3 Vragenuur: Vragen Smaling

Vragen van het lid Smaling aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht "Weer Nederlandse bedrijven aangevallen in Ethiopië". 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik wil het met minister Ploumen over Ethiopië hebben. Dat is een mooi land. Het is maar een paar jaar gekoloniseerd geweest. Er komt koffie vandaan. De Queen of Sheba komt er ook vandaan. Daar heeft Händel nog over gezongen, of nou ja, gezongen. 

Het onderwerp van mijn vraag is wel wat serieuzer. Rond Addis Abeba hebben wij heel veel bedrijven. Het is goed om handel te drijven met andere landen — laat dat duidelijk zijn — maar veel van die bedrijven zijn aangevallen door ontevreden bewoners uit de provincies Oromia en Amhara. Dat is ernstig aan het worden. Er zijn sinds november 600 doden en duizenden gewonden gevallen. Er zijn ook tienduizenden arrestaties verricht. Naar de mening van de SP-fractie is hier een duidelijk voorbeeld te zien van de twee benen waarop deze minister staat, namelijk een VVD-been en een Partij van de Arbeid-been. Enerzijds steunt zij het bedrijfsleven waarbij voorbij wordt gegaan aan het goed regelen van landeigendom. Anderzijds wil zij werkgelegenheid stimuleren en liggen de mensenrechten haar na aan het hart. In een geval als dit komt dat echter niet tot volle wasdom. Sterker nog, hierin zie je imagoschade die ook afstraalt op Nederland. Naar mijn mening is dat omdat de minister onvoldoende heeft bekeken hoe je dat soort bedrijvigheid rondom een hoofdstad moet organiseren, waarbij je tegelijkertijd recht doet aan het landrecht en het gebruikersrecht. Dat is wettelijk niet heel helder vastgelegd. Dat weet de minister. Zij loopt immers al lang rond in dat soort landen. Is zij nou medeplichtig aan de opstand en onvrede in die regio of vindt zij van niet? 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Voordat ik de vraag van de heer Smaling beantwoord, wilde ik de vrijheid nemen om u te feliciteren met uw eerste plaats in de politieke top tien in Opzij. Het mag ook weleens gezegd worden dat u daar zo'n mooie plek in hebt. 

Dan kom ik op de vraag van de heer Smaling. De heer Smaling en ik zijn het erover eens dat de situatie in Ethiopië ernstig is. Er is grote onrust en wij maken ons grote zorgen over die situatie. De stabiliteit in Ethiopië staat onder druk, terwijl dit land juist groei liet zien en een heel constructieve rol speelde bij de vele conflicten die wij de afgelopen decennia in de regio hebben gezien. Wij maken ons ook zorgen omdat Nederlandse bedrijven doelwit zijn, en zij niet alleen, maar ook andere internationale bedrijven. 

Ik zal kort iets zeggen over de analyse die wij maken van de oorzaken van die onvrede. Wij hebben al eerder vastgesteld dat de vooruitgang die Ethiopië laat zien, nog niet bij iedereen terechtkomt. En dat in een sfeer waarin er toch een gebrek aan democratie is en waarbij het bestuur niet altijd voldoet aan de standaarden die wij daarbij hanteren en die de bevolking van Ethiopië wil zien. We zien dat vooral de jongere mensen daar zeer onder gebukt gaan. Dat is niet iets van vandaag of gisteren, en ook niet vanaf november, maar dat speelt al langer. We voeren regelmatig gesprekken over de vraag hoe je die situatie kunt verbeteren. 

Onze ambassade in Addis is zeer alert op wat er gebeurt en spreekt met mensen uit de oppositie, bedrijven, vertegenwoordigers van de regering en met ngo's. Deze oriënteert zich dus breed. Uit die gesprekken komt het beeld naar voren dat de demonstraties die we zien, vooral gericht zijn op de overheid en overheidsinstanties. Men ziet buitenlandse investeerders en bedrijven als een verlengstuk van diezelfde overheid. Men weet ook dat er door aanvallen op internationale bedrijven meer aandacht van internationale media komt dan bij een demonstratie in de straten van Addis of ergens in de buurt. 

Er zijn veel Nederlandse bedrijven in Ethiopië. Deze creëren met elkaar ongeveer 70.000 banen. Dat is belangrijk, want een van de problemen is dat jonge mensen geen werk hebben. Tegelijkertijd moeten die bedrijven wel voldoen aan de OESO-richtlijnen, waarover wij al vaker hebben gesproken. Bedrijven die steun krijgen van Nederland, moeten daaraan voldoen. Met de andere bedrijven zijn wij daarover in gesprek. 

Het probleem dat de heer Smaling aanroert over landrechten is absoluut een relevant probleem in Ethiopië. Nederland werkt mee aan het versterken van de registratie van landsystemen en spreekt met bedrijven, om ervoor te zorgen dat zij zich aan die richtlijnen houden. Als dat niet zo is, gaan we het gesprek daarover aan. 

De voorzitter:

U moet afronden. 

Minister Ploumen:

We delen de zorgen en we zijn zeer alert. Dat geldt ook voor onze ambassade. Waar we kunnen, ondersteunen we ook de Ethiopiërs om aan deze situatie een einde te maken. Dat kan alleen als de overheid gesprekken aangaat met al die bevolkingsgroepen. 

De heer Smaling (SP):

Ik vind dit toch te weinig. Je kunt weet ik wie oproepen om allemaal met elkaar in gesprek te gaan, maar dat zal niets oplossen, zolang je niet bekijkt of die wetgeving überhaupt geïmplementeerd is en of deze te handhaven is. De minister weet net zo goed als ik dat veel mensen in dit land heel veel kennis hebben van landrechten. Wij hebben een heel goed kadaster dat ook internationaal actief is, ook op universiteiten en bij ngo's. Wij zijn echt een topland op het gebied van landrechten. Daar weten wij heel veel van. Er doet zich hier een situatie voor waarbij die geschonden worden. Dat is misschien een groot woord, maar er wordt gewoon geen recht gedaan aan de mensen. Het land waar je vandaan komt en waar je voorouders zijn begraven, heeft immers ook een spirituele waarde, die verder gaat dan een stukje papier en een afspraak met een overheidsambtenaar die daarvoor waarschijnlijk ook nog eens een commissie heeft gekregen. Ik zeg niet dat dat zo is, maar er zal ongetwijfeld het een en ander in een aantal zakken zijn verdwenen. Dat weten we allemaal, en dan hoor ik de minister hier toch zeggen dat zij deze mensen vraagt om met elkaar in gesprek te gaan. Ik vind dat niet voldoende. Er is hier een groot probleem, dat ook schadelijk is voor het aanzien van het Nederlandse bedrijfsleven, om dat meteen maar even mee te nemen, en dan vind ik dit een zwak verhaal, met alle respect. Ik wil graag toch een wat helderder en krachtiger uitspraak van de minister over wat zij gaat doen, en ik hoop dat dat niet beperkt blijft tot het vergoeden van de schade van die tuinders, want die indruk krijg ik wel. 

Minister Ploumen:

Ik doe een tweede poging, iets korter dan de eerste. Een kritische dialoog met de Ethiopische overheid moeten we wel echt voeren, want zij moet aangemoedigd worden om die dialoog met deze bevolkingsgroepen en met de oppositie aan te gaan. De Ethiopische overheid voelt zich overigens ook aangesproken en neemt nu ook maatregelen hiervoor. Dat moet gewoon gebeuren, wat de heer Smaling daar ook van vindt. 

Dan kom ik op mijn tweede punt. De heer Smaling en ik hebben hier vaker over gesproken en we zijn het eigenlijk altijd wel eens. We zijn nu in gesprek met de oppositie van Ethiopië of een instantie als NIMD kan helpen met trainingen, maar ik zeg de heer Smaling ook graag toe dat ik nogmaals zal kijken of we onze inzet op landrechten, bijvoorbeeld door het inzetten van het Nederlands kadaster kunnen intensiveren, en ik ben ook bereid om daar over een maand of drie nader verslag van te doen. Die bedrijven hebben dat land gekregen of gekocht van de overheid. Zij hebben dat vaak te goeder trouw gedaan, maar — en dat is ook waar — ik kan niet garanderen dat er geen problemen zijn en daarom doe ik deze toezegging graag. 

De heer Smaling (SP):

Ten slotte vraag ik de minister of dit nog wel het ontwikkelingsmodel van de toekomst is. Is het, ook vanwege de migratiedruk uit Afrika, niet raadzaam dat we ons erop richten om jongeren hier en jongeren daar met elkaar te verbinden en hen te ondersteunen zodat zij ondernemerschap ontwikkelen, en dat we dit type handelsactiviteiten alleen ondersteunen door de ambassade opdracht te geven om ondernemers de weg te wijzen om in Ethiopië zaken te doen? De boventoon van het handelsdeel van de ontwikkelingsagenda wordt nu gevormd door dit soort activiteiten. Nu zie je wat er gebeurt en wat voor imagoschade dit oplevert. Ik zou de minister daarom willen adviseren om het hele denken over investeren en handeldrijven in de toekomst met jongeren door een heel nieuwe, vooruitstrevende bril te bezien, en niet meer zoals we dat nu al jaren doen. 

Minister Ploumen:

Met alle respect, maar de heer Smaling draaft hier wel een beetje door. We hebben een groot programma in Ethiopië waarin we bijvoorbeeld ook inzetten op voedselzekerheid en seksuele en reproductieve rechten, en natuurlijk zetten we ook zeer in op werkgelegenheid van jongeren, bijvoorbeeld door het Dutch Good Growth Fund en andere fondsen. Tegelijkertijd geldt dat dit om 70.000 banen gaat bij bedrijven die zich in overwegende mate — dat geldt in ieder geval voor de bedrijven die steun krijgen — gewoon houden aan de richtlijnen. Het lijkt me dat er, van welk ontwikkelingsmodel je ook uitgaat, bij hoort dat er banen worden gecreëerd. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Met de commissie zijn wij in Ethiopië geweest. Daar troffen wij medewerkers van diverse bedrijven aan die heel tevreden waren met de scholing die er werd gegeven op de bedrijfsterreinen en het ziekenhuis dat bij een bedrijf aanwezig was, dat er anders niet was geweest. Ik krijg door het betoog van de SP dus wel een beetje een eenzijdig beeld van de gang van zaken. De minister heeft zojuist de toezegging gedaan dat zij wil kijken naar die negatieve punten. Zou zij ook willen kijken naar de gevallen waarin het wel goed gaat? Anders komt er wel een beetje een beeld naar voren alsof het alleen maar aan onze bedrijven zou liggen. Ik neem daar afstand van op basis van wat ik tot mij krijg en ik hoop dat de minister dat beeld ook kan nuanceren. 

Minister Ploumen:

Volgens mij heb ik dat net ook gedaan door aan te geven dat die Nederlandse bedrijven banen creëren voor mensen die daar wonen — er wordt dus geen personeel in grote aantallen ingevlogen — en dat ze, zoals zij zeggen, zich aan de richtlijnen van het OCD houden die onder meer ook gaan over fatsoenlijk personeelsbeleid. Een ziekenhuis of een medische post op het terrein is daar een voorbeeld van, net als het betalen van fatsoenlijke salarissen. Ik heb ook gezegd dat de bedrijven worden aangevallen omdat ze worden gezien als een verlengstuk van de overheid. Het is ook een manier om extra aandacht voor de zaak te krijgen. Op zichzelf zegt dat eigenlijk nog niets over de kwaliteit van de bedrijven. Tegelijkertijd is er wel een probleem rondom landrechten in Ethiopië. Het lijkt mij goed om dat probleem, eventueel samen met de bedrijven, nog meer dan we nu doen aan te pakken. 

Naar boven