9 Verhoging strafmaxima voor mensensmokkel

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van de strafmaxima voor mensensmokkel ( 34345 ).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. U zit hier weleens bij ingewikkelde debatten, maar ik weet dat dit een debat is dat u enorm boeit en waar u ook altijd heel erg mee bezig bent. Het is dus ook voor u denk ik weer een fijne avond om dit debat te mogen voorzitten. 

Laat het duidelijk zijn dat de CDA-fractie het voorliggende wetsvoorstel zal steunen. De huidige migratiecrisis toont iedere dag weer aan hoe afschuwelijk de mensensmokkel is. Daar horen hoge straffen bij. Nederland loopt enigszins achter wanneer je het bekijkt binnen Europa. Het is goed dat wij ons been bijtrekken. We staan in de top vijf van geboortelanden van verdachten van mensensmokkel, gevolgd door Syrië, Irak, Afghanistan en Rusland. Ook op dat punt is dit wetsvoorstel een belangrijke verbetering. 

Wij hebben er geen hamerstuk van willen maken, want er valt wel iets over te zeggen. In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de regering aangegeven — dat is op zich heel eerlijk — dat zij kwantitatief eigenlijk niet kan onderbouwen dat een verhoging van het strafmaximum het aantal delicten daadwerkelijk zal terugdringen. Er is niet direct een aantoonbare correlatie. Dit wetsvoorstel heeft in zekere zin een signaalfunctie. De regering hoopt dat het een ontmoedigende werking heeft. Wij hopen dat met haar. 

Maar waarom heeft de regering ervoor gekozen om geen open kaart te spelen? In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de staatssecretaris aan hoeveel personen in de periode 2011-2015 zijn vervolgd en veroordeeld. Waarom schrijft hij er dan niet bij dat dit aantal jaarlijks terugloopt? Het AD heeft daar een heel mooi overzicht van gemaakt. Het is heel duidelijk dat de straffen steeds lager worden en steeds minder mensen worden vervolgd en veroordeeld. We kunnen helaas niet met elkaar zeggen dat het er allemaal beter op geworden is. Als de staatssecretaris aangeeft dat hij een terecht felle strijd voert tegen de mensensmokkel, waarom wordt daar dan niet bij gezegd dat het aantal mensen dast daarvoor in de cel zit, daalt? 

De vraag is natuurlijk hoe dat komt. Dat willen wij niet alleen weten, want deze vraag wordt ook gesteld door twee Tilburgse hoogleraren, Rijken en Van Reisen, dé deskundigen in dezen. Van Reisen pleit voor een betere internationale samenwerking. Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Tussen de Europese lidstaten onderling valt het een en ander te verbeteren, net als de samenwerking met de Turkse autoriteiten. Die is niet optimaal. Herkent de staatssecretaris dat? Zijn daar in alle onderhandelingen vorderingen mee geboekt? En wat gaat hij hier verder aan doen? 

Ten behoeve van een effectieve vervolging van mensenhandel is het ook nodig dat Nederland en andere lidstaten hun rechtsmacht zo nodig kunnen uitoefenen ten aanzien van verdachten binnen Turkse en Griekse grenzen. Het maakt eigenlijk niet zo veel uit waar het gebeurt, als de mensensmokkelaars maar worden opgepakt en berecht. 

De daling van het aantal mensen dat in de cel zit in de afgelopen tijd zal echt niet geheel toe te schrijven zijn aan de nog niet altijd vlotte internationale samenwerking. Wat is het dan? Politiebonden klagen dat de regelgeving de Nederlandse agenten in de weg zit bij de strijd tegen mensenhandel. Ze mogen bij de grenscontroles nog altijd, zo schijnt het, alleen in achterbakken en geblindeerde busjes kijken als er een serieuze, gefundeerde verdenking is. Geruime tijd al kaarten wij dit aan. De staatssecretaris en de minister hebben gezegd dat belemmeringen zullen worden weggenomen, maar zijn er op dit punt nu meters gemaakt? 

Ik weet dat de SP vandaag een gast op bezoek heeft; hij zal nu ergens op een andere plek kijken. Hij is een vrachtwagenchauffeur met belangstelling voor de politiek en herkent ook wel dat het soms heel ingewikkeld is dat je daarin al dan niet een rol speelt, namelijk vanwege de enorme dreiging die uitgaat van mensensmokkelaars om iemand mee te nemen. Hij kent gevallen waarin mensen zich bedreigd hebben gevoeld. Dat zijn heel belangrijke punten. Er moeten meters worden gemaakt om ook op dit punt zaken te verbeteren. Wij willen weten of de forse belemmeringen bij effectieve grenscontroles nu eindelijk eens ten einde zijn. We weten dat er allerlei warmtecamera's zijn. Waarom worden die niet veel vaker ingezet? Heeft de politie die dan niet, waar nodig? 

Bij de spoorwegen gold tot voor kort — we weten niet of dat in de praktijk nu daadwerkelijk is veranderd — dat per traject, bijvoorbeeld van Venlo naar Düsseldorf, dagelijks maximaal zes treinen mochten worden doorzocht. Dat mocht dan alleen tot een halfuur na de grenspassage of tot het tweede station na de grens, als dat op meer dan een halfuur reizen ligt. Op het gehele spoornetwerk konden dagelijks 40 treinen worden doorzocht en hooguit vier coupés per trein. Is die gekkigheid nou eindelijk voorbij en kan er effectief worden gecontroleerd? We hebben daar verschillende keren over gesproken. De minister heeft aangegeven dat hij daar in Europa mee bezig is geweest. Ik wil eigenlijk weten: is het nu geregeld? Per vliegroute mag binnen de Schengenzone de helft van de passagiers om hun paspoort worden gevraagd. In hoeverre vormt dit nou een belemmering voor mensensmokkelaars? 

Het is iedereen ernst dat de politie met zo min mogelijk belemmeringen wordt geconfronteerd. Als we allerlei wetten aannemen, vervolgens het aantal straffen in de praktijk daalt en de politie zegt dat ze er niets mee kan, waar zijn we dan mee bezig? Als we echt willen laten zien dat het ons menens is, is het dan eigenlijk wel gepast om een straf op te kunnen leggen die voor een deel bestaat uit een taakstraf? Is het niet eigenlijk een heel raar signaal om er een taakstraf aan te koppelen, wanneer je zegt dat het een heel hoge straf moet zijn omdat het een heel zwaar delict is? We kennen allemaal de gruwelijke verhalen. We willen ook weten hoe breed we de delictsomschrijving nou moeten zien. Die praktijk verbaast ons iedere keer weer. Je kunt je niet voorstellen hoe slecht iemand is. Het is natuurlijk al verschrikkelijk dat je mensen smokkelt, maar bij de drama's op de Middellandse Zee verdienen mensen gewoon geld met het verkopen van zwemvesten van karton. Kinderen verdrinken omdat ze denken dat ze een zwemvest aanhebben, terwijl ze een soort pak aanhebben dat ze naar beneden trekt. Valt dat nou ook onder die delictsomschrijving of is er een andere manier waarop we daarmee kunnen dealen? 

Tot slot kom ik op de financiële zorgen en capaciteitszorgen bij de aanpak van mensenhandel. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat de nationale politie, de KMar en het Openbaar Ministerie de verhoging van het strafmaximum bij mensensmokkel ervaren als een soort steun in de rug bij de intensivering van hun activiteiten. Maar de vraag is natuurlijk welke middelen deze organisaties ter beschikking krijgen om een langdurige en intense aanpak weg te zetten. Neemt de staatssecretaris dat onderwerp ook mee met zijn minister van Veiligheid en Justitie om ervoor te zorgen dat er voldoende budget bij de politie is om de mensensmokkelaars te kunnen pakken, om door te kunnen rechercheren en om op te kunnen treden. 

We hebben vandaag de nieuwe korpschef gefeliciteerd. We zijn heel blij met zijn klare taal. Hij geeft aan dat als hij niet wat meer ruimte krijgt, hij uiteindelijk zal moeten bezuinigen. Het kan toch niet zo zijn dat weer een andere, zo belangrijke prioriteit van dit kabinet het onderspit delft? Als de politie moet bezuinigen, gaan wij dat echt niet meemaken. De staatssecretaris ook niet, hoop ik. Als we daadwerkelijk werk willen maken van de aanpak van bijvoorbeeld mensensmokkel, dan zullen we ervoor moeten zorgen dat die effectief is en dat de politie de ruimte heeft, want anders staan we hier echt een debat te houden voor de bühne. En dat kunnen wij niet voor onze rekening nemen. 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van harte welkom en geef mevrouw Van Toorenburg het woord namens het CDA. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Mensensmokkel is een groot probleem, dat zowel de grenzen van Europa als Nederland in zijn greep houdt. We kennen de schrijnende beelden van te veel mensen in gammele bootjes helaas maar al te goed. Zij zijn daar voor hoge bedragen door mensensmokkelaars in gestopt. De aanpak van mensensmokkel is voor mijn fractie dus van groot belang. D66 vindt wel dat de aanpak effectief moet zijn, maar het is niet duidelijk of de verhoging van de strafmaat voor mensensmokkel de meest effectieve oplossing is voor de aanpak van mensensmokkel. Dat zegt ook de Raad van State: "Uit de toelichting blijkt niet dat de huidige strafmaxima in de praktijk voor de opsporing en vervolging tot problemen leiden, noch dat bij veroordelingen ter zake van mensensmokkel de rechter bij de strafbepaling behoefte heeft aan een hoger strafmaximum." 

Ik heb een paar vragen aan de staatssecretaris. In het voorstel van het kabinet lees ik dat de belangrijkste reden om de strafmaxima te verhogen de afschrikwekkende en normatieve werking is die van de maatregel uitgaat. Is dit wetenschappelijk onderbouwd? Wat is het effect van strafverhoging in de praktijk? Zijn er dan minder mensensmokkelaars? Gaat hier inderdaad een afschrikwekkende werking van uit? De smokkelaars die deze hoge straffen opgelegd moeten krijgen, opereren in de top van internationale smokkelorganisaties. Gaan zij zich echt twee keer bedenken en gaan zij echt hun werkzaamheden staken door de afschrikwekkende werking die de strafverhoging in Nederland met zich meebrengt? Graag een reactie. 

De aanpak van mensensmokkel is in deze tijd een prioriteit. Het kabinet geeft aan dat het begonnen is met een geïntensiveerde ketenaanpak om mensensmokkel te bestrijden. Mooi, zeg ik dan. Hiermee gaat de pakkans volgens het kabinet omhoog en moeten zwaardere straffen opgelegd kunnen worden. Vandaar ook deze wet, zegt de staatssecretaris. Maar deze ketenaanpak is inmiddels twee jaar in werking. Uit cijfers van de Raad voor de rechtspraak blijkt dat de pakkans nog niet omhooggaat. Sterker nog, de pakkans daalt. Het aantal veroordelingen voor mensensmokkel is gedaald en er komen minder zaken voor de rechter door gebrek aan bewijs. Moeten wij niet inzetten op de ketenaanpak die nu nog geen resultaten oplevert in plaats van vanavond over een verhoging van de strafmaat te spreken? 

Wat heeft het kabinet gedaan om de aanpak te verbeteren? Wat doet het kabinet om ervoor te zorgen dat mensensmokkelaars ook daadwerkelijk voor de rechter komen? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat het OM beter bewijs kan vinden, zodat mensensmokkelaars veroordeeld kunnen worden? Hoe is de samenwerking op Europees niveau, aangezien dit vaak internationaal opererende organisaties zijn? Daarvoor zou ik een aantal effectieve maatregelen willen zien. 

Ik blijf nog even bij die effectiviteit. Wat de strafhoogte betreft is Nederland een gemiddeld land. Twaalf lidstaten straffen minder streng en vijftien lidstaten straffen strenger. Wij zitten keurig in het midden. Hoe doen deze lidstaten het? Welk land heeft een effectievere aanpak? In ieder geval zou ik willen weten of de aanpak door de landen die strenger straffen, ook effectiever is. Wat is de invloed van de strafmaat op de aanpak? Een vergelijking tussen Europese landen zou dat heel mooi kunnen aantonen. Graag een reactie van de staatssecretaris op mijn verzoek of hij bereid is om zo'n onderzoek uit te voeren. 

Voorzitter, ik ben alweer toe aan mijn laatste punt. Zeker gezien mijn vorige punt over een vergelijkend onderzoek vraag ik mij af waarom dit wetsvoorstel spoedeisend is. Dat doet overigens met mij de Raad van State. Waarom komt er geen vergelijkend onderzoek, zoals ook de Raad van State vraagt. Zorg er nu eerst voor dat de ketenaanpak beter werkt en dat de pakkans omhoog gaat, zodat mensensmokkelaars daadwerkelijk voor de rechter komen. Laten we effectieve maatregelen nemen, of is dit wetsvoorstel ingediend om te verbloemen dat de ketenaanpak nog niet werkt en dat er veel werk aan de winkel is? Graag een reactie van de staatssecretaris. 

De heer Van Oosten (VVD):

Hoe zwaar laat u, naast uiteraard de beantwoording van de staatssecretaris, in uw uiteindelijke oordeel uw zorgen over de effectiviteit meewegen? Volgens mij kunt u ook niet uitsluiten dat het een ontmoedigende werking heeft en daarom zou het mij heel veel waard zijn dat ook D66 hierin meegaat. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De Raad van State zegt dat we de mogelijkheden wel hebben, maar dat de maatregelen die tot nu toe zijn genomen, er kennelijk niet toe leiden dat de pakkans groter wordt. Ik zou om te beginnen heel snel daarop inzetten. Verder is het verhogen van de strafmaat geen doel op zichzelf, want het is een middel. Als je dat middel wilt gebruiken, moet je wel goed onderbouwd hebben dat het werkt. De Raad van State geeft echter aan dat het niet goed is onderbouwd. Als de staatssecretaris het straks beter kan onderbouwen, hoor ik dat graag. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik stel dan wel vast dat u op dit moment de onderbouwing onvoldoende vindt en dat u de huidige strafmaat voor het basisdelict van vier jaar dus eigenlijk wel goed vindt, ook al weet u dat de landen om ons heen een hogere strafmaat hanteren. Ik zou zo graag niet uit de pas lopen met die landen! 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Als duidelijk is dat het nodig is, wil ik ook niet uit de pas lopen. Ik zie dat een aantal lidstaten minder streng straffen en een aantal lidstaten strenger straffen. Als blijkt dat die hogere straffen effectiever zijn, zie ik niet in waarom ik het wetsvoorstel niet zou kunnen steunen. Het zou echter ook zo kunnen zijn dat de landen die minder streng straffen en in plaats daarvan maatregelen nemen om de pakkans te vergroten, uiteindelijk een effectiever beleid hebben. Ook de Raad van State zegt daarom: doe vergelijkend onderzoek. Ik zou daarom graag van de staatssecretaris horen waarom hij dat onderzoek niet heeft gedaan en of hij dat onderzoek alsnog gaat doen. Nogmaals, het is geen doel, maar een middel. 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. De huidige instroom van migranten in de Europese Unie gaat gepaard met mensonterende mensensmokkelpraktijken. Aan de binnenkomst en de doorreis van migranten in de Europese Unie wordt veel geld verdiend. Het profijt trekken uit illegale migratie door criminelen dient met kracht te worden bestreden. Dat is ook de reden waarom we vandaag dit wetsvoorstel bespreken, dat ertoe strekt de strafmaxima voor mensensmokkel te verhogen. Dit is een van de maatregelen die voortvloeien uit het werk van de tijdelijke commissie migratie, welke is ingesteld om goede en gecoördineerde maatregelen voor te stellen om de instroom van migranten tegen te gaan. 

Specifiek wordt voorgesteld om het huidige strafmaximum van vier jaar gevangenisstraf en een geldboete van de vijfde categorie te verhogen naar zes jaar gevangenisstraf en een geldboete van de vijfde categorie. De strafbedreiging op verschillende strafverzwarende omstandigheden wordt ook verhoogd, respectievelijk tot acht jaar, tien jaar, vijftien jaar en zelfs achttien jaar als het misdrijf de dood tot gevolg heeft. 

Mijn fractie staat sympathiek tegenover het verhogen van de strafmaxima, maar wij maken nog wel een kritische kanttekening. Het verhogen van de strafmaxima moet namelijk samengaan met een verhoging van de pakkans. Mensensmokkel is bij uitstek een misdrijf waarbij criminelen calculerend te werk gaan ofwel de opbrengsten afzetten tegen de risico's. Om de pakkans te vergroten, dienen de grenzen weer bewaakt te worden. Recentelijk gaf de staatssecretaris nog zo trots aan dat er zeven mensensmokkelaars per week worden gepakt door intensivering van de mobiele grenscontroles. Kun je nagaan wat het effect is als de "ouderwetse" grenscontroles, om het zo maar even te zeggen, weer worden ingevoerd! Dat verhoogt de pakkans pas echt. Hopelijk bedoelt de staatssecretaris dat ook met de passage in de memorie van toelichting waar wordt gesproken over een versterking van het mobiel toezicht in de binnengrenszone, het zogenoemde Mobiel Toezicht Vreemdelingen. Graag krijg ik hiervan een bevestiging. 

Op vragen van mijn fractie antwoordt de staatssecretaris dat in de periode 2011 tot 2015 929 verdachten van mensensmokkel zijn ingestroomd bij het Openbaar Ministerie. Uiteindelijk zijn 336 personen tot een vrijheidsstraf veroordeeld en zijn 122 taakstraffen opgelegd. Als je die getallen omzet in percentages, levert dat het volgende op. Ongeveer 52% van de verdachten van mensensmokkel wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf, taakstraf of geldboete. 68% van deze groep veroordeelden krijgt een vrijheidsstraf opgelegd, waarvan ongeveer de helft deels voorwaardelijk. Ik stel een vraag ter verduidelijking aan de staatssecretaris. In zijn antwoord heeft hij het steeds over het aantal vrijheidsstraffen waarbij sprake was van een voorwaardelijk deel. Kan mijn fractie hieruit concluderen dat er geen geheel voorwaardelijke vrijheidsstraffen zijn opgelegd voor mensensmokkel? 

Maar liefst 83% van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf krijgt een straf korter dan één jaar, waarvan ruim de helft ook nog eens deels voorwaardelijk. 83%! 13% kreeg een vrijheidsstraf van twee tot drie jaar opgelegd, slechts 3% kreeg een vrijheidsstraf van vier jaar of vijf jaar opgelegd en maar 1% zes jaar of meer. De hoogst opgelegde vrijheidsstraf was zeven jaar. Rechters komen dus nog niet eens in de buurt van de huidige strafmaxima in verreweg de meeste gevallen. 

De staatssecretaris kan dan wel hopen dat rechters hoger gaan straffen als de strafmaxima worden verhoogd, maar mijn fractie heeft er een hard hoofd in. Daarom blijft mijn fractie pleiten — ik noem het maar weer; het zal de staatssecretaris niet verbazen — voor minimumstraffen, ofwel het verhogen van de straf die minimaal bij een veroordeling voor dit delict moet worden opgelegd. Zoals ik zonet ook al zei, moet dit natuurlijk samengaan met het verhogen van de pakkans. Het strafrisico, dat wil zeggen de som van de pakkans gecombineerd met de straf die wordt opgelegd, moet namelijk aanzienlijk hoger worden. Pas dan is sprake van een serieuze aanpak van de mensensmokkel, ofwel wat de staatssecretaris zegt te willen bereiken. Is hij dat met mijn fractie eens? 

Ik vrees dat ik het antwoord wel kan raden en daarom ga ik er alvast op in; maar goed, hoop doet leven. De staatssecretaris gaat namelijk vrijwel zeker zeggen dat de VVD en de PvdA in het kader van het regeerakkoord hebben afgesproken dat het wetsvoorstel inzake minimumstraffen wordt ingetrokken — het is ook ingetrokken — en dat er geen reden is om voor incidentele gevallen de minimumstraf in te voeren. Maar deze partijen zijn ineens — ineens! — wel van mening dat van hogere straffen een normatieve werking uitgaat. Ook hierin stond mijn fractie lange tijd alleen, maar onder druk wordt alles blijkbaar vloeibaar. Daarom stel ik dus toch de vraag of er voor mensensmokkel minimumstraffen kunnen worden ingevoerd, niet omdat mijn fractie dat zo graag wil, maar omdat dit nodig is om een einde te maken aan deze ernstige vorm van criminaliteit. Als de staatssecretaris dat niet wil, hoor ik graag van hem de toezegging dat de opgelegde straffen voor mensensmokkel na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel gemonitord worden. Dan kunnen wij na een paar jaar eens zien of de rechters dit misdrijf inderdaad zwaarder hebben bestraft. 

Om een voorbeeld te geven waarom mijn fractie niet veel vertrouwen heeft in het enkel verhogen van de strafmaxima, noem ik de recente verhoging van de strafmaxima op mensenhandel. Ondanks die verhoging zijn rechters namelijk lager gaan straffen dan in voorgaande jaren. De staatssecretaris heeft in de beantwoording aangegeven dat hij het niet eens is met die constatering van mijn fractie, maar dat is geen constatering van mijn fractie maar van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in haar rapport Mensenhandel in en uit beeld. Naar aanleiding van die constatering heeft de staatssecretaris aangegeven dat dit om nadere aandacht vraagt, dat de nationaal rapporteur is gevraagd om deze ontwikkeling te monitoren en dat zij dit zo nodig nader zal onderzoeken. De staatssecretaris kan in antwoord op vragen van mijn fractie dan wel zeggen dat die lagere straffen misschien liggen aan de geringe zwaarte van de aangebrachte zaken, maar met zekerheid kun je dat niet zeggen, want het is niet onderzocht. Zo spoedig mogelijk moet dus worden onderzocht wat dan wel de oorzaak hiervan is. Voor je wetgeving gaat maken, dien je namelijk te bezien of hetgeen je in gedachten hebt, wel het gewenste effect gaat krijgen. Dat doet de staatssecretaris op dit punt helaas niet. 

Ik heb het al vaker gezegd en ik blijf het herhalen: mijn fractie is van mening dat er minimumstraffen moeten worden ingevoerd. Dan weet je namelijk zeker dat rechters gevolg zullen geven, omdat dit wettelijk nu eenmaal is vastgelegd, aan het gevoel in de maatschappij en in de politiek, in plaats van dat we maar moeten hopen dat rechters zich iets aan zullen trekken van verhoogde strafmaxima. 

Dit gezegd hebbende, wil ik tot slot van de staatssecretaris weten hoeveel Nederlandse verdachten van mensensmokkel een dubbel paspoort hebben. Dit omdat de staatssecretaris in antwoord op onze vragen aangeeft dat in de periode 2011-2015 de top vijf van geboortelanden van verdachten was: Nederland, Syrië, Irak, Afghanistan en Rusland. Helemaal tot slot wil ik weten of deze mensen, als zij een dubbele nationaliteit hebben, bij een veroordeling ongewenst kunnen worden verklaard en worden uitgezet. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Er is, zo blijkt, brede consensus over de noodzaak om mensensmokkel aan te pakken. Dat is eigenlijk ook niet iets nieuws onder de zon, want mensensmokkel is natuurlijk al strafbaar. Uit dat feit en uit de strafmaat, vier jaar gevangenisstraf, blijkt al dat mensensmokkel iets is wat in de samenleving voorkomt en zeer onwenselijk is. 

We hebben het nu over de noodzaak om een hogere strafmaat in te stellen. Ik begin met een citaat uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel: de huidige hoge instroom van migranten in de Europese Unie gaat gepaard met mensonterende smokkelpraktijken. Ik wil toch opmerken dat die mensonterende omstandigheden al bestonden voordat de instroom in de asielketen zo hoog was, dus voor de huidige hoge instroom. Waarom lag er toen eigenlijk geen wetsvoorstel zoals het wetsvoorstel dat we nu bespreken? De indruk is dat het wetsvoorstel nu past binnen het zo veel mogelijk muren optrekken aan de grenzen van de Europese Unie. Dat mag, dat is een politieke opvatting, maar het is wel opmerkelijk. Pas nu we zelf last blijken te hebben van een hoge asielinstroom, is er opeens een grotere noodzaak om mensensmokkel aan te pakken. 

Ik vraag mij ook af wat precies de alternatieven zijn die het kabinet voorstaat als het gaat om het gebruikmaken van mensensmokkelaars door vluchtelingen. Ik heb dit punt heel erg gemist in de overwegingen bij dit wetsvoorstel. Dergelijke alternatieven zijn er eigenlijk maar mondjesmaat. De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), de VN-organisatie voor vluchtelingen, roept ons op om 460.000 mensen te hervestigen. Dat is een wereldwijde oproep. Het kabinet geeft daaraan vooralsnog geen gehoor. Ik vind dat wel een beetje dubieus. Als een wetsvoorstel begint met zo'n indringende zin, "de huidige hoge instroom van migranten in de EU gaat gepaard met mensonterende smokkelpraktijken", is het een beetje gek als je alleen maar achter de feiten aan wilt lopen. Als je wilt zeggen "iedereen die wij in het vizier krijgen en die zich potentieel schuldig maakt aan het smokkelen van mensen, willen wij harder aanpakken" — iets waar ik het ten principale wel mee eens kan zijn — is het toch een beetje dubieus als je niet tegelijkertijd ook iets doet voor het wegnemen van de noodzaak om gebruik te maken van mensensmokkelaars. De mensen zijn nu bereid om mensensmokkelaars duizenden euro's te betalen — zo hoog is de nood blijkbaar — om naar een echt duurzaam veilig ander land te komen. 

Ik had eigenlijk verwacht dat ik hier met de minister zou staan, dus ik was in eerste instantie wat terughoudend om dit punt aan de orde te stellen. Maar aangezien de staatssecretaris hier vanavond is, en hij gaat over immigratie en asiel en daarmee een van de hoofdbezweerders is van de migratiecrisis waarmee we ons geconfronteerd zien, stel ik hem deze vraag met klem. Hoe wil de staatssecretaris de verdenking dat hier enigszins sprake is van hypocrisie van zich afwerpen? Ik zeg nog niet dat ik vind dat er sprake is van hypocrisie, maar ik kan mij voorstellen dat we de verdenking ervan wel op ons laden. Toch vind ook ik dat de mensensmokkelaars moeten worden aangepakt. De SP-fractie staat dan ook niet negatief ten opzichte van het wetsvoorstel. Het zijn immers criminelen die, zoals mevrouw Van Toorenburg net duidelijk maakte met het voorbeeld van de zwemvesten, letterlijk over lijken gaan. Die moeten dus worden opgepakt en bestraft. De vraag is echter wel of dat met dit wetsvoorstel echt beter zal gaan; volgens mij hebben de drie collega's die ik hierover tot dusver het woord heb horen voeren, dat allemaal op dezelfde manier gezegd. Daarom heb ik de volgende kritische vragen. 

In de memorie van toelichting ontbreekt toch echt een heldere uiteenzetting hoe de verhoging bijdraagt aan de ontmoediging. We gaan van vier naar zes jaar, maar helpt dat als mensensmokkelaars zich ook niet laten afschrikken door een gevangenisstraf van vier jaar? Daar kan nog een strafverzwarende omstandigheid bij komen, zoals het willens en wetens bedriegen van vluchtelingen door ze met een namaakzwemvest het wilde water op te sturen, maar als mensen zich door zo'n strafmaat van vier jaar met mogelijk verzwarende omstandigheden niet laten afschrikken, waarom zouden zij zich dan wel laten afschrikken door een maximumstraf van zes jaar? Ik vind dat raadselachtig en heb tot dusver nog geen deugdelijke onderbouwing en motivering gezien. De Raad van State heeft daar ook om gevraagd. De staatssecretaris heeft in zijn reactie op het advies van de Raad van State aangegeven dat hij die zou gaan geven en de memorie van toelichting is op dit punt aangepast, maar ik kon het niet vinden. Alleen het feit dat van een hogere strafmaat een duidelijk signaal zou uitgaan, ook voor de diensten die zich bezighouden met opsporing en vervolging, is wat mij betreft echt onvoldoende onderbouwing. 

Evenmin vind ik een nadere toelichting op het effect dat de wetswijziging zal hebben voor de EU-lidstaten. De staatssecretaris schrijft in zijn reactie op de schriftelijke inbreng van de fracties, en naar ik meen ook in reactie op het advies van de Raad van State, dat dat effect gering zal zijn, maar ik vind dat die onderbouwing er wel moet zijn. Ik wil wel graag weten wat het effect op de EU-lidstaten zal zijn in plaats van alleen maar te lezen dat het gering zal zijn. Op welke manier is er dan nog wel enig effect van te verwachten? Waarom zal dat effect gering zijn? Ik vind het wel goed dat wij meer in lijn zullen komen met de strafmaxima in andere Europese landen. Die overweging begrijp ik dus wel. 

Dan de huidige strafmaat en de vraag of rechters tegen het maximum aanlopen. Ook die vraag heeft de Kamer in de schriftelijke inbreng gesteld, evenals de Raad van State. Dat rechters tegen het maximum aanlopen blijkt eigenlijk niet het geval. Ik begreep dat er de afgelopen vijf jaar één veroordeling is geweest die neerkwam op zeven jaar, maar de meeste andere veroordelingen zaten ruim onder de vier jaar. Ik vraag mij dus echt af waarom deze verhoging nodig is. Mij is nog niet gebleken dat er nodig iets gerepareerd moet worden. Zoals mevrouw Van Toorenburg daarstraks ook al zei: dat maakt mij kritisch, want ik wil hier niet staan met het gevoel dat ik aan een toneelstukje deelneem. De staatssecretaris heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom deze wetswijziging nu toch noodzakelijk is. 

Wat wordt er intussen gedaan met de pakkans? Op welke ambitie mag ik de staatssecretaris afrekenen? Er zijn de afgelopen vijf jaar ongeveer 100 veroordelingen per jaar geweest. Hoeveel potentiële verdachten zijn er eigenlijk? Stel dat wij dit tot een perfecte opsporing zouden kunnen brengen, hoeveel potentiële verdachten zouden wij dan in de kraag kunnen vatten? Met andere woorden, wat is eigenlijk precies de pakkans? 

In de beantwoording van de vragen in het nader verslag geeft de staatssecretaris aan dat bij de voorjaarsbesluitvorming zal worden besloten hoeveel extra middelen, als die er al komen, ter beschikking zullen worden gesteld, maar aan welke extra middelen om mensensmokkelaars beter op te kunnen sporen en te kunnen vervolgen denkt het kabinet precies? Als er geen budget is voor diensten die nu moeten samenwerken in het team dat meer werk zal maken van het opsporen en bestraffen van mensensmokkelaars, is het allemaal wel erg symbolisch. Er is nu een gemeenschappelijk team, het GMST, bestaande uit politie, Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee, maar als er geen budget bij komt, gaat de inzet ten koste van andere prioriteiten, zo moeten wij constateren. Dat betekent dat er minder opsporing en minder bestraffing zal zijn van andere vormen van criminaliteit. Ik wil vandaag graag helderheid op dit punt. Komt er extra geld? Is dat de inzet van het kabinet en deze staatssecretaris bij de voorjaarsbesluitvorming? 

Tot slot. Er is een brief gekomen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Zij wijst erop dat er meer samengewerkt moet worden tussen de teams die zich bezighouden met mensensmokkel en de teams die mensenhandel aanpakken. Zij zegt dat dit eigenlijk nog te veel verkokerd is. Dat geldt volgens haar zowel voor de diensten in het veld, dus politie, Openbaar Ministerie en Koninklijke Marechaussee, als voor de beleidsmakers. Wat is het standpunt van de staatssecretaris over deze suggestie? Is hij bereid aan deze oproep gehoor te geven? Zo ja, hoe gaat hij dat doen? 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Tien jaar geleden had niemand er nog van gehoord. Nu is het een brandende kwestie in de nationale en internationale politiek: mensensmokkel. Ik spreek deze tekst niet voor het eerst uit, want ik heb dit in 2000 al gezegd bij een overleg over mensensmokkel. Dat was toen naar aanleiding van een boek dat net verschenen was. Wij hebben dus al een behoorlijk lange periode te maken met een strijd tegen dit mensonterende fenomeen. Collega's hebben ook al gezegd dat het een ernstig delict is. Daar zijn wij het allemaal over eens. Het is een onaanvaardbare uitbuiting van migranten. Mensensmokkelaars zorgen op allerlei niveaus voor sociale onrechtvaardigheid, dragen bij aan bevordering van migrantenstromen, ontwrichten het toelatingsbeleid door mensen die hier, gelet op onze wetgeving, niet op toelating kunnen rekenen, toch hierheen te leiden. 

Die strafbaarstelling zelf is nog niet zo oud. Artikel 197a was toen een rechtstreeks gevolg van de uit 1990 daterende uitvoeringsovereenkomst van het Verdrag van Schengen dat in 1985 werd gesloten. Ik las nog even terug dat mijn voorganger Van den Berg in 1992 zijn bezorgdheid uitsprak dat het openstellen van de nationale grenzen zou kunnen leiden tot een aanzuigende werking op criminaliteit, toename van illegaal vuurwapenbezit en onvoldoende mogelijkheden om illegale vluchtelingenstromen te weren. Dat is inderdaad een problematiek waarmee wij behoorlijk te maken hebben vandaag de dag. Ik wil daar nu niet breed op ingaan. 

Ik wil wel ingaan op het punt dat wij meer dan ooit het belang zien van mobiele controles om mensensmokkel op te sporen. In februari zei de staatssecretaris dat hij de mobiele controles in het grensgebied wil gaan intensiveren. Het aantal mensensmokkelaars dat wordt aangehouden, is gestegen tot 32 per maand. In de meest recente rapportage over de vreemdelingenketen zien wij echter dat het aantal persoonscontroles door de Koninklijke Marechaussee in 2015 juist lager was dan in het jaar daarvoor. Door de extra taken was er juist minder controlecapaciteit beschikbaar voor mobiel toezicht veiligheid. Wij zien ook dat er minder vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf worden aangetroffen bij de controles. Wij vragen ons bezorgd af of die verscherping van grenscontroles al met al wel voldoende uit de verf gekomen is. 

De regering zegt zelf al dat Nederland hoort tot de top vijf van geboortelanden van verdachten van mensensmokkel. Er zou van Nederland een te grote aantrekkingskracht uitgaan op mensensmokkelaars vanwege de in vergelijking met andere landen relatief lage strafdreigingen. Dat is zeker een zorgwekkend punt, maar is het afschrikwekkend effect van een hogere strafdreiging wel voldoende? Hoe komt het dat landen met lagere strafmaxima voor mensensmokkel niet in de top vijf van geboortelanden van mensensmokkelaars staan? 

Volgens de regering is de nieuwe hoogte van de strafmaat meer afgestemd op andere landen, maar een vergelijkbaar maximum van vijf tot zeven jaar hebben slechts landen als Duitsland, Frankrijk, Italië, Litouwen, Luxemburg en Slowakije. Nogal wat andere lidstaten, bijvoorbeeld Cyprus, Griekenland, Bulgarije, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk hebben een hoger strafmaximum van acht tot tien jaar. Waarom is in de visie van de staatssecretaris deze strafdreiging groot genoeg? Moet dat niet meer worden afgestemd op landen waarmee blijkbaar vergeleken wordt? Voor de strafbaarheid van voorbereiding van een misdrijf moet daarop een strafmaximum van acht jaar of meer staan. Dat is dus niet aan de orde voor het basisdelict mensensmokkel. Vindt de regering dat bij het basisdelict mensensmokkel voorbereidingshandelingen dus niet strafbaar moeten zijn? 

Het is opvallend dat er geen informatie beschikbaar is over de strafeisen door het Openbaar Ministerie. Waarom kan die eigenlijk niet worden gegeven? Het zou toch heel nuttig zijn, als je over een analyse kunt beschikken in hoeverre ook het Openbaar Ministerie tegen de grenzen van de strafmaxima aanloopt. Collega's hebben er al op gewezen dat in het merendeel van de daadwerkelijke strafopleggingen een straf tot een jaar is opgelegd. In 278 van de 336 gevallen waarin iemand tot een vrijheidsstraf is veroordeeld, is er sprake van zo'n lage straf. Hoe verhoudt zich dit tot de geëiste straf door het Openbaar Ministerie? 

Op het punt van de strafbaarheid van mensensmokkel is ook van belang waar het delict precies is begaan. Graag horen wij van de staatssecretaris nog precies of zowel Nederlanders als vreemdelingen die in Nederland wonen te allen tijde vervolgd kunnen worden voor het delict van mensensmokkel, ook al zijn zij actief in Syrië of Griekenland. Klopt het dat artikel 7 van het Wetboek van Strafrecht dus voor iedereen in Nederland geldt, ongeacht de nationaliteit? 

Dat waren de vragen die ik in eerste termijn kritisch aan de orde heb gesteld. Het zal duidelijk zijn dat wij welwillend staan tegenover de teneur, de strekking van dit wetsvoorstel: een versterkte inzet in de strijd tegen mensensmokkel en een verhoging van de strafmaxima. 

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Collega Gesthuizen, die nu niet in de zaal is, begon net met een citaat uit de memorie van toelichting. Mijn spreektekst begon daar ook mee, namelijk met opnieuw de vaststelling dat er op het ogenblik een ongelooflijke instroom van migranten in de Europese Unie plaatsvindt in soms echt mensonterende omstandigheden. We kennen al die beelden van de televisie. Aan die illegale binnenkomst en doorreis van migranten wordt veel geld verdiend door mensensmokkelaars, die opereren in internationale verbanden, criminele samenwerkingsverbanden en die er niet voor schromen om met hun activiteiten mensenlevens op het spel te zetten. Die urgente situatie, gegeven de grote aantallen, maakt het wat mijn fractie betreft niet alleen logisch dat je met zo'n spoedwet komt, maar maakt het ook logisch dat je maatregelen neemt zoals voorgesteld in dit wetsvoorstel. Dat houdt in dat je de strafmaxima verhoogt. 

Ik leg wel een vraag aan de staatssecretaris voor. Dit wetsvoorstel ziet toch niet slechts op de instroom vanuit het Midden-Oosten, wat wellicht wel de aanleiding is voor dit voorstel, maar het zal vanzelfsprekend ook kracht van wet hebben voor alle andere mogelijke gevallen. Ik denk aan een mevrouw die hiernaartoe wordt gesmokkeld uit Moldavië of iets dergelijks. Zie ik dat juist? 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Toen ik weer terugkwam, hoorde ik de heer Van Oosten zeggen: we moeten echt iets doen, je ziet die verschrikkelijke beelden van die mensen, die illegale stromen van vluchtelingen. Mag ik de heer Van Oosten vragen wanneer er sprake is van een legale stroom van vluchtelingen? Het VN-Vluchtelingenverdrag stelt toch heel duidelijk dat iemand die om verschillende redenen te vrezen heeft voor zijn leven het recht heeft om in een ander land asiel aan te vragen. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik weet dat mevrouw Gesthuizen in een ander verband regelmatig discussies heeft over dit vraagstuk. In antwoord op deze vraag zeg ik simpelweg dat ik het ongelooflijk belangrijk vind — jullie gaan daar binnenkort ook weer met elkaar over discussiëren — dat er goed uitvoering wordt gegeven aan de deal met Turkije en dat we voorkomen dat die mensensmokkelaars in de positie worden gebracht om mensen op die afschuwelijke wijze over de zee te transporteren met alle gevolgen van dien. Maar als dat dan plaatsvindt en als er een link is met de Nederlandse rechtsmacht, dan wil ik ervoor zorgen dat onze wetgeving daarop is toegerust en zo goed mogelijk een ontmoedigende werking daartegen heeft. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vind het prima om het debat voort te zetten met de collega van de heer Van Oosten, de heer Azmani of een andere collega, waarschijnlijk volgende week weer bij het debat over de Europese top. Ik hecht eraan om op te merken dat ik het kwalijk vind als de vluchtelingenstroom zelf wordt gecriminaliseerd. Mensen hebben volgens het VN-Vluchtelingenverdrag het grootste recht om asiel aan te vragen in al die landen die dat verdrag alsook het protocol van 1967 hebben geratificeerd. 

De heer Van Oosten (VVD):

Wat ik kwalijk vind, is dat er mensensmokkelaars zijn die geld verdienen over de rug van anderen. Dat delen mevrouw Gesthuizen en ik volgens mij volledig. Mevrouw Van Toorenburg bracht het net al op de meest voortreffelijke manier onder woorden: zij doen dat door mensen in een positie te brengen waarbij kinderen met kartonnen zwemvesten over de zee worden gebracht en daar mogelijk het leven laten. 

Ik ga niet stellen dat deze wet dit alles zal tegengaan. Ik durf wel te beweren dat, als onze wet uit de pas loopt met wetgeving elders in Europa en onze wetgeving en onze strafmaxima op een lager niveau zijn neergelegd, ik het heel verstandig van dit kabinet vind dat het dat rechttrekt. 

Ik ben ondertussen verdergegaan met mijn bijdrage. Het kan natuurlijk niet alleen gaan om het verhogen van strafmaxima als zodanig. Zoals collega's al aangaven, moet dat natuurlijk hand in hand gaan met het vergroten van de pakkans en het daadwerkelijk oppakken van die mensensmokkelaars. Daarover wil ik nog wel een aantal vragen aan de staatssecretaris stellen. 

Vooraleer ik dat doe, wil ik nog één vraag neerleggen die ziet op de verhoging van de strafmaxima. Een aantal collega's heeft het gehad over minimumstraffen en hoe de rechter daarmee omgaat. Ik wil de staatssecretaris graag vragen of het zijn verwachting is dat het Openbaar Ministerie ook aan de slag gaat met die beroepsmatige en haast professionele mensensmokkel. Die strafmaat is in dit voorstel namelijk een nog weer hogere dan de strafmaat die is neergelegd voor het basisdelict. Als ik die voorbeelden op de televisie zie, kan ik mij in mijn enkele eenvoud bijna niet aan de indruk onttrekken dat hier gewoon professionele criminele samenwerkingsvormen aan de slag zijn. Naar ik mag hopen, legt het Openbaar Minister dat ook ten laste. 

Ik gaf al aan: het enkel verhogen van strafmaxima is naar het inzicht van de VVD natuurlijk niet ogenblikkelijk en niet op zichzelf de oplossing. Je moet dat zien in een gecombineerde aanpak. De staatssecretaris schrijft dat ook in de stukken, en de minister met hem. Het is een combinatie van een aantal maatregelen, waarbij je ervoor zorgt dat die mensensmokkelaars ook daadwerkelijk gepakt worden. Er is daartoe een team opgericht van de KMar, het Openbaar Ministerie en de politie. Ik geloof dat mevrouw Gesthuizen het daar ook al over had. Is nou al ervaring opgedaan met dat team? Welke taken en bevoegdheden krijgt dat team? In navolging van mevrouw Van Toorenburg had ik ook de vraag of er nog belemmeringen voor dat team zijn waar het onze wetgeving betreft in het daadwerkelijk kunnen acteren bij onderzoek naar mensensmokkel. Ik hoor dat dan graag, want dan weten we als Kamer of we daar wat aan kunnen doen. Hoe is de financiering van dat team geregeld? Kent het buitenland vergelijkbare teams? En heel belangrijk: hoe is de informatie tussen de verschillende landen nou gewaarborgd? Daar ontvang ik graag antwoorden op. 

De voorzitter:

Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Volp van de PvdA-fractie. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Voorzitter. In de bijdrage van de collega's is al op verschillende manieren aangegeven dat we allemaal geschrokken zijn van de beelden die we dagelijks zien: de kartonnen zwemvesten, het jongetje dat is aangespoeld, het meisje in haar mooie jurk dat drijft in een eindeloze zee. Ze zijn huiveringwekkend en shockerend. We hebben alle termen denk ik wel gebruikt. Mensensmokkel is namelijk mensonterend en ontoelaatbaar. 

De nood creëert zijn eigen markt. Dat is waar het op neerkomt. Door de huidige vluchtelingenstroom zijn deze criminele praktijken toegenomen. Ze zijn niet nieuw, maar ze zijn wel toegenomen. Meedogenloos wordt geld verdiend aan het moedwillig in gevaar brengen van anderen. Hoe winstgevend wordt het om duizenden euro's te rekenen voor een overtocht op een gammele boot die te vol en te klein is en die wordt achtergelaten op zee? 

Ook de PvdA steunt deze wijziging in het Wetboek van Strafrecht. De strafmaxima voor mensensmokkel moeten in overeenstemming zijn met de zwaarte van het vergrijp. Mensensmokkelaars brengen bewust het leven van anderen in gevaar, gaan voor de winst en gokken met andermans leven. 

Vanmiddag zouden we ook een overleg hebben over mensenhandel, maar dat ging niet door. Vrij recent heeft Nederland als EU-voorzitter een interparlementaire conferentie over mensenhandel en migratie georganiseerd. Ook de staatssecretaris was daarbij aanwezig. De minister benoemt mensenhandel en mensensmokkel als twee aparte fenomenen. Mevrouw Gesthuizen noemde dat ook al. Ook op die conferentie werd eigenlijk duidelijk hoe verweven deze twee fenomenen zijn. In haar brief wijst de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen erop dat deze twee delicten in de praktijk nauw met elkaar in verband staan. Juist de afhankelijkheid van gesmokkelden maakt ze kwetsbaar voor mensenhandel. De PvdA hoort graag een reactie van de staatssecretaris op deze constatering van de nationaal rapporteur. Zij noemt alertheid als aandachtspunt. Herkent de staatssecretaris dat? Kan hij aangeven wat er naast alle inspanningen ten aanzien van het tegengaan van mensensmokkel specifiek wordt gedaan om te voorkomen dat een gesmokkelde verhandeld wordt? Investeren we inderdaad genoeg in training en effectieve samenwerking? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de schotten die de nationaal rapporteur ziet tussen deze beide delicten? 

Eerder noemden collega's al het normatieve en ontmoedigende effect dat deze strafmaatverhoging zou moeten hebben. Mijn partij kan daarin meegaan, maar stelt wel dat dit maar een onderdeel is van een holistische benadering. Naast het normerende en ontmoedigende signaal dat uit kan gaan van hogere straffen, moet de pakkans omhoog. Ook dat is al benoemd door een aantal collega's. Er moet dus fors worden ingezet op een intensievere en effectievere aanpak van mensensmokkel. De staatssecretaris noemt het multidisciplinaire team, maar de vraag is hoe dit loopt en hoe we het gaan borgen. Kan hij aangeven wat dit team concreet gaat doen? Hoe vordert het gemeenschappelijke team dat zich richt op die grootschalige internationale onderzoeken naar mensensmokkel, waar vaak sprake van is. Is het liaisonnetwerk van de politie en de marechaussee al versterkt en operationeel? Juist door een ketenbrede intensivering wordt echt een krachtig signaal afgegeven dat dit misbruik van de nood van mensen niet wordt getolereerd. 

In de memorie van toelichting staat dat mensensmokkel wordt gepleegd door goedgeorganiseerde en calculerende criminele netwerken en dat de aantrekkelijkheid van het plegen van dit misdrijf ligt in een combinatie van hoge opbrengst, geringe pakkans en verhoudingsgewijs lage straffen. Hiermee doen we iets aan die verhoudingsgewijs lage straffen. Ook over de pakkans heeft de staatssecretaris een aantal plannen voorliggen. Kunnen we nog wat doen aan die hoge opbrengst? Hoe staat het met zogenaamde "pluk-ze-mogelijkheden"? Het businessmodel — dat klinkt vreselijk, maar zo is het wel — van mensensmokkel wordt niet alleen onaantrekkelijk door een hogere pakkans en hogere straffen, maar ook door afromen en kaalplukken. 

Twee jaar geleden was ik met de collega van de staatssecretaris op het departement, toen nog in zijn hoedanigheid als Kamerlid, en een aantal hier aanwezige collega's namens de vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie op werkbezoek in Roemenië. We waren daar eigenlijk om te kijken naar mensenhandel, maar er is mij iets bijgebleven van een vrij simpel principe dat daar werd gehanteerd. Als een mensenhandelaar werd aangepakt, was het aan hem om te bewijzen hoe hij aan zijn inkomsten was gekomen en als hij dat niet kon dan raakte hij die kwijt en met hem de omgeving: niet duidelijk, dan afgepakt. Misschien is het een idee — ik hoor daar graag een reactie op van de staatssecretaris — om te bekijken hoe wij de ontneming van winsten van mensensmokkel verder mogelijk kunnen maken. Is hij het met mijn partij eens dat dit een duidelijk ontmoedigend effect zou kunnen hebben? 

Mijn partij heeft nog een aantal vragen. In de nota naar aanleiding van het verslag — een aantal collega's heeft dat al gememoreerd — geeft de minister aan niet te beschikken over onderzoeksgegevens. De vraag is of er überhaupt geen onderzoeken zijn en, zo nee, of die dan niet moeten worden gedaan. Als we in Europees verband forse verschillen in strafmaat hebben en we de verhoging van strafmaxima juist inzetten om te ontmoedigen, creëren we dan geen waterbedeffect? Ik hoor daar graag een reactie op van de staatssecretaris. 

In de schriftelijke inbreng heeft mijn partij gevraagd of gebleken is dat rechters behoefte hebben aan hogere strafmaxima. Dit is al eerder genoemd. Vanwege het spoedeisende karakter en de ernst en de omvang van het probleem is er geen formele consultatieronde geweest. Verwacht de staatssecretaris dat nu wel de maximale straffen worden opgelegd? In de afgelopen periode, de periode 2011-2015, is dit namelijk geen enkele keer gebeurd. 

In de schriftelijke inbreng wordt verder genoemd dat bij de inwerkingtreding van de wet aandacht zal worden besteed aan de communicatie over strafverhoging, specifiek met het oog op de te bereiken doelgroep. Dat riep bij mij de vraag op wat wij dan gaan doen: een informatie-app maken over welke pakkans je hebt en welke strafmaat daarbij hoort? Dat lijkt mij niet. Ik zou graag iets meer toelichting krijgen. 

Tot slot, bij elke vraag is een passend aanbod. Zolang de nood van mensen zodanig groot is dat zij hun toevlucht nemen tot louche figuren die hun tegen forse betaling een uitweg bieden uit hun ellende, zal dat aanbod er blijven. Uit A study on smuggling of migrants van de Europese Commissie blijkt dat de grote meerderheid van vluchtelingen naar Europa reist met behulp van mensensmokkelaars. Volgende week zal hier naar verwachting verder over gesproken worden. Het bereikte akkoord biedt perspectief, maar de verwachting mag niet zijn dat smokkelaars hun gouden handel zomaar opgeven. Zij zullen op zoek gaan naar nieuwe manieren. De pakkans vergroten en harder straffen alleen zijn zinloos als de vraag niet wordt gestopt. Laten wij hopen dat het bereikte akkoord hier een aanzet toe vormt. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. 

De vergadering wordt van 20.37 uur tot 20.53 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ik ben blij om te zien dat wij breed delen dat mensensmokkel aangepakt moet worden en dat wij er allemaal naar streven om dat effectiever te doen. Ik waardeer ook de initiële steun, de welwillende houding van velen om dit specifieke voorstel positief te bejegenen. Ik snap dat er ook nog de nodige vragen zijn. De vragen richten zich vrij pragmatisch op het precieze, vooraf bewezen effect, maar ik wil ook het normstellende karakter hiervan benadrukken. Er zijn ook veranderingen in de praktijk waardoor het wetboek een aanpassing behoeft. Dat ben ik ook persoonlijk van mening. 

Bij mensensmokkel hadden wij al opschaalmogelijkheden, maar heel lang was het een delict waarvan je kon zeggen dat iemand er op zich zelfs een dienst mee werd bewezen. Het werd weleens benoemd als een slachtofferloos delict, waar vooral de Staat en de rechtsstaat schade van leden, maar bij de veranderde praktijk past ook een veranderde normstelling. Als je ziet welke mensonterende mensensmokkelpraktijken tegenwoordig gehanteerd worden en hoeveel de schaalgrootte is toegenomen, dan past daar een andere normstelling bij. Het is de snelst groeiende businesstak in Europa, wordt weleens gezegd, misschien ook daarbuiten. 

Als je de vergelijking maakt met drugssmokkel en de straffen daarop, als je kijkt naar de plaats die het delict mensensmokkel in ons strafrechtsysteem hoort te hebben en naar het scala van feitelijke handelingen die onder die delictomschrijving vallen, dan vind ik puur alleen al normatief dat het type feitelijk handelen verergert, ernstiger wordt. Ook gelet op de grotere schaal, vind ik het sowieso gepast om de strafmaxima te verhogen. Andere, met ons vergelijkbare landen hebben niet voor niets al hogere strafmaten. Er zijn ook andere landen die dat nog niet hebben gedaan, maar ik zie die landen ook tenderen naar een strafverhoging. Wij hebben ook nog een Europees initiatief. Wij verwachten van de Commissie een voorstel om de strafhoogtes voor mensensmokkel wat meer op één lijn te brengen. Dat zal er eerder toe neigen dat het zwaarder wordt dan dat het lichter wordt beoordeeld. 

Het is een gestaffeld delict, dus je hebt een basisdelict, waar al snel een verhoging bij komt. Ik vind dat systeem goed. Over de hele linie vind ik het te rechtvaardigen dat de strafmaxima worden verhoogd. Ik snap de meer kritische opmerkingen ook, in die zin dat het onzin is om te zeggen: als u dit wetsvoorstel aanneemt, dan komt alles goed; dan durven die mensensmokkelaars niet eens meer. Mensen worden niet per se afgeschrikt. Mensen zijn al crimineel. Wat echt een afschrikwekkende werking zou hebben waarvan je verwacht dat die een omslag teweegbrengt in de praktijk, is iets wat niet strafbaar is ineens strafbaar stellen. Het grootste afschrikwekkende effect bij gedragingen die al strafbaar zijn en waarop een vrijheidsbenemende straf is gesteld, is het feit dat ze strafbaar zijn. De strafmaat, de mate waarin je het risico voelt om gepakt te worden, de mate waarin het loont en het gemak waarmee een delict te begaan is, zijn factoren die beïnvloeden of mensen daaraan beginnen. Maar ook iets wat minder te sturen is, zoals de gelegenheid, doet dat. Dat is ook wat je nu ziet: iedere vraag creëert zijn eigen aanbod. Als ergens veel vraag naar is, springt er wel een organisatie in die daarin voorziet. Ik kan niet beloven dat een verhoging van de strafmaat in die hele mix voldoende afschrikwekkend is om de stijging van bijvoorbeeld de vraag, de kans en de gelegenheid te compenseren. Ik zie dit dan ook als een maatregel, een stuk van de puzzel, waar ik op zichzelf al normstellend achter sta. Daarnaast hoop en verwacht ik dat het werkt in een samenspel met betere samenwerking — waarop ik zal terugkomen — een verhoging van de pakkans en het doorrechercheren naar de mensen achter degenen die tegen de lamp lopen, want zo kom je verder in zo'n organisatie. In die mix kan dit een bijdrage leveren om mensensmokkel effectiever te bestrijden. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De staatssecretaris heeft het over het normatieve karakter van het voorliggende wetsvoorstel, omdat de praktijken misdadiger worden en de smokkel ook in omvang groeit. Ik zou hem echter willen vragen of de groei van de mensensmokkelindustrie en het feit dat die praktijken misdadiger worden en gevaarlijker voor mensen die worden gesmokkeld, niet vooral een gevolg is van de dramatische toename van het aantal vluchtelingen wereldwijd, ook tamelijk dicht bij huis. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Het is helaas een feit dat door oorlogen en onveilige situaties in landen als Syrië, de behoefte en de vraag — het is een beetje raar om er in die termen over te spreken — groeien. De markt is gegroeid, laten we het zo zeggen. Dat levert een grote bijdrage. Als er in Syrië geen oorlog was, kon je als smokkelaar je prijs verlagen wat je wilde, maar dan lieten mensen zich natuurlijk niet op zo'n manier uit hun veilige omgeving naar Europa slepen, al kregen ze er geld bij. De gelegenheid voor deze mensen, de expansie van het aantal mensen dat hierbij betrokken is, en het feit dat het geen incidenteel dingetje meer is maar dat er een heel verknipt crimineel businessmodel van gemaakt wordt, hangen natuurlijk samen met het aantal mensen die hier weleens gebruik van zouden kunnen willen maken. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nu ik dit de staatssecretaris heb horen zeggen, wil ik vragen of hij in zijn redenering ook rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat het verhogen van de strafmaat ook heel goed kan leiden tot het simpelweg vragen van hogere prijzen. Nogmaals: ik ben bereid om heel welwillend naar dit wetsvoorstel te kijken, omdat ook ik vind dat iedereen die misbruik maakt van de ellende van een ander en daar grof geld aan wenst te verdienen, bestraft dient te worden. Ik vraag me echter wel af of de staatssecretaris ook bij dit punt heeft stilgestaan. Zal dit niet gewoon leiden tot hogere prijzen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik ben maar een jurist. Deze gedetailleerde markteffectvoorspellingen van ondoorzichtige criminele markten kan ik dus niet doen. Ik kan het ook niet uitsluiten. Ik denk echter ook niet dat dat de manier is. Ik zou ook het omgekeerde niet willen zeggen, want dan kom je op de klassieker uit: als ik het uit het Wetboek van Strafrecht haal, is het niet meer crimineel en is de criminaliteit weg. Ik vind niet dat dit de doorslaggevende reden moet zijn om dat te doen, omdat je er op andere manieren voor moet zorgen dat de hele smokkel teruggesnoeid wordt, dat die activiteit niet plaatsvindt en dat mensen er niet aan beginnen, welke prijs er ook voor gevraagd wordt. Al zouden smokkelaars het een maand gratis doen, dan nog vind ik dat je het moet tegenhouden en verhinderen. Ik kan het dus niet uitsluiten, maar ik ben niet zo thuis in dat bedrijfsmodel. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

We vinden dit allemaal een belangrijk onderwerp. Vandaar dat we ook kritisch zijn en welwillend naar de staatssecretaris luisteren. De staatssecretaris zei zojuist dat hij later terugkomt op het punt van de betere samenwerking. Bedoelt hij daarmee de Europese of de landelijke samenwerking? Wat precies bedoelt hij daarmee? Ik heb nog een andere vraag. Ik heb het niet goed gehoord, want het ging vrij snel, maar de staatssecretaris had het over een onderzoek. Waar gaat dat onderzoek over? Is dat het vergelijkende onderzoek waar ik in mijn inbreng naar vroeg of is het een ander onderzoek? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Laat ik eerst de vraag over het vergelijkende onderzoek beantwoorden. Ik heb dat onderzoek niet. Het lijkt mij ook niet zinnig om dat te doen, omdat de Europese Commissie bezig is met de herziening van de EU-regelgeving voor mensensmokkel. We verwachten dat het voorstel tot herziening in de tweede helft van dit kalenderjaar zal verschijnen. De Europese Commissie doet in dat kader zelf zo'n onderzoek. Ik vind het lastig, want wat vraag je in zo'n onderzoek? Mevrouw Koşer Kaya zei dat er misschien wel een land is met een lagere strafmaat waar meer mensen veroordeeld zijn. Ja, dat kan. Daarmee brengen we allerlei correlaties in kaart, waar ik nog steeds geen causaal verband aan kan hangen. Er werd ook gezegd: het neemt af. Als uit een onderzoek blijkt dat er in het ene jaar 100 zaken zijn geweest en in het jaar daarna 50, kun je zeggen dat het de verkeerde kant opgaat. Het kan echter ook zijn dat we 100 van de 400 gevallen hebben gepakt, of 50 van de 75. Kortom: je weet ook heel veel dingen niet. Ik wil het zeker niet weg relativeren, maar bij een onderzoek moet je wel van tevoren precies weten dat je iets met de resultaten kunt. In dit geval vond ik het echter niet doorslaggevend om te wachten voordat ik met het voorstel naar de Kamer zou komen. 

Wat de andere vraag betreft kom ik straks terug op nationale samenwerking, Europese samenwerking en samenwerking daarbuiten. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Als de Europese Commissie zelf bezig is met een herziening en waarschijnlijk dus ook gaat bekijken hoe verschillende landen het doen en wat effectief is, niet alleen qua strafmaat maar ook qua maatregelen daaromheen, dan vraag ik mij af waarom daar dan niet op gewacht wordt. De manier van handelen in Europa zou daardoor weleens wat meer gelijkgetrokken kunnen worden. Het houdt immers niet op aan onze grenzen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik vind Europese samenwerking op dit soort terreinen goed als het daardoor effectiever wordt. Ik wil het echter niet bepalend laten zijn voor de normstelling die wij zelf voor onze rechtsstaat kiezen en op zo'n delict plakken. Daarnaast doet de Commissie dat onderzoek niet uit pure nieuwsgierigheid maar ook omdat het tendeert naar een harmonisatie naar boven. Waarom zou ik dan wachten? Waarom zou ik dan een jaar wachten op het moment dat de Commissie zegt: wat u al een jaar vond maar niet aan de Kamer hebt voorgesteld, vinden wij nu ook? Als we toch weten dat het die kant opgaat en het nu doen, dan zijn we er al op het moment dat die richtlijn er komt. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik vraag dit omdat ook de Raad van State aangeeft dat het goed zou zijn om een onderzoek te doen en een vergelijking met andere landen uit te voeren. Het is dus breder dan alleen kijken naar de strafmaat. Het gaat erom dat je een effectief middel wilt hebben. Het is geen doel op zich. Vanuit die gedachte vraag ik waarom dat onderzoek dan niet ook door de staatssecretaris wordt meegenomen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Om effectief te zijn, is het goed om te leren van landen die een bepaalde aanpak hebben en om daarmee samen te werken. De effectiviteit zal echter niet worden ondermijnd door het verhogen van de strafmaat. Strafmaatverhoging is nooit een doel op zich. Ik vind het normatieve element van ons strafrecht wel een waarde op zich. Het gaat dan om de normen die we als samenleving stellen en dus ook om de mate waarin we een maximumstraf willen koppelen aan overschrijding van die normen. Het is dus geen doel op zich, maar wel een waarde op zich. Het is niet: verhoging van de strafmaat is altijd beter. Het gaat om het bijstellen van de normstelling op grond van gewijzigde praktische omstandigheden. Als er meer en meer zaken onder de delictsomschrijving vallen die ernstiger zijn dan voorheen gebruikelijk was, dan vind ik dat op zich al wel een reden om het te doen. Daarnaast blijven we met andere landen werken om effectiever te zijn. Dat heeft echter met veel meer dan alleen de strafmaat te maken. Veel woordvoerders hebben daar ook vragen over gesteld. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Mevrouw Van Toorenburg en later ook mevrouw Volp vroegen naar de cijfers van vervolging en berechting. Ik heb daarvan een keurig overzicht. Mij viel op dat mevrouw Helder daarover niet de vraag stelde maar daarop wel het antwoord gaf door een uitvoerige reeks van aantallen op te lezen. Haar aanhorend voelde ik geen reden om daarop ook maar enige correctie aan te brengen, laat staan om het nog eens over te doen. Het klopt inderdaad dat er geen massa's zaken zijn waarin de maximumstraf is opgelegd en de rechter ergens in een voetnoot zet: als het hoger kon, had ik dat gedaan. Maar goed, ik verwijs in de eerste plaats naar wat ik eerder heb gezegd over het normstellende karakter hiervan. In de tweede plaats wijs ik op het volgende. Redelijk recent is het team voor grotere zaken opgericht. Daarvan komt nu de eerste grote zaak los. Ik wil dat we in de toekomst erop voorbereid zijn dat voor die zwaardere zaken een hogere maximumstraf kan worden geëist. Rechters zelf hebben nog niet gevraagd om verhoging van het strafmaximum. Ik wil niet dat wij als wetgever hier alleen zouden overleggen over de door ons gewenste normstelling en maximumstraf als de rechters daarom hebben gevraagd. Dat moeten we ook doen als zij er niet om hebben gevraagd. Het is vervolgens aan hen om in specifieke gevallen te bepalen welke straf er moet worden opgelegd. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Maar het is ook een beetje normstellend als de Kamer aangeeft: kabinet, ga nou niet in een soort algemene lijn van 2011 tot 2016 de Kamer informeren over wat er gebeurt, maar geef, als je een verhoging wilt, aan dat het in de afgelopen jaren is verminderd. Anders krijg je namelijk een flauw spelletje. Dan gaat vervolgens het Algemeen Dagblad dat heel secuur na — mevrouw Helder heeft dat ook gedaan — en komt het er vervolgens achter dat er in de afgelopen tijd sprake is geweest van een vermindering van het aantal veroordelingen en van lagere straffen. Waarom zegt het kabinet dat niet gewoon? Dan kunnen we vervolgens doorgaan met onze normstelling. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dit is een vraag naar het waarom, maar pas nu ik hierop wordt bevraagd, realiseer ik me het. Ik heb niet een sessie belegd over de vraag: hoe zullen we het eens presenteren? Als het terugloopt, loopt het terug. Dat is ook de reden waarom we vanaf vorig jaar met dat team zijn gaan werken. We hadden het gevoel dat het effectiever kon. Dat zouden we niet zijn gaan doen als we de gedachte hadden dat het op de manier waarop we het nu doen al jaar na jaar fantastisch gaat en vooruitgaat. Ik heb dus niet de intentie gehad om iets niet te melden. Het is een prioriteit omdat je wilt dat het verbetert. Ik heb dus ook wel een zekere hoop en verwachting. Het team is vorig jaar echt gaan draaien. De eerste zaken komen nu ook los. We hebben nu ook meer liaisonofficiers, bijvoorbeeld in Turkije maar ook in Rome, waar ik toevallig gisteren zelf was en waar ik hierover heb gesproken met de liaisonofficier aldaar. Het moet er niet maar net van afhangen of je bij een controle iemand aantreft die maar een bepaalde rol vervult. Je wilt ook doorrechercheren en in de organisatie doordringen. Het liefst wil je ook anderen dan de chauffeurs opsporen en oppakken. Daar heb je veel meer inzet voor nodig op zwaardere zaken. Dat moet nog zijn vruchten gaan afwerpen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik ben blij dat de staatssecretaris aangeeft dat het geen opzet was, want het beeld werd een beetje raar. In de media stond ook dat het toch wel vreemd was dat minister Van der Steur dit juist anders presenteerde dan het werkelijk was. Maar nu heb ik een heldere uitleg. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dan kom ik op de vragen over de Europese samenwerking. Europol heeft op 22 februari van dit jaar het European Migrant Smuggling Centre (EMSC) gelanceerd. Het Europese mensensmokkelcentrum is bedoeld om de smokkel te bestrijden. De belangrijkste taak is om EU-lidstaten te helpen bij het ontmantelen van criminele mensensmokkelnetwerken, want die zijn niet gefocust op één land. Daar heb je elkaar dus bij nodig. 

Verder speelt de samenwerking met Interpol een rol bij het intensiveren van de relatie met niet-EU-landen, omdat vanuit die landen vaak gesmokkeld wordt. Europol neemt hieraan deel. Nederland neemt als lidstaat ook deel aan het Specialized Operational Network against Migrant Smuggling (ISON) van Interpol. Europol en Eurojust zijn ook vertegenwoordigd in de hotspots in Griekenland en Italië om lidstaten te ondersteunen bij het ontmantelen van netwerken van smokkelaars en mensenhandelaars op basis van informatie die meteen bij binnenkomst in Europa wordt verzameld. 

Inmiddels zijn er ook Europese NAVO-missies met het doel om mensensmokkelnetwerken op te sporen door meer informatie over de lijnen over de Middellandse Zee en de Egeïsche Zee te verzamelen op de plek zelf. Ook die informatie moet een bijdrage leveren aan een betere aanpak van deze smokkelnetwerken. 

Op de JBZ-Raad van 10 maart, een paar weken geleden, zijn daar Raadsconclusies over aangenomen. Die benadrukken het belang van de multidisciplinaire aanpak waarbij alle relevante partijen zijn aangesloten. Wij hoeven dus niet meer te klagen over de bewustwording en de intenties. De blauwdrukken en de verbanden om die samenwerking vorm te geven, zijn nu beter dan eerst. Nu gaat het erom dat wij van informatieverzameling en informatie-uitwisseling echt komen tot opsporing en vervolging. Daarvan zal afhangen of het effectief is. 

Er werden ook vragen gesteld over de rechtsmacht. Zoals de Nederlandse strafwetgeving in algemene zin stelt, is de rechtsmacht ruim maar niet onbeperkt. Grofweg en praktisch gezegd valt daaronder: alles in Nederland, de Nederlanders in het buitenland en niet-Nederlandse ingezetenen die wel een vaste verblijfplaats in Nederland hebben. Ook hebben wij een belang bij zaken waarin we kunnen aantonen dat de bestemming Nederland is. Ook dan kun je je rechtsmacht doen gelden, al moet je in zo'n zaak natuurlijk altijd afwegen waar je die mensen hebt opgepakt en zul je in samenwerking met dat andere land beoordelen waar je de vervolging het beste tot stand kunt brengen. De rechtsmacht is dus ruim. Daar kunnen we mee uit de voeten. 

Er zijn ook vragen gesteld over de bevoegdheden in verband met de controles van voertuigen bij de grenscontrole. De Kamer heeft van mij en mijn collega Van der Steur de toezegging gekregen dat zij daar een brief over krijgt. Daar wordt nu de laatste hand aan gelegd, dus ik verwacht dat die brief volgende week of wellicht de week daarna naar de Kamer komt. Dan kan de Kamer het hele overzicht tot zich nemen en kunnen wij in het debat tijdens het betreffende AO van gedachten wisselen over de vraag of wij de zaak goed op orde hebben en iedereen precies weet in welke gevallen welke bevoegdheden toegepast mogen worden. 

Verder zijn er veel vragen gesteld over de kosten van de intensivering van de handhaving. Die komen niet voort uit deze wetswijziging, maar ik snap dat de leden daarnaar vragen. Ik gaf zelf al aan dat wij er met alleen het verhogen van de strafmaat niet zullen komen. Wij hebben de afgelopen tijd hierop geïntensiveerd. Dat team draait nu goed. Het kan natuurlijk altijd beter. Helaas is het soms zo voorspelbaar als de Kamerleden zelf al aangeven bij het stellen van hun vraag. Dit is inderdaad onderdeel van de besluitvorming voor de Voorjaarsnota. Als hier meer geld voor uitgetrokken wordt, proef ik wel heel breed in de Kamer dat dit er niet uit geamendeerd zal worden. Dat signaal is helder voor ons. Wij zitten nu nog niet in de fase van finale besluitvorming, want ook ik heb allerlei wensen en vind van alles. In tegenstelling tot wat zijn politieke kleur wellicht doet vermoeden, is minister Dijsselbloem bepaald geen sinterklaas en daarom kan ik niet vooruitlopen op wat er bij de voorjaarsbesluitvorming uitkomt. We weten allemaal dat als je nog meer effect wil bereiken, ook een uitbreiding kan passen. 

Mevrouw Van Toorenburg heeft een vraag gesteld over de taakstraf. De vraag was niet of de rechter dat mag, want mevrouw Van Toorenburg weet ook dat de rechter daar zelf over gaat. Zij vroeg of ik me een geval kan voorstellen waarbij een taakstraf passend is. Laat ik het omkeren en kijken naar de delictsomschrijving. Die is heel breed en ik kan niet uitsluiten dat er geringe feiten zijn die er wel onder vallen, waarbij een rechter bij een eerste keer, wanneer er sprake is van een wat onbeholpen mengeling van motieven voor het geven van hulp en er toch geld voor vragen, tot een taakstraf komt. Iemand kan op basis van humanitaire motieven denken dat hij mensen wel van a naar b kan helpen naar een station niet al te ver over de grens van Nederland omdat hij via een netwerkje mensen kent. Eigenlijk denkt hij dat hij toch vooral mensen aan het helpen is. Maar goed, het kost hem tijd, dus hij vraagt er toch een paar tientjes voor. Ja, dan is het wel een delict en dan kun je je voorstellen dat dat eronder valt. Het is niet het gros van de gevallen en ik kan me ook heel goed voorstellen dat er juist vooral geen taakstraffen worden opgelegd, maar het is denkbaar. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We hebben een aantal wetten uitgezonderd van taakstraffen, omdat we de delicten dermate ernstig vinden dat een taakstraf niet passend is. Dat hebben we in de wet gewijzigd voor ernstige geweldsdelicten, recidive en zware zedenzaken. Daar is veel over te doen geweest in de Kamer. Dus de vraag is waarom we voor deze vorm van misdaad ook de taakstraffen niet uitsluiten. Ik begrijp de argumentatie van de staatssecretaris, maar toch … 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Zoals ik net heb aangegeven, kan ik in dit geval niet uitsluiten dat er in de praktijk zaken zijn die onder de delictsomschrijving vallen waarbij een taakstraf niet erg schokkend is. Ik heb daarenboven ook geen signalen dat er heel vaak een taakstraf wordt opgelegd of dat er een patroon te zien is waarbij in de ogen van de wetgever taakstraffen worden gegeven voor delicten die daarvoor te zwaar zijn. Omdat er bij dit delict sprake is van een staffeling die veel ruimte biedt om al snel naar hogere strafmaxima te tenderen, waarmee de rechter een signaal krijgt van wat de wetgever wil, vind ik het hier niet noodzakelijk om dat toe te voegen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De heer Van Oosten helpt mij een beetje. Hij zei terecht tegen mij: waarom vraagt u eigenlijk niet om een evaluatie? Kan de staatssecretaris de Kamer toezeggen dat hij over een bepaalde periode nog eens specifiek bekijkt of het voldoet aan zijn bedoeling? Zijn er taakstraffen waarvan we denken: dat zou je echt niet moeten willen? Dan kunnen we misschien ook meteen het punt van mevrouw Koşer Kaya meenemen dat je die tijd kunt gebruiken om internationaal te vergelijken. We hebben geen evaluatiebepaling opgenomen in de wet, maar kan de staatssecretaris toch een evaluatie toezeggen over een aantal jaar, zodat we de zaak opnieuw kunnen bekijken? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat lijkt me een goed idee. Ook op een ander punt had ik genoteerd dat er behoefte was om te bekijken hoe het precies uitpakt in de praktijk, welke effecten deze strafverzwaring heeft. Daarbij kan meegenomen worden of dit tot hogere eisen leidt, of het leidt tot zwaardere zaken of hogere strafoplegging. Daarover zijn allemaal vragen gesteld, waarop ik de antwoorden nu niet paraat heb. De registratie van de strafoplegging is wel iets om samen met het OM en de rechterlijke macht in de gaten te houden en te evalueren. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Kan de staatssecretaris dat iets concreter maken? Er komt nog een debat over mensenhandel. Mevrouw Helder heeft daar ook aandacht aan besteed. Misschien kan de staatssecretaris daarin aangeven hoe we die evaluatie strak kunnen neerzetten. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ja, dat zeg ik toe. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Neemt de staatssecretaris daarbij ook het Europese deel mee? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik zal in de brief in ieder geval aangeven of we dat meenemen. Ik wil even kijken naar het werk dat al gebeurt in Brussel. Als het daar een gedegen onderdeel van is, hoeven we het niet nog eens zelf te doen. 

Mevrouw Van Toorenburg vroeg ook of de Koninklijke Marechaussee gebruikmaakt van technische hulpmiddelen. Zij heeft technische hulpmiddelen ter beschikking voor vrachtwagens, CO2-apparatuur en de onvolprezen honden, die indrukwekkend snel mensen kunnen detecteren. Ook in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid hebben we het juridisch kader uitgebreid. Dat wordt minder beperkt uitgevoerd dan voorheen, waarvan mevrouw Van Toorenburg beeldende voorbeelden gaf. Dat heeft ook geleid tot een stijging van het aantal aanhoudingen. We moeten nog zien wie we daarvan veroordeeld krijgen, want het is fijn als we iemand ter plekke aanhouden, maar de bewijslast is een andere zaak. Als je een netwerk oprolt, heb je het bewijs al voor de aanhouding, en dan heb je ook meer kans dat het leidt tot een stevige zaak en een veroordeling. We zullen in de komende maanden zien hoe vaak het lukt om de personen veroordeeld te krijgen die in de afgelopen maanden zijn aangehouden. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik wil dan wel graag weten of de politie een geblindeerde auto daadwerkelijk kan aanhouden als die langsrijdt, gelet op alle ellende waarmee we in ieder geval op dit moment te maken hebben. Kan de politie gewoon door een trein lopen en dingen controleren? En moeten mensen gewoon hun paspoort laten zien, ook binnen Schengen, als de politie denkt dat het niet pluis is? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat is nog steeds aan regels gebonden. Een aantal vragen die mevrouw Van Toorenburg nu stelt, horen bij de brief die ik net heb aangekondigd en die snel naar de Kamer komt. Het lijkt me handiger om dat eerst op papier te hebben en dan het gesprek aan te gaan of de Kamer vindt dat het afdoende is voor de Nederlandse praktijk. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We worden geduldiger. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Er zijn vragen gesteld over de reikwijdte van het delict. Er werd een link gelegd met het verkopen van slechte zwemvesten. De delictsomschrijving is breed. Daar valt bijvoorbeeld ook het verschaffen van inlichtingen of hulpmiddelen onder, net als natuurlijk het faciliteren van de hele reis of het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of een andere EU-lidstaat. Dat is dus een brede definitie, waarbij dit soort aspecten in de bewijslast kunnen meewegen, met name als het gaat om de "pakketverkoop". Het zou een interessante case zijn als iemand zich uitsluitend specialiseert in de verkoop van zwemvesten, van wie we dan allemaal weten dat hij dat op de plek doet waar de mensen ze gaan gebruiken. Zou je hem daar alleen voor kunnen vervolgen? Als je stevig duidelijk kunt maken dat het een middel was dat werd verschaft teneinde toegang te verkrijgen tot Europa, zou je dat in mijn ogen zeker moeten proberen. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Dat zou inderdaad onder de verruimde strafrechtelijke mogelijkheden moeten vallen als voorbereidende handeling. Als je mensen op weg stuurt met ondeugdelijke zwemvesten, dan is de verschaffer van die ondeugdelijke zwemvesten onder die bepaling in principe vervolgbaar, zo lijkt mij. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nog niet zozeer onder de voorbereidende handelingen. Ik denk dat het een poging waard zou zijn om dit onder de delictsomschrijving zelf te vatten, dus los van voorbereidende handelingen, omdat het gaat om het verschaffen van middelen om ongeoorloofde toegang tot een andere lidstaat te verkrijgen. De heer Van der Staaij zei dat onder de voorbereidende handelingen nou net het basisdelict niet valt: die zit op zes en dat kan pas vanaf acht, waarom niet? Ik denk dat de meeste gevallen waarbij voorbereidende handelingen ook echt bewijsbaar en opspoorbaar zijn, vrijwel altijd zullen vallen onder een van de hogere staffels. Als het bijvoorbeeld gaat om een chauffeur die voorbereidende handelingen doet of contacten legt om wat extra vracht mee te nemen, om het plastisch te formuleren, dan gebeurt dat in de uitoefening van beroep en gaat het dadelijk onder de acht jaar vallen, want dat valt onder de eerste verhoging. Als het een georganiseerd verband is, is voorbereiden ook al strafbaar. De zaken waarin er geen sprake is van een georganiseerd verband en waar het niet in beroep of als beroep is, vallen er net buiten. Die categorie is lichter en er zijn moeilijker voorbereidingen van te vinden. Dan ben je dus in je eentje bezig, niet georganiseerd en ook niet als onderdeel van je beroep. Dan wordt het een moeilijke zaak om daar de voorbereidende handelingen van aan te tonen. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Je kunt je voorstellen dat het moedwillig gebruiken van echt ondeugdelijk materiaal wel een strafverzwarende factor kan zijn. Maar dat geeft gelijk ook aan dat we er hier mee zitten dat we de mensen die eraan meewerken niet zullen vangen met voorbereidende handelingen. Zij zullen hier mogelijk überhaupt niet onder vallen. Daar zouden we zo graag ook in het normerende aspect iets aan willen doen. Kan de staatssecretaris aangeven of daar eventueel andere mogelijkheden toe zijn? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik denk dat ze dan onderdeel uitmaken van een netwerk. Dan wordt het weer makkelijker om zo'n organisatie en iedereen die een rol speelt in georganiseerd verband door het verschaffen van inlichtingen en middelen aan te pakken. Een einzelgänger die een deeltje doet, is natuurlijk de modernste economische golf, maar die zien we daar nog niet. Je wilt kunnen aantonen dat ze een deel zijn van zo'n hele organisatie. Dat onderstreept dus het belang van kunnen doorrechercheren en niet alleen maar de mensen aanhouden die zichtbaar zijn en die achter het stuur zitten. Er moet ook al breder in internationaal verband worden doorgerechercheerd. Daarom hebben we ook mensen zitten in Rome, die veel ervaring hebben met de Libiëroute, en in Turkije. Als je dan iemand oppakt achter het stuur, dan is het fijn als je snel kunt uitvinden tot welk netwerk hij behoort en of je er al een dossier van hebt. Dan kun je het weer wel stevig aanpakken. 

De heer Van der Staaij (SGP):

De staatssecretaris gaf aan dat het bij voorbereidingshandelingen heel snel ook zal gaan om zwaarder delict dan het basisdelict. Ik kan hem daarin volgen. Maar het blijft een verwachting. Is hij bereid om dit punt nadrukkelijk mee te nemen in de toegezegde evaluatie? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Het lijkt me inderdaad goed om daarbij ook te kijken hoe vaak de veroordeling, plat gezegd, blijft steken bij het tweede lid van het artikel. Je kunt je voorstellen dat dat vaak gebeurt, bijvoorbeeld vanwege bewijsbaarheid. Als bewezen feiten naar onze smaak toch te vaak onder die basisvariant vallen, dan zou dat aanleiding geven om hier een discussie te voeren over de vraag of dat wenselijk is, gezien de praktijk. 

Er zijn vragen gesteld over samenwerking buiten de Europese Unie, met Turkije bijvoorbeeld. Ik zei al eerder dat we daar ook een liaison officer hebben zitten. Ik wil hier ook niet onvermeld laten dat Turkije de laatste maanden praktisch veel heeft gedaan om mensensmokkelaars tegen te gaan. Er kan gezegd worden: dat heeft dan niet meteen geleid tot het einde van de smokkel. Dat klopt. Het geeft eerder aan hoe hardnekkig en groot het probleem is. Er zijn bijvoorbeeld ook clandestiene bootfabrieken opgerold, die geheel in dienst stonden van de smokkelindustrie. Mensen produceerden daar gewoon boten met geen enkel ander doel dan de oversteek via smokkel. Er werden ook valse documenten gevonden die bij de oversteek gebruikt zouden worden. De eerdergenoemde zwemvesten die het niet doen, zijn natuurlijk helemaal een cynische variant van veiligheid verkopen die op geen enkele manier helpt. Er wordt samengewerkt om die industrie op te rollen en daar actiever op te zijn. Die samenwerking is er dus zeker. 

Dan kom ik op de ketenbrede intensivering in Nederland. Daar heb ik eerder al het een en ander over gezegd, ook over het multidisciplinaire team. Dat is vorig jaar op gang gekomen. Het is eind 2014 ingesteld. Vandaar dat je de effecten nu kunt gaan verwachten, na de opstart en de zaken die daar aan bod zijn gekomen. Mevrouw Volp vroeg naar het pluk-ze-element. Het is een element dat wordt meegewogen. Ook het vermogen en de bezittingen waarvan niet goed verklaard kan worden hoe ze verkregen zijn, kunnen daaronder vallen. Dat is zeker een element dat hierbij meeweegt. Ik weet niet of het nog afschrikwekkender is dan vrijheidsbeneming, maar ik vind gewoon dat wij het allebei moeten doen. Wij moeten daar geen keuzes in hoeven maken. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Het gaat niet om nog afschrikwekkender, maar we weten gewoon dat de aantrekkelijkheid groter is als dit soort gruwelijke misdaden lonen, als hiermee gemakkelijk financiële winst te behalen is. Wij hebben net gesproken over monitoring. Kan de staatssecretaris dit element bijhouden? Welke winsten worden afgeroomd? Ik kan het mij voorstellen dat die informatie een bijdrage kan leveren. Als je goed moet afrekenen, als je alles moet inleveren wat je niet goed kunt verklaren, dan kan dat bijdragen aan de effectiviteit. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik zal in ieder geval in de brief over de monitoring aangeven of dit redelijkerwijs mogelijk is, of dergelijke informatie makkelijk uit het systeem te halen is. In alle zaken van mensensmokkel wordt een financieel onderzoek gestart. Ik zal gewoon bekijken of dit op een beetje fatsoenlijke manier te doen is, zonder dat mensen spontaan een hartverzakking krijgen van het extra werk dat dit oplevert. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik zou helemaal niemand een hartverzakking willen bezorgen en zeker niet hier, want dan moet ik aan de bak, maar het gaat mij erom dat je ziet dat er verschillen zijn in de aanpak van de Europese landen. Wij hebben het voorbeeld genoemd en gezien van Roemenië. Als je internationale, Europese netwerken wilt oprollen, is het van belang om door te rechercheren, ook op de financiële winsten. Daarin ligt het belang om dat te doen. Het zal, denk ik, wel degelijk effect hebben op de aantrekkelijkheid. Die informatie kan ons inzicht verschaffen in de effectiviteit. Ik wil dat wij zo veel mogelijk financieel afromen, teneinde dat geld te kunnen gebruiken voor andere doeleinden als het voorkomen van dit soort mensensmokkel. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat ondersteun ik helemaal en daarom ben ik blij dat we ook in het Nederlandse rechtssysteem de mogelijkheid kennen om bij het vermoeden van illegale vermogensaanwas vermogen te ontnemen, tenzij aangetoond kan worden dat het geld een legale herkomst heeft. Ik ken de details van het Roemeense voorbeeld niet, maar wij hebben wel iets wat er op zijn minst heel dicht tegenaan zit. Ik ben het verder geheel met mevrouw Volp eens dat het motief in het geval van dit type misdaad toch vaak financieel gewin is, want het is niet een soort uit de hand gelopen liefdadigheid. Als geld een motief is, moet je mensen daarin hard raken, al was het maar om als rechtsstaat te laten zien dat dit soort misdaad niet loont. Daarnaast heeft het een ontmoedigend en punitief effect op mensen die dit soort zaken heeft gedaan. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat de staatssecretaris verdergaat met zijn betoog en dat wij hem de ruimte geven om de resterende vragen van de Kamerleden te beantwoorden. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dank u wel, voorzitter. 

Het voordeel van het beantwoorden van al die interrupties is dat de stapel antwoorden voor mij wat lager wordt. 

Ik zou bijna zeggen: Mevrouw Helder, u deed het weer. Ze gaf namelijk zelf het antwoord op haar vraag over de minimumstraffen. Dat antwoord was zo eng dat ik denk dat het kabinet de afgelopen jaren hierover al meer dan één keer in herhaling is gevallen. In herhaling vallen veronderstelt overigens natuurlijk altijd meer dan één keer. Wat zij zei, klopt, want wij zijn ook in dit geval niet van plan om minimumstraffen in te voeren. Wij vinden de verhoging een goede zaak, maar … Ik kan het hierbij laten, want het uitgebreide antwoord heeft zij er zelf al bij geleverd. 

Mevrouw Helder zei: leuk die deels voorwaardelijke straffen, maar zijn er ook geheel voorwaardelijke straffen opgelegd? Dat is niet het geval. Het ging steeds om een combinatie van deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijk. 

Mevrouw Helder vroeg ook naar het monitoren van het wetsvoorstel, maar daarop zal ik dus nader ingaan in de brief. Het is voor onszelf echter ook zeker nodig om samen met het OM en de politie steeds weer te bezien hoe effectief de opsporing en de vervolging zijn. Verder willen wij ook weten hoe het gebruik van de verhoging van de strafmaxima in de praktijk uitwerkt. 

Mevrouw Helder vroeg ook nog hoeveel verdachten een dubbele nationaliteit hadden. Het OM vermeldt alleen de geboortelanden van de verdachten. Ik beschik dus niet over de data die nodig zijn om de vraag van mevrouw Helder te kunnen beantwoorden. 

Mevrouw Gesthuizen vroeg waarom nu en sprak over de verdenking van hypocrisie. Daarmee daagt zij mij natuurlijk persoonlijk uit. Waarom nu? Het antwoord daarop is dat we nog steeds een flinke toename van het probleem zien, ook in de mate waarin wij ermee worden geconfronteerd. We zien verder een flinke verandering, een verandering die natuurlijk niet binnen een week heeft plaatsgevonden. Het type feitelijke handelingen dat onder het delict valt, laat een verzwaring zien van wat er in de praktijk onder valt. Er gebeuren met andere woorden ernstigere dingen onder deze delictsomschrijving dan voorheen en ook op grotere schaal. 

Ik heb niet de illusie dat dit wetsvoorstel op zichzelf leidt tot verlaging van de migratiestroom of de instroom. Ik probeer nu dus de verdenking van hypocrisie te counteren door aan te geven dat het zinloze hypocrisie zou zijn. Ik heb niet het idee: o, nu raakt het ons, want we hebben te maken met een hogere instroom. Nee, helaas zijn het in de praktijk wel gekoppelde fenomenen. Als de migratiepatronen hetzelfde zouden geweest zonder enige vorm van mensensmokkel, hadden we ook maatregelen getroffen. We hebben vorig jaar natuurlijk veel verschrikkelijke beelden gezien, niet alleen van mensen die per boot over probeerden te steken, maar ook van mensen in vrachtwagens die in Oostenrijk helaas te laat en in Nederland net op tijd werden gevonden. 

We worden er in ons rechtssysteem vaker mee geconfronteerd, niet omdat we zien dat het erger is geworden maar omdat onze aanpak effectiever is. We zien wat er in de praktijk gebeurt en vergelijken dat met andere typen delicten van dezelfde ernst en daarom vond ik het gewoon gepast om dit voorstel aan de Kamer te sturen. Ik weet niet of ik de verdenking van hypocrisie hiermee heb kunnen wegnemen, maar dat hoor ik straks wel. Ik prijs me in ieder geval gelukkig dat het geen strafbaar feit is. Mocht het niet gelukt zijn, dan zal ik een betere poging wagen. 

Mevrouw Gesthuizen zei dat je de mensensmokkel ook kunt oplossen door iedereen een legale route te bieden; die vraag stelde zij zo-even ook bij interruptie. Dat is inderdaad modelmatig juist. Als je iedereen die naar Nederland wil komen bij voorbaat toestemming verleent om op reguliere wijze naar Nederland te komen, is dat inderdaad een effectievere manier om het businessmodel te ontmantelen. Helaas zou dat neveneffecten hebben die wij onverantwoord vinden voor Nederland, omdat wij nu eenmaal niet vinden dat iedereen het recht heeft om hierheen te komen. Wij vinden ook niet dat iedereen het recht heeft om hier bescherming te krijgen, nog los van de mogelijkheid daartoe. Wat betreft de migratieaanpak als geheel van het kabinet, waarvan mevrouw Gesthuizen alles weet, al zal zij het kabinet niet in alles steunen wat het voorstaat, vinden wij dat wij aan onze humanitaire plicht deels moeten voldoen door mensen hier op te vangen, deels door bij te dragen aan opvang elders en door andere landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden hierin. 

Mevrouw Gesthuizen vroeg ook naar de effecten van strafverhoging voor andere lidstaten. Is er sprake van een waterbedeffect? Mijn inschatting is dat die effecten gering zijn, omdat veel andere lidstaten al vergelijkbare strafmaxima hebben en ik het idee heb dat de meest bepalende factor in het land waarheen wordt gesmokkeld nu niet per se die strafmaat is. Bepalend is ook waar de klant heen wil. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat was een vraag van mevrouw Volp. Overigens had ik dat andere ook niet gezegd. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Oké, dat vroeg mevrouw Volp. Er wordt u veel toegedicht, mevrouw Gesthuizen. Uw faam is groot. 

Ik kom op een vraag van de heer Van der Staaij; ik hoop dat dat wel klopt. Hij vroeg of de verscherping van de grenscontroles effect heeft gehad. Komt dat voldoende uit de verf? Ik kan nooit zeggen dat de pakkans gestegen is. Ik kan wel zeggen dat wij meer mensen gepakt hebben, maar het aantal mensen dat het ook gedaan heeft en dat je niet gepakt hebt, ken je niet. Dat is dus lastig. Je kunt wel spreken van een toename van de gepercipieerde pakkans. Wij hebben ook sterke signalen dat de informatievoorziening en informatiedeling in deze business snel en groot is. Tijdens een werkbezoek hoorde ik van een gewaardeerd medewerker van de Koninklijke Marechaussee eens het volgende: toen ik vanochtend hierheen reed, hoorde ik op Radio 1 al de aankondiging dat men straks hier live bij een controle zou zijn; wij zullen dus wel een rustige ochtend krijgen. Ik denk dat dit soort signalen, de melding dat er een controle is, zich inderdaad snel verbreidt. Daarom moet je de controles niet steeds voorspelbaar op dezelfde plek doen. De duur moet daarom ook realistisch zijn, want als je heel lang ergens staat, weten de mensen het inmiddels wel. Je moet op de plekken waar je op dat moment bent, kunnen verrassen om het zo veel mogelijk te verstoren en zo veel mogelijk mensen te kunnen oppakken. 

Mevrouw Helder (PVV):

Dat zou bij mij leiden tot deze vraag, die ik ook in eerste termijn heb gesteld: kun je nagaan hoe het zou gaan als je alle ouderwetse grensposten weer zou bemensen. Dan zijn er steeds rustige ochtenden, toch? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Als wij de oude grenscontroles, zoals wij die hadden, echt opnieuw invoert, zal de smokkel via die grensposten flink afnemen. Je creëert natuurlijk wel nieuwe markten voor smokkel op andere manieren. Het zal dus creatiever worden. Maar ik denk inderdaad dat je dan meer mensen zult pakken. Ik vrees helaas dat er geen manier is waarbij je wel de voordelen van permanente grenscontroles hebt en niet de nadelen. Het is dus een kwestie van weging, mede gezien het economisch belang voor Nederland, of je je stevigste grenscontrole aan je eigen binnengrenzen zet of dat je de controle versterkt aan de buitengrenzen en de binnengrenzen deelt, zodat je daarvan veel profijt hebt. Die afweging moet gemaakt worden, en mevrouw Helder maakt daarin een andere keuze dan het kabinet. 

Voorzitter. Mevrouw Helder vroeg ook naar het ongewenst verklaren van daders van mensensmokkel. Dat is mogelijk. Het is afhankelijk van de ernst van het individuele delict. Bij mensensmokkel is het mogelijk om de dader ongewenst te verklaren. 

De heer Van Oosten heeft vragen gesteld over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Hij vroeg hoe het Gemeenschappelijk Mensensmokkel Team nu loopt en wat het mag. Zoals ik al zei, is het eerste grote onderzoek door dit team opgepakt. Ik heb geen lijst waarmee ik de heer Van Oosten een vergelijkend onderzoek kan bieden. Ik kan ook niet heel diep ingaan op die ene specifieke zaak, operationeel. Die is nog niet afgesloten. Het team staat onder leiding van een officier van justitie en heeft daardoor alle bevoegdheden die daarbij horen en die voor zo'n onderzoeksteam nodig zijn. Ik ga ervan uit dat de verhoogde inzet in de opsporing niet bij deze ene zaak blijft, maar dat ook grotere zaken bij de rechter zullen worden aangebracht en dat we dan ook passende strafeisen zullen zien. Ik ga ervan uit dat het niet alleen lukt om bij iemand die op heterdaad is gepakt een onderdeeltje te volgen, maar dat er ook door zal kunnen worden gerechercheerd, zodat er een groter onderzoek voorgelegd kan worden. 

Ik noemde al eerder Italië, maar ook het Verenigd Koninkrijk heeft een soortgelijk team opgericht. Hoe meer landen er een stevig team op hebben en hoe meer informatie we kunnen uitwisselen, hoe beter we elkaar kunnen versterken en het werk kunnen verdelen. Het bestaande liaisonnetwerk van marechaussee en politie wordt tot 2018 versterkt door een capaciteitsuitbreiding met flexibele liaisons. Onze mensen zijn in ieder geval in een stuk meer landen aanwezig, ook operationeel en ook bijvoorbeeld in de hotspots. Zo hebben we goede informatie en kunnen we onze positie verbeteren. 

De heer Van Oosten (VVD):

Weet u wat ik denk, voorzitter? Ik denk dat wanneer de staatssecretaris de ontmoedigende werking die hij met dit wetsvoorstel beoogd te bewerkstelligen maximaal wil realiseren, we ook moeten organiseren dat het OM rücksichtslos optreed tegen dit soort mensensmokkelaars en dus ook overgaat tot die strafvervolging in beroep of in gewoonte etc. Het is belangrijk dat je voorkomt dat je in het basisdelict terechtkomt. Wat kan de staatssecretaris nog betekenen om te bereiken dat het OM met die bril daarnaar gaat kijken, voor zover daar nog aanmoediging bij nodig is? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik denk dat het niet aan de wil lag, zoals de heer Van Oosten al aangaf, maar aan de mogelijkheden om over informatie te beschikken en om informatie te verkrijgen uit andere landen. Daar zet dit team een grote stap in. Daarmee kun je je zaak stevig en groter maken, door meer dan een individu ervoor te zetten en groter in zo'n organisatie aan de slag te gaan. Zo heb je een betere positie in de bewijslast om voor het hoogst haalbare in de strafbaarstelling te kunnen gaan. Dan hoef je niet te volstaan, omdat je te weinig informatie hebt of te weinig informatie loskrijgt, met een basisdelict terwijl je op je klompen aanvoelt dat iets anders er ook bij hoort, maar je daar geen bewijs voor hebt kunnen krijgen omdat je te weinig capaciteit of te weinig informatie had of omdat je geen toegang had tot de informatie die opsporingsdiensten in andere landen over hetzelfde netwerk wel hadden. 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik hoorde zojuist de staatssecretaris antwoorden op een vraag van naar ik meen de heer Van der Staaij dat wanneer je als chauffeur iemand het land binnensmokkelt, je het eigenlijk al in beroep doet. Dan kom je dus al terecht in dat delict van acht jaar en neem je dus ook die voorbereidende handelingen mee. Ik wil bereiken dat ook langs de weg van deze handelingen het signaal landt dat dit parlement wil dat de zwaarst mogelijke inzet wordt gepleegd om te voorkomen dat die mensensmokkelaars kunnen doorgaan en om ervoor te zorgen dat die mensensmokkelaars worden aangepakt, juist omwille van de ontmoedigende werking. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat is inderdaad het punt dat nu voorligt. Met dit wetsvoorstel wordt de categorie die de heer Van Oosten noemt van zes jaar naar acht jaar gebracht, waardoor je die voorbereidende handelingen ook kunt vervolgen. Dat is een van de elementen die dit wetsvoorstel zal bijdragen aan de praktijk en aan de mogelijkheden die we hebben om mensen te vervolgen en veroordeeld te krijgen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Kortheidshalve de volgende vraag. Ik lees in de memorie van toelichting van alles wat erop duidt dat het kabinet hoopt en meent dat het met dit wetsvoorstel de migratiestromen in goede banen kan leiden en de mensensmokkelindustrie effectief kan bestrijden. Hoe moet ik dat rijmen met de opmerking van de staatssecretaris dat hij niet de illusie heeft dat we met dit wetsvoorstel de mensensmokkelindustrie kunnen aanpakken? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Het probleem lossen wij hier niet helemaal mee op, maar zonder dit middel wordt het nog moeilijker om het op te lossen. Het is gewoon onderdeel van een brede aanpak. Ik ben een liefhebber van de wet, maar het veranderen van de letters in het wetboek vervormt helaas niet altijd meteen de realiteit. Daarvoor is een hoop extra werk nodig. Dit is daar een bijdrage aan. Wij willen dat extra werk hiermee beter faciliteren. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik hoorde de staatssecretaris net in zijn reactie op een vraag van iemand anders, of wellicht gewoon in zijn algemene beantwoording, toch echt iets anders zeggen. Ik moet er wel van uit kunnen gaan dat het kabinet meent dat dit wetsvoorstel, als het wordt aangenomen en in werking treedt, daadwerkelijk effect zal hebben op de mensensmokkelindustrie. Met andere woorden, het moet bijdragen aan een afname van de mensensmokkelindustrie. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Het draagt bij aan de mogelijkheden die wij hebben om die aan te pakken. Misschien ben ik te flauw op dit late uur, maar het feit dat wij op een bepaald gebied de strafmaat verhogen, betekent niet dat die business besluit om ermee op te houden. Dit maakt het voor ons makkelijker om ze een zware slag toe te brengen en dat leidt dan weer tot een verkleining van de mensensmokkelindustrie ten opzichte van de situatie waarin wij deze hogere strafmaat niet hadden. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat de staatssecretaris de resterende vragen beantwoordt. Ik wijs de Kamerleden erop dat zij ook de mogelijkheid hebben om een tweede termijn te houden, als daaraan behoefte is. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Mevrouw Volp vroeg naar de aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel over ontschotting tussen mensensmokkel en mensenhandel. Ik deel met haar dat wij niet moeten doen alsof het totaal gescheiden werelden zijn. Evenzo kunnen ook andere vormen van smokkel met mensensmokkel verweven zijn en kunnen met de opbrengsten van deze bendes dingen gebeuren die ons ook weer verder in het nadeel brengen. Wij zijn dus zeker alert op het feit dat verschillende vormen in elkaar kunnen overlopen en dat een organisatie in beide takken actief kan zijn. Het grote verschil is dat niet alle slachtoffers van mensensmokkel melding zullen doen, hoewel ook hierbij het slachtoffer wordt uitgebuit. Het cruciale verschil is dat er in mensensmokkel een mate van medewerking van de gesmokkelde aan de activiteit zit. De patronen zijn echter vaak hetzelfde: mensen worden van het ene naar het andere land gebracht, er wordt misbruik gemaakt van hun kwetsbare situatie en er worden mensen in gevaar gebracht in situaties die wij niet kunnen verantwoorden of toestaan. Beide thema's hebben raakvlakken op het gebied van signalering, preventie, opsporing en vervolging. 

De alertheid op die verwevenheid is inderdaad erg belangrijk, zeg ik met mevrouw Volp en de nationaal rapporteur. De bestrijding van de ene vorm gaat hand in hand met de bestrijding van de andere vorm. Ook bij het trainen van nieuwe medewerkers in het herkennen van signalen gaat het om twee verschillende zijden van dezelfde munt. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AIVM) richt zich ook op beide thema's. Het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel richt zich ook op beide zaken. Op die plekken is er dus geen schot tussen de aanpak van mensenhandel en die van mensensmokkel. Als wij beide zaken niet ontschotten, is dat vooral in dit tijdsgewricht een risico, maar als wij ze helemaal samenvoegen heb je weer het risico dat de aandacht voor mensenhandel in het geding komt door de massaliteit van de mensensmokkel. Er zitten namelijk ook verschillen in de mensen die hiermee te maken hebben. Wij zien nu geen grootschalige mensenhandel in de vluchtelingenstroom. In de aanpak zijn er niet veel schotten, maar wij moeten beide zaken ook niet over één kam gaan scheren. Er zijn namelijk wel degelijk cruciale verschillen. De aanpak van mensenhandel mag niet lijden onder het feit dat wij nu geconfronteerd worden met zo veel mensensmokkel. 

De voorzitter:

Hoever bent u? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik weet dat ik één vraag nog niet beantwoord heb, maar kan die even niet vinden. 

De voorzitter:

Misschien in tweede termijn? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Als die er komt, doe ik dat. Het zou jammer zijn als er voor die ene vraag een hele tweede termijn nodig is. 

De voorzitter:

Is iemand een vraag vergeten? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik kan mij een vraag van mijzelf herinneren over de informatievoorziening. Ik heb gevraagd of wij informatie voor mensensmokkelaars gaan bouwen. Graag iets meer toelichting over de wijze waarop deze wetswijziging naar buiten wordt gebracht. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat was hem. 

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik zou graag weten wanneer het vergelijkend onderzoek dat op Europees niveau wordt gedaan, afgerond is. Ik zou ook graag weten wanneer de monitorbrief naar de Kamer komt. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik verwacht dat het onderzoek deel uitmaakt van het voorstel van de Commissie dat verwacht wordt in de tweede helft van dit kalenderjaar. Ik weet niet of mevrouw Van Toorenburg al een volgende gelegenheid weet om dit te bespreken. Dan zou het logisch zijn om de brief voor die tijd te sturen. 

De voorzitter:

Er wordt mij ingefluisterd dat er een algemeen overleg over mensenhandel komt. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ja. 

De voorzitter:

Mevrouw Volp, u mag uw vraag nog een keer toelichten. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik kan mij voorstellen dat wij op het moment waarop de wet in werking treedt duidelijkheid krijgen over de wijze waarop dit naar buiten wordt gebracht. Het is overigens niet de meest urgente vraag. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat zal ik doen. Ik heb hier wel staan dat wij specifiek aandacht besteden aan de doelgroepen, maar dat is van een algemeenheid die niet afdoende is om de vraag goed te beantwoorden. 

De voorzitter:

Ik kijk rond of er behoefte is aan een tweede termijn. Mevrouw Gesthuizen is de enige. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Deze uitspraak vind ik memorabel: "al zouden smokkelaars het een maand gratis doen, dan nog moet je het tegengaan". Dat zei de staatssecretaris. Dat is opmerkelijk, want dat sterkt mij in mijn geloof dat deze wet minstens zozeer tegen vluchtelingen is gericht als tegen de mensensmokkelindustrie. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Ik vind dat zelfs kwalijk. 

Ik wil helemaal niet iedereen uitnodigen om legaal naar Nederland te komen. Dat lijkt mij nogal wat. Als de 60 miljoen vluchtelingen die er wereldwijd zijn allemaal in ons land zouden neerstrijken, wordt niemand daar gelukkig van. Dat heb ik dan ook niet willen zeggen en zeker niet willen insinueren. Ik vind het wel kwalijk dat we spreken over een wet waaraan volgens mij enige risico's kleven, zonder dat wij daarbij spreken over de alternatieven die wij zouden moeten opperen voor de mensen die nu het slachtoffer zijn in die mensensmokkelindustrie. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat mensensmokkelaars opgepakt en bestraft dienen te worden; 

tevens van mening dat het simpelweg verhogen van de strafmaat voor mensensmokkel niet zal leiden tot een lagere vraag naar de diensten van mensensmokkelaars en tevens het risico in zich draagt dat mensensmokkelaars hun prijzen zullen verhogen, alsmede dat zij zullen zoeken naar manieren om te smokkelen waarbij zij zelf minder risico lopen om te worden gepakt en hierdoor de vluchtelingen mogelijk juist meer risico zullen lopen; 

verzoekt de regering, enerzijds hard te werken aan het verhogen van de pakkans voor mensensmokkelaars en anderzijds met veel meer voortvarendheid dan nu het geval is werk te maken van het bieden van legale mogelijkheden voor vluchtelingen om veilig ons land te bereiken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34345). 

Wij wachten even op de ingediende handgeschreven motie. Het is lang geleden dat moties met de hand werden geschreven. De staatssecretaris kan alvast reageren op de motie die mevrouw Gesthuizen heeft ingediend. Ik kijk even naar de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik heb nog geen motie. Ik heb wel een oordeel. 

De voorzitter:

Daar was ik al bang voor. 

De motie is rondgedeeld. Het woord is aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Laat ik even mijn opmerking verduidelijken die bij mevrouw Gesthuizen bevreemding wekte. Mensen die bijvoorbeeld van Libië naar Italië oversteken, worden een boot op geduwd met niet eens genoeg brandstof om de overkant te halen. Als mensen zo met anderen omgaan, zelfs als zij daar niets aan zouden verdienen, dan wil ik dat nog steeds stoppen. Het is een feit dat zij eraan verdienen, maar dat bedoelde ik met: als ze het gratis zouden doen en mensen met risico voor lijf en leden op bootjes stoppen die niet zeewaardig zijn, met onvoldoende brandstof of voedsel om de tocht te overleven, dan moet je dat sowieso willen tegengaan. 

De motie van mevrouw Gesthuizen gaat vooral over het bieden van legale mogelijkheden aan vluchtelingen. Mevrouw Gesthuizen weet wat het kabinet wil. Wij zijn voorstander van readmissie van mensen die op de verkeerde manier de oversteek hebben gemaakt en van hervestiging van een beperkt deel van vluchtelingen die legaal uit landen komen als Libanon, Turkije en Jordanië. Onderdeel van het plan met Turkije is dat als de illegaal gefaciliteerde overtocht — laat ik het zorgvuldig formuleren — gestopt is, je grootschalige hervestiging gaat bespreken en uitvoeren. Dan heb je meer werk van legale wegen, maar het is wel binnen dat kader. Mevrouw Gesthuizen kennende, dient zij geen moties in die het bestaande kader bezien, maar die daarop verdergaan en wil zij nog meer van deze methoden. Ik ontraad deze motie, omdat wij vinden dat het pakket dat wij voorstaan leidt tot een goed totaalbeeld en dat daarvan geen uitbreiding nodig is. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zullen volgende week dinsdag stemmen over de wetswijziging en over de motie van mevrouw Gesthuizen. Ik dank de staatssecretaris, de Kamerleden, de ambtenaren en de mensen die misschien via andere mogelijkheden dit debat volgen. 

Naar boven