worden genomen over mogelijke disciplinaire maatregelen. Dan moet de politiek terughoudend zijn.

Maar het is juist in het belang van het gezag van de politie dat ik hier toch sta, in het belang van de gewone dienders op straat. Zij zetten zich dagelijks in en zij worden hierop aangesproken. Dan is natuurlijk mijn eerste vraag of de berichtgeving klopt. Klopt het dat de agenten wier handelen wordt onderzocht nadat Mitch Henriquez tijdens zijn arrestatie is overleden, van hun toenmalige baas te horen hebben gekregen "wat er ook gebeurt, niemand zal worden ontslagen"? Klopt dat bericht?

Want als het waar is, wat voor signaal heeft de leiding van de nationale politie dan af willen geven? Heeft de toenmalige korpschef zich niet gerealiseerd dat hij zijn agenten hiermee geen dienst heeft bewezen? Ik snap best dat de leiding naast de agenten wil staan. Natuurlijk hebben juist agenten rugdekking nodig.

Maar valse verwachtingen zijn schadelijk. Een wij-staan-boven-de-wet-uitspraak ondermijnt uiteindelijk het gezag van de politie alleen maar. Dat geeft geen pas. Uiteindelijk plukt niet de politietop daarvan de wrange vruchten, maar de gewone agent op straat. Die krijgt dit terug. Niet de top. Niet de minister.

Kan de minister hier vandaag op de berichtgeving ingaan? Vanzelfsprekend binnen de kaders die ik al gaf, namelijk niet over de zaak zelf sprekend. Het is nu aan de minister om ervoor te zorgen dat hij het vertrouwen in de politie herstelt.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik ben het geheel eens met mevrouw Van Toorenburg als zij zegt dat de gebeurtenissen die hebben geleid tot het overlijden van de heer Henriquez een grote impact hebben gehad op zijn nabestaanden, maar ook op de betrokken politiemedewerkers en op de politie als geheel. Het heeft bovendien tot heftige reacties in de samenleving geleid. Daar hoef ik niemand aan te helpen herinneren.

Het Openbaar Ministerie heeft onlangs bekendgemaakt dat naar aanleiding van het onafhankelijk strafrechtelijk onderzoek twee verdachten zullen worden vervolgd. Dat strafrechtelijk onderzoek loopt dus. Het bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten van de politie heeft onderzoek gedaan naar de vraag of sprake is geweest van plichtsverzuim. Uit dit onderzoek is gebleken dat vier agenten ernstig plichtsverzuim valt te verwijten en een agent plichtsverzuim. De onafhankelijke Commissie van Advies in Disciplinaire Zaken zal adviseren over mogelijk disciplinaire maatregelen. De commissie brengt voor het einde van het jaar advies uit aan de politiechef van de eenheid in Den Haag.

De korpschef neemt als werkgever besluiten over de rechtspositie van medewerkers. Bij disciplinaire onderzoeken is deze bevoegdheid gemandateerd aan de politiechef van de eenheid. Deze zal op basis van alle relevante feiten en omstandigheden een besluit nemen over het treffen van disciplinaire maatregelen.

Daarbij wordt de brief van de toenmalige korpschef — ik kan mevrouw Van Toorenburg dus bevestigen dat die brief bestaat, maar dat is vorige week ook al door de huidige korpschef bevestigd — worden betrokken. Dan kan een oordeel over de brief worden geveld. Daar loop ik dus ook niet op vooruit.

Daar wil ik het in reactie op de vraag van mevrouw Van Toorenburg bij laten.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat is toch een bijzonder antwoord van de minister. Hij bevestigt dat de uitspraak is gedaan. Ik wil weten, op dit moment, welke impact zo'n uitspraak kan hebben. Heeft die consequenties in de zaak? Wordt er ook gevolg aan gegeven? Uiteindelijk zijn het de gewone agenten op straat, in onze wijk, in onze buurten, die hierop aangesproken worden. Want blijkbaar is het bij de politie misschien zo dat, als er iets gebeurt wat moet worden onderzocht, het niet uitmaakt wat de uitkomst is. Althans, als de toenmalige korpsleiding moet worden gevolgd. Ik zou dus wel graag iets meer duiding van deze minister willen hebben. De vraag is ook of de toenmalige korpschef, die dat toen heeft gedaan, nu nog de adviseur van het huidige korps is. Wat is zijn rol nu eigenlijk en hoe duidt de minister die?

Minister Van der Steur:

Op de eerste vraag van mevrouw Van Toorenburg kan ik antwoorden dat de korpschef als werkgever zijn besluiten neemt, dat daar een vastgestelde route voor is en dat het dus niet aan mij is om op dit moment duiding te verbinden aan de brief, de inhoud en de eventuele consequenties daarvan. Ten tweede kan ik bevestigen dat de heer Bouman, zoals destijds aan de Kamer is bericht, beschikbaar is voor het verrichten van advieswerk en dat ook heeft gedaan.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het lijkt er een beetje op dat deze minister helemaal geen afstand neemt van wat er is gebeurd en dat er dus een beeld blijft bestaan, ook nu door toedoen van deze minister, dat de politie wel onderzoek doet, maar dat het helemaal niet uitmaakt wat de uitkomst daarvan is omdat het uiteindelijk geen gevolgen zal hebben. Ik zou graag van de minister willen horen of hij daar afstand van neemt. Is dit een onderwerp van bespreking met de huidige korpsleiding, die, laat ik dat benadrukken, dit niet heeft gezegd? Het is de toenmalige korpschef die dit heeft gezegd. Hij heeft gezegd: wij doen wel onderzoek, maar het maakt niet uit wat de uitkomst is, want er zullen geen ontslagen vallen. Ik wil graag weten hoe de minister dat beoordeelt. Nu laat hij een beetje in het midden wat hij daarvan vindt.

Minister Van der Steur:

Dat kan ook niet anders, want het is niet alleen een lopend strafrechtelijk onderzoek, maar ook een lopend disciplinair onderzoek. Daarop wil en kan ik op geen enkele wijze vooruitlopen. Op die vragen van mevrouw Van Toorenburg, hoe begrijpelijk ze ook zijn, kan ik dus geen antwoord geven. Uiteraard heb ik deze brief met de nieuwe korpschef besproken. Ik heb vorige week al gezegd dat ik de brief op zijn minst ongebruikelijk vind, maar verder kan ik daarover geen inhoudelijk oordeel geven.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dit is teleurstellend. Ik had gehoopt dat de minister een stap zou zetten om het vertrouwen in de politie te herstellen, maar hij kan daar geen gevolg aan geven.

Minister Van der Steur:

Laat ik in reactie daarop zeggen dat ik de conclusie die mevrouw Van Toorenburg eraan verbindt, namelijk dat deze brief en wat hier gebeurd is het vertrouwen in de politie heeft geschaad, niet deel. Voor het overige zullen wij moeten afwachten hoe de procedures zullen aflopen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik zou graag van de minister horen of hij navraag heeft gedaan of er in andere gevallen ook dit soort toezeggingen zijn gedaan en of hij heeft gezegd dat dit vanaf nu absoluut nergens meer aan de orde mag zijn.

Minister Van der Steur:

Ik heb gezegd dat de brief ongebruikelijk is en dat iedereen weet dat het geen gebruik moet worden dat er zulke brieven zijn. Daarover is wat mij betreft geen onduidelijkheid.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik had twee vragen in één gesmokkeld. De eerste was of de minister weet of in andere gevallen ook dit soort toezeggingen zijn gedaan door de korpsleiding, namelijk dat er geen vervolging zal zijn, wat de uitkomst van een onderzoek ook is. Is navraag gedaan of er in andere gevallen ook dat soort toezeggingen zijn gedaan?

Minister Van der Steur:

Mij zijn geen soortgelijke toezeggingen bekend.

Mevrouw Swinkels (D66):

Ik hoor de minister zeggen dat hij graag beide onderzoeken en de uitkomsten daarvan afwacht en dat het aan de korpschef is om vervolgens een beslissing te nemen. Dat begrijp ik heel goed, maar kan de minister misschien toch iets zeggen over de juridische consequenties van de toezegging die is gedaan en, zo ja, zijn die er?

Minister Van der Steur:

Daarop kan ik dus geen antwoord geven. Dat is echt een situatie die pas kan worden beoordeeld aan de hand van de afloop van beide procedures, zowel het strafrechtelijk onderzoek als het interne disciplinaire onderzoek, althans het advies dat daarover moet komen van de onafhankelijke adviescommissie.

Mevrouw Swinkels (D66):

Dan begrijp ik uit het antwoord van de minister dat de voormalige korpschef voor zijn beurt heeft gesproken. Het kan heel wel zijn dat beide onderzoeken erin resulteren dat er wel degelijk gevolgen zouden moeten zijn voor de betrokken agenten. Hoe ziet de minister dat? Heeft de voormalige korpschef voor zijn beurt gesproken?

Minister Van der Steur:

Die conclusie kan pas getrokken worden als de resultaten van de onderzoeken en de beslissing van de werkgever bekend zijn. Ik kan en wil daar niet op vooruitlopen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het lijkt erop dat de minister zich heeft voorgenomen om hier zo min mogelijk te zeggen. Wij wachten op onderzoeken, terwijl de handelingen die tot het overlijden van Mitch Henriquez hebben geleid al vijftien maanden geleden hebben plaatsgevonden. Vorig jaar trokken wij hierover tijdens de begrotingsbehandeling aan de bel en toen moesten wij het onderzoek afwachten. Dus mijn eerste vraag zou zijn hoe lang wij dat onderzoek nog moeten afwachten en of de minister nu eindelijk geïnteresseerd is in het nemen van disciplinaire maatregelen. Vorige week tijdens het algemeen overleg zei hij immers letterlijk dat hij niet geïnteresseerd was in het nemen van disciplinaire maatregelen.

Minister Van der Steur:

Het strafrechtelijk onderzoek zal uiterlijk klaar zijn als het klaar is. Dan zal de uitkomst daarvan zonder enige twijfel bekend zijn. Hetzelfde geldt voor het advies dat de onafhankelijke adviescommissie eind van dit jaar uit zal brengen op basis van het interne disciplinaire onderzoek.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Opnieuw zegt de minister: wij wachten het onderzoek af en moeten zorgvuldigheid betrachten. Daar ben ik het allemaal mee eens, maar begrijpt de minister dat heel veel mensen die betrokken zijn bij dit onderwerp, het gevoel hebben dat hier iets onder het tapijt wordt geschoven, wat gewoon niet kan in onze rechtsstaat? Is de minister bereid in dergelijke gevallen na het onderzoek disciplinaire maatregelen te nemen, ja of nee? Het is zo klaar als een klontje. Het is zo simpel als wat.

Minister Van der Steur:

Ik kan de suggestie van de heer Kuzu niet volgen dat er iets onder het tapijt wordt geveegd, aangezien er een strafrechtelijk onderzoek is tegen twee van de vijf agenten en er inmiddels een uitkomst is van het interne disciplinaire onderzoek, dat een uitspraak doet ten aanzien van een aantal agenten: vier keer ernstig plichtsverzuim en één keer plichtsverzuim. Vervolgens is er een zorgvuldig traject. Ik zie het tapijt niet, waar iets onder geschoven zou zijn. Dat laat onverlet, zoals ik al in het begin heb gezegd, dat het overlijden van de heer Henriquez op alle betrokkenen, de nabestaanden, de betrokken politiemedewerkers, de samenleving, maar ook de politie als zodanig, een grote impact heeft gehad.

Mevrouw Kooiman (SP):

Het gaat om een zeer trieste zaak, waar de nabestaanden het zeer moeilijk mee hebben. Mevrouw Van Toorenburg heeft gelijk als zij zegt dat het ook een grote weerslag heeft op de hele politieorganisatie. Dat geldt zeker voor de laatste berichtgeving. De minister wil daar nog niet helemaal een uitspraak over doen, maar noemt de brief van de korpschef in ieder geval "op z'n minst opmerkelijk". Als er gevraagd wordt of er in het verleden eerder incidenten zijn geweest waarbij soortgelijke toezeggingen zijn gedaan, dan zegt de minister dat dat niet bekend is. Is hij wel bereid om te onderzoeken of dat in het verleden eerder heeft plaatsgevonden?

Minister Van der Steur:

Ik ben altijd bereid om een soortgelijke vraag nog even tegen de korpschef aan te houden. Dan zal ik de Kamer daarover informeren op het geëigende moment.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik begrijp dat de minister niet veel kan zeggen over lopende onderzoeken, maar het gaat hier om een brief verstuurd door een korpschef. Waar iedereen bang voor is, is dat die idiote brief bij voorbaat het resultaat heeft bepaald en dat er dus van dat onafhankelijke onderzoek niet zo veel meer overblijft. Mensen blijven immers toch gewoon bij de baas werken. In hoeverre en op welke wijze zal deze brief dat proces beïnvloeden?

Minister Van der Steur:

Ik begrijp heel goed dat de heer Marcouch die vraag stelt, maar daar kan ik echt niks over zeggen, want dat is onderdeel van de uitkomsten van het traject. Ik kan daar op dit moment dus geen antwoord op geven.

De voorzitter:

Dank u wel.

Wij zijn hiermee aan het eind gekomen van het mondelinge vragenuur.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven