10 Kinderopvang

Aan de orde is het VAO Kinderopvang (AO d.d. 09/03). 

De voorzitter:

Als eerste spreker van de zijde van de Kamer krijgt mevrouw Voortman het woord. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in het kader van Het Nieuwe Toezicht gewerkt wordt aan een openbaar kwaliteitsoordeel van de toezichthouder met betrekking tot aanbieders van kinderopvang; 

overwegende dat op gemeentelijk niveau voor iedere kinderopvanglocatie reeds een risicoprofiel beschikbaar is in de vorm van een kleurcode en dat deze kleurcode een indicatie is van het risico op toekomstige overtredingen op een specifieke kinderopvanglocatie, gebaseerd op een landelijke uniform model; 

constaterende dat steeds meer toezichthouders in aanverwante sectoren hun data en inspectieresultaten publiceren; 

van mening dat actieve openbaarmaking van deze risicoprofielen de aandacht voor en dialoog rondom risico's en kwaliteit bevordert en daarmee aanbieders aanspoort tot verbeteringen, ouders voor het kiezen van de opvang meer informatie geeft over risico's en kwaliteit en dat het bijdraagt aan duidelijkheid over de werkwijze van toezichthouders en de manier waarop zij conclusies trekken over risico's en kwaliteit; 

verzoekt de regering om: 

  • -werk te maken van actieve openbaarmaking van de risicoprofielen voor de kinderopvang, door de kleurcode van een kinderopvanglocatie te vermelden in het inspectierapport; 

  • -een landelijke database van risicoprofielen te maken en deze zo veel mogelijk in open format aan te bieden; 

  • -de Kamer hierover voor 1 juni 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 291 (31322). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor zijn toezeggingen in het algemeen overleg om bij de besteding van de 200 miljoen extra voor de kinderopvangtoeslag van volgend jaar, niet alleen te kijken naar de standaardtabel en naar een verhoging van de vaste voet, maar ook naar het gat tussen het daadwerkelijke tarief en het maximum uurtarief waarover kinderopvangtoeslag kan worden ontvangen. Ik vind dat een belangrijk probleem, omdat het zeker voor de mensen met een wat lager inkomen de toegankelijkheid onder druk zet. Ik ben blij met de toezegging en zie uit naar de informatie die de Kamer te zijner tijd bereikt. 

Ik heb een motie over een heel ander onderwerp. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat gezinnen waarbij een van de ouders een ernstige medische situatie heeft en hierdoor structureel niet voor de kinderen kan zorgen of kan werken, nu niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, waardoor ook de gezonde partner belemmerd wordt om te werken; 

constaterende dat deze gezinnen aangewezen zijn op de gemeenten voor een bijdrage in de kosten voor de kinderopvang, maar dat deze vergoeding doorgaans substantieel lager ligt dan de landelijke regeling voor kinderopvangtoeslag en dat 10% van de gemeenten zelfs helemaal geen beleid heeft om deze ouders te ondersteunen; 

overwegende dat hierdoor een onrechtvaardige situatie ontstaat; 

verzoekt de regering om voor 1 juni 2016 te rapporteren aan de Kamer over de mogelijkheden om a. de Belastingdienst de bevoegdheid te geven om maatwerk te kunnen bieden in dergelijke schrijnende gevallen en b. een zware zorgindicatie van de ouder op te nemen op de lijst van zaken die gelijkgesteld zijn aan werk, zoals nu ook het geval is voor het volgen van een re-integratietraject, opleiding of inburgeringscursus, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 292 (31322). 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Ik dien twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering ten behoeve van de uitvoering van de motie-Yücel c.s. naar aanleiding van het breed gedragen voorstel Kindcentra 2020, binnen een halfjaar met concrete voorstellen komt over wat er nodig is om het mogelijk te maken dat kinderopvang en onderwijs kunnen worden aanboden vanuit één organisatie (zoals een integraal kindcentrum) en tevens de (on)mogelijkheden voor de wettelijke verankering van kindcentra onderzoekt; 

van mening dat de keuzevrijheid van ouders, onderwijsorganisaties en van kinderopvangorganisaties leidend moet blijven; 

verzoekt de regering om gelijktijdig alvast knelpunten in de samenwerking onderwijs en kinderopvang (waaronder IKC's) te bespreken met een team van deskundigen waarbij ook kindcentra 2020, VNG, PO Raad et cetera bij betrokken worden; 

verzoekt de regering tevens om samen met de VNG te bekijken op welke wijze bereidwillige gemeenten nog dit jaar aan de slag kunnen met verdere samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang, waaronder IKC's, en waar nodig te kijken naar de mogelijkheden voor regelluwe omgeving om de verdere samenwerking mogelijk te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yücel, Van Weyenberg en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 293 (31322). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in het kader van Het Nieuwe Toezicht gewerkt wordt aan een openbaar kwaliteitsoordeel van de toezichthouder met betrekking tot aanbieders van kinderopvang; 

van mening dat actieve openbaarmaking van de risicoprofielen de aandacht voor en het gesprek rondom risico's en kwaliteit bevordert en daarmee risicoreductie en de kwaliteit ten goede komt, en dat dit in het belang van kinderen en de ouders is; 

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe richting ouders openbaarheid en inzicht kan worden geboden in de kwaliteit en eventuele risico's van kinderopvanginstellingen en de Kamer hierover voor 1 juni 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yücel en Van 't Wout. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 294 (31322). 

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Ik wil twee uitspraken aan de Kamer voorleggen. Ik doe dat mede namens mijn collega Siderius. Zij is woordvoerder op dit terrein; ik ben slechts haar vervanger. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat door de grootscheepse fraude met de kinderopvangtoeslag door kinderopvangorganisatie De Parel ouders te maken hebben met terugvorderingen van fikse bedragen; 

constaterende dat ouders door de Belastingdienst als fraudeurs worden behandeld omdat zij geen ouderbijdrage hebben betaald over de afgenomen uren kinderopvang; 

overwegende dat het terug te betalen bedrag van de — deels — terecht ontvangen kinderopvangtoeslag een veelvoud is van de niet betaalde ouderbijdrage; 

verzoekt de regering, bij de ouders die slachtoffer zijn geworden van frauduleus handelen van kinderopvangorganisatie De Parel de ten onrechte niet-betaalde ouderbijdrage te innen en de rest van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag kwijt te schelden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ulenbelt en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 295 (31322). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat door de grootscheepse fraude met de kinderopvangtoeslag door kinderopvangorganisatie De Parel ouders te maken hebben met terugvorderingen van fikse bedragen; 

constaterende dat er binnenkort een rechtszaak van start gaat over deze fraudezaak; 

overwegende dat een uitspraak in deze rechtszaak gevolgen kan hebben voor het vaststellen van het al dan niet opzettelijk frauduleus handelen van deze ouders; 

verzoekt de regering, de terugvordering van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst op te schorten totdat er een definitieve uitspraak gedaan is in de rechtszaak over De Parel, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ulenbelt en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 296 (31322). 

De vergadering wordt van 16.54 uur tot 17.00 uur geschorst. 

Minister Asscher:

Voorzitter. De eerste motie, de motie-Voortman op stuk nr. 291, gaat over de risicoprofielen. De GGD is toezichthouder namens de gemeente en het college van B en W wijst de GGD aan als toezichthouder. Daarbij kan de GGD gebruikmaken van een risicoprofiel als indicatie om te bepalen bij welke organisaties men wil gaan kijken. Een gemeente kan vervolgens als eindverantwoordelijke besluiten dergelijke profielen openbaar te maken. Er is geen wettelijke basis voor mij om gemeenten te verplichten om risicoprofielen te publiceren of te verstrekken voor enige landelijke database. Bovendien zijn de risicoprofielen niet op alle punten uniform of al verplicht, waardoor publicatie niet zal leiden tot vergelijkbare inzichten. Kortom, ik ontraad de motie op stuk nr. 291. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb begrepen dat ze wel uniform zijn. Desnoods kan ik mijn motie aanpassen en daarin laten zien waarop ik dat baseer. Verder zegt de minister dat hij gemeenten niet kan verplichten om risicoprofielen te publiceren, maar hij zou de gemeenten wel kunnen stimuleren om dit te doen. Ook op dit punt ben ik bereid om de motie aan te passen; ik ben een heel redelijk mens. 

Minister Asscher:

Dat laatste was mij bekend. Ik ben ook best een redelijke minister, hoewel misschien niet zo redelijk als mevrouw Voortman zou willen. Ik moet nu reageren op de bestaande motie. Die moet ik ontraden. Als er een andere motie komt, zal ik daar heel goed naar kijken. 

De motie-Van Weyenberg/Heerma op stuk nr. 292 gaat over het probleem van ouders die sociaal-medische redenen hebben om niet te kunnen werken en daarom wel behoefte hebben aan kinderopvang. In ons stelsel hebben wij die beoordeling neergelegd bij de gemeente. De gemeente is bij uitstek in staat om te bekijken — dat is niet altijd te vatten in een protocol of een zorgzwaarteprofiel — of een sociaal-medische indicatie noodzakelijk is. Om die reden zou ik die beoordeling daar niet willen weghalen en bij de Belastingdienst onderbrengen. Ik wil het stelsel overeind houden. De heer Van Weyenberg repte over 10% van de gemeenten. Die gemeenten zouden via de daar aanwezige democratische organen onder druk gezet kunnen worden, en misschien ook wel onder druk gezet moeten worden, om dat alsnog te doen. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Weyenberg, ik zie u nu bij de interruptiemicrofoon, maar misschien kunt u even het oordeel van de minister over de motie afwachten. Overigens kan ik dat oordeel al raden. 

Minister Asscher:

Ik ontraad de motie. 

De heer Van Weyenberg (D66):

In de motie wordt gevraagd om iets te onderzoeken. Collega Heerma en ik hebben voorbeelden van mensen die recht zouden hebben gehad op €8.000 kinderopvangtoeslag, maar die via de sociaal-medische indicatie €800 op jaarbasis krijgen, dus een tiende deel daarvan, terwijl bijvoorbeeld de partner in coma ligt. Ik heb heel lang steun gegeven aan de lijn van het kabinet rond de gemeentelijke vrijheid, maar ik vind deze situaties gewoon te schrijnend. Ik vind dat het alternatief van het overlaten van de beoordeling aan de gemeenten niet oplevert wat wij met de regeling beogen, namelijk het in de buurt komen van een gelijkwaardig alternatief. Vanuit die blik moet de minister toch mijn zorg delen dat wij hier een regeling hebben die, met alle respect voor de beleidsvrijheid, voor de betrokken ouders niet de oplossing biedt waarnaar wij op zoek zijn. 

Minister Asscher:

Het is zeker niet zo dat ik de zorgen van de heer Van Weyenberg niet deel, zeker niet zijn zorg over het door hem gegeven voorbeeld. Op zich is er echter geen reden voor de gemeenten om niet met een passende voorziening te komen. Als dat in dit geval niet gebeurd is, is dat in de eerste plaats te verwijten aan de desbetreffende gemeente. De heer Van Weyenberg heeft tot nu toe steun gegeven aan het niet op landelijk niveau regelen van deze zaak, omdat juist de gemeenten bij uitstek in staat zijn om naar die vaak particuliere situaties te kijken en tot een oordeel te komen. Als dat op een onbillijke manier gebeurt, is de gemeente de plek waar dat aan de kaak gesteld en verbeterd moet worden. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik zie dat een groep mensen in een heel pijnlijke situatie tussen wal en schip valt. Dat doet inderdaad bij mij het kwartje de andere kant uit vallen. In de motie wordt de minister gevraagd om daar nog eens heel serieus opnieuw naar te kijken. De uitkomst daarvan wacht ik af. Ik hoop dat de uitkomst is dat hij dat alsnog wil doen, want ik kan het echt niet meer uitleggen aan de betrokken ouders. 

Minister Asscher:

Ik heb heel goed de motivering van de heer Van Weyenberg voor het indienen van zijn motie begrepen. Volgens mij begrijpen en respecteren wij elkaar op dit punt. Ik heb daar op dit moment niet heel veel aan toe te voegen. 

In de motie-Yücel c.s. op stuk nr. 293 wordt de regering gevraagd om met de VNG te kijken op welke wijze enthousiaste gemeenten nog eerder aan de slag kunnen met de IKC's. In het algemeen overleg heb ik al gezegd dat dit een van de wegen is naar, in dit geval, Rome; het is niet de enige. Ik heb ook aangegeven bereid te zijn om die mogelijkheid al eerder te creëren en te doen wat daarvoor nodig is. Ik beschouw de motie dan ook als ondersteuning van beleid en laat het oordeel aan de Kamer. 

In de motie op stuk nr. 294 wordt verzocht om te onderzoeken hoe tegenover ouders openbaarheid kan worden betracht en hoe aan hen inzicht kan worden geboden in de kwaliteit en eventuele risico's van kinderopvanginstellingen. Die motie ondersteunt het beleid om de kwaliteitsverbetering verder te brengen zonder te treden in de bevoegdheid van de gemeenten. Ik ben bereid om dat te onderzoeken en laat het oordeel over de motie aan de Kamer. 

Dan is er tot slot de vraag over de rol van de Belastingdienst. Ik kan aansluiten bij wat de staatssecretaris hierover heeft gezegd in het algemeen overleg. Hij heeft geen mogelijkheid om anders te handelen. Als ouders zich niet aan de regels hebben gehouden, moet hij terugvorderen krachtens de wet. Er is ook geen mogelijkheid om daarvan af te wijken. De staatssecretaris heeft in het debat volgens mij vrij uitvoerig beredeneerd wat dat in deze casus betekent en waarom er meer aan de hand was dan een simpele administratieve vergissing of iets dergelijks; er zat meer achter. De wet biedt dus geen mogelijkheden om er anders op te reageren. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister. Over de ingediende moties wordt aanstaande dinsdag gestemd. 

De vergadering wordt van 17.04 uur tot 17.33 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven