5 Vragenuur: Vragen Volp

Vragen van het lid Volp aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Advies aan VNG: vergunningssysteem voor wietteelt". 

Mevrouw Volp (PvdA):

Voorzitter. Daar staan we weer. Haal de wietteelt uit het illegale circuit! Dat is de oproep van de VNG. Een noodkreet zou ik haast zeggen. Er is een onhoudbare toestand ontstaan, schrijft de commissie, omdat de overheid door het gedogen criminelen volop de ruimte biedt om hun producten af te zetten. Wat tot nu toe is ondernomen, noemt de commissie "pappen en nathouden". 

Dit is niet de eerste keer en het zal, zo vermoed ik, helaas niet de laatste keer zijn dat wij hierover praten. Wanneer kunnen wij nu een keer een doorbraak krijgen op het vlak van dit failliete beleid? Wat is ervoor nodig om dit beleid te veranderen? Voor dit advies zijn er al zo veel andere adviezen geweest. Veel burgemeesters hebben zich hierover uitgesproken. Wij komen geen stap vooruit, sterker nog — en dat is misschien wel het meest schadelijke — wij gaan achteruit. De commissie maakt zich namelijk grote zorgen over criminelen die invloed trachten te verwerven op het lokale bestuur. Dat is niet nieuw. Wederom vraag ik de minister dus wat hij hierin kan betekenen. Ik vermoed dat wij waarschijnlijk op hoofdlijnen het volgende antwoord krijgen: het is nu niet aan hem, want de VNG moet nog reageren op dit advies, en wij hebben ook nog de motie-Oskam die ons zou beletten om gemeenten de ruimte te geven om hiermee aan de slag te gaan. Ik zie de heer Oskam al knikken. Laat ik daarom twee dingen suggereren. De heer Oskam is binnenkort burgemeester en mogelijk biedt dat de ruimte om hem en zijn partij van gedachten te doen veranderen, want zijn aanstaande collega's zullen ongetwijfeld met hem in discussie gaan, zelfs in een buurgemeente van Rotterdam. 

De voorzitter:

Mevrouw Volp, u moet echt een vraag aan de minister stellen en niet aan een collega. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Exact. Daarom formuleer ik nu een uitdaging aan de minister. De motie-Oskam geeft de minister wel de ruimte om te onderzoeken wat er nodig is. Graag krijg ik dus een reactie op dit advies en op de uitdaging. Wat kan de minister wel doen? 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Voor de Handelingen merk ik op dat de verwachting van mevrouw Volp klopte en dat de beantwoording die zij reeds heeft weergegeven, volstrekt juist is. Ik vraag de voorzitter en mevrouw Volp of zij er behoefte aan hebben dat ik het antwoord zelf nog even herhaal of dat zij het voldoende vinden dat ik het onderschrijf. Vroeger als advocaat zou ik gezegd hebben: ik kan de woorden van mevrouw Volp over hetgeen ik zou hebben willen zeggen, als hier herhaald en ingelast beschouwen. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Dat was het? 

Minister Van der Steur:

Nee, ik kan hier nog aan toevoegen dat de tekst van de motie-Oskam buitengewoon helder is. Er is geen enkele ruimte voor welke experimenten van gemeenten dan ook. Naar aanleiding van deze motie heb ik de Kamer op 27 mei geschreven: "Het telen van hennep is strafbaar op grond van artikel 3 onder B van de Opiumwet. Het is gemeenten dan ook niet toegestaan over te gaan tot het experimenteren met gereguleerde hennepteelt. Indien er sprake is van strafbare feiten, ga ik ervan uit dat het Openbaar Ministerie in voorkomende gevallen tot vervolging overgaat." Daarnaast heb ik opgemerkt: "Overigens geven gemeenten aan slechts tot uitvoering van hun plannen over te zullen gaan als daar landelijk ruimte voor wordt geboden. Er zijn mij geen signalen bekend van gemeenten die in weerwil van het landelijk beleid met het uitvoeren van experimenten zijn gestart of van plan zijn dat te doen." Die signalen waren mij toen niet bekend en zijn mij nu nog steeds niet bekend. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Het is van de ene kant altijd fijn om een voorspelbare minister te hebben. Van de andere kant kun je er niet eens meer boos over worden, want je bent verdrietig en teleurgesteld. Dat heb je ook als kinderen dingen doen die niet oké zijn. Wat is hier nu voor nodig? Op welk moment kunnen wij met zijn allen concluderen dat wat er nu gebeurt, niet werkt? Wij maken er nu een grap van, maar dat is het niet, want het gaat over overlast, onveiligheid en het doordringen van georganiseerde criminaliteit in onze maatschappij. Het is ook wat te makkelijk om te zeggen: ik kan niks en ik doe niks. 

Minister Van der Steur:

Deze minister houdt zich aan de wet, die hier op parlementaire wijze tot stand is gekomen. Deze minister voert samen met politie, het Openbaar Ministerie en heel veel andere gemeenten en provincies een keiharde strijd tegen de volstrekt uit de hand gelopen criminaliteit rond de illegale hennepteelt. Ik kan dat niet rijmen met de parafrase die mevrouw Volp geeft: dat het gedrag is van kinderen die niet oké zijn, zoals ik haar net hoorde zeggen. We praten over het bestrijden van zeer goed georganiseerde criminaliteit die miljoenen, zo niet honderden miljoenen verdient. Ik vind dat de Kamer daar in den brede altijd steun aan heeft gegeven en ook zou moeten blijven geven. Hoe je het ook wendt of keert, wat je ook doet met cannabis of met wiet, je zult de criminaliteit altijd met harde hand moeten aanpakken, en daar sta ik voor. 

Mevrouw Volp (PvdA):

De opvatting dat we georganiseerde criminaliteit moeten bestrijden, delen we, maar het gaat om de partners in het bestrijden van die georganiseerde criminaliteit, namelijk burgemeesters en lokaal bestuur. Ook door anderen, zoals rechters, zijn uitspraken gedaan waaruit blijkt dat zij niet weten hoe zij met deze wetgeving uit de voeten moeten. Dat maakt toch dat de minister vrij alleen staat. Daarom doe ik nogmaals een oproep. De wet is er ook om opnieuw bezien te worden. Ook met de wet die we nu hebben, vraag ik om deze noodkreet van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten serieus te nemen, omdat we hiermee echt schadelijk beleid voortzetten. Ik begrijp dat er sprake is van dovemansoren. Ik heb eerder bij de begroting een handkus gegeven. Ik vraag nu om een handreiking richting de Nederlandse gemeenten. 

Minister Van der Steur:

Ook mevrouw Volp weet wat de politieke realiteit is. De Kamer heeft in meerderheid meerdere malen aangegeven dat er geen behoefte is aan wetswijziging en dat daarvoor geen enkele ruimte is. Er zijn ook geen gedachten om daaraan te werken. Als die er wel zijn, kan de Kamer daarover een uitspraak doen. Het staat niet in het regeerakkoord. Als minister heb ik dus geen basis om een wijziging aan te brengen. 

Mevrouw Volp vroeg: hoe moet het dan? Het is aan de partijen in deze Kamer om er bij de verkiezingsprogramma's voor de komende verkiezingen nog eens goed over na te denken en er mogelijkerwijs in een nieuw regeerakkoord iets over op te merken. Maar dan nog is het niet toegestaan op grond van internationale verdragen, zeg ik in de richting van de Kamer. Als Nederland als enige een ander beleid zou voeren dan alle ons omringende landen, lopen wij het risico dat wij de grootste drugsdealer worden van Europa. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dit is natuurlijk een soort toneelstukje, want de PvdA zit zelf in het kabinet, dus als zij het echt had willen regelen ... De minister zegt zelf dat het niet in het regeerakkoord staat. Als de PvdA dit echt had willen regelen, was de minister dan van mening geweest dat hij in beweging zou komen om blijkbaar een pleidooi van de PvdA te ondersteunen? 

Minister Van der Steur:

Laat ik vooropstellen dat ik in de afgelopen jaren in deze Kamer heb ervaren, als Kamerlid, maar ook als minister, dat de PvdA een vrij consistent standpunt heeft ingenomen voor allerlei vormen van legalisering bij het drugsbeleid, met name van cannabis. Dat kan ik vaststellen en verder kan ik daar geen oordeel over vellen. Ik heb een regeerakkoord waaraan ik mij gebonden acht, zoals te doen gebruikelijk is. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Drugs zijn buitengewoon schadelijk en de verkeerde mensen verdienen er ongelofelijk veel geld mee. De minister zegt dat hij dat wil bestrijden en daarbij heeft hij de steun van de fractie van de ChristenUnie. De VNG zegt dat we het over een andere boeg zouden moeten gooien. Zij wil de witte vlag hijsen. De minister zegt: ik luister daar niet naar, ik ga door met het beleid dat ik heb gevoerd en ik wil bestrijden wat kwalijk is. Daarbij heeft hij onze steun. Eerder is er een uitspraak geweest van een woordvoerder van het Openbaar Ministerie in Zuid-Nederland dat het de strijd tegen drugsoverlast wil intensiveren. Als de minister zegt dat hij niet naar deze noodkreet of deze cri de coeur van de VNG luistert, luistert hij dan wel naar het Openbaar Ministerie? Kunnen we een intensivering van de strijd tegen drugsoverlast verwachten? 

Minister Van der Steur:

Die intensivering is er al enige jaren. De taskforce in Zuid-Nederland heeft die intensivering al toegepast. In de drugsmonitor en in het WODC-onderzoek is te zien dat er elk jaar meer hennepkwekerijen worden ontruimd dan in de jaren daarvoor. Dat geeft ook aan hoe grootschalig de criminaliteit is. Er is geen denken aan dat ik het beleid anders zal voeren dan nu het geval is. 

De voorzitter:

Dank voor uw komst naar de Kamer. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter, mag ik nog even? Ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat de heer Oskam burgemeester wordt van een coffeeshopvrije gemeente. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dank voor uw antwoorden. Ik heb begrepen dat u nog even blijft voor de stemmingen. We gaan bijvoorbeeld ook stemmen over de moties die ingediend zijn bij uw begroting. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven