4 Participatiewet

Aan de orde is het VAO Participatiewet (AO d.d. 16/03). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid welkom. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben wij uitgebreid gesproken over het feit dat de overheid zelf achterloopt bij het realiseren van voldoende banen voor arbeidsgehandicapten. Om daar toch wat meer druk op te leggen en de urgentie te benadrukken, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de overheid achterloopt bij het realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking; 

constaterende dat het bij sommige onderdelen van de overheid goed gaat en bij andere onderdelen niet goed; 

overwegende dat de volgende tussenmeting voor de banenafspraak pas in juli beschikbaar is; 

verzoekt de regering om overheidsonderdelen die nu achterlopen bij het realiseren van banen, met klem aan te sporen daar snel verbetering in te brengen; 

verzoekt de regering tevens om half mei aan de Kamer te rapporteren over de actuele stand van zaken bij de overheidsonderdelen die nu achterlopen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Kerstens, Karabulut en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (34352). 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik dien de volgende motie in omdat heel veel werkgevers vragen om ook te kijken wat mensen in de praktijk kunnen en dat mee te laten tellen, ook bij de bepaling van hun loonwaarde. Dat klinkt altijd wat technisch, maar het komt erop neer dat we ook in de praktijk laten vaststellen wat mensen kunnen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat vaststelling van de verminderde loonwaarde van mensen met een arbeidsbeperking met gevalideerde methodes op de werkvloer in de praktijk plaatsvindt; 

overwegende dat op deze wijze goed in de praktijk vastgesteld kan worden of iemand binnen de doelgroep van de banenafspraak valt; 

constaterende dat sociale partners in De Werkkamer met elkaar in gesprek zijn over het invoeren van een dergelijke praktijkroute; 

verzoekt de regering om een "praktijkroute" voor bepaling van verminderde loonwaarde mogelijk te maken, waarbij de werkvloer en gemeenten samenwerken, waardoor deze groep toegelaten wordt tot het doelgroepregister voor de banenafspraak, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 5 (34352). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat bepaalde werkgevers in de overheidssector achterblijven bij het creëren van extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking; 

overwegende dat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overheidswerkgevers beter wil informeren over de voortgang van de banenafspraak binnen de eigen sector en daarom overheidssectoren in de loop van dit jaar daarover zal informeren; 

verzoekt de regering, deze informatie ook direct aan de Kamer te sturen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34352). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in de Participatiewet voor jongeren tot 27 jaar een wettelijke zoekperiode van vier weken geldt waarin gemeenten aanvragen niet in behandeling mogen nemen; 

overwegende dat met de Participatiewet ook veel kwetsbare jongeren die voorheen in de Wajong gekomen zouden zijn, nu een beroep doen op de gemeente; 

overwegende dat de Kamer op 1 juli 2015 bij motie de regering heeft verzocht inzichtelijk te maken hoe gemeenten met deze nieuwe doelgroep omgaan vanaf het moment dat zij zich melden en of zij voldoende instrumenten hebben om deze jongeren te helpen en de Kamer daarover te informeren, maar dat dat tot op heden nog niet gebeurd is; 

verzoekt de regering, alsnog aan het verzoek van de Kamer te voldoen en de Kamer daar uiterlijk 1 mei over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34352). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voor de helderheid: die motie wil ik eigenlijk niet indienen. Als de staatssecretaris ervoor zorgt dat de Kamer die informatie alsnog krijgt, kan de motie wat mij betreft meteen ingetrokken worden. 

Ik heb nog een derde motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat steeds meer gemeenten willen experimenteren in de bijstand; 

overwegende dat de Participatiewet hier via artikel 83 ruimte voor biedt en de staatssecretaris sinds vorige zomer in gesprek is met gemeenten over het opstellen van een AMvB die aansluit bij de wensen van gemeenten; 

overwegende dat gemeenten tijdig duidelijkheid nodig hebben over hoe de AMvB eruit gaat zien, zodat ze voldoende tijd hebben om de experimenten voor te bereiden; 

verzoekt de regering, uiterlijk 1 juni 2016 de concept-AMvB aan de Kamer te sturen zodat de Kamer deze nog voor het zomerreces kan behandelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 8 (34352). 

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. In het kader van de Participatiewet gaat het vaak over de invulling van de door het kabinet met de werkgevers gemaakte afspraak dat er de komende jaren minstens 125.000 arbeidsplekken in het bedrijfsleven en bij de overheid bij komen voor mensen die ontzettend graag willen meedoen, maar daar wat extra hulp bij nodig hebben. Uit de cijfers blijkt dat het bedrijfsleven redelijk op weg is, maar dat de overheid zelf achterblijft. Dat kan natuurlijk niet. Als je van een ander wat verwacht, moet je het zelf ook doen: practice what you preach. Daarom heb ik er in twee eerdere moties, die ik hierbij graag in herinnering roep, bij het kabinet op aangedrongen om meer dan een tandje bij te zetten en met een actieplan te komen. Daarom heeft mevrouw Schouten van de ChristenUnie zojuist ook namens mij een extra motie daarover ingediend. 

Zelf dien ik een motie in, mede namens mevrouw Karabulut, over de 30.000 plekken bovenop die 125.000 voor mensen met een nog grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Ik heb er al eerder vragen over gesteld. Er is 100 miljoen extra voor vrijgemaakt, maar toch lopen we ver achter bij de doelstellingen. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in het sociaal akkoord is afgesproken dat er middelen beschikbaar komen voor structureel 30.000 arbeidsplaatsen ten behoeve van mensen die uitsluitend in een beschutte werkomgeving kunnen werken; 

constaterende dat het aantal gerealiseerde beschutte werkplekken tot nu toe ver achterblijft bij de doelstellingen; 

verzoekt de regering, per direct te starten met de voorbereiding van de daartoe benodigde wetgeving zodat, mocht uit het momenteel lopende onderzoek van de Inspectie SZW naar de stand van zaken in dezen van onvoldoende verbetering blijken, gemeenten per 1 januari 2017 verplicht worden voldoende beschutte werkplekken zoals in de Participatiewet bedoeld, dus tegen betaling van ten minste het wettelijk minimumloon aan betrokkenen, te creëren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (34352). 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Voorzitter. Tijdens het debat vorige week is veel gesproken over de noodzaak om de praktijkroute binnen de Participatiewet open te stellen. Dat was ook voor mijn fractie een van de belangrijkste punten in het algemeen overleg. Daartoe heb ik een motie van collega Schouten mede ondersteund. 

In aanvulling daarop dien ik twee moties in over punten waarvoor mijn fractie vorige week ook aandacht heeft gevraagd, maar waarbij de staatssecretaris niet of niet voldoende heeft bewogen naar het oordeel van mijn fractie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat op dit moment onderzoek loopt naar de overdraagbaarheid van het quotum voor inkoop bij sociale ondernemingen; 

overwegende dat overdraagbaarheid gericht op sociale ondernemingen een goede bijdrage kan leveren aan de werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; 

overwegende dat de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) de mogelijkheid biedt om dit op praktische wijze vorm te geven; 

verzoekt de regering, er bij de uitwerking van de overdraagbaarheid van het quotum zorg voor te dragen dat de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO overdraagbaar wordt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 10 (34352). 

De heer Pieter Heerma (CDA):

De tweede motie heeft te maken met de toegang van bedrijven tot de bestanden van het UWV met mensen die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het resultaat van de Participatiewet te wensen over laat; 

overwegende dat werkgevers klagen over de gebrekkige toelevering van mogelijk geschikte kandidaten vanuit UWV en gemeenten; 

overwegende dat het ontsluiten van de doelgroep voor werkgevers de kansen op werk voor de doelgroep vergroot; 

verzoekt de regering, op korte termijn mogelijk te maken dat werkgevers direct toegang krijgen tot de profielen van mensen uit de doelgroep van de Participatiewet, in de bestanden van het UWV, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 11 (34352). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik heb met een aantal collega's op een aantal punten voorstellen ingediend om van de Participatiewet nog iets te maken. De resultaten blijven achter en dat is dramatisch. Het is vooral dramatisch voor arbeidsgehandicapten, maar ook voor alle werkzoekenden. Er is een aantal grote problemen. Ik noem allereerst bureaucratie, waarvoor wij bij de invoering van de wet al hebben gewaarschuwd. Dit heeft te maken met het opdelen van mensen in hokjes. Niet iedereen krijgt de ondersteuning die hij of zij nodig heeft. Op die punten hebben wij een aantal voorstellen ter verbetering gedaan. 

Het tweede dat naar voren komt, zijn de budgetten. De staatssecretaris heeft bijna 2 miljard bezuinigd op mensen met de laagste inkomens en op hun banen. Laten wij dat niet vergeten. Gemeenten zeggen: wij doen ons best, maar wij komen middelen tekort. Ik heb daarop nog geen antwoord gekregen van de staatssecretaris, maar dat zou ik wel graag willen hebben. 

Het laatste en natuurlijk belangrijkste punt is: waar zijn de banen? Dat vraag ik via u, voorzitter, aan de staatssecretaris. Er zijn nog nooit zo veel mensen in de bijstand terechtgekomen, namelijk 450.000, van wie een aantal het gewoon heel moeilijk hebben. Waar is het banenplan van deze staatssecretaris? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat mensen aan de bak komen in plaats van dat zij worden weggemoffeld in een of andere bureaucratische regeling? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng. Kortheidshalve loop ik de moties langs. Ik begin bij de motie-Schouten c.s. op stuk nr. 4 over de banenafspraak. In deze motie wordt de regering verzocht om half mei aan de Kamer te rapporteren over de actuele stand van zaken bij de overheidsonderdelen die nu achterlopen. Ik zou nu moeten zeggen dat deze motie eigenlijk thuishoort bij de collega's Blok en Plasterk en mevrouw Schouten moeten vragen om de motie in een debat met hen in te dienen. Maar ik wist op basis van het AO dat wij hebben gehad dat deze motie wellicht in de pijplijn zou zitten. Daarom heb ik de beide collega's hierover bijgepraat. Kortheidshalve kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaten, omdat beide collega's voornemens zijn om inderdaad aan de Kamer te rapporteren. Zij doen hun best om dat half mei te doen. Wij gaan in ieder geval in het voorjaar rapporteren, voordat wij de aantallen banen over 2015 presenteren. 

De motie-Schouten/Pieter Heerma op stuk nr. 5 betreft de zogenaamde praktijkroute. Wij hebben in het algemeen overleg besproken dat De Werkkamer nu ook op basis van proeftuinen doende is om te bezien of de praktijkroute begaanbaar is. Ik heb goed geluisterd naar de leden van de Kamer en natuurlijk ook opgetekend dat het merendeel voor deze praktijkroute "te porren is" als ik mij zo mag uitdrukken. Dat geldt ook voor mij, maar ik wil De Werkkamer de klus laten klaren waartoe De Werkkamer op aarde is. Deze motie is eigenlijk prematuur en daarom zou ik haar moeten ontraden. Op 30 maart komt De Werkkamer bijeen. Ik verwacht dat De Werkkamer daarna dingen bij mij teruglegt. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik hecht er ook aan dat dit goed wordt besproken in De Werkkamer. Dat heb ik in het algemeen overleg ook aangegeven. Het zijn geen dingen die elkaar uitsluiten. Ik wil voorkomen dat het door allerlei procedureel gedoe toch weer lang gaat duren voordat deze route mogelijk wordt. Ik wil wel overwegen om deze motie aan te houden, maar dan wil ik eigenlijk vrij snel nadat De Werkkamer bekend heeft gemaakt hoe hij hiermee omgaat, een brief van de staatssecretaris hebben over de uitkomst. Dan kan ik beoordelen of ik de motie dan alsnog ga indienen. Is de staatssecretaris bereid om een brief te sturen zodra De Werkkamer uitsluitsel heeft gegeven? Dan kunnen wij daarna beoordelen of wij deze motie nog in stemming moeten brengen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

De Werkkamer komt volgende week bijeen. Ik wil de Kamer heel graag bijpraten over wat ik kan doen met de bevindingen van De Werkkamer, niet alleen maar op de praktijkroute, maar ook op de andere onderdelen. Dus ik zeg dit graag toe. Ik kan dat niet nu meteen doen, maar wil het graag in de maand april doen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Kan het iets scherper? De maand april is nogal lang. Zou het kunnen om die brief voor half april te versturen? Dan kan ik daarna bepalen of die motie moet worden ingediend. Als dat kan, dan houd ik mijn motie nu aan. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik begrijp dat mevrouw Schouten de boel probeert te comprimeren. Dat wil ik zelf ook graag, maar het is gewoon goed gebruik dat je, nadat je zelf de knoop hebt doorgehakt, nog even bestuurlijk gaat overleggen met je partners. Dan praat ik natuurlijk over de sociale partners. De VNG en het UWV moeten daar ook nog even hun bevindingen op loslaten, dus ik heb gewoon wat tijd nodig. Ik zou toch echt willen vragen om de tijd te mogen nemen tot 1 mei, dus voor het meireces. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is een beetje duwen en trekken. Laten we dan afspreken dat wij de brief krijgen voor 1 mei, maar dat ik dan ook direct na het meireces bepaal of de motie in stemming wordt gebracht. Dan houd ik de motie nu aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Schouten stel ik voor, haar motie (34352, nr. 5) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Helder, voorzitter. 

In de motie op stuk nr. 6 vragen de leden Voortman en Karabulut om informatie over banen die gecreëerd worden door de overheid en de voortgang op dat vlak. Die motie ligt eigenlijk in het verlengde van de motie die zojuist aan de orde is geweest. Ik laat ook deze motie over aan het oordeel van de Kamer. Ik denk dat de beide collega's de Kamer in één vloeiende beweging op de hoogte zullen stellen. 

Dan kom ik op de tweede motie van mevrouw Voortman. Dat is de motie op stuk nr. 7, die gaat over de jongeren. Ik wil mijn uiterste best doen om de Kamer hierover te informeren. Ik heb goed naar mevrouw Voortman geluisterd. Zij heeft gezegd: als dat kan voor 1 mei, dan zou ik de motie willen intrekken. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wil inderdaad geen motie indienen om een motie uitgevoerd te krijgen. Nu de staatssecretaris toezegt om de Kamer hierover voor 1 mei te informeren, trek ik mijn motie in. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Voortman (34352, nr. 7) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan de motie op stuk nr. 8 over de concept-AMvB rond de experimenten. Zoals de Kamer weet, ben ik druk doende om samen met gemeenten te kijken naar een zo breed mogelijk draagvlak voor die experimenten. Dat is voorwaar geen sinecure. Het is ook echt wel een zoektocht, omdat we niet heel vaak experimenten tot stand brengen binnen de wetgeving. De gevraagde termijn kan ik niet gestand doen. Mocht het wel lukken, dan is dat geweldig, maar ik denk dat ik het niet ga halen. Het is wel zeker mijn intentie en ook mijn ambitie om voor 1 januari 2017 een AMvB in het Staatsblad te hebben. Dat betekent dat ik aan iedereen, dus ook aan mezelf, aan de Raad van State, aan uw Kamer en ook aan de Eerste Kamer moet vragen om zo snel mogelijk die AMvB te behandelen. Maar 1 juni is wel een stevige tijdsklem, dus ik zou de indieners willen vragen om die tijdsklem er nu niet op te zetten. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Kijk, wij willen allemaal die AMvB per 1 januari 2017 in uitvoering hebben. Mijn vrees is dat, als die pas in september of oktober komt, gemeenten niet genoeg tijd hebben. Zij moeten een en ander immers ook weer met hun gemeenteraden bespreken. Ik wil graag van de staatssecretaris weten hoe zij ervoor gaat zorgen dat de gemeenten wel genoeg tijd krijgen om de AMvB dan ook echt uit te kunnen voeren op 1 januari. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat levert mijn gesprek met deze gemeenten op. Mevrouw Voortman weet dat ik met vier gemeenten in gesprek ben. Wij moeten natuurlijk over en weer kijken hoe we onze raden en ook onze Kamers mee kunnen nemen in het hele proces. Dat is essentieel. Ik ben er zeer op uit om dat tot een goed einde te brengen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Daar vertrouw ik ook wel op, maar ik zoek naar een moment waarop gemeenten weten waar ze aan toe zijn. Als de staatssecretaris daar wat meer duidelijkheid over kan geven, kan ik deze motie aanhouden. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat begrijp ik, maar ik ben natuurlijk nog doende om dat brede draagvlak te verwerven. Het is daarom heel lastig om nu te zeggen: dat brede draagvlak is er binnen nu en een beperkte tijd. Ik vraag dan ook om de motie inderdaad aan te houden. Dan zeg ik toe dat ik de Kamer zo spoedig mogelijk bij zal praten, ook schriftelijk, over de wijze waarop de situatie zich ontwikkelt. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het spijt mij heel erg, maar wanneer wil de staatssecretaris ons daar dan over bijpraten? Als die brief in december komt, is dat te laat om het per 1 januari te kunnen invoeren. Ik zal haar echt niet vastpinnen op die specifieke datum, maar ik wil graag globaal weten wanneer zij ons zal bijpraten. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het lijkt mij een goed idee om in ieder geval voor het meireces te laten weten hoever we gevorderd zijn. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan houd ik de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (34352, nr. 8) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Klijnsma:

In de motie-Kerstens/Karabulut op stuk nr. 9 wordt de regering opgeroepen om alvast wetgeving voor te bereiden zodat die, als de inspectie in juni bevalt van een advies waaruit zou blijken dat een aantal gemeenten nog absoluut niet bezig is met nieuwe beschutte werkplekken, onmiddellijk en onverwijld kan worden beetgepakt in het traject. Dat wil ik graag doen, want die stok achter de deur moet klaarliggen. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer. 

In de motie-Pieter Heerma/Schouten op stuk nr. 10 wordt de regering verzocht om er bij de uitwerking van de overdraagbaarheid van het quotum zorg voor te dragen dat de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO-ladder overdraagbaar wordt. Ik vertel niets nieuws als ik de heer Heerma meld dat Berenschot druk doende is om in april een rapport aan ons te kunnen presenteren. Ik vraag de heer Heerma om met ons dat rapport af te wachten voordat we op dit punt stappen voorwaarts zetten. Ik ontraad de motie nu dus omdat zij prematuur is. 

De laatste motie is de motie-Pieter Heerma/Schouten op stuk nr. 11 en die gaat over de profielen van mensen en vraagt om het mogelijk te maken dat werkgevers direct toegang krijgen tot die profielen. Ook dit is een onderwerp dat in De Werkkamer wordt besproken. Ik wil de uitkomst daarvan graag afwachten. Dus ook deze motie is prematuur en daarom ontraad ik haar. 

Ten slotte heeft mevrouw Karabulut gevraagd waar de banen zijn. Dat heeft zij ook in het AO gevraagd. We hebben met name gesproken over de garantiebanen. Wat betreft de garantiebanen bij de reguliere werkgever ligt men behoorlijk op stoom. Zoals we ook hebben besproken in het AO, laat het aantal garantiebanen bij overheden te wensen over, voor zover we dat nu inzichtelijk hebben. Daarom vind ik het prima dat de leden druk op de ketel zetten en aan mijn collega's in het kabinet dit signaal willen meegeven. Het is niet voor niets dat ik net een tweetal moties op dat punt aan het oordeel van de Kamer heb gelaten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Soms denk ik dat de staatssecretaris een belangrijk deel van haar portefeuille van zich af heeft geschud of niet wil zien of dat zij de pijnlijke waarheid niet onder ogen wil komen. Het gaat niet alleen om de garantiebanen, er zitten meer mensen in de bijstand die op zoek zijn naar een baan en daarbij ondersteuning nodig hebben. Gemeenten, maar ook mensen zelf, geven aan dat er een enorme concurrentie is en dat er allerlei perverse prikkels zijn aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Krijgt iemand een baan, dan vliegt iemand anders eruit; een soort draaideurwerklozen. De vraag is welke politiek dit kabinet of deze staatssecretaris volgt om in ieder geval de werkloosheid terug te dringen. Immers, de werkloosheid groeit alleen maar. Ik weet niet hoe ik dit nog duidelijker zou moeten uitleggen, voorzitter. 

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dit is de brede vraag die de afgelopen drie jaar sinds dit kabinet is aangetreden iedere keer opnieuw terecht aan de orde is gesteld. Naar aanleiding van die brede vraag hebben wij diverse instrumenten gecreëerd. Gelukkig zien wij nu de positieve kentering, waarbij meer mensen banen vinden en meer mensen echt aan de slag zijn. In het na-ijltraject bij gemeenten rond de Participatiewet en de bijstand zien wij dat altijd minder snel terug. Maar ook daar zien wij nu heel voorzichtig dat de economische crisis achter ons ligt. Dat geeft de burger moed. Ik denk dat het goed is om dat ook nog eens hier te zeggen. Daarmee wil ik helemaal niet zeggen dat mensen die op zoek zijn naar een baan, die baan ook binnen de kortste keren zullen hebben. Het is immers weerbarstig, dat is gewoon waar. Er wordt echter wel enorm hard aan gewerkt, ook door gemeenten. Ik heb er vertrouwen in dat de gemeentebestuurders daar enorm op acteren, en dat weet mevrouw Karabulut ook. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Het gaat niet om de gemeentebestuurders en het gaat niet om de staatssecretaris. Het gaat niet om het mooiweerverhaal, het gaat om de keiharde feiten: een groeiende groep werklozen die niet aan de bak komt, ouderen die duurzaam in de bijstand belanden, mensen die jarenlang in de bijstand zitten en daar niet meer uitkomen, baantjes die zorgen voor verdringing van anderen op de arbeidsmarkt die vervolgens werkloos worden. Het gaat om het grotere geheel. Ik wil van deze staatssecretaris het begin van een visie, van een plan horen om de werkloosheid in de bijstand structureel terug te dringen. Ik kan mij zo voorstellen dat wij, als het echt zulk mooi weer is, de bestaande banenafbouw voor mensen met een arbeidsbeperking afremmen en die proberen uit te bouwen in plaats van de onderlinge concurrentie verder te organiseren. Ik kan mij zo voorstellen dat de staatssecretaris in overleg met gemeenten investeert in bijvoorbeeld publieke of semipublieke banen. Ik kan mij zo voorstellen dat de staatssecretaris een echt diversiteitsbeleid maakt, zodat ook de werkgevers meer gaan investeren. Dat kan ik mij allemaal zo voorstellen; alles, behalve alleen maar meer bureaucratie organiseren. Is de staatssecretaris daartoe bereid? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Wij hebben nu juist, mede dankzij de Participatiewet, in samenwerking met de sociale partners en UWV een heel goed raamwerk geschapen voor gemeenten om er in de arbeidsmarktregio's — dit is ook heel nauw afgestemd met het onderwijs — voor te zorgen dat iedereen zo spoedig mogelijk actief kan worden op de arbeidsmarkt. Wij merken gelukkig dat dat ook meer en meer gebeurt en dat de partners elkaar op regionaal niveau meer en meer weten te vinden. Natuurlijk hebben wij niet iedereen onmiddellijk aan een baan geholpen, maar de inzet hierop is enorm. Iedereen doet ontzettend zijn best om het voor elkaar te krijgen. Er gloort nu ook echt licht omdat steeds meer mensen een baan vinden. Dat heeft gewoon te maken met het feit dat de Participatiewet de goede instrumenten aanbiedt, ook rond no-riskpolissen en loonkostensubsidies. Daardoor kun je mensen helpen richting arbeidsmarkt. Kortom, het is echt niet zo somber als hier wordt geschetst. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer. Volgende week dinsdag wordt gestemd over de ingediende moties. 

De vergadering wordt van 11.15 uur tot 11.18 uur geschorst. 

Naar boven