26 Noodhulp

Aan de orde is het VAO Noodhulp (AO d.d. 27/01). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom, evenals de woordvoerders. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Na het AO Noodhulp zijn wij alweer ingehaald door de actualiteit. Vandaar dat ik de vraag maar meteen voor de minister neerleg. De mensen uit Aleppo zijn op de vlucht. Hun aantal kan oplopen tot 350.000 mensen. Nu hebben Duitsland en Turkije aan de NAVO gevraagd om steun. Misschien kan de minister daar in dit verband al iets over zeggen, want het gaat niet alleen over militaire steun maar mogelijk ook over humanitaire steun aan de Turks-Syrische grens. 

Dan kom ik op de opvang in de regio. Ik ben zelf niet bij het AO geweest. Mijn collega was daar. Ik begrijp dat de minister daarin verwezen heeft naar de voorjaarsnota. De motie-Slob c.s. bestond immers uit twee delen: eerstejaarsopvangfinanciering en opvang in de regio. Kan de minister hier nog eens luid en duidelijk bevestigen dat er mogelijk nieuw geld komt voor opvang in de regio, die zo hard nodig is? In Irak, Jordanië en Libanon vinden ze nog steeds onder belabberde omstandigheden onderdak. 

Ten slotte kom ik op de Dutch Relief Alliance. Dat is de koepel van Nederlandse ngo's die nauw samenwerken met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor dat onderwerp heb ik de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de werkwijze van de Dutch Relief Alliance effectief en efficiënt is; 

van mening dat het wenselijk is om 25% van het ontwikkelingsbudget via maatschappelijke organisaties te laten lopen; 

verzoekt de regering, de werkwijze en financiering van de Dutch Relief Alliance langjarig door te zetten binnen het beleid voor humanitaire hulp, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Agnes Mulder, Van Laar, Van Veldhoven en Klein. 

Zij krijgt nr. 178 (32605). 

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Pia Dijkstra namens de fractie van D66, omdat mevrouw Van Veldhoven verhinderd is. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik dacht nog: hoe zal ik toch eens zeggen dat ik mevrouw Van Veldhoven vervang, die niet kan omdat zij de Kamer voorzit op dit moment? 

Goed, omdat ik alleen maar een vervanger ben, beperk ik mij tot het voorlezen van de moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in gebieden in Afrika grote delen van de vrouwelijke bevolking genitaal verminkt worden; 

overwegende dat vrouwenbesnijdenis volgens UNCHR ook in vluchtelingenkampen in de regio voorkomt terwijl deze veilige plekken van opvang zouden moeten zijn, ook voor vrouwen; 

verzoekt de regering, speciale aandacht te besteden aan het voorkomen van besnijdenis in vluchtelingenkampen, het bieden van goede medische hulp nadien en de opsporing en vervolging van de daders van deze verminking, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 179 (32605). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de IOB in haar beleidsdoorlichting van de Nederlandse humanitaire hulp tot de conclusie komt dat de gevestigde grote VN-organisaties sterk gericht zijn op hun eigen mandaat en niet snel bereid zijn hun werkwijze ondergeschikt te maken aan nieuwe bestuurs- en coördinatietaken; 

overwegende dat het, gegeven de grote vraag naar noodhulp en de financiële tekorten bij vele van de noodhulpfondsen, cruciaal is om noodhulpgelden zo efficiënt en effectief mogelijk te besteden; 

verzoekt de regering om in aanloop naar de VN-Noodhulptop zo veel mogelijk internationaal draagvlak te creëren voor een niet op mandaat maar op effectiviteit ter plekke gerichte werkwijze en taakopvatting van deze VN-organisaties, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 180 (32605). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Wij hebben uitgebreid debat gevoerd met de minister in het algemeen overleg. Daarin hebben wij ook stilgestaan bij de Dutch Relief Alliance. Deze samenwerking tussen de overheid en maatschappelijke organisaties loopt af in 2017. De minister kon nog niet helemaal helder aangeven hoe zij de continuïteit wil borgen in deze belangrijke samenwerking, wetende dat we in een onrustige en chaotische wereld leven. Het CDA ziet in de Dutch Relief Alliance een toegevoegde waarde aan ons noodhulpbeleid. Daarom zien we dit heel graag gecontinueerd worden en hebben we ook de motie van onze collega van de ChristenUnie medeondertekend. Verder zijn we ook benieuwd naar de antwoorden op de vragen die de ChristenUnie al eerder aan de minister stelde over de actuele situatie. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het debat hebben we gewisseld dat er vorig jaar een tekort van zo'n 10 miljard euro was in het noodhulpsysteem wereldwijd en dat veel vluchtelingen daarom verstoken blijven van zelfs de meest basale basisvoorzieningen en basisbenodigdheden. Daar moet iets aan gebeuren. Op de donorconferentie in Londen is de wereldgemeenschap — of in ieder geval de Europese gemeenschap en Amerika; dat was het ongeveer — bij elkaar gekomen. Daar is het hoogste bedrag ooit voor een ramp bij elkaar gelegd. We moeten echter ook constateren dat dat nog steeds niet genoeg is, hoe veel het ook was. Er is nu 6 miljard opgehaald; er is toch zeker 8,5 miljard nodig. We hebben het dan nog niet eens over de vluchtelingen die nog geen beroep doen op hulp, maar die eigenlijk wel nodig hebben. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat ondanks de historisch hoge toezeggingen voor noodhulp tijdens de onlangs gehouden donorconferentie voor Syrische vluchtelingen in Londen, de tekorten in het noodhulpsysteem groot blijven; 

overwegende dat Nederland tot nu toe veel noodhulp geeft en een van de gulste donoren is; 

verzoekt de regering om zich onverminderd in te blijven spannen om de tekorten aan noodhulp te verminderen door andere regeringen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden, door de betrokkenheid van het bedrijfsleven te vergroten en door bijdragen van Nederland, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 181 (32605). 

Dan kijk ik even naar de minister. We wachten sowieso even tot de moties zijn rondgedeeld. Daarna kan de minister meteen overgaan tot beantwoording; dat is fantastisch. We wachten enkele ogenblikken. 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Dank voor de vragen en de opmerkingen van de Kamer. Laat ik eerst kort ingaan op de twee vragen van de heer Voordewind van de ChristenUnie. De situatie als gevolg van de bombardementen op Aleppo is natuurlijk verschrikkelijk. We hebben allemaal de beelden gezien. Er is de afgelopen dagen contact geweest met de Turkse collega's. Wij hebben hun hulp en ondersteuning aangeboden. Wij zijn nu in gesprek om te bekijken welke vorm dat zal aannemen. De Duitsers hebben, zoals de heer Voordewind terecht zei, ook steun aangeboden en wij voorzien dat we bij hen gaan aansluiten, maar het gaat ook om de behoeftestelling en om bekijken waar we toegevoegde waarde kunnen hebben. De heer Voordewind begrijpt — zo vat ik zijn oproep ook op — dat we heel graag mensen willen bijstaan, want het is daar echt verschrikkelijk. 

Ik kom nu bij zijn tweede vraag, de vraag over de voorjaarsbesluitvorming. In algemene zin zijn er een paar momenten waarop gesproken kan worden over de inzet van financiële middelen, namelijk bij de voorjaarsbesluitvorming en bij de najaarsbesluitvorming. Wat dat betreft, zeg ik niets nieuws. De heer Voordewind zei ook al dat we hier eerder over hebben gesproken. 

Ik ga nu in op de moties. Het oordeel over de motie op stuk nr. 178 van de heer Voordewind laat ik over aan de Kamer. 

Eigenlijk moet ik zeggen dat de motie op stuk nr. 179 van mevrouw Dijkstra en mevrouw Van Veldhoven overbodig is, maar in het licht van de problematiek klinkt dat onaardig. De motie is ondersteuning van het beleid, maar ik zie haar wel als een aanmoediging om op de ingeslagen weg voort te gaan. Zoals ik zojuist al zei naar aanleiding van de opmerking van de heer Voordewind, is het goed dat we in deze Kamer aandacht blijven vragen voor situaties die wij als schrijnend ervaren. Wellicht kunnen we een goede bijdrage leveren aan het verhelpen daarvan. 

Ook de motie op stuk nr. 180 van mevrouw Dijkstra en mevrouw Van Veldhoven zie ik als een aanmoediging. Ik zet mij zeer in voor effectiviteit ter plekke en ik zal dat ook blijven doen. Ik voel de motie dus als een steun in de rug, maar ook deze motie is een beetje overbodig. 

De voorzitter:

De indieners zullen zich nog eens beraden, maar het is altijd goed om te horen dat de minister dit als ondersteuning van het beleid ervaart. Het officiële oordeel is dan "oordeel Kamer". Dat zeg ik even voor de Handelingen. 

Minister Ploumen:

Zeker. In de motie op stuk nr. 181 refereert de heer Van Laar aan de Syrië-conferentie van afgelopen donderdag, die inderdaad een recordbedrag aan toezeggingen heeft opgeleverd. Dat is echter eigenlijk alleen het geval omdat het leed ook diepterecords bereikt; daar spraken we zojuist al over. Nederland zal andere donoren er zeker toe blijven oproepen om niet alleen te pledgen en bij te dragen, maar ook daadwerkelijk over te maken. Wij hebben al eerder in de Kamer gewisseld — volgens mij ook op aangeven van de heer Van Laar — dat het goed zou zijn als alle donorlanden opnieuw naar hun procedures zouden kijken: zijn al dat papierwerk en die bureaucratie wel nodig? Ik zeg de heer Van Laar dus graag toe dat wij dat blijven doen. Zoals al een beetje is verwoord in het dictum, geldt dus ook voor deze motie dat zij overbodig is, maar dat zij wel een prettige steun in de rug is voor onze inspanningen. Ook het oordeel over deze motie laat ik dus over aan de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zullen aanstaande dinsdag plaatsvinden. 

Ik dank mevrouw Thieme en de heer Smaling heel hartelijk voor het feit dat zij hier al eerder dan gepland aanwezig zijn. Daardoor kunnen we direct doorgaan met het volgende VAO. 

Naar boven