26 Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016 ( 34300-XV ).

De voorzitter:

Had ik de minister al welkom geheten? Ik dacht het niet. In ieder geval doe ik dat bij dezen. Wij hebben negentien deelnemers van de zijde van de Kamer. Dat wordt dus nog wel even een zit. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. De bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg der overheid, staat in artikel 19 van de Grondwet. Kan de minister ons vertellen hoe hij deze zorgopdracht uit de Grondwet heeft waargemaakt in de afgelopen drie jaar? Wij zijn die zorg namelijk niet terug bij de minister. Als de minister zich al een zorg maakt, dan lijkt hem dat kennelijk een rotzorg te zijn. Dit kabinet zette de banenmotor in z'n achteruit en de banenversnipperaar aan. Door bezuinigingen zijn er volgens het CBS zo'n 166.000 banen verdwenen. De werkloosheid is hoog en zal volgens de prognoses hoog blijven. Eerder zei ik dat de minister het woord "werkgelegenheid" beter van het ministerie van Sociale Zaken kon afschroeven. Dat was bedoeld als een waarschuwing. Maar wat hebben we gekregen? Een banenplan voor sectoren die geen banen opleveren en een banenplan voor sectoren dat er niet gekomen is. Daarmee is een paar honderd miljoen het putje in gegaan. Ik kan niet anders dan concluderen dat de minister op dit punt de Grondwet schendt en daarmee honderdduizenden werklozen schaadt. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Ulenbelt heeft het over een minister die de Grondwet schaadt. Dan kan er parlementair door de SP toch maar één actie volgen in de tweede termijn: een motie van wantrouwen? 

De heer Ulenbelt (SP):

De heer Van Weyenberg weet dat de SP een heel redelijke partij is. Wij gaan het debat aan. Het is wel jammer dat een minister niet opgepakt kan worden als hij de Grondwet schendt. Het oordeel is aan de Kamer, zoals de heer Van Weyenberg zegt, maar we krijgen nog een debat. Ik zou er nog anders over kunnen gaan denken als de heer Van Weyenberg nu zou zeggen dat hij zo'n motie van wantrouwen zou steunen, maar dat doet hij vast niet. Hij wacht ook netjes op het debat. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja, maar ik maakte ook niet het verwijt dat de heer Ulenbelt maakt. Ik constateer overigens dat de opvatting van mijn partij blijkbaar grote invloed heeft op het gedrag van de heer Ulenbelt. Daar neem ik in blijdschap kennis van. Na deze aankondiging ben ik heel nieuwsgierig of hij straks gerustgesteld is en anders zullen we naar de motie kijken. 

De heer Ulenbelt (SP):

Het is niet voor niks in de Grondwet opgenomen. In de tijd dat dit is aangebracht, is ook in de titel van het ministerie het woordje "werkgelegenheid" opgenomen. Dit is dus een serieuze aangelegenheid. 

In 2015, dus in dit jaar, zou er een groot tekort zijn aan personeel, een tekort van 375.000 mensen. Als er niet zou worden ingegrepen, dan hadden we niet meer genoeg handen aan het bed en stonden er geen juffen meer voor de klas. Dat was een voorspelling uit 2008 van de commissie-Bakker, onderbouwd met cijfers van het CPB. De toenmalige minister en staatssecretaris van Sociale Zaken, Donner en Klijnsma, namen dat inktzwarte scenario over. Ik moet toegeven: op één punt heeft de staatssecretaris gelijk gekregen. Er zijn te weinig handen in de zorg, niet door een tekort aan mensen, maar door ontslag van mensen, door het vernietigen van banen in de zorg en door toedoen van het kabinet. De teller van vernietigde banen staat inmiddels op 72.000 en die teller tikt door. Daarnet is een debat aangevraagd over TSN, waar 12.000 ontslagen dreigen. Daar zien wij het gebeuren. Maar anders dan de voorspelling, zijn er dit jaar geen tekorten aan werknemers. Meer dan 600.000 mensen zoeken werk. Er is dus een tekort van 600.000 banen. De commissie-Bakker, het CPB en de staatssecretaris zaten er allemaal naast, niet een beetje maar ruim 1 miljoen mensen. 

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg heeft een punt van orde. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Ulenbelt noemt hier punten die de inbreng van de staatssecretaris betreffen. Ik kijk naar vak-K en de staatssecretaris ontbreekt. Dat roept bij mij de volgende vraag op: waar is de staatssecretaris? En waarom zijn wij dan eigenlijk al begonnen? 

De voorzitter:

Het laatste nieuws is dat de staatssecretaris onderweg is. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is toch een beetje raar. Wij hebben hier het belangrijkste debat van het jaar met beide bewindslieden … 

De voorzitter:

U wilde een ordepunt maken. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Wat mij betreft schorsen wij totdat de staatssecretaris er is. Ik vind het buitengewoon opmerkelijk dat wij blijkbaar moeten wachten op de staatssecretaris. De heer Ulenbelt noemt allerlei punten … 

De voorzitter:

Voor zo'n ordevoorstel heb ik een meerderheid nodig. Ik las een ordedebat in en vraag de leden om zich daarover uit te spreken. Het voorstel is om te schorsen in afwachting van de staatssecretaris. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Daar kan ik mij alleen maar bij aansluiten. 

De heer De Graaf (PVV):

Als een collega dat verzoek doet, vind ik het prima, maar het moet ook geen halfuur gaan duren. 

De voorzitter:

Ze is onderweg. Dat is alles wat wij weten. Ik hoor een deur opengaan … En ik zie dat de staatssecretaris binnenkomt. Als je het over de duivel hebt … Dat is nog eens een entree maken, mevrouw de staatssecretaris. Ik stel staatsrechtelijk vast dat u buiten adem bent. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb een sprintje getrokken. 

De voorzitter:

Dan willen wij wel even uw rondetijden hebben. 

De heer Ulenbelt vervolgt zijn betoog. 

De heer Ulenbelt (SP):

Moet ik opnieuw beginnen? 

De voorzitter:

Als u het kort kunt samenvatten. 

De heer Ulenbelt (SP):

Het is vast allemaal ergens opgeschreven. 

Voorzitter. Door die foute voorspelling is er een heel belangrijk besluit genomen, namelijk het verhogen van de AOW-leeftijd en vervolgens het versneld verhogen daarvan. Meer mensen op de arbeidsmarkt houden door de AOW-leeftijd te verhogen, zorgt voor werkloosheid. Heeft de staatssecretaris met de kennis van nu spijt van de verhoging van de AOW-leeftijd? Heeft zij er spijt van dat zij op grond van onjuiste informatie haar achterban heeft weten te overtuigen van die verhoging van de AOW-leeftijd? Kort samengevat staatssecretaris: er werd een tekort aan mensen voorspeld en we hebben nu 600.000 werklozen. Dat klopt niet. Dat is niet met elkaar te rijmen. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Heeft de heer Ulenbelt spijt van zijn verkiezingsprogramma? 

De heer Ulenbelt (SP):

Nee, daarin was in ieder geval opgenomen dat de AOW-leeftijd tot 2020 65 jaar zou blijven. Dan hadden wij deze discussie helemaal niet gehad. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat is incorrect. Volgens de doorrekening van het CPB wordt de AOW inkomensafhankelijk gemaakt. Voor een klein deel van de mensen zou de AOW-leeftijd in 2020 65 jaar blijven, maar voor groot deel niet. Dus nogmaals mijn vraag: heeft de heer Ulenbelt namens de SP spijt van zijn verkiezingsprogramma? 

De heer Ulenbelt (SP):

In de tegenbegroting voor komend jaar doen wij opnieuw voorstellen om de AOW-leeftijd niet te verhogen. De AOW-leeftijd blijft tot 2020 65 jaar. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb tegenbegroting erbij gepakt. Het is voor de heer Ulenbelt blijkbaar nodig dat ik daaruit citeer. De SP beperkt de leeftijdsverhoging van de AOW. In 2016 stijgt de AOW-leeftijd met vijf in plaats van met zes maanden. Dat is toch iets heel anders dan zeggen dat de AOW-leeftijd niet omhoog gaat? 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik weet dat de heer Van Weyenberg blind vaart op het CPB, maar dit is een tikfoutje. De bedragen die wij ervoor uittrekken zijn precies de bedragen die volgend jaar gemoeid zijn met de stijging van de AOW-leeftijd. Die stijging compenseren wij volledig. Dus? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Wij hebben een onafhankelijke rekenmeester. Ik heb bij de presentatie niet gehoord dat de SP zei dat het allemaal niet klopte. Ik heb de heer Roemer daar echt niet over gehoord bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik herhaal mijn vraag. De stijging gaat van zes naar vijf maanden. Ik geef de heer Ulenbelt grif toe dat dat een maand minder is, maar het sommetje van de heer Ulenbelt klopt niet. Als hij de stijging van de AOW-leeftijd wil terugdraaien, moet hij daar netjes geld voor inleveren. 

De heer Ulenbelt (SP):

Wij hebben in onze tegenbegroting voor komend jaar een AOW-pakket van 100 miljoen. Daar kan dat uit betaald worden. 

De SP heeft Maurice de Hond de volgende vraag aan de Nederlandse kiezer laten voorleggen. Bent u voor of tegen het verder verhogen van de AOW-leeftijd? Het antwoord is duidelijk: 69% is tegen. Onder alle grote partijen is de meerderheid van de kiezers tegen die verdere verhoging. Zelfs onder de kiezers van de partij die zichzelf altijd op de borst ramt dat zij de uitvinder is van de verhoging van de AOW-leeftijd, D66, is een meerderheid van 64% tegen. Van de kiezers van de partij van de staatssecretaris is dat maar liefst 73%, zo zeg ik ook tegen mevrouw Vermeij. Het is niet raar dat wij voorstellen om de verhoging van de AOW-leeftijd voor 2016 niet door te laten gaan. De vraag is of de regering dat wil overnemen. 

Een heel zuur gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd is het 65-plusgat. Als gevolg daarvan vallen ouderen aan het eind van hun werkzame leven in een inkomensgat. Hun vervroegde uitkeringsregeling of een andere verzekering loopt af en dan moet je maar zien hoe je rond komt tussen je 65ste en de verhoogde AOW-leeftijd. Er is een overbruggingsregeling maar voor de tweede of derde keer op rij wordt daar minder gebruik van gemaakt dan het kabinet had begroot. Dat is ook logisch, want die overbruggingsregeling vult aan tot het sociaal minimum daar waar mensen hadden gerekend op AOW én pensioen. Er is geld over en het is de vraag of de staatssecretaris dat wil inzetten voor het verhogen van de overbruggingsregeling. Drees zei: oud en arm mogen niet hand in hand gaan. Wat er onder dit kabinet gebeurt, is dat ouder worden en armer worden hand in hand gaan. Dan doel ik op het niet indexeren van de pensioenen. Zoals het er nu naar uitziet, is er door de benadering van het kabinet en de Nederlandsche Bank gedurende tien jaar en misschien nog wel langer geen prijscompensatie voor ouderen. De vraag is wat de regering hieraan gaat doen zodat ouder worden niet synoniem wordt met armer worden. 

Naast veel ouderen hebben ook veel kinderen het moeilijk, want ondanks de rijkdom in Nederland groeien steeds meer kinderen op in armoede. Bij de aanvang van het kabinet-Rutte in 2010 waren er 300.000 kinderen die in armoede leefden. Dat is nu gegroeid tot 400.000. Iedereen is trots op de groeicijfers, maar niemand kan toch trots zijn op deze groeicijfers van 33% van kinderen in armoede? Wanneer gaat het kabinet nou eindelijk eens werk maken van de bestrijding van armoede? Eind 2012 heeft de minister aan de SP beloofd om het vuur uit zijn schoenen te lopen voor deze kinderen. Dat "schoenen" was geen verspreking, want de uitdrukking is natuurlijk "het vuur uit de sloffen lopen", maar de minister kreeg van ons een petitie aangeboden in een woud van 6.000 kinderschoentjes. Hij heeft toen één schoentje meegenomen. Ik heb hier het andere schoentje staan, ter herinnering aan de beloftes die de minister toen heeft gedaan, maar van dat vuur uit de schoenen lopen hebben wij niets gezien. Wij hebben dat vuur niet gezien. Daarom doet mijn fractie twee concrete voorstellen. Ik hoop dat de minister zich daarvoor wel het vuur uit de sloffen gaat lopen. 

Ten eerste stellen wij voor dat de regering zich aan het kinderrechtenverdrag gaat houden en het voorbehoud opheft, zodat er een zelfstandig recht van kinderen op sociale zekerheid komt. Het voorbehoud dat de regering nu maakt, leidt namelijk tot schrijnende situaties, situaties waarin kinderen honger lijden of zelfs uit hun woning worden gezet. Onze oproep aan de minister is: doe als andere landen en regel het zelfstandig recht voor kinderen op sociale zekerheid! 

Ten tweede stellen wij voor om voor alle gemeenten het kindpakket in te voeren. Met honger naar school gaan is een schandaal, maar niet naar verjaardagsfeestjes, clubs, uitjes of de bibliotheek kunnen gaan leidt tot sociaal isolement en achterstelling. Er zijn gemeenten die dit oplossen en de klappen voor de kinderen opvangen met een kindpakket, maar niet alle gemeenten doen dat. Wij verzoeken de regering om voor alle gemeenten te regelen dat deze kinderen recht op een kindpakket hebben. Wil de minister dat doen? Als hij dat doet, kan hij wat mij betreft het andere schoentje erbij krijgen. Dan is het paar compleet. Maar anders houd ik het. 

Minister Asscher zou met een plan komen om het minimumjeugdloon substantieel te verhogen of misschien zelfs wel het halfloon voor jongeren af te schaffen, maar er is geen voorstel. Waarom niet? Mocht dat niet van Rutte? In een krant lazen wij namelijk: dat gaan we niet doen! Laat de minister zich muilkorven door het Centraal Planbureau, omdat dit volgens een hoogst twijfelachtige studie banen zou kosten? Waar is de minister gebleven die erkende dat het minimumjeugdloon een reëel probleem is? Waar is de minister die zei dat het bijna niet te doen is als je 18- of 19-jarige werkt en daarvan ook nog de huur moet betalen? En waar is het voorstel om het stukloon af te schaffen? Dat was namelijk ook een probleem. Waar blijft het? Wanneer komt het? Of blijft het opnieuw bij mooie woorden en worden jongeren op dit punt teleurgesteld? 

Onder een sociaaldemocratische minister is er nog nooit zo veel gestaakt en actie gevoerd: voor loon, voor zeker werk, voor respect … In de metaalindustrie kennen wij nu de langste staking sinds 40 jaar. De minister zwijgt en zegt daar niks over. In de havens dreigen ook stakingen, maar de minister zwijgt. Zelfs de meest kwetsbare arbeiders in Nederland staken. Ik doel op de mensen in de sociale werkplaats. Vorige week demonstreerden er hier 7.000 in Den Haag, op het Malieveld. 20 van hen, die een bezoek brachten aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, werden op verzoek van de VNG — eigenlijk hun werkgever, zou je kunnen zeggen — gearresteerd. Ze zaten uren in de cel! De staatssecretaris, die daarvoor verantwoordelijk is, zweeg. De staatssecretaris, die zij aan zij met mijn fractie is gegaan voor het behoud van de sociale werkplaatsen, had het op dat toch moeten uitschreeuwen en het op moeten nemen voor de strijders van de werkplaatsen? Ik geef haar hier de gelegenheid om dat recht te zetten en alsnog voor deze mensen op te komen. 

Het kabinet maakt van de sociale werkplaatsen sterfhuizen. Er kan niemand meer terecht. Ondertussen lopen daar de tekorten op: 45 miljoen in 2016, 86 miljoen in 2020. Hierdoor verliezen kwetsbare mensen in goed draaiende bedrijven hun baan. De staatssecretaris en de minister kennen de voorbeelden: Hameland in de Achterhoek. De SP-fractie wil de sociale werkplaatsen behouden. Zij wil voor de medewerkers van de SW een goede cao. Is de staatssecretaris bereid om de benodigde 60 miljoen voor de SW vrij te maken? Er is geld over in de sectorplannen. De minister, die het ook altijd opneemt voor mensen die strijden of dat tenminste zegt, kan nu de daad bij het woord voegen en mooie praatjes omzetten in steun aan stakende, strijdbare mensen in de werkplaats. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik hoorde de heer Ulenbelt net betogen dat de SP net als de Partij van de Arbeid graag ziet dat er een fatsoenlijke cao komt voor de mensen in de sociale werkplaatsen en dat de SP net zoals de Partij van de Arbeid graag ziet dat er geld vrijkomt om die fatsoenlijke cao ook vorm en inhoud te geven. Nou heeft het kabinet onlangs het lage-inkomensvoordeel geïntroduceerd. Dat leidt tot een subsidie voor heel veel mensen die in dienst zijn van de sociale werkplaatsen. De verlaging van de loonkosten die daaruit voortvloeit, kan wat de Partij van de Arbeid betreft worden ingezet voor een fatsoenlijke loonsverhoging van de mensen in de sociale werkplaats. 

De voorzitter:

En uw vraag? 

De heer Kerstens (PvdA):

Waarom heeft de SP tegen die wet gestemd? 

De heer Ulenbelt (SP):

Dat is bijna vragen naar de bekende weg. Als je bijna 500 miljoen uittrekt voor loonkostensubsidies voor werkgevers, dan komt dat geld ook terecht bij werkgevers die dat helemaal niet nodig hebben. Bovendien zou het volgens berekeningen 7.000 banen opleveren. Dit is een herhaling van de fout van de banenplannen of de sectorplannen, zoals ze worden genoemd: ieder jaar 500 miljoen uitgeven voor 7.000 banen! 

De voorzitter:

Helder. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb nog een vervolgvraag. Het lage-inkomensvoordeel gaat echt geld opleveren voor sociale werkplaatsen en in het verlengde daarvan geld voor de cao. Maar het enige wat de SP heeft gedaan in het debat over het lage-inkomensvoordeel was een voorstel doen waardoor er minder geld naar de sociale werkplaatsen zou gaan door het zogenaamde urencriterium te verhogen. Moet ik het verhaal van de heer Ulenbelt dan als volgt samenvatten? Hij zegt wel extra geld voor de mensen in de sociale werkplaatsen te willen, maar als het erop aankomt, doet hij eerst een voorstel om er minder geld naartoe te laten gaan om uiteindelijk maar helemaal tegen die wet te stemmen, zodat er, als het aan de heer Ulenbelt zou liggen, geen geld naar die mensen zou gaan. Moet ik het zo verstaan? 

De heer Ulenbelt (SP):

Wij zijn de Partij van de Arbeid niet. Wij halen niet dat soort trucs uit: eerst geld weghalen, dan weer een beetje geven en dan zeggen dat het beter is geworden. Dat doen wij niet. Nee, wat wij doen, is een deel van die 500 miljoen gericht gebruiken voor de sociale werkplaatsen. Supersociaal. Supersterk. Dat zou de PvdA ook moeten doen! 

Wij willen dus een echt banenplan en duurzame banen voor langdurig werklozen. Dus een deel van die 500 miljoen loonkostensubsidie waar ik het net met de heer Kerstens over had, gaat wat ons betreft naar een banenplan voor mensen die langdurig werkloos in de bijstand zitten. Het gaat om echte, nuttige, betaalde banen, bijvoorbeeld als helpers in de bibliotheken, bij kunstinstellingen, als ogen in de buurt, bij verenigingen, sportclubs, scholen, als conciërge. Als wij dat geld gericht inzetten, kunnen wij ongeveer 30.000 banen scheppen. Als je dat geld inzet voor 30.000 banen, zo zeg ik tegen de heer Kerstens, is dat toch duizend maal wijzer dan 500 miljoen te verspijkeren zodat dat 7.000 banen oplevert. De minister zal ongetwijfeld ons plan omarmen, want als je zoveel meer banen voor hetzelfde geld krijgt, dan kan de keuze toch niet moeilijk zijn. 

De heer Kerstens (PvdA):

Hier kom ik nog een keer. Mocht het plan dat de heer Ulenbelt nu presenteert, 30.000 banen opleveren, dan is dat al een hele verbetering ten opzichte van de 250.000 banen die het verkiezingsprogramma van de SP zou kosten. Dat geef ik de heer Ulenbelt alvast mee. Mijn vraag is als volgt. De afgelopen weken is er in en buiten de Kamer gesproken over het Belastingplan en over de 500 miljoen die nu naar dat lage-inkomensvoordeel gaan. Waarom heeft hij toen dat voorstel niet gedaan? 

De heer Ulenbelt (SP):

Als je het verwijt krijgt dat je een voorstel wat later doet ... Het leek ons mooi om dat bij de begroting van Sociale Zaken te behandelen. Ik dacht dat de heer Kerstens wilde zeggen: waarom steunt u dat Belastingplan niet, want dat levert ook 35.000 banen op? Dat wil hij echter niet zeggen, want ik denk dat hij daar zelf ook niet in gelooft. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik geloof daar wel degelijk in, zoals overigens ook vakbonden daarin geloven. Die hebben namelijk een dringend beroep gedaan op onder andere de partij van de heer Ulenbelt om voor het Belastingplan te stemmen. Ik begrijp alleen niet waarom de heer Ulenbelt, als hij daadwerkelijk iets wil realiseren, niet dat moment heeft aangegrepen om daarover te spreken. Dat moment is voorbij. Die 500 miljoen gaan naar het lage-inkomensvoordeel. Daar heeft de Tweede Kamer in heel grote meerderheid ja tegen gezegd. Mede dankzij die wet kan er straks een fatsoenlijke cao voor de mensen in de sociale werkplaats worden afgesloten. Dus waarom heeft de heer Ulenbelt toen niet zijn fantastische banenplan gepresenteerd? 

De heer Ulenbelt (SP):

Wij blijven strijden voor echte banen. Wij blijven ons verzetten tegen het weggeven van 500 miljoen, ook aan werkgevers die het niet nodig hebben. De heer Kerstens weet dat het Belastingplan ook van de andere narigheid barst die in dat debat uitvoerig aan de orde is geweest. Als de SP met een voorstel komt voor 30.000 banen, en de Partij van de Arbeid een voorstel heeft gesteund dat 7.000 banen oplevert voor hetzelfde geld, dan is de keuze toch heel simpel gemaakt? Ik denk dat de mensen in het land prima snappen dat je dan voor de SP kiest en niet voor de aanpak van de Partij van de Arbeid. 

Ik vervolg mijn betoog. De minister was in de afgelopen periode steeds weer trots op het sociaal akkoord. Ik snap ook wel waarom, want zonder dat akkoord had hij er niet eens meer gezeten. Tenminste, als we mevrouw Hamer mogen geloven, inmiddels voorzitter van de SER. Zij heeft gezegd dat als dat akkoord er niet was geweest, het kabinet was gevallen. Dat de minister daar trots op is, begrijp ik wel. De FNV en Ton Heerts zullen er nu wel spijt van hebben, want die hebben de laatste weken ontzettend nare dingen over dit kabinet gezegd, met name over de mensen van PvdA-huize. 

Het sociaal akkoord was een politiek akkoord, geen akkoord om de problemen aan te pakken. De Wet werk en zekerheid zorgt ervoor dat de draaideur voor het personeel harder gaat draaien, dat de bescherming niet voor de eerste twee jaren flex geldt, dat de WW tegen heel hoge kosten gerepareerd wordt en dat de sectorplannen geen banen opleveren. Dat laatste was zelfs niet eens de bedoeling. 

Eén ding uit het sociaal akkoord is niet uitgevoerd. Dat betreft de afspraak tussen bazen en bonden om de sollicitatieplicht voor werklozen van 60 jaar en ouder te laten vervallen. Dat is door de minister afgewezen. Mijn vraag aan de minister is of hij dat alsnog wil doen. Want onder de huidige omstandigheden van hoge werkloosheid is solliciteren voor deze mensen een drama. Ze maken geen kans en worden permanent afgewezen, wat aan het zelfrespect vreet. 

Er is een nieuwe berekening van het dagloon in de WW. Hiervan zijn heel veel flexwerkers en mensen die vanuit de WW gaan werken, zwaar de dupe. Er vindt een gedeeltelijke reparatie plaats, zo hebben we net gehoord, maar dat is een oplossing die pas in 2017 effect heeft. Het komt er ook nog op neer dat er een heel perverse prikkel in zit. Als je een week in de maand werkt, wordt die hele maand meegeteld als gewerkt. Dus waarom zou je nog een maand gaan werken? De Stichting van de Arbeid adviseert een andere oplossing. Ik vraag aan de minister om die oplossing over te nemen. Het enige argument dat wordt gebruikt, is: het is een puinhoop bij het UWV en daarom kunnen we het niet oplossen. Gekker moet het niet worden! 

Het aantal inspecties door de Arbeidsinspectie daalt. In 2017 neemt het aantal met 166 af, maar het aantal misstanden neemt niet af. Wie gaan nu de schijnconstructies zoals die bij PostNL aanpakken? Wie gaat de discriminatie op de arbeidsmarkt aanpakken? Kortom, wanneer wordt de leuze die velen roepen, namelijk "handhaven, handhaven, handhaven", waargemaakt? Ik vraag de minister: als je het aantal handhavers niet handhaaft, hoe kun je dan handhaven? 

Steeds meer mensen hebben problematische schulden, door te weinig inkomen of door geen of te laag betaald werk. Ik ben benieuwd naar het oordeel van de minister over deze ontwikkeling. Na jarenlang duwen en trekken komt er op zijn best pas volgend jaar een voorstel naar de Kamer, maar de staatssecretaris zou ook voor deze vorm van armoedebestrijding, voor de schuldhulpverlening het vuur uit haar sloffen moeten lopen. Wanneer komen die voorstellen? 

Ik teken een schrijnende situatie. Bij een echtpaar is een kind ziek en de vader of de moeder is zo ziek dat hij of zij niet kan werken en zelfs niet voor het kind kan zorgen, maar dat echtpaar heeft geen recht op kinderopvangtoeslag. In de Haagse politiek is dat een kleinigheid, maar in dat gezin is dat een drama. Mijn verzoek aan de minister is om het alsnog te doen. Hij heeft vragen van mijn collega Siderius daarover beantwoord. Daarin is hij afwijzend. Ik doe daarom het volgende appel aan mijn collega's: als mijn fractie hierover een motie indient, stem dan zo dat we aan deze schrijnende ellende een eind kunnen maken. 

Als je zo naar de afgelopen drie jaar Asscher kijkt, dan word je eigenlijk best wel somber. Ik vat het in een paar steekwoorden samen. Er is de keuring van Wajongers, die daar hopeloos van worden. Je ziet werken zonder loon en de opmars van de dagloners. Kafka lijkt de baas te zijn bij het UWV. Er zijn de meeste stakingen ooit in de geschiedenis, en dat onder een sociaaldemocratisch bewind. En als onder jouw bewind zelfs sociale werkplaatsen moeten gaan staken, dan ben je meer kwijt dan je ideologische veren. Als je buigt voor Rutte als het gaat om het afschaffen van het halfloon en als je je laat muilkorven door het CPB, dan schoffeer je werkende jongeren. En — ik kan het niet laten — als de staatssecretaris dan ook nog over moestuinen begint en het perspectief dus is dat pensioen gelijkstaat aan verplicht schoffelen in je moestuin, dan word je somber. Het trieste is dat de minister en de staatssecretaris het volgens mij allemaal wel zien. Ze zien het wel, maar ze kijken weg. De minister luistert wel, maar hij hoort het niet en hij handelt niet. Dat is het grootste verwijt dat de minister gemaakt moet worden. Mensen dachten: door de sectorplannen komt er werk en door het beleid komt er werk. Echter, de horizon van werkloosheid is verder uitgebreid dan ooit. Mijn vraag aan de minister is: gaat hij de zorgplicht die hij heeft, die de Grondwet hem oplegt, nog waarmaken? Of laat hij het erbij zitten? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik moet altijd een beetje nadenken als de heer Ulenbelt zo eindigt. Hij stelt een reeks van eigenlijk wel zinnige vragen, maar dan verliest hij zich in sombermanspraat, om het maar zo te noemen. Ik wil hem een concreet voorstel doen. De heer Ulenbelt begon ermee dat hij de ouderen een warm hart toedraagt. Hij kan hun koopkracht aanmerkelijk verbeteren. Hij kan van een min een plus maken. Zou hij dat doen? 

De heer Ulenbelt (SP):

Dat is een heel goede vraag van mevrouw Vermeij. Vorige week waren wij samen bij een demonstratie van de senioren van het FNV. De baas van de FNV deed daar een manmoedige poging om op te roepen tot steun voor het Belastingplan. Mevrouw Vermeij hoorde ook de reacties in de zaal. Want steun voor het Belastingplan betekent dat er naar hogere inkomens meer geld gaat dan naar ouderen met een laag inkomen. Daarom wezen zij dat af, net als mijn partij. Als iets in de plus moet: prima, dan moet het in de plus. Maar wij zijn een echte socialistische partij. Dan moet je het halen waar het zit en brengen waar het nog niet is. Dat waren die 1.500 senioren van de FNV wel met mij eens. Die waren het niet met mevrouw Vermeij eens. Tja, zo liggen die dingen. Ik kan het niet helpen. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb achteraf ook een hoop mensen gesproken. Het waren dus niet alle 1.500 aanwezigen. Ik vraag het de heer Ulenbelt nogmaals. Als we de mogelijkheid hebben om van een min een plus te maken voor een alleenstaande AOW'er of een echtpaar met alleen AOW — dat is echt geen vetpot; dat weet de heer Ulenbelt heel goed en de zorg over die mensen delen wij — waarom zegt de heer Ulenbelt dan nee? 

De heer Ulenbelt (SP):

Dat is de hand van de sociaaldemocratie, die met een kruimel tevreden is. Een socialist is dat niet. Wij hebben voorstellen gedaan waardoor er wel drie, vier of vijf plussen zijn voor de mensen met de laagste inkomens. Die hebt u niet gesteund! 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik stel vast dat het liever een min dan een plus is voor de SP. 

De voorzitter:

Heel goed. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat heet verelendung! 

De heer Ulenbelt (SP):

Als je de wereld bij elkaar wilt liegen, mag dat, maar in die leugens is de partij van mevrouw Vermeij de afgelopen periode wel ... 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter … 

De voorzitter:

Wacht, eerst even de heer Ulenbelt. 

De heer Ulenbelt (SP):

En dat doen wij dus niet! 

De voorzitter:

Dan weer mevrouw Vermeij. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voordat je zulke woorden in de mond neemt, en ik spreek ook de voorzitter hierop aan, want dit is toch wel … 

De voorzitter:

U gaat mij toch de schuld niet geven? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee, maar ik kijk even naar u, voorzitter. Ik geef een grafiek en een tabel aan de heer Ulenbelt. Hij kent die tabel. Met het Belastingplan gaan mensen met alleen AOW of een klein pensioen erop vooruit. Dat is een feit, mijnheer Ulenbelt. 

De voorzitter:

Prima. Een korte reactie nog en dan gaan we naar de volgende spreker. 

De heer Ulenbelt (SP):

Dat tabelletje ken ik ook. Dat hebben wij actief verspreid, want wij hadden daar ook even de nettobedragen in euro's achter gezet. Dat tabelletje kent mevrouw Vermeij ook. 

De voorzitter:

Prima. 

De heer Ulenbelt (SP):

Dan krijgen de laagste inkomens er €10, €20 of €200 per jaar bij, de hoogste modaal en daarboven €1.400. Mevrouw Vermeij, dat is geen eerlijk delen. 

De voorzitter:

Mevrouw Voortman nog even. Mijnheer Ulenbelt, neemt u straks wel uw schoentje mee? U laat het bijna staan. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij was het de bedoeling dat het schoentje naar de minister ging. 

De heer Ulenbelt (SP):

Nee, alleen als hij zijn best gaat doen en echt iets doet. Hij moet het nog verdienen. 

De voorzitter:

Uw vraag, mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb de heer Ulenbelt verschillende opmerkingen horen maken waarmee ik het natuurlijk zeer eens ben, maar ik miste een beetje de voorstellen van de SP om het anders te doen. Volgens mij moet je namelijk bij zo'n begroting ook zeggen: kabinet, doe nou dit of laat dat. 

De voorzitter:

Een goede vraag. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat heb ik eigenlijk nog gemist. Ik hoor graag twee of drie voorstellen. 

De heer Ulenbelt (SP):

Het niet verhogen van de AOW-leeftijd. De drukte voor een deel van de markt afhalen. Geen sollicitatieplicht voor 60-plussers. Een banenplan voor 30.000 mensen in de bijstand. Nou, dat lijkt me voor een jaar heel wat om te doen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat zijn vooral voorstellen om dingen niet te doen, maar ik zou ook willen horen wat de SP wel wil doen. Dat mis ik een beetje en dat vind ik jammer. 

De heer Ulenbelt (SP):

Wij willen geld uittrekken voor 30.000 banen voor langdurig werklozen. Dit kabinet heeft 600 miljoen willen verspijkeren en het heeft geen baan opgeleverd. Dan zou mevrouw Voortman de SP moeten omarmen: hé, licht aan de horizon, er zijn nog socialisten die banenplannen maken die wel wat opleveren! 

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan luisteren naar mevrouw Karabulut van de fractie van de SP. 

Overigens overweeg ik te schorsen na de inbreng van de VVD-fractie. We gaan dus nog even naar deel twee van de SP luisteren en naar de VVD. Daarna gaan we dineren. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Mijn inbreng zal gaan over de integratiepolitiek. 

Die hete aardappel heb ik gewild. Integratie hoort bij werkgelegenheid en sociale zaken. Er is ongelofelijk veel debat geweest. We zijn toe aan een nieuwe fase. We moeten de norm stellen. 

Aldus de kersverse minister Asscher in 2013. 

De tegenstellingen in onze samenleving zijn sindsdien helaas gegroeid, niet in de laatste plaats door de forse bezuinigingspolitiek. Nederlanders zien dat hun ouders geen plek meer krijgen in het verzorgingshuis, staan jarenlang op de wachtlijst voor een betaalbare huurwoning en ondervinden aan den lijve dat de sociale voorzieningen onder druk staan. Opportunistische politici spelen hier kortzichtig op in door de tegenstellingen te vergroten en de schuld hiervan in de schoenen van vluchtelingen en anderen te schuiven, terwijl ze hier vaak zelf primair verantwoordelijk voor zijn. Waar staat de minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in dezen? In 2013 zei hij dat hij de norm wil stellen. Wat is de norm voor de gigantische bezuinigingspolitiek? Ziet hij in dat hij het toch echt over een andere boeg zal moeten gooien? 

Wij weten al jaren dat arbeidsmarktdiscriminatie een groot probleem is. Zoals uit tal van onderzoeken blijkt, maakt Mark nog steeds meer kans op een baan dan Mohammed. Jongeren met een zwarte huidskleur hebben anno 2015 te maken met alledaags racisme. Ouderen zijn kansloos, terwijl ze barsten van de kennis die juist overgedragen zou moeten worden aan jongeren. Al sinds 2013 zinspeelt de minister op plannen om arbeidsmarktdiscriminatie te bestrijden. Wij hebben heel veel plannen gezien en speeches gelezen, maar toch te weinig actie meegemaakt. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat arbeidsmarktdiscriminatie echt wordt aangepakt? Of moeten wij grijpen naar noodmaatregelen zoals anoniem solliciteren en de inzet van mysteryguests? Niet alleen moeten bedrijven die zich schuldig maken aan discriminatie heel hard aangepakt worden, maar ook de overheden en bedrijven zelf moeten meer werk maken van het diversiteitsbeleid. In plaats van zich soms in een supermodernistisch land te wanen, zou eenieder er goed aan doen om zich een spiegel voor te houden; te beginnen bij de hoofdzakelijk mannelijke leiders van bedrijven, overheden, politieke partijen, redacties en andere belangrijke machtscentra. Zij hebben een belangrijke sleutel in handen. Doe een stap opzij en zoek naar de ander. Zoek niet naar meer van hetzelfde. Is de minister bereid om bedrijven in dit verband te verplichten om in hun jaarverslagen te openbaren op welke wijze zij werken aan het diversiteitsbeleid? Dat zou een positieve prikkel zijn. Zou de norm volgens de minister ook niet moeten zijn dat hier geboren en getogen kinderen gewoon Nederlanders zijn, met alle rechten en plichten die daarbij horen? Daar past Allochtonië of "van een andere bodem" wat mij betreft niet bij. 

In sommige buurten en steden is sprake van apart leven in plaats van samenleven. Een eenzijdige bevolkingssamenstelling, hoge werkloosheid en uitzichtloosheid zijn een vruchtbare bodem voor vooroordelen, uitsluiting, radicalisering en criminaliteit. Welke plannen heeft de minister om radicalisering tegen te gaan? Komt hij voor het debat dat wij volgende week daarover voeren, nog met nader uitgewerkte plannen? 

80% van de kinderen van migranten in grote steden zit op zwarte scholen. Hele volksbuurten zijn toch gesegregeerd als gevolg van een wegkijkende overheid. Mensen voelen zich tekortgedaan. Met de huidige plannen van de uitverkoop van sociale volkshuisvesting en huurliberalisatie wordt gettovorming georganiseerd. Is de minister bereid om te komen met plannen voor samenleven in de buurt en op school? Is hij bereid om ouderinitiatieven voor gemengde scholen te ondersteunen en afspraken te maken met gemeenten en schoolbesturen om te komen tot gemengd onderwijs? 

De minister kwam met plannen voor een participatieverklaring voor nieuwe Nederlanders. Moeten de mensen die deze verklaring ondertekenen, die verklaring zelf en de Grondwet dan ook niet kunnen lezen? Taal is een belangrijke sleutel voor emancipatie en integratie. Op welke wijze wil de minister hier invulling aan geven? Welke lessen heeft hij geleerd? 

Gisteravond zat de minister bij Pauw. Hij vertelde over zijn waarden, neergelegd in een participatiecontract. Vrije meningsuiting, religieuze vrijheid, vrijheid om zelf je partner te kiezen en zelfbeschikking: dat zijn onze waarden, universele waarden wat mij betreft. Tegelijkertijd zat bij de talkshow van Humberto Tan op RTL een documentairemaker. Gebruikmakend van zijn vrijheid van meningsuiting heeft hij een documentaire gemaakt over de sinterklaastraditie. Daarin kwam naar voren dat het goed is dat tradities meegaan met hun tijd. Deze man wordt met de dood bedreigd. Ik vind dat heel treurig. Ook Humberto Tan kreeg op social media racistische bagger over zich heen. Op welke wijze gaat de minister de Nederlanders die dit soort daden plegen, bereiken met zijn participatieverklaring? Hoe gaat de minister deze vorm van haat en racisme bestrijden? De minister roept regelmatig op om aangifte te doen, maar wat gebeurt hiermee? Wat is er uit de gesprekken die hij inmiddels met Facebook en Twitter heeft gevoerd gekomen? 

Ik moet het de minister nageven, hij is voortreffelijk in het uitdragen van onze waarden. Lastige discussies gaat hij ook niet uit de weg. Daarvoor wil ik hem complimenteren. Maar de minister zou in mijn ogen pas geloofwaardig worden, wanneer hij deze waarden consequent zou uitdragen en toepassen. Daarom wil ik deze geloofwaardigheidsverklaring aan de minister aanbieden, ter ondertekening en voor retour terug aan de Tweede Kamer. 

De minister mag zelf beginnen om een van onze belangrijke waarden, zelfbeschikking, als uitgangspunt te nemen voor zijn integratiepolitiek. Is de minister bereid te stoppen afspraken te maken over religie en integratie van Nederlanders met de regeringen van Turkije en Marokko en met de organisaties die zich als spreekbuis van deze buitenlandse mogendheden in Nederland presenteren? 

President Erdogan en de koning van Marokko nemen het, zoals de minister wellicht weet, niet zo nauw met de mensenrechten, laat staan met de vrijheid van meningsuiting en zelfbeschikking. Waarom zou de minister hen als uitgangspunt nemen voor het beleid van integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders? Nederlanders met een islamitische achtergrond zijn net als alle andere Nederlanders heel goed in staat om hun toekomst in eigen hand te nemen. Behandel hen dan ook als gelijken. Neem daarom niet de nationalistische en religieuze belangen van regeringen van herkomstlanden of de groep als uitgangspunt van integratiepolitiek, maar het recht op zelfbeschikking. 

De voorzitter:

Tot zover de bijdrage van de SP in eerste termijn. Dan gaan we luisteren naar beide sprekers van de VVD. De eerste bijdrage is van de heer Anne Mulder. Hij heeft een spreektijd van 25 minuten. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Voorzitter. Onlangs kreeg ik de volgende e-mail: Geachte heer Mulder, ik wil graag het volgende aan u kwijt over mijn persoonlijke situatie. Na scholing heb ik vanaf mijn tiende gewerkt en mij opgewerkt tot een positie op hbo-plus-niveau. Na 40 jaar hard werken heb ik een huis kunnen kopen, maar doordat ik nu in de WW zit, heb ik mijn huis moeten verkopen en ben ik terechtgekomen in een huurhuis. 

Zo krijg ik vaker mails van mensen die werkloos zijn. Zij mailen mij en vragen wat ik ga doen. Soms vraag ik ze om naar de Kamer te komen. Zo had ik een tijdje geleden een heer die zijn vrouw meenam. Hij vertelde zijn verhaal en ik ben twee uur met hen door de Kamer gelopen. De dag daarna kreeg mijn medewerkster een telefoontje dat zij blij waren dat de man zijn verhaal bij mij kwijt kon, want thuis kwamen de muren op hem af. 

Werkloosheid is een drama. Het gaat niet alleen om inkomensachteruitgang, maar ook om eigenwaarde, zelfvertrouwen, collegialiteit en plezier. Langdurige werkloosheid doet wat met mensen, met hun inkomen, door onzekerheid, stress en ook met hun gezin. Soms moeten zij hun huis verkopen. 

Ik krijg ook mails van ondernemers, zoals deze: Mijnheer Mulder, ik heb een schildersbedrijf van bijna 106 jaar oud, met circa twintig werknemers in vaste dienst. We hebben dus al enige ondernemerservaring. De laatste jaren durf ik echter geen mensen meer in vaste dienst te nemen. Het risico van de bestaande regeling van twee jaar doorbetalen bij ziekte is te groot. In het verleden heeft dit ons al eens bijna de kop gekost. 

Vorig jaar was ik op bezoek bij Fred Moolenaar in Voorhout, een ondernemer in bollen. Zijn bedrijf doet dat al 1850 jaar en daar is hij trots op. Hij exporteert naar 80 landen in de wereld. Oh nee, sinds 1850. 

De voorzitter:

Juist, ja. Iedereen let wel op, dat valt op. Ze hangen aan uw lippen. Ze zitten meteen allemaal te rekenen. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Sinds 1850 en hij exporteert naar meer dan 80 landen. Het is dus echt een multinational. In zijn bedrijf zie je ook posters dat de bollen meegaan met KLM-toestellen uit de jaren vijftig. Toen ik met hem sprak, kwamen wij ook te spreken over het arbeidsrecht. Hij zei: weet u, mijnheer Mulder, dat een tijdelijke kracht zich tot 28 dagen na het einde van zijn contract nog ziek kan melden, waardoor een werkgever gedurende twaalf jaar de kosten van ziekte en daarna van arbeidsongeschiktheid moet betalen? Hij zei: mijnheer Mulder, dat je een ondernemer vraagt om 100 meter te sprinten is tot daar aan toe, maar nu maakt de overheid er met de Wet werk en zekerheid en de regels voor seizoenswerk een hordeloop van waarbij er steeds weer een horde wordt toegevoegd; dat houdt een keer op. 

Ik vroeg hem onlangs hoe het ging. Hij mailde terug dat hij inmiddels werkzaamheden naar Engeland had verplaatst om de wet te kunnen ontwijken, c.q. de broodnodige flexibiliteit te kunnen handhaven. Het is ten hemel schreiend dat niet wordt gezien dat de gehele sector hierdoor enorm aan slagkracht en concurrentiekracht inboet en dat flexwerkers de vastigheid die ze hebben nu juist kwijtraken. Ik vind dat frustrerend. Het is frustrerend dat ik aan de ene kant mensen spreek die willen werken en dat ik aan de andere kant ondernemers tegenkom die zeggen dat ze wel werk hebben maar dat ze dat niet durven aanbieden. De grote vraag is: hoe maken we het vaste contract aantrekkelijker? 

In de begroting van deze bewindslieden zien we dat ze mooie ambities hebben. Er staan mooie zinnen in. In de begroting staat bijvoorbeeld het volgende. "Voor ons liggen nog volop mogelijkheden voor een samenleving die mensen meer welzijn en welvaart biedt, maar dat vergt wel dat we blijven nadenken over de grote vraagstukken. Wat vergroot de kans op werk voor iedereen? Hoe borgen we een inclusieve samenleving, zonder scheidslijnen naar herkomst of opleiding? Wat betekenen robotisering en technologische ontwikkeling voor de werkvloer? Hoe dragen we een solidaire en activerende sociale zekerheid over aan volgende generaties? Nu is het moment om met herwonnen perspectief te bouwen aan een betere toekomst, voor ons en de generaties na ons." 

Dit zijn mooie woorden en de VVD deelt de intenties van deze bewindslieden, maar de vraag is wat de kans vergroot op werk voor iedereen. Juist omdat het om mensen gaat, blijft mijn fractie op de cijfers en feiten letten. De VVD wil weten hoe het beleid van deze minister uitpakt, want de signalen zijn niet goed. Voor het eerst sinds jaren heeft minder dan 5 miljoen mensen een vaste baan, op een beroepsbevolking van 8,9 miljoen mensen. De economie trekt aan, maar de banengroei blijft achter. De langdurige werkloosheid onder ouderen is gestegen. Hierdoor ligt de last van de werkloosheid bij een kleine groep mensen van wie de gemiddelde werkloosheidsduur toeneemt. Deze groep weet maar geen arbeidsovereenkomst te bemachtigen. Tot die groep behoren ook nog eens mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Zo dreigt er een tweedeling te ontstaan. Hoe krijgen we deze mensen aan de slag? Wat gaan deze bewindspersonen doen om ervoor te zorgen dat er zo veel mogelijk extra banen ontstaan? De oorzaken van de vaak langdurige werkloosheid, met name onder kwetsbare groepen, zijn helder. De Nederlandse arbeidsmarkt is te star en arbeid is te duur. We staan weliswaar op de vijfde plaats van het World Economic Forum, maar we scoren slecht op de arbeidsmarkt. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb heel aandachtig geluisterd naar de heer Mulder en ik dacht even de woordvoerder van de PVV te horen. De heer Mulders doet een Wildersje, lijkt het wel. Hij leest mailtjes voor van burgers, van klagende ondernemers met wie hij spreekt. Ik dacht even met de woordvoerder van een oppositiepartij te maken te hebben. Heeft de heer Mulder misschien drie jaar in de oppositiebankjes gezeten om nu aan deze minister en deze staatssecretaris te vragen wat zij hiermee gaan doen, of gaat hij zich ook afvragen wat zijn eigen partij gedaan heeft, en waarom ook zij gefaald heeft? Ik heb bijna nooit een compliment voor de heer Wilders, maar het mooie is dat hij tenminste altijd concrete voorstellen doet. Het zijn vaak korte moties, maar die betreffen wel concrete voorstellen. Krijgen we die ook van de VVD? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dat zijn veel vragen tegelijk. Ik ben juist blij dat ik mails kan voorlezen, want een volksvertegenwoordiger moet in mijn ogen een paar dingen doen. Je moet weten wat er speelt in dit land en je moet kijken hoe de wetten en regels die wij hier maken uitpakken. Met de informatie uit de praktijk keer je vervolgens weer terug om te bekijken of die wetten goed zijn of niet. Ik vind het dus juist uitstekend dat ik dit … Tja, ik ben mezelf nu aan het complimenteren, maar ik denk dat dit het werk is van een volksvertegenwoordiger. 

De voorzitter:

Dat mag hoor. 

De heer Anne Mulder (VVD):

We bekijken wat er speelt in Den Haag, we gaan het land in en we luisteren. Het gaat erom dat je niet alleen maar aan de kant staat en een echo bent van wat er speelt. Je moet ook zeggen wat er moet gebeuren en je moet impopulaire maatregelen durven te nemen. Ik zal straks komen met de maatregelen waarom men mij heeft verzocht en met het antwoord op de vraag wat de VVD wil. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Iedereen krijgt mailtjes. Iedereen hier luistert naar de burger. Daar is de VVD niet bijzonder in. De VVD is de grootste partij en de grootste partij in het kabinet, met ministers, staatssecretarissen en de premier. Na drie jaar beleid hoor ik u spreken over frustratie en teleurstelling. Het gaat over uw eigen beleid! U bent medeverantwoordelijk voor het beleid. U bent medeverantwoordelijk voor het klagen van deze ondernemer. Die geluiden willen we ook horen. 

De heer Anne Mulder (VVD):

De VVD is trots dat zij verantwoordelijk is voor het beleid. Wat moet je doen om succesvol beleid te krijgen? Als je wilt dat de economie groeit, moet je er eerst voor zorgen dat de overheidsfinanciën op orde zijn. Dat is gebeurd. Sinds vorige week heeft de Nederlandse Staat zijn triple A-rating terug. Dat is dus op orde. Als je de overheidsfinanciën niet op orde hebt, zijn mensen onzeker. Zij denken namelijk dat een begrotingstekort niets anders is dan een uitgestelde belastingverhoging of bezuiniging. Die financiën moet je dus op orde hebben. Dan trekken de investeringen aan en neemt het consumentenvertrouwen toe. Dan komt er banengroei. De eerste drie zaken zijn op orde. Nu komt die banengroei. Het gaat ons erom dat we nu gaan profiteren van de economische groei en dat we die omzetten in banen. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

De heer Mulder is er trots op dat hij hier uit mailtjes voor kan lezen. Nu lezen wij allemaal weleens een krant. Toen gisterochtend De Telegraaf binnenkwam, denk ik dat dit bij veel collega's tot enige huivering leidde, want de VVD gaf deze vicepremier een onvoldoende. Gisteravond gaf de vicepremier in Pauw aan dat Halbe Zijlstra dat heeft genuanceerd: een onvoldoende was te hard. Op social media zie ik net allemaal berichten dat Halbe Zijlstra tóch zegt dat het een onvoldoende is. Ik hoor de heer Mulder hier een vrij ambitieus verhaal over de toekomst houden en zeggen wat we moeten doen om te profiteren. Maar hoe zit het nou? Is het een onvoldoende, of is de VVD trots op het gevoerde beleid? 

De heer Anne Mulder (VVD):

De VVD is trots op het gevoerde beleid. Dat moeten we omzetten in banen. Daarom heb ik dat gisteren ook in De Telegraaf gezegd en gaan we de minister meer achter de broek zitten. Het is nu gewoon onvoldoende, vooral de torenhoge werkloosheid. Dat heb ik gisteren gezegd en daar ga ik het nu over hebben. Straks zullen wij daar de minister op aanspreken en zullen wij voorstellen doen om te zorgen dat de werkloosheid omlaaggaat. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

In dit debat gaan we dus niet zien wat we in al die eerdere debatten gezien hebben? Bij de Wet werk en zekerheid en de kwestie over de seizoensarbeid had de VVD vooraf stoere taal, maar in het debat: niets. Op de zaterdag voor de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies was er op NU.nl heel stoere taal te lezen, maar in het debat: niets. Gaat de VVD nu ook in de krant weer stoere taal spreken en aan het einde van het debat zeggen: minister, toch goed gedaan? Of gaat ze nou een keer de daad bij het woord voegen en niet alleen vooraf stoer in de krant, maar ook in het debat met concrete voorstellen komen om bij te sturen op de punten waarop het niet goed gaat? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Om de vragen van de heer Heerma te beantwoorden, moet ik eigenlijk mijn verhaal houden. Dat wil ik nu dus doen, want daaruit kan hij opmaken of ik doe wat hij vraagt of niet. 

De voorzitter:

Als dat uw antwoord is, is dat uw antwoord. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit begint inderdaad heel erg te lijken op de eerdere situaties: de heer Mulder blaft steeds in de krant maar bijt niet door in de Kamerdebatten. Het is van tweeën één. Of hij vindt dat de minister goed bezig is, of niet. Als je deze minister een onvoldoende geeft —dat heeft de heer Mulder gezegd — moet hij vandaag gewoon een vent zijn en dat herhalen. Of is hij inderdaad teruggefloten door zijn fractievoorzitter? 

De heer Anne Mulder (VVD):

De vraag is wat "teruggefloten" is. Ik heb net herhaald wat ik in De Telegraaf heb gezegd. Ik deel dus ons standpunt namens een voltallige fractie van 40 mensen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is voor de derde keer geen antwoord. De kern is dat de heer Mulder minister Asscher een onvoldoende gaf. Misschien hebben ze achter bij de VVD gezegd: mijnheer Mulder, u hebt het proefwerk van de minister iets te streng nagekeken. Maar wees daar dan eerlijk over. Het is van tweeën één. Of het is, zoals nu ook in de media staat, waar dat de VVD zegt dat deze minister onvoldoende heeft geleverd voor werkloosheidsbestrijding, modernisering en vernieuwing. Of de heer Mulder doet het trucje dat de VVD eerder heeft gedaan: blaffen buiten deze zaal en hier als een heel braaf kwispelend hondje achter de minister staan. Wat is het nu? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik laat de woorden van D66 voor D66. Ik heb in de krant gezegd wat ik heb gezegd. Mij gaat het erom — daar zou het iedereen in de Kamer om moeten gaan — dat we meer banen krijgen. Daarom zit ik de minister achter de broek. Dat is de bedoeling van dit debat en van mijn inbreng: banen en werkgelegenheid. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Banen en werkgelegenheid willen we allemaal, maar juist de VVD heeft hier en in de krant gezegd dat het beleid van de minister onvoldoende is. Nu willen verschillende fracties van de VVD weten wat er concreet moet gebeuren opdat het beleid volgend jaar wel een voldoende is. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik ga dat zo zeggen. Wij zitten de minister achter de broek zodat het wel een voldoende wordt, want daar is nog heel veel ruimte voor. Ik zal daar een aantal suggesties voor doen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben daar heel benieuwd naar. Ook ben ik benieuwd of de VVD kan aangeven wanneer het genoeg geweest is. Op welk moment zegt de VVD: dit is onvoldoende, nu ga je definitief niet over? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Mijn betoog gaat over wat we moeten gaan doen. Ik kan daar wel op vooruitlopen, maar ik kan beter ... 

De voorzitter:

U maakt het spannend voor ons. De heer Ulenbelt nog even. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik had ook leraren en daar kreeg ik verschillende cijfers van, maar dan snapte ik wel precies bij wie ik wel gepresteerd had en bij wie niet, zelfs bij dezelfde leraar. Mijnheer Mulder wordt echter een toverleerling of beter gezegd een toverleraar. Eerst was het een onvoldoende. Vanochtend zegt hij dat het een 6 is. Zijlstra zegt eerst "nee, geen onvoldoende" en nu zegt Zijlstra "wel onvoldoende". Leraar Mulder, zeg het nou eens. Wat is het cijfer nu? 

De heer Anne Mulder (VVD):

We zitten in een situatie waarin er wat slagen gemaakt moeten worden, stevige slagen, om het goed te doen. De oproepen en de uitspraken van de VVD zijn erop gericht om dat te bereiken, dat we ervoor zorgen dat we profiteren van de economische groei en het leidt tot meer werkgelegenheid. 

De heer Ulenbelt (SP):

Dus het is eigenlijk helemaal niks. Het is een soort vrijblijvend studieadvies voor de minister. Maar dat is niet wat u in de krant hebt gezegd. U hebt cijfers uitgedeeld. Vanochtend zei u zelfs: het is een 6. Daarvoor had u het over een onvoldoende. U zei er vanochtend ook nog weer bij: met die 6 ga je niet over. Leraar Mulder, moeten we eigenlijk nog wel naar uw lessen luisteren want het wordt toch allemaal bijzonder ongeloofwaardig wat u doet? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik herhaal wat ik net heb gezegd: er moet wat gebeuren, er moeten stevige stappen bij worden gezet. Al onze uitspraken zijn erop gericht om de minister daartoe aan te zetten. Daar doen we zelf ook voorstellen voor. Het gaat namelijk niet goed. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het verschil tussen een school en de politiek is dat als je op school een onvoldoende krijgt, je blijft zitten en dat als je in de politiek een onvoldoende krijgt, je weg moet. Ik zou de heer Mulder dan ook de volgende vraag willen stellen. Is zijn kwalificatie dat deze minister een onvoldoende krijgt of is zijn kwalificatie dat het beleid van de minister een onvoldoende krijgt? Staatsrechtelijk maakt dat voor mij nog wel wat uit. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Als je een onvoldoende krijgt moet je weg: ja, bij het eindrapport. Wat de VVD betreft zijn we daar nog niet. De cijfers zijn nu niet goed en daar moet wat aan gebeuren. Dus dit is een tussenrapport. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Met alle respect voor het antwoord, maar dat is geen antwoord op mijn vraag. Kwalificeert de VVD-fractie het beleid van minister Asscher als onvoldoende of kwalificeert de VVD-fractie ook minister Asscher zelf als onvoldoende? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Nee, we praten over het beleid om ervoor te zorgen dat de werkgelegenheid gaat stijgen. Minister Asscher is een goede minister als het gaat om wetten maken. Dat weet hij goed te doen, maar hij moet ook de resultaten daarbij leveren, de effecten daarvan. Daar wachten wij op. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

We buitelen over het nieuws. Sinds donderdag komt het een na het ander naar buiten. Het is echt zoals het liedje van Annie M.G. Schmidt: ik wil het niet, ik wil het niet, ik wil het allemaal niet meer. Vervolgens krijgt de minister een onvoldoende, op dezelfde dag een bijna voldoende en de volgende dag een voldoende. En vandaag heeft hij goed beleid, is het een goede minister maar willen we meer werkgelegenheid. Ik kan u voorspellen: dat wil deze hele Kamer. Dus, mijnheer Mulder, waarom hebt u dat laatste niet in de krant van donderdag gezegd? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Mevrouw Vermeij zegt dat het beleid goed is. Dat zeg ik niet. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat zei u wel. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dat zeg ik niet. De minister maakt wetten, maar de vraag is wat de effecten daarvan zijn. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

U hebt letterlijk gezegd dat u trots bent op het beleid. Leest u de Handelingen er maar op na: ik ben trots op het beleid. ik heb dat donderdag echter niet in de krant kunnen lezen. Het had ons een hoop telefoontjes en een hoop reacties kunnen besparen die er overigens al helemaal niet meer toe deden omdat u als een stampvoetende jongen alweer met de volgende "ik wil het niet, ik wil het niet" bezig was. Ik hoor vandaag echter heel duidelijk: een goede minister, ik ben trots op het beleid maar we willen meer werkgelegenheid. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dan hebt u toch verkeerd geluisterd. 

De voorzitter:

Als dat uw antwoord was, stel ik voor dat u continueert. Dan kunnen we later nog kijken of er nog behoefte is aan interrupties. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit antwoord geeft wel de kern van dit debat weer. 

De voorzitter:

Ja, maar we gaan nu weer luisteren naar de heer Mulder. Straks mag u concluderen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Nee, voorzitter, ik ga helemaal niet concluderen. Ik wil gewoon een vraag stellen. 

De voorzitter:

Straks mag u concluderen en niet nu. We gaan nu weer even luisteren naar de heer Mulder die zijn betoog vervolgt. U bent in dit interruptierondje al aan de beurt geweest. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik had het over de verantwoordelijkheid voor loondoorbetaling bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en re-integratie, die is neergelegd bij de werkgever. Die is terughoudend met het aanbieden van een vast contract. Hij is bezig met poortwachteren en re-integreren in plaats van met ondernemen. De cao's versterken dat met de zogeheten bovenwettelijke aanvullingen en regelingen. De minister erkent dat ook. Het staat in de Miljoenennota, op pagina 52. Daar staat letterlijk dat werkgevers- en werknemersorganisaties een positieve rol kunnen spelen "bij het verbeteren van de positie van kwetsbare groepen, bijvoorbeeld door in cao's af te zien van afspraken over bovenwettelijke loondoorbetaling bij ziekte of leeftijdsafhankelijke arrangementen in cao's". De analyse dat daar een probleem zit, wordt dus gedeeld. Wat doen we dan? Wat doet links? Wat doet de minister? De minister heeft een fatsoenlijke arbeidsmarkt voor ogen, maar wat leveren zijn plannen nu concreet op aan banen? Links, waaronder D66, helpt de minister in ieder geval niet bij zijn zoektocht naar vaste banen. Er is veel aandacht voor zaken die sympathiek klinken, zoals een substantiële verhoging van het wettelijk minimumloon, maar die leidt tot extra werkloosheid onder jongeren. Een motie van D66 leidde tot minder banen voor jongeren. Extra ouderschapsverlof maakt die vaste baan nog minder aantrekkelijk voor werkgevers. De PvdA heeft een vierdaagse werkweek met behoud van salaris voorgesteld. Het klinkt allemaal sympathiek, maar bij elkaar opgeteld wordt de vaste baan nog onaantrekkelijker. Het leidt niet tot meer, maar juist tot minder vaste banen. Deze plannen zijn banenversnipperaars. De minister wordt door de Kamer dus niet geholpen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik snap het wel: om de aandacht wat af te leiden, begint de heer Mulder nu andere partijen van alles in de schoenen te schuiven. De heer Mulder krijgt vandaag in ieder geval een 10 op zijn rapport voor draaien. Ik heb een heel concrete vraag. Stelt hij nu de minister onder curatele, waarbij hij zegt dat de minister eindelijk eens in gesprek moet gaan met de polder over cao's en doorbetaling, of is hij eigenlijk gewoon zelf onder curatele gesteld? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Wij roepen de minister op tot daden om ervoor te zorgen dat er minder werkloosheid komt. Dat doe ik. De heer Van Weyenberg probeert mij woorden in de mond te leggen. Dat is allemaal prima. Voorlopig wil hij het jeugdloon verhogen, wat leidt tot extra werkloosheid onder jongeren. Hij draagt niet veel bij aan het bestrijden van de werkloosheid, sterker: hij weet die te verhogen. Daarnaast is zijn partij ook nog tegen het Belastingplan, dat 35.000 banen moet opleveren. Die komen er misschien niet door D66. De bijdrage van D66 aan de verlaging van de werkloosheid is dus niet eens nul, maar is negatief. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik snap het wel: dit is een beetje een maskerade van de heer Mulder voor zijn wat pijnlijke optreden van zo-even. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dit zijn gewoon feiten. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik herhaal gewoon mijn vraag. Elke keer als er in de Kamer plannen waren om ervoor te zorgen dat de cao's gemoderniseerd zouden worden, heeft er een partij tegengestemd. Weet u welke partij dat was? Dat was de VVD. U had een heel grote mond in de media, maar als puntje bij paaltje kwam, ging u de hele tijd mee met de minister van Sociale Zaken. Bent u nu heel laat tot inkeer gekomen, of gaat u nu eindelijk al die grote woorden waarmaken? Gaat u straks moties indienen — dat doet D66 in ieder geval wel — om de cao's te moderniseren en de vaste baan aantrekkelijker te maken, of blijkt dit, net als uw inbreng van de afgelopen dagen, ketelmuziek? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik wilde de heer Van Weyenberg net een compliment maken, want mijn partij heeft twee jaar geleden met zijn partij een motie ingediend om te kijken naar het algemeen verbindend verklaren en daar iets aan te doen. Over die motie kom ik zo nog te spreken. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De heer Mulder zegt dat de minister niet ondernemend is in het geval van loondoorbetaling bij ziekte. Dat klopt. De minister is docent geweest en heeft vaak lesgegeven. Hij is van het praten en de gladde praatjes en hij is niet zo van de daden, maar dat wist de heer Mulder. Ik zal mijn vraag in VVD-termen stellen. Als een ondernemer bij een bank krediet heeft en niet ondernemend genoeg is en als de bank hem een onvoldoende geeft, plaatst de bank hem onder bijzonder beheer. Bent u bereid om deze minister onder bijzonder beheer te laten plaatsen om hem het laatste jaar zo zijn werk te laten doen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Het gaat de VVD erom dat er maatregelen komen. Daar ben ik mee bezig. Hoe een bank werkt, laat ik aan de heer Öztürk. Alle opmerkingen van mijn fractie en partij zijn gericht op extra banen, op acties van het kabinet om ervoor te zorgen dat het probleem van de werkloosheid — ik heb net geschetst wat die met mensen doet — wordt opgelost. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Als de VVD na drie jaar en drie begrotingen een onvoldoende geeft, met welke hoop geeft uw fractie deze minister dan nog een jaar tijd om van het prutswerk van nu echt werk te maken? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Eigenlijk is deze vraag mij al op acht manieren gesteld. 

De voorzitter:

Dan continueert u. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Het antwoord is nog steeds: wij willen dat deze minister meer actie onderneemt, want zijn resultaten zijn te mager. 

De voorzitter:

Wij luisteren naar u. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ondernemers zeggen dat ze te veel verantwoordelijkheid dragen en te veel geld en tijd moeten investeren in vaste krachten. Ze voelen zich te veel een chef personeelszaken. De balans moet terug. Wij willen meer mensen de keuze van een vaste baan geven. Wij willen een balans tussen de rechten die een werknemer heeft en de plichten die een werkgever heeft. De VVD is blij met de belastingverlaging ter waarde van 5 miljard, want die zorgt ervoor dat werken loont, dat meer mensen aan de slag kunnen. Maar er is meer nodig. 

De voorzitter:

Voordat er weer een interruptie komt, wil ik u eigenlijk uw verhaal laten vervolgen. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Helaas neemt deze minister nog te weinig maatregelen die vaste contracten aantrekkelijker maken en stijging van de langdurige werkloosheid tegengaan. De VVD wil dat het kabinet in het bijzonder het vaste contract voor werkgevers weer aantrekkelijk maakt. Het kabinet moet daarom aan de slag met de motie-Roemer/Zijlstra over loondoorbetaling bij ziekte, zodat het voor werkgevers weer aantrekkelijker wordt mensen in dienst te nemen. Wij zien ernaar uit hoe die motie door het kabinet wordt uitgevoerd. Dat is een belangrijke motie; het is dan ook belangrijk dat het kabinet daarop levert. 

Maar de cao's, ik zei het al, doen daar nog eens een schep bovenop. Zij maken het vaste contract nog onaantrekkelijker voor ondernemers, door bovenwettelijke uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Of door een extra vergoeding bij ontslag. Er werd een kantonrechtersformule opgenomen in de cao's. We hadden grote verwachtingen van een motie, twee jaar geleden ingediend met D66, om onderzoek te doen naar het algemeen verbindend verklaren van cao's, die gelden voor een hele sector. Wij hadden verwachtingen toen het kabinet in de Miljoenennota — ik citeerde dat net — wees op de nadelen van bovenwettelijke regelingen. 

Drie weken geleden kwam de minister met zijn conclusie. Helaas, de schoen bleef leeg. Hij gaat sociale partners nog eens vriendelijk vragen wat te doen aan al die bovenwettelijke aanvullingen. Dat heeft geen zin. Al in 2004 heeft het toenmalige kabinet dit gevraagd. De sociale partners, de vakbonden en de werkgeversorganisaties, vertikken het. We moeten de sociale partners niet omwille van de arbeidsrust met rust laten. Dat is wat de minister doet. Wij hechten ook aan die arbeidsrust, zoals de minister vaak zegt, maar die heeft een prijs. Een te hoge prijs, want dit onderwerp is te belangrijk om aan de sociale partners over te laten. Die doen te weinig. 

De vraag is: kiest de minister voor rust in de polder of voor banen en voor maatwerk in cao's? Want in cao-onderhandelingen wordt uitgegaan van een uniforme medewerker; vaak komt er een vuistdikke cao uit, met een standaardpakket voor iedereen. One size fits all, waarbij de nadruk ligt op de wensen van een niet-representatieve achterban waarvan nog maar een op de zes mensen lid is, vooral ouderen. Dat zie je ook terug in de cao's. Je ziet daar veel seniorendagen. 

Mijn vraag aan de minister is: zoek nu manieren om meer maatwerk te krijgen, waardoor medewerkers arbeidsvoorwaarden op niveau krijgen. Misschien wil een alleenstaande werknemer met kerst niet vrij zijn, maar werken en iemand anders andersom. Maar aan deze medewerkers wordt vaak niets gevraagd, want ze zijn geen lid van een vakbond. Daarom: maak meer ruimte voor maatwerk in cao's. Ik heb een paar weken geleden voorstellen daarvoor gedaan. Geef meer ruimte aan ondernemingsraden. De minister wist niet hoe snel hij daarvan afstand moest nemen. Dat mag, maar kom dan wel met alternatieven hoe je dat maatwerk wel mogelijk maakt, bijvoorbeeld door meer ruimte te geven voor zogeheten uitzonderingen, voor dispensatie. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Mulder stelt terecht dat een aantal cao-afspraken moderner moet worden en dat de minister er veel meer bovenop moet zitten. Het kabinet heeft afgesproken om eventuele extra regelingen in de WW, die de Wet werk en zekerheid eigenlijk ongedaan maken, algemeen verbindend te verklaren. De heer Mulder is tegen dit soort aanvullingen. Hij wil die niet algemeen verbindend verklaren. Mag ik hieruit opmaken dat de VVD vindt dat de minister aanvullingen in het kader van het derde WW-jaar niet algemeen verbindend moet verklaren en dat de VVD de motie van D66, waarin dit staat, zal steunen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik sprak over bovenwettelijke aanvullingen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Bij ziekte gaat het om ruim drie miljard aan extra lasten voor bedrijven. Dat moet wat aan gebeuren. Als je daar wat aan doet, dalen de financiële risico's voor bedrijven. Daar gaat mijn vraag over. Kan de minister daar wat aan doen? Dat zit bedrijven namelijk in de weg. 

De heer Van Weyenberg heeft gelijk. Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat de VVD de WW nooit zou repareren, want dat leidt tot een hogere WW-premie van €250 per werknemer, waardoor het vaste contract weer onaantrekkelijker wordt. Wij hebben als VVD voor het sociaal akkoord getekend. Daar komen wij dus niet aan, maar wij vragen de minister wel om iets te doen aan die andere bovenwettelijke aanvullingen, op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat vind ik jammer, want de VVD steunt dus maatregelen die banen kosten en die ten koste gaan van de koopkracht van werkenden. Dat is teleurstellend, maar de heer Mulder sprak steeds over die onvoldoende en het tussenrapport. Als hij een onvoldoende op zijn tussenrapport heeft, zeg je tegen een leerling dat hij een aantal zaken anders moet doen, omdat hij anders nooit een voldoende krijgt. De heer Mulder maakte zojuist een punt over die aanvullingen, over de cao's. Zijn dat nu harde voorwaarden op basis waarvan de VVD deze minister aan het van het jaar laat overgaan naar de volgende klas? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Wij wachten de reactie van de minister af en wij wachten af welke effecten het beleid heeft. Er wordt gesproken over een voldoende en een onvoldoende, maar het gaat erom dat er extra maatregelen komen. We zien namelijk met zijn allen dat het niet goed genoeg gaat. Het moet een stuk beter. 

Dat brengt mij bij de ouderenwerkloosheid. Die is enorm hardnekkig, frustrerend hardnekkig. We hebben er onlangs in de Kamer over gesproken. De inleidingen waren verdrietig, want mensen namen hun emoties mee naar de Kamer. Zij vroegen ons om hulp. We hebben ook gesproken met deskundigen over hoe we de werkloosheid onder ouderen moeten aanpakken. We hebben heel veel suggesties gehad, bijvoorbeeld om iets te doen aan het onterecht verkeerde imago van ouderen. Er is vooral een cultuuromslag nodig bij werkgevers. Een aantal jaren geleden waren werkgevers vooral bezig met het vervroegd laten uittreden van mensen. Nu moet er een cultuuromslag komen, op basis waarvan mensen langer inzetbaar worden gehouden. 

De voorzitter:

Ik constateer dat u nu weer verder bent gegaan met uw betoog. Dat geeft niet. Mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Nog even terug naar het blokje over de cao's. De heer Mulder schetste een beeld van werkgevers die zuchten onder het juk van cao's die veel te goed zijn voor werknemers. Die cao's zijn toch vastgesteld door werkgevers- en werknemerspartijen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dat klopt. De cao's zijn door die partijen vastgesteld. Ze worden dus vastgesteld door mensen die aan de slag zijn. Het is fijn als je goede arbeidsvoorwaarden hebt als je werkt, maar als geen werk hebt, word je op basis van die arbeidsvoorwaarden niet aangenomen, want je bent te duur. Dan wil een werkgever geen risico met je nemen. Het is goed dat er cao's zijn, maar de keerzijde ervan is dat mensen die werkloos zijn, minder snel aan de slag komen omdat het onaantrekkelijk voor een werkgever is om ze een vaste baan aan te bieden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Mulder deed het voorkomen alsof die cao's alleen door die verschrikkelijke vakbonden worden gemaakt, terwijl ze juist ook door werkgeversorganisaties worden gemaakt. Een tijdje geleden, tijdens een uitgebreide hoorzitting in de Kamer, hebben die werkgeversorganisaties aangegeven dat er niet moet worden gemorreld aan cao's. Zij zeiden: laat ons nu bekijken hoe wij de cao's innovatiever kunnen maken, hoe we tot meer maatwerk kunnen komen. Is het dan niet veel logischer die ruimte aan werkgevers en werknemers te geven? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Zeker. Wij zijn niet tegen cao's, maar als daar bepalingen in staan die ertoe leiden dat mensen moeilijker aan het werk komen — het kabinet stelt dat ook in de Miljoenennota — dan moet je daar iets aan doen. Dit geldt niet voor de gehele cao's, maar juist voor bepalingen die dat in de weg staan. Wij hebben die verantwoordelijkheid. De minister heeft die verantwoordelijkheid ook, want hij verklaart de cao's algemeen verbindend. Hij heeft ook het instrument om daar iets aan te doen. Mijn fractie roept de minister op om dat instrument te gebruiken, of juist niet, maar om dit soort bepalingen niet algemeen verbindend te verklaren, precies om de redenen die het kabinet zelf schetst in de Miljoenennota. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik ben heel benieuwd naar wie de heer Mulder nu wel vertegenwoordigt. Hij komt op mij over als een donquichot die de polder bestrijdt of als een polderjihadist. Werkgevers en werknemers willen cao's. Die vragen ook aan de minister om ze algemeen verbindend te verklaren. Dat doen ze met goede reden. En volgens mij is de VVD, met D66, de enige die van die cao's af wil. Ik zou zeggen, mijnheer Mulder: kap met dat union bashing, want de werkgevers sluiten net zo goed de akkoorden als u. Die club van u probeert het al 30, 40 jaar. Het is nooit gelukt. Dus stop nou met dat windmolengevecht, mijnheer Mulder. Het zou u een zo veel beter cijfer opleveren. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Het is jammer dat de heer Ulenbelt een karikatuur maakt van het standpunt van de VVD, alsof wij tegen cao's zijn. Het gaat om een aantal bepalingen waardoor het moeilijk wordt voor werklozen, voor wie ik opkom, om aan de slag te gaan. Aan die bepalingen moeten we wat doen. Dat wordt al jarenlang onderkend door het kabinet. De minister schrijft het zelf ook. Dus daar moeten we wat aan gaan doen. Daar moeten we niet over praten, want dat doen we al heel lang. We moeten echt zeggen: dat gaan we niet meer doen, die bovenwettelijke aanvullingen. Als mensen die werken iets minder rechten hebben, kunnen mensen die niet werken makkelijker aan de slag. Daar gaat het om. En eigenlijk is dat ook nog wel heel solidair. 

De heer Ulenbelt (SP):

De aap komt nu uit de mouw: minder rechten voor werkenden. U wilt dat bereiken door het aantasten van de cao, door die niet algemeen verbindend te verklaren. U bent nog erger dan een polderjihadist. U schendt het recht op vrije onderhandelingen, vastgelegd in internationale verdragen. Ik weet dat u daar ook vanaf wil. U bent van het cijfers uitdelen, laat ik het dan ook doen. Voor dit idiote verhaal krijgt u een 3. U kunt in de toekomst een 6 krijgen als u stopt met dit antivakbonds- en antiwerkgeverspraatje. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Het zijn vooral woorden. "Polderjihadist", ik laat het allemaal bij de heer Ulenbelt. Ik sta hier om voorstellen te doen die leiden tot meer kansen voor mensen die werkloos zijn. Als hij mij wil afschilderen als een donquichot, dan mag hij zijn gang gaan, maar ik doe hier concrete voorstellen om juist die mensen te helpen die ik net heb genoemd. Daar gaat het hier om. De woorden van de heer Ulenbelt moet hij vooral uitspreken zoals hij wil. Het helpt niet om de werkloosheid te bestrijden. 

De heer Krol (50PLUS):

Tot mijn verbazing hoor ik de VVD nu ineens pleiten voor een cultuuromslag als het gaat over het beeld van ouderen. Daar pleit ik inmiddels al drie jaar voor. Daarom heb ik ook het voorstel gedaan om een ouderenambassadeur in te stellen. Daar was bijna de hele Kamer voor, maar de VVD niet. Kan de heer Mulder mij dat uitleggen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dat klopt. Ik heb er met de heer Krol over gesproken. We hebben overwogen om de motie wel of niet te steunen. Juist als je een ambassadeur voor of een boegbeeld van een bepaalde groep in het leven roept, dan zou dat ook weer stigmatiserend kunnen werken. Dan denken mensen: waarom is er iets nodig voor die groep? Aan de andere kant ben ik er eerlijk in: nu hij of zij benoemd gaat worden, moeten we kijken wat we kunnen doen aan die cultuuromslag. In het rondetafelgesprek kwam namelijk heel duidelijk naar voren dat er een cultuuromslag moet komen. Wij hebben de motie niet gesteund, maar nu ze is aangenomen, gaan we vol helpen met de uitvoering ervan. 

De heer Krol (50PLUS):

Dat doet me deugd. Ik ben blij dat de Partij van de Arbeid inmiddels dat standpunt veranderd heeft en ik reken nu op de volledige medewerking van de VVD. 

De heer Anne Mulder (VVD):

De heer Krol kan op de VVD rekenen. Met de heer Krol blijf ik bij de ouderen … 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik constateer dat de heer Mulder niet alleen een voldoende aan de minister en het beleid geeft, maar ook aan de cao en de vakbond. Nu we daar toch over bezig zijn, vraag ik aan de heer Mulder of hij zich af en toe verdiept in de recent afgesloten cao's. Weet hij wat er in staat over bovenwettelijke aanvullingen of afspraken daarover? Weet hij wat er in de cao staat die de Bijenkorf onlangs afsloot, wat er over scholing staat in de cao die de ziekenhuizen onlangs afsloten en wat er over vaste banen staat in de cao die de universiteiten onlangs afsloten? Is de heer Mulder daarvan op de hoogte? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik ken niet alle cao's uit mijn hoofd. Ik ken wel weer de laatste rapportage van een paar weken geleden van de minister. Dan zie je gewoon weer dat bedrag van een dikke 3 miljard euro opduiken, kosten van loondoorbetaling bij ziekte. Het optelsommetje ken ik. Dus zo ken ik cao's. Ik zie af en toe ook wat er gebeurt. Maakt u zich niet ongerust. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Omdat de heer Mulder toch voldoendes aan het uitdelen is — het is een vrolijke avond aan het worden — wijs ik erop dat er goede afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld over extra betaling op de zondag in ruil voor hoger loon voor jongeren en over het aannemen van vaste krachten bij de universiteit. Al die flexcontractjes in de wetenschappelijke wereld zagen wij met lede ogen aan. In de ziekenhuizen zijn goede afspraken gemaakt over meer scholing gedurende het leven. Het zijn allemaal goede zaken, waar de heer Mulder niet tegen kan zijn. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Maar gaat het goed en snel genoeg? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Nee, precies. En dat is jammer, want mensen zijn nu de dupe. Daarom roept mijn fractie deze minister op om niet te wachten op die polder, om niet te wachten tot het moment dat de polder eruit is. Ik doel bijvoorbeeld op het afbouwen van seniorendagen, waar ik zo ook nog wat over zal zeggen. De bouw had 63 vrije dagen als je boven de 60 bent. Fijn als je dat bent, maar als je werkloos bent, krijg je daardoor bijna geen baan. Hoelang doet de bouwsector erover om dat af te bouwen? Zeventien jaar! Dat ben je minimaal vier kabinetsperiodes verder. Dat gaat dus niet snel genoeg. Het probleem is zo groot, dat wij daarom actie van deze minister willen. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Kerstens wil interrumperen, maar wij hebben net iemand van dezelfde fractie bij de interruptiemicrofoon gehad. Zo gaan wij dat niet doen. De heer Mulder continueert. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik had het over de cultuuromslag. Ook het CPB geeft een oordeel over het kabinetsbeleid. Het CPB schrijft letterlijk: "De hoge langdurige werkloosheid onder ouderen is geen conjunctureel maar een structureel probleem. Vóór de aanvang van de crisis was al sprake van een stijging. Het huidige pakket van beleidsmaatregelen, dat grotendeels is gericht op lagere loonkosten, is onvoldoende effectief om oudere werklozen weer aan een baan te helpen. Meer fundamentele herzieningen, zoals een werkloosheidsuitkering die daalt met de werkloosheidsduur, ontslagbescherming die minder afhangt van de lengte van het arbeidscontract, en minder leeftijdsafhankelijke arrangementen in cao's, zijn noodzakelijk om de positie van oudere werklozen duurzaam te verbeteren." 

Het Centraal Planbureau spreekt van "onvoldoende effectief". Nu de analyse duidelijk is, is de vraag wat wij dan gaan doen. Ik realiseer mij dat het impopulaire maatregelen zijn. Een tijd geleden heb ik op de radio gezegd: "Juist om meer ouderen aan de slag te krijgen, moet je iets doen aan de seniorendagen." Daar word je niet populair van. Ik kreeg 854 negatieve reacties. Gisteren kregen we een brief waarin maatregelen staan die de minister wil nemen om de werkloosheid onder ouderen te bestrijden. Daarin gaat het ook over de cultuuromslag. De maatregelen die volgens het Centraal Planbureau nodig zijn, laat de minister echter over aan de polder, maar daar neemt men die maatregelen niet. Nog steeds bevat meer dan de helft van de cao's zogeheten "ontzie-maatregelen". Ik zei het al: de bouwsector doet er zeventien jaar over om ze af te bouwen. Wil de minister de bonden met rust laten, of wil hij ouderen aan het werk helpen? 

De Wet werk en zekerheid werd al genoemd. Die is dit jaar ingegaan. Ik ga in op een aantal onderdelen van die wet. Want gaat het daarmee wel goed? We hebben al kunnen horen dat in de recreatiesector seizoenwerkers en ondernemers ontevreden zijn, bijvoorbeeld op campings. Afgelopen vrijdagochtend was op RTL Nieuws te zien dat zowel een campingeigenaar als de man die al acht jaar bij hem seizoenwerk doet, ontevreden is over deze wet. Ze moeten noodgedwongen afscheid nemen van elkaar. Dan deugt er iets niet. Ja, wordt er dan gezegd, vakbonden mogen toch, alweer in die cao, sectorspecifieke afspraken maken om het probleem op te lossen? In de recreatiesector is dat niet gelukt. Wat vindt de minister hier nou van? Als zowel de werkgever als de werknemer ontevreden is, kan de minister toch niet accepteren dat het daarbij blijft? Ik kan mij voorstellen dan de minister van Werkgelegenheid dan wil ingrijpen. 

Ik heb ook mensen gesproken uit de onderhoudssector. Dat zijn dus de mannen en vrouwen die zorgen voor isolatie en schilderwerk. Ik heb gevraagd: hoe pakt die wet bij jullie uit? Zijn jullie eruit gekomen met de bonden? Ze zeggen: nee, dat lukt niet. Ze zeggen: weet u wat wij hebben gedaan? We hebben een eigen uitzendbureau opgericht voor flexibele arbeidskrachten, want het lukt niet. Ze zeggen: eigenlijk zijn we allemaal ontevreden, dus zowel de ondernemers als de werknemers. Omdat we er met de vakbonden niet uit kwamen, moeten we het door deze wet nu zo doen. In net Nederlands heeft dat een verlies-verliessituatie. Wil de minister dit nu echt? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik vermoed dat de heer Mulder zich zojuist twee keer versprak. Hij had het erover dat de vakbonden afspraken maken. Mijn eerste vraag aan de heer Mulder is of dat klopt. De tweede vraag is of de heer Mulder weet welke afspraken LTO en de vakbonden, dus de werkgevers en de werknemers recentelijk hebben gemaakt. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Zeker. Er zitten twee partijen aan tafel. Ik kom op LTO. Die organisatie wordt nu namelijk genoemd. Vorige week kwam naar buiten dat LTO, de FNV en het CNV een akkoord hebben bereikt. Ik heb gelijk daarna de bollenhandelaar Fred Moolenaar gebeld; ik noemde hem al. Fred zei: ik heb "een beetje" aan deze nieuwe cao. Want die afspraak geldt voor enige functieschalen, namelijk functieschaal b: basis-schuurmedewerker. Ik heb echter ook mensen die met een heftruck en met hun handen werken. Voor hen geldt deze afspraak niet. Toch zijn zij ook seizoenwerkers. Hij zei dat zijn bond had ingestemd met deze cao-afspraken omdat men uitging van: beter iets dan niets. Hij zei: dit is echter verre van ideaal. Ik zei al dat hij een deel van zijn productie al naar Engeland had verplaatst. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik hoorde dat voorbeeld van die cao, maar ik wil graag dat de minister ook in deze cao van LTO duikt. Die cao is misschien wel aardig, maar geldt zij nou voor alle seizoenmedewerkers? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter … 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik heb gevraagd aan Anthos, de branchevereniging van bloembollenhandelaren, die bij de voorbereidende gesprekken met LTO had gezeten: hoe kan dit? Ik vroeg aan de mensen daar: waarom maak je dan die afspraken niet voor iedereen? Dit klinkt namelijk als een halve oplossing. Ze hadden geen idee. Blijkbaar is er iets aan de hand en zijn de vakbonden ergens bang voor. Ik ben benieuwd wat dat is en ik vraag de minister om daar in te duiken. Dit kost gewoon werk. Het werk wordt gewoon letterlijk naar het buitenland verplaatst. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik neem aan dat de heer Mulder die ondernemer, met wie hij blijkbaar veelvuldig contact heeft en op wie hij bijna zijn hele bijdrage baseert, ook heeft gemeld dat hij zich vervolgens bij zijn vertegenwoordiger LTO kan melden. Die organisatie vertegenwoordigt hem immers. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dat heb ik gedaan! 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Oké. Oké. Oké. Nou ja, dan is er ook iets mis in het lijntje van de werkgevers, maar er is een afspraak gemaakt. Het kan. De minister kan daar ook mee uit de voeten. Tenminste, er is in ieder geval ruimte in de Wet werk en zekerheid om die aanvullende afspraken te maken. Eén daarvan is buitengewoon interessant, want na vier jaar zou je een vast contract kunnen hebben. Dan smeer je het uit over het hele jaar en hebben wij vanuit die oude praktijk van negen maanden werk en drie maanden WW, waarbij die drie maanden WW eigenlijk een ondernemersrisico dekte, een nieuwe afspraak op tafel liggen. Vindt de heer Mulder die niet heel interessant, aangezien de WW daar ook nooit voor bedoeld was? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik vind het heel interessant, maar … De eerste vraag van mevrouw Vermeij is: hoe zit het dan met LTO Nederland? Ik heb dat gevraagd: het is toch gek dat er werk is, maar dat het niet wordt aangeboden? "Tja, de bonden willen niet en wij hebben gedacht: beter iets dan niets, want anders moeten wij van iedereen afscheid nemen of de productie verplaatsen." Dat is de afweging. Ik zie dat mevrouw Vermeij haar hoofd schudt, maar laten wij dan aan de minister vragen om daar in te duiken en te bekijken hoe het precies zit, zodat wij het weten en het werk kunnen houden. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

De discussie over de effecten van de seizoensarbeid loopt al ongeveer drie kwart jaar. Net als onder anderen mijn collega van D66 heb ik over seizoensarbeid steeds gezegd: deze wet heeft desastreuze gevolgen, bijvoorbeeld in de land- en tuinbouw. Ook de VVD heeft hier in eerdere debatten stoere dingen over gezegd, ook in de media daaromheen, maar als puntje bij paaltje kwam, kwamen de daden in het debat niet. De VVD-fractie heeft ook eind vorige week bij RTL Nieuws heel harde woorden gesproken over wat deze wet in de seizoensarbeid doet, maar nu zegt de heer Mulder: ik vraag de minister om er nog eens in te duiken. Ik zou de VVD-fractie graag willen uitnodigen om dat wat concreter te maken. Wat betekent dat? Wat voor termijn krijgt de minister daarvoor? Want als hij er maar lang genoeg induikt, dan is het probleem vanzelf opgelost, want dan zijn die seizoensarbeiders er gewoon niet meer. 

De heer Anne Mulder (VVD):

De heer Heerma loopt vooruit op mijn betoog, want dat ga ik de minister zo vragen. Maar wij zijn samen opgetrokken om deze wet aan te passen. Dan gaat het om de terugwerkende kracht van de transitievergoeding, zoals dat netjes heet. Daar hebben wij een paar keer aandacht voor gevraagd. Dat heeft de minister ook gezien. Toen hij zag dat de wet averechtse effecten heeft, is hij bereid geweest die aan te passen. Wij staan hier dus niet zomaar iets te zeggen. Als er echt een probleem is en wij dat hier weten neer te leggen, dan kijkt deze minister daar goed en redelijk naar en zegt hij: daar is een probleem, dat los ik op. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik ga het nog een keer proberen: in de land- en tuinbouw lijkt een oplossing te zijn gevonden, maar de recreatiesector heeft aangegeven dat men er bijna uit was, maar dat de onderhandelaars werden teruggefloten. Daar kwam geen oplossing. De heer Mulder schetste net dat dat een groot probleem is. Daar was geen twijfel meer over: dit is een groot probleem. Alleen is zijn vraag "minister, duik er nog eens in" mij te vaag. Op welke termijn moet er een resultaat liggen, omdat de VVD-fractie anders niet alleen gaat blaffen maar ook bijten? Want wij kunnen dit probleem niet vooruit blijven schuiven. Anders hebben wij straks een oplossing in de land- en tuinbouw, maar niet in de sport, niet in het onderwijs en niet in de recreatie. Dan geldt: de VVD staat erbij en kijkt ernaar. Wat is de concrete termijn waarop wij actie gaan ondernemen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik kom op de vraag van de heer Heerma. Hij noemt al het onderwijs. Daar dreigen problemen te ontstaan met deze wet. Wij hebben daar vragen over gesteld. Die zijn gisteren beantwoord. Op vragen over scholengemeenschap Kerobei in Venlo, Limburg, antwoordde de minister: dit is op te lossen. Hij heeft deze vragen beantwoord. Wij geven dat terug aan deze school en vragen: klopt het nou wat de minister zegt, kunt u hiermee uit de voeten? De heer Heerma had het ook al over de sportsector. Zijn collega Bruins Slot heeft daar vorige week aandacht voor gevraagd bij de begrotingsbehandeling van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ook voetbaltrainers waren allemaal tevreden. Ze werkten negen maanden, maar in de zomer als het clubhuis dicht was en de competities stillagen, hadden ze geen werk. Daarna gingen ze weer aan de slag. Daar was iedereen altijd tevreden over. Maar dat lukt sportverenigingen niet meer. Ook daarvoor vraag ik de minister: hoe zit dit? Welke oplossingen zijn er mogelijk? Wil hij zich daarin verdiepen? Dat geldt voor alle sectoren die ik noem. Ik wil dat de minister daar induikt en actief inventariseert welke sectoren te maken hebben met seizoenswerk, tegen welke knelpunten ze aanlopen en of die worden opgelost. En als dat niet lukt, moet de minister ervoor zorgen dat ze worden opgelost. Ik wil dat hij die sectoren actief in beeld brengt en de oplossingen aandraagt. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Maar de heer Heerma had natuurlijk wel een punt. We weten waar de problemen zitten, en die gaan overigens verder dan alleen het seizoenswerk: in het onderwijs, in de onderhoudssector, waar de bonden zijn teruggefloten door het hoofdkantoor van de FNV, in de recreatiesector, waar de onderhandelaars zijn teruggefloten door de FNV, en in de sport. De vraag aan de minister is dus ook niet om nog eens met een lijstje te komen. De vraag moet zijn hoe we dit op zo kort mogelijke termijn gaan oplossen. Ik herhaal dus de vraag van de heer Heerma. Hoe gaat de heer Mulder waarborgen dat die oplossing er komt? Het kan toch niet zo zijn dat de heer Mulder na tijden van waarschuwen, na tijden van bezorgdheid — de heer Mulder was zelfs negatief over de wet — vandaag niet verder komt dan de minister oproepen om vooral in gesprek te gaan? 

De heer Anne Mulder (VVD):

We roepen de minister op om te inventariseren, te kijken waar de knelpunten zitten en ze op te lossen. Wat ons betreft mag hij daarvoor de wet aanpassen. Wij willen dat overzicht over drie maanden hebben. In maart willen wij weten hoe de wet voor die sectoren uitpakt en of die wet werkt. En als de wet niet werkt, hebben we daarover een debat. 

De heer Van Weyenberg (D66):

We gaan dus weer drie maanden wachten. In de onderhoudssector zijn al die seizoensarbeiders hun baan dan helemaal kwijt. Die komen niet meer in dienst. Wat ik niet begrijp, is dat de heer Mulder zulke grote woorden spreekt — overigens terecht, want ik deel zijn zorg — en tegelijk dat hele winterseizoen voorbij wil laten gaan. Hij wil dat de minister pas over drie maanden het beeld geeft van wat er aan de hand is. Dat is toch geen daadkracht van de VVD? Het was toch iets met "aanpakken"? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Volgens mij roepen wij de minister op om aan te pakken en daar over drie maanden over te rapporteren. Als wij dat onvoldoende vinden, kunnen wij vervolgens bekijken wat wij daarmee kunnen doen. Wij roepen deze minister op tot actie. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

In het onderwijs werken geen seizoenswerkers. Scholen weten heel goed hoeveel leerlingen zij het komend jaar hebben en dus ook hoeveel leraren ze nodig hebben. Daar speelt een heel ander probleem dat wel degelijk hier ligt; daarbij gaat het namelijk om de financiering van het onderwijs. Is het probleem met de Wet werk en zekerheid niet vooral dat werkgevers nu zeggen: na twee tijdelijke contracten zit ik aan een werknemer vast en moet ik hem een vast contract geven? Daarmee worden mensen dus niet meer na drie, maar na twee tijdelijke contracten op straat gezet. Zou de VVD ervoor voelen om dat tweede contract te verlengen, zodat mensen in ieder geval langer aan het werk zijn? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Op dat onderwerp kom ik zo. Ik kom nu eerst bij het ontslagrecht. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mijn vraag gaat specifiek over de Wet werk en zekerheid. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik kom er zo op. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Oké, dan zal ik dat even afwachten. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Is het ontslagrecht nu versoepeld of juist strenger geworden? Het beeld bij sommigen was dat de Wet werk en zekerheid het ontslagrecht soepeler zou maken. De minister heeft echter duidelijk gemaakt dat dat niet het geval is. In het Financieele Dagblad van 27 juni stelde hij: "In zekere zin wordt ontslaan lastiger, want er wordt strenger toegezien op de dossiervorming. De werkgever moet veel beter aantonen dat zijn werknemer al langer niet goed functioneert. Een bedrijf dat tot nu toe geen goed dossier had, kon dit nog afkopen bij de kantonrechter". In de brief van de minister van afgelopen vrijdag over de Wet werk en zekerheid staat: "De wijziging van het ontslagrecht kan ertoe leiden dat onder het nieuwe recht een verzoek om ontbinding door de kantonrechter wordt afgewezen waar dat onder het oude recht zou zijn toegewezen". Je kunt zeggen dat dat ook de bedoeling van de wet is. Het bevordert goed werkgeverschap, je kunt iemand minder snel ontslaan, je moet een goed dossier opbouwen. Maar kun je een klein bedrijfje om de hoek vragen om een goed dossier van zijn mensen aan te leggen? Als zelfs een grote organisatie, een groot voorvechter en kenner van deze wet, al moeite heeft met het toepassen van deze wet op haar eigen werknemers, te weten de FNV, hoe moet het dan met een klein bedrijfje waarvan de corebusiness niet het arbeidsrecht maar ondernemen is? Daarmee dreigt het vaste contract nog onaantrekkelijker te worden voor werkgevers, en bieden ze het nog minder snel aan. Dat is toch niet het effect dat deze minister beoogt? Wij ontvangen daar graag een reactie op. 

De Wet werk en zekerheid is net ingegaan. We hebben een brief ontvangen over het eerste beeld en een evaluatie. Wat de VVD betreft komen we nog apart te spreken over die evaluatie. Ik heb nog wel drie vragen. In het FD van afgelopen zaterdag citeerde columnist Mathijs Bouman uit het Twentse dagblad Tubantia. Het ging om een caissière die geen vast contract kreeg van de Albert Heijn. Ze wilde dat vaste contract helemaal niet. In de column stond: "Alleen minister Asscher eiste dat vaste contract voor haar. Ontslag was het gevolg." Wat vindt de minister van deze kritiek, die hij afgelopen zaterdag kreeg? De minister gaat de wet evalueren en monitoren en wil een aantal organisaties en wetenschappers betrekken bij de monitor. Wil hij ook de praktijk daarbij betrekken, zoals arbeidsrechtjuristen en de Vereniging voor Arbeidsrecht, waarin rechters zitten? Zo zien we niet alleen de wetenschap, zoals het Centraal Planbureau, en de uitvoering, maar ook de werkvloer, de praktijk. Graag krijg ik op dit punt een toezegging. 

De heer Ulenbelt (SP):

De heer Mulder klaagt nu over het ontslagrecht in de Wet werk en zekerheid, maar de VVD heeft gewoon voorgestemd. Heeft hij spijt van zijn stem of staat hij achter de steun van de VVD voor die wet? 

De heer Anne Mulder (VVD):

De VVD steunt deze wet en heeft daarbij gezegd dat er goed op moet worden gelet hoe die uitpakt. Ik heb het al gehad over de zogeheten terugwerkende kracht van de transitievergoeding. We hebben gemerkt dat de wet op dat punt slecht uitpakt. Als die slecht uitpakt, dan moeten we die aanpassen. Zo kijkt de VVD naar deze wet. We moeten goed de vinger aan de pols houden, want het gaat ergens over, namelijk over werkgelegenheid. Daarmee moet je geen risico's nemen en daarbij moet je de vinger aan de pols houden zodat je kunt ingrijpen wanneer het dreigt fout te gaan. Zo kijkt de VVD naar deze wet. 

De heer Ulenbelt (SP):

Iedereen die die wet toen had gelezen, had kunnen weten dat het een verbetering was. We hebben hier arbeidsjuristen gehad die allemaal zeiden dat het een verbetering voor de werknemer was. De VVD-fractie bleef roepen dat het een versoepeling was en dat het goedkoper was, maar wat de minister zegt, was precies de bedoeling van de wet. Welk cijfer geeft de heer Mulder achteraf, met de kennis van nu, voor dit onderdeel van de wet? Is het een voldoende of een onvoldoende? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik laat me wat dit betreft daar niet toe verleiden. Ik heb over voldoendes en onvoldoendes gezegd wat ik heb gezegd, maar het gaat me nu over de uitwerking van de wet. We moeten ervoor oppassen dat de wet niet het verkeerde effect heeft, waardoor mensen die willen werken, hun werk kwijtraken. Daarom moeten we de vinger aan de pols houden. Ik hoor meer Kamerleden dat vaak zeggen over deze wet. 

Voorzitter. Deze wet voelt voor een deel onrechtvaardig. Bedrijven moeten een zogeheten transitievergoeding betalen bij het ontslag van hun werknemers. Die vergoeding is deels bedoeld voor een overgang naar een nieuwe baan. Maar wat nu als een ondernemer die nieuwe baan al heeft geregeld? Is de transitievergoeding dan nog gerechtvaardigd? Ondernemers die dat doen, vinden van niet. Waarom zou je die vergoeding betalen wanneer je je werknemer al naar ander werk hebt bemiddeld? Dan is de transitievergoeding toch niet meer nodig. Wat vindt de minister hiervan? 

Ik kom dan bij het punt van GroenLinks. Wij bekijken hoe de wet uitpakt. Ik noemde al het voorbeeld van die caissière die na twee contracten haar baan helaas kwijt was. Pakt de wet niet goed uit, dan komen alternatieven, waarop GroenLinks vorig jaar bij motie heeft aangedrongen, in beeld. We moeten eerst bekijken of deze wet werkt. Zo nee, dan kijken we naar alternatieven. Dat is de volgorde der dingen. 

Werken moet lonen. We zijn blij dat het kabinet 5 miljard belastingverlichting in petto heeft, waardoor negatieve koopkrachteffecten worden voorkomen en werken meer gaat lonen. We hebben bij de voorbereiding van de begrotingsbehandeling vragen gesteld over het verschil tussen een gezin in de bijstand en een gezin dat werkt voor minimumloon; dit is vraag 3 bij de begroting. Een gezin in de bijstand met twee kinderen krijgt €22.690 en een gezin met het wettelijk minimumloon met twee kinderen, met alle toeslagen bij elkaar opgeteld, €24.577. Dat is nog geen €2.000 verschil. Mijn vraag aan de minister is: stimuleert dit iemand om vanuit een uitkering als eenverdiener voor het minimumloon aan de slag te gaan? 

De voorzitter:

Hebt u opgemerkt dat de spreektijd waarom u hebt gevraagd, inmiddels voorbij is? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ja. Dan heb ik nog één punt. Kan dat? Ik ben bijna klaar. 

De voorzitter:

Ja, we houden het allemaal bij. 

De heer Anne Mulder (VVD):

De VVD heeft twee jaar geleden al aangekaart dat er een woud aan inkomensregelingen is die elkaar soms tegenwerken en soms niet gestroomlijnd zijn. Mijn voorganger, mevrouw Van Nieuwenhuizen, heeft daarover een motie ingediend met het verzoek om na te gaan of de inkomensregelingen teruggebracht en gestroomlijnd kunnen worden. De minister heeft daarop geantwoord. Wij vonden dat antwoord eigenlijk een beetje teleurstellend. Hij zei: ik wil niet zozeer de regelingen stroomlijnen, als wel het inkomensbegrip en de data. Wil de minister komend jaar toch nog eens kijken naar het stroomlijnen van al die inkomensregelingen, die elkaar soms tegenwerken? Graag ontvangen we daarop een toezegging. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Uit de inbreng van de heer Mulder kan ik echt niet opmaken welk rapportcijfer hij uiteindelijk geeft, maar los daarvan is die inbreng bijna de inbreng van een oppositiepartij: hij heeft heel veel kritiek en vindt dat heel veel anders moet. Ik blijf met één zorg zitten, die ik graag met de heer Mulder wil delen. Het is helder dat op al die punten de partij van de heer Mulder en de andere coalitiepartij, de Partij van de Arbeid, lijnrecht tegenover elkaar staan. Is het gevolg nu niet dat we straks stoere taal hebben gehad van de heer Mulder, maar dat de uitkomst uiteindelijk is dat er anderhalf jaar niets gebeurt en dat er dus geen oplossing van de echte problemen is, zodat werkgevers mensen willen aannemen, mensen een scholingspotje krijgen en we echt de pensioenen hervormen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik hoop niet dat dat de uitkomst is. Ik heb gezegd dat er werk aan de winkel is. We hebben suggesties gedaan aan het kabinet, dat daarmee aan de slag moet en moet komen met daden. We zien uit naar de reactie van de minister. 

De heer Van Weyenberg (D66):

We hebben net een wat kolderieke vertoning gezien rondom het rapportcijfer. Ik hoop echt dat het de coalitie lukt, los van oordelen over ministers en los van exacte getallen, om de grote vragen op te lossen, zodat we, als we over anderhalve dag dit debat beëindigen, tegen mensen kunnen zeggen dat we echt wat doen om de werkloosheid aan te pakken, om echt klaar te zijn voor vernieuwing. Ik hoop dat dan niet de conclusie is dat de heer Mulder weliswaar wat ideologische veertjes heeft mogen opschudden, maar dat er niets, maar dan ook helemaal niets, van deze coalitie meer te verwachten valt. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Mijn hele bijdrage is en was gericht op het zorgen voor meer werkgelegenheid. Daar gaat het om. Dat is wat ons betreft ook de uitkomst van het debat dat we deze week voeren. Het gaat om maatregelen tot vergroting van de werkgelegenheid. Los van de cijfers — ik begrijp het — is dat de kern van de zaak. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

De VVD zegt het nu weer: alles wat de VVD in de Kamer doet, is gericht op meer banen. Het is echter de VVD die de btw verhoogde, de accijnzen verhoogde en de assurantiebelasting verhoogde. De VVD stemde ook tegen een motie van mijn fractie om de btw te uniformeren. Al die maatregelen van de VVD zijn juist gericht op minder banen. Hoe rijmt de heer Mulder dat met zijn wens tot meer banen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik heb het in het begin gezegd: als je economische groei wilt, moet je beginnen met de overheidsfinanciën op orde te brengen. Die moeten op orde zijn, want — ik zei het al — een begrotingstekort is niet meer dan een uitgestelde belastingverhoging of een bezuiniging. Daarvan worden mensen onzeker. Je moet dus eerst de overheidsfinanciën op orde brengen. Dat hadden we het liefst gedaan door niet de belastingen te verhogen. We hebben echter helaas maar 40 zetels. Dan kun je het niet helemaal doen zoals je wilt — dat is vervelend — maar dan moet het maar zoals het kan. Dat is gelukt. We zien nu dat de investeringen toenemen, dat het consumentenvertrouwen stijgt en dat er economische rugwind is. De kunst is nu om te profiteren van deze economische rugwind, zodat we meer banen krijgen. Daar gaat het om. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Helemaal van een liberaal zijn dit ontzettend aparte antwoorden. Er zijn natuurlijk altijd meerdere mogelijkheden om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Eén daarvan is: minder uitgeven als overheid. Daar koos u niet voor. U koos ervoor om de belastingen te verhogen. Belastingverhoging leidt tot minder banen. Uw verhaal staat dus haaks op uw wens. Dat is jammer. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Er is maar één probleem: we hebben een democratie. Soms betekent dat dat je niet 76 zetels hebt, dat je compromissen moet sluiten en dat je niet wegloopt voor je verantwoordelijkheden en het land op orde brengt. Dat hebben we gedaan. Daar zijn we trots op. Nu willen we profiteren van de rugwind die er is. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb aandachtig naar het hele verhaal geluisterd. Als je de minister in De Telegraaf een onvoldoende geeft en dappere woorden spreekt, geef de minister dan ook een duidelijke taakstelling op basis waarvan hij dan een voldoende kan krijgen. Dat heb ik van de VVD gemist. De Kamer vindt unaniem dat de minister niet heeft geleverd wat ze zou willen. Misschien vindt de PvdA dat overigens wel. Het kan echter niet zo zijn dat de VVD wegkomt met dappere taal en uiteindelijk niet komt met targets en duidelijke, heldere taal richting de minister. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik heb gezegd dat de resultaten te mager zijn. We hebben voorstellen gedaan om die te verbeteren. Ik had het over loondoorbetaling bij ziekte, over de cao en over de Wet werk en zekerheid. We zullen luisteren naar de minister en bezien wat hij met onze suggesties doet om meer werkgelegenheid te krijgen. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Het is niet alleen aan deze minister om de werkloosheid aan te pakken. Het is ook aan minister Kamp als het gaat om kredietverlening aan kleine ondernemers of bedrijfsoverdrachten. Welke voorstellen doet u aan uw eigen minister? De verkiezingen komen eraan en de coalitiegenoten schuiven de schuld van wat er niet goed is gegaan naar elkaar toe. Wat wel goed is gegaan, trekken ze naar zich toe. Bent u bereid om ook uw eigen minister hierin te bekritiseren? 

De heer Anne Mulder (VVD):

De begrotingsbehandeling van Economische Zaken is geweest. Daar heeft mijn fractie bij monde van Erik Ziengs het woord gevoerd. We doen nu die van Sociale Zaken. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Aan het eind van het betoog van de heer Mulder bleef ik toch met een vraag zitten. Zien we hier nou een VVD-fractie opereren die kritiek heeft op de coalitie of op het beleid van het PvdA-deel van de coalitie? Er zijn zo veel vragen en er zijn zo veel dingen niet goed gegaan, dat ik me zo langzamerhand afvraag of de VVD dit beleid helemaal niet steunt. Is dit nog coalitiebeleid of is dit PvdA-beleid? En als er toevallig een andere minister zit die wel de VVD-kleur heeft, is het dan wel goed beleid? Kan de heer Mulder daarop zijn licht nog eens laten schijnen? Hoe zit het nou eigenlijk? 

De heer Anne Mulder (VVD):

De heer Dijkgraaf ziet hier een VVD-fractie die wil dat de werkloosheid daalt en de werkgelegenheid stijgt. Die VVD-fractie ziet hij. Daarvoor hebben wij voorstellen gedaan, want het gaat nu niet goed genoeg met de daling van de werkgelegenheid. Sterker, die stagneert. We hebben een groot probleem met ouderenwerkloosheid. Daar moeten we wat aan doen. Mijn bijdrage is erop gericht om de minister daartoe op te roepen en daartoe aan te zetten, en suggesties te doen. Daar gaat dit debat over. De werkloosheid moet omlaag. Dat is mijn doel. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is een mooi doel. Ik ken geen partij hier die zegt: de werkloosheid moet omhoog. Toch? Ik kijk naar mijn collega's. Nee. Maar de kernvraag is natuurlijk of de VVD-fractie erkent dat het beleid dat deze minister en staatssecretaris voeren, coalitiebeleid is. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dit beleid is coalitiebeleid en daar moet nu een tandje bij. Het is trouwens niet zo dat elke fractie hier werkgelegenheid wil. Ik heb D66 al genoemd. Die partij wil het jeugdloon verhogen, wat leidt tot extra werkloosheid. Zij is tegen een belastingverlaging: 35 werklozen erbij. Zo eensgezind zijn we hier niet over werkgelegenheid. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Er is in verschillende interrupties al gerefereerd aan het rondje media van de VVD van afgelopen week. Er is echter één punt waarover de heer Mulder ook heel hard was, maar dat ik volgens mij in zijn bijdrage überhaupt niet heb zien langskomen. De heer Mulder was afgelopen week heel hard in zijn veroordeling van de banenplannen, de sectorplannen. Hij stak zijn negatieve mening niet onder stoelen of banken. In dit debat heb ik daar weinig over gehoord. Ik ben dus benieuwd of de VVD-fractie die banenplannen voor herhaling vatbaar vindt. En heeft de VVD-fractie er geen spijt van dat zij in juni, bij het verantwoordingsdebat, de motie van de heer Van Weyenberg niet heeft gesteund waarin de regering werd opgeroepen om te stoppen met die banenplannen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Als je bekijkt wat banenplannen hebben opgeleverd in de geschiedenis, zie je dat dat niet veel is. Wij hebben die banenplannen het voordeel van de twijfel gegeven. We zitten in een coalitie en dan sluit je compromissen. Toen het moment er was om er eventueel mee te stoppen, zeiden wij: wij staan voor onze handtekening, dus dat gaan we niet doen. Afspraak is afspraak; dat is de VVD. Nu er geld over is, moeten we bekijken hoe we dat nuttiger kunnen besteden. Wat dat betreft zijn de persoonlijke gesprekken bij het UWV belangrijk. Ik heb namelijk werklozen gesproken die zeiden: daar kan het beter. Dat lijkt ons bijvoorbeeld een goede bestemming. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Maar niet voor herhaling vatbaar, die banenplannen. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Mijn fractie zou het niet weer uit zichzelf doen, maar je weet nooit in wat voor coalitie je terechtkomt. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Wat betreft de belastingverlaging denk ik dat de heer Mulder vooral nog op zoek is naar die 100.000 banen die de coalitie ooit beloofde. D66 is elke dag bereid tot meer lastenverlichting, meer werk en minder vervuiling. Daarvoor hebben wij plannen gemaakt. Wij wachten op het lef van de VVD en de Partij van de Arbeid om die te steunen. 

Ik heb echter een andere vraag. Vindt de heer Mulder die banenplannen nou gewoon mislukt? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Het beeld was dat ze zouden leiden tot extra banen. Dat werd ook gezegd, zo konden we in Nieuwsuur zien. Ik moet echter zeggen dat dat niet is gelukt. De vraag is wat we anders met die 600 miljoen hadden kunnen doen. Het heeft echter niet geleid tot extra banen, zoals bij de presentatie werd gesuggereerd. Wat dat betreft zijn ze dus mislukt. Er zaten wel goede dingen in, maar dat mag natuurlijk ook wel voor dat bedrag. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Daarvan ligt nog 400 miljoen op de plank. Heel veel geld dat bestemd was voor de jeugdwerkloosheid is nog niet uitgegeven. Daarmee zijn jongeren dus niet geholpen. Het sectorplan in de bouw heeft niet gewerkt omdat het crisis bleef. Dat is overigens iets om op je in te laten werken: een crisisplan dat niet werkt omdat het crisis bleef ... Is de conclusie van de heer Mulder nu gewoon dat het mislukt is? Ik vraag het maar even scherp, want de heer Mulder heeft eerder over rapportcijfers ook wat mist laten ontstaan. Is het mislukt? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ja. In het begin is de suggestie gewekt dat het banen op zou leveren. Dat is nauwelijks gebeurd. Dan zou je dat geld niet nog een keer zo moeten aanwenden. De heer Van Weyenberg had het over lastenverlichting. Hij moet me maar eens uitleggen waarom zijn partij tegen koopkrachtverbetering en voor het verhogen van de werkloosheid is. Daar leidt het namelijk toe als je daartegen bent. 

De voorzitter:

Mevrouw Vermeij nog even? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ja, graag. 

De voorzitter:

Het kan allemaal. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dank u, voorzitter, want dit debat is toch wel belangrijk. Wij willen allemaal meer banen en een lagere werkloosheid. Maar hoeveel banen zijn er vorig jaar bij gekomen? Weet de heer Mulder dat? Het is echt niet genoeg; dat kan ik er bij voorbaat al bij zeggen. Wij spreken al die mensen ook en wij krijgen ook al die mails die de heer Mulder hier heeft voorgelezen. Hoeveel banen zijn erbij gekomen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Volgens het CBS zijn er vorig jaar 100.000 banen bij gekomen. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

138.000 banen. 

De heer Anne Mulder (VVD):

De vraag is of het niet nog meer kan. De werkloosheid stagneert en de ouderenwerkloosheid is hardnekkig. Daar gaat het om. Hoe gaan we optimaal profiteren van de economische groei? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dan wil ik toch twee opties combineren. De heer Mulder heeft heel veel gezegd in zijn bijdrage. Hij heeft gezegd dat het goed beleid is, dat er een tandje bij moet en dat hij meer vaste contracten wil, maar dat het daarvoor ook wat losser moet worden. Is dat ongeveer de samenvatting van zijn bijdrage? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Je kunt zeggen dat er meer vaste banen komen als je het voor werkgevers aantrekkelijker maakt om banen aan te bieden. Zo is het. Dat geldt ook voor ouderen. Dat gaat niet vanzelf. Daarvoor moet de je polder in en moet je misschien weleens even met je vuist op tafel slaan. Daartoe roepen wij de minister op. 

De voorzitter:

Tot zover deel één van de VVD. We gaan nu luisteren naar mevrouw Nijkerken-de Haan. Zij is de laatste spreker voor de dinerpauze. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Voorzitter. Ruim 1,6 miljoen mensen in Nederland zijn afhankelijk van een uitkering. Ruim 1,6 miljoen mensen doen in Nederland dus niet mee op onze arbeidsmarkt. Dat is zonde van hun talent, voor henzelf en voor ons land. Ruim 1,6 miljoen mensen zit in bestanden van het UWV en de sociale diensten van de gemeenten. Of het nu gaat om WW-, WIA-, Wajong- of bijstandsuitkeringen, te veel mensen staan aan de kant. Ze zijn verdwaald in een complex systeem waarbij de rol van de overheid te groot is geworden en te zelden iemand vraagt: wat heb je nodig om weer aan het werk te komen? Die groep van 1,6 miljoen mensen neemt maar niet af. Als we doorgaan zoals we dat tot nu toe gedaan hebben, zal dat ook niet veranderen. Het is tijd dat de minister en de staatssecretaris de handen uit de mouwen steken en hun mooie ambities omzetten in concrete daden, ook omdat het nodig is om onze mooie sociale voorzieningen voor onze kinderen en kleinkinderen te kunnen behouden. 

Op de website van het UWV staat dat het hun missie is om mensen die afhankelijk worden van een uitkering, weer perspectief te bieden op werk en hun deelname aan de maatschappij te bevorderen. Maar de werkzoekende die met het UWV in aanmerking komt, is slechts zelden enthousiast. Laatst sprak ik een man van begin 50. Hij was jaren leidinggevende geweest in een drukkerij, maar vanwege een faillissement was hij werkloos geworden. Hij had op eigen kracht binnen zes weken weer een fulltime baan gevonden. Hij wilde daarom zijn eerste afspraak bij het UWV voor een intake annuleren. Helaas. Het UWV zei, per e-mail natuurlijk, dat afzeggen verboden is, nieuwe baan of niet. Zowel deze man als het UWV hadden hun tijd natuurlijk veel beter kunnen besteden. Vorige week kreeg ik ook een twitterbericht doorgestuurd: van elk contact met het UWV word je toch echt een beetje verdrietig; alsof je altijd iets fout doet. De reactie van het UWV-webcareteam daarop was: nog even volhouden, het is bijna weekend! Is dit hoe we vinden dat het UWV mensen naar werk moet begeleiden en mensen moet bejegenen? 

De problemen gaan verder dan alleen de behandeling van mensen. Ook de interne processen laten te wensen over, zoals de bedrijfsvoering. Aan de ene kant is die volledig digitaal, maar aan de andere kant mogen re-integratiebureaus hun rapportages alleen per post aanleveren. Op het voorblad moet het juiste vakje aangekruist zijn, want anders verdwijnt het dossier volledig in de mist, voor de rest van de periode waar het om gaat, en dan worden mensen dus niet geholpen. 

De lijst met euvels is lang: de werkwijze en de prioritering bij herbeoordelingen van mensen met het WGA-label en de mankementen van Werk.nl. Het is vijf voor twaalf. Zoals al duidelijk werd in het VAO dat voor dit debat plaatsvond, willen wij geen mooie woorden, maar daden. Graag een reflectie van de minister op deze voorbeelden. Wat was zijn ambitie bij het aangaan van deze klus? Vindt hij zelf dat hij op koers ligt bij dit dossier? 

De heer Ulenbelt (SP):

Nu moet de VVD het toch niet doller maken. Alle kritiek op het UWV die mevrouw Nijkerken uit, is hartstikke terecht, maar het was minister Kamp in een kabinet waar de VVD in zat, die het UWV honderden miljoenen bezuinigingen oplegde. Mensen eruit, computers erin. En nu zien we de problemen. Dan kan zij dat deze minister niet verwijten, maar dat moet zij zichzelf verwijten. Waar zijn de VVD-voorstellen om het UWV meer geld te geven, zodat het UWV weer de menselijke maat kan toepassen in plaats van die kafkaëske computers? Waar zijn die voorstellen dan? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Er is bezuinigd, daar hebben wij inderdaad in voorgaande kabinetten onze handtekening voor gezet, maar dat wil niet zeggen dat je je organisatie niet zo kan aanpassen dat het past bij het budget dat je krijgt en dat je nog steeds op een fatsoenlijke manier met mensen omgaat. Dat heeft volgens mij helemaal niets te maken met euro's. 

De heer Ulenbelt (SP):

Als je er 4.000 mensen uitflikkert bij het UWV, als je zegt dat het allemaal via computers moet, en als ze dat allemaal doen, dan is het toch laag en vals om kritiek te hebben op de mensen bij het UWV die er nog wat van proberen te maken? Door u zijn die bezuinigingen daar terechtgekomen en nu gaat u die medewerkers hier een beetje voor schut zetten. Dat kan toch niet? Geef dan de minister er een hoop geld bij, zodat het daar weer menselijk wordt. Doe dan mee met de SP: menselijke maat bij het UWV. Maar dat wilt u ook niet. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Volgens mij gaat het om het aanpassen van de processen. U zegt dat er 4.000 mensen uit zijn gezet, want ik zal dat woord niet herhalen. Dan vragen wij ons af hoe het kan dat de processen zo ingericht zijn dat mensen die zelf een baan hebben gevonden en die inmiddels gewoon aan het werk zijn, kostbare tijd van die UWV-medewerker die er nog wel zit, moeten gebruiken. Daar gaat het ons om. Nogmaals, stem de processen af op het budget dat je krijgt. Deze minister wist toen hij aan deze klus begon hoe de zaak ervoor stond. Daar heeft hij ook zijn handtekening onder gezet. Ik ga zo verder met mijn verhaal. Dan komen wij vast met concrete voorstellen voor hoe het ook anders kan. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Het UWV heeft sinds kort een nieuwe directeur, de heer Tof Thissen uit Roermond. U bent een Limburger en ik ook. Hij is ook ex-senator van GroenLinks. Zegt u hiermee dat deze nieuwe directeur, die het UWV zou hervormen, een frisse wind zou laten waaien en de problemen zou oplossen, niet goed functioneert of zijn werk niet goed doet? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik haal de ervaringen aan waarmee ik geconfronteerd word. Mensen benaderen mij met deze verhalen. Wij zijn allemaal volksvertegenwoordiger en deze verhalen komen bij werkbezoeken of via e-mail bij ons binnen. Ik haal deze voorbeelden aan om ervoor te zorgen dat de nieuwe directeur met gezwinde spoed aan de slag gaat om met een frisse wind hiervoor een oplossing te bieden. Nogmaals, dat heeft echt niet altijd te maken met geld. Dat heeft ook te maken met een stukje mentaliteit en hoe je mensen bejegent. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Als deze nieuwe directeur goed zou functioneren, zou hij deze klachten en deze brieven niet krijgen. Hoeveel punten geeft u aan de directeur van het UWV, om de terminologie van de heer Mulder te gebruiken? Geeft u hem een voldoende of een onvoldoende? We zitten nu toch in de modus van voldoendes en onvoldoendes, dus wat verdient de directeur van het UWV, de heer Tof Thissen, volgens u? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik denk dat we vandaag genoeg rapportcijfers hebben uitgedeeld. Ik ga daar dus niet nog eens overheen met rapportcijfers. Wel doe ik een dringende oproep aan deze minister en staatssecretaris om hier oog voor te hebben en om hiermee aan de slag te gaan, omdat het ook anders kan. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb een punt van orde. 

De voorzitter:

Het moet wel echt een punt van orde zijn. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ja. Er wordt gesproken over een UWV-directeur Thissen, maar dat is een onderdirecteur. De echte baas van het UWV is de heer Bruno Bruins, toevallig lid van de VVD. Dat lijkt mij voor de discussie wel zo helder. 

De voorzitter:

Dat is genoteerd. Dank voor deze aantekening, die uiteraard totaal neutraal is, begrijp ik. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Nijkerken-de Haan noemde net een mail van een mevrouw die aangaf dat het UWV je steeds het gevoel geeft dat je wat fout doet. Dat is een terecht punt. Ik krijg namelijk ook wel zulke mails. Ik vraag me af welke mentaliteit er spreekt uit de uitingen van het UWV tegen deze mensen. Kan mevrouw Nijkerken-de Haan daar iets dieper op ingaan? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Het gaat erom dat er vanuit het UWV meer en meer gekeken wordt naar een maatwerksituatie per persoon. De een heeft misschien iets meer nodig, de ander misschien iets minder. Dat betekent dat je moet weten wie er in je bestand zit en dat je de gezichten ook echt moet kennen. Daar wil ik dadelijk ook verder op ingaan. Ik denk dat het een cruciale stap is als er begonnen wordt met de transparantie van bestanden, om zo mensen en werk aan elkaar te koppelen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben ook heel erg voor maatwerk. Was het echter niet juist de VVD die bij de Wet werk en bijstand vond dat er veel meer generieke dwangmaatregelen moesten worden opgelegd en dat mensen veel meer verplichtend behandeld moesten worden? Mevrouw Nijkerken-de Haan vindt dat mensen die bij het UWV zijn ingeschreven veel meer maatwerk moeten krijgen en veel meer persoonlijk benaderd moeten worden. Geldt dat dan ook niet voor mensen in de Wet werk en bijstand? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Volgens mij wordt er ruimte gegeven om maatwerk te leveren. Er moet echter wel een maatregel volgen als mensen zich niet aan dat maatwerk houden. Uiteindelijk is de bijstand het laatste vangnet dat wij hebben en daar moeten we zuinig mee omgaan. Iedereen die daar in zit, zal zich er volledig op moeten richten om daar zo snel mogelijk weer uit te komen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb er altijd moeite mee als we mensen die in de praktijk hun stinkende best doen bij een uitvoeringsorganisatie van de overheid, de schuld geven van zaken die ook het gevolg zijn van politieke keuzes die hier gemaakt zijn. Ik vind dat we dan bij onszelf moeten beginnen. Dat wil ik toch even gezegd hebben. 

Mevrouw Nijkerken-De Haan bood echter een heel aardige opening. Zij zei dat we mensen die gewoon aan het werk zijn hier niet mee moeten lastigvallen. Ik heb een heel concreet voorstel, namelijk dat de heer Ulenbelt en ik in de tweede termijn een motie indienen om een einde te maken aan de kafkaëske situatie dat mensen die een baan hebben en die over twee of drie weken beginnen, toch nog moeten blijven solliciteren, met de hele bureaucratie die daarbij hoort. Heb ik mevrouw Nijkerken-de Haan goed begrepen dat de VVD die motie gaat steunen? Dat zou mij veel plezier doen. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik zal die motie met belangstelling tot mij nemen en daar volgt dan een oordeel op. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat stemt mij optimistisch. Mijn tweede punt betreft de fraudebestrijding. Mevrouw Nijkerken-de Haan zei ook dat we mensen die er niets aan kunnen doen, niet moeten lastigvallen. De Fraudewet zorgt er echter voor dat we niet altijd de mensen pakken die bewust de fout ingaan, maar dat juist mensen die zich per ongeluk vergissen als fraudeur worden weggezet. De VVD was altijd tegen aanpassing van de Fraudewet. Ik heb mevrouw Nijkerken-de Haan echter net horen zeggen dat mensen die zich gewoon vergissen in ingewikkelde systemen, niet meer als fraudeur behandeld zullen worden. Mag ik dat vreugdevolle nieuwe element in de bijdrage van de VVD noteren? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Volgens mij legt de heer Van Weyenberg mij woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken. De VVD is nog steeds van mening dat de Fraudewet niet aangepast hoeft te worden. Bij een vergissing kan het boetebedrag aangepast worden. Dat kan volgens mij gewoon in het boetebesluit geregeld worden. De Fraudewet hoeft wat ons betreft dus niet aangepast te worden. 

De vraag is of het UWV en de Sociale Dienst echt weten wie die 1,6 miljoen mensen zijn die op dit moment aan de kant staan. Die wetenschap is de basis. Dat geldt voor alle mensen die op dit moment afhankelijk zijn van een uitkering. Wat zijn iemands competenties? Waar is iemand goed in? Die kennis is onontbeerlijk om überhaupt de vraag naar werk te koppelen aan een vacature bij een werkgever. Hoe maken we de bestanden zo toegankelijk dat kandidaten en werkgever elkaar gemakkelijk kunnen vinden? Het zijn immers de ondernemers die banen scheppen en die graag mensen daarvoor aannemen. Helaas hoor ik nog te vaak dat werkgevers mensen aan het werk willen helpen, maar dat sociale diensten onvoldoende kandidaten kunnen leveren en dat terwijl zo veel mensen om werk staan te springen. Werkgevers haken dan af. 

De staatssecretaris heeft ons recentelijk een brief geschreven over de vereenvoudiging van de Participatiewet. Zij onderschrijft het belang van een transparante en toegankelijke registratie van het bestand. Dit was met name gericht op het doelgroepenregister. Wat de VVD betreft moet dit gelden voor alle bestanden. Er is geen tijd te verliezen. Ook hierbij is het na mooie woorden tijd voor daden. 

In september hebben we de initiatiefnota van collega Schut-Welkzijn behandeld. Toen bleek dat het beleid van het UWV mensen die niet duurzaam arbeidsgeschikt zijn, mensen in de WGA, onvoldoende helpt. Te lang is er te weinig naar hen omgekeken. De VVD wil ervoor zorgen dat een arts deze mensen volgt en professioneel herbeoordeeld na een behandeling, zodat zij weer gaan werken als zij dat kunnen. Wij hebben daar al vele malen over gesproken, maar helaas is het van de kant van de minister bij mooie woorden gebleven. In de tweede termijn zal ik de minister daarom oproepen het beleid van het UWV hierop aan te passen. 

De heer Ulenbelt (SP):

Sinds Rutte met zijn kabinet begon, zijn er 60.000 mensen bij gekomen in de bijstand. U zegt dat heel veel mensen aan het werk willen en we hebben ongeveer 166.000 vacatures. Dat klopt helemaal niet met elkaar. Welke concrete plannen heeft de VVD om de mensen in de bijstand die kunnen werken aan een baan te helpen? In mijn eerste termijn heb ik daar een voorstel voor gedaan. Steunt de VVD dat, om mensen in de bijstand die dat kunnen aan een baan te helpen? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Nee, de VVD steunt dat niet. De SP wil dat doen via regelingen die alleen nog maar meer geld kosten. Ook zou de overheid die banen moeten creëren. Wij geloven er nog steeds in — wij blijven dat geloven — dat ondernemers banen scheppen. Met het verlagen van de lasten voor werkgevers worden deze banen gecreëerd. Wij geloven er niet in dat ze door de overheid worden gemaakt. 

De heer Ulenbelt (SP):

Wij allen, zoals wij hier zitten, zijn eigenlijk gesubsidieerd personeel, want wij worden betaald door de belastingbetaler. Volgens mij is daar niets mis mee, of u zou uw subsidiebaan ter plekke moeten willen inleveren. 

Maar heel concreet: waarom wel voor 500 miljoen weggeven aan werkgevers, wat 7.000 banen oplevert, en niet bijna 500 miljoen weggeven voor 30.000 banen? Dat gaat naar heel nuttige dingen als oren en ogen in de wijk of conciërges op scholen. Het is een gouden kans voor de VVD om mensen uit de bijstand en aan het werk te krijgen. Waarom steunt zij dat nou niet? En anders moet zij stoppen met schelden op mensen in de bijstand. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik scheld niet op mensen in de bijstand; dat zijn uw woorden. Ik hoop dat zo veel mogelijk mensen in de bijstand straks weer aan het werk kunnen komen. Daarom zijn we druk bezig met lastenverlichting, zodat werkgevers weer mensen aan kunnen nemen, ook de mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Volgens mij is ons beleid daar volledig op gericht. Wat de heer Ulenbelt met zijn voorstel wil, is boven op een uitkering van ongeveer €13.000 nog eens €13.000 overheidsgeld leggen, om vervolgens een soort gesubsidieerde Melkertbanen 2.0 te creëren. Dat is eerder al niet gelukt en dat gaat nu weer niet lukken, want dat kost te veel geld. 

Voorzitter. Als we weten welke mensen het zijn, kunnen we hen van het UWV of de gemeente naar werk begeleiden. De harde waarheid is dat, ondanks alle inspanningen, de overheid nog steeds onvoldoende in staat is om mensen effectief naar werk te begeleiden en te re-integreren. Elk jaar geven we 3 miljard euro belastinggeld uit aan re-integratie. Dat is een hoop geld. Het is goed dat ZonMw onderzoek doet naar de vraag of al die re-integratietrajecten die gemeenten inzetten ook echt werken. 

Misschien zou minder overheidsbemoeienis juist meer soelaas bieden. Er worden gelukkig steeds meer initiatieven genomen waarbij private partijen geld willen investeren in het aan werk helpen van mensen. Dat is geen vrijblijvend hobbyisme, maar investeren met het verlangen dat het iets structureels oplevert. Re-integratie leent zich volgens de VVD goed voor experimenten waarbij de overheid en de lokale overheid een soort "pay for success"-prestatiecontracten afsluiten met private partijen. Het rendement wordt dan pas betaald als blijkt dat de vooraf vastgestelde prestaties zijn gerealiseerd. Het moet dus echt aantoonbaar iets opleveren. De ervaringen zijn tot nu toe veelbelovend. 

Een ondernemer als Sandra Ballij weet mensen met een zintuigelijke beperking weer aan het werk te krijgen. Anders zouden zij met een IVA-uitkering volledig en voorgoed als arbeidsongeschikt door ons systeem zijn afgeschreven. Zo is ook Chris Kamp, een ondernemer uit Rotterdam, samen met een groep betrokken ondernemers uit zijn regio kortgeleden gestart om mensen uit het zogenoemde "granieten bestand" van de gemeente weer aan het werk te helpen. Het gaat daarbij om mensen bij wie de meeste gemeenten niet eens meer aan re-integratie denken. Het enige wat nodig blijkt te zijn is een goed particulier initiatief en een overheid die gemotiveerde kandidaten levert. De VVD roept de minister op om nader onderzoek te verrichten naar de kansen en mogelijkheden van dit soort private investeringen in het begeleiden van mensen naar de arbeidsmarkt. Welke wetten en regels staan dit soort initiatieven in de weg? Ik hoor graag hoe de minister hier tegenover staat. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij spelen gemeenten ook een belangrijke rol bij re-integratie. Begrijp ik het nu goed dat de VVD er hier voor pleit om gemeenten meer mogelijkheden te geven om te experimenteren op dit punt? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Waar het gaat om re-integratie met private partijen, ja. Dat zijn dan de zogeheten "pay for success"-contracten. Dus je maakt vooraf afspraken en op het moment dat achteraf blijkt dat mensen duurzaam zijn uitgestroomd, zou je het rendement terug kunnen betalen aan de investeerder vanuit de schadelastbeperking die er is vanwege het feit dat er minder aan uitkering is verstrekt. Dus dat heeft niets te maken met de experimenten die mevrouw Voortman voorstaat waar het erom gaat mensen geen verplichtingen meer op te leggen, die we nu juist met elkaar in de Participatiewet hebben afgesproken. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het doel is volgens mij dat ervoor gezorgd wordt dat mensen aan het werk komen. De voorstellen die ik heb gedaan en waar ook veel steden echt om zitten te smachten, zorgen ervoor dat mensen sneller aan het werk komen Dus als mevrouw Nijkerken-de Haan dit voorstelt, dan zou het heel logisch en consequent zijn als ze gemeenten ook meer mogelijkheden geeft om te experimenteren op het terrein van de bijstand. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Er is een experimenteerruimte, zoals mevrouw Voortman heel goed weet. Alleen, die moet dan wel passen in de letter en geest van de wet. En daarover hebben we nu juist met elkaar afgesproken dat er wel een aantal verplichtingen tegenover staan om je, indien je noodgedwongen gebruik moet maken van een bijstandsuitkering, ook weer zo snel mogelijk uit die uitkeringssituatie geraakt. Het betekent dus niet dat je gaat experimenteren en je daar een groep tegenover gaat zetten tegen wie je zegt: alsjeblieft, hier heb je het geld of hier kun je €1.000 bijverdienen. Daar gaat de VVD niet in mee. 

Ik heb al eerder gezegd dat het de ondernemers zijn die banen mogelijk maken in Nederland. Dat geldt dus voor de Nederlandse arbeidsmarkt, maar de wereld houdt niet op bij onze landsgrenzen. In Winschoten zit 13,9% van de mensen die kunnen werken thuis met een uitkering terwijl aan de andere kant van de grens, in Bunde, slechts 5,5% geen werk heeft. Hetzelfde zie je in Enschede. Daar heeft 18% geen betaald werk terwijl in het Duitse Gronau, aan de andere kant van de grens, dat percentage 4,5 is. Een kans voor open doel zou je zeggen. Helaas kijken zowel UWV als de grensregio's nog steeds te weinig verder dan ons land reikt. We delen een grens van ruim 1.000 km met Duitsland en België en over die grens zijn vacatures te over. Er is veel werk voor Nederlanders die afhankelijk zijn van een uitkering. Uit brieven van de regering over grensoverschrijdende samenwerking blijkt dat er in de afgelopen jaren tal van initiatieven en activiteiten van bedrijven, kennisinstellingen en overheden zijn ontplooid. Er is recent vanuit Economische Zaken een actieteam grensoverschrijdende economie en arbeid ingesteld dat bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende ministeries, grensgemeenten, provincies, VNG en de euregio's op bestuurlijk en hoog ambtelijk niveau. Ik haal dit uit de brief die we daarover van de regering ontvangen hebben. Maar wat levert het nu concreet op? Als je bij grensgemeenten gaat vragen wat dit team nou precies doet, dan weet bijna niemand waar je het over hebt. En dat was nou juist niet de bedoeling. In een aantal eerdere debatten hebben we hier ook al aandacht voor gevraagd. Natuurlijk is het goed voor de euregionale arbeidsmarkt als je diploma-erkenning eenvoudig kunt regelen en als er plekken zijn waar je informatie kunt krijgen over de verschillen in wet- en regelgeving tussen Nederland en de Duitse en Belgische grensgebieden. De VVD is echter wel wat teleurgesteld over de concrete daden in dezen van zowel de minister als de staatssecretaris. Ikzelf heb daarvoor in eerdere AO's ook al de aandacht van de staatssecretaris gevraagd. De resultaten vinden we te mager. Het grootste knelpunt is dat veel mensen zich blindstaren op de verschillen, maar die kunnen met een praktische instelling en de juiste mentaliteit overbrugd worden. In plaats daarvan proberen allerlei geleerden elkaar over en weer te overtuigen van verschil in wetgeving, belastingsysteem en sociale zekerheid en het gaat jaren duren als we daarop moeten wachten. We praten elkaar op die manier de put in. Dat gebeurt echter niet in het Heuvelland, in het mooie Zuid-Limburg. Gewoon doen, is daar het devies. Daar boekt Pentasz, de sociale dienst in het Heuvelland, veel goede resultaten met zijn pragmatische werkwijze. Deze sociale dienst ontzorgt cliënt en werkgever, begeleidt de cliënt letterlijk naar zijn potentiële nieuwe werkgever en regelt al het papierwerk, zoals de ziektekostenverzekering of de aanmelding bij de Belastingdienst. Ook houdt hij intensief contact met de werkgever en de geplaatste cliënt om direct te kunnen handelen als er een probleem dreigt. Als een Nederlands diploma omgezet moet worden naar een diploma volgens Duitse normen, regelt de dienst dat ook en indien nodig laat hij mensen proefdraaien, zoals vrachtwagenchauffeurs of heftruckchauffeurs. Pentasz benadert enerzijds zelf rechtstreeks werkgevers en anderzijds uitzendbureaus in Duitsland. Op deze manier vult de dienst zo veel mogelijk vacatures in. Zoals eerder gezegd, is het mooie dat hiermee heel goede resultaten worden behaald. Pentasz heeft hiervoor slechts één persoon in dienst: een bevlogen Duitse vrouw die de arbeidsmarkt goed kent en niets mooier vindt dan mensen aan werk helpen. De grootste uitdaging is ook hier weer om steeds de geschikte kandidaten te vinden — daarvoor is dus inzicht in de kaartenbak nodig — en om bij langdurige werkloosheid kandidaten weer arbeidsfit te maken. De aanpak werkt. Alleen al in 2015 zijn er tot september in die kleine arbeidsmarktregio in totaal 51 mensen via Duitse werkgevers duurzaam uit een uitkering uitgestroomd. Voor het Heuvelland betekent dit dat 20% van de mensen die uitstromen naar werk, uitstroomt naar de Duitse arbeidsmarkt. De kunst is om het concept verder uit te bouwen voor de veertien arbeidsmarktregio's langs de grens, niet ieder voor zich en elkaar beconcurrerend, maar vertrekkend vanuit de expertise die is opgedaan in Zuid-Limburg. Ook Enschede kent een pragmatische aanpak, die zich kenmerkt door het samenbrengen van ondernemers en het stimuleren van taalonderwijs. De VVD roept de minister ertoe op om deze goede voorbeelden tot standaard te verheffen en andere arbeidsmarktregio's in de grensgebieden hierover te informeren, zodat ook zij deze kansen kunnen grijpen. 

We roepen de minister en staatssecretaris ertoe op om de handen uit de mouwen te steken. We hebben geen tijd te verliezen. 

De heer Sjoerdsma (D66):

We hebben nu een kleine twee uur naar bijdragen van de VVD geluisterd. Het woord "integratie" is daarin niet gevallen. Je zou daarmee bijna vergeten dat we voor de enorme opdracht staan om de instroom van asielzoekers hier in Nederland te laten landen. Waarom heeft de VVD integratie niet genoemd? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

We hebben zo allemaal onze bijdragen. Wij hebben hier geen actief punt van gemaakt. Er wordt in heel veel debatten over gesproken. De Kamer spreekt daar iedere week meerdere keren over. Het is een belangrijk onderwerp; dat ben ik absoluut met de heer Sjoerdsma eens. Wij spreken nu echter over de SZW-begroting voor 2016. Er zijn meer onderwerpen van belang, dus dan moet je keuzes maken. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan moet ik constateren dat de VVD wegkijkt van deze enorme opgave, waar ons land nu voor staat. Ik zal één voorbeeld geven. De VVD is, net als D66, een partij die mensen niet in de bijstand wil zien. Nu is gebleken dat beheersing van de taal mensen twee tot drie keer meer kans op een baan geeft en dus ook twee tot drie keer minder kans op bijstand. De VVD wil dat mensen pas gaan integreren bij een verblijfsduur vanaf vijf jaar. Pleit de VVD daarmee niet voor een bijstandsexplosie? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Nee, de VVD is heel realistisch over integratie. Mensen die hier komen en die zicht hebben op terugkeer naar het land van herkomst, willen wij hier niet van het begin af aan het gevoel geven dat zij kunnen blijven door hen van alle kanten te stimuleren om de taal te leren. Er zijn mensen die wel zicht hebben op een langer verblijf hier; we willen dat zij zo snel mogelijk de taal leren en dat zij kunnen meedoen. Er is echter ook een groep mensen die hier tijdelijk is en echt weer terug moet. 

De heer De Graaf (PVV):

Ik sloeg daar ook op aan. Mevrouw Nijkerken en de heer Mulder hebben gesproken over al die mensen die bij het UWV staan ingeschreven. Het zijn er 1,6 miljoen. De heer Mulder vertelde: ik wil dit en ik wil dat en de VVD wil dat. Eigenlijk rennen mevrouw Nijkerken en de heer Mulder met z'n tweeën weg van de sociale puinbak die zij de afgelopen drie jaar samen met de minister en de staatssecretaris hebben georganiseerd. Het is namelijk een sociale puinbak geworden in Nederland. Welk verhaal vertelt mevrouw Nijkerken namens de VVD aan al die werklozen, aan al die mensen in de bijstand, aan die 300.000 zzp'ers die droog brood eten, over de bijna 100.000 asielzoekers — het zijn geen asielzoekers, maar asieleisers; het zijn eigenlijk gewoon migranten — die zij de afgelopen anderhalf, twee, tweeënhalf jaar Nederland heeft binnengelaten? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Er is inderdaad een enorme toestroom van mensen die asiel vragen. U kent ook de verdragen. Op het moment dat mensen zich hier melden, kunnen wij ze niet zomaar weigeren. Wij stellen alles in het werk om de opvang hier zo sober en onaantrekkelijk mogelijk te maken, maar op het moment dat mensen zich hier melden en graag asiel willen aanvragen, hebben wij ons ook aan de verdragen te houden. Wij richten er alles op om mensen zo veel mogelijk in de regio te kunnen opvangen om te zorgen dat zij die overtochten niet maken, maar wij zijn verplicht mensen op te nemen die hier komen en aan de deur kloppen. 

De heer De Graaf (PVV):

Het overgrote deel van die mensen is gewoon migrant, dus daarop zijn de asielverdragen helemaal niet van toepassing. Dat zijn migranten, economische gelukszoekers, dus die moeten gewoon weg. Dat is dus al geen verhaal dat de VVD heeft voor al die werklozen die we in Nederland hebben. 

Daarnaast zijn de enige mensen die de VVD de afgelopen drie jaar aan het werk heeft geholpen de mensen van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de directie, buschauffeurs, mensen die bedden plaatsen, wat bedrijven die toeleveranties doen. Een oud VVD-raadslid dat toevallig ook een vakantiepark in Oranje heeft, dat nu weer gevuld is met en een hoge bezettingsgraad. Dat zijn de enige mensen die de VVD geholpen heeft, maar wel over die ruggen van al die mensen die belasting betalen, al die mensen die ook werkloos zijn geworden dankzij de VVD. Voor de rest heeft de VVD ze helemaal niets te melden. Ik vind het verhaal van de VVD in de afgelopen twee uur heel erg mager en ik denk dat daarvoor eigenlijk alleen maar een excuus op zijn plek is. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik laat die woorden aan de PVV. Wat moet je daar nog mee? Jullie roepen alleen maar. Roeptoeteren en blaten, maar weinig concrete acties. 

De heer De Graaf (PVV):

Lekker makkelijk! 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ja, dat is het voor u. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik vind het bijna surrealistisch dat de grootste partij van Nederland, die altijd heel stoere verhalen heeft over integratie en immigratie in kranten en tijdens verkiezingen, helemaal niets meldt in de eigen bijdrage als het gaat om integratie. Ik hoor graag de visie van de VVD op het integratievraagstuk. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Volgens mij hebben wij in de afgelopen periode juist als VVD, als grootste partij, iedere keer plannen gelanceerd hoe wij daarmee omgaan. Daarover wordt hier in de Kamer drie tot vier keer per week gedebatteerd. Wij vonden het nu van belang om de problemen die de arbeidsmarkt kent onder de aandacht te brengen, om te zorgen dat er meer vaste banen komen. Dat is de keuze die wij hebben gemaakt. Ik ben benieuwd naar uw inbreng. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat is in ieder geval positief. Een ander punt, waar ik net al op aansloeg, is de visie van de VVD op integratie. U zegt nu dat daar veel over wordt gesproken in de Kamer. Prima, maar we zijn hier bij het belangrijkste debat over Sociale Zaken, de begroting. Dan is het minste wat je kunt verwachten van de grootste partij van het land dat ze aangeeft wat haar visie is op dit enorme probleem. We hebben een probleem met extremisme, met islamitisch radicalisme, en u zegt daar helemaal niets over. Dus nogmaals, wat is uw visie op dit probleem? Hoe gaan wij de integratie verbeteren volgens de VVD? En met welke plannen bent u dan gekomen? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Volgens mij hebben wij het plan van mijn collega Azmani gelanceerd. Dat is inmiddels Europees beleid. Dat gaat inderdaad over immigratie. Op het moment dat mensen hier komen en er daadwerkelijk zicht op hebben dat zij hier langere tijd mogen blijven, zullen wij er alles aan moeten doen om hen ook zo snel mogelijk de taal te laten leren en om er inzicht in te krijgen wat zij kunnen en hoe we die mensen dan zo snel mogelijk kunnen begeleiden naar de arbeidsmarkt. Niet anders dan dat voor al die andere Nederlanders geldt, die op dit moment ingeschreven staan bij het UWV of bij de sociale dienst. Want op het moment dat ze hier mogen blijven, is er geen onderscheid en zullen wij er dus zo snel mogelijk inzicht in moeten krijgen wat deze mensen kunnen en hoe we ze dan zo snel mogelijk maar werk kunnen begeleiden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Iedereen hier in deze zaal weet dat hoe langer mensen werkloos zijn, hoe moeilijker het is om ze weer aan het werk te helpen. Is het dan niet heel raar dat het juist de VVD is die zegt dat asielzoekers pas wanneer het duidelijk is dat ze hier mogen blijven aan het werk geholpen mogen worden? Dan is iemand hier al jaren, maar ondertussen is er helemaal niks met die persoon gedaan om hem te activeren. Zou het niet veel logischer zijn als mensen al vanaf de eerste dag worden gestimuleerd om te werken? Dan zorgen wij ervoor dat ze later niet in de bijstandsbestanden komen. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

En daarmee de aantrekkelijkheid van Nederland nog verder vergroten? Nee, zeggen wij, zo veel mogelijk mensen opvangen in de regio, het zo onaantrekkelijk en zo sober maken als mogelijk is. Als mensen hier komen en uiteindelijk vast komt te staan dat ze mogen blijven, dan zeggen wij: ja, daarmee gaan wij aan de slag. Maar eerst moet duidelijk zijn of die mensen mogen blijven. Als wij vanaf het begin heel veel tijd, effort en vooral geld in die hele groep steken, dan kiept Nederland om. Dat kunnen wij niet aan. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Nijkerken moet beter naar de feiten kijken. Als we weten dat mensen hier mogen blijven, dan is het beter dat ze vanaf het begin aan het werk zijn. Daarmee voorkomen wij dat ze een leven lang in de bijstand komen. Daar komt bij dat, als mensen vanaf het begin aan het werk zijn, zelfs de terugkeercijfers beter zijn. Als de VVD zo voor terugkeer is, dan is het beter om ervoor te zorgen dat mensen zo snel mogelijk aan het werk komen. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Daarover verschillen wij van mening. Als uiteindelijk vast komt te staan dat mensen hier mogen blijven, dan gaan wij op alle mogelijke manieren met ze aan de slag, maar tot dat moment niet. Wij willen mensen ook niet onnodig de hoop geven dat ze hier langer kunnen blijven en van een uitkering en bijstand kunnen genieten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Wellicht doet de VVD er goed aan, wanneer men wil voorkomen dat mensen moeten vluchten voor oorlog en onderdrukking, om geen zaken te doen met landen als Saudi-Arabië en Qatar en geen wapens meer te leveren, zodat er geen bommen kunnen worden gegooid, waardoor mensen niet hoeven te vluchten. Wellicht is het een goed idee om Syrië minder te bombarderen en te zoeken naar een oplossing, zodat mensen in hun land kunnen blijven. Wellicht is het ook een idee dat de VVD zich houdt aan de mensenrechten en wat minder deals sluit met regime als die van Turkije. Dat zijn allemaal suggesties waarmee kan worden voorkomen dat mensen moeten vluchten. 

Mijn vraag gaat over de mensen die hier al wonen, arbeidsmigranten. Die waren welkom voor de VVD, want goedkope arbeidskrachten. Maar ook voormalig gastarbeiders die hier inmiddels Nederlander zijn geworden. De VVD kaapt alle voorzieningen weg. De VVD bezuinigt op en verkoopt de sociale volkshuisvesting, verhoogt de huren, en laat de mensen in de volkswijken stikken. Welke drie maatregelen neemt de VVD om integratie, samenleven in Nederland mogelijk te maken? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Volgens mij hebben wij het nu over de begroting Sociale Zaken. We moeten er alles aan doen om zo veel mogelijk banen te creëren, want werk is de manier om in je onderhoud te voorzien. Dat geldt ook voor arbeidsmigranten, waar mevrouw Karabulut het over heeft. Daar begint het voor ons. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb niet het begin van een antwoord gehoord. Volgens mij heeft de VVD dat antwoord ook niet. De VVD is zelf het probleem. Ja, werk en inkomen zijn ontzettend belangrijk, maar dat regel je niet door miljarden te storten in de kassen van de banken, door miljonairs te ontzien en de rekening vervolgens neer te leggen bij mensen die in volksbuurten wonen. Dat doet u niet op die manier, om vervolgens weg te kijken van de groeiende segregatie en de tweedeling, door geen taal te organiseren, door banen weg te snijden en door 60.000 mensen meer in de bijstand te zetten. Dat is het beleid en het resultaat van Rutte I en Rutte II. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik zeg daar dit over: de SP doet met zijn voorstellen niets meer en niets minder dan het verder ophogen van de overheidsuitgaven. Dat leidt tot een enorme lastenverzwaring voor ondernemers. Daardoor worden geen banen gecreëerd. De VVD staat die aanpak niet voor. De SP en de VVD zullen wat dit betreft altijd van mening blijven verschillen. Wij gaan elkaar niet van ons standpunt overtuigen. 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, even kort. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik constateer dat het de VVD is die verantwoordelijk is voor de hoge werkloosheid. Ik constateer dat het de VVD is die 400.000 kinderen in armoede laat stikken. En ik constateer dat het de VVD is die geen enkele, maar dan ook geen enkele, oplossing heeft voor de integratie: geen taalcursussen, geen spreiding, helemaal niks. Nu worden weer dezelfde fouten begaan en dat is teleurstellend. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik constateer dat het de VVD is die de overheidsfinanciën weer op orde heeft gebracht. Ik constateer dat het de VVD is die 5 miljard lastenverlichting kan doorvoeren en daarmee banen kan creëren. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik constateer dat er heel veel racisme en discriminatie is in Nederland. Uit de cijfers blijkt dat we op een hoogtepunt zitten. Discriminatie zorgt ervoor dat heel veel jongeren geen baan krijgen. Eén op de drie jongeren met een niet-westerse achtergrond heeft geen baan door discriminatie. Ik heb de VVD een uur lang gehoord over allerlei zaken en problemen. De VVD heeft een achterban met veel ondernemers. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Mijn vraag is: wat gaat de VVD concreet doen om de discriminatie aan te pakken? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ook daarover is in het verleden al heel veel gedebatteerd. Het is natuurlijk heel vervelend dat je, als je een achternaam hebt die niet klinkt als Jansen, De Vries of noem een andere … 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Öztürk. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik wilde uw naam niet gebruiken, maar u doet het zelf. Het is dan natuurlijk heel vervelend dat je 1-0 achter staat. Dan kun je twee dingen doen. Je kunt je schouders laten hangen of je kunt je ertegen verzetten en door blijven gaan. Dat is de oproep die ik doe. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Blijven vechten, dat is het verhaal van mevrouw Nijkerken. Ze zegt: ondernemers, blijf maar discrimineren en werknemers, ga maar invechten en accepteer de discriminatie. Los hiervan, het verhaal van mevrouw Nijkerken gaat recht in tegen het beleid van de heer Asscher. Is ze nog steeds blij met het beleid van de heer Asscher of vindt zij, wat ik uit haar inbreng begrijp, dat het beleid van de heer Asscher niet deugt? 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Discriminatie is nooit goed, maar het is een utopie te denken dat de overheid het bij wet allemaal kan regelen en organiseren zodat het niet meer plaatsvindt. Dus nee, discriminatie is niet goed. Maar nogmaals, je kunt je erbij neerleggen, of je kunt, zoals de heer Öztürk — u staat hier ook — of noem een andere naam, het ombuigen, positief zijn en het blijven proberen. Nogmaals, discriminatie is niet goed te praten, maar niet met een wet uit te bannen. 

De voorzitter:

Na de schorsing gaan we luisteren naar de heer Heerma. Ik dank u voor uw bijdragen en wens u veel plezier vanavond. 

De vergadering wordt van 19.32 uur tot 20.20 uur geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

De voorzitter:

We gaan verder met de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In de eerste termijn van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Pieter Heerma van het CDA. Hij heeft aangegeven een minuut of 22 te willen gaan spreken. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Voorzitter. De eerste zin van mijn bijdrage was dat het na drie jaar Rutte II een goed moment was om de tussenbalans op te maken voor minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma. De bijdrage van de VVD horende, is dat niet de meest originele openingszin bij dit debat. Ik deel een deel van de kritiek van de VVD: de tussenbalans is niet alleen maar positief. Ik kijk naar de effecten van ingevoerde wetten en de rafelige randen die dat heeft opgeleverd. Ik wijs op onvoorziene effecten en weeffouten. Daarmee ontstaat een ongemakkelijk beeld. 

De Wet werk en zekerheid — de helft van het debat met de VVD ging er daarnet over — kent veel problemen. Ik noem de dagloonregeling in de WW. Zelfs nu nog wordt gediscussieerd over de vraag of de problemen opgelost zijn. De terugwerkende kracht van de transitievergoeding moest al worden gerepareerd. De ketenbepaling in de seizoensarbeid leidt tot versneld ontslag in plaats van tot een vaste baan. De land- en tuinbouw en de recreatie, het onderhoud en het onderwijs, sportverenigingen, de noodoproepen die ons via e-mail bereiken stapelen zich op. Het is al met al niet zo'n fraai beeld. 

Ik hoop dat de staatssecretaris het mij vergeeft als ik zeg dat het quotum in de Participatiewet niet werkt. Dat moet hersteld worden: goedwillende werkgevers die afhaken, gemeentes die niets begrijpen van dat doelgroepregister, een wet die de kansen voor de doelgroep niet vergroot, maar de concurrentie binnen de doelgroep heeft aangewakkerd. 

En dan de banenplannen en sectorplannen. Honderden miljoenen zijn in een tijd van crisis en bezuinigingen uitgegeven. Het resultaat: heel veel plannen, heel veel bureaucratie, veel achterstanden bij de uitvoering van plannen, maar vooral geen banen. Wat het CDA betreft is dit niet voor herhaling vatbaar. 

Dan de Wet aanpak schijnconstructies, die leidt tot problemen bij het verlonen voor het minimumloon. Bij de behandeling van de wet hebben wij daarover flink gediscussieerd onder aanvoering van collega Dijkgraaf van de SGP, die daarover een amendement heeft ingediend. Wij hebben de vraag gesteld of dit niet tot problemen zou leiden. De discussie ging toen voornamelijk over de uitzendsector, maar inmiddels zijn er ook noodkreten gekomen vanuit de schuldhulpverlening en vanuit de sociale werkvoorziening. In de brief die we hebben gekregen, wordt er voor de schuldhulpverlening in dit opzicht een oplossing en vooral duidelijkheid geboden. Voor de sociale werkvoorziening is er tijd gekomen, maar nog geen oplossing. Ik ben benieuwd wat de minister op dit punt in het komend halfjaar wil gaan doen en welk perspectief er geboden kan worden, ook indachtig het amendement van collega Dijkgraaf, dat bij de behandeling van het wetsvoorstel al een rol speelde. Daarbij ging het over "ja, mits" of "nee, tenzij". 

Over het aanhoudende gedoe bij het UWV is volgens mij door de voorgaande sprekers en ook tijdens het hieraan voorafgaande VAO voldoende gezegd. Er zijn ook diverse moties ingediend, onder andere een motie van collega Ulenbelt, die mijn fractie meeondertekend heeft. 

Tegen de achtergrond van deze wetten met die rafelige randen en onvoorziene effecten, zien we een arbeidsmarkt die schever groeit doordat werkgevers de last niet meer willen dragen en collectieve afspraken uit lijken te hollen als gevolg van uitzend- en zzp-constructies. We zien ook een coalitie waarin liberalen en socialisten elkaar iets te vaak lijken vast te klampen en te verlammen. 

Is het daarmee somberheid troef? Volgens mij liggen er ook nog steeds volop kansen. Laten we de kansen oppakken die er liggen op een dossier waar dat volgens mijn fractie als eerste moet gebeuren. Ik doel op een verdere hervorming van de arbeidsmarkt. De brug tussen enerzijds de kosten en risico's die gepaard gaan met het in vaste dienst nemen van iemand, en anderzijds de totale vrijheid van het werken met zzp'ers, is nog niet geslagen. Vast is te vast en flex is te flex. Dat geldt nog steeds. 

Vanuit de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) is ongeveer een jaar geleden een mooie voorzet gegeven. Daar hield men een pleidooi voor het treffen van meer regelingen en meer voorzieningen voor álle werkenden, ongeacht de contractvorm. Dit is een benadering die zo logisch is dat je er eigenlijk niet omheen kunt, zeker als je wilt voorkomen dat als gevolg van de uitholling waarover ik het had, collectieve afspraken steeds meer tot het verleden gaan behoren. Echter in de polder zien we te vaak dat wantrouwen en taboes overheersen. Dat heeft de minister tijdens AO's dit voorjaar zelf ook gezegd. Ik heb het over de mate waarin de polder de politiek belobbyt om het salomonsoordeel te geven in plaats van dat men er aan de onderhandelingstafel zelf uit komt. Maar ook in de politiek werkt dit door. Naar de mening van mijn fractie laat de Partij van de Arbeid daar haar oren iets te vaak hangen naar alleen het geluid van de FNV. De VVD daarentegen bejubelt in allerlei opinieartikelen de Angelsaksische arbeidsmarkt. De uitzinnige vreugde en opluchting bij het vooruitschuiven en parkeren van het ibo-zzp-dossier onlangs, vormt daarvan het meest recente dieptepunt. 

Ook loondoorbetaling bij ziekte is te ambitieloos vooruitgeschoven. Met de gekozen richting voor een oplossing voor werkgevers met minder dan tien medewerkers zullen de problemen niet echt worden opgelost. Er moet echt wel iets gebeuren om die neerwaartse spiraal op de arbeidsmarkt te stoppen, en ook om de patstelling, zowel in de polder als in de politiek, te doorbreken. Ik wil een belangrijk deel van mijn bijdrage aan dit debat gebruiken om daar een voorzet voor te geven. Ik hoop dat de minister daar morgen, tijdens zijn eerste termijn, ook uitgebreid op in zal gaan en de handschoen wil oppakken. 

Wat gaat er namelijk mis bij die loondoorbetaling bij ziekte? De kern is dat de ervaren financiële risico's bij langdurige ziekte te groot zijn. Dat geldt vooral in het mkb. De verplichting om loon bij ziekte door te betalen, wordt door ondernemers gezien als een risico dat zij niet kunnen afdekken in tarieven. Steeds meer mkb'ers zien zich daarom genoodzaakt om werknemers met een hoog risico van ziekte af te stoten of niet aan te nemen. Het aantal flexwerkers stijgt en cao's beginnen leeg te stromen. Als dat zo een aantal jaren doorgaat, ontstaat er echt een probleem bij de collectieve voorzieningen en de collectieve afspraken. Vooral oudere werknemers zien zich genoodzaakt om hun loopbaan voort te zetten als flexwerker of zzp'ers, omdat een vast contract er niet meer in zit. De heer Mulder had het daar ook al over en onlangs hebben we daarover een hoorzitting gehouden. Men doet hetzelfde werk, maar nu meestal zonder verzekering, want deze oudere werknemers vormen een risicogroep en kunnen zich daardoor moeilijk verzekeren. Dat is een heel groot probleem in het huidige systeem. Als het goed met je gaat, denk je er misschien niet aan om je te verzekeren, en als je het nodig hebt, val je buiten de risicoselectiecriteria, of wordt de verzekering zo duur dat die bijna niet meer betaalbaar is. Dat geldt zeker aan de onderkant van de markt. Daarmee heeft de loondoorbetaling van twee jaar bij ziekte direct bijgedragen aan de groei van het aantal flexwerkers. Dit werkt vooral door aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het werkt ook oneigenlijke concurrentie op tarief in de hand en daarmee verdringing. Als dit doorgaat, dan komen sociale voorzieningen voor werknemers in ultimo zo erg onder druk te staan dat het niet wenselijk is. Niet alleen bedrijven met personeel maar ook de echte zelfstandige ondernemers zonder personeel ondervinden schade van een negatieve tariefspiraal. Bedrijven kunnen het risico van loondoorbetaling bij ziekte niet dragen en stoten werknemers dus af. 

Wij stellen daarom voor om te komen tot een algemene basisverzekering loondoorbetaling. Deze zou ook kunnen werken als een hervormingsmechanisme voor de arbeidsmarkt. Die basisvoorziening dekt het inkomensdervingsrisico voor een periode van maximaal twee jaar af, de periode tot de huidige WIA-keuring, nadat er eerst een periode van acht weken is verstreken waarin de werkgever alsnog het risico draagt. Daarmee wordt de periode van loondoorbetaling bij ziekte voor de werkgever verkort van twee jaar naar acht weken, naar twee maanden. 

De basisverzekering die erna volgt, zou wat ons betreft vormgegeven kunnen worden langs de logica van het huidige zorgstelsel, namelijk een wettelijke verankering die wordt uitgevoerd door de markt, door private partijen, met volledige acceptatie van iedereen onder gelijke voorwaarden zonder risicoselectie. Daarmee worden de risico's gedeeld, wordt de premie aanvaardbaar voor alle deelnemers en worden zelfstandigen met een hoger risico niet uitgesloten. Daarmee kan valse concurrentie op arbeidsvoorwaarden ook voor een belangrijk deel worden vermeden. 

De risico's voor de individuele werkgever moeten verminderen, vooral in het mkb, oudere werknemers krijgen meer kans om ertussen te komen en zzp'ers gaan ook deel uitmaken van het systeem. Dat zal bij veel zzp'ers, zeker aan de bovenkant van de markt, tot weerstand leiden, want die houden niet van verplichtingen. Maar wil je dit systeem goed werkend maken, dan is het, in lijn met de gedachte van werkgeversorganisatie AWVN, nodig dat die verplichting er voor iedereen komt. Dat zou het voorstel van mijn fractie zijn. 

De reacties van vandaag zowel uit de politiek als de polder stemmen hoopvol. Deze patstelling, het feit dat er iets moet gebeuren om dit op te lossen, wordt door iedereen beleefd. Maar ik heb de verschillende kanttekeningen gezien. D66 wil geen verplichting voor zzp'ers. De PvdA is bang dat zaken vooral op de werknemer zelf afgewenteld gaan worden. Vanuit de polder, vooral vanuit zzp'ers zelf, waren er ook kritische reacties. Maar door alles heen proef je, onder andere bij Bouwend Nederland, MKB-Nederland, de ABU en de FNV vanmiddag nog, een basis van positiviteit in de zin van: het is een interessant idee, wij willen dit oppikken. 

Daarom wil ik de minister voorstellen om de basislijnen van deze gedachte, bedoeld om een patstelling te doorbreken, bij de SER neer te leggen en om de SER te vragen daarover te adviseren. Dat zou heel goed gekoppeld kunnen worden aan een motie die onlangs is aangenomen in de Eerste Kamer onder aanvoering van ChristenUnie-senator Ester, die vrijwel Kamerbreed in de Eerste Kamer gesteund is en waarin wordt verzocht de SER te vragen om met oplossingen te komen voor langdurige werkloosheid. Wat mijn fractie betreft zou dit voorstel, dit idee daaraan gekoppeld kunnen worden vanuit de gedachte dat je langdurige werkloosheid niet kunt oplossen zonder ook naar de loondoorbetaling te kijken. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik vind het een mooi plan. Ik vind het ook goed om het aan de SER voor te leggen. Dit is een belangrijk probleem. In mijn eigen bijdrage zal ik daar ook mee starten. Dan haak ik straks mooi aan bij het betoog van de heer Heerma. Dan heb ik mijn inleiding straks alweer gehad. Dat scheelt weer tijd, want volgens mij hebben wij nog wel even te gaan. Maar mijn vraag gaat over het volgende. Als je naar de zzp'ers kijkt, waarom is het dan nodig om dat te verplichten? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Dé zzp'er bestaat niet. Zzp'ers zijn een breed scala dat begint bij de echte zelfstandige ondernemer en eindigt ergens bij de echte schijnconstructies aan de onderkant van de arbeidsmarkt, maar in die lijn daartussenin is in steeds mindere mate sprake van echt ondernemerschap. Ik denk dat de heer Dijkgraaf tijdens de crisisperiode ook mails heeft gekregen van mensen bij wie het echt is misgegaan en onder wie het sociale vangnet is weggeslagen. Deze mensen zitten in de onderste helft van die zzp-groep. Als we dan toch een regeling maken die oplossingen biedt voor de arbeidsmarkt, laten we dit dan meenemen en laten we die zzp'ers een basis bieden in de lijn van het voorstel van de AVVN. Zo'n basis kan alleen maar verplicht zijn. Een heel belangrijk bijkomend voordeel daarvan is dat je het probleem van de oneerlijke concurrentie oplost. Die oneerlijke concurrentie zorgt ervoor dat ouderen er niet meer tussenkomen en alleen nog maar goedkoop en zonder verzekering als zzp'er aan de slag kunnen. Daarom pleit mijn fractie voor die verplichting. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zie het voordeel inderdaad wel. Er is natuurlijk een groot aantal zzp'ers die eigenlijk helemaal geen zzp'ers maar werknemers zouden willen zijn. Misschien moeten we ook meer aandacht hebben voor de vraag hoe we ervoor zorgen dat deze mensen geen zzp'er meer zijn, maar werknemer kunnen worden. Is de heer Heerma, als hij het bij de SER neerlegt, ook geïnteresseerd in modellen waarin op de een of andere manier nog onderscheid kan worden gemaakt? Voor een zelfstandig ondernemer die, zoals de heer Heerma het formuleert, misschien aan die bovenkant zit, is het een groot goed dat hij zijn eigen keuzes kan maken. Voor die groep heb ik er wel moeite mee dat je die weer verplicht tot iets wat ze eigenlijk niet willen. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik ben heel blij dat de heer Dijkgraaf bij interruptie al een deel van zijn eigen termijn heeft kunnen doen. Dat komt ook omdat hij in essentie en op hoofdlijnen dezelfde gedachtegang volgt, namelijk dat de impasse doorbroken moet worden en er echt iets moet gaan gebeuren met dit dossier. Ik geloof daarbij wel in een verplichting; de SGP heeft daar meer twijfels over. Laten we het met elkaar bij de SER neerleggen en hem er in alle wijsheid naar laten kijken. Als de SER vervolgens de afweging maakt dat een deel van de zzp'ers dispensatie zou moeten krijgen, ga ik dat niet bij voorbaat afschieten. Ik vind het vooral belangrijk dat de impasse doorbroken wordt. Daar heb ik een voorzet voor willen geven, en ik hoop dat wij elkaar in dat opzicht een hand kunnen geven. 

De heer Ulenbelt (SP):

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen kwam dit onderwerp ook aan de orde. Toen hebben de fractievoorzitters van de grootste partijen een motie ingediend om dit probleem van loondoorbetaling bij ziekte aan de orde te stellen. De reactie van de minister daarop is nogal mager, zoals de heer Heerma terecht vaststelt. De heer Heerma zegt dat private verzekeraars dat moeten uitvoeren. Het Verbond van Verzekeraars reageerde vanmiddag door te zeggen dat het geen verplichte verzekering wil. Dat lijkt mij een probleem. Het tweede probleem is als volgt. Ten aanzien van zzp'ers wordt het ziekterisico in de eerste twee jaar helemaal niet als probleem gezien, maar wordt er eerder gewezen op het niet betalen van pensioenpremie en arbeidsongeschiktheidsverzekering. Ik vind het dus een sympathiek plan maar nogal ondoordacht. Het stelt mij overigens gerust dat de heer Heerma nu voorstelt om het idee aan de SER voor te leggen met de opdracht om een list en een oplossing te verzinnen. Mag ik het zo verstaan? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Er zit vrij veel in deze vraag. Ik ben blij dat de SP-fractie het sympathiek vindt. Dat de heer Ulenbelt het plan ondoordacht vindt, zal ik mij dan maar zelf aanrekenen. Ik heb met mijn fractie een poging willen doen om de impasse te doorbreken. Daarom heb ik een voorstel neergelegd waarvoor veel partijen iets moeten inleveren, maar waar ook veel voordeel uit te halen is. De oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt is een punt waar ook de SP zich altijd heel er druk over maakt. Dat pakken we hiermee aan, en ook proberen we de kans op werk voor oudere werknemers te vergroten. Ook heb ik gezien dat onder andere het Verbond van Verzekeraars en de OVAL kritisch hebben gereageerd, evenals het CNV en de FNV. Zo heeft iedereen de plussen en de minnen aangegeven. Wat de slotvraag van de heer Ulenbelt betreft: ja, ik wil het heel graag bij de SER neerleggen. Gelet op de reacties vanuit MKB-Nederland en het FNV heb ik hoop dat ze dit probleem willen oplossen. Als we elkaar daar kunnen vinden, ben ik al heel tevreden. Dan kunnen we met elkaar over onderdelen van mening verschillen. Ik snap namelijk dat de SP niet voor uitvoering door private verzekeraars is. Dat is een consequent standpunt van de SP. Ik denk echter dat dat wel nodig is, omdat de private verzekeraars dit beter kunnen dan de overheid met een openeinderegeling. Ik heb er vertrouwen in: publieke waarborgen, private uitvoering. Laten we de SER daar in zijn wijsheid eens naar laten kijken. 

De heer Ulenbelt (SP):

Dat lijkt mij heel verstandig, want waar de minister mee kwam was inderdaad te weinig. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Eens. 

De heer Ulenbelt (SP):

De hoofdlijnen die de heer Heerma benoemt, mogen ook nog door de SER geamendeerd worden. Begrijp ik dat goed? Als dat zo is, dan lijkt het mij heel verstandig om de vraag bij de SER neer te leggen. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

De CDA-fractie gaat met haar dertien zetels in de Tweede Kamer niet de SER dicteren, maar ik heb een concreet voorstel gedaan omdat dit is waar de CDA-fractie in gelooft. Het is niet zo dat wij, ongeacht waarmee de SER komt, zeggen: halleluja, dit is een fantastisch idee. Tegen de heer Dijkgraaf heb ik gezegd dat ik het vooral belangrijk vind dat de SER dit gaat oppakken omdat we het probleem te lang vooruitgeschoven hebben. Daarover hebben we diverse debatten met de minister gehad. Het voorstel dat er nu ligt, dat verstopt zit in het ibo-rapport over zzp'ers, is te mager en lost de problemen niet op. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Natuurlijk kun je altijd plussen en minnen aangeven wanneer een collega-Kamerlid met een voorstel komt. Mij spreekt het aan dat er wordt gekeken naar alle werkenden en naar een manier om het meer te collectiviseren. Ik heb wel de vraag hoe het zit voor de werkgever. De werkgever heeft nu een prikkel om te investeren in de zieke werkende. Op het moment dat je het doet zoals de heer Heerma voorstelt, valt die prikkel volgens mij weg. Hoe ziet de heer Heerma dat? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Dit is een van de redenen waarom een aantal partijen zeggen dat de loondoorbetalingsperiode überhaupt niet moet worden verkort. Dat is een van de onderdelen van de discussie die we al heel lang voeren. We zien nu alleen dat voor veel werkgevers selectie aan de poort een belangrijk preventiemiddel wordt. Die prikkel willen we met elkaar niet geven. Het is verdedigbaar om te zeggen dat we teruggaan naar acht weken, juist door de uitvoering van de private verzekeraars. Het is de moeite waard om na te gaan of we veel meer dan in het verleden die prikkel hebben georganiseerd om die mensen weer aan de slag te krijgen. Dat werkt ook beter. Ik heb er veel vertrouwen in dat we met zo'n systeem niet teruggaan naar de oude situatie met de hoge uitval door ziekte die we in het verleden hadden, juist omdat die private verzekeraars erop zetten. Nogmaals, het houden bij twee jaar geeft een verkeerde prikkel. Selectie aan de poort zal mevrouw Voortman ook zelf niet willen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Een ander aspect waar ik vraagtekens bij heb zijn de kosten voor de werknemer. Zeker voor werknemers met een lager salaris vrees ik dat dit best een behoorlijk prijskaartje kan hebben. De heer Heerma wil het graag voor advies neerleggen bij de SER. Is het dan een idee om de SER te vragen wat die ervan vindt dat zo'n regeling eventueel inkomensafhankelijk wordt? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Als je iets met premie financiert, heeft het vaak een inkomensafhankelijke component. Laten we eerlijk zijn: loondoorbetaling bij ziekte heeft in zichzelf wat betreft de hoogte ervan ook een inkomensafhankelijke component. Dit is niet zo'n ingewikkelde vraag om bij de SER neer te leggen. Ik wil er eerlijk over zijn dat het wel effecten gaat hebben. Ik denk dat een groot deel van de financiering van zo'n basisverzekering kan plaatsvinden door de loonruimte die er bij de werkgevers ontstaat omdat ze niet meer individueel verantwoordelijk zijn en ook omdat we zzp'ers bij het systeem houden. Ik kan niet bij voorbaat zeggen dat het geen enkel effect heeft op de bijdrage van werknemers. Dat zal bij de uitwerking moeten blijken. Maar dat het een inkomensafhankelijke component heeft, lijkt mij bij loondoorbetaling bij ziekte evident. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De heer Heerma houdt een interessant betoog. Hij heeft gezegd dat wij enigszins kritisch zijn over het plan, maar ik denk dat wij heel positief zijn over het plan. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik bedoelde u niet persoonlijk. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee, nee, maar als fractie. Dit wilde ik toch even rechtzetten. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Dat is mooi. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Mijn fractie vindt het een interessante gedachte om zeker mee verder aan de slag te gaan. Uiteraard roept het voorstel vragen op. Zo heeft collega Voortman er al een aantal gesteld. Mijn vraag is hoe we het re-integratieproces, de betrokkenheid bij iemand die ziek is, een kwestie waarover we in dit huis ook veel praten, op een goede manier kunnen vormgeven in dit model met acht weken en een basisverzekering voor die twee jaar. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Volgens mij heb ik dat zojuist gezegd. We geven het vorm zoals het zorgstelsel. Die private verzekeraar heeft een heel groot belang om die re-integratie vorm te geven. Die betrokkenheid is er dus. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dan heb ik mij niet goed genoeg uitgedrukt. Er wordt acht weken doorbetaald en daarna volgt de verzekering. Een zzp'er heeft geen werkgever achter zich staan. Een werknemer heeft een werkgever achter zich staan. Staat die werkgever dan nog steeds achter die werknemer in de periode tot aan de WIA? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Volgens mij wel. Er zijn allerlei prikkels gecreëerd die werkgevers tot die betrokkenheid stimuleren. Mevrouw Vermeij zegt: ik wil niet terug naar de ziekteverzuimcijfers uit het verleden. Dat wil ik ook niet. Maar ik wil ook niet wat we nu aan problemen hebben met de arbeidsmarkt, waar ouderen niet meer tussen komen. Mevrouw Vermeij zegt: de PvdA is beginnend positief, laat de SER ernaar kijken om een doorbraak te realiseren. Wij zouden het daarom goed vinden als de SER goed kijkt naar hoe dit soort zaken zijn te voorkomen. Natuurlijk! Volgens mij wil niemand terug naar die hoge cijfers die we in het verleden hadden, maar willen we wel uit de patstelling komen. We willen wel een oplossing voor het probleem dat mkb'ers niemand meer aan durven te nemen en dat ouderen er niet meer tussen komen op de arbeidsmarkt. Volgens mij delen we, ook gelet op de reacties, heel veel van de dingen die opgelost moeten worden en … 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik maak mijn antwoord toch heel even af, voorzitter. We moeten bekijken hoe we daar verder in komen in plaats van dat we alleen maar kijken naar wat we niet willen. Dan blijft de huidige situatie namelijk voortbestaan. Volgens mij wil niemand dat. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik vind het altijd goed als partijen proberen om impasses te doorbreken. Ik had een soortgelijke oproep in mijn spreektekst staan. Wat betreft de zzp'ers maak ik een andere weging. Ik wil me even op het andere deel van het plan concentreren. Begrijp ik het goed dat de loondoorbetalingsperiode dus wel gewoon twee jaar blijft, maar dat de eerste acht weken direct, niet-verzekerd gefinancierd worden door de werkgever en dat er voor de periode daarna een collectieve verzekering komt? Als ik dat goed heb begrepen, is het dan ook zo dat een werkgever die het goed of slecht doet in het helpen re-integreren van zieke werknemers dus eigenlijk die eerste acht weken moet betalen, maar daarna niet een lage of een hoge premie betaalt? Blijft er dan wel genoeg prikkel voor die werkgever over? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

We verschillen van mening over dat eerste punt, de zzp'er. Dat snap ik. Toch heb ik gezien dat ook de heer Van Weyenberg vindt dat we de impasse wel moeten doorbreken. Dat is een goede zaak. Het antwoord op het eerste deel van de vraag is: ja. Dat is ongeveer het systeem zoals ik het voorstel. Individueel wordt bij de werkgever de verantwoordelijkheid, de zorg, de last teruggebracht van die twee jaar tot acht weken en daarna krijgen we een collectief stelsel waaraan wordt meebetaald. Het is dus niet zo dat de lasten in één keer weg zijn, dat ziekte uit niets betaald hoeft te worden. De individuele druk bij de kleine werkgever, die gewoon ook ongeluk kan hebben — ik denk dat de heer Van Weyenberg in de afgelopen jaren ook de voorbeelden heeft zien langskomen — wordt echter weggenomen. Ik heb al verschillende malen aangegeven, op allerlei goede suggesties van collega's, dat de SER natuurlijk ook kan bekijken of je niet iets kunt doen met de premiehoogte voor werkgevers die het exceptioneel slecht doen. Daar ben ik niet bij voorbaat op tegen. Op die manier zou je nog een prikkelwerking kunnen houden. Als dat is wat de heer Van Weyenberg suggereert, dan ben ik daar niet op voorhand tegen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik stel vooral vragen omdat de heer Heerma vrij kritisch was over een variant die nog op tafel lag, met één jaar dat de werkgever zelf betaalt en één jaar dat de werkgever via een collectieve verzekering betaalt. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Voor kleiner dan tien. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Nu wordt die periode korter. Ik ben vooral benieuwd waarom de heer Heerma voor die periode van acht weken heeft gekozen. Kan hij daar nog iets meer over zeggen? Ik snap dat in internationaal perspectief twee jaar heel lang is. Daar wil ik ook graag een oplossing voor. Maar is acht weken dan weer niet relatief beperkt? Wat is de overweging van de heer Heerma geweest? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Volgens mij hadden we gezamenlijk kritiek op het voorstel uit het ibo-zzp-plan. Dat had ermee te maken dat het maar voor bedrijven tot tien werknemers was, terwijl wij weten dat heel veel problemen juist liggen bij werkgevers die iets groter zijn. Het had te maken met de vrijwillige opt-in/opt-out. Het had ook te maken met het feit dat aan heel veel verantwoordelijkheden die er in dat tweede jaar bij de grote werkgevers liggen, niks wordt gedaan, dat het op de lange baan wordt geschoven in die brief. Dat zijn allemaal elementen die ik hierin wél heb proberen mee te nemen, om zo een echt omvangrijk voorstel te doen in plaats van het gerommel in de marge, zo zou ik bijna zeggen, in de brief. Ik denk dat je met dit systeem wel degelijk ook met die acht weken voldoende prikkels kunt houden. Zowel van werkgeverszijde als van werknemerszijde in de polder is beginnend positief gereageerd. Iedereen maakt kanttekeningen, maar de reacties vandaag, zowel van MKB-Nederland, Bouwend Nederland en de uitzendsector als van de FNV, is positiever dan ik vooraf had ingeschat. Dat doet me vermoeden dat zij dit ook zien. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik kom op de langdurige werkloosheid. Voor ouderen zal er meer moeten gebeuren. De heer Mulder had het hier net ook uitgebreid over. Er zijn tal van oplossingsrichtingen te bedenken. De minister heeft er ook al veel bedacht en toegepast. Er zijn campagnes om vooroordelen weg te nemen. Ook is er de ambassadeur van de heer Krol, die daar al heel lang mee bezig is en die daarvoor recentelijk met steun van de PvdA-fractie een meerderheid heeft gekregen. Ook noem ik het persoonlijke contact bij het UWV, waarover we volgens mij gisteren nog een brief gekregen hebben. Dat zijn goede zaken, maar er zijn ook moeilijkere maatregelen. De heer Mulder had het geloof ik over "pijnlijke maatregelen". Naar aanleiding van de hoorzitting die we hebben gehad, vraag ik of het taboe op demotie ook niet eens doorbroken moet worden. Dat onderwerp kwam daar veelvuldig langs. Door een aantal sprekers werd ook gezegd: politici moeten dit vooral niet aanraken, want het is heel gevaarlijk. Ik wil die vraag echter toch bij de minister neerleggen. Is dit niet een taboe dat we moeten doorbreken? 

De heer Mulder sprak zonet ook over de transitievergoeding. Zou die niet daadwerkelijk ingezet moeten worden voor transitie? Zouden we die vergoeding daar niet toe moeten beperken? En zou de verantwoordelijkheid van sociale partners niet vergroot moeten worden in het eerste halfjaar van de WW? We hebben een brief gekregen over de pilots. Ik hoor vanuit de provincie Overijssel bijvoorbeeld heel enthousiaste geluiden. Men wil daarbij aanhaken. Ook de SER in Overijssel zegt: ja, wij willen daar volop aan meedoen en wij willen dit oppakken in de regio om de van-werk-naar-werkinfrastructuur aan de voorkant uit te bouwen. Hoe kijkt de minister aan tegen dit soort initiatieven en tegen het feit dat dit lokaal op die manier opgepakt gaat worden? 

En als we het over de positie van ouderen op de arbeidsmarkt hebben, zouden we dan ook niet tot een vitaliteitsregeling moeten komen? We hebben die discussie eerder met elkaar gehad. Het is de oude levensloopgedachte. Dit kan niet alleen voor ouderen op de arbeidsmarkt een uitkomst zijn, maar ook om demotie op te vangen, om ruimte te creëren als iemand mantelzorg moet geven of voor scholing. Juist jonge gezinnen kunnen daardoor keuzes maken om zorg aan het gezin te geven. Volgens mij zou een dergelijke stap, een dergelijk fiscaal gestimuleerd sparen voor tijd en geld, een heel goede beweging zijn in de huidige arbeidsmarkt. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister, waarin hij ook expliciet ingaat op de uitkomsten die dit kan bieden, juist voor de positie van de ouderen op de arbeidsmarkt en om arbeid en zorg te kunnen blijven combineren. 

Wat betreft de jonge gezinnen vind ik dat de minister een compliment verdient. Wij hebben in deze kabinetsperiode veel discussie met elkaar gehad over bezuinigingen op kindregelingen en de ondersteuning van gezinnen. Ik kijk echter naar de laatste maanden, naar het extra geld dat er is voor kinderbijslag, kinderopvang en het verlengde vaderschapsverlof waarover we al jaren discussie met elkaar hebben. Daarvoor zijn er een aantal goede zaken op de rit gezet. Ik vind dat prima. Nogmaals, daar verdient de minister een compliment voor. Ik heb wel een vraag over de positie van de ouderparticipatiecrèche. De discussie daarover voeren we ook al heel lang met elkaar. Ineens was er afgelopen week de brief over het onderzoek. Die brief kun je op twee manieren lezen. Zet deze brief de deur op een kier, wat ik hoop? En wordt er serieus onderzoek gedaan naar de vraag of ze geen kinderopvangtoeslag verdienen als je puur kijkt naar de kwaliteit? Daarop krijg ik graag een reactie. Ik zag dat de collega van de SP via de procedurevergadering de opzet van het onderzoek wil opvragen bij de minister. Ik zou dat ook graag zien. Ik zou heel graag zien dat wij als Kamer de opzet van het onderzoek krijgen, juist vanwege die discussie die we al zo lang met elkaar hebben. Hebben ze nou wel of niet recht op de kinderopvangtoeslag? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ben in de aard altijd graag optimistisch. Ik weet dat ik daarin de heer Heerma aan mijn zijde vind. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Dat klopt, ja. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Er is door het CDA, GroenLinks, de SP en D66 lang gestreden voor de positie van ouderparticipatiecrèches. Mijn lezing van die brief is dat het kabinet, na een aangenomen motie op het congres van de Partij van de Arbeid om hiervoor toch met een oplossing te komen, in beweging is gekomen. Deelt de heer … De motie is aangehouden, hoor ik nu achter mij de collega van de Partij van de Arbeid roepen. Dat is jammer. Dan hoop ik dat zij snel alsnog wordt aangenomen. Deelt de heer Heerma mijn beeld dat dit het begin van de oplossing is en dat optimisme nu gerechtvaardigd is omdat hij en ik allebei weten dat de kwaliteit tot nu toe niet achterblijft in de scores van het toezicht? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

In zijn brief schrijft de minister dat hij het gehoord de vele kritische vragen vanuit de Kamer nodig vond om dit onderzoek te doen. Dat is een goede zaak. Het betekent dat zware inhoudelijke vragen van ons als Kamer tot zoiets kunnen leiden. De heer Van Weyenberg suggereert daarbij dat een aangehouden resolutie op het PvdA-congres daarbij een zetje in de goede richting heeft gegeven. Die zal daaraan vast hebben bijgedragen. Dan laat dat maar zien dat interne partijdemocratie ook een goede werking heeft. Ja, ik ben optimistisch, maar laten we ervoor zorgen dat dit echt gaat leiden tot kinderopvangtoeslag voor de ouderparticipatiecrèches. Daarom vraag ik nogmaals of het kabinet de opzet van het onderzoek ook naar de Kamer wil sturen. Collega Siderius van de SP heeft dit ook gevraagd. Ik zou dat ook graag van de minister horen. 

Een ander onderwerp met betrekking tot de arbeidsmarkt is seizoensarbeid en de werking van de Wet werk en zekerheid. Ik had het er net in een interruptiedebatje ook al over met de heer Mulder. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken precies is? We hebben hier diverse debatten over gehad. De minister heeft brieven voorgelezen, ondertekend door VNO en FNV, met een positieve intentie om eruit te komen. Toch gaat het de laatste weken twee kanten op. Ik vind dat LTO, de polder, werkgevers en werknemers, een compliment verdienen voor het feit dat zij gezamenlijk een oplossing gevonden hebben. Dat is ook de beste stap. We horen echter ook geluiden uit andere sectoren waaruit blijkt dat op het laatste moment oplossingen afketsen en men elkaar toch niet vindt. Dan dringt zich de conclusie op dat er een ruimere uitzondering voor seizoensarbeid in de wet moet komen. Anders gaan we toch naar een situatie toe waarbij de positie van de seizoensarbeider in de land- en tuinbouw is gered, maar waarbij anderen, op de camping, bij de sportvereniging of in de recreatie, wel hun baan verliezen. Dat acht de minister toch ook niet wenselijk? De uitzending van RTL van vrijdagochtend gaf een sprekend voorbeeld van iemand die zijn baan helemaal niet wil verliezen. Zouden we seizoensarbeid niet beter moeten regelen in de wet, zodat het niet in de ene sector goed geregeld is, terwijl in de andere sector de problemen voortduren? De VVD-fractie wilde de minister tot maart geven. Ik zou graag zien dat de minister nu al stappen gaat zetten, in navolging van het goede werk dat in de polder verricht is bij de land- en tuinbouw. 

De staatssecretaris komt in dit debat ook niet weg zonder vragen. Een onderwerp waarover wij het al heel vaak gehad hebben, is de bureaucratie in de Participatiewet. We hebben hier veel discussie over de vraag hoe het kan dat iemand met een gevalideerde loonwaardemeting door een gemeente aan de slag komt met loonkostensubsidie en bij het UWV toch nee te horen krijgt. Dit is het draagvlak voor het systeem aan het uithollen. Ik had goede hoop dat na de aangenomen motie van voor de zomer, waarin stond dat er dit najaar een oplossing moest zijn en dat anders de praktijkroute opengesteld moest worden, zou werken. De brief die wij hier vorige week over kregen, stemde mij echter niet enthousiast. Waarom is het niet geregeld? Waarom is het vooruitgeschoven? Waarom is er meer onderzoek nodig? Welke partijen wilden dit niet? Ik krijg namelijk aan alle kanten de stevige oproep: regel dit nou. Die oproep krijg ik van betrokkenen, mensen die uit het systeem vallen, werkgevers, gemeenten en ook Cedris heeft er een vrij stevige brief over geschreven van de week. En toch is het nog niet geregeld en is het vooruitgeschoven. Misschien moet ik hierover ook optimistischer zijn. Ik zie de staatssecretaris bevestigend non-verbaal communiceren. Dat stemt me hoopvol. Gaan we dit regelen? Gaan we ervoor zorgen dat het draagvlak voor deze regeling niet verder wordt uitgehold door de bizarre situaties die ontstaan doordat mensen weliswaar met loonkostensubsidie aan de slag kunnen, maar werkgevers en gemeenten mentaal afhaken omdat het UWV zegt: sorry, dekbedafbiezer of bloemzaadsorteerder telt niet mee? 

Voor het armoededossier wil ik verwijzen naar collega Schouten van de ChristenUnie. Zij is hier veelvuldig mee bezig. Zij is met collega's van de Partij van de Arbeid bezig aan een initiatiefwet op dit punt. Vanuit VNG en Divosa bereiken ons allerlei zorgwekkende signalen over het beschermingsbewind, dat maar aan het toenemen is en een heel groot deel van de bijzonderebijstandbudgetten aan het opslokken is. Het verschilt per gemeente, maar bij sommige gemeenten gaat het om een heel substantieel deel van het budget. Het beroep van bewindvoerder kan door iedereen uitgeoefend worden. Zou daar niet wat strakker op gezeten moeten worden? Er zijn opleidingen voor, maar die zijn niet verplicht. Zou er niet iets meer sturing moeten komen op de mensen die met zulke kwetsbare mensen in een moeilijke situatie werken? Zou de rechter die bekwaamheid niet strakker moeten toetsen? Dat moet volgens mij formeel wel, maar dat gebeurt niet overal even goed. Zou de rechter niet vaker moeten kijken of een minder vergaande voorziening uitkomst kan bieden? Dat voorkomt die enorme explosie aan bewindvoering die we de afgelopen jaren hebben gezien. Ik wil graag dat de staatssecretaris daar ook op ingaat. 

Ik sluit af met het thema re-integratie, speciaal voor de heer Sjoerdsma. Hij wilde een WGO, maar dat hebben we niet gedaan. Hij verweet de VVD daarnet terecht dat zij er geen woord aan wijdde. Dat zal mij niet gebeuren. 

Bij deze begroting hebben wij in het afgelopen jaar ook diverse voorstellen gedaan over de strakke lijn bij de re-integratie. De discussie over het verbod op antidemocratische partijen waarover vorig jaar bij de begrotingsbehandeling een voorstel is gedaan, loopt nog steeds. Ik heb de Kamerdebatten daarover erg gewaardeerd. Dit dossier wordt nu serieus opgepikt. 

In mijn concept-inbreng had ik voor het weekend een passage met stevige kritiek over de totale stilte die was ontstaan na het participatiecontract dat met veel bombarie gepresenteerd was. Helaas moest ik deze passage wat positiever maken na de brief van de minister. Als oppositie vind je dat soms jammer. Er wordt nu een vervolg gegeven aan een niet-vrijblijvende participatieverklaring. Dat vind ik een stap in de goede richting. Zoals de minister het gisteren uitlegde bij Pauw, dat spreekt mij aan. 

We moeten onze waarden en normen, onze joods-christelijke traditie niet veronachtzamen. We hebben deze veel te lang verwaarloosd. Er is veel te weinig aandacht voor geweest. We hebben deze ook niet genoeg overgedragen aan nieuwkomers en aan nieuwe generaties. Dat is een discussie die we moeten slechten, want een samenleving die haar eigen waarden en normen niet onderhoudt, is op een gegeven moment niet meer weerbaar en raakt verweesd. In West-Europa leven we in een van de meest welvarende stukken van de wereld, met vrede, veiligheid en mensenrechten. Daar kan geen enkel deel van de wereld tegenop. Dat is best iets om trots op te zijn en om uit te dragen. Gezond en bescheiden patriottisme is niet slecht, maar dat is een kracht van de samenleving. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Het CDA heeft het vaak over de joods-christelijke traditie. Ik praat met heel veel CDA-raadsleden in het land met een andere achtergrond, die ook een ander geloof aanhangen. Zij hebben het erover dat tradities ook veranderen en meegaan met de tijd. Zij zeggen dan tegen mij dat zij een joods-christelijk-islamitische traditie hebben. Wat vindt de heer Heerma hiervan? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Wij hebben hier een joods-christelijke traditie. CDA'ers zeggen dat vaak. Dat zeg ik ook in vrijwel al mijn bijdragen. Mijn pleidooi gaat er juist over dat we tradities te lang vanuit cultuurrelativisme te weinig uitgedragen hebben en dat deze iets zijn om te koesteren. Het gaat daarbij om tal van tradities die wij hier opgebouwd hebben. Ik zou daar minder cultuurrelativisme tegenover willen stellen. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Er wonen een miljoen moslims in Nederland. Er zijn tientallen raadsleden van het CDA die dat geloof aanhangen. De heer Heerma krijgt binnenkort Mustafa Amhaouch op bezoek in de Kamer, die een moskee heeft gebouwd in Helden-Panningen, maar hier ontkent hij nog steeds de moslimtraditie. Nog steeds zegt hij: we hebben een joods-christelijke traditie. Hij gaat hiermee al die moslims die in Nederland willen bijdragen, die mee willen gaan in de veranderende traditie en onderdeel willen zijn van de samenleving, tegenspreken. Ik vind het zo jammer dat hij al die CDA-raadsleden die dag en nacht al die kiezers willen betrekken bij het CDA, hiermee een dolk in de rug steekt. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Dit is echt een belachelijke redenatie. Ik zal een voorbeeld geven door te zeggen dat de moslim die burgemeester is van Rotterdam, een perfect voorbeeld is van iemand die onze tradities, onze waarden benoemt en uitdraagt. De suggestie dat je daarmee moslims een dolk in de rug steekt, vind ik echt onzin. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. U hebt nog één minuut. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Er is altijd tijdnood bij dit soort dingen. Ik ga afronden. De tolerantie waar Nederland in het buitenland om bekend staat, is te vaak verworden tot: zoek het zelf maar uit, als je mij er maar niet mee lastigvalt. Iedereen moet dan zelf maar weten hoe hij zich wenst te gedragen. Alles moet maar kunnen. Die boodschap wordt ook aan nieuwkomers meegegeven als ze zich hier vestigen. Ik vind het dus een goede zaak dat de minister met die participatieverklaring zegt dat we wel degelijk voor bepaalde waarden staan en die ook willen uitdragen. Ik zou daar een stap verder in willen zetten. Als we onze leidende cultuur openlijker willen uitdragen en waarderen, dan moeten we die ook aan toekomstige generaties in ons eigen land meegeven. Die participatieverklaring is er wat mij betreft niet exclusief voor nieuwkomers. We moeten zelf onze waarden en normen, onze joods-christelijke traditie meer gaan erkennen, uitdragen en ook doorgeven. Ik weet niet of de minister het boekje kent dat ik hier in handen heb. Het heet Burgerschap en burgerzin, en het werd in de jaren vijftig uitgereikt — het werd ingesteld na de Tweede Wereldoorlog — door gemeenten aan iedereen die stemrecht kreeg in Nederland. Zo werd duidelijk gemaakt welke rechten, maar ook welke plichten er bij stemrecht en actief burgerschap horen en hoe je die waarden uitdraagt om samen de samenleving mooi en goed te houden. Ik weet niet of de minister dit boekje heeft. Dit is mijn enige exemplaar, maar ik wil het hem graag lenen, als ik het morgen weer terugkrijg. Ik zou namelijk heel graag zien dat die traditie uit de jaren vijftig wordt voortgezet zodat aan nieuwkomers, maar ook aan iedereen in Nederland die stemrecht krijgt — toen gold dat vanaf het 23ste jaar, nu vanaf het 18e jaar — de waarden die horen bij het actief burgerschap worden meegegeven, met de plichten en de verantwoordelijkheden die daarbij horen. Ik rond af, want ik ben ruim over mijn tijd. Ik overhandig het boekje bij dezen graag aan de minister. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat is er gebeurd met het humanisme? Waarom spreekt de heer Heerma alleen over de joods-christelijke traditie? Wat is er gebeurd met de socialistische beweging? Zo kan ik nog heel veel meer voorbeelden noemen, maar wij zijn het, denk ik, eens over de algemene universele waarden zoals de vrijheid van meningsuiting en van vereniging, gelijkwaardigheid, het recht op zelfbeschikking. Daar zijn we het over eens. Het gaat mij echter om de vraag welke oplossingen het CDA heeft voor de integratieproblemen in onze buurten en wijken. Dat wij met z'n allen het gesprek moeten blijven voeren over die waarden is evident, en ook — dat is nog veel belangrijker — dat we die waarden moeten voorleven, of we nu migrant of niet-migrant zijn. Met een gedachtepolitie of alleen het opstellen van verklaringen komen we er echter ook niet. Graag hoor ik daarom de oplossingen van het CDA voor het integratievraagstuk. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Het CDA heeft het al jaren over onze joods-christelijke traditie. Dat mevrouw Karabulut daar andere woorden voor gebruikt, is haar goed recht. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik gebruik geen andere woorden. Het humanisme … 

De voorzitter:

De heer Heerma is nog bezig met zijn antwoord. Ga uw gang, meneer Heerma. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Het CDA heeft de afgelopen jaren tal van voorstellen gedaan over integratie. Een van die voorstellen doet mevrouw Karabulut af als gedachtepolitie, namelijk het eerder strafbaar stellen van het verheerlijken van terroristisch geweld. Te denken valt ook aan de discussie over antidemocratische partijen. Recentelijk hebben het CDA en de SP gezamenlijk nog initiatieven ontplooid om de beïnvloeding uit landen van herkomst tegen te gaan, bijvoorbeeld door premier Erdogan. Ik noem ook nog de rol van het CDA in de discussie over het salafisme. Dat zijn allemaal voorstellen die we met elkaar doen om grenzen te trekken en de integratie te bevorderen. Daarbij trekken we ook vaak genoeg samen met elkaar op. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Zeker. Daarom hoop ik dat de heer Heerma samen met mij de minister oproept om die geloofwaardigheidsverklaring ook te ondertekenen, want wie bepaalde waarden predikt, moet ze zelf ook voorleven en niet vervolgens afspraken maken met landen van herkomst of organisaties die de integratie juist belemmeren. Ik vraag echter toch nog even naar die segregatie in de buurten en de wijken. Ik denk aan de problemen waar mensen dag in dag uit mee te maken hebben, zoals taalproblemen, het feit dat de buurten eenzijdig zijn samengesteld en dat er vaak een concentratie van zware problemen is. Is de heer Heerma het met mij eens dat daaraan ontzettend veel meer moet gebeuren, in plaats van het wegkijken dat nu eigenlijk beleid is? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik zal op beide onderdelen van de vraag reageren. Als het gaat om de ... 

Mevrouw Karabulut (SP):

Geloofwaardigheidsverklaring ... 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik heb het stuk nog niet gelezen. Ik zal het bekijken, maar in algemene zin ben ik het met mevrouw Karabulut eens dat je de daad bij het woord moet voegen als je het over waarden hebt. Over de segregatie in wijken zijn er ook tijdens de behandeling van de begroting voor Wonen en Rijksdienst tal van discussies te voeren. De SP is voor een verplicht spreidingsbeleid. Er zijn in het verleden al moties ingediend over scholen. Die hebben wij meestal niet gesteund. Ik zie mevrouw Karabulut nee schudden, maar volgens mij heeft de SP herhaaldelijk moties over het onderwijs ingediend. Nogmaals, we vinden elkaar vaak als het over het integratiebeleid en de aanpak van een aantal zaken gaat. Mijn stelling in dit debat is dat we die waarden moeten uitdragen, dat we daar trots op moeten zijn en ons daar rekenschap van moeten geven. Dat moet verder gaan dan alleen de participatieverklaring van nieuwkomers. Ik zie dat de minister al zeer geïnteresseerd in het boekje kijkt. Laten we dit aan iedereen meegeven die stemrecht krijgt in Nederland, zodat iedereen kan zien hoe belangrijk dit is. Het gaat niet alleen om plichten. Het is een voorstel, mevrouw Karabulut, en ik hoop dat u het kunt steunen. Ik hoop dat u het boekje ook gaat bekijken en gaat zien welke meerwaarde het kan hebben. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik raak nu ook razend geïnteresseerd in het boekje. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Mooi! 

De heer Sjoerdsma (D66):

Wellicht kan de minister morgen enkele cruciale passages voorlezen. Ik hoor dat er al penstrepen in staan. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? We hebben nog drie uur zuivere spreektijd te gaan, dus ik probeer het een beetje kort te houden. 

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer Heerma zegt dat niet alleen nieuwkomers een participatieverklaring moeten tekenen, maar dat wij dit soort boekjes ook moeten uitdelen aan iedereen die stemrecht krijgt. Vindt de heer Heerma dat de participatieverklaring ook voor een 18-jarige zou moeten gelden? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Nee, dat zei ik niet. Ik vind een participatieverklaring voor nieuwkomers een goede zaak. Uw voorganger op dit dossier, de heer Van Weyenberg, was destijds heel kritisch toen het ging om het participatiecontract. Collega Azmani, die toen namens de VVD het woord voerde over integratie, en ikzelf hebben gelijk positief gereageerd. We hebben toen echter gezegd dat het wel iets moet voorstellen en niet te vrijblijvend moet zijn. Daar lijkt de minister nu opvolging aan te geven. In lijn met toen ben ik daar positief over, maar ik zou verder willen gaan. Uitdragen van cultuurhistorie en waarden zou ook voor toekomstige generaties goed zijn. Het boekje waar ik het over had, is online te vinden en heet Burgerschap en Burgerzin, dus bekijkt u het vooral ook. Ik zou het heel goed vinden als, naast alle vrijheden die we hebben, ook de verantwoordelijkheden en verplichtingen wat nadrukkelijker onder de aandacht worden gebracht van nieuwkomers die stemrecht verwerven en mensen die de stemgerechtigde leeftijd bereiken. Dat deden we in de jaren vijftig met dat boekje ook. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Nog heel even samenvattend: als ik het goed begrijp zegt de heer Heerma dat mensen die 18 worden en nieuwkomers dit boekje moeten krijgen, en dat daarnaast de nieuwkomers een participatiecontract moeten krijgen? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ja, dat klopt. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Mag ik de heer Heerma dan vragen waarom nieuwkomers dat contract wel moeten tekenen en onze 18-jarigen niet? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

In deze samenleving opgegroeid zijn, is echt iets anders dan er van buiten naartoe komen. Ik vind er helemaal niets mis mee dat je daar verplichte zaken aan koppelt. Wij kunnen daarover van mening verschillen. Dat is voor D66 een consequent standpunt, want dat was er vanaf het begin zeer kritisch over. Ik denk dat dit instrument wel degelijk meerwaarde kan hebben. Ik zou daarnaast graag zien dat wij rechten en plichten overdragen op iedereen die in Nederland de stemgerechtigde leeftijd bereikt. 

De heer De Graaf (PVV):

Ik heb een kettingvraag, die met één zin beantwoord kan worden. Is de heer Heerma vóór homorechten, vóór de gelijkwaardigheid van vrouwen, tegen antisemitisme, vóór de bescherming van geloofsverlaters en tegen geweld richting andersdenkenden? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ja! 

De heer De Graaf (PVV):

Hoe gaat de heer Heerma het CDA dan de-islamiseren? Want straks krijgt het, zo hoor ik net, een Kamerlid dat een moskee gebouwd heeft. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik vind het niet fijn dat u collega-Kamerleden op deze manier afserveert. Ik heb u daar eerder op aangevallen toen u dat met een collega van de Partij van de Arbeid deed. Ik vind dat u zichzelf afserveert in dit debat door dit soort suggesties te doen over Kamerleden. Misschien moet u de toekomstige CDA-collega eerst eens zelf leren kennen en gesprekken met hem voeren voordat u dit soort suggestieve vragen stelt. 

De voorzitter:

Bovendien is het heel ongebruikelijk om over personen die zich hier zelf niet kunnen verdedigen een debat te voeren. Ik begrijp dat deze collega hier binnenkort wel zal zijn. U kunt dan met hem in debat gaan. 

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter, de interrupties gaan in drieën, toch? 

De voorzitter:

We doen het in tweeën. 

De heer De Graaf (PVV):

Ik heb dat al meerdere keren gezien. 

De voorzitter:

Nou, niet sinds ik hier voorzit. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat boekje is al vaak genoemd. Is het van Rengeling en Mug? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Volgens mij wel, ja. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het heet Burgerschap en Burgerzin en laat het nou op rijksoverheid.nl staan. Voor alle geïnteresseerde collega's en de Handelingen is het hele beeld nu dus weer compleet. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik dankte de heer Dijkgraaf voor zijn eerste interruptie en dat doe ik hiervoor ook. De servicegerichtheid van de SGP kent geen grenzen. 

De voorzitter:

Dat blijkt maar weer. Ik geef het woord aan mevrouw Vermeij van de Partij van de Arbeid. Zij heeft zestien minuten spreektijd. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik probeer het korter te houden. Wij doen deze begrotingsbehandeling gedrieën en ik probeer in de eerste termijn twaalf minuten te spreken. 

De voorzitter:

Oké, dan zetten we de klok op twaalf minuten. Gaat u uw gang. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. We bevinden ons in een andere wereld dan een jaar geleden. Zo lijkt het niet alleen, zo is het ook. Dat leidt tot een hoop wezenlijke vragen. Zijn er grenzen aan onze naastenliefde? Hoe verweren we ons tegen extremisme en de uitwassen ervan? Er is totaal willekeurig geweld. Dat leidt tot veel vragen, thuis aan de keukentafel, op scholen en op straat in de buurten. Er is angst, er is onzekerheid en discussie. 

Vandaag bespreken we gewoon de begroting SZW, kijken we naar wat er goed en wat er beter kan, hoe we mensen op zoek naar werk beter kunnen helpen, hoe mensen met een beperking ook mee kunnen doen, hoe betere bestaanszekerheid voor meer mensen, jong en oud, kan worden gerealiseerd door goed werk. Onze bijdrage is gericht op het werkzame leven van mensen, op de menselijke maat der dingen — dat zal de rode lijn zijn — en op goed werk. 

Ik wil stilstaan bij een grote zorg van mij en mijn collega's waar ook door andere collega's aan is gerefereerd, waarbij ik met name denk aan mevrouw Karabulut van de SP. Het doet er niet toe wat je kunt, het opleidingsniveau van je ouders is allesbepalend voor hoe je opgroeit, naar welke scholen je gaat, welke richting je al heel vroeg — in Nederland trouwens ook — moet kiezen en of je wel of niet een plek vindt op een grillige arbeidsmarkt. Een van de meest geroemde politicologen in de wereld, Robert Putnam, is genadeloos over de situatie in de VS. Als we als samenleving niet bij machte zijn om deze vicieuze cirkel te doorbreken, komen niet alleen vele dromen van vele kinderen niet uit, maar creëren we ook een samenleving van haves en havenots, vernietigen we het sociale kapitaal van individuen en van de samenleving als geheel. Ook in Nederland zijn er, aldus onderzoeken van het SCP en de WRR, zorgen over netwerken die gesloten zijn, veilige sociale omgevingen van hoogopgeleiden met elkaar. Mensen met een lagere opleiding en met laaggeschoold werk verschillen in Nederland steeds meer qua loon en qua mogelijkheden om te groeien en hebben een grotere kans op slechtere contracten. Na decennia van generaties die zich steeds konden emanciperen en hoger opgeleid werden, lijkt het erop dat deze trend tot stilstand is gekomen en er een kloof dreigt te ontstaan. Ik hoor ook graag wat de minister hiervan vindt of meent te vinden. De PvdA zal dit nooit laten gebeuren en daarom zet de PvdA stevig in op een goede basis voor alle kinderen. Een goede basis begint al van heel jongs af aan. Mijn collega Yücel zal verder ingaan op wat we daarbij voor ogen hebben. De PvdA wil bij deze begrotingsbehandeling wijzen op het belang van het organiseren van een sluitende aanpak voor stages in het beroepsonderwijs. 

Ik wil eigenlijk ook met die onderwijsagenda beginnen. Een aantal jongeren vissen nu achter het net en kunnen hierdoor hun opleiding niet eens afmaken. In Nederland kun je dus een studie niet afmaken en thuis op de bank komen te zitten door het gebrek aan stages of geen stages. We hebben bij de behandeling van de onderwijsbegroting hierover samen met GroenLinks en de SP een motie ingediend die is aangenomen. Maar ook deze minister vragen wij om die motie met spoed uit te voeren. Zijn plan voor de verloren en vergeten jongeren hoort hier gewoon bij. Ik vraag juist op dit vlak om betere samenwerking tussen beide ministeries. Ik denk dat dit belangrijk is, juist in de komende jaren. 

Verder heeft de PvdA er bij de vorige begrotingsbehandeling — ik kijk nu naar de heer Van Weyenberg — al op aangedrongen om kwetsbare jongeren te helpen op hun weg naar de arbeidsmarkt. Het blijft immer actueel. Sociale investeringen en het creëren van meer werkplekken zorgt voor eerlijke en gelijke kansen voor degenen die moeite hebben om toe te treden tot de arbeidsmarkt. En helaas blijkt ook iemands achtergrond uit te maken voor de toegang tot die arbeidsmarkt. Een Nederlander met een migrantenachtergrond heeft twee keer minder kans om te worden benaderd voor een baan dan een autochtone Nederlander onder de 35 jaar, zo lezen we in het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie. En dat is onacceptabel. Ik vind dit veel heftiger dan ik tot nu toe zelf had meegemaakt. De PvdA vindt dat iedereen volledig meetelt en volwaardig onderdeel is van onze samenleving. Vanmiddag nog kwam er een medewerker op mijn werkkamer; ze is hartstikke goed. Bij een werkgever had zij gesolliciteerd en per ongeluk kreeg ze een reply van die werkgever waar ze dus niet is aangenomen, met de volgende zin: deze nodigen we niet uit, verkeerde naam. Ik denk dat ze blij is dat ze daar niet werkt en wel bij ons, maar zo'n anekdote alleen al geeft te denken. De discriminatie is zo sluipend en zo aanwezig dat we het meer dan zat zijn. Daarom stellen we voor om iets te doen wat we eigenlijk nooit eerder van plan waren, namelijk om te kijken naar de mogelijkheid van proeven met anoniem solliciteren. Volgens mij heeft ook mevrouw Karabulut daarop gewezen in haar bijdrage. We gaan het gewoon maar een keer doen, denk ik. Ik krijg daarop graag de reactie van de minister. 

Ik wil het niet alleen over kansen voor jongeren hebben. We hebben in Nederland ook een ander structureel probleem op onze arbeidsmarkt, waar we de laatste tijd mee bezig zijn geweest: werkloosheid onder ouderen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb een vraag op het vorige punt. Ik denk dat het heel belangrijk is dat jongeren in beeld zijn, omdat zij anders niet goed begeleid kunnen worden. Nu blijkt dat er steeds meer jongeren zijn die samenwonen met een ouder die een uitkering heeft en die besluiten om zich maar niet in te schrijven bij de gemeente vanwege de kostendelersnorm. Wat vindt de PvdA daarvan? Is zij bereid hier iets aan te doen? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik vind het sowieso niet goed als mensen geen zin meer hebben om mee te doen aan de samenleving, als zij geen zin hebben om zich in te schrijven of werk te zoeken, maar dat was niet het punt van mevrouw Voortman. Zij doelt op de onzichtbare jongeren. Gisteren hebben wij hierover nog een heel pakket gekregen met vrij veel informatie. Ik denk dat het goed is om op zoek te gaan naar die mensen. Ik vind niet dat we nu via een omweg een discussie moeten voeren over de kostendelersnorm, maar ik wil focussen op de jonge mensen die we niet in beeld hebben en die hun studie niet hebben afgemaakt. Ik denk dat dit er best een aantal zijn. Wij moeten hen zoeken en vinden, nagaan wat hun mogelijkheden zijn om hun studie af te maken en bezien of we hen kunnen begeleiden naar werk. Dat is soms hartstikke lastig. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het probleem is natuurlijk dat jongeren, als zij niet zijn ingeschreven bij de gemeente, helemaal onvindbaar zijn. De PvdA zegt: we moeten die jongeren zoeken en vinden. Wat gaat de PvdA daar dan aan doen? Niet-ingeschreven jongeren zijn immers helemaal onvindbaar. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat klopt, maar ik weet dat er speciale programma's zijn bij de gemeentes. Het kabinet is van plan hiernaar te kijken met een flink aantal gemeentes. Naar ik zelf heb begrepen, wordt er gewoon langs de deuren gegaan om deze jongeren te zoeken. Ik hoor mevrouw Voortman zeggen dat je niet weet waar ze zijn, maar je weet wel dat ze ergens op school hebben gezeten. Dat weet je echt wel. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Mevrouw Vermeij maakt een terecht punt. De discriminatie van niet-westerse jongeren is enorm. Heel veel ondernemers zorgen ervoor dat deze jongeren werkloos worden. Mevrouw Vermeij gaf hier zelf een prachtig voorbeeld van. Is het antwoord van de PvdA hierop dan "ga anoniem solliciteren"? Moet het antwoord van de PvdA hierop niet anders zijn? Moet zij niet zeggen "we gaan die ondernemer opzoeken en we gaan met hem in gesprek"? Moet zij niet gewoon aan naming-and-shaming doen? Moet zij er niet voor zorgen dat al die andere ondernemers het niet doen? Deze minister is al drie jaar verantwoordelijk voor het aanpakken van discriminatie op de arbeidsmarkt, maar de cijfers blijven stijgen en de jongeren blijven werkloos. Zou flink aanpakken niet het antwoord van de PvdA moeten zijn? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Eigenlijk heeft de heer Öztürk gelijk. Anoniem solliciteren kan nooit de enige oplossing zijn. Dat ben ik helemaal met hem eens. Ik vind het ook maar een middel en het liefst slechts een tijdelijk middel. Ik wil wel de discussie hierover voeren, omdat ik merk dat veel jongeren bijna moedeloos zijn en het idee hebben dat zij toch nergens aan de bak kunnen komen. Ik vind dat we met werkgevers moeten praten en met hen om de tafel moeten. Ook moeten we goede voorbeelden laten zien. Laten wij nu niet alleen wijzen op alle zaken die niet goed gaan; er zijn ook plekken waar het wel goed gaat. We hebben een fantastisch werkbezoek afgelegd aan NedTrain, waar mbo-2-jongeren worden opgeleid die meteen een vaste baan krijgen. Dit zijn vaak allochtone jongeren. Er is een heel pakket. Er ligt een actieplan. Ik vind alleen — volgens mij kan de heer Öztürk niet anders dan dat met me eens zijn — dat er nog net iets meer moet gebeuren. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De premier heeft gezegd: je moet je invechten. Heel veel jongeren hadden hun hoop gevestigd op de PvdA, maar die zegt: je moet anoniem solliciteren. Weet u hoeveel pijn u geboren en getogen Roermondenaren of Rotterdammers van de derde en vierde generatie hiermee doet? Al die mensen mogen de naam "Öztürk" niet in de sollicitatiebrief zetten omdat ze dan geen baan kunnen krijgen. Weet u hoe geminacht al die jongeren die nu geen baan kunnen krijgen, zich hierdoor voelen? Weet u hoeveel pijn het hun doet? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Als het niet werkt, zullen we het echt niet doen. Ik ben samen met u op zoek naar manieren om ervoor te zorgen dat het wel werkt. Wij zitten echter met een enorm probleem. Ik wil alleen dat er gekeken wordt naar de mogelijkheid van anoniem solliciteren. Wat komt eruit als we ergens een stapel brieven neerleggen waarin we van iedereen de gegevens hebben weggehaald? Het kan niet zo zijn — een medewerker bij ons is dat wel overkomen — dat iemand na een sollicitatie per ongeluk een reply krijgt met de mededeling: die nodigen we niet uit; verkeerde naam. Ik weet niet of het werkt en als het niet helpt, doen we het echt niet. Dan verzinnen we iets anders. We zullen ermee aan de slag moeten. Ik agendeer het hier en ik ben op zoek naar de succesfactoren. En ik denk graag met u mee. 

Zoals gezegd, wil ik het niet alleen over de kansen voor jongeren hebben. Wij hebben de afgelopen maanden ook een vrij stevig debat over de oudere werklozen gehad, een groot probleem op de arbeidsmarkt. Daarom hebben wij onlangs een ronde tafel georganiseerd en heb ik samen met de heer Krol een motie mogen indienen om een voorvechter tegen de vooroordelen te benoemen. Werkgevers worden nu al financieel verleid om oudere werklozen in dienst te nemen. Veel meer werkgevers hadden dat kunnen weten, maar veel werklozen worden nu aan hun digitale lot overgelaten door het UWV, terwijl veel werkzoekenden daar niet mee uit de voeten kunnen. De minister geeft invulling aan de wens van de Partij van de Arbeid, maar overigens ook van de Kamer, om werkzoekenden meer persoonlijke begeleiding te bieden om aan het werk te komen. Dat is goed. 

De PvdA hecht aan meer persoonlijke begeleiding voor die mensen die in de WIW terecht zijn gekomen en hun vragen. Maar het liefst ziet de PvdA — dat begrijpt u overigens ook wel — dat mensen helemaal niet in de WW terechtkomen, maar van werk naar werk worden geholpen. Dit laatste maakt onderdeel uit van het sociaal akkoord van 2013, nog niet genoemd in de bijdragen van mijn collega's. Sociale partners kunnen mensen van werk naar werk begeleiden. Ik zie hier ook wel een nieuwe rol voor werkgevers en werknemers. Vorige week hebben we de kabinetsreactie mogen ontvangen op het SER-advies Toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur. 

De heer Mulder heeft hierover een vraag. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Mijn vraag gaat over de ouderenwerkloosheid. We hebben daar beleid voor, het CPB heeft daarover geoordeeld dat dat onvoldoende effectief is, we hebben 127.000 ouderen die langer dan een jaar werkloos zijn, de minister heeft een plan gestuurd. Welke ambities verwacht u van de minister? Hoeveel minder oudere werklozen moeten we hebben met het plan waar de minister mee komt? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Zoals u weet, is de sociaaldemocratie opgericht om te streven naar volledige werkgelegenheid, dus als u vraagt wat mijn ambitie is, dan zou ik willen dat iedereen aan het werk kwam. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dat willen we allemaal, maar kunt u nu concreet zijn? Welke maatregelen wilt u nu precies nemen? Ik heb al gezegd dat een paar daarvan impopulair zijn. We willen dit kabinet erop kunnen afrekenen dat er meer werk is voor ouderen. Als we zeggen dat we algemene werkgelegenheid willen, dan is het altijd goed of altijd verkeerd. Maar concreet, hoeveel mensen wilt u aan de slag met het plan waar deze minister mee komt, zodat we kunnen zeggen: het is wel of niet gelukt? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik snap uw vraag. Die vraag hebben wij u ook gesteld; daar kregen wij ook niet altijd een heel helder antwoord op, maar dat terzijde. Ik heb hier wel over nagedacht mijnheer Mulder, want ik vind uw punt terecht. We zijn niet gerust — dat is meteen een stukje van mijn betoog — op die langdurige werkloosheid en ook op de structurele kant daarvan. Want die structurele kant treft vier op de tien werklozen. Misschien bent u niet tevreden, want u kijkt zo somber naar mij, maar ik geef u toch een antwoord op uw vraag. In de Eerste Kamer is er een motie ingediend door de ChristenUnie, reeds genoemd door de heer Heerma. Die wil echt onderzoeken hoe het zit met die langdurige elementen in die werkloosheid en wat daarbij ook bij vast en flex aan de orde is. Wij hebben echt de behoefte om daar ook die agenda aan toe te voegen. Zijn er nu elementen waardoor het niet lukt om ouderen vanuit hun WW aan een vaste baan te helpen en hoe komt dat? Wij hebben de ouderen gehoord. De meesten willen gewoon aan het werk, de meesten zijn overigens ook bereid om daarvoor loon in te leveren, dus de welwillendheid bij werknemers is echt heel groot. Maar misschien is er nog wel meer. Ik wil die verantwoordelijkheid ook daar leggen waar ik vind dat die hoort te liggen. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. We doen interrupties in tweeën. We gaan toch gewoon verder met het verhaal. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik vond die ambitie nogal stevig. Ik geloof dus ook wel heel erg in een nieuwe rol van de werkgevers en de werknemers. Die zit niet zozeer, zeg ik hier ook maar in deze zaal, in het derde jaar van de WW maar juist in de periode daarvoor, de opzegtermijn van werknemers. Hoe zorgen we nu dat die periode enorm goed benut wordt, zodat mensen echt van werk naar werk kunnen gaan? We hebben dat niet goed geregeld in dit land, noch bij het UWV, noch bij sociale partners, noch bij werkgevers. Ook de vakbonden kunnen hierin een veel duidelijker rol spelen. We zijn blij dat er nu een aantal pilots gaat draaien. We verwachten daar veel van. Op de andere vraag heb ik al geantwoord. 

Gelijk loon voor gelijk werk in Nederland is voor de meeste jongvolwassenen geen vanzelfsprekendheid. In Nederland verdienen jongvolwassenen onder de 23 jaar buitengewoon weinig. Het wettelijk minimumloon is in het leven geroepen om werknemers economisch zelfstandig door het leven te laten gaan. Voor jongeren, ook al hebben ze hun opleiding afgerond, die gewoon aan het werk gaan, is dat in Nederland niet mogelijk, terwijl ze wel moeten betalen voor zorgverzekering, openbaar vervoer, huur, gas en licht. Ook daarover zijn wij als Kamer bezig geweest. 

De lonen zorgen tevens voor oneerlijke concurrentie tussen werknemers en tussen grote en kleine bedrijven. Grote bedrijven hebben immers hun bedrijfsmodel erop aangepast. Daar zijn wij eerder al op gewezen door Young & United. Een meerderheid van de Kamer heeft een motie daarover ondersteund. GroenLinks, SP, ChristenUnie en PvdA hebben een motie van D66 gesteund om aan deze misstanden een eind te maken. We hadden graag gezien, zeg ik in de richting van de regering, dat hier een voorstel had gelegen, samen met dat over het minimumloon en het stukloon, maar dat ligt er helaas niet. De minister denkt daar in januari mee te komen. Ook de SER buigt zich over die kwestie, hebben wij geconstateerd. We zijn erg benieuwd wanneer de SER met zijn advies komt, maar wellicht kunnen wij als Kamer in de onderzoeksfase misschien zelf al voorzichtige stappen op dit punt zetten. Wij zien dus graag snel een voorstel van de regering, maar als dat niet gebeurt, zullen wij bezien hoe wij hier in gezamenlijkheid zelf invulling aan kunnen geven. 

Het doel van de Wet werk en zekerheid is om ervoor te zorgen dat iedereen, ook flexwerkers, weet waar hij aan toe is. Een groot aantal werknemers heeft op die manier eerder zekerheid. Ik spreek veel arbeidsjuristen. Ik mail ze, maar ze mailen mij ook. Zij schetsen bepaalde beelden van de invoering van deze grootste wijziging van het arbeidsrecht sinds decennia. De wet is ingevoerd op 1 juli. We zijn de facto dus precies zes maanden verder. De grote ontslaggolf is uitgebleven, maar wij blijven heel kritisch. We blijven de wet komend jaar volgen, ook qua jurisprudentie. Veel lijkt overigens nog onbekend. In de wet zijn uitzonderingen voor het midden- en kleinbedrijf opgenomen. Ik wijs voorts op de cao's, waarin maatwerk kan worden geleverd. 

We hebben al even gesproken over het seizoenswerk en het overleg tussen LTO en FNV. Zij hebben hun kans gegrepen, maar in andere sectoren gebeurt dat niet. Daar gaat het moeizaam. Ik vraag de minister daar een beeld van te schetsen. Wat verwacht hij op dit punt en hoe zal het verder gaan? De oplossing van LTO — vier jaar lang een los contract, daarna een vast contract — lijkt mooi. Het lijkt ook een oplossing te zijn voor het systeem waarbij de WW als ondernemersrisico was ingeboekt en waar heel veel sectoren, niet in de laatste plaats de publieke omroep, massief gebruik van maakten. 

Uiteindelijk willen werkgevers best veel mensen een vaste baan geven. Ik ben daar misschien wat minder somber over dan mijn collega's. Veel werkgevers hebben wat dat betreft een cultuuromslag gemaakt. We zien dat terug in cao-afspraken in de bouw, maar ook bij RTL en bij ING. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Mevrouw Vermeij sprak over seizoenswerk en LTO. Heeft zij ook gekeken naar de recreatiesector? Daar zien wij beelden van een ontevreden werkgever en een ontevreden seizoenswerker. Vindt mevrouw Vermeij dat wenselijk? Hoe moet dat worden opgelost? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ontevredenheid is nooit wenselijk. Ik heb ook gekeken naar de recreatiesector. Sterker, ik ben daar een dag geweest. Ik heb de uitvoerige verscheidenheid aan bedrijven daar mogen zien. Er is inmiddels ook al een zogenaamde mama- en papacamping. Die heeft geen last van deze wet. Het is een heel grote camping waar man en vrouw allebei werken. Ze hebben normaliter geen mensen in dienst, alleen af en toe in drukke tijden. Het is een heel grote camping met duofuncties. Dat is ideaal. Een aantal mensen ziet echter ook problemen. Overigens zijn op campings de gevolgen van die zes maanden voor sommigen nog wel te doen, omdat die campings vrij laat opengaan en vrij vroeg weer dicht. Ik zie en ik hoop ook echt dat ze daar wel in overleg uit komen. Ik vermoed dat het gesprek ook na deze begroting voortgezet wordt. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Mevrouw Vermeij hoopt, en dat is geen strategie. Als een werkgever en een werknemer ontevreden zijn, klopt het dan wel? Is die wet op dit punt dan goed genoeg? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Er is wel verschil tussen die werkgever en die werknemer. Die werknemer is volstrekt afhankelijk van die werkgever. De vraag is of die werkgever geen oplossing heeft voor het probleem en of die werkgever goed gezocht heeft naar een oplossing voor het probleem. Ook ik krijg mails van werknemers die zeer ontevreden zijn en liever willen werken. Maar ik wijs ook naar werkgevers die in staat moeten zijn om hiervoor een maatwerkoplossing te bieden. In de recreatiesector kan dat nu al: vier keer zes. We willen ze graag overleg laten voeren met elkaar. Ik vraag aan de minister om daarop te reflecteren, want ik hoop dat zeer. Maar dat er helemaal niets gebeurt in die sector is onzin. Er is een totale verscheidenheid aan beelden waar je niet zomaar één voorbeeld als maat der dingen uit kunt nemen. 

Ik ga afronden. Het laatste onderwerp grijpt terug op vorig jaar toen het ibo zzp er nog niet lag. Het IMF komt zelfs met een waarschuwing. Het aantal zzp'ers neemt in Nederland uitzonderlijk hard toe. Wereldwijd hebben we nog nooit zo'n scherpe toename gezien. Het IMF heeft met verbazing gadegeslagen dat zelfs verplegend personeel in ziekenhuizen op grote schaal als zzp'er aan de slag is gegaan, in uniform en onder directe leiding. We zien ook bij scholen dat de juf of de meester in zo'n constructie wordt geduwd. Het is helaas, dat zeg ik ook tegen de regering, niet gelukt om op dat ibo zzp met een reactie te komen die daarin bepaalde doorbraken forceert, die kijkt naar de fiscale facilitering van beide groepen, die kijkt naar de onderkant van die arbeidsmarkt die langzaam uitgehold wordt en die kijkt naar de sociale zekerheid die uitgehold wordt. Vandaar ook mijn reactie zojuist op het idee van de heer Heerma, omdat ik denk dat we dit onderwerp, samen met de structurele problemen rond werkgelegenheid, aan de SER mee kunnen geven. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Mevrouw Vermeij haalt het IMF-rapport aan dat zegt dat het hoge aantal zzp'ers in Nederland voortvloeit uit de starre arbeidsmarkt. Deelt mevrouw Vermeij die analyse en zo ja, wat wil ze aan die starre arbeidsmarkt doen? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee, ik deel die analyse niet. De heer Mulder heeft het rapport van de regering over ibo zzp niet gelezen, want er is meer dan "arbeidsmarkt" of "arbeidsrecht". Er is ook nog zoiets als: wie maken we goedkoop? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik heb het over het IMF-rapport. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ja, maar dat is niet de enige oorzaak die het IMF noemt. Er is een grote zorg bij het IMF over het aantal zzp'ers. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb heftige debatten met mevrouw Vermeij gevoerd over de verhoging van de AOW-leeftijd. Die is toen ingevoerd omdat we nu heel veel mensen tekort zouden hebben en geen handen aan het bed zouden hebben. Het tegendeel is waar. We hebben nu 600.000 werklozen. Heeft mevrouw Vermeij er nu spijt van dat zij toentertijd op foute veronderstellingen de verhoging van de AOW-leeftijd heeft gesteund? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee, want de veronderstelling dat wij de verhoging van de AOW-leeftijd hebben gesteund vanwege arbeidstekorten is onjuist. Er was iets anders aan de hand. Er was ook een stijgende levensverwachting. Daar hadden we met z'n allen mee te maken. We hadden ook met houdbaarheidsvraagstukken te maken. Er was een conglomeraat aan oorzaken, waarvan we de crisis, ook rond de werkgelegenheid, niet konden voorspellen. Dat maakte een verhoging van de AOW-leeftijd noodzakelijk. 

De heer Ulenbelt (SP):

Mijn partij heeft aan Maurice de Hond gevraagd of de AOW-leeftijd, gezien de werkloosheid, verder omhoog moet. 73% van de kiezers van uw partij zegt: nee, dat moet niet. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Moet hij verder omhoog? 

De heer Ulenbelt (SP):

Nee, hij moet volgend jaar niet verder omhoog. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Na volgend jaar. 

De heer Ulenbelt (SP):

Dat was de vraag. 73% van de PvdA-kiezers vindt dat. Dat is toch reden om op uw schreden terug te keren … 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik begreep … 

De voorzitter:

Laat mijnheer Ulenbelt even zijn vraag afmaken. 

De heer Ulenbelt (SP):

… al was het maar om wat de mensen die wij aan tafel gehoord hebben over ouderenwerkloosheid, hebben gezegd. Wij moeten niet langer een sollicitatieplicht opleggen als mensen bij een hogere AOW-leeftijd toch nooit worden aangenomen. Kan mevrouw Vermeij dan niet op haar schreden terugkeren? Kan zij op zijn minst de ouderen ontheffen van een sollicitatieplicht? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Uit die enquête die ik niet ken, begreep ik dat het niet uitmaakte van welke partij de geïnterviewden waren. Ik vaar nu echt op de gegevens die ik van de heer Ulenbelt heb. Het lag allemaal zo rond de 60% à 70%. Het is echt een pijnlijke maatregel. Voor mensen die werkloos raken is het ook een pijnlijke maatregel. Wij hebben in Nederland gelukkig WW en IOW zonder partner- en vermogenstoets. Als je op die leeftijd je baan verliest, willen wij daar echt wat aan doen. En er moet meer gebeuren. Maar ik keer niet op mijn schreden terug. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Vorig jaar pleitte mevrouw Vermeij nog voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp'ers. Ik zie dat zij helemaal opfleurt. Misschien had zij gewoon te weinig spreektijd om daarop in te gaan. Ik zou graag van haar horen hoe zij er nu in staat, ook gelet op het ibo zzp en de reactie van de minister tot nu toe. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat vond ik teleurstellend, want ik had met anderen zeer gehoopt dat daar stappen in gezet zouden kunnen worden. De analyse in het ibo zzp geeft daar overigens ook wel aanleiding toe. Ik deelde dat indertijd met de heer Van Ojik, die toen de begrotingsbehandeling deed. Wij hebben daarbij nog gediscussieerd over het verplichte karakter. Wij deelden de zorg dat bij een verplichting risicodeling optreedt. Daar waren wij het toen helemaal over eens. Hoewel ik er nog veel vragen over heb, vind ik de woorden van de heer Heerma van vandaag interessant. Ook dat is een verplichte verzekering voor iedereen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat klopt. Dat voorstel gaat ook over een verzekering voor alle werkenden. Dat is inderdaad een interessant aspect. Ik begrijp hieruit dat ook de Partij van de Arbeid nog steeds is voor een verzekering voor alle werkenden. Ik reken erop dat de Partij van de Arbeid voorstellen daartoe van andere fracties zal steunen. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat hangt een beetje van de vormgeving af, want er zitten heel veel vraagstukken aan vast. Ik heb nu gereageerd op de heer Heerma en zijn voorstel, waar ik veel vragen over heb. Ik zou graag het hele conglomeraat bij de SER neerleggen. Ook daar leven er gedachten over, net als over het ibo zzp. 

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Het kabinet wil, daartoe aangespoord door de Partij van de Arbeid, een aantal belangrijke en noodzakelijke veranderingen op onze arbeidsmarkt tot stand brengen. Het wil bijvoorbeeld een eind maken aan de doorgeschoten flexibilisering, waarbij mensen de baantjes aan elkaar moeten rijgen om thuis de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, en waarbij ze uiteindelijk kopje-onder gaan in de race naar de bodem. Ik noem ook het steviger dan ooit aanpakken van uitbuiting van buitenlandse collega's, oneerlijke concurrentie ten aanzien van bedrijven die zich wel aan de regels houden, en verdringing van Nederlandse werknemers die daardoor als zogenaamd "te duur" aan de kant blijven staan. Ik noem het verlagen van de topinkomens in de publieke en de semipublieke sector, omdat onze belastingcenten naar excellent onderwijs, fraai wonen en goede zorg moeten, en niet naar torenhoge salarissen van onderwijsbestuurders, corporatiebonzen en zorgbobo's. Ik noem ook het werkgevers een handje helpen bij het geven van kansen aan mensen met een beperking, zodat bedrijven een afspiegeling zijn van onze samenleving. Dat gebeurt met respectievelijk de Wet werk en zekerheid, de Wet aanpak schijnconstructies, de Wet normering topinkomens, de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Het zijn allemaal wetten die dit jaar in werking zijn getreden. Het zijn ook allemaal wetten die op een brede steun in de Kamer konden rekenen, niet alleen van onze coalitiepartner. Het zijn allemaal wetten die veranderingen met zich meebrengen die wij vanzelfsprekend vinden, maar die daarmee nog niet vanzelf ontstaan. 

Het zijn ook stuk voor stuk wetten die feitelijk niets minder dan een cultuuromslag betekenen. Weg van de cultuur waarin mensen worden gezien als onvermijdelijke kostenpost waarop je zo veel mogelijk bezuinigt, en niet als het grootste kapitaal van een onderneming, waarin je juist moet investeren. Weg van de cultuur waarin opdrachtgever en hoofdaannemer bij onderbetaling hun schouders ophalen, de andere kant op kijken en hun handen in onschuld wassen. Weg van de cultuur waarin zogenaamde topbestuurders zichzelf graag spiegelen aan salarissen in het buitenland, maar hoogstens naar het buitenland gaan voor hun vakantie. Weg van een cultuur waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen niet verder gaat dan het schenken van koffie van Max Havelaar en het gebruiken van kringlooppapier. Zulke cultuuromslagen vragen om een lange adem. Ze vragen om doorzettingsvermogen en om de bereidheid om misstanden blijvend aan de kaak te stellen. De Partij van de Arbeid doet dat, elke dag opnieuw, met hart en ziel, omdat zij staat voor een fatsoenlijke arbeidsmarkt, voor gewoon goed werk. 

De Partij van de Arbeid spoort het kabinet aan, zich sterk te blijven maken voor dat gewoon goede werk door de concrete vertaling van de handhavingsrichtlijn die gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plek dichterbij brengt, snel naar de Kamer te sturen. Zij spoort het kabinet aan zich daarvoor sterk te blijven maken door voorop te blijven lopen bij het ijveren voor een stevige verbetering van de Detacheringsrichtlijn, zodat Europa dat gelijke loon bevordert en niet langer frustreert. Het kabinet moet verder schijnzelfstandigheid krachtig aanpakken door de met de Wet aanpak schijnconstructies ingevoerde aansprakelijkheid voor opdrachtgevers te vertalen naar bijvoorbeeld de pakketbezorgingsbranche, waar grote spelers als Bol.com en Zalando binnenlopen over de ruggen van bezorgers. Die ketenaansprakelijkheid moet niet alleen op het terrein van arbeidsvoorwaarden van toepassing worden verklaard, maar ook op het terrein van arbeidsomstandigheden en veiligheid. Ik heb daarvoor al eerder gepleit. De Partij van de Arbeid spoort het kabinet ook aan, zich sterk te blijven maken voor goed werk door stevig te blijven inzetten op handhaving. In dat kader dring ik er bij de minister op aan, de eerder door de Partij van de Arbeid bepleite en vervolgens in het sociaal akkoord overeengekomen uitbreiding van de Inspectie SZW volgend jaar niet af te bouwen, maar voorlopig op sterkte te houden. Een aantal collega's, onder wie de heer Heerma en de heer Van Weyenberg, hebben daar eerder ook op aangedrongen. 

Verder vraag ik de minister om een einde te maken aan het convenant dat de Belastingdienst in 2010 met de uitzendbranche afsloot, de zogenaamde ET-regeling, waardoor uitzendkrachten uit andere EU-landen een stuk goedkoper worden dan Nederlandse werknemers. Ik vraag hem ook om het aloude A1-formulier kritisch tegen het licht te houden. Dat lokt schijnconstructies uit in de vorm van premieshoppen en het zoeken naar de plaats waar de premie het laagst is. Daar moet wat mijn fractie betreft een einde aan komen. Ik vraag de minister bovendien om het misbruik aan te pakken van stages en werkervaringsplaatsen nadat jongeren zijn afgestudeerd, waarbij ze feitelijk gewoon werkzaamheden verrichten, maar de werkgever ze geen loon hoeft te betalen. Dat misbruik neemt hand over hand toe. Ik vraag de minister ook om bij die aanpak de ervaringen te betrekken van de in de afgelopen zomer door FNV Jong gestarte campagne. Het kabinet moet zich ook sterk blijven maken voor een fatsoenlijke arbeidsmarkt door ervoor te zorgen dat de Participatiewet meer banen voor mensen met een beperking oplevert dan zonder die wet het geval zou zijn, in het bedrijfsleven en bij de overheid als collega tussen de collega's. Dat gebeurt inmiddels, maar er is meer nodig. Onze ambitie en die van vakbonden en werkgevers is immers hoog. Als goedbedoelde regels daaraan in de weg staan, moeten wij niet bang zijn om die aan te pakken. 

Het is goed dat de staatssecretaris daar op verzoek van de Kamer mee aan de slag is gegaan. Ik stel vast dat zij met vakbonden, werkgevers, gemeentes en het UWV afspraken heeft gemaakt waarop ik, maar niet ik alleen, eerder heb aangedrongen: van een vaste loonkostensubsidie voor het eerste halfjaar tot het niet meer elk jaar iemands loonwaarde hoeven meten. En er zijn afspraken gemaakt over het — ik zeg het maar even in mijn woorden — ophalen van meer informatie over de verschillen die zich voordoen door de UWV-beoordeling en de loonwaardemeting ter plaatse. 

Ik heb echter ook gevraagd dat de overheid in haar rol als werkgever zelf een tandje bij zet. Een min of meer toegezegde brief na een motie die ik daar eerder over indiende, heb ik echter tot op de dag van vandaag niet gezien. Daarom zou ik willen voorstellen om snel te komen met een plan van aanpak met concrete acties om juist bij de overheid zelf voldoende mensen met een beperking een kans te geven. Practice what you preach. 

In zowat alle debatten over de Participatiewet heb ik aandacht gevraagd voor het creëren van banen voor mensen met een beperking, via het bevorderen van sociaal ondernemerschap, samen met de heer Heerma bijvoorbeeld, via sociaal aanbesteden en via reshoring, het terughalen van werk naar Nederland. Dat doe ik ook nu, heel concreet door de staatssecretaris te vragen onderzoek te doen naar praktische en/of juridische belemmeringen in de aanbestedingspraktijk die het beter en meer gebruikmaken van het instrument social return in de weg zitten. En ik doe het door haar te verzoeken om het in Tilburg ontwikkelde "total cost of ownership"-model beschikbaar te stellen voor heel Nederland. Daarmee wordt nu in Brabant geëxperimenteerd en krijgen werkgevers een totaalbeeld van de kosten die zijn verbonden aan het hier of elders laten verrichten van werkzaamheden. 

Wanneer het om de Participatiewet gaat, is het bovenal ook zaak dat mensen die op een uitkering zijn aangewezen fair en met respect worden behandeld, waarbij rekening wordt gehouden met hun persoonlijke omstandigheden. Gemeentes moeten mensen stimuleren om het beste uit zichzelf te halen, soms door ze een beetje prikkelen als dat nodig is, maar zonder dat dat doorslaat in plagen of pesten. Gemeentes zouden bij uitstek in staat moeten zijn om dat goed te doen. Sterker nog, het was een van de redenen om de uitvoering van de wet in hun handen te leggen. Zij staan het dichtst bij hun inwoners. Zij zouden moeten weten wie het zijn, wat ze kunnen, wat ze willen en wat ervoor nodig is om daar te komen. Zij moeten dus maatwerk kunnen leveren. 

De heer Ulenbelt (SP):

Toen de minister met sectorplannen kwam, juichte de Partij van de Arbeid: ha, banenplannen! Wij weten nu dat die geen baan hebben opgeleverd. Toch is de heer Kerstens op zoek naar banen voor mensen die het moeilijk hebben. Nu heeft de SP vandaag het plan gelanceerd om ongeveer 30.000 langdurig werklozen aan nuttig, zinvol en maatschappelijk volwaardig werk te helpen. Dat plan kost 500 miljoen. Er is nu 600 miljoen verspild. Nu gaan wij 500 miljoen goed besteden. Kunnen wij op de steun van de Partij van de Arbeid rekenen? 

De heer Kerstens (PvdA):

Mevrouw Vermeij heeft er net ook het een en ander over gezegd, maar ik vind niet dat die 600 miljoen van de sectorplannen verspild is. Overigens ging het om meer geld omdat vakbonden, werkgevers, sectoren en regio's de plannen dusdanig goed vonden dat ze er ook eigen geld in stopten. Dat doen ze niet als ze denken dat het plannen zijn voor de bühne, die niets opleveren. Door die plannen zijn duizenden en duizenden mensen in een betere positie gekomen. 

Nu kom ik op het voorstel van de SP. Ik heb daarstraks in een interruptie mijn verbazing erover uitgesproken dat de SP dat voorstel niet deed toen de wet over het lage-inkomensvoordeel — die ging over 500 miljoen euro op jaarbasis — werd behandeld. Het enige wat de SP-fractie toen gedaan heeft, is een voorstel indienen dat, als het aangenomen zou zijn, ervoor gezorgd zou hebben dat er bijvoorbeeld minder geld zou gaan naar de sociale werkplaatsen, terwijl die dat geld hard nodig hebben om een fatsoenlijke cao af te sluiten. Ik heb dit plan nog niet gezien, anders dan in een krantenartikel. Ik weet ook niet waar de heer Ulenbelt de 500 miljoen nu vandaan gaat halen, want het moment om dat te regelen is een klein beetje voorbij. Maar daar is meer dan 500 miljoen voor nodig, want naast de €13.500 per plek, die de SP-fractie berekent, gaat er ook nog eens een €12.500 bij aan uitkeringen om aan dat inkomen te komen. Ik denk dus dat de heer Ulenbelt te laat is met zijn plan, maar ik zie daarvan graag een verdere invulling tegemoet. Dan zullen we er altijd naar kijken. Dit moment is echter voorbij. 

De heer Ulenbelt (SP):

Het Belastingplan is nog helemaal niet zeker. Er kan nog genoeg komen. De heer Kerstens zegt: u bent te laat. Voor goede plannen ben je nooit te laat. Dat is de heer Kerstens toch op zijn minst met mij eens. Laat hem, als het Belastingplan niet doorgaat, er eens goed naar kijken, dan kunnen we mensen concreet perspectief bieden. De minister heeft immers zelf gezegd dat die sectorplannen niet bedoeld waren om een baan op te leveren. Nu de SP met een plan voor banen komt, zegt de Partij van de Arbeid dat we te laat zijn. Nee, mijnheer Kerstens, voor goede plannen is het nooit te laat. 

De heer Kerstens (PvdA):

Nog maar een keer: ik vind niet dat de sectorplannen mensen geen perspectief hebben geboden. Ik moet daarbij denken aan een uitzending van Nieuwsuur van vorige weer, waarin een aantal van onze collega's iets over de sectorplannen zei en waarin ook een bouwvakker werd opgevoerd die er eigenlijk wel blij mee was, omdat hij er zijn baan aan te danken had. Vandaag heb ik over de sectorplannen ook berichten vanuit de schildersector gezien. De 500 miljoen euro die besteed wordt aan het lage-inkomensvoordeel, waar de Kamer in grote meerderheid ja tegen heeft gezegd, is wat mij betreft ook goed besteed geld. Dat gaat echte banen opleveren en tegelijkertijd zorgt het voor een daling van de loonkosten in de sector van de sociale werkplaatsen. Die daling kan besteed worden aan een fatsoenlijke cao. De heer Ulenbelt is het met mij eens dat de mensen in de sociale werkplaats daar recht op hebben. Het Belastingplan zelf is in de Tweede Kamer ook aan de orde geweest. Dat is bij meerderheid aangenomen. Dat ligt nu in de Eerste Kamer. Ik denk niet dat er in de Eerste Kamer nog een plannetje van 500 miljoen euro ingefietst kan worden. Wij vinden, met vakbonden, dat het Belastingplan dat in de Eerste Kamer ligt, aangenomen moet worden. Als zich daarna weer een gelegenheid voordoet voor goede plannen, denken wij daar graag over mee. 

De voorzitter:

Mijnheer Ulenbelt, ik zie dat u geïrriteerd bent over de lengte van de antwoorden. Met het oog op de tijd die we allemaal nog hebben te gaan, lijkt het mij verstandig dat iedereen die aan dit debat deelneemt, zich beperkt. 

Mijnheer Van Weyenberg, ik daag u uit. Korte, puntige vragen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik verwachtte dat de heer Mulder een reactie zou geven op de grote woorden over de sectorplannen. Ik dacht "nu komt hij", maar hij heeft blijkbaar besloten om te blijven zitten. Dat mag; dan doe ik het wel. Ik heb toch één punt. Ik vind de heer Kerstens een pietsie te optimistisch. Als je 600 miljoen vrijspeelt voor sectorplannen en er nog meer dan 400 miljoen op de plank ligt, dan kan de heer Kerstens daar toch niet tevreden over zijn? Zeker niet als we de bouw, een sector die de heer Kerstens goed kent, pakken. Uit een onderzoek van de Rekenkamer blijkt dat een deel van het geld niet is uitgegeven omdat het crisis bleef en dat een groot deel anders door de sociale partners zelf zou zijn opgehoest. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik heb niet meer en niet minder gedaan dan te reageren op de wel heel negatieve toonzetting over de sectorplannen. Ik heb getracht dat beeld wat te nuanceren. 

De voorzitter:

En nu het antwoord op de vraag van de heer Van Weyenberg? 

De heer Kerstens (PvdA):

Dat was het antwoord. Ik wil het kort doen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter, ik ben blij dat het niet aan mij lag dat ik dacht dat het geen antwoord was. Ik probeer het dus gewoon nog een keer. 400 miljoen van de 600 miljoen ligt nog op de plank. Daarover is de heer Kerstens net als ik toch teleurgesteld? Laat hem dat gewoon toegeven. Het feit is dat in de bouw, omdat het herstel uitbleef, het crisisplannengeld niet volledig is uitgegeven. En de heer Kerstens kan er toch ook niet tevreden over zijn dat uit het onderzoek van de Rekenkamer blijkt dat voor een groot deel met overheidsgeld dingen zijn betaald die anders door het cao-fonds waren betaald? 

De voorzitter:

Mijnheer Kerstens, excuus. Het was een fijn, kort antwoord net. Houd dat vast. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik denk dat ik hieraan toch twee zinnen meer moet wijden om de heer Van Weyenberg tevreden te stellen. Natuurlijk had ik graag gezien dat een groter deel van het sectorplannengeld was opgegaan aan het meer perspectief bieden aan mensen. Overigens lopen heel veel sectorplannen nog. Ik ben niet erg onder de indruk van de opmerking dat met het geld van de overheid zaken zijn gebeurd die anders door sociale partners zouden zijn opgepakt. Dat was nou juist een van de kernideeën van de sectorplannen: leg er geld bij zodat er meer geld beschikbaar is voor de activiteiten. 

Ik sprak erover dat gemeenten bij uitstek in staat zouden moeten zijn om goed maatwerk te leveren voor mensen die aangewezen zijn op een uitkering. Sterker nog: het is een van de redenen om de uitvoering van de Participatiewet in hun handen te leggen. Ze staan het dichtst bij hun inwoners en zouden moeten weten wie het zijn, wat ze kunnen, wat ze willen en wat ervoor nodig is om daar te komen, en dus maatwerk moeten leveren. We kennen echter allemaal de voorbeelden waarin van respect of maatwerk te weinig te merken is. Vaak gaat het om misstanden die al jaren bestaan en waar de nieuwe wet, die immers pas op 1 januari is ingegaan, de schuld van krijgt. Denk aan de situatie bij een aantal gemeenten in de Achterhoek, waar uitkeringsgerechtigden vier jaar lang papieren bloemen moesten vouwen zonder er zelf iets mee op te schieten. Dat is niet de schuld van de nieuwe wet, maar die moet er wel een eind aan maken. Maatwerk, dus het rekening houden met persoonlijke omstandigheden, staat in de nieuwe wet immers voorop. Het wordt tijd dat alle gemeenten op dit punt gaan leveren. Graag hoor ik van de staatssecretaris of zij bereid is om zich steviger dan tot nu toe op te stellen jegens gemeenten die het wat dat betreft niet goed doen. Vanuit Den Haag, waar we stelselverantwoordelijk zijn, moeten we erop toezien dat ook deze wet, net als alle andere wetten, naar letter en geest wordt uitgevoerd. Graag hoor ik van de staatssecretaris of zij daarbij aan onze kant staat, en daarmee aan de kant van de mensen om wie het gaat, en welke initiatieven we eventueel op dit vlak van haar mogen verwachten. Mochten die niet komen, staat zij dan welwillend tegenover zulke initiatieven uit de Kamer? 

Uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid, zonder dat dit verwordt tot "zoekt u het zelf maar uit", maar ook rekening houden met iemands persoonlijke omstandigheden, dat geldt niet alleen in het kader van de Participatiewet, maar ook voor bijvoorbeeld het integratiedebat in Nederland. Iemand een handje helpen, maar iemand ook vragen om zelf een inspanning te leveren, dat staat voor de Partij van de Arbeid voorop in het integratiedebat. Wij bouwen geen muur om Nederland, maar verwachten van iedereen wel dat hij zijn best doet om erbij te horen, om deel uit te maken van onze samenleving en daarvan deel uit te willen maken, met de daarbij horende waarden die wij vanzelfsprekend vinden, zoals vrijheid, gelijkheid en zelfbeschikking. We accepteren niet dat die waarden met voeten worden getreden. Hoewel het na de recente aanslagen in Parijs vooral ging om de vraag of een of twee aanslagplegers deel uitmaakten van de huidige vluchtelingenstroom — die vraag snap ik — was het voor mij minstens zo belangrijk om mij te realiseren dat het overgrote deel van de aanslagplegers hier in West-Europa is opgegroeid. Tijdige integratie van mensen die naar Nederland komen en hier mogen blijven, deelnemen aan en meedoen in onze samenleving, is daarom van groot belang. De Partij van de Arbeid onderschrijft dan ook de opstelling van het kabinet in dezen, die is herhaald in de vluchtelingenbrief van 27 november jl., waarvan het snel en serieus inzetten op integratie de kern is met, zoals wij dat noemen, een warm hart en een koel hoofd. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De Partij van de Arbeid is drie jaar geleden in het kabinet gekomen om banen te leveren. Drie jaar later is het resultaat 101.000 werklozen erbij. We hebben nog nooit zo veel ouderen in de WW gehad. Een op de vijf huishoudens heeft problematische schulden. De VVD geeft een onvoldoende, uw collega Marcouch noemt de minister "naïef", de heer Rottenberg is het niet gelukt om de minister op het schild te houden. De minister is aangeschoten wild geworden. Hoe denkt u dat deze minister nog uw ambities kan waarmaken? 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik ben mijn betoog begonnen met een van onze hoofdpunten: het inzetten op een fatsoenlijke arbeidsmarkt. Ik heb daarbij een aantal zaken genoemd die vanuit de Partij van de Arbeid, overigens met steun van uw partij en van een groot deel van de Kamer, door de minister in gang zijn gezet. Ongeacht of het gaat om de Wet aanpak schijnconstructies, de Wet werk en zekerheid, dat zijn stuk voor stuk verdiensten van dit kabinet waarmee fatsoenlijk werk dichterbij wordt gebracht. In uw vraag over het aantal banen vergat u te memoreren dat we uit de diepste, de zwaarste, de langste crisis van na de jaren dertig van de vorige eeuw zijn gekomen. Inmiddels komen er elke keer meer banen bij. Mijn collega mevrouw Vermeij heeft het aantal van 138.000 genoemd over het afgelopen jaar. Dat zijn meer banen dan er in alle jaren sinds 2008 bij zijn gekomen. Dat de stijging van het aantal banen niet een-op-een loopt met de daling van de werkloosheid, heeft verschillende oorzaken. Een van die oorzaken is dat mensen die zich hadden afgekeerd van de arbeidsmarkt omdat ze dachten dat er voor hen geen kans meer was, zich nu weer gaan melden en op banen terechtkomen. Of werkgevers die door het aantrekken van de economie mensen eerst voorzichtig baantjes gaven voor een aantal uren, die mensen eerst meer uren geven voordat ze andere mensen aannemen. Natuurlijk moet de werkloosheid wat ons betreft nog een stuk omlaag, maar het is niet zo dat er geen banen bij zijn gekomen. Die banen komen er wel degelijk bij. Wat ons betreft zouden het wel fatsoenlijkere banen moeten worden, van flexbanen naar banen met meer perspectief. We zien dat in bijvoorbeeld de industrie ook gebeuren. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De Partij van de Arbeid is de partij van het uitleggen. Dat krijgen ze mee: je moet het uitleggen. Maar wordt het na drie jaar geen tijd om kritisch zijn, ook naar je eigen mensen, ook naar je eigen bewindspersonen? In 2012, op het hoogtepunt van de crisis, hadden we 516.000 werklozen. Drie jaar later hebben we er 100.000 bij, terwijl het met de economie in Duitsland en in België beter gaat en er daar minder werklozen zijn. Hier zit nu een minister in wie zelfs de coalitiepartner geen vertrouwen heeft. En de heer Kerstens moet nu zelfs deze minister verdedigen! 

De heer Kerstens (PvdA):

Het is niet zo dat we, zoals ik uit de woorden van de heer Öztürk proef, ineens na drie jaar kritisch zouden moeten worden op deze minister en andere ministers. Dat zijn we vanaf dag één geweest, omdat voor ons meer banen en fatsoenlijk werk een speerpunt is. Ik noemde net de Wet aanpak schijnconstructies. Die stond niet in het regeerakkoord. Wij hebben daarop aangedrongen. Zo doen we dat. Ik heb een hele lijst genoemd van punten die ik graag gerealiseerd zie. Zo doen we dat vanaf dag één. 

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister is gisteren of eergisteren wederom gekomen met een participatieverklaring. Daarmee moeten nieuwkomers verklaren dat zij staan voor de basiswaarden van vrijheid: vrijheid van meningsuiting, vrijheid om je eigen partner te kiezen, zelfbeschikking, dus dat je zelf bepaalt wat je bent of wat je gelooft, of dat je gelooft of niet gelooft. Het is de Partij van de Arbeid die aanvankelijk de segregatie en integratie belemmerende factoren wilde opruimen, maar deze minister geeft zelf het slechte voorbeeld door met het oog op integratie van Nederlanders van bijvoorbeeld Turkse of Marokkaanse afkomst samen te werken met de landen van herkomst en oerconservatieve organisaties in Nederland. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Deelt de heer Kerstens mijn mening dat, als je dit überhaupt geloofwaardig wilt invoeren, je zelf zult moeten beginnen met het goede voorbeeld te geven en dat je dus moet stoppen met die samenwerking, je moet richten op het bestrijden van segregatie en als uitgangspunt het zelfbeschikkingsrecht moet nemen in plaats van je over te leveren aan dit soort clubs? 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik herhaal graag de woorden van de heer Heerma: we hebben hier een minister die volgens mij dag in, dag uit laat zien dat hij voor deze waarden staat, een minister die deze waarden niet alleen in woord, maar ook in daad uitdraagt. Wat betreft de landen die mevrouw Karabulut noemde — ik begrijp uit haar eigen bijdrage dat het gaat om bijvoorbeeld Turkije en Marokko — zijn wij van mening dat juist het in gesprek blijven met die landen of organisaties ons helpt om zicht daarop te houden, om onze waarden te blijven uitdragen en om hun waarden, als die anders zijn, te blijven uitdagen. Dat lijkt ons beter dan hun de rug toekeren en niet zien wat er dan gebeurt. En overigens zijn er wat betreft Turkije nog wel andere redenen om met dat land in gesprek te blijven; denk aan het vluchtelingenvraagstuk. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Onder welke steen heeft de heer Kerstens gelegen? Ik heb het niet over de minister. Ik heb het over de Partij van de Arbeid. Als hij zegt dat hij voor die vrijheden staat, dan staat dat haaks op de samenwerking voor de integratie van Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse afkomst met overheden die lak hebben aan die zelfbeschikking. Hoezo vrijheid van meningsuiting? Journalisten worden in het gevang gegooid. En die clubs die hier in Nederland opereren, staan echt niet voor de homo-emancipatie. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Moet daarmee niet worden gebroken om überhaupt geloofwaardig te zijn? Of zegt de heer Kerstens: nee, we gaan die segregatie en die parallelle samenleving lekker bestendigen? 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik dacht dat de vraag van mevrouw Karabulut een andere was, namelijk de vraag onder welke steen ik heb gelegen. Ik weet dat mevrouw Karabulut soms een beetje kriegelig wordt als het gegeven antwoord haar niet zint. Ik heb onder geen enkele steen gelegen. Ze mag uit mijn antwoord opmaken dat wij het wat dit betreft eens zijn met de opstelling van de minister. Ze moet van mij aannemen — ze weet dat ook — dat de Nederlandse overheid bijvoorbeeld bij de arrestatie van een Nederlandse journalist in Turkije dat land daarop ook aanspreekt. Dat kan alleen maar als je met zo'n land in gesprek bent. 

De voorzitter:

Iedereen wordt een beetje kriegelig. Dat realiseer ik me. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben helemaal niet kriegel. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik ook niet. 

De voorzitter:

Nee, maar we gaan gewoon verder met de volgende vraag. U hebt twee lange vragen gesteld in deze interruptie, mevrouw Karabulut. Ik geef nu het woord aan mevrouw Voortman, die al een tijdje staat te wachten. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wil graag ingaan op de participatieverklaring. Het kabinet stelt voor om die verplicht in te voeren. Nu hebben we hierover eerder een debat gehad, vorig jaar of anderhalf jaar geleden. Toen zei de minister dat hij in vijf gemeentes een pilot zou gaan uitvoeren. Nu wordt die participatieverklaring echter toch al verplicht ingevoerd. Hoe staat de PvdA-fractie daarin? 

De heer Kerstens (PvdA):

Wij zien graag van de minister tegemoet hoe de ervaringen zijn in de plaatsen waar proefgedraaid is met de participatieverklaring. Ik heb daarover zelf ook weleens positieve geluiden gehoord, maar onze grondhouding is, net als vorig jaar, dat wij de participatieverklaring als een goed, belangrijk onderdeel zien van het beleid van het kabinet op dit punt. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De evaluatie is er inmiddels. Daaruit blijkt dat voor integratie de participatieverklaring het minst helpt. Wat juist wel helpt, is actief informatie geven en mensen welkom heten. Zou het dus niet beter zijn om daarop in te zetten en niet op iets puur cosmetisch als een participatieverklaring? 

De heer Kerstens (PvdA):

Volgens mij geldt hier: als je het een doet, hoef je het andere niet te laten. De andere zaken die mevrouw Voortman noemt, vinden wij ook van belang. Daarop zetten wij ook in. Dat heeft zij bijvoorbeeld kunnen zien in de vluchtelingenbrief — ik noem hem maar zo — van het kabinet van 27 november. Daar staan die andere elementen ook in. De kern daarvan is dat we zo snel mogelijk met integratie en participatie moeten beginnen. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Een collega van de heer Kerstens heeft gezegd dat er zo snel mogelijk moet worden begonnen met het leren van de taal, al vanaf dag één. Het kabinet spreekt daar feitelijk niet over in zijn brief. Daarin staat: we beginnen pas met de taal als mensen statushouder zijn. Is de PvdA nog steeds van mening dat we vanaf dag één, als deze mensen het land binnenkomen, moeten beginnen met de taal? Zo ja, hoe gaan we dat dan samen waarmaken? 

De heer Kerstens (PvdA):

Als ik de brief goed gelezen heb — en dat heb ik gedaan, ongetwijfeld net als de heer Sjoerdsma — dan wordt daarin wel degelijk ook iets gezegd over het leren van de Nederlandse taal, maar ook over het kennismaken met Nederlandse waarden en normen door mensen die naar Nederland zijn gekomen en nog geen statushouder zijn. Als je in een opvang komt, zie je daar bijvoorbeeld ook heel veel vrijwilligers die in samenwerking met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers eigenlijk al vanaf dag één aan de gang zijn met het laten wennen van mensen aan onze Nederlandse taal en onze normen en waarden. Nou, laat het dag vier zijn, als de eerste crisisopvang voorbij is. Als we dat kunnen uitbouwen, willen we daarover natuurlijk serieus nadenken. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat laatste is wel van belang, want het kabinet zegt in de brief feitelijk dat het het COA laat onderzoeken of het binnen de budgettaire kaders überhaupt mogelijk is om die taallessen te gaan geven. En als dat dan kan, kunnen we het resultaat van het onderzoek over een aantal maanden verwachten. Ik zou graag zien, ook gezien de eerdere opstelling van de Partij van de Arbeid, dat wij hierin gezamenlijk optrekken en de uitgestoken hand waarmaken die de heer Kerstens zonet aanbood. Ik zou graag zien dat we inderdaad vanaf dag één gaan beginnen en dat we deze minister vragen om zich daarvoor hard te maken. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik gaf zonet aan dat in de brief ook voorbeelden genoemd worden van de manieren waarop eigenlijk vanaf dag één al ingezet wordt op taal en het kennismaken met de Nederlandse samenleving. Dat gebeurt misschien niet op de manier waarop het gebeurt nadat iemand een status heeft gekregen, maar de kern is wat ons betreft dat we zo snel mogelijk beginnen met integratie. 

Mevrouw Karabulut (SP):

In onze buurten en wijken, zeker in Den Haag, Amsterdam en Utrecht maar ook in middelgrote steden, is er steeds meer segregatie. Kinderen van Nederlandse afkomst en kinderen van migranten die hier geboren en getogen zijn, gaan naar aparte scholen. Ik ben laatst ook in Molenbeek geweest. Ik was diep bedroefd, omdat de situatie daar nog veel verschrikkelijker is. Deelt de heer Kerstens mijn mening dat er politiek beleid moet komen tegen segregatie en voor samenleven? Met andere woorden, zouden we mensen, en zeker de nieuwe groepen migranten, niet zo veel mogelijk gespreid moeten laten wonen? Dat moet niet gedwongen gebeuren, maar door mogelijkheden te scheppen. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik denk dat dit inderdaad onderdeel kan uitmaken van een succesvolle integratie. Volgens mij is het nu vooral aan gemeenten om het een en ander aan onderwijs te doen, aan de zwarte, witte en gemengde scholen. Ik denk dat heel veel gemeenten dat heel helder op het netvlies hebben. Onder invloed van de huidige situatie krijgen zij het misschien nog wel scherper op hun netvlies. Als in de brief van het kabinet stevig wordt ingezet op het zo snel mogelijk integreren en participeren, denk ik dat heel veel gemeenten, die brief lezende, nog eens heel goed overdenken wat dat voor hen betekent op het gebied van sociale woningbouw of onderwijs. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is helaas niet altijd het geval, alleen al omdat er niet altijd de praktische mogelijkheden voor zijn. Heel veel gemeenten, maar zeker ook ouders, willen ondersteund worden door de minister en de Kamer als zij zelf initiatief nemen om scholen gemengd te krijgen. Steunt de heer Kerstens dat op zijn minst? 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik moet even nadenken over de manier waarop mevrouw Karabulut deze vraag precies formuleerde. Wij staan er niet onwelwillend tegenover. Ik hoor ook graag van de minister welke mogelijkheden hij daartoe ziet. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. De crisis laat diepe sporen na. Recente cijfers laten zien dat een op de negen kinderen opgroeit in armoede. Deze cijfers blijven zorgwekkend. Op aandringen van de PvdA is structureel 100 miljoen extra vrijgemaakt om gemeenten te ondersteunen bij armoedebestrijding. Ook de uitvoering van de motie van mezelf, die regelt dat gemeenten worden gestimuleerd om kindpakketten in het armoedebeleid op te nemen, heeft de staatssecretaris goed opgepakt. Uit onderzoek blijkt dat het vooral met de integrale aanpak beter kan, evenals met het bereik onder de kinderen die dit pakket nodig hebben. Hoe gaat de staatssecretaris deze knelpunten samen met VNG verder oppakken? 

Schrijnende voorbeelden zijn er genoeg. Denk aan ouders die het zich niet kunnen veroorloven om hun kinderen te laten sporten. Dit is echter essentieel voor gelijke kansen en een gezonde ontwikkeling. Ouders ontmoeten elkaar op het sportveld en kinderen gaan daar vriendschappen voor het leven aan. Sport verbindt. Daarom komen mijn collega Tjeerd van Dekken en ik met een amendement om sporten voor nog meer kinderen mogelijk te maken. In 2016 en 2017 doen wij dit voor nog eens 25.000 kinderen. Zo geven wij elk kind gelijke kansen. 

De heer Ulenbelt (SP):

Het is een sympathiek amendement, maar is het geen sigaar uit eigen doos als u dat gewoon uit het bijstandsbudget haalt? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik denk dat het belangrijk is om bijstands- of armoedebeleid specifiek te richten op kinderen. Dat lijkt mij de beste preventie tegen het van generatie op generatie overgaan van armoede. Daarom maken wij deze keuze. 

De heer Ulenbelt (SP):

Daarvoor hadden wij een voorstel van het kabinet voor een kindpakket voor kinderen in armoede. Dat ging van 300.000 naar 400.000. Ondanks de inspanningen van de staatssecretaris heeft dat niet geholpen. Dan is 2,5 miljoen wel een heel karig, bijna symbolisch bedrag. Als we die 800 miljoen voor de allerhoogste inkomens uit het Belastingplan daar nou eens uit halen en aan de gezinnen geven waar kinderen in armoede opgroeien. Kijk, dat tikt aan. Dan doe je wat aan armoede. Dat is geen fooi. Dit is toch een beetje symbolisch. Vindt u dat eigenlijk ook niet? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik vind het nogal wat dat de SP het symbolisch noemt om 25.000 kinderen meer mee te laten doen met sport en spel. Sport en spel verbroederen, verbinden en maken dat kinderen een veel gezondere ontwikkeling kunnen hebben. Ieder kind dat dit kan doen dankzij overheidsbeleid of hulp van anderen, is er mooi weer één. 25.000 kinderen meer zou ik niet bagatelliseren. Uw vraag is natuurlijk of wij niet meer willen doen. Natuurlijk. Daar zal ik verderop in mijn tekst op terugkomen. Dan doe ik zelf voorstellen. Als u zelf voorstellen en moties hebt, zal ik daar ook naar kijken en dan kunnen we daar later nog een oordeel over vellen. 

De voorzitter:

Mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Yücel zegt dat zij met nog meer voorstellen komt, dus dat wacht ik even af. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Teveel mensen in Nederland zitten in de schulden. Mensen kunnen moeilijk meedoen als zij zich zorgen maken of zij de huur nog kunnen betalen en of er die avond eten op tafel staat. Mensen die het meest kwetsbaar zijn, worden verder in het moeras geduwd. Helaas duwt juist de overheid, onbedoeld, mensen kopje onder. 

De kerstboom van de schuldhulpverlening en de incassopraktijken is in al die jaren opgetuigd met heel veel kerstballen, te veel lichtjes en veel te veel kleur. Gezellig is het niet, zoals door mijn collega's verschillende keren naar voren is gebracht. Een integrale en effectieve aanpak lijkt te ontbreken of is er niet voldoende. Dit is een kwalijke zaak. Wij vragen dan ook om in kaart te brengen hoe de schuldhulpverlening en de incassopraktijken over de hele linie werken. Een expertteam zou ook alternatieve aanpakken moeten kunnen ontwikkelen. Hoe effectief is ons beleid? Gaan de kosten niet boven de baten uit? Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan? 

Maatwerk en persoonlijk contact in een vroeg stadium kunnen ervoor zorgen dat torenhoge schulden in een later stadium worden voorkomen. Wij zien dan ook graag dat de staatssecretaris meer gaat inzetten op maatwerk en persoonlijk contact voor iedereen die in de schulden komt. Hierbij moet de hele schuldenketen van de gemeente, rijksoverheid, CJIB, DUO, de Belastingdienst, zorgverzekeraars en bedrijven worden meegenomen. Wij kijken uit naar de rijksincassovisie, maar ook nu kan er al het een en ander verbeterd worden. Welke mogelijkheden zijn er om binnen de betalingstermijn van 14 dagen rijksinstanties, bedrijven en andere organisaties persoonlijk contact te laten opnemen met een schuldenaar, alvorens over te gaan tot wettelijke verhogingen en incassokosten? Ziet de staatssecretaris hierbij een rol weggelegd voor de wijkteams? 

De PvdA maakt zich ook grote zorgen over de toename van schulden bij jongeren. Deze groep is extra kwetsbaar. Het is zaak dat deze zich weer snel kan richten op een kansrijke toekomst. Hun verantwoordelijkheden zijn immers groot: naar school gaan, de zorgverzekering betalen, de kosten van de mobiele telefoon, huisvesting, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Subsidieregelingen voor landelijke projecten zouden op deze groep gericht moeten worden. Wij zullen de staatssecretaris bij motie vragen om in 2016 en 2017 de subsidieregelingen open te stellen en te richten op projecten met als doel beter bereik van kinderen in armoede en meer maatwerk voor jongeren. Zo dragen wij eraan dat kinderen meer mee kunnen doen en jongeren aan hun toekomst kunnen blijven bouwen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dit kan inderdaad een voorstel zijn om armoede onder kinderen tegen te gaan. In veel gemeenten is er wel budget voor dit doel, maar is het een probleem om de kinderen waar het om gaat te vinden, omdat mensen er zelf een beroep op moeten doen, heb ik begrepen. Ik zal straks voorstellen om de mogelijkheden voor categorale bijstand voor gezinnen in de bijstand te vergroten. Wat zou de Partij van de Arbeid daarvan vinden? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik geloof dat we de categorale bijstand juist hebben afgeschaft omdat deze volgens sommigen onder inkomenspolitiek schijnt te vallen. Wat voor mij vooropstaat, is dat we kinderen in armoede goed bereiken. Oormerken en lokale inkomenspolitiek kunnen niet, maar ik ben graag bereid om met u mee te zoeken naar wat wel kan. U wilt dat kinderen beter bereikt worden en dat wil ik ook. Ik zal heel graag met u verder denken over hoe we dat bereik kunnen verbeteren. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Inkomenspolitiek kan best, maar de VVD wil het niet. Als de Partij van de Arbeid het wil, is er een meerderheid om categorale bijstand voor kinderen mogelijk te maken. Ik denk dat dit de beste manier is om die kinderen te vinden. Dan kunnen we gewoon zeggen: dit is een gezin met kinderen dat in de bijstand zit en dat krijgt dus budget voor een winterjas of voor een sportabonnement of voor iets anders wat kinderen nodig hebben. Dan heb je veel minder bureaucratie, je vindt die kinderen meteen en dan blijft het geld niet op de plank liggen. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Wanneer het niet rechtsom kan, doen we het linksom. Daarom hebben wij moties ingediend over de kinderpakketten en over de wijkteams. Als je toch bij die gezinnen komt waar soms ook multiproblemen zijn, dan kun je armoede en schuldhulpverlening veel eerder op het netvlies krijgen. Zo kun je snel hulp bieden, preventief handelen en de landelijke potjes gericht besteden aan kinderen en jongeren. We zullen er dus iedere keer alles aan doen om dat geld, ook dat structurele bedrag van 100 miljoen extra, vooral bij kinderen terecht te laten komen. In die strijd staan mevrouw Voortman en ik echt naast elkaar. 

Jongeren moeten altijd onderwijs kunnen volgen. Te vaak bereiken ons geluiden dat dit niet kan voor jongeren met schulden, omdat zij moeten voorzien in een inkomen om toegelaten te kunnen worden in een schuldhulpverleningstraject. De school komt dan op het tweede plan. Jongeren die er echter voor kiezen om naar school te gaan, komen niet uit de schulden. Kan de staatssecretaris samen met de VNG mogelijk maken dat onderwijsvolgende jongeren zonder inkomen toegelaten worden tot een adequaat, oplossingsgericht schuldhulpverleningstraject en tegelijkertijd gewoon hun school kunnen afmaken? 

Armoede bestrijden is belangrijk om tweedeling te voorkomen. Mijn collega Vermeij noemde eerder al het belang van het voorkomen van tweedeling. Van jongs af aan investeren in jonge kinderen draagt ook bij aan het voorkomen van die tweedeling. Daarbij is het kunnen combineren van arbeid en zorg zeer belangrijk. 

De manier waarop wij ons leven en dat van onze gezinnen organiseren, is volop in ontwikkeling. De politiek moet haar best doen om daarbij aan te haken. Het moderne leven wordt uiteindelijk vormgegeven aan de keukentafel en op de werkvloer, maar de overheid kan de voorwaarden scheppen om een goede, gezonde combinatie van werk en de zorg voor familie, gezin en vrienden beter mogelijk te maken. De PvdA strijdt voor een eerlijke verdeling van werk en zorg en tijd voor elkaar, voor iedereen. Dit biedt kansen aan jonge kinderen om zich goed te ontwikkelen, met aandacht van beide ouders. Het biedt ook kansen aan werkgevers, omdat dit zorgt voor betere arbeidsomstandigheden voor werknemers met jonge kinderen en voor werkende zonen en dochters die hun zieke moeder, buurman, buurvrouw of vader verzorgen. Ook zorgt het ervoor dat de kans op arbeidsgerelateerde klachten afneemt. Zo wordt het ziekteverzuim teruggebracht, de stress verminderd, worden burn-outs voorkomen en worden alle talenten beter benut. Het kabinet heeft hierin heel mooie stappen gezet. De verlofregelingen zijn gemoderniseerd en verruimd. Het vaderschapsverlof wordt verruimd van twee betaalde dagen naar vijf betaalde dagen, een werkweek dus. Er is fors extra geld geïnvesteerd in de kinderopvang, waardoor deze goedkoper is geworden voor ouders. Er is 60 miljoen extra beschikbaar gekomen voor gemeenten om enkele dagdelen peuteropvang te bieden aan alle peuters. 

Er wordt niet alleen geld geïnvesteerd in jonge kinderen, er wordt ook gewerkt aan de kwaliteit in de kinderopvang. Zo worden naar aanleiding van een toezegging aan de PvdA pedagogische kindontwikkeldoelen in de kinderopvang ontwikkeld. Ook komt het nieuwe toezicht eraan. 

Dit zijn investeringen die ertoe doen, voor alle mensen die makkelijker arbeid en zorg willen combineren in hun dagelijks leven en voor alle kinderen. Daar begint het voor de PvdA-fractie bij: met het investeren in jonge kinderen. Vanuit dat perspectief ondersteunen wij, met een groot deel van de Kamer, van harte initiatieven die leiden tot integrale kindvoorzieningen voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Ik heb het over initiatieven van onderaf, in het belang van heel veel jonge kinderen. Eén locatie, één team, één pedagogisch programma, onderwijs tijdens de les, sport, creativiteit en spel bij de opvang: allemaal op elkaar afgestemd. 

Op tal van plekken in Nederland zijn deze initiatieven ontstaan. Ik ben afgelopen vrijdag naar een voorloper op dit terrein geweest, Laterna Magica in Amsterdam. Dit is een integraal kindcentrum waarin de school, de buitenschoolse opvang en kinderopvang van jonge kinderen samengaan. Ik zag er pedagogische medewerkers van hoge kwaliteit, passie voor de ontwikkeling van kinderen, ouders die daar erg blij mee waren en blije kinderen. De PvdA wil dat dit over tien jaar in iedere wijk en ieder dorp beschikbaar is voor ouders die dat willen. Wij willen deze initiatieven daarom verder helpen. Ik vraag het kabinet, samen met collega's in deze Kamer, om alle onnodige bureaucratie en drempels weg te nemen en het mogelijk te maken dat opvang en onderwijs vanuit één IKC-organisatie en in samenwerking met verschillende organisaties op veel meer plekken in ons land mogelijk worden. Ook vraag ik om te onderzoeken welke mogelijkheden en onmogelijkheden er zijn voor een wettelijke verankering van de integrale kindcentra. 

Tot slot heb ik een vraag aan de minister over de gemoderniseerde verlofregelingen. Uit onderzoek blijkt dat de verlofregelingen niet bekend genoeg zijn. Ook na de campagne en de uitvoering van de eerdere motie zijn ze vermoedelijk nog steeds niet voldoende bekend, want wij krijgen steeds weer signalen dat ze nog niet voldoende worden benut. Dat is jammer. Kan de minister aangeven hoe dit komt? Wat kan het kabinet verder doen om dit te verbeteren, eventueel in samenwerking met de sociale partners? 

Mogelijk komen er ook op dit terrein actiepunten naar voren in het SER-advies. Hoe staat het eigenlijk met het SER-advies? Wat is de planning en wanneer krijgen we de eerste rapporten? Wij kijken erg uit naar dat advies, net als naar het debat dat we op basis van dit advies en mijn eigen initiatiefnota in wording Tijd voor elkaar hierover kunnen voeren in de Kamer. 

De voorzitter:

De heer Öztürk stond al zo lang, dus hem geef ik als eerste het woord. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Mevrouw Yücel had het over een tweedeling in inkomen, maar er is ook een tweedeling in etniciteit en geloof. Er is een enorme islamofobie in Nederland, met heel veel moslimdiscriminatie. Wat vindt de Partij van de Arbeid daarvan, en wat heeft zij in de afgelopen drie jaar gedaan om de tweedeling op die vlakken aan te pakken? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Het is heel bijzonder dat de heer Öztürk aan mij vraagt wat ik van die tweedeling vindt. Volgens mij weet hij als geen ander dat ik die parallelle samenleving zeer scherp heb benoemd in de tijd dat ik het woord voerde over integratie. Die is er zowel met sociaal-economische als sociaal-culturele kenmerken, voor mij te vaak langs etnische scheidslijnen. Dat vind ik een kwalijke zaak. Daarom is het heel belangrijk om taal, meedoen, het delen van essentiële waarden, dus het samenleven, steeds weer aan te jagen. Ik constateer dat de agenda van de minister op het gebied van integratie daarop is gefocust. Dat ondersteunen wij zeer. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Mevrouw Yücel voerde ruim drie jaar geleden met haar partijgenoten campagne in bijvoorbeeld een moskee in Zaandam, in de mooie zaal daar, met hapjes en drankjes en mooie PvdA-vlaggetjes. Een paar maanden daarna moest haar minister dezelfde moskeeën waar u campagne hebt gevoerd, stemmen hebt binnengehaald en mooie verhalen hebt verteld, gaan monitoren, onderzoeken en in een hoekje zetten. Vindt u dat niet hypocriet? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

De Partij van de Arbeid is voor vrijheid, gelijkwaardigheid en gelijke kansen, altijd weer. Of het door culturele achtergronden komt of uit geloofsovertuiging en of het nou uit een christelijke of islamitische hoek komt, maakt mij niets uit, maar wij zullen ongelijkheid, onvrijheid en ongelijke kansen altijd bestrijden. 

De heer Ulenbelt (SP):

Nederland heeft een voorbehoud gemaakt bij het kinderrechtenverdrag, zodat kinderen zelfstandig geen recht hebben op sociale zekerheid. Het gevolg daarvan zijn huisuitzettingen en dat soort dingen. Zou de Partij van de Actie ons voorstel willen steunen om dat voorbehoud ... Wat zei ik? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Partij van de Actie; een mooi compliment. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik zou zeggen: maak dat er dan vanavond van en steun in ieder geval het voorstel dat wij aan de minister hebben gedaan. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik heb uw voorstel met belangstelling gelezen in de krant. Uw collega en mevrouw Voortman hebben daar een stuk over geschreven. Ik zal er zeker naar kijken. Als het gaat om het idee erachter, namelijk dat we kinderen niet in armoede moeten laten zitten en dat we ze juist alle kansen moeten blijven bieden om mee te kunnen doen en om te kunnen werken aan hun toekomst om te voorkomen dat armoede van generatie naar generatie gaat, staan we zij aan zij. Ik weet alleen op dit moment niet of dat voorstel om dat onderdeel van het verdrag te ratificeren iets gaat bijdragen. Op dit moment heb ik de informatie eigenlijk niet compleet. Daarom wil ik de eerst de mening van de staatssecretaris horen. Toen ik het stuk las, dacht ik wel: kinderen kunnen zelf niet om sociale voorzieningen vragen, zoals een bijstandsuitkering of een dak boven hun hoofd, want dat doen de ouders, voogden en dergelijken. Dus ik vraag mij af hoe dat dan werkt in de praktijk. Dus ik ga er heel goed naar kijken, maar ik kan niet op voorhand zeggen of ik het kan steunen omdat ik niet weet of dit middel ons dichter bij het doel brengt. 

De heer Ulenbelt (SP):

Kijken, kijken, kijken, dat is mooi, maar als je in actie bent ga je kopen, kopen, kopen. De regering zal ongetwijfeld reageren. Ze heeft al gezegd het niet te willen maar de mensen die hiermee te maken hebben in de praktijk — u verwijst terecht naar dat artikel van mevrouw Karabulut en mevrouw Voortman — zeggen dat het wel helpt. Dus ik zeg: teken en haal die ontheffing weg. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Het voorstel komt van mevrouw Karabulut en mevrouw Voortman. Daarom zal ik ook heel serieus naar dat voorstel kijken. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Fijn dat er in ieder geval serieus gekeken wordt naar het voorstel. Maar er zit hier natuurlijk wel wat principiëlers achter, namelijk dat Nederland als land zegt: dit ene kinderrecht, daar doen we eventjes niet aan. Ik zou wel van de PvdA willen weten wat zij daarvan vindt. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik wist niet dat we dat hadden besloten in het verleden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik was ook heel verbijsterd. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Toen ik het las dacht ik: hè, wat raar, hier wil ik meer van weten. En dat is precies mijn punt op dit moment. Ik wil heel graag van de staatssecretaris weten waarom wij dat in het verleden niet goedgekeurd hebben. Daarna kan ik pas een eindoordeel hierover vellen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ook ik was verbijsterd toen ik dit hoorde. Ik dacht namelijk dat kinderrechten in Nederland gewoon gewaarborgd waren. Dat wij dan als enige land dit recht niet waarborgen, vind ik te absurd voor woorden. Ik vind het eigenlijk jammer dat mevrouw Yücel dat principiële punt niet heeft. In de praktijk gaat het bijvoorbeeld om kinderen van wie de ouders geen recht op bijstand hebben, bijvoorbeeld ouders zonder verblijfsstatus. In die situatie is het nu zo dat zo'n kind geen beroep kan doen op bijstand. Ik neem toch aan dat ook de PvdA vindt dat in die gevallen een kind toch zeker recht moet hebben op bijstand. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Zoals ik al aangaf, moeten we ervoor zorgen dat alle kinderen gezond kunnen opgroeien en mee kunnen blijven doen om te kunnen bouwen aan een kansrijke toekomst. Dus daarin staan we gewoon zij aan zij. Ik zal de voorstellen echt heel serieus bekijken maar ik ben ook heel erg benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik heb een vraag over de ouderparticipatiecrèches. Er is discussie over geweest op het PvdA-congres en volgens mij is mevrouw Yücel ook op bezoek geweest bij de ouderparticipatiecrèches. In het licht van die discussie ben ik benieuwd wat zij aantrof daar en wat haar beeld ervan is, hoe zij kijkt naar het onderzoek dat de minister heeft aangekondigd naar de kwaliteit van die ouderparticipatiecrèches en hoe zij kijkt naar de mogelijkheid om daar toch kinderopvangtoeslag mogelijk te maken. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik ben daar inderdaad op bezoek geweest. Dat bezoek was overigens gepland voor ons congres maar door omstandigheden is het verzet. Ik ben eigenlijk zeer positief verrast, in de zin dat ouders die daar die dagdelen draaien dat met volle overtuiging en met veel enthousiasme en passie doen. En dat doet ook iets met kinderen. Dus dat was echt wel een mooi inzicht dat ik daar kreeg. Voor mij blijft het wel belangrijk om als het gaat om de kwaliteit van de kinderopvang niet te redeneren vanuit de ouders, maar vanuit het belang van kinderen. Daar gaat precies de discussie over, ook in eerdere debatten in de Kamer. Volgens de kwaliteitscriteria voldoen ze niet aan de normen, maar zelf zeggen ze van wel. Ik vind het een prima voorstel van de minister om uit deze welles-nietessituatie te komen door de kwaliteit door middel van onderzoek objectief vast te laten stellen. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Er is een alternatief kwaliteitskader gemaakt. Daardoor kon de gedoogstatus verdwijnen. Als uit het onderzoek en het alternatieve kader blijkt dat de kwaliteit goed is, moet volgens mevrouw Yücel dan kinderopvangtoeslag mogelijk zijn, ook voor de ouderparticipatiecrèches? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik denk dat het onderzoek zich gaat richten op hetgeen men wil bereiken met de vastegezichtencriteria, namelijk veiligheid en een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Als blijkt dat het concept van de ouderparticipatiecrèches daar ook voldoende kwaliteit in biedt, denk ik dat een belangrijk deel van de argumenten om het niet onder de kinderopvangtoeslag te laten vallen, verdwijnt. Alleen de fraudegevoeligheid is dan nog een puntje. We kunnen verder onderzoeken hoe we die kunnen bestrijden. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Weyenberg, dit wordt uw dertiende interruptie. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja, voorzitter, het is een belangrijk debat. Het was niet mijn keuze om pas zo laat met dit debat te beginnen. 

De voorzitter:

Het is wel uw keuze om het zo lang door te laten gaan. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Zoals u net terecht zelf zei, is er zeven à acht uur zuivere spreektijd gereserveerd voor dit debat, maar … 

De voorzitter:

Nee, dat zei ik niet. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik zal een heel korte vraag stellen. Ik mag er toch wel van uitgaan dat men in het onderzoek dat nu gedaan wordt, niet probeert om de ouderparticipatiecrèches alsnog langs een onmogelijke meetlat te leggen? Ik denk bijvoorbeeld aan de vastegezichtenregel. Dan hoeven we er namelijk niet aan te beginnen. De insteek is toch of er goede kwaliteit wordt geboden in het belang van kinderen? Volgens mij zeggen de toezichthouders tot nu toe overigens dat dit zo is. Als dat in orde is, is de lijn van mevrouw Yücel dat zij geen principiële weerstand meer heeft tegen kinderopvangtoeslag voor deze groep. Heb ik dat goed begrepen? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik begin met dat laatste. Ik heb nooit een principiële weerstand gehad tegen de kinderopvangtoeslag voor ouderparticipatiecrèches. Het is een heel sympathiek concept, dus ik heb hier echt wel mee geworsteld. Maar op het kinderopvangdossier laat ik mij echt leiden — ik geloof in alle oprechtheid dat de collega's dat ook doen — door het belang van kinderen. Ik geloof heel erg in het vastegezichtencriterium als instrument voor veiligheid en een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling. Als uit onderzoek blijkt dat, door de plussen die een ouderparticipatiecrècheconcept heeft, de kwaliteit, de uitkomst, de outcome, eigenlijk even goed is, zijn er geen bezwaren. Ik ga ervan uit dat het onderzoek zich daarop zal richten en dat men niet het aantal vaste gezichten gaat tellen, want dat weten we wel. 

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Ik zal proberen er een beetje gang achter te zetten, want we hebben nog lang te gaan, zoals u al zei. 

Een sociale implosie bedreigt Nederland. Die is ooit in gang gezet door de paarse kabinetten en de kabinetten-Balkenende en is nu definitief gemaakt door minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma, die hier naast mij in vak-K zitten. De WW is verkort. De koopkracht van gepensioneerden is de laatste jaren zo'n 17% gedaald en zal blijven dalen. De socialistische banenplannen — er is vanavond al veel over gesproken; de PVV is hier als enige steeds tegen geweest — zijn inderdaad geflopt. Die vreselijke Quotumwet is ingevoerd. Misbruik van de bijstand wordt amper aangepakt. Er zijn geen strenge taaleisen gesteld aan bijstandstrekkers. Het aantal vaste banen is gekelderd tot onder de 5 miljoen. De Wet werk en zekerheid heeft ervoor gezorgd dat meer mensen zonder werk zitten en dat vast werk is vervangen door flexibele kleinere banen en invalwerk. 300.000 zzp'ers moeten droog brood eten. De definitie van werkloosheid is versoepeld en toch stijgt de werkloosheid door. Tel uit je winst. Dit was maar een selectie; er is nog geen einde aan alle ellende. Steeds meer mensen die in hun gezin en hun woonomgeving hebben geïnvesteerd, maar bijvoorbeeld niet in de Randstad wonen, waar dankzij "Frankfurt" de huizenprijzen stijgen, krijgen nu juist te maken met een waardedaling van hun woning. Zij krijgen te maken met langdurige werkloosheid omdat het makkelijker is geworden om oudere werknemers de laan uit te sturen. Aangezien de WW is verkort, komen zij versneld in de bijstand terecht. Altijd hard gewerkt, kinderen netjes opgevoed, ze goed laten opleiden, daarvoor gespaard, om te investeren in een mooie toekomst, in en voor Nederland, maar dankzij dit kabinet blijven ze achter met een restschuld zonder baan, zonder geld en steeds vaker met een asielzoekerscentrum of een moskee om de hoek. 

Steeds vaker met werkloze immigranten in het straatbeeld, die een gratis uitkering genieten. Nooit voor gewerkt. Migranten die geen vrouw achter de kassa tolereren, migranten die de oorspronkelijke bevolking steeds sneller doen vervangen en die uitkeringen exporteren naar islamitische landen. Die onze waarden, normen en cultuur uiteindelijk wegvagen als sneeuw voor de zon. 

Integratie? Ho maar. Assimilatie? Dat is een vies woord hier in de Kamer. Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen. Zo mooi was Nederland, maar dat is kapot, mede dankzij die massa-immigratie. 

Het toekomstbeeld onder minister Asscher is voor Nederland inkt-, maar dan ook inktzwart. Dichte grenzen en lastenverlichting zouden onze eigen mensen verder helpen, maar de afgelopen twee jaar gooide minister Asscher met zijn ministerie ruim 600 miljoen euro kapot om zogenaamd mensen aan het werk te helpen. De enige die een baan kreeg, was inderdaad de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid. Ondanks de kritiek die sommige partijen daar nu ook op hebben, jarenlang stonden we als PVV moederziel alleen in onze kritiek op de socialistische banenplannen van linkse Lodewijk. 

Hebben de plannen Nederland verder geholpen, zo vraag ik de minister. Maar het antwoord kennen we na vanavond al. Ik ga zelf ook een deel van het antwoord geven, want de banenplannen van deze minister hebben Nederland inderdaad verder geholpen, maar dan wel het moeras in. Alles moet van dit kabinet vloeibaar en flexibel worden, van cultuur, van grenzen tot arbeidscontracten. Niemand meer enige zekerheid, is de enige zekerheid die deze minister Nederland geeft. 

Het is echt een sociale ravage die zijn weerga niet kent in de geschiedenis, die wordt aangericht. Ik daag de minister dan ook uit om te reflecteren op de puinhopen van drie jaar Asscher. 

Graag hoor ik ook de minister vertellen hoeveel migranten in Nederland uiteindelijk economische waarde toevoegen. Hoeveel zijn er uiteindelijk economisch actief? Anders gesteld, hoeveel actieve migranten verdienen echt zelf de kost, in plaats van een uitkering te hebben of een gesubsidieerde baan of een overheidsfunctie? Want de Nederlanders, van wie grenzeloze solidariteit wordt geëist, moet het geld voor de immigratierecords ophoesten. Zij verdienen openheid, openheid over waar hun geld naartoe gaat. Waar gaat het heen? Graag duidelijkheid van de minister. 

Een deel van het antwoord heeft de minister zelf al gegeven, want een deel van het geld gaat inderdaad naar een apotheker uit Aleppo, die hier de baan van een Nederlandse apotheker komt innemen. Er is niet voor niks een numerus fixus aan de universiteiten voor de opleiding farmacie. Maar natuurlijk ook naar al die heel grote groepen asieleisers en statushouders waar we het al vaak over hebben gehad. Die mensen worden betaald, zij krijgen voorrang op huurwoningen, zij krijgen gratis medische zorg, mogen gratis naar school, worden gratis vervoerd, krijgen versneld een inburgeringscursus, krijgen gratis leefgeld en klagen dan nog over te weinig tv's en slechte Wi-Fi. En natuurlijk, de laatste paar PvdA-stemmers geven ze ook nog gratis knuffels. 

Anderen krijgen bijna alles gratis. Erkent de minister dat? Ik had het al over de toekomst, maar het verleden voorspelt, gezien uitkeringen en dergelijke, rampspoed voor Nederland. De massale toestroom van mensen uit Syrië, Somalië, Eritrea, Irak en Afghanistan uit de jaren negentig zien we terug in de statistieken van de bijstand. 68,9% van de Somaliërs zit in de bijstand, 62,2% van de Syriërs, 57,9% van de Irakezen, 50,2% van de Eritreeërs en 46% van de Afghanen in Nederland zit in de bijstand, tegenover slechts 2% van de Nederlanders, van wie een deel zelfs dankzij Rutte II, dankzij de kortere WW. 

Waar komen nou de huidige asieleisers vandaan? Precies, uit de landen die ik net noemde. Ik zei het reeds: anderen krijgen alles gratis, maar gratis bestaat niet, want aan de andere kant worden de Nederlandse ouderen beroofd. Is het niet op straat, bij de pinautomaat, dan is het wel door de overheid. Ouderen worden keihard geraakt door het achterwege blijven van indexatie op hun pensioenen. Ik zei het net al: tot wel 17% verloren zij hun koopkracht in de afgelopen tien jaar. Waarom haat dit kabinet onze ouderen? Waarom die ouderenhaat? Waarom wordt er zorg afgepakt en pensioen zwaar gekort? Kan de staatssecretaris dat ons nog eens klip-en-klaar uitleggen morgen in haar termijn? Voor de Nederlanders geldt namelijk een andere werkelijkheid dan voor immigranten. Een vijfde van de Nederlanders, zo lazen we zondag, kampt met lange openstaande rekeningen omdat ze die niet meer kunnen betalen. Bijna 40% van de Nederlanders heeft een verandering op de arbeidsmarkt ondergaan. Dat is vaak geen positieve verandering. Bijna de helft van de mensen geeft aan dat men minder zeker is geworden over het behoud van zijn of haar baan. Graag duidelijkheid van minister en staatssecretaris hierover. Wie werkt er in Nederland voor wie? Of, zoals het heette toen Nederland nog Nederland was: in hoeverre mag van dit kabinet iemand in Nederland de vrucht van zijn eigen arbeid houden? De belastingdruk is enorm. Alles, van wieg tot graf, wordt afgeroomd door de overheid en Nederlanders voelen zich steeds meer slaaf van de Belastingdienst. De massa-immigratie moet ten slotte worden betaald. Nogmaals: wie werkt er in Nederland voor wie? 

Het is niet zo dat minister en staatssecretaris geen kansen krijgen om te laten zien voor wie ze opkomen. Alleen maken ze iedere keer de verkeerde keuze. Laat ik de belangrijkste keus van dit debat aan de minister voorleggen. Volgt hij zijn collega Dijsselbloem die zaterdag zei: "Het hele idee van de sociale welvaartsstaat wordt uitgedaagd. Daarom kan je niet anders dan de buitengrenzen beschermen."? Dus niet de grens tussen Overijssel en Gelderland, maar de buitengrenzen. Of kiest hij voor open grenzen, dus voor massale immigratie van mensen uit islamitische landen en daarmee uiteindelijk ook voor sociale verarming, verloedering en verpaupering? 

Integratie is ook een van de speerpunten van dit ministerie. De PVV pleit altijd voor assimilatie, want waarom zouden Nederlanders die samen de leidende joods-christelijke, humanistische cultuur representeren zich aan moeten passen aan mensen die hier komen? Maar toch heeft een deel van de Nederlanders het merkwaardige talent om hetgeen eigen is, een stukje eigen identiteit, zo makkelijk weg te geven, gevoed door politieke correctheid en cultuurrelativisme. Ik geef enkele voorbeleden. Afgelopen januari laat een schooldirecteur de cover van het weekblad Charlie Hebdo verwijderen uit de klas en berispt de docent die deze heeft opgehangen. Minister Bussemaker zegt dat docenten in de communicatie met moslimleerlingen moeten worden bijgestaan door islamitische geestelijken. Een Amsterdamse PvdA-stadsdeelvoorzitter wil gratis taallessen in moskeeën en zegt dat we een beetje ontspannen moeten omgaan met de scheiding tussen religie en Staat. In juni stuurt de Marokkaanse overheid met instemming van minister Asscher 53 imams naar Nederland die in moskeeën theologische les komen geven. In Utrecht wordt het eerste Moskeeplein geopend. Op een Haagse school leren kinderen islamitisch bidden. Er wordt verplicht halal gegeten op steeds meer schoolkampen omdat een grote meerderheid zich aanpast aan de eisen van een kleine minderheid in de klas. VVD'er Joris Voorhoeve start met gratis Arabische les op de Haagse Hogeschool, omdat dit aansluit bij de vraag. En dit zijn alleen nog maar de voorbeelden die het nieuws halen. 

Een cultuur die tolerant is voor intolerantie en een cultuur die propageert dat alle culturen gelijkwaardig zijn, een cultuur die openstaat voor alles wat tegen de eigen cultuur ingaat, die cultuur stelt uiteindelijk geen eisen aan nieuwkomers. Die cultuur doet alles cadeau. Die cultuur verdedigt zichzelf niet en importeert op grote schaal criminaliteit, vroegtijdige schooluitval, haat jegens alles wat westers is en uitkeringsafhankelijkheid. Daarom is zo'n cultuur gedoemd ten onder te gaan. Maar het tijd kan nog worden gekeerd door in te zetten op assimilatie, de grenzen te sluiten, en eisen te stellen aan mensen die hier al zijn. Dwing acceptatie van onze westerse normen, waarden en cultuur af. Geef mensen van buiten bijvoorbeeld pas recht op sociale zekerheid als ze hier tien jaar hebben gewerkt en tien jaar geen misdrijf hebben gepleegd. Zorg dat mensen meewerken aan de verdere opbouw van Nederland in een cultuur waar vrijheid bovenaan staat en waar haat jegens andersgelovigen, vrouwen, homo's et cetera niet thuishoort. Waarom geeft de minister de inburgering cadeau aan asieleisers die binnen de gestelde termijn de inburgeringscursus halen? Daar begint het weggeven al. Daar dwingt de minister namens Nederland dus al geen respect af. Hoeveel van de kosten denkt de minister eigenlijk te verhalen op hen die de inburgering niet op tijd afronden? Hoe denkt de minister mensen Nederlands te leren? Door ongediplomeerde nepdocenten, zoals nu reeds gebeurt? Volgens mij komt er een interruptie aan, voorzitter. 

De voorzitter:

Ik wilde even wachten totdat u uw zin af had. 

De heer De Graaf (PVV):

Ik blijf maar gaan. 

De voorzitter:

U zegt het. 

Mijnheer Sjoerdsma. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Er wordt nu heel veel gepraat over wat integratie inhoudt. Deze vertegenwoordiger van de PVV wil zelfs assimilatie. 

De heer De Graaf (PVV):

De Graaf is de naam. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zal "de heer De Graaf van de PVV" zeggen. Als de heer De Graaf zo veel verwacht van de immigranten, vraag ik me wel af waarom zijn partij de parlementaire democratie uitholt, waarom zijn fractievoorzitter dit parlement een nepparlement noemt, waarom zijn partij de onafhankelijke rechtsstaat onder druk zet door te beweren dat het proces tegen zijn fractievoorzitter een schijnproces is. Kan hij dat uitleggen? Kan hij uitleggen of hij zelf wel het goede voorbeeld geeft als het gaat over integratie? 

De heer De Graaf (PVV):

Mijnheer Sjoerdsma van D66 verbindt een aantal dingen met elkaar die niet zoveel met elkaar te maken hebben. Over één punt, een rechtszaak die nog moet lopen, ga ik geen uitspraken doen, helemaal niet als het een goede bekende betreft. Dat heb ik hem ook al in een algemeen overleg uitgelegd. Ik vind het ook niet netjes dat hij de vraag wederom stelt, want hij weet hoe het in elkaar zit. Tenminste, dat zou de heer Sjoerdsma moeten weten. Het is gewoon niet netjes. Zo gaan we niet met elkaar om. Hij vraagt of de PVV wel het goede voorbeeld geeft. Dan zeg ik: neem zelf eens een keer een voorbeeld aan het goede voorbeeld. Als wij inderdaad af en toe eens de term "nepparlement" hebben gebruikt, is dat geweest om te zeggen — dat is ook al tien keer uitgelegd, maar waarschijnlijk heeft de heer Sjoerdsma stopverf in z'n oren — dat wat er op straat gebeurt en wat de wensen van de bevolking zijn niet in gelijke mate hier in het parlement wordt gerepresenteerd. Zo simpel is het. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik kan niet anders constateren dan dat de heer De Graaf asielzoekers aan de hoogste standaarden wil houden, maar dat zijn eigen partij daar niet aan hoeft te voldoen. Ik wil hem nog een voorbeeld voorleggen. De heer De Graaf sprak net over het belang van homorechten. Dat is absoluut belangrijk. Dat is integraal onderdeel van Nederland. Daar zijn we koploper in. Kan de heer De Graaf mij dan uitleggen waarom zijn partij in Brussel niet voor een Europees actieplan heeft gestemd om homofobie te bestrijden? 

De heer De Graaf (PVV):

De heer Sjoerdsma heeft een oude motie van twee jaar geleden opgerakeld. Daar staan allemaal heel rare overwegingen in, die heel pro-Europees en pro-EU gericht zijn. Daar zijn we niet voor. Wij gaan over de wetten in Nederland en wij zorgen er inderdaad voor dat hier goede homowetten zijn. Een ander voorbeeld over het goede voorbeeld geven: wij maken ons dagelijks druk over onthoofdingen die plaatsvinden in de islamitische wereld. De heer Sjoerdsma maakt zich pas druk als de teller in Saudi-Arabië boven de 150 komt. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De heer De Graaf (PVV):

Nee, ik wil mijn antwoord afmaken. 

De voorzitter:

Dit is een antwoord op een vraag die niet gesteld is. 

De heer De Graaf (PVV):

Het gaat wel over het goede voorbeeld geven en daar geef ik een voorbeeld bij. Ik vind het abject en verwerpelijk als een volksvertegenwoordiger zich pas zorgen maakt over onthoofdingen in een ander land als de teller al op 150 staat en niet als hij op 1 staat. 

De voorzitter:

Mijnheer Sjoerdsma voelt nu de behoefte om hierop te reageren. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, het spijt mij dat ik mij uitgedaagd voel. Ik denk dat ik hier toch iets recht moet zetten. Ik denk dat alle partijen in deze Kamer de grootst mogelijke aftand nemen van landen die de doodstraf uitvoeren, zeker als het gaat over onthoofdingen, of het er nu één of vijf zijn. Toen ik voorstelde om daar consequenties aan te verbinden in de vorm van een wapenembargo, stemde de partij van de heer De Graaf tegen. 

De heer De Graaf (PVV):

Ik heb geen vraag gehoord. 

Ik was gebleven bij de hoge eisen die je aan asielzoekers mag stellen. Dat mag gewoon. Ik vind het heel raar als je dat niet doet. Dat stukje was ik nog vergeten. Excuus daarvoor aan de heer Sjoerdsma. De druk op onze westerse cultuur zal de komende jaren nog verder toenemen, alleen al vanwege de komende gezinshereniging. Massa-immigratie en verzorgingsstaat gaan nou eenmaal niet samen. Een cultuur die zichzelf niet wenst te verdedigen, zal ophouden te bestaan. Dat is een doodlopende weg die ingeslagen is door de politiek-correcte en cultuurrelativistische elite. 

Ik hou het kort en ga naar mijn afronding. Nederland zit in een negatieve spiraal van hoge lasten, nog steeds veel faillissementen en werkloosheid, massale dus onbetaalbare immigratie, onveiligheid door import van terroristen, beveiligingsmaatregelen die daardoor nodig zijn, nog hogere lasten voor de actieven, nog meer werkloosheid en nog steeds geen gesloten grenzen. Als je je oor buiten te luisteren legt, merk je dat de bevolking gedemotiveerd raakt. De bevolking vraagt zich in steeds grotere mate af waarvoor zij het allemaal nog doet. De middenklasse is en wordt steeds verder uitgekleed richting sociale onderlaag. De onveiligheid neemt toe, net als het gevoel ontheemd te zijn in eigen stad of land. Maar dit kabinet blijft de eigen bevolking beroven van haar waarden, normen, zekerheid, cultuur en ook eigenwaarde. Slechter kunnen wij het niet treffen: de bevolking gemangeld tussen de vertegenwoordigers van de banken en verzekeraars aan de ene kant en de promotors van de massa-immigratie en de islam aan de andere kant. En dat met de zegen van de imperialisten van de Europese Unie. 

Ik vrees het ergste. Een sociale implosie dreigt. Als het aan dit kabinet ligt, is de bevolking alleen nog maar aan de ijdele hoop overgeleverd dat het ooit weer beter zal gaan. Maar van hoop kan een mens en al helemaal een bevolking niet leven. Daarom vraag ik tot slot nogmaals aan de minister: kiest u voor open grenzen en dus massale immigratie van mensen uit islamitische landen, waardoor wij hier een sociale implosie zullen meemaken, of sluit u vandaag nog de grenzen en redt u daarmee de sociale welvaartsstaat? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Drie jaar Asscher, drie jaar Klijnsma, drie jaar Partij van de Arbeid op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. En wat is het resultaat? Wat gaan zij de komende anderhalf jaar nog betekenen? Dat zijn de twee kernvragen bij deze begrotingsbehandeling. 

Laat ik beginnen met het positieve. Deze minister en staatssecretaris hebben een paar belangrijke doorbraken bereikt. Voor het eerst in decennia is er een modernisering van het ontslagrecht en de WW in de Wet werk en zekerheid. Dat is winst. En dat geldt ook voor de Participatiewet. Met het quotum als stok achter de deur komen er meer banen voor mensen met een beperking. Ook in de begroting die wij vandaag behandelen zie ik lichtpuntjes. Ik noem de extra kinderopvangtoeslag. Mijn fractie was daarin graag verder gegaan, maar er komt extra geld voor de kinderopvang na jaren van bezuinigen en dat is winst. Er komt een uitbreiding van het kraamverlof. Dat is door velen in deze Kamer lang bepleit. Het is ronduit goed dat de daad bij het woord is gevoegd. De minister verdient daarvoor een groot compliment. Ik heb er nog wel een vraag over. Waarom gaat het pas zomer 2017 in? Dat doet verder niets af aan het feit dat ik het een heel mooie stap vind. 

Tegelijkertijd zijn er veel problemen. Ik loop ze in vier blokken langs: de werkloosheid, de rafelranden van de nieuwe wetten, een aantal zaken die te lang op zich laten wachten en een ontbrekende visie op een aantal grote toekomstvragen, waarbij er sprake is van stilstand in de coalitie en de polder. Mijn collega Sjoerdsma zal daarna ingaan op het onderwerp van de integratie. Ik begin met de werkloosheid. De pogingen van de minister om die werkloosheid aan te pakken, zijn geëindigd in goede bedoelingen. Via het Actieplan 50Plus vonden 7.000 mensen een baan, terwijl het doel was om 22.000 mensen aan een baan te helpen. Het resultaat is dus mooi, maar wel teleurstellend. Ook bij de banenplannen gaat het niet goed. Van de plannen is 70% vertraagd. In de bouw kwam het plan onvoldoende van de grond omdat het nog crisis was, zo schreef de Algemene Rekenkamer dit voorjaar al. Van de 600 miljoen euro die beschikbaar was gesteld in zware tijden, ook met steun van D66, ligt vandaag de dag nog ruim 400 miljoen op de plank. In bijna 30% van de plannen blijkt er weinig of niets te gebeuren omdat werkgevers en werknemers er niet zo veel meer in zien. Ik vind dat de minister de kritiek wat te gemakkelijk wegwuift. Hij noemde dit gisteren "te gemakkelijk". De cijfers liegen toch niet? Of wil de minister ontkennen dat de doelen niet worden gehaald? Wil hij ontkennen dat er bij de sectorplannen voor 150 miljoen überhaupt geen besteding is gevonden. Het geld dat daar over is, gaat nu naar het UWV. Dat vind ik een verstandige keuze, in ieder geval voor een groot deel. Ik vraag me echter wel af waarom het niet méér wordt gebruikt om oudere werkzoekenden te helpen. Zou het geld daar niet gerichter aan moeten worden besteed? Ik hoor graag een reactie. 

Als het geld bij de bestrijding van de werkloosheid onder ouderen helaas niet heeft opgeleverd wat we hadden gehoopt, als de banenplannen helaas niet hebben opgeleverd wat we hadden gehoopt, dan moet je je de vraag stellen hoe dit gaat bij de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Dat onderwerp ligt mijn fractie ook nauw aan het hart. Uit de begroting blijkt dat van de 300 miljoen euro premiekorting die hiervoor beschikbaar was, nog geen 50 miljoen euro is uitgegeven. Er worden zes keer minder jongeren geholpen dan oorspronkelijk bedoeld. Ondernemers blijken de regeling ook nauwelijks te kennen. Ja minister, het was maar een kleine enquête van Ondernemend Nederland. Maar als ik 30 ondernemers vraag hoe het zit, en er zeggen er 30 dat ze de regeling niet kennen, dan ben ik bezorgd. Ik hoop eigenlijk, dat de minister dat ook is. En waarom moesten we dit eigenlijk uit een regel in de begroting opmaken? Waarom is de Kamer er niet eerder over geïnformeerd dat het niet zo goed liep? Waarom is er ook niet eerder geprobeerd om dan misschien maatregelen te nemen? Ik hoor graag een toelichting van de minister. 

De minister wilde hiermee een andere aanpak dan bij de banenplannen uit het verleden, want die waren geen succes. Toch kan ook hier de conclusie zijn dat het ons niet heeft gebracht wat we hadden gehoopt. Dat roept de vraag op of de minister nog eens uitgebreid wil reflecteren wat daar nou de oorzaak van is. Het is wat mij betreft ook zaak om erover na te denken hoe we dat nou een volgende keer anders gaan doen. Want er komt weer een keer een nieuwe crisis; dat weten we zeker. Dan willen we ook iets doen. Dat is terecht en dat is belangrijk. Maar ook een aantal instrumenten die zijn ingezet bij de aanpak van deze crisis, hebben toch niet gebracht wat we hoopten. Zou de minister eens een onafhankelijke commissie willen vragen om aan de gang te gaan met de vraag wat de beste manier is om hier goed op te anticiperen? Moeten we bijvoorbeeld in goede tijden geld reserveren voor stageplekken in slechte tijden? Hoe zit het eigenlijk met de btw in de bouw die we hebben verlaagd? Was dat wel iets wat werkte? Wat zijn de beste manieren om werkgevers ook in slechte tijden toch over de streep te trekken? Ik denk bijvoorbeeld aan extra no-riskpolissen. Dit zijn allemaal vragen waarop ik het antwoord nog niet weet. Ik vraag de minister, een onafhankelijke commissie hiermee aan de slag te laten gaan, ook in de wetenschap dat er weer zo'n crisis komt. 

Bij de Wet werk en zekerheid is er nog veel werk aan de winkel. Het is goed dat die wetten er zijn, maar er zijn rafelranden. We hebben al uitgebreid gesproken over het seizoenwerk. We snappen allemaal dat er op een camping in de winter nou eenmaal minder werk is. Ik was gisteren op werkbezoek bij onderhoudsbedrijven. Dan hoor je ook voorbeelden waarin nu, door die nieuwe wet, eigenlijk juist minder mensen in dienst worden genomen in plaats van meer. In die voorbeelden wordt de ruimte voor oplossingen voor seizoenwerk niet gevonden. Zowel in de recreatiesector als in de onderhoudssector horen we dat de bonden wel willen, maar niet mogen van de leiding van de vakbeweging. Herkent de minister dat beeld? Gaat hij ingrijpen als polderprestige praktische oplossingen in de weg zou staan en als we bijvoorbeeld in het onderwijs geen oplossing weten te vinden rond invallers bij ziekte? Wat gaat de minister dus doen? Is hij bereid om in de wet ruimte te bieden om in sectorale cao's gewoon terug te gaan van zes maanden naar bijvoorbeeld drie maanden? Als er toch nog steeds problemen zijn, moet er misschien zelfs gewoon een wettelijke regeling voor seizoenwerk komen. Ik hoop dat het niet nodig is, maar volgens mij hebben we niet de luxe om hiermee drie maanden te wachten. 

Ik heb een specifieke vraag over payrollers. 

De voorzitter:

Eerst heeft mevrouw Vermeij nog een vraag, mijnheer Van Weyenberg. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik ken de heer Van Weyenberg als een zorgvuldig politicus. We hebben hier met een grote wet te maken die 1 juli is ingegaan. Volgens mij hebben we hier ook al gesproken over rafelranden. Sterker nog, we hebben hier in gezamenlijkheid al het een en ander gerepareerd. Wij hebben het over seizoenswerk en wij zijn nu zes maanden op weg, maar wat is nu een seizoen? Nu gaan wij ineens druk leggen op een regeling die met seizoenswerk te maken heeft door in termen van weken te praten. Ik denk even in gewone mensentermen. Heb je misschien niet een winter- en zomerseizoen nodig om te weten hoe zo'n wet werkt? 

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Mulder vroeg net al: wat is teruggefloten? Nu vraagt mevrouw Vermeij: wat is een seizoen? Ik wil niet wachten als dat betekent dat seizoenswerkers nu niet meer in dienst worden genomen en hun baan kwijtraken terwijl er anders werk voor hen zou zijn geweest. Met de PvdA-fractie heeft mijn fractie gevraagd om oplossingen. In de land- en tuinbouw is er nu blijkbaar beweging, maar in een aantal andere sectoren niet. Dat baart mij zorgen. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Maar er wordt nog volop overleg gevoerd. Je kunt erop wachten dat werkgevers achterover gaan leunen en dat zij dat overleg niet meer voeren op het moment dat ze hier een paar woordvoerders hebben horen zeggen: ik wil het binnen een week of binnen een dag weten! Wij hebben het hier over seizoenswerk. Dat gaat veelal om contracten die maanden duren. Wij kunnen nog niet inzien hoe die aflopen of wat voor inventieve oplossingen er gevonden worden, ook in dat sociaal overleg. Dus ik vraag om een wat zinnige notie op deze enorme druk. Ik heb er zelf ook vragen over gesteld, maar ik vind het gek dat iets wat zo fundamenteel is met zulke haast, binnen 24 uur, geregeld moet worden. Dat kan ook een winter- of een zomerseizoen betreffen en daar kennen wij echt de uitkomst nog niet van. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik vind dit verbazingwekkend, want mevrouw Vermeij heeft zelf gevraagd om snel met oplossingen te komen. Ik constateer dat het in een aantal sectoren moeilijk of niet van de grond komt. Ik krijg zelfs signalen dat polderprestige daar een grote rol in speelt. Ik wil vooral dat dit wordt opgelost en dat wij een en ander voorkomen. Ik was bij een onderhoudsbedrijf. Daar zag ik dat men, omdat men er niet mee uit de voeten kan, zelf een uitzendsector aan het oprichten is, want dan heb je een ruimere ketenbepaling. Ook mevrouw Vermeij zal het met mij eens zijn dat wij dan niet ons gezamenlijke doel bij die wet hebben bereikt. 

Rond de payroll heeft de minister toegezegd dat iedereen met een contract voor onbepaalde tijd bij de rijksoverheid in dienst zou worden genomen. Bij DUO hebben wij daar wel een motie voor nodig gehad, maar uiteindelijk gebeurt dat. Chapeau! Maar er bereiken mij nog steeds signalen dat voor enkele tientallen mensen bij de overheid met een payrollcontract voor onbepaalde tijd, ontslag toch zeer nabij is. Ik doel in het bijzonder op een zestal payrollers bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Belofte maakt schuld. Ik verwacht dus dat de minister ons morgen, als wij beginnen — dat zou weleens eerder richting de avond dan de middag kunnen zijn — kan vertellen dat het dreigend ontslag van die zes mensen is afgewend en dat hij nogmaals een initiatief neemt om ook bij andere overheidsorganisaties te borgen dat de belofte van een vaste baan voor deze mensen wordt waargemaakt. 

Dan kom ik op de Participatiewet. De banenafspraak dreigt te verzanden in een overdaad aan regeltjes en heeft te weinig oog voor de praktijk. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt blijven langs de zijkant staan. Gelukkig is er wat beweging. Hier wel, zeg ik met een knipoog tegen de minister. Het doelgroepenregister van het UWV is zo knellend dat te veel mensen worden afgewezen. De staatssecretaris gaat dat evalueren. Ik had liever nog iets meer daadkracht gezien, maar ik heb de staatssecretaris toch goed begrepen dat dit gewoon tot aanpassingen gaat leiden, ook conform aangenomen moties? Daarbij kijk ik ook naar de heer Heerma. Dan laten wij ook in de praktijk de loonwaarde op de werkvloer leidend zijn. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? 

Hoe staat het eigenlijk met de overheid? De overheid heeft eigen doelen en moet natuurlijk het goede voorbeeld geven. De teller staat nu op min 148 banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Ik vind dat teleurstellend en beschamend. Ik weet zeker dat de staatssecretaris dat met mij eens is. Wat gaan wij doen om ervoor te zorgen dat die doelen alsnog worden gehaald? 

Naast de problemen met de nieuwe wetten zijn er nog veel grotere en kleinere problemen. Zo maak ik mij zorgen over de ontwikkeling van problematische schulden. Bij een op de vijf huishoudens is dat een actueel risico. Lang niet iedereen zoekt hulp, want de drempel is vaak te hoog. Zelfs als een schuldhulptraject is doorlopen, vallen veel mensen weer terug. Gaat de staatssecretaris serieus aan de slag met het financiële loket dat D66 heeft voorgesteld? Welke afspraken gaat zij maken met de gemeenten, zodat mensen met schulden beter worden begeleid en niet meer terugvallen? 

Ook stijgt het aantal kinderen die opgroeien in armoede. Ik heb al een amendement gezien van de Partij van de Arbeid. Ook mijn fractie heeft daar een amendement over ingediend. Ik denk dat die twee amendementen elkaar overigens ook aanvullen. Ons amendement is bedoeld om juist ook organisaties die dicht bij kinderen staan, maar landelijke organisaties zijn, extra te ondersteunen. Ik denk aan de Stichting Jarige Job, de Stichting Nationaal Fonds Kinderhulp en de Stichting Leergeld. Wij maken daar 5 miljoen euro voor vrij. Ik krijg daarop graag een welwillende reactie van de staatssecretaris. 

Ten aanzien van de schijnconstructies vraag ik inmiddels bijna traditioneel aandacht voor de capaciteit bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aan wetgeving heb je niet zoveel als je niet ook zorgt voor een goede controle. Tegelijk zien we dat er jaar op jaar steeds minder inspecties plaatsvinden. Daarom dienen wij een amendement in om 35 extra inspecteurs aan te kunnen nemen. 

Dan kom ik bij het dagloonbesluit. De minister gaat met een oplossing komen, maar dat is pas in 2017. Ik moet bekennen dat ik de brief welwillend heb gelezen, maar ik begrijp nog steeds niet welk probleem de minister überhaupt wilde oplossen met het dagloonbesluit. Ik roep hem op om terug te keren naar het oude, zoals overigens ook door de FNV bepleit. Dan kunnen we dat snel rechtzetten, zodat we dit dossier voor de kerst kunnen afsluiten. Ik krijg hierop graag een reactie. 

Dan kom ik bij de versoepeling van de Fraudewet. Dat moet ervoor zorgen dat mensen die zich vergissen, niet worden geraakt, zoals de Raad van State zei. Dat wetsvoorstel zou hier liggen op 1 juni, het werd september, vervolgens oktober, maar het is er nog steeds niet. Wat is hier aan de hand? Is er sprake van een patstelling in de coalitie? Wanneer komt dit? 

Als je een sollicitatieplicht hebt, maar toch al een baan hebt gevonden, moet je blijven solliciteren. Als je enkele weken voor de start van je nieuwe baan zit, vind ik dat vooral heel bureaucratisch. Het levert zelfs kafkaëske situaties op. Mijn fractie ontving een open sollicitatie op 14 augustus van iemand die al op 3 augustus met een andere baan was begonnen. Maar ja, hij had die eerste drie dagen een uitkering gehad, dus moest hij in augustus van het UWV nog solliciteren. Dus terwijl hij al begonnen was aan zijn nieuwe baan, stuurde hij een open sollicitatie naar mijn fractie. Klopt dit verhaal en kan de minister zorgen dat dit tot het verleden gaat behoren? Volgens mij is hier namelijk helemaal niemand mee geholpen. 

Last maar zeker niet at least: een agenda voor de toekomst. Het is alweer anderhalf jaar geleden dat we de grootste SZW-wetten hier behandeld hebben. Inmiddels is een soort patstelling opgetreden in de coalitie, waar Partij van de Arbeid en VVD elkaar met mortiergranaten bestoken. Ik zie polarisatie in de polder maar vooral stilstand, waardoor grote vragen niet worden opgelost. Het wettelijk minimumjeugdloon, de ouderenwerkloosheid, het pensioenstelsel, de loondoorbetaling bij ziekte, zzp'ers, persoonlijke scholingspotjes: overal heerst stilstand. 

Nog bezorgder ben ik als de WW, eigenlijk de Wet werk en zekerheid, straks wordt teruggedraaid. Daar gaat de minister toch niet aan meewerken door algemeen verbindend te verklaren? De minister gaat toch ook geen afspraken in cao's avv'en, waarmee zzp'ers die er niet bij betrokken waren, toch worden geknecht? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Als een collega over stilstand begint, wijs ik altijd op het volgende. We hebben recent een vrij dik en best wel schokkend rapport gekregen: het interdepartementaal beleidsonderzoek zzp. Het gaat over de uitholling van de sociale zekerheid, over fiscale facilitering en uiteindelijk ook over de uitholling van de overheidsfinanciën. De heer Van Weyenberg kent mijn standpunt daarover. Wat wil D66? D66 wil stilstand: de aanval is afgeslagen, we gaan niets doen. Hoe kan de heer Van Weyenberg de coalitie iets verwijten op een punt waarop D66 niet beweegt? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb mevrouw Vermeij hoog zitten, maar dit is niet haar beste interruptie. De praktijk is namelijk dat mijn fractie ervoor heeft gezorgd dat het pensioen van zzp'ers veilig is gesteld als ze in de bijstand terechtkomen. Ook is er een motie aangenomen, zodat zzp'ers zich makkelijker kunnen verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Dat vindt de partij van mevrouw Vermeij ook belangrijk. Die motie weigert de minister helaas uit te voeren. Ik maak van de gelegenheid gebruik om hem nogmaals te vragen waarom dat is. Van het aanpakken van de zelfstandigenaftrek is mijn fractie inderdaad geen voorstander. De fractie van mevrouw Vermeij was daar voorstander van in het verkiezingsprogramma, maar mevrouw Vos, Kamerlid van de Partij van de Arbeid, noemde dat in een interview een grote vergissing. Ik hoop dat mevrouw Vermeij het met haar eens is. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik doelde op het grote leger zelfstandigen dat aan de onderkant van de arbeidsmarkt zonder rechten door het leven moet. We moeten kijken wat we daaraan kunnen doen en of we die mensen een vast contract kunnen geven. Dit rapport geeft echt wel een waarschuwing af. Ik heb gezegd dat de reactie van het kabinet mij zeer teleurstelde, maar dat de beweging die de heer Heerma zoekt, interessant is. Overigens heb ik er wel veel vragen over. Ik heb de heer Van Weyenberg gehoord in een algemeen overleg. Daarin zei hij: ik doe met dit rapport helemaal niets. Zegt de heer Van Weyenberg nu dat hij er wel iets mee gaat doen? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Het zou fijn zijn en haar sieren als mevrouw Vermeij mij correct citeert. De kern is dat mijn fractie niet voor verplichtingen en dergelijke is. Bij de aanpak van schijnconstructies, schijnzelfstandigheid doe ik graag met mevrouw Vermeij mee, maar ik ben niet van de school dat wanneer je zelfstandigen het leven moeilijker maakt, alle vaste banen weer terugkomen. Dat doet geen recht aan de wens van zelfstandigen en helpt niet bij het realiseren van de ambitie van mevrouw Vermeij. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Onlangs diende D66 in de Eerste Kamer een motie in om te komen tot een evenwichtiger verhouding tussen werknemers en zelfstandigen. Ik denk dat het dan ook gaat over de zelfstandigenaftrek. Je kunt daar van alles over zeggen, maar die aftrek creëert wel een beetje een ongelijke situatie tussen zelfstandigen en werknemers. Zegt D66 dat het prima is om van het kabinet te vragen om met een visie te komen, maar dat de zelfstandigenaftrek per definitie een taboe is? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb net een aantal voorbeelden van situaties genoemd waarin zelfstandigen zich beter verzekeren en meer pensioen opbouwen. De vrijwilligheid is voor mij wel heel belangrijk. We hebben steeds gezegd dat we het prima vinden om te kijken naar de fiscale voordelen, maar niet op de manier die bedoeld is om zzp'ers in hun portemonnee te treffen. Als je dat wilt, zorg dan dat werknemers er wat meer op vooruitgaan. Dat standpunt huldig ik al maanden. Ik herhaal het hier graag. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mijn vraag was of de zelfstandigenaftrek voor D66 totaal taboe is. Daarop heb ik nog geen antwoord gekregen: ja of nee? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Als je belastingenhervormingen doorvoert die tot meer banen moeten leiden, is het zwaarder belasten van een groep mensen die elke dag hard werken en die in de crisis grote gevolgen van de werkloosheid zelf hebben opgevangen zonder een beroep op het collectief te doen, inderdaad niet het eerste waaraan ik denk. 

Voorzitter. We praten hier al lang over meer scholing. De minister houdt veel speeches over robots en eventuele gevaren en zegt dat we meer werk moeten maken van scholing. Tegelijk zien we ook dat er 150.000 vacatures zijn met 600.000 werklozen en dat de mismatch op de arbeidsmarkt nu alweer volop zichtbaar wordt. Wil de minister meer actie ondernemen om ervoor te zorgen dat we O&O-fondsen, waarmee men zich kan omscholen naar een sector waarin wel werk is, tegenhouden en die gewoon niet meer algemeen verbindend verklaren? Ik wil het instrument nog niet ten principale ter discussie stellen, maar dit is natuurlijk gewoon gek. Laten we dit gewoon niet langer doen. Laten we echt eens zorgen dat die persoonlijke scholingspotjes er echt komen. Met die potjes kunnen mensen eigen regie voeren op hun carrière en scholing. Is de minister van plan om hier nu eens vol zijn gewicht hierachter te zetten, ook in gesprekken met sociale partners? 

Dit geldt ook voor wat ik maar het "generatiepact" noem. De heer Mulder benoemde terecht een aantal zaken die ouderen die een baan zoeken, niet helpen. Het gaat bijvoorbeeld om dingen in cao's, hoe goed bedoeld ze ook zijn, zoals seniorendagen en de ontwikkeling van loonschalen. We kunnen daarop blijven hameren, maar de vakbeweging vindt dat niet leuk. Tegelijk zien we daar een wens ligt om iets aan het minimumjeugdloon te doen. Biedt dat soort dingen geen kans om uit die loopgraven te komen en daarin samen stappen voorwaarts te zetten, op zoek naar een win-win? Is de minister niet de aangewezen persoon om daarop veel meer regie te voeren? Ik krijg daarop graag een reactie, want hieraan moet echt een heleboel gebeuren. Ik ben het eens met de heer Heerma over het taboe rondom demotie. Iedereen die daarvoor een goed woord kan bedenken, krijgt van mij een bos bloemen. Dat moet namelijk iets zijn wat in het belang is van individuele werknemers en werkgevers. Het zit nu helemaal in een ander kwadrant. Een generatiepact biedt dat niet. Kan en wil de minister zich daarvoor hard maken? 

Kijk in 2016 eens serieus naar de loondoorbetaling bij ziekte. Hoe maken we het in dienst nemen van mensen weer aantrekkelijker? Ik maak mij er zorgen over dat te weinig mensen in dienst worden genomen die juist graag in dienst willen, terwijl werkgevers die mensen graag in dienst willen nemen. Kijk naar het concurrentiebeding. Dat is echt niet meer van deze tijd. Kunnen we dat niet gewoon schrappen? Zorg er inderdaad voor dat zzp'ers zich vrijwillig kunnen verzekeren door middel van de verzekering van het UWV. Wat mij betreft zou elke zzp'er daartoe toegang moeten krijgen als we echt willen dat ze meer kans krijgen. 

Ik kom te spreken over het pensioenstelsel. Ik verwacht dat de staatssecretaris daadwerkelijk aan de slag gaat. Wanneer komt het concrete voorstel om de doorsneepremie af te schaffen? Het moet geen intentie of een plan zijn, maar een concreet voorstel. Hetzelfde vraag ik aan de minister wat betreft de kindcentra, waarover mevrouw Yücel sprak. 

Er ligt nog veel huiswerk. Vorige week hebben de sociale partners het sociaal akkoord officieel afgerond verklaard. Dat was vooral reparatie en achterstallig onderhoud. Dat is belangrijk, maar het wordt nu tijd om door te gaan met vernieuwing. Daarom de belangrijkste vraag: wordt 2016 een verloren jaar of gaat de minister hard aan de slag om er wat van te maken, om ervoor te zorgen dat we stilstand voorkomen in de coalitie en in de polder, en om ervoor te zorgen dat we iedereen weer uit de schuttersputjes krijgen? Anders ben ik bang dat we over anderhalf jaar zeggen: dit kabinet is heel mooi begonnen en heeft doorbraken bereikt, maar de laatste tweeënhalf jaar, tja, dat waren toch verloren jaren. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb nog een heel praktische vraag. Er is al een hele dag een storing bij het UWV, waar mensen hun inkomsten moeten inleveren omdat ze anders hun uitkering niet krijgen. We maken ons samen zorgen. We hebben daarover ook een motie ingediend. Is de heer Van Weyenberg het met mij eens dat we in dit geval om een reactie van de minister vóór de beantwoording morgen moeten vragen op wat er nu weer aan de hand is bij het UWV? 

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Ulenbelt kent mijn zorgen over wat daar gebeurt: hebben we genoeg mensen en middelen om de doelen waar te maken, is de minister genoeg in control en hoe zit het met de IT? Ook ik heb dat bericht gelezen. Ik had helaas geen spreektijd meer, dus ik dank de heer Ulenbelt voor de gelegenheid om mij van harte bij deze vraag aan te sluiten en de minister te vragen daar morgen antwoord op te geven. Ik voel me wel een beetje gebruikt door de heer Ulenbelt voor deze vraag, maar met plezier. 

De voorzitter:

Mijnheer Ulenbelt laat het daar dan bij. 

De heer Anne Mulder (VVD):

De heer Van Weyenberg heeft gepleit voor een substantiële verhoging van het jeugdloon. Mijn vraag is: hoeveel banen mag dat kosten van D66? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Als we dat generatiepact doen, kunnen we iets bedenken waarmee we twee vliegen in één klap slaan en we meer banen creëren. Daarnaast vind ik ten principale dat er een ongelijkheid zit in het jeugdloon. We zeggen: gelijk loon voor gelijk werk. Dat geldt voor jong en oud. De heer Mulder heeft een heel punt gemaakt van de salarisschalen van ouderen. Dat punt wil ik hem geven. Dat is een onpopulaire boodschap, maar die staat nu werkzoekende ouderen in de weg. Hij moet dan echter ook de andere kant van het verhaal benoemen: een jongere van 23, die net zo productief is en waarschijnlijk nog productiever dan de heer Mulder of ik zouden zijn in diens werk bij de Subway of ergens anders, krijgt veel minder betaald dan wij betaald zouden krijgen. Dat vind ik niet rechtvaardig. Ik weet eigenlijk dat dit ook voor de heer Mulder geldt. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik wilde vragen of de heer Van Weyenberg mijn vraag nog wist. Die vraag was: hoeveel banen mag het kosten? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat zullen we zien. Ik heb nog geen doorrekeningen van de plannen gezien. Ik heb overigens het Centraal Planbureau op de hoorzitting horen zeggen, ook op basis van discussies in Amerika, dat bepaalde stappen kunnen zonder banenverlies. Ik ben er heel nieuwsgierig naar hoe dat zit. Misschien heeft de heer Mulder doorrekeningen. Wij hebben die niet van het kabinet gehad. Als ze er zijn, vraag ik hierbij aan de minister: kom maar op met die doorrekeningen. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Interessant is dat wij met een aantal partijen om die doorrekeningen hebben gevraagd en dat D66 dat verzoek vorige week niet heeft gesteund. De motie van D66 over het minimumjeugdloon had overigens geen onderdeel over het generatiepact en over ouderen. Het was een motie die ging over een substantiële stap bij het minimumjeugdloon, op zichzelf. In die motie stond ook dat het niet tot "te veel" banenverlies mocht leiden. Omdat die doorrekeningen er schijnen te zijn, vind ik het wel een terechte vraag van de VVD. D66 heeft het aantal banen tot hoofdinzet gemaakt bij het Belastingplan en lijkt zelfs bereid te zijn om een enorme lastenverlichting af te stemmen omdat er niet genoeg banen worden gecreëerd. Dan lijkt me de vraag wel relevant hoeveel banen een substantiële verhoging van het jeugdminimumloon mag kosten. 

De heer Van Weyenberg (D66):

We hadden al zo ongeveer een akkoord met het kabinet over veel meer banen. Het CDA wilde dat niet, maar dat is een ander debat, dat is niet voor vandaag. Ik ga nu in op de vraag van de heer Heerma. De reden waarom ik dat verzoek niet expliciet heb gesteund, is dat ik ervan uitging dat we een brief van het kabinet zouden krijgen en dat, als er cijfers zijn, we die krijgen van het kabinet. Die zaten er niet bij. Ik ga er dus van uit dat ze er niet zijn. Als ze er wel zijn, wil ik ze net zo graag weten als de heer Heerma. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Nogmaals, de vraag is heel simpel: 5.000 banen, 10.000 banen, 15.000 banen? Hoeveel banen mag dit volgens D66 kosten? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik wil eerst die sommen zien. Ik ben er ook nog niet van overtuigd dat het überhaupt banen kost. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

We hebben al wat weken discussie met elkaar achter de rug. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik zat al op u te wachten! Dat wist u al een beetje. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nou ja, ik had gehoopt dat er al een helder antwoord was. Als ik het me heel goed herinner, heeft D66 gezegd: het kabinet kan toch niet akkoord gaan met welk plan dan ook vanuit de oppositie dat banen zou kosten? Dan moet dat toch hier ook gelden? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij waren het tussen de 35.000 en 42.000 banen, als ik me de doorrekening van de heer Dijkgraaf goed herinner. En inderdaad, de heer Heerma voelt zich aangesproken, want zijn partij stond ook onder dat amendement. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wederom: dat was de vraag niet. Er zijn nu al vijf vragen gesteld waarop geen antwoord komt. Ik mag toch hopen dat D66 zo consistent is dat zij, als uit de CPB-doorrekening blijkt dat dit banen kost, nog liever de overdraagbare heffingskorting zal steunen dan dit plan. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Om te beginnen een compliment aan de heer Dijkgraaf. Het is hem gelukt om de overdraagbare heffingskorting ook in dit debat aan de orde te stellen. Ik heb net zo veel plezier in dit debat met de heer Dijkgraaf als ik had in het debat over het Belastingplan, hoe oneens we het ook met elkaar waren. Ik vind het jammer dat we het in dit debat ook oneens zijn, want het principe van gelijk loon voor gelijk werk spreekt volgens mij ook de heer Dijkgraaf aan. En nee, ik noem niet één concreet getal, want ik weet de getallen nog niet. Ik weet de varianten nog niet. Dat ga ik eerst zorgvuldig bestuderen. Ik weet zeker dat de heer Dijkgraaf dat begrijpt. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Dé uitdaging op het gebied van integratie is natuurlijk de opname van de grote hoeveelheden nieuwkomers die Nederland op dit moment te verwerken krijgt. Eerdere, wat naïeve ramingen hebben ertoe geleid dat de diensten in de vreemdelingenketen met ren- en vliegwerk bedden moeten regelen. Mijn oproep vandaag aan deze minister is simpel. Voorkom dat u net als de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie achter de feiten aan moet lopen. Zorg voor een snelle integratie van deze nieuwkomers, zorg voor onderwijs, zorg voor taal en zorg voor betere kansen op werk. De oppositie vraagt al maanden om een aanpak, maar deze minister bleef stil. Nu ligt er een plan. Het is een eerste stap, maar ik vind wel dat de minister zich in dit plan te veel verschuilt achter wollige woorden en papieren tijgers. Hij heeft het over taalmaatjes, over taskforces en over buddyprojecten. Ik lees frases als: met een warm hart en een koel hoofd. Ik geef graag toe dat deze minister geen heethoofd is, maar ik zou toch graag zien dat hij zich een keer goed kwaad maakt op dit dossier en levert. Ik wil daar drie voorbeelden bij noemen. 

Ik begin bij de diploma-erkenning. Op dit moment wordt er — ik citeer — bekeken hoe de competenties, diploma's, werkervaring en taalvaardigheid van vluchtelingen beter inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is hierover echter al een motie ingediend en aangenomen. Waarom wordt er dus nu pas gekeken? Waarom is er niet allang actie ondernomen? Waarom wordt er geen prioriteit gegeven aan het uitvoeren van Kamermoties die erop zien dat mensen zo snel mogelijk mee kunnen doen? 

Ik kom op de taal. De PvdA roept terecht, net als mijn partij, om taallessen vanaf dag één. Direct meedoen. Dat zijn mooie woorden van de partij van deze minister. Ik sta daar volledig achter, maar de vraag is dan wel: waarom gebeurt het niet? Waarom doet deze minister dat niet? Voor mijn partij is het helder. Elke dag dat deze mensen op hun handen zitten en zij niks doen in de noodopvang, is een verspilde dag. Het Sociaal en Cultureel Planbureau is hier helder over. Mensen met een betere taalbeheersing, die het Nederlands goed machtig zijn, hebben later twee tot drie keer meer kans op een baan en dus ook twee tot drie keer minder kans op de bijstand. Ga direct aan de slag met het leren van onze taal aan deze mensen. Pak door. Dat is iets heel anders dan — ik citeer — aan het COA vragen te bezien of en hoe het mogelijk is om binnen de bestaande budgetkaders Nederlandse les te bieden aan asielzoekers die al enige tijd in Nederland verblijven. Dat is gewoon het over de schutting gooien van een heel groot probleem bij een organisatie die het al ontzettend moeilijk heeft. Waarom levert de minister die taallessen niet? 

Ik ga nu in op werkbelemmeringen. Meedoen vanaf dag één is van enorm belang. Ik zie dat gemeentes hun best doen om dit te faciliteren. Amsterdam vraagt om experimenteerruimte om mensen sneller aan het werk te krijgen. Amsterdam noemt bijvoorbeeld het verkorten van de periode van zes maanden voor de tewerkstellingsvergunning. Amsterdam noemt ook het verruimen van het aantal weken dat een asielzoeker mag werken, maar dit verzoek ligt al zes weken op de plank bij minister Asscher. Waarom komt er geen antwoord? En wat is het antwoord van deze minister? 

Ik vond de afgelopen tijd dat deze minister zichtbaarder mocht zijn als het gaat om integratie. Er is een brief — ik zei het al — met veel woorden en weinig daden. De woorden die erin staan, gaan over een participatieverklaring. Het is een zogenaamde participatieverklaring, met wetswijzigingen waardoor het verplicht wordt die te tekenen, er boetes volgen als er niet aan wordt voldaan en er workshops komen over Nederlandse kernwaarden; verzin het maar. Ik vind het mooie symboliek, maar je kunt ook zeggen: in symboliek kun je niet wonen. Waarom niet alles op alles zetten om mensen mee te laten doen door werk, taal en onderwijs? Ik krijg daarop graag een reactie van de minister. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben het zeer met de heer Sjoerdsma eens dat er meer inzet gepleegd moet worden. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister daarop, maar ik ben ook benieuwd naar de inzet van D66. De heer Sjoerdsma stelt terecht allerlei eisen, maar wat levert hij daarbij? Hoe gaat D66 zorgen voor banen? Gaat D66 de verhuurdersheffing, die leidt tot een groeiend woningtekort, terugdraaien, zodat iedereen een betaalbare woning kan krijgen? 

De voorzitter:

Hoe zorgt D66 voor banen? 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dit is een debat dat mevrouw Karabulut en ik ook al bij een eerdere gelegenheid hebben mogen voeren. Toen ging het ook om de verschillen tussen banen voor oud en voor jong. Ik wilde de participatieverklaring noemen omdat die me deed denken aan de banenplannen van het kabinet. Er is een groot probleem met 600.000 werklozen. Er wordt een heleboel papier tegenaan gegooid, maar er komt geen oplossing. Ik vraag de minister wat betreft de asielzoekers twee concrete maatregelen te nemen. Ik vraag hem om de werkbeperkingen weg te nemen. Er is namelijk wel degelijk werk; dat weet mevrouw Karabulut ook. Er zijn een heleboel werklozen, maar ook een heleboel onvervulde vacatures. Ik denk dat we moeten bekijken hoe we dat bij elkaar brengen. Ik ben het met mevrouw Karabulut eens dat we dat niet alleen voor asielzoekers moeten doen, maar ook voor mensen die al heel lang naar een baan smachten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Prima, maar ik vroeg wat anders. Laat ik iets concreets bij de kop pakken: het taalonderwijs. Dat is ontzettend belangrijk. Heel veel Nederlanders, al dan niet met een migrantenachtergrond, en vergunninghouders kunnen daar op dit moment al niet normaal aan deelnemen omdat er geen goed taalaanbod is. Wil je dat organiseren, dan moet je daar middelen voor uittrekken. Dat moet op zo'n manier gebeuren dat het niet ten koste gaat van de ene of de andere groep. Is de heer Sjoerdsma bereid om sociale voorzieningen niet af te breken, maar daar juist in te investeren, opdat we al die problemen het hoofd kunnen bieden? Dan kunnen we voorkomen dat partijen als de PVV, maar zelfs de partij van de minister, wijzen naar de ander, naar de vluchtelingen, als veroorzaker van alle problemen, terwijl wij zelf mogelijkheden hebben omdat er genoeg is voor iedereen. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Mevrouw Karabulut zegt terecht dat een aantal partijen in de Kamer asielzoekers en vluchtelingen gebruiken als excuus en hen wegzetten als een groep die onze welvaartsstaat zal laten ontploffen. Mevrouw Karabulut heeft het over taallessen en over de manier waarop we die kunnen financieren zonder dat het ten koste gaat van de voorzieningen die er al zijn. We kunnen daar op twee manieren mee omgaan. Mijn partij pleit ervoor om die taallessen vanaf dag een te geven, niet in de crisisopvang, maar wel in de noodopvang. Laten we dat doen door — ik bedenk het hier — de leningen die DUO verstrekt ook open te stellen voor asielzoekers in de noodopvang. Als ze het niet halen of uiteindelijk geen vergunning krijgen, is het risico voor het Rijk. Die lening gaat dan niet worden terugbetaald. Haal dat uit de asielreserve; dat is al gereserveerd. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik stel voor dat we even kort pauzeren en daarna verdergaan met de inbreng van mevrouw Schouten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. De begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bij uitstek een begroting die over mensen gaat. Over de werkende eenverdiener met een gehandicapte dochter, die met het gezin maar net de eindjes aan elkaar weet te knopen. De begroting voor de werkgever die graag iemand met een arbeidsbeperking in dienst neemt, maar vastloopt in de bureaucratie. De begroting voor het gezin dat vastloopt in het moeras van schulden, maar slecht toegang krijgt tot de schuldhulpverlening. De begroting voor de 50-plusser die rond moet komen van een bijstandsuitkering en al heel lang werkloos is. En ook de begroting voor een zzp'er die zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering niet kan betalen. De begroting voor al die gezinnen, waarin vaders en moeders de volgende generatie moeten voortbrengen. Voor die mensen staan wij hier vandaag te debatteren. Hun belang is het algemeen belang. 

2016 kan zomaar het laatste begrotingsjaar zijn dat dit kabinet volmaakt. Ik ben optimistisch, zoals u hoort. Dit is dan ook het debat om een balans op te maken. Wat hebben wij voor deze mensen betekend? Wat hebben de minister en de staatssecretaris voor deze mensen voor elkaar gekregen? We mogen vaststellen dat deze regering een hoop grote wijzigingswetten door de Tweede Kamer en door de Eerste Kamer heeft weten te loodsen. Dat is een compliment waard, maar papier is geduldig en de praktijk weerbarstig. Het vraagt van beide bewindspersonen dat zij er bovenop zitten hoe die wetten in de praktijk uitwerken en ook van de politiek dat wij eerlijk kijken naar het effect van onze eigen maatregelen. 

We hebben de laatste dagen veel brieven en plannen gekregen met goede voornemens van de minister en de staatssecretaris, maar eerlijk gezegd ben ik nog niet over alles gerustgesteld. Ik constateer dat er soms geen oplossing komt voor een probleem omdat de coalitie het maar niet eens wil worden, of omdat het probleem door wordt geschoven naar de polder, waar het verzandt in deelbelangen. Ik noem dat in algemene zin, omdat het me ergert. Deze bewindspersonen zijn er niet voor de coalitie en niet voor de polder, maar voor het algemeen belang van al die mensen die ik bijvoorbeeld zojuist noemde. Vanuit die verantwoordelijkheid wil ik beide bewindspersonen op een aantal zaken aanspreken. 

Ik begin met de twee grootste wetten van deze staatssecretaris: de Participatiewet en de Quotumwet. Daarmee willen we mensen met een arbeidsbeperking aan een reguliere baan te helpen. Dat doel wordt zeer breed gedeeld in deze Kamer, maar in mijn beleving gaat het nog steeds niet goed. Al maanden waarschuwen we de staatssecretaris dat haar wet dreigt vast te lopen, niet omdat werkgevers niet willen, niet omdat mensen met een arbeidsbeperking niet willen, maar omdat de overheid de boel laat vastlopen. 

Ik heb de afgelopen maanden heel veel bedrijven gesproken die graag mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen, bijvoorbeeld Van Werven, die acht plekken had aangeboden voor mensen met een arbeidsbeperking. Zij kregen van het UWV en de gemeente maar twee mensen door. Zij zijn hier anderhalf jaar mee bezig geweest en zij konden die vacatures maar niet vervullen. Zij lopen vast in de bureaucratie en krijgen onvoldoende kandidaten aangeleverd. Dat is niet omdat er geen mensen zijn die graag zo'n baan willen. Die mensen heb ik ook veel gesproken. 

Wij creëren op dit moment teleurstelling bij werkgevers en bij mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het draagvlak voor deze wetten hangt daarvan af. Het is funest als dat draagvlak afkalft. Er moet nu echt wat gaan gebeuren. Ik ben blij met een aantal maatregelen van deze staatssecretaris, bijvoorbeeld over de langere periode van loonwaardebepaling en het opnemen van de vso-pro-leerlingen in het doelgroepenregister. De matchingproblemen waar ik het over had, worden bijvoorbeeld doorgeschoven naar de Werkkamers, die dan per regio afspraken mogen maken. Dat gaat nooit werken voor werkgevers. Zij willen gewoon duidelijkheid; een duidelijke plek, waar alle kandidaten en hun mogelijkheden overzichtelijk bij elkaar zijn gebracht. 

Laat ik het maar scherp zeggen: als de staatssecretaris niet snel verder komt met deze wet, dan kan het draagvlak voor de Quotumwet ook nog weleens weg gaan vallen, ook bij de ChristenUnie. Wij hebben vol overtuiging voor die wet gestemd, maar er moet wel een eerlijke kans zijn om aan die quota te voldoen. Als dat niet gebeurt omdat de overheid niet doet wat er van haar verwacht mag worden, moeten we daar ook eerlijk naar kijken op het moment dat die Quotumwet mogelijk ingaat. 

Ik vraag de staatssecretaris de volgende zaken aan te pakken en om daar morgen op te reageren: het wegnemen van bureaucratie voor werkgevers, een betere matching, betere duidelijkheid tussen gemeenten en UWV, bijvoorbeeld over het doelgroepenregister en de keuring daarvoor, en het creëren van één aanspreekpunt voor werkgevers. Kan de staatssecretaris morgen op al deze punten ingaan? 

Dan kom ik op de Wet werk en zekerheid, van de minister. Het doel daarvan was om mensen meer zekerheid te bieden en eerder naar vaste contracten te geleiden. Vooralsnog daalt het aantal mensen met een vast contract. Ons bereiken belangrijke zorgen over de vraag of deze wet het schip kan keren. Deze wet is nog maar kort geleden ingegaan. Ik ga dus ook niet zeggen dat die meteen weer overboord moet. Ik vind het wel belangrijk dat we snel die tussenevaluatie goed kunnen beoordelen. Ik vraag de minister echter om tot die tijd niet op zijn handen te gaan zitten. Voor het seizoenswerk in de land- en tuinbouwsector is er een oplossing gekomen. Dat is met name in de polder gebeurd. Ik begrijp echter dat er voor de recreatiesector nog geen oplossing is gevonden. Hoe beoordeelt de minister dit? Wat kan hij er zelf aan doen? 

Hoe zit het met het onderwijs? We krijgen veel signalen uit het onderwijs dat men niet meer weet hoe men met invalkrachten om moet gaan, omdat die straks heel snel een vast contract moeten krijgen. De scholen kunnen dat niet bekostigen. Is de minister bereid om te bekijken hoe hij daar een goede oplossing voor kan vinden? Ik denk ook aan de universiteiten, waar nu volgens het personeel van de universiteiten zogenaamde knutselcontracten geïntroduceerd worden, een vast contract voor maar één dag en met de rest van de week flexibele uren. Promovendi komen in de problemen, omdat ze niet binnen vier jaar klaar zijn met hun promotieonderzoek maar ook niet in vaste dienst genomen kunnen worden. Dit zijn allemaal praktisch problemen. Ik denk dat we in deze Kamer moeten bekijken hoe we die kunnen oplossen. Ik vraag de minister om daarin mee te denken. 

De heer Van Weyenberg had het er ook al over: hoe staat het met de rijksoverheid zelf? Ons bereiken berichten dat het nog niet allemaal koek en ei is op dat vlak. Toen deze kwestie bij DUO speelde, gaf de minister aan dat hij geen constructies meer wilde waarin payrollers ontslagen worden of waarin allerlei tijdelijke contracten worden aangeboden. Kan de minister er zijn hand voor in het vuur steken dat die praktijk bij de overheid voorbij is? Ik krijg hierop graag een reactie. 

Dan kom ik op een belangrijk thema voor de ChristenUnie: de schulden. Eén op de vijf huishoudens heeft risicovolle schulden, bleek dit weekend. Laat ik het hier visualiseren: één blok van deze Kamer zou dan problematische schulden hebben. Of in fracties gezegd: de fracties van D66, het CDA, de SGP en de Partij voor de Dieren samen. Bijna 1,2 miljoen schuldenaren zijn niet in beeld bij de formele schuldhulpverlening. Bij de 193.000 mensen die wel bekend staan, komt het water tot aan de lippen. Het gaat om mensen die leven rond het minimum, maar ook steeds meer om mensen met een middeninkomen. Ik maak me daar zorgen over. Ik maak me ook zorgen over de hulp die deze mensen krijgen, of, beter gezegd, niet krijgen. In Nederland heerst een schuldenepidemie en heel veel mensen zitten zonder dokter. Ik vind daarom dat de staatssecretaris veel meer moet doen dan ze nu doet, waarover ze in haar laatste brief heeft geschreven. 

Ik noem een aantal punten. In de eerste plaats wordt het echt tijd dat de staatssecretaris met de gemeenten om de tafel gaat zitten om harde afspraken te maken over het verbeteren van de schuldhulpverlening. Er is een complete aanpak nodig, van vrijwillige schuldhulpmaatjesprojecten tot zware schuldsaneringstrajecten. De staatssecretaris verwijst in haar brief nu steeds naar gemeenten en hun verantwoordelijkheden. Het is nu echter ook het moment om hier onze rol waar te maken als de gemeenten er zelf niet meer helemaal uitkomen. Wat mij betreft gaan we ook niet wachten totdat de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening er volgend jaar ligt. Als het aan mij ligt, komt er nu zo snel mogelijk een breed gedragen bestuursakkoord met de gemeenten over schulden. Daarbij zou het Rijk mogelijk ook over de brug moeten komen. De 1,2 miljoen huishoudens met een risicovolle of problematische schuld verdienen dit. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris op dit voorstel. 

Mijn tweede punt is de bewindvoering. Sinds bij problematische schulden bewindvoering mogelijk is geworden, is het beschermingsbewind explosief gegroeid. De staatssecretaris heeft daar onderzoek naar laten doen, waarvan wij het resultaat hebben gekregen. De zorgelijke conclusies zijn terug te zien in de begroting van een gemeente als Leeuwarden. Dat heeft de kosten voor bewindvoering zien vernegenvoudigen van 2 ton naar 1,8 miljoen euro. Dat geld komt uit de pot voor de bijzondere bijstand en is bedoeld voor armoedebestrijding. Het lijkt erop dat bewindvoering als een vorm van schuldhulpverlening functioneert, terwijl het veel duurder en niet altijd effectief is. 

De wethouders zeggen nu: wij moeten de rekening van de bewindvoerders betalen, dus geef ons dan ook zeggenschap om mee te kijken of er geen oplossingen mogelijk zijn die mensen beter helpen dan een dure bewindvoerder. Wat vindt de staatssecretaris van die oproep van de wethouders? Kent zij de pilot in Arnhem, waar dit al zo gebeurt? Is zij bereid om dat landelijk breder mogelijk te maken? Hoe denkt zij de praktijk verder te kunnen verbeteren? 

Het lijkt mij verstandig als we bewindvoerders bijvoorbeeld verplichten om eerst met de gemeente te bekijken of er andere oplossingen voorhanden zijn dan bewindvoering. Vindt de staatssecretaris dat ook? En is zij bereid om te onderzoeken of bewindvoering vanwege een schuldensituatie een meer tijdelijk karakter kan krijgen? Als je nu onder bewind staat, blijf je dat immers vaak ook, terwijl dat misschien helemaal niet al die tijd nodig is en het uit de pot van de bijzondere bijstand betaald wordt. Graag ontvang ik een reactie op deze voorstellen. 

Mijn derde punt betreft de preferente schuldeisers. Veel mensen met schulden komen in de problemen als hun corporatie achteraan in de rij moet aansluiten. Dan kunnen mensen bijvoorbeeld wel hun schulden bij Wehkamp betalen, maar dreigt een huisuitzetting. Is de staatssecretaris bereid om te kijken naar een soort secundaire preferentie voor schulden die zijn gekoppeld aan wonen? Het is immers cruciaal en van levensbelang voor mensen dat ze niet op straat komen te staan. Ik snap dat daaraan de nodige juridische en technische haken en ogen zullen zitten, maar het lijkt me een interessante optie om in ieder geval te bekijken. Is de staatssecretaris daartoe bereid? 

Het vierde punt heb ik al heel vaak gemaakt, namelijk dat de Belastingdienst de beslagvrije voet moet respecteren. Ik blijf dit ieder debat noemen, want het blijft maar fout en mis gaan. Ik weet dat de staatssecretaris ermee bezig is en dat het veelal ligt aan de complexe ICT-systemen bij de Belastingdienst, maar ik vind het onbestaanbaar dat de overheid dit doet. Het kan niet en moet snel stoppen. Kan de staatssecretaris aangeven of zij nog meer kan doen dan wat er tot nu toe gebeurt? 

Dat blijft mijn "ceterum censeo Carthaginem esse delendam", mijn "overigens ben ik van mening dat ..." Overigens ben ik niet van mening dat Carthago verwoest moet worden; het gaat mij puur om de beslagvrije voet. Toen Cato deze uitspraak voor het eerst deed, had hij een mand verse vijgen onder zijn toga verstopt, die hij triomfantelijk tevoorschijn toverde als bewijs dat Carthago een gevaarlijke handelsconcurrent was. Ik ben benieuwd wat er morgen onder de toga van de minister en staatssecretaris vandaan komt. 

Ik wil nu ingaan op het wettelijk minimumjeugdloon. Vooral mbo'ers met een diploma op zak die gaan werken en van hun loon moeten rondkomen, hebben een heel krappe beurs doordat tot 23 jaar het wettelijk minimumjeugdloon geldt. Deze jongeren hebben een opleiding voltooid en moeten in hun eigen inkomen en levensonderhoud voorzien. We moeten bekijken hoe dat mogelijk wordt. We hebben er een heel kort briefje over gekregen van de minister. Ik zeg het maar klip-en-klaar: in de coalitie ligt het kennelijk heel gevoelig. Kan de minister schetsen hoe zijn vervolg eruitziet wanneer hij hier iets gaat melden over de voornemens die hij zelf heeft uitgesproken? Als de minister daar zelf of met de coalitie op vast blijft lopen, zullen wij vanuit de Kamer wel met een voorstel komen. 

Ik kom nu op de zzp'ers. Het kabinet heeft een groot onderzoek laten doen naar hun positie. Die blijft kwetsbaar. Veel zzp'ers zijn nu bijvoorbeeld niet goed verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. De vraag na het ibo zzp is: wat nu? Wederom zijn PvdA en VVD het er niet over eens wat er nu moet gebeuren. Er dreigt dus helemaal niets meer te gebeuren, terwijl bijvoorbeeld onverzekerd zijn een probleem is dat dat heel veel mensen kan raken. Wat gaat deze minister nog wel doen voor al die zzp'ers van wie sommigen ook in een kwetsbare positie zitten? 

Ik kom bij het punt van de loondoorbetaling bij ziekte. De coalitie is daarbij wel tot een gedeeltelijke overeenstemming gekomen. De minister gaat er nog op studeren, maar we hebben een soort tussenstand gekregen van hem in een brief. De vraag is echter of dit wel het werkbare alternatief wordt. De heer Heerma heeft een interessant voorstel gedaan over hoe bijvoorbeeld de loondoorbetaling bij ziekte in combinatie met een verbetering van de positie van zzp'ers kan worden gerealiseerd. Ik ben benieuwd naar wat de mogelijkheden op dat punt zijn. Ik heb ook begrepen dat hij heeft gevraagd om de SER ernaar te laten kijken. Daar sluit ik mij van harte bij aan. Ik zou willen vragen of de SER daarbij dan ook kan kijken hoe de premieverdeling dan zou moeten zijn. Moet dat dan komen van de werkgevers of moeten de werknemers er zelf ook nog wat in doen? Graag ook op dit soort details zie ik een nadere uitkering tegemoet. 

Dan kom ik vanzelf op de motie van mijn collega Ester uit de Eerste Kamer die ook om dat SER-advies heeft gevraagd naar de langdurige werkloosheid. Het is wel wonderlijk dat nu de conjunctuur aantrekt, er toch een harde kern van langdurig werklozen blijft. Waar ligt dat nou precies aan? Dat vraagt die motie ook. Ik heb ook begrepen dat collega Vermeij gevraagd heeft om een verbreding op onderdelen van die motie. Daar sluit ik mij bij aan. Ik denk dat het verder goed is om te kijken hoe het dan kan dat die doorstroom van flex naar vast stokt. Is de minister bereid om dat ook aan de SER te vragen? 

Dan het punt integratie. De minister heeft een voorstel gedaan voor de participatieverklaring. Dat vindt de ChristenUnie op zich een goed plan. Het laat nieuwkomers weten van wat voor samenleving ze lid worden. Tegelijkertijd zit het bindende karakter daarvan niet in die verklaring, maar in de rechtsstaat zelf. Die schrijft echt dwingend voor waar iedereen in Nederland zich aan moet houden. Daarom heb ik ook moeite met het boeteregime dat aan die participatieverklaring is gekoppeld. De rechtsstaat is niet iets waar je je wel of niet aan kunt conformeren. De rechtsstaat is in zichzelf de bescherming tegen iedereen die ervoor kiest de grenzen daarvan te overschrijden. Deelt de minister die analyse en, zo ja, wat vindt hij dan van die boete die er toch aan vasthangt? Is die dan nog wel nodig wat hem betreft? 

We hebben een nota van wijziging ontvangen van deze minister op het onderdeel van de TOG, de tegemoetkoming aan ouders van een gehandicapt kind, een onderdeel dat ook met het Belastingplan samenhangt. Laat ik maar alvast zeggen dat ik het in ieder geval winst vind dat we nu in deze begroting kunnen regelen dat deze ouders een hogere tegemoetkoming krijgen, onafhankelijk van de vraag of het Belastingplan in de Eerste Kamer een meerderheid gaat krijgen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Het kabinet kan terugkijken op een jaar van veel nieuwe wetten: de Wet werk en zekerheid, de Participatiewet en de Wet aanpak schijnconstructies. De wetten kwamen er niet vlekkeloos maar ze kwamen er wel. Wat betekenen deze wetten nou? Stel het is 2040. Hoe ziet de arbeidsmarkt er dan uit? Wie werken er dan en hoe zien de arbeidsvoorwaarden er uit? Kunnen wij door robotisering allemaal toe met een werkdag van zes uur? 40% van de jongeren heeft nu een flexibel contract. Hoe zal dat zijn in 2040? Hebben deze mensen dan nog steeds een flexcontract? Hebben ze dan al iets van zekerheid? En heeft de dertiger, die nu een vast contract heeft, zijn baan dan nog? Of doet hij hetzelfde werk als zzp'er of freelancer? Heeft de huidige vijftiger die nu al een aantal jaren werkloos is, dan een goed pensioen kunnen opbouwen met het uitzendwerk dat hij de laatste decennia van zijn werkzame leven heeft gedaan? Dit is het moment om te kiezen voor een samenleving waarin mensen tijd hebben om te leven. Een ontspannen samenleving waarin zorg en werk goed te combineren zijn en waarin de welvaart niet alleen wordt gedefinieerd als het aantal uren dat je werkt, de hoogte van je salaris en de hoeveelheid spullen die je daarvoor kunt kopen, maar waarin ook andere zaken zoals vrienden, ontspanning en zelfontplooiing minstens zo belangrijk zijn. Het afgelopen jaar zijn hier goede stappen in gezet. Zo is de Wet flexibel werken van GroenLinks en het CDA aangenomen, heeft de minister uitbreiding van het vaderschapsverlof en zorgverlof geregeld en heeft hij meer geld voor de peuter- en kinderopvang vrijgemaakt. Hiermee wordt ruimte gecreëerd om te kiezen voor een eigen evenwichtige balans tussen werken, zorgen en vrije tijd. 

Maar de stip op de horizon, die ontspannen samenleving, is nog heel ver weg en de geboekte vooruitgang is geen reden om nu maar achterover te leunen. Wij roepen de minister er dan ook toe op om verder te gaan, zoals ook wij voorstellen zullen blijven doen, bijvoorbeeld voor een verdere uitbreiding van het vaderschapsverlof. Wat is de minister van plan om deze periode nog meer te gaan doen? Is hij bijvoorbeeld echt niet bereid om stappen te zetten zodat alle chronisch zieke ouders recht krijgen op kinderopvangtoeslag? Een echt ontspannen samenleving vraagt om meer dan regelingen om werk en zorg te combineren; zij vraagt ook om basiszekerheden voor iedereen. 

De afgelopen jaren zien wij echter een groeiende kloof tussen mensen met een vast contract met goede arbeidsvoorwaarden en mensen met een klein en onzeker inkomen. Verschillen tussen vaste werknemers, flexwerkers en zzp'ers zijn vervaagd op de werkvloer, maar vergroot voor wat betreft de voorwaarden. Dat staat nu juist haaks op de prioriteiten van de minister. De Wet werk en zekerheid was een van de kroonjuwelen die flex minder flex zou maken. Helaas horen wij nu juist dat mensen ontslagen worden vanwege deze wet. Banken schrijven over mensen als arbeidsrechtelijke risico's. Universiteiten proberen de wet te omzeilen met contracten voor één dag. Nota bene de Dienst Uitvoering Onderwijs kwam meerdere keren in het nieuws omdat hij payrollers ontsloeg in plaats van in dienst nam, omdat hij flexwerkers twee weken onbetaald met kerstvakantie stuurde en jarenlang met uitzendkrachten werkte via draaideurconstructies. Er zijn nu bij de overheid misschien minder mensen met een payrollcontract, maar kan de minister ook inzicht geven in de ontwikkeling van het aandeel mensen met een tijdelijk contract dan wel een uitzendcontract? Hoeveel van hen zitten in fase A, B en C? Kan de minister ook uitleggen hoe het zit met de schoonmakers bij de ministeries van I en M en Buitenlandse Zaken? Zij zijn in tegenstelling tot hun collega's op andere ministeries nog steeds niet in vaste dienst. Wanneer lost de minister zijn belofte aan deze mensen in? 

Het onderzoek naar zzp'ers heeft ons de opties helder voorgelegd. Kiezen wij voor maximale bescherming en gaan wij terug naar vaste contracten, of kiezen wij voor keuzevrijheid met minder zekerheden? Het klinkt als de discussie binnen de coalitie in een notendop. Wij kunnen ook kiezen voor het derde alternatief uit het ibo zzp, waarin we ervan uitgaan dat alle werkenden basiszekerheden moeten hebben en houden, ongeacht hun contractvorm. Het kabinet heeft de keuze nog niet durven maken, maar GroenLinks wil dat wel doen. Werken als zzp'er of via flexcontracten biedt mensen veel vrijheid en ruimte om te kiezen voor het soort werk, de baas voor wie zij werken en de werktijden. Er is dus alle reden om hieraan ruim baan te geven, maar juist daarom moet het wel altijd een keuze zijn. Op dit moment zien we dat flex vaak vooral een goedkope manier is om hetzelfde werk te laten uitvoeren. We moeten toe naar een eerlijke arbeidsmarkt voor alle werkenden. Flex moet weer duurder zijn dan vast. Het kan niet zo blijven dat grote groepen zelfstandigen zich niet verzekeren voor arbeidsongeschiktheid omdat dat nu te duur is. In juni riep de minister nog dat hij dat zou regelen, maar hij doet er vooralsnog niets aan. Werkenden met een flexcontract moeten meer inspraak krijgen. Iedere werkende zou gelijk mee moeten kunnen stemmen voor de ondernemingsraad. De tijd die je als payroller of uitzendkracht werkt, moet ook meetellen. Wil de minister hier eens serieus naar gaan kijken? 

Het tweede meerjarige contract ziet mijn fractie nog altijd als een goede manier om werknemers meer zekerheid te bieden dan zij nu hebben. Ik vraag de minister dan ook hoe het staat met de gesprekken over het tweede meerjarig contract. Hoe gaan wij hiermee verder? Een eerlijke arbeidsmarkt betekent ook een volwassen loon voor alle volwassenen. Gaat het kabinet daar niets aan doen omdat dit niet mag van de VVD, omdat deze partij het slecht vindt voor de economie? Dat is typisch economisme: de werkgelegenheid gaat boven alles, ook boven alle principes van gelijk loon voor gelijk werk en het kunnen rondkomen van je salaris als je fulltime werkt. Dat zijn waarden waarop ik dacht dat onze arbeidsmarkt gestoeld was. De minister roept overal dat hij deze waarden deelt, maar hij gaat niet over tot actie, schuift het maar weer voor zich uit en legt het bij de sociale partners. Gelukkig wil een Kamermeerderheid hier wel wat aan doen. Daarom gaan wij zelf scenario's laten doorrekenen en nemen wij het initiatief als deze minister zich niet kan of wil ontworstelen aan de VVD. 

Wat de lange termijn betreft, kunnen wij nu niet gewoon af van al die onzekere contracten? De minister laat payrolling onderzoeken, maar dan ontstaat er vast wel weer een nieuwe variant. De OESO heeft onderzoek gedaan naar het single contract, een vast standaardcontract voor iedereen, waarbij men geleidelijk meer baanzekerheid opbouwt naarmate men langer in dienst is. Hierdoor verdwijnt de scherpe grens tussen een vaste en een tijdelijke aanstelling. Kent de minister dit onderzoek en zou hij willen bekijken wat de mogelijkheden en gevolgen hiervan in Nederland zouden zijn? 

Een andere kloof die steeds groter wordt, is die tussen mensen die wel werken en mensen die niet werken. De frustratie bij mensen die jarenlang werkloos zijn, is groot. Ze sturen honderden sollicitatiebrieven zonder antwoord te krijgen of gaan van stage naar stage naar stage. Ondanks de economische groei is de werkloosheid vorige maand weer gestegen. Het aantal mensen in de bijstand is dit jaar toegenomen en het aantal 55-plussers in de WW is zelfs verdubbeld. Het is de vraag of er volgend jaar banen bijkomen, of dat we een periode van langdurige stagnatie tegemoet gaan. 

Ik ben een optimist, maar ik hoop wel op realiteitszin, want dit kabinet zet bezuinigingen door, ook al heeft dat vele werklozen en een kaalslag veroorzaakt, bijvoorbeeld in de zorg. Toen het de kans had, heeft dit kabinet bij het Belastingplan gekozen voor een beetje koopkracht voor de werkenden in plaats van voor banen voor degenen die nu aan de kant staan. De sectorplannen hebben ook niet veel gedaan. Er is nog niet eens duidelijk hoeveel mensen hiermee geholpen zijn. Net als de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid lijkt het mooie window dressing, maar zijn de resultaten boterzacht. Juist omdat het aantal banen niet spectaculair zal stijgen, is het heel belangrijk om hier ook te spreken over mensen die geen baan hebben, want zij worden behandeld alsof de werkloosheid hun eigen schuld is. 

GroenLinks wil mensen in hun waarde laten, ook als ze niet werken. Met 100.000 vacatures op 600.000 werklozen kunnen we echt niet volhouden dat het ligt aan de employability van al die mensen dat ze geen baan vinden. Mensen die geen werk hebben, moeten we fatsoenlijk behandelen. De strenge regels, de boetes en het straffen van vrijwilligerswerk in de Participatiewet, het helpt dus niets. GroenLinks pleit daarom voor een sociale bijstand, met minder regels en meer ruimte voor bijverdienen. 2016 kan een goed jaar worden als gemeenten aan de slag kunnen gaan met experimenten. De staatssecretaris zou ons informeren over het tijdpad en wat de stappen zijn. Kan zij dat nu aangeven? 

GroenLinks zou ook graag zien dat WW'ers meer keuzevrijheid krijgen, zeker nu er weer face to face contact komt. Wij stellen daarom voor dat WW'ers zelf moeten kunnen kiezen voor persoonlijke begeleiding, digitale begeleiding of helemaal geen begeleiding, en wat voor cursus of opleiding zij nodig hebben. Kan de minister aangeven wie de persoonlijke begeleiding krijgen waar nu geld voor vrijkomt? Is dat een beslissing van het UWV of mogen de WW'ers zelf kiezen? En over de verdeling van die 150 miljoen, kan de minister per onderdeel aangeven waar nu extra geld naartoe gaat en wat de effectiviteit is? Is de effectiviteit bewezen of gaan we net als bij de sectorplannen geld besteden zonder dat we vooraf weten wat het oplevert? Graag een reactie. 

Ik maak mij zorgen over de tweedeling die ontstaat tussen mensen met een vast en met een flexcontract, tussen zekerheid en onzekerheid en tussen werkenden en werklozen. We zien dat een groeiende groep, vaak mensen met minder inkomen en een lagere opleiding, in onzekerheid leeft over de vraag of ze morgen wel hun huur kunnen betalen, hoe ze hun gezin onderhouden als ze ziek zijn en of hun kind het wel beter gaat krijgen dan zijzelf. Helaas is dit laatste vaak niet het geval. Wie opgroeit bij bijstandsouders heeft later bovengemiddeld vaak een uitkering. Arme kinderen hebben twee tot drie keer zo vaak overgewicht en kinderen die opgroeien in armoede verlaten vaker hun school zonder startkwalificatie, ook al konden ze juist goed meekomen. De staatssecretaris en de minister zeggen vaak dat ze armoede onder kinderen willen tegengaan, maar in de praktijk gebeurt dat niet. Inmiddels groeit 6,5% van de kinderen op in een bijstandsgezin. Dat zijn bijna 223.000 kinderen, meer nog dan voordat dit kabinet begon. Ruim een derde van deze kinderen doet niet regelmatig aan vrijetijdsbesteding buiten de deur. 15% viert zijn verjaardag zelfs niet omdat er geen geld is. Een bijstandsgezin met twee kinderen houdt maandelijks €5 over voor cadeautjes, sport en uitgaan. Maar juist die extra zaken zijn belangrijk voor de ontwikkeling van een kind. Helaas wordt hun perspectief op een goede baan met dito inkomen steeds minder. 

GroenLinks vindt dat deze kinderen niet de dupe mogen worden van de inkomenspositie van hun ouders. Elk kind moet de ruimte hebben om kind te zijn, goed onderwijs te volgen en om zich te ontwikkelen. Als wij voor deze kinderen niet extra onze best doen, krijgen wij een tweedeling waarbij de kinderen van rijke ouders alle kansen krijgen en kinderen van ouders met een laag inkomen op een achterstand van 5-0 beginnen. Daarom zijn er wat ons betreft drie urgente zaken om de kansen voor kinderen te vergroten. 

Ten eerste. Het Nederlandse voorbehoud bij artikel 26 van het kinderrechtenverdrag zorgt ervoor dat kinderen geen zelfstandig recht op sociale zekerheid hebben. Nederland is het enige land in de hele wereld met zo'n voorbehoud. De staatssecretaris van VWS verwees mij hiervoor door naar deze minister. Nu vraag ik het aan hem. Is dit kabinet nu eindelijk bereid om dat voorbehoud te laten vallen, zodat alle kinderen een eerlijke start krijgen? Shoppen in kinderrechten kan gewoon niet. 

Ten tweede. Het kindpakket is er in steeds meer gemeenten, maar nog niet overal. Erger nog, vaak komt het juist niet terecht bij de kinderen die het het hardst nodig hebben. Met een beetje stimuleren van het kindpakket en samenwerking in de wijk om de kinderen te vinden, kom je er niet. GroenLinks stelt daarom voor om het anders te doen. Je bent een kind, je ouders krijgen bijstand, dan krijg je automatisch een sportabonnement, een speelgoedbon of een winterjas. Ofte wel, gemeenten moeten in het geval van kinderen weer categoraal beleid kunnen maken. 

Ten derde. De achterstand die deze kinderen hebben, werkt vaak door op hun kans op de arbeidsmarkt. Het kabinet met komt met nieuwe maatregelen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, met name onder jongeren met een uitkering, migrantenachtergrond en zonder startkwalificatie. We zagen minister Asscher gisteren langs de deuren gaan om jongeren thuis op te zoeken, maar een toenemend aantal jongeren staat helemaal niet meer ingeschreven op het adres. Door de kostendelersnorm in de bijstand schrijven zij zich steeds vaker uit bij hun ouders, waardoor ze verdwijnen en nog verder van die baan of opleiding verwijderd raken. Spookjongeren dus. Alleen al in Amsterdam gaat het om ongeveer 1.000 jongeren, precies die onzichtbare jongeren die de minister juist wil opsporen. GroenLinks roept daarom op tot het afschaffen van de kostendelersnorm als het gaat om inwonende kinderen. Verhoog de leeftijd voor kinderen die niet meetellen van de kostendelersnorm naar 27 jaar. Net als de kostendelersnorm in de AOW werkt het nu alleen maar averechts als je wordt gekort op je uitkering als je kind in huis blijft wonen. Het ontneemt deze jongeren kansen. Graag een reactie van de staatssecretaris. 

De tweedeling in de samenleving tussen vast en flex, tussen arm en rijk, tussen kansrijk en kansarm neemt toe. Deze bewindspersonen zeggen de tweedeling te willen tegengaan, maar dat is tot nu toe zonder succes. Er is nog een kloof die zij niet weten te dichten, namelijk die tussen nieuwkomers en mensen die hier al generaties wonen. In plaats van verschillen te verkleinen, zorgt het beleid ervoor dat verschillen worden vergroot. Dit kabinet wil bijstand in natura voor vluchttelingen invoeren. Asielzoekerskinderen krijgen niet dezelfde zorg als andere kinderen. Stemmen mag je als migrant pas na zeven jaar in plaats van na vijf jaar. Nieuwkomers worden verplicht een participatieverklaring te tekenen, terwijl uit de evaluatie blijkt dat het ondertekenen van de verklaring door pilotgemeenten juist als minst zinnige maatregel wordt gezien. Ze zien weinig heil in dat verplichten. Zaken als verwelkomen en informatie geven werken juist veel beter, maar dat stond natuurlijk niet in de brief van de minister. Zo creëert het kabinet tweederangsburgers, al voordat wij ze de kans hebben gegeven burger te worden. Met de moties-Klaver en -Kuiken/Marcouch heeft de Kamer aangegeven dat alle asielzoekers meer mogelijkheden moeten krijgen om te leren en te werken, zodra zij hier zijn. Waarom doet het kabinet dat dan niet? Hebben nu alle asielzoekers in een azc toegang tot Nederlandse taalles? Waarom wordt niet geregeld dat ze eerder mogen werken dan pas na zes maanden? Wat doet het kabinet om meer mogelijkheden voor leren en werken voor asielzoekers te creëren en vooral voor jongeren vanaf 16 jaar? Elke dag dat zij niets doen, is er een te veel. Vindt de minister dat hij de moties-Klaver en -Kuiken/Marcouch heeft uitgevoerd? Wij moeten beginnen met mensen insluiten in plaats van ze uit te sluiten. In een rijk land als Nederland verdient iedereen de kans om er wat van te maken. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik zou willen beginnen met de bewindslieden te danken voor het indienen van de begroting. Volgens mij is dat in de voorgaande uren nog niet gebeurd, maar het is eigenlijk best belangrijk. Vele mensen in dit land zijn afhankelijk van heel veel regelingen. Daar gaan vele tientallen miljarden in om, dus het is best belangrijk dat deze stukken hier liggen. 

Afgelopen jaar zijn best een hoop moeilijke maatregelen genomen, vaak door ons gesteund. Dan is draagvlak in de samenleving van groot belang. De heer Van Weyenberg gaf al een mooi voorbeeld van waar het misgaat bij iemand die moest solliciteren terwijl hij al een baan had. Ik weet dat het ingewikkelde regelingen zijn en ik weet dat niet alles goed kan gaan, maar ik kreeg een open sollicitatie van een heer die solliciteerde naar een functie bij onze partij. In zijn brief schrijft hij onder meer het volgende: 

Mijn leeftijd is 64 jaar en 10 maanden. Hieruit zult u terecht concluderen dat ik al over een paar maanden AOW-gerechtigd ben. De overheid verplicht mij om op mijn leeftijd te solliciteren. Belangrijker is echter nog dat ik met deze sollicitatie de gedeeltelijke onzin van deze regel onder uw aandacht wil brengen. Dit heb ik al enkele keren getracht bij het UWV aan te kaarten. Echter, onder verwijzing naar de wet, dwingt men mij om te blijven solliciteren. Sterker nog, mijn laatste sollicitatiebrieven moet ik versturen op 21 december, één dag voordat ik AOW-gerechtigd ben. Ik weet niet meer wat ik in mijn sollicitatiebrief moet zetten om nog serieus genomen te worden, dus ik laat het hier maar bij. Ik zou het waarderen wanneer dit nutteloos gedoe onder de aandacht komt. Ik ben zeer benieuwd naar uw reactie op mijn sollicitatie. Met vriendelijke groet. 

Dan volgen een handtekening en een naam. Een mooi detail vind ik dat er dan nog onder staat: cv op aanvraag beschikbaar. 

Ik weet hoe lastig het allemaal is. Er staat meer in de brief, onder andere dat je niet hoeft te solliciteren als je na je 64ste werkloos wordt. Deze man is voor zijn 64ste werkloos geworden en dan moet het wel. Die mensen zitten met een hopeloos gevoel: je kunt dit toch eigenlijk niet verwachten? Ik zou van de staatssecretaris graag horen wat ik zou kunnen antwoorden. Er zullen misschien wel standaardbriefjes voor zijn bij het ministerie, maar dat bedoel ik eigenlijk niet. Is er een manier om met dit soort gevallen om te gaan, waarvan je kunt zeggen: dit is echt redelijk? 

Ik had drie bladzijden voorbereid over loondoorbetaling. Gezien het voorwerk dat onder anderen de heren Heerma en Mulder hebben verricht — ook mevrouw Schouten had er net mooie teksten over — laat ik die bladzijden mooi liggen. Dat scheelt tijd. Op dit tijdstip vindt niemand dat erg volgens mij. Het zijn prachtige teksten van mijn medewerker, die morgen diep teleurgesteld zal zijn. Misschien moeten wij ze maar een keer op de website zetten. 

Volgens mij gaat het om drie dingen. Ten eerste de grens van tien werknemers in het voorstel, waarvoor dank. Op zich is dat een tegemoetkoming. Waar komt die grens precies vandaan? Is die willekeurig gekozen of niet? Ik krijg in de indruk dat ook boven de grens loondoorbetaling een grote barrière naar werk is. En daar is het ons allemaal uiteindelijk om te doen. De bedrijven moeten groeien en de motor van MKB-Nederland moet blijven draaien. Wij moeten niet blijven zitten met te veel zelfstandigen zonder personeel die niet doorgroeien in een bv of een andere vorm. 

Ten tweede is het de vraag waarom voor de beperking van één jaar is gekozen. De heer Heerma kiest voor acht weken. Kunnen wij dat meer substantieel onderbouwen? Wat is een redelijke termijn om die banenmotor op gang te laten komen? 

Ten derde zou ik de minister graag horen over bovenwettelijke maatregelen ten opzichte van de cao. Kunnen wij individuele werkgevers niet verplichten om die bovenwettelijke maatregelen te treffen? De heer Mulder heeft daar ook aandacht voor gevraagd. Voorzitter, ik kom bij het onderwerp re-integratie van gedetineerden. Voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt is het sowieso al lastig om aan de slag te raken, maar dat geldt in het bijzonder voor ex-gedetineerden. Om recidive te voorkomen is het van groot belang dat zij een baan vinden. Wij vragen aandacht voor het project De Compagnie, van Gevangenenzorg Nederland. Het is een prachtig project, maar het moet in financieel opzicht nog wel water onder de boot krijgen. Het blijkt succesvol te zijn om al tijdens detentie te investeren in een arbeidstraject. Men heeft het idee geleend uit een ander land, waar hiermee al 40 jaar ervaring is opgedaan. Het sluit ook mooi aan bij de doelstellingen van de Participatiewet. Er is veel maatschappelijke betrokkenheid door de inzet van vrijwilligers. Bij de behandeling van de begroting van Justitie is een motie aangenomen (34306, nr. 57) waarin de regering wordt gevraagd om financiële ondersteuning te bieden. Ik vraag de staatssecretaris wat zij hierbij kan doen. Van de staatssecretaris van V en J hebben wij namelijk begrepen dat de uitvoering zeer waarschijnlijk toch via SZW moet gebeuren. Enerzijds gaat het hierbij om gevangenenzorg en anderzijds om arbeidsmarktbeleid. Hoe wil de staatssecretaris uitvoering geven aan die motie? 

Anderen hebben het ook al gehad over de participatieverklaring. Vreemdelingen die in Nederland mogen verblijven, moeten zich vanzelfsprekend houden aan de kaders van de rechtsstaat. Dat zei mevrouw Schouten terecht ook. De regering komt met een participatieverklaring. Daarover is mijn fractie op zich positief. We vragen echter wel om welke tekst het daarbij nou eigenlijk gaat. Is dat de tekst die ook in de pilot is gebruikt? Het valt ons namelijk op dat belangrijke culturele gedragsproblemen die in de islamitische wereld spelen, niet worden genoemd. Ik doel op gedwongen huwelijken, polygamie en meisjesbesnijdenis, om maar iets te noemen. In landen als Frankrijk en Denemarken wordt dat gewoon heel expliciet genoemd. In dit land gaan wij daar niet op die manier mee om. Dat past hier niet. Is de regering bereid om te bezien op welke wijze hieraan aandacht gegeven kan worden bij de uitwerking van het voorstel? 

Mijn laatste punt gaat over de inhoudingen minimumloon. Ook dat punt is al eerder aan de orde geweest. De SGP heeft bij de Wet aanpak schijnconstructies gepleit voor enige flexibiliteit richting werkgevers die aan hun werknemer woonruimte en een zorgverzekering bieden en daarom inhoudingen plegen op het minimumloon. Het is goed om in een brief van de minister te lezen dat hij meer tijd neemt om dit zorgvuldig te kunnen onderzoeken. Wij zijn er natuurlijk altijd voor om dit zorgvuldig te doen. Ik neem echter aan dat het wel vooral gaat om de manier waarop wordt voorzien in een uitzondering. Ik neem aan dat de brief niet is bedoeld om tot uitstel van executie of zelfs tot afstel te komen. De behoefte is namelijk nog steeds aanwezig. Ik breng graag onder de aandacht dat kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt zonder deze inhoudingen van de wal in de sloot kunnen raken. Theoretische idealen mogen niet tot praktische problemen leiden. Naar ik aanneem, beaamt de minister dat. 

De heer Ulenbelt (SP):

De heer Dijkgraaf zei iets over bovenwettelijke maatregelen. Werkgevers zouden daarvoor uitgezonderd moeten kunnen worden. Ik snapte daar niks van. Kan de heer Dijkgraaf dat nog even uitleggen? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja, zeker. Gezien de achtergrond van de heer Ulenbelt snap ik dat hij daar niks van snapt. De heer Ulenbelt vindt namelijk dat het allemaal met cao's moet gebeuren. In cao's wordt bijvoorbeeld ten aanzien van uitkeringen voor ziekte en dergelijke zaken, dingen geregeld die bovenwettelijk zijn. Dat wil mijn fractie liever niet. 

De heer Ulenbelt (SP):

Het bijzondere van een cao is nou juist, dat die helemaal bovenwettelijk is. Het loon dat daarin wordt afgesproken, is bovenwettelijk. Als partijen dat in vrijheid met elkaar afspreken, is er toch geen reden om dat dan allemaal maar af te schaffen? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik snap het principe wel. Ik zie echter in cao-land allerlei dingen gebeuren die er niet bij helpen om het probleem daadwerkelijk op te lossen, om ervoor te zorgen dat mensen daadwerkelijk in dienst komen. Zij maken die arbeid nog weer duurder. Ik ben geen groot aanhanger van cao-Nederland, wat de heer Ulenbelt wel is. Ik zeg ook niet: schaf de boel maar af. Nee, cao's doen gelukkig ook goede dingen. Ik vraag de minister naar de mogelijkheden om in dit geval verplichtingen voor individuele werkgevers te voorkomen. 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Ik ga proberen om iedereen op dit late tijdstip nog even wakker te houden. 

Pleisters plakken en verbandjes leggen. Daaraan doet het kabinetsbeleid denken. Pleisters en verbandjes. Als het gaat om werkgelegenheid plakt het kabinet pleisters en legt het verbandjes, terwijl het wat 50PLUS betreft tijd is voor een ingrijpende operatie. Met zo'n ingrijpende operatie moeten we ervoor zorgen dat veel meer mensen perspectief hebben op een goede toekomst. 

Mijn inbreng kent vier blokken: werkgelegenheid, inkomensbeleid, AOW en pensioenen, en armoede- en schuldbeleid. 

Allereerst kom ik op werkgelegenheid. Het aantal werklozen is met ruim 600.000 onverminderd hoog. Er zijn zelfs meer lopende WW-uitkeringen dan in september. De helft daarvan is 50-plusser. De werkloosheid onder 55- tot 65-jarigen is inmiddels opgelopen van 45.000 in 2007 naar ruim 100.000 nu. Dat is meer dan een verdubbeling. De langdurige werkloosheid is sinds 2009 verdrievoudigd en treft vooral 55-plussers. Dat is een groot maatschappelijk probleem. Wat heeft het kabinet daaraan gedaan? 

In 2008 stelde de commissie-Bakker nog dat wij in 2015 een tekort van 350.000 mensen op de arbeidsmarkt zouden krijgen. Het is nu 2015 en wij hebben ruim 600.000 mensen zonder baan. Het werkgelegenheidsbeleid is sinds 2008 vooral gericht op de dreigende krapte op de arbeidsmarkt. Een van de maatregelen waar het kabinet mee kwam, was het stapsgewijs verhogen van de AOW-leeftijd. Waarom wordt de AOW-leeftijd in een tijd van forse werkloosheid verhoogd? Is dit niet juist de tijd om de AOW-leeftijd te verlagen? Er is een ingrijpende operatie nodig in plaats van een pleister of een verbandje. Graag krijg ik een reactie. 

Sinds enkele jaren heeft zich een nieuwe, onlangs versterkte, uitdaging voor de arbeidsmarkt gemanifesteerd: het grote aantal vluchtelingen. Degenen die in Nederland mogen blijven, gaan ook op zoek naar een baan. Daarmee wordt de uitdaging alleen maar groter. De hoge werkloosheid blijft volgens de economen van de Rabobank een pijnpunt en een duidelijke smet op de vooruitzichten. 50PLUS deelt die conclusie. Momenteel lijkt er sprake van voorzichtig aantrekkende werkgelegenheid. Tegelijkertijd heeft bijvoorbeeld robotisering in toenemende mate een drukkend effect op het aantal arbeidsplaatsen, nu en in de toekomst. 

Het aantal betaalde banen dat inmiddels is ingeruild voor vrijwilligerswerk is gigantisch. Ik geef enkele voorbeelden uit de praktijk. Een afdelingssecretaresse bij een zorginstelling gaat met pensioen, maar wordt twee halve dagen teruggevraagd om vrijwillig nog haar taken te verrichten. Een op de tien buurtbussen wordt niet meer gereden door een betaalde buschauffeur, maar door een vrijwilliger. In een Noord-Hollandse plaats rijdt een buurtbus bestuurd door vrijwilligers en mensen met een uitkering. Die buurtbus vervangt een bestaande lijn die door de gemeente is geschrapt. Een taxicentrale in Flevoland zet twintig vrijwilligers in voor het uitvoeren van Wmo-vervoer. Een Brabantse gemeente bekijkt momenteel of vrijwilligers de professionele beheerders van buurthuizen kunnen vervangen. Dat zijn allemaal betaalde banen die nu door vrijwilligers worden ingevuld. Wat 50PLUS betreft is hiermee een grens overschreden. Dit is te gek voor woorden. De wereld op zijn kop. 

Een andere ontwikkeling zie ik op de arbeidsmarkt in de zorg. In augustus becijferde het CBS een verlies van maar liefst 65.000 arbeidsplaatsen. De regering mag zich dat aanrekenen, gezien het gevoerde beleid in de langdurige zorg en Wmo. Een derde van de medewerkers in de zorg is 50 jaar of ouder. Wij hadden het al eerder over de beperkte kansen voor mensen uit deze leeftijdsgroep op de arbeidsmarkt als zij hun baan in de zorg verliezen. Dat is een zorgwekkende situatie. De Code Verantwoordelijk Marktgedrag, opgesteld op initiatief van de Transitiecommissie Sociaal Domein, legt een ondergrens voor het prijs-, belonings- en kwaliteitsniveau, maar deze code is niet bindend en bovendien vrijwillig. Is de minister bereid zijn collega's van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te wijzen op het belang van deze code? 

Het kabinet erkent weliswaar dat op de lange termijn meer maatregelen nodig zijn om fatsoenlijk werk voor iedereen te borgen, maar handelt daar te weinig naar. Ja, het CPB gaat onderzoek doen naar de invloed van technologie op de arbeidsmarkt. Ook de SER is weer om advies gevraagd. Dat is op zich mooi, maar het blijven pleisters en verbandjes. Wanneer komt het kabinet met een ingrijpende operatie om de enorme uitdagingen van de arbeidsmarkt het hoofd te bieden? 

Ten aanzien van ouderen op de arbeidsmarkt zijn er grote tekortkomingen. Het kabinet heeft het aanbod van ouderen op de arbeidsmarkt door de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd juist vergroot, en neemt onvoldoende maatregelen om kansen voor ouderen op de arbeidsmarkt te vergroten, met als triest resultaat de hardnekkige en hoge ouderenwerkloosheid. 

Het voor 2016 verlengde beleid 50-plus Werkt is te zwak. Inmiddels geeft de minister dit zelf ook toe. In de sectorplannen zijn ouderen min of meer sluitpost. Onze poging om het budget voor 50-plus Werkt met slechts 15 miljoen te verhogen heeft vorig jaar geen enkele steun in deze Kamer gekregen. 

Het is vijf voor twaalf. Nee, het is al veel later, maar in dit verband is het vijf voor twaalf. Het rondetafelgesprek over langdurige ouderenwerkloosheid heeft dat recent nog eens bevestigd. 50PLUS heeft met belangstelling kennisgenomen van de gisteren verschenen brief over de doorstart naar nieuw werk. De minister schetst daarin een beeld van hoe hij de onderuitputting van 150 miljoen bij de sectorplannen wil besteden. Dat komt deels overeen met de wensen van 50PLUS. We roepen de minister op om te komen met een programma arbeidsmarkt 45-plus, uitsluitend gericht op het aan het werk houden en weer aan het werk krijgen van 45-plussers. Misschien is daarbij een uitstekende taak weggelegd voor de aan te stellen ambassadeur. Mijn vraag is natuurlijk: wanneer kan die aan de slag? 

In het programma arbeidsmarkt 45-plus moeten de volgende elementen worden meegenomen. Een gerichte, grote campagne ter bestrijding van leeftijdsdiscriminatie en vooroordelen over ouderen. Erkenning van 50-plus zelforganisaties en het bevorderen van een constructieve, uniforme samenwerking met het UWV. Persoonlijke begeleiding en jobhunting. Scholing, permanente ontwikkeling en het up-to-date houden van competenties. De ontwikkeling van een individueel loopbaanbudget, de verbetering van mogelijkheden voor van werk-naar-werktransities. Herverdeling van bestaand werk. Bescherming en herstel van werkgelegenheid in de zorg. Heroverweging leeftijdsgrens mobiliteitsbonus en leeftijdsgrens no-riskpolis uitkering Ziektewet. Ruimere mogelijkheden bij de sollicitatieplicht voor stages, vrijwilligerswerk en opleiding. Ruimte maken voor regelluwe arbeidsmarktexperimenten voor oudere werkzoekenden. Onderzoek naar demotie en duurzame participatie. Uitwerking van de voorbeeldfunctie werkgelegenheidsbeleid voor ouderen bij de rijksoverheid. 

VNO-NCW heeft in zijn position paper bij het rondetafelgesprek onlangs aangegeven dat wij moeten wachten op economisch herstel om meer langdurig werklozen perspectief te bieden op de arbeidsmarkt. Volgens de werkgevers moeten wij ook accepteren dat voor een deel van de oudere werklozen de afstand tot de arbeidsmarkt niet meer te overbruggen is en dat zij vanuit de WW via de bijstand in de AOW-pensionering terecht zullen komen. 50PLUS vindt dat wij mensen eerst en vooral perspectief op werk moeten bieden. Als dat echter geen begaanbare weg meer is, moeten wij betrokkenen niet langer lastig vallen met een zinloze sollicitatieplicht. 50PLUS pleit voor algemene vrijstelling van de sollicitatieplicht voor mensen van 64 jaar en ouder, dus ook voor mensen die tijdens hun werkloosheid 64 jaar worden. Daarnaast vindt 50PLUS dat het UWV de mogelijkheid moet krijgen om gemotiveerd en individueel vrijstelling van de sollicitatieplicht te verlenen aan personen vanaf 60 jaar. Graag horen wij hoe de minister daarover denkt. 

Over het inkomensbeleid is al heel veel gezegd. De Algemene Beschouwingen en ruim 30 uur debatteren over het Belastingplan hebben ons niet veel verder gebracht. Ons amendement voor het structureel maken van de voor 2016 verhoogde ouderenkorting heeft het ook niet gehaald. Dat geldt ook voor ons amendement om de afschaffing van de ouderentoeslag in box 3 ongedaan te maken. Daarmee is na de laatste nota van wijziging van het inmiddels in deze Kamer aangenomen Belastingplan nog lang geen sprake van een evenwichtig koopkrachtbeleid. Gepensioneerden blijven onder de streep met een structureel financieel nadeel van 300 miljoen zitten. Werkenden krijgen er miljarden bij. Dat is niet eerlijk en niet sociaal. Waarom is niet gekozen voor een eerlijke verdeling tussen werkenden, zij die niet kunnen werken en zij die gewerkt hebben? Volgens de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat 39% van de gepensioneerden er geen cent op vooruit of er zelfs op achteruit. 95% van de werkenden gaat er wel op vooruit. 64% komt zelfs boven de 2% uit. Ik wijs in dit verband op recent onderzoek van de universiteiten van Nijmegen en Amsterdam waaruit blijkt dat in de periode 2008-2013 de koopkracht voor werkenden afnam met 1,1%, maar die van gepensioneerden met 6%. Bij de middeninkomens is het beeld 2,3% voor werkenden en bijna min 13% voor gepensioneerden. Als ik deze cijfers naast de koopkrachtcijfers leg uit deze begroting, kan ik de koopkrachtreparatie voor ouderen niet anders zien dan een pleister om de gemiddelde koopkracht van ouderen, en dan alleen nog maar voor 2016, te hechten. Die pleister valt er in 2017 alweer vanaf, aangezien de koopkrachtreparatie niet structureel is. Dat doet pijn. Ik stel de minister de volgende concrete vraag. Is hij het met mij eens dat de cijfers, zoals die gepresenteerd zijn in en rondom deze begroting en in het Belastingplan, bevestigen dat de kloof tussen werkenden en gepensioneerden alleen maar groter wordt? 

50PLUS vraagt om de herinvoering van de stapelingsmonitor. Die droeg bij aan een vollediger beeld van de koopkrachtontwikkeling, omdat hierbij ook maatregelen in het koopkrachtbeeld werden meegenomen die niet in het gebruikelijke beeld staan. Denk daarbij aan wijzigingen in de Wmo en de AWBZ-voorzieningen vanuit de hervorming van de langdurige zorg. Dat zijn precies koopkrachteffecten waarmee ouderen relatief veel te maken hebben. Ik besluit dit blok over inkomensbeleid met een krachtige oproep aan het kabinet en de Eerste Kamer namens veel gepensioneerden: laat ouderen evenredig meedelen in het zoet. 

Ik kom bij het blokje "AOW en pensioenen". Bij dit blok laat ik de brede discussie over het gewenste pensioenstelsel buiten beschouwing. Wij gaan daar in deze Kamer nog uitvoerig over debatteren. 50PLUS ziet in de overbruggingsregeling AOW kleine stapjes in de goede richting, maar die is slechts een pleister. Zo is er geen oplossing voor rechthebbenden met partners zonder inkomen, waarbij inkomen uit aanvullend pensioen in mindering wordt gebracht op de overbruggingsvoorziening. 50PLUS vindt dat dit inkomen buiten beschouwing gelaten moet worden en verwacht voor deze groep een passende oplossing. Gaat de staatssecretaris daar nog iets aan doen? 

50PLUS vraagt nogmaals aandacht voor het AOW-gat van Surinaamse Nederlanders. Mogen zij nog iets verwachten van het kabinet? In dit verband vraagt 50PLUS of de minister zich met zijn collega van Financiën ervoor zou willen inzetten dat Nederland en Suriname afspraken maken om de belasting op de Nederlandse AOW-uitkering en de remigratie-uitkering hier te laten heffen. Is bronstaatheffing voor deze uitkeringen niet meer voor de hand liggend? De uitkeringen zijn immers in Nederland opgebouwd. Door belasting over deze uitkeringen in Nederland te heffen, zouden we in ieder geval kunnen bereiken dat de mensen in Suriname meer van hun AOW overhouden en minder in armoede zouden hoeven leven en dat gepensioneerden die naar Suriname willen terugkeren, dat financieel kunnen. 

Ik kom te spreken over de verhoging van de AOW-leeftijd. Recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat is gepubliceerd in het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, wijst uit dat de stijgende levensverwachting geen gelijke tred houdt met de levensverwachting in goede gezondheid. Hiermee lijkt het overheidsbeleid om de AOW-leeftijd mee te laten stijgen met de levensverwachting te leiden tot meer sociaaleconomische ongelijkheid. De kans dat oudere werknemers voordat hun pensioen ingaat werkloos of arbeidsongeschikt worden, lijkt toe te nemen, met alle gevolgen van dien. Hoe beoordeelt de minister dit onderzoek? Welke consequenties verbindt hij hieraan? Is de minister bereid om de ontwikkeling van de gemiddelde levensverwachting en de levensverwachting in gezondheid scherp te volgen en hierover periodiek aan de Kamer te rapporteren en zo nodig hieraan beleidsconsequenties te verbinden? 

Ik maak een enkele opmerking over de rekenrente voor pensioenverplichtingen op langere termijn: de UFR. De langverwachte onderzoeksresultaten bevestigen onze verwachtingen. Door de nieuwe rekenrente dalen dekkingsgraden met gemiddeld 5%. Verplichtingen waarmee gerekend moet worden, nemen met 60 miljard toe. Dat gaat ten koste van pensioenopbouw en pensioenuitkeringen. De kans op kortingen in 2017 en daarna neemt toe. Het huidige pensioencontract wordt hierdoor rentegevoeliger. Dat is precies wat 50PLUS níét wil. Het staat haaks op de intentie van het nieuwe financieel toetsingskader, dat juist méér stabiliteit wil brengen. 50PLUS vindt dit een onverstandig rekenrentebeleid. We rekenen ons onnodig arm. Natuurlijk is er ook sprake van een lage marktrente en het uitzonderlijke ECB-beleid om die rente laag te houden, maar waarom moet het negatieve effect daarvan op hetzelfde moment nog eens versterkt worden met een lagere UFR, die belangrijk lager is dan de Europese UFR die voor verzekeraars wordt gehanteerd? We schieten daarmee ons gemeenschappelijke doel, een goede pensioenvoorziening voor iedereen, voorbij. Een heroverweging van de UFR lijkt op zijn plaats. Is de staatssecretaris bereid om bij de Nederlandsche Bank aan te dringen op een heroverweging van de UFR? 

Ook na de totstandkoming van de Wet pensioencommunicatie moeten we blijven werken aan verbetering van communicatie en pensioen dichter bij de mensen brengen. Wat vindt de staatssecretaris van het idee om pensioenfondsen te vragen om data via Mijnpensioenoverzicht.nl aan banken ter beschikking te stellen, zodat de klant, als hij daarvoor toestemming geeft, via zijn mobielbankierenapp voortdurend inzicht heeft in zijn opgebouwde pensioen? Op die manier zou je het heel makkelijk en heel snel dicht bij heel veel mensen, jong en oud, kunnen brengen. Is de staatssecretaris bereid om hiertoe overleg te starten met betrokkenen? 

Ik kom op armoede en schuldenbeleid. Armoede in de leeftijdsgroep 45 jaar en ouder is een probleem dat in omvang dreigt toe te nemen. Volgens cijfers van het CBS van gisteren is het aantal bijstandsgerechtigden van 45 jaar en ouder gestegen met 3.000. 45-plussers die instromen in de bijstand, blijven daar over het algemeen langdurig afhankelijk van. Op dit moment gaat het om maar liefst 215.000 mensen. Daarnaast is het aantal mensen met een IOAW-uitkering vanaf 2009 met meer dan de helft gestegen, tot 23.000. Welke ingrijpende operatie voorziet het kabinet om te voorkomen dat steeds meer 45-plussers verder afglijden richting armoede? 

Tot slot van mijn bijdrage doe ik een dringend beroep met betrekking tot schuldsanering. Steeds meer mensen komen in financiële problemen. Eén op de vijf huishoudens heeft risicovolle schulden, zo bleek vorige week uit onderzoek in opdracht van Sociale Zaken. Die problematiek verergert. Veel gemeentes bieden hulp. Dat is hun wettelijke taak. Dat is ook verstandig, omdat er nogal wat commerciële bedrijven zijn, niet allemaal trouwens, die mensen met schulden niet helpen, maar juist nog verder de put in werken. De schuldenaanpak verschilt echter erg van gemeente tot gemeente. Het is goed om ook onderscheid te maken tussen mensen die er alles aan willen doen om er weer bovenop te komen, en — ik geeft het toe: die heb je ook — mensen die eigenlijk helemaal niet van plan zijn om er iets aan te doen. Bovendien is er een flink verschil tussen de hulp die wordt geboden aan mensen in loondienst of een uitkering, en kleine zelfstandigen. Vooral die laatste groep wordt in de ogen van 50PLUS nog onvoldoende geholpen. Door persoonlijke omstandigheden of door de financiële crisis van de afgelopen jaren zijn veel kleine zelfstandigen financieel kopje onder gegaan. Dat waren tot voor kort veelal hardwerkende burgers, die keurig belasting betaalden en zorgden voor een flink stuk werkgelegenheid. Als zij vervolgens in de problemen komen, laten veel gemeentes hen te veel aan hun lot over. Het is terecht dat de Nationale ombudsman daar nu onderzoek naar gaat doen. Juist die groep immers zou na een schuldsanering weer volop kunnen meedraaien. Zulke mensen hebben geleerd van hun fouten en kunnen daardoor in de toekomst juist uitgroeien tot uitstekende ondernemers. In ons land is het bijna niet mogelijk, omdat we deze groep onvoldoende begeleiden en omdat bijvoorbeeld de Belastingdienst nauwelijks meedenkt of coulance toont. Wat kan de minister doen om deze situatie te verbeteren en om de handelwijze van diverse gemeentes meer te stroomlijnen? Je financiële toekomst mag toch niet afhangen van de gemeente waar je toevallig woont? Wat vindt de minister van het onlangs gelanceerde plan in de gemeente Rotterdam? Daar kunnen vastgelopen ondernemers terecht voor hulp zonder geld op tafel te leggen, dat er op dat moment niet is. We overwegen om op dit punt een motie in te dienen. 

Hoe maken we van de Belastingdienst een oplossingsgerichte meedenker in plaats van een onpersoonlijke instantie die vooral euro's wil binnenhalen, terwijl dat vaak niet lukt? Laten we in plaats daarvan ervoor zorgen dat er in de toekomst weer belasting betaald kan worden door diezelfde burgers. Volgens de vereniging voor schuldhulpverlening zou de overheid niet langer als eerste aan de beurt moeten komen als er schulden worden geïnd. Wat vindt de minister van deze suggestie? Wordt het niet tijd voor een minder dominante rol voor de overheid als schuldeiser? Kan de minister er bij gemeenten op aandringen dat ambtenaren die belast zijn met schuldsanering worden aangezet tot snelheid? Nu kunnen mensen met schulden vaak pas na vele weken, en soms zelfs na maanden, bij de overheid terecht voor overleg, terwijl ze juist nu gemotiveerd zijn om het leven weer op te pakken en hun uiterste best te doen om van schulden af te komen. 

Op dit late uur sluit ik mij spoedshalve aan bij voorgaande bijdragen van collega's die zijn ingegaan op de UWV-problematiek. Zeker is wel dat het met veel bezuinigingen geen wonder is dat een persoonlijke aanpak en maatwerk heel lastig zijn geworden. Daar gaat nu hopelijk met extra budget verandering in komen. 

Ook sluit ik me aan bij de woorden van verschillende voorgaande sprekers over de noodzaak van een krachtig integratie- antidiscriminatie- en participatiebeleid. Dat is en blijft hard nodig. Ook daar spelen vooroordelen vaak parten, net als bij ouderen. 

De voorstellen van collega Heerma over een in principe verplichte verzekering worden door 50PLUS met een positieve blik ontvangen. De basisgedachte om de bestaande patstelling rond loondoorbetaling bij ziekte te doorbreken, vinden wij verstandig, maar er zijn ook haken en ogen. Het is goed dat de SER hierover wordt geconsulteerd. 

Tot slot heb ik nog een vraag aan de staatssecretaris. Op de website van de rijksoverheid staat in haar takenlijst "participatie ouderen". Mag ik haar vragen met welke activiteiten en maatregelen zij deze taak vervult? 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Minister Asscher op het matje over integratiebeleid. Dat stond vorig jaar op de voorpagina van het Algemeen Dagblad. Vandaag staat in Het Financieele Dagblad: minister Asscher voor de Kamer. Vorig jaar zaten we in de kamer van de heer Kuzu. Een jaar later zegt de VVD: geen mooie woorden meer, maar daden. Een jaar later zegt de VVD: we geven u een onvoldoende. Dat is de coalitiepartner van de heer Asscher. Gisteravond zat deze minister bij Pauw. Hij maakte een vermoeide en verslagen indruk. Hij had het nota bene zelf over zijn eigen sollicitatiebrief als hij een onvoldoende van de VVD zou krijgen. Die heeft hij gekregen. Mijn eerste vraag aan de heer Asscher is: hebt u uw brief al geschreven? Ik vernam vanavond dat de burgemeesterspost in Eindhoven vrij is gekomen. Mensen willen weten wat drie jaar Asscher ons heeft gebracht. Laten we het daarover hebben, over de wanprestaties, de puinhoop van Asscher. Ik zal ze een voor een noemen. 

Het aantal werklozen was toen minister Asscher aantrad, niet rooskleurig. Dat krijg je met als voorloper een kabinet met een extreemrechtse gedoger. In 2012, toen minister Asscher aantrad, waren 516.000 mensen werkloos. In oktober 2015 bedroeg de werkloosheid 617.000 mensen. Dat is een absolute toename van ruim 100.000 mensen. Deze minister is niet de minister van Werkgelegenheid, maar van 100.000 extra werklozen. Hij is de minister van werkloosheid. Waren we maar in het jaar 2012. Zelfs op het hoogtepunt van de crisis was de situatie beter dan nu. Toen alle ministeries moesten bezuinigen, kreeg deze minister in 2013 600 miljoen euro erbij voor zijn sectorplannen. 600 miljoen voor banen. Banen waren immers topprioriteit voor de Partij van de Arbeid. "Werk, werk, werk" is "werkloosheid, werkloosheid, werkloosheid" geworden. Wat is het effect van deze banengelden? Er zijn 100.000 werklozen bij gekomen. Je stopt er 600 miljoen euro in en je haalt er ruim 100.000 werklozen uit. We willen graag dat de minister in de spiegel kijkt. Wat ziet hij dan? Waarom heeft deze minister gefaald, denkt hij? 

Bepaalde groepen zijn bij deze minister extra de klos. In de afgelopen drie jaar is het aantal ouderen in de WW met bijna 60.000 gestegen. De werkloosheid onder ouderen lijkt harder te stijgen dan de staatsschuld in Griekenland. Het beleid van de minister heeft totaal niet gewerkt. Waarom lukt het niet om de ouderenwerkloosheid op te lossen? Gisteren kwam de minister weer met een plan voor 66.000 jongeren. Asscher wil de jeugd tot zijn 27ste volgen. Ik denk dat het tijd wordt dat we deze minister gaan volgen. Hij heeft de afgelopen tijd te vaak te veel organisaties willen volgen. Als de minister met een plan komt, met weer een afleidingsmanoeuvre om zijn daden weg te moffelen, houd ik mijn hart vast. Dat wordt zeker weer meer werkloosheid dan werkgelegenheid. 

Bepaalde groepen jongeren verdienen prioriteit van deze minister. Zij merken niets van de groei. In 2012 bedroeg het aantal werkloze jongeren met een niet-westerse achtergrond 128.000. Inmiddels is dit 154.000. Dit is de minister van 26.000 extra werkloze jongeren met een migrantenachtergrond. De werkloosheid onder deze groep stijgt nog sneller dan het aantal kiezers dat bij de PvdA wegloopt. Wat vindt de minister hiervan? 

Ik kom op het Motivactiononderzoek waarmee de minister groepen jongeren enorm heeft beschadigd. Gaat de minister nu eindelijk excuses aanbieden aan de jongeren die daardoor geen baan hebben gekregen? Gaat de minister de gevolgen van het Motivactiononderzoek onderzoeken? Gaat hij naar het programma Medialogica kijken, naar de gewenste resultaten van de minister? 

Waarom werkt de werkloosheidsaanpak van dit kabinet niet? DENK vindt dat dit kabinet te veel bezig is met fopspenen uit te delen aan de kiezers. Het is bezig met de verkiezingen van 2017 en te weinig met de realiteit van 2015. De lastenverlichtingen en verlofdagen voor vaders zijn naar onze mening mooie fopspenen. De positie van het mkb is minstens zo belangrijk, want het mkb is de banenmotor van Nederland. De loondoorbetaling bij ziekte is een barrière om mensen aan te nemen. Dat zeg ik niet alleen, dat zegt de helft van de kleine ondernemers. De minister schuift dat dossier steeds voor zich uit. Hij komt pas in 2016 weer met een brief. Misschien is dat zijn afscheidsbrief, want een jaar later zijn de verkiezingen. Gaat het nog lukken? Wordt de duur van de loondoorbetaling korter, zonder dat dit de werknemers schaadt? 

Dat zal in ieder geval beter werken dan de sectorplannen, waarbij er sprake is van een onderbesteding van 120 miljoen euro. Naast de VVD laten ook de bedrijven deze minister vallen. Waarom loopt het met de sectorplannen zo moeizaam? Hadden we dat geld niet beter ergens anders in kunnen stoppen? Wij zien kansen in de ambachtseconomie en bij bedrijfsoverdrachten. Mislukte bedrijfsoverdrachten kosten jaarlijks 80.000 banen. In de komende tien jaar verdwijnen 500.000 banen in de ambachtseconomie. Is de minister bereid daar een deel van de 120 miljoen euro aan te besteden? Investeer daar waar kansen zijn. 

Ik kom op het hoofdstuk integratie. DENK vindt dat deze minister een minister is van het monitoren en wantrouwen van minderheden, geen bruggenbouwer, maar iemand die een dubbele maat hanteert. Wel een actieplan tegen antisemitisme, maar niet tegen moslimhaat. Er is wel geld voor beveiliging van synagogen, maar niet voor de moskeeën. Zo bevorder je integratie en wederzijdse acceptatie niet, minister. 

Er is een stijgende trend te zien bij discriminatie-incidenten. Amnesty International en de VN tikken Nederland op de vingers bij dit onderwerp. Mensen met een migrantenachtergrond hebben twee keer minder kans op een baan, bleek recentelijk. En waar komt de minister mee? Met een billboardcampagne. 

Wat vindt DENK? DENK heeft een educatieve maatregel discriminatie en een racismeregister voorgesteld, maar dat wil de minister niet. Dan komen we maar met een nieuwe suggestie. Laat het team arbeidsmarktdiscriminatie bij de Inspectie SZW loksollicitaties uitvoeren. Hiermee kunnen discriminerende bedrijven worden aangepakt. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister. 

Er zijn nog twee onrechtvaardigheden die aangepakt moeten worden. De eerste is de loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Het salaris van vrouwen is gemiddeld 7,2% lager dan van mannen. Bij de overheid is dat 4%. Op een jaarsalaris is dat ruim €1.500. Is de minister bereid om dat keihard aan te pakken en om een voorbeeld te stellen voor bedrijven? DENK stelt voor om de inspectie dit te laten doorlichten, om de loonongelijkheid bij de overheid uit te bannen en om deze vrouwen financieel te compenseren. Daarnaast is er het onrecht dat voor Surinaams-Nederlandse ouderen in de AOW geldt. De heer Krol heeft daar uitvoerig aandacht aan geschonken. 

Ik rond af. We hebben vandaag gesproken over drie jaar minister Asscher, de minister die door de PvdA uit Amsterdam is gehaald om de puinhopen van de gedoogpartner PVV op te ruimen. De PvdA kreeg van de kiezers het vertrouwen om banen te brengen, maar deze minister heeft dat vertrouwen van de kiezers niet terugbetaald. Hij heeft alleen maar werkloosheid gebracht. Deze minister heeft gefaald. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben het helemaal met u eens dat we iedere vorm van discriminatie moeten aanpakken. Nu zult u ongetwijfeld ook wederom de hatelijke uitspraken van rector Akgündüz van de Islamitische Universiteit — ik verzin het niet, het kan in Nederland — gehoord hebben over de moordaanslag op een mensenrechtenadvocaat in Turkije, die hij vergoelijkt. Daarvoor heeft hij Koerden honden genoemd. Tegenstanders van Erdogan noemt hij homo's en Armeniërs. Dat is voor hem schelden, want die vindt hij slecht. Neemt u daar afstand van? Deelt u onze mening dat zo iemand, die een voorbeeldfunctie moet hebben voor zijn studenten, die functie niet zou moeten kunnen vervullen? 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Iedere vorm van haat, iedere vorm van geweld, iedere vorm van discriminatie werpen wij verre van ons. Het probleem van deze Kamer en van mevrouw Karabulut is dat zij alleen maar met dit soort voorbeelden komt en dat zij hypocriet is. Alle andere keren, als andere groeperingen waarmee zij sympathiseert, uitspraken doen, heeft zij het lef niet om die hier te bekritiseren. 

Mevrouw Karabulut (SP):

De vraag is of de heer Öztürk afstand neemt van deze hatelijke, uitsluitende, opruiende en zelfs vergoelijkende uitspraken na een aanslag op een mensenrechtenadvocaat in Turkije. Durft de heer Öztürk daar niet openlijk afstand van te nemen? Vindt hij dit normaal? Vindt hij dit niet discriminerend? Als dat het geval is — dat mag, want wij hebben gelukkig vrijheid van meningsuiting, binnen de grenzen van onze wet — dan heeft hij geen enkel recht van spreken meer wat betreft bestrijding van discriminatie en al helemaal niet wat betreft de verwijten die hij jan en alleman maakt. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Mevrouw Karabulut doet dat vaker. Denkt zij werkelijk dat ik daar in zou trappen? Meent zij dat nou? Ik heb gezegd dat wij alle uitspraken bestrijden, van wie dan ook, ook van de groepering waarmee zij sympathiseert. Ik zeg erbij, nogmaals, dat uitspraken van bepaalde groepen mensen enorm worden uitgelicht in deze Kamer, en andere niet. De wijze waarop wij dit bekritiseren, is aan ons. Wij doen dat in een dialoog, op een diplomatieke manier. Dat deed Nederland altijd. Wij waren het land van de dialoog, niet het land van ruziemaken. Wij waren niet het land van iedere maand of iedere week de ambassadeur op het matje roepen. Zo doen wij dat. 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, u hebt uw vraag twee keer mogen stellen. De heer Öztürk heeft daarop gereageerd. Ik stel voor dat we naar de volgende spreker gaan. Ik geef het woord aan de heer Van Klaveren. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Professor Huntington stelde in de jaren negentig al: integratie zal een van de belangrijkste vraagstukken van onze moderne tijd zijn. Het hangt met alles samen: immigratiebeleid, botsende culturen en radicalisering, en fundamenteler, met de toekomst van westerse samenlevingen. 

Om te weten waar we heen gaan, is het altijd goed om te kijken waar we vandaan komen en hoe we in de huidige situatie terecht zijn gekomen. In 1985 werd voor het eerst in de wet gesproken over voldoende inburgering. Dit hing toen nog direct samen met het verkrijgen van het Nederlanderschap. Het was voldoende als men redelijke kennis van de Nederlandse taal had en zich in de samenleving had doen opnemen. Wat dit precies inhield, werd echter nooit uitgewerkt. Er werd wel expliciet gezegd dat schriftelijke taalkennis werd uitgesloten. Een kort gesprekje met een gemeenteambtenaar was voldoende. Het was wettelijk zelfs toegestaan om te concluderen dat ouderen, analfabeten en mensen met een beperkte opleiding ook bij een slechte beheersing van de taal voldoende waren ingeburgerd. Hoe giftig cultuurrelativisme kan zijn, blijkt uit het gegeven dat aan vrouwen nog lagere eisen werden gesteld, omdat "de rol die vrouwen in sommige culturen nu eenmaal hebben de uiteindelijke naturalisatie niet in de weg mocht staan". Aldus de handleiding van de rijkswet uit 1985. Het was de omgekeerde wereld: immigranten pasten zich niet aan Nederland aan, Nederland paste zich aan immigranten aan, en nog wel op een kernwaarde van onze samenleving, de gelijkwaardigheid van man en vrouw. 

Helaas bleef het hier niet bij. Helaas hoorden we in 1996 de Partij van de Arbeid zeggen dat schriftelijke beheersing van de taal door immigranten helemaal niet nodig was. Voor de Partij van de Arbeid was alfabetisering blijkbaar niet nodig om mee te draaien in de moderne samenleving. Schrijven en lezen waren een overbodige luxe in de ogen van deze partij. Helaas waren er meer partijen die cultuurrelativisme belangrijker achtten dan zelfredzaamheid en werkelijke integratie van immigranten. Zo stelden D66 en GroenLinks dat kennis van de samenleving helemaal niet nodig was. Zaken als de vrijheid van meningsuiting, de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en homo's en hetero's en de scheiding van Kerk en Staat waren in de ogen van deze partijen niet relevant. Als het aan links lag, kon je als immigrant prima een volwaardig burger worden zonder dat je kon schrijven of lezen, of ook maar enig idee had van de hier geldende waarden en normen. Welkom in Nederland. 

De gevolgen van dit desastreuze beleid zijn tot op de dag van vandaag zichtbaar. Denk aan een enorme oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in de bijstand, schooluitval en criminaliteit, maar zeker ook aan taalachterstanden en opvattingen die botsen met de westerse kernwaarden, of aan het feit dat jongeren uit Nederland zich zelfs vrijwillig aansluiten bij jihadistische organisaties in het Midden-Oosten. Deze zaken illustreren het enorme probleem. In combinatie met een immigratierecord en de tienduizenden asielzoekers die ons land binnenkomen, vormen deze zaken een giftige cocktail. 

Het establishment stelt nog altijd niet de juiste diagnose. Men komt aan met deradicaliseringstrajecten en sociaal-economische verklaringen voor het islamitisch extremisme. Men verspreidt de fabel dat sociale wanhoop de oorzaak is van terreur, dat de samenleving te weinig heeft gedaan. Men stelt dus eigenlijk dat het de schuld is van onszelf. Dit is een volstrekt onjuiste maar vooral ook uitermate riskante redenatie. De Frans-Algerijnse integratiedeskundige Malika Sorel wijst in haar boek De ontbinding van Frankrijk op de culturele oorzaak van radicalisering. Zij wijst sociaal-economische verklaringen van de hand. Dat doet ze onderbouwd. Het Franse antiterrorismecentrum UCLAT geeft namelijk aan dat maar liefst 67% van de jihadisten uit het Westen afkomstig is uit de middenklasse, niet uit de onderklasse. Het is geen materiële kwestie. Het gaat om cultuur, om een botsing der beschavingen. Want waarom doen Vietnamezen en Chinezen het vaak veel beter in onze samenlevingen dan bijvoorbeeld Somaliërs en Marokkanen? Kan de minister daar antwoord op geven? 

Zeker niet allemaal, maar grote groepen islamitische immigranten staan afwijzend tegenover het Westen. Die afwijzing wordt nog eens versterkt door een establishment dat voortdurend wijst op een zogenaamd slachtofferschap van immigranten. Bij werkloosheid, bij criminaliteit en zelfs bij deelname aan de jihad horen we journalisten, politici en sociale wetenschappers wijzen op de fouten van de westerse samenleving, op discriminatie en op uitsluiting. Maar immigranten zijn niet zielig. De verantwoordelijkheid van de immigrant wordt bij hem weggehaald. Hij is volgens beleidsmakers immers een slachtoffer. Juist dit slachtofferdenken is de beste brandstof voor wrok en haat. Het wordt gevoeld door de immigrant en gepredikt door een laffe politiek, die niet houdt van de eigen cultuur en om die reden de immigrant eigenlijk niets te bieden heeft. De politiek heeft daarom ook geen antwoord op dit groeiende probleem. 

Nederland en het hele Westen zouden hun open en vrije samenleving moeten beschermen. Maar in het begin van mijn betoog wees ik er reeds op dat vrijheid iets anders is dan vrijblijvendheid. Stel zware eisen, onder meer op het gebied van taal, en integreer immigranten daadwerkelijk. Stop met de prediking van slachtofferschap. Treed hard op bij criminaliteit en overtredingen. Voer een Australisch immigratiemodel in en vang asielzoekers enkel op in de regio. Onderwijs alle jeugd de meerwaarde en verworvenheden van onze westerse samenleving. Zet mensen uit die hier niet willen zijn of die oproepen tot geweld en extremisme. En voer de dienstplicht opnieuw in. De sociale stabiliteit van het land staat op het spel. Graag ontvang ik een reactie van de minister op de aangedragen maatregelen. 

Een ander zeer groot probleem is de torenhoge werkloosheid. Nog steeds hebben we meer dan 600.000 werklozen in Nederland, alle banenplannen en re-integratietrajecten ten spijt. Als dit kabinet daadwerkelijk wil zorgen voor minder werklozen en meer economische groei, dan moet het de belastingen fors verlagen, dereguleren en het geld teruggeven aan de burger. Het beste banenplan is de verlaging van belastingen. Werk toe naar een vlaktaks van 23%. Uniformeer de btw-tarieven tot 15%. Verlaag de tarieven van de vennootschapsbelasting. Verlaag de accijnzen. Individualiseer het pensioen en flexibiliseer de arbeidsmarkt. Dat kan, want onze fiscale plannen zijn keurig doorgerekend door het Centraal Planbureau. 

Dit kabinet kiest niet voor economische groei en werkgelegenheid, maar voor links gedefinieerde rechtvaardigheid, voor bijstand, voor toeslagen en voor aanvullingen. Dit kabinet houdt mensen gevangen in een inkomensgroep. Meer werken betekent immers het verlies van toeslagen. Dit kabinet doet niets om de marginale druk te verlagen. Dat is kwalijk. Mijn fractie pleit voor de ontmanteling van het toeslagencircus, voor het werkelijk lonend maken van meer werken, voor economische groei en dus meer banen, en voor het fors verlagen van belastingen. 

Ik rond af. Nederland heeft behoefte aan een heldere en stevige koers op het gebied van integratie. Nederland heeft behoefte aan meer banen, aan veel lagere belastingen en aan veel meer economische vrijheid. 

De voorzitter:

We gaan luisteren naar de laatste spreker in de eerste termijn van de Kamer, de heer Klein. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Vrijzinnige politiek betekent een faciliterende overheid om de mens vrij te kunnen laten zijn, zonder betutteling, maar met ondersteuning waar het echt moet, om mensen kansen te geven. Om die reden ben ik voorstander van een onvoorwaardelijk basisinkomen. Bij de afgelopen twee behandelingen van de SZW-begroting heb ik hiervoor al gepleit. Dat is toen stelselmatig afgewezen door het kabinet en deze Kamer. Om mensen toch het perspectief te geven leg ik nu de hand aan een initiatiefnota Basisinkomen. Deze hoop ik hier aan het begin van het jaar te kunnen aanbieden. Eerdere vragen van mij over regelarme bijstand als een soort surrogaatbasisinkomen zou de staatssecretaris bestuderen. En ja, de staatssecretaris heeft op dit gebied niet stilgezeten. Ik heb begrepen dat zij afgelopen november een gesprek heeft gehad met de wethouders van Utrecht, Groningen, Tilburg en Wageningen over hun plan om te experimenteren met een minder strenge regelarme bijstandsuitkering. Gaat de staatssecretaris nu onderzoeken of het mogelijk is om de experimenten mogelijk te maken onder de huidige Participatiewet en kan zij er wat meer over vertellen? Ik ben hier zeer benieuwd naar. Hoewel het nog niet lijkt op een basisinkomen zoals de Vrijzinnige Partij dat ziet, kan het wel bijdragen aan het begrip voor de denkwijze die achter het basisinkomen zit. Ik heb het dan over de gedachte dat het basisinkomen mogelijkheden creëert voor vrije mensen om hun leven in te vullen zoals ze dat zelf zouden willen zonder de betuttelende regels die alle creativiteit lamleggen. Het basisinkomen is geen vangnet meer maar, een trampoline om onafhankelijk vrij in het leven te kunnen staan. Graag zie ik de reactie van de staatssecretaris hierop tegemoet. 

Een faciliterende overheid betekent een overheid die vrije mensen ondersteunt in hun wensen hoe ze hun leven willen vormgeven. Bij elk nieuw te implementeren beleid zou je je moeten afvragen welk probleem wordt opgelost en vooral ook welk nieuw probleem wordt gecreëerd. Ik denk dan aan problemen die bijvoorbeeld ontstaan als gevolg van de onderdelen van de Wwz, ook wel de Wet werk en onzekerheid genoemd. De minister dacht werknemers meer zekerheid te geven door ze van een vast contract te verzekeren als er minder dan zes maanden tussen de contracten zit in plaats van de oude drie maanden. Het resultaat: mensen ontvangen überhaupt geen nieuw contract. Kortom, niets opgelost, maar wel een nieuw probleem gecreëerd. Dankzij deze door de minister ontworpen regeling vallen mensen van de regen in de drup. Met name mensen die iets doen bij bijvoorbeeld een sportclub als trainer of op een andere manier tijdelijk werk verrichten, hebben hier last van. Zo had de minister bijvoorbeeld op mijn eerdere vraag met betrekking tot de sporttrainers aangegeven met de sportbonden te gaan praten. Ik vraag hem wat hiervan het resultaat is. Ik zie het niet terug in het toegezonden overzicht dat we vorige week gekregen hebben. 

Zowel de mensen zelf als de werkgevers hebben niets aan deze zesmaandenregeling. De minister ziet het probleem ook wel en probeert met hier en daar wat pleisterwerk het doel wat op te kalefateren, maar een echte oplossing blijft uit. Het is nu nog te vroeg om in te grijpen, zo begrijp ik de minister. Moet de put pas gedempt worden als het kalf verdronken is? Zelfs als je kijkt naar de evaluatievragen die de minister zichzelf stelt in de bijlage, heeft hij geen oog voor de ongewenste neveneffecten. Hij stelt alleen de vraag of het beoogde doel wordt behaald, bijvoorbeeld of de sporttrainer nog wel aan het werk kan. Wat dan de evaluatie zou moeten worden, is onduidelijk. Kan de minister in zijn evaluatie ook rekening gaan houden met de ongewenste neveneffecten? Alleen op die manier krijg je een volledig beeld van de uitwerking van de Wwz. Is het dan niet veel logischer om de termijn van zes maanden terug te draaien naar de termijn van drie maanden. Waarom houdt hij hieraan vast als het niets bijdraagt? Een motie om die termijn terug te draaien heb ik klaarliggen voor de tweede termijn. 

Een faciliterende overheid betekent ook het tijdig vernieuwen van ouderwetse starre denkbeelden, zodat vrije mensen bij het vormgeven van hun leven niet gehinderd worden door belemmeringen en starre regimes. Ik denk dan aan de flexibilisering van de AOW, waarover wij met een initiatiefvoorstel komen, hopelijk nog voor de kerst. Maar ook zie je dat bij veel mensen die als zzp'er aan de slag gaan. Dat aantal groeit en dat is een goede ontwikkeling: onafhankelijke mensen die zelf inhoud geven aan hun werk. Het ibo zzp geeft een beeld, maar ik zie dat ook als een positief beeld. Alleen zullen we de oude sociale zekerheid gebaseerd op werknemerschap moeten aanpassen. Zekerheid bestaat niet, ook niet bij werknemers. Dus zelfstandig ondernemerschap en flexibilisering van arbeid moet je niet krampachtig proberen tegen te houden, maar moet je juist faciliteren. Denk positief en haal de schaduwzijden weg. Hoe wil de minister het echt vrije ondernemerschap ondersteunen? Faciliteren klinkt simpel, maar vaak ontvang ik mails van mensen die het beleid van het kabinet niet als faciliterend beschouwen. Soms zijn de bedoelingen van het kabinet goed, maar is de uitwerking ongelukkig. Ik denk bijvoorbeeld aan de kostendelersnorm. We zouden graag willen dat de eigen kracht van vrije mensen gestimuleerd wordt, waarbij zij hun eigen netwerk, de mensen in hun omgeving, kunnen betrekken. Van het stimuleren van het netwerk is door de kostendelersnorm echter geen sprake. Die norm werkt stimulering juist tegen; sterker nog, die werkt juist belemmerend. Daardoor wordt hulp geven aan familie of vrienden te duur. Tijdelijk iemand in huis nemen om hem uit de brand te helpen of het bieden van mantelzorg zou juist geprezen moeten worden in plaats van beboet door het korten van het inkomen van de mensen. De VNG heeft in haar brief van 24 november "Resultaat uitvraag praktijkervaringen kostendelersnorm" een aantal concrete aanbevelingen gedaan om de grootste ergernis weg te nemen. In de aanbevelingen wordt bijvoorbeeld gepleit voor een discretionaire bevoegdheid van de gemeente om in schrijnende gevallen een oplossing te bieden zodat meer maatwerk mogelijk is. Op deze manier worden mensen minder tegengewerkt in hun wens om anderen te helpen. Is de staatssecretaris bereid om uitvoering te geven aan deze aanbevelingen? 

In de brief over de ouderenwerkloosheid van 30 november schrijft de minister dat hij positief staat tegenover een boegbeeld voor oudere werknemers. Alsof dat iets oplost. Kijk maar naar de vage resultaten van de inmiddels gestopte Ambassadeur Jeugdwerkloosheid. De jeugdwerkloosheid is trouwens weer aan het oplopen. Eén ding weet ik wel: als je de nadruk legt op een bepaalde groep in plaats van op mensen met talenten, ervaringen en kennis, krijg je een probleem. Die groep zal altijd een groep blijven en anders behandeld worden dan individuele mensen. Is dat niet tegengesteld aan het doel van de minister? Wil de minister niet juist dat de oudere werknemer, de 45-plusser, hetzelfde gezien wordt als iedere andere werknemer, zodat hij hetzelfde behandeld kan worden? Door de oudere werknemers er op een bepaalde manier uit te lichten, wordt het niet aantrekkelijker om hen in dienst te nemen. Zij worden hierdoor juist extra gestigmatiseerd en geassocieerd met oud en wellicht afgeschreven. Dat zie je ook in het beleid tegen discriminatie. Als je de nadruk legt op de verschillen, zullen deze mensen altijd anders blijven en zul je juist het tegenovergestelde bereiken van wat je wilt. Zo zal een boegbeeld van de ouderenwerkloosheid niets oplossen. Het is hooguit symboolpolitiek. 

De minister schreef deze week aan de Kamer dat ouderenwerkloosheid voornamelijk komt doordat 45-plussers duurder zijn dan de jongere werknemers. Pak het probleem aan bij de oorzaak, dan zul je effect sorteren. Is de minister bereid om na te gaan hoe de lasten op arbeid voor oudere werknemers verlaagd kunnen worden zodat deze mensen weer aantrekkelijk worden voor de arbeidsmarkt, zonder dat hij hen stigmatiseert? Kan de minister deze lijn ook opnemen in het actieplan voor de oudere werknemer? 

Ik kom op mijn laatste punt. Mensen uit oorlogsgebieden en onveilige gebieden moeten we ook kansen geven. Je leest over vluchtelingen, maar je hebt het altijd over mensen. Vrijzinnige politiek betekent dat je ruimte geeft voor opvang. Vervolgens moeten deze mensen kunnen investeren in hun toekomst, investeren om te integreren. Het is goed dat wij mensen veiligheid bieden. Daarbij moet meer worden uitgegaan van wederkerigheid. Wij geven studenten een studievoorschot: geld om van te leven en te leren, zodat zij kunnen investeren in hun eigen toekomst met perspectief. Een vergelijkbare regeling zouden we moeten inzetten voor mensen die gevlucht zijn en hier willen blijven. Ik zou het een statusvoorschot willen noemen: geld om van te leven en te leren, zodat zij kunnen investeren in en werken aan hun eigen toekomst. Statushouders kunnen zo aan het werk komen, net als afgestudeerden die aan een baan komen, en kunnen de lening voor een investering in hun toekomst dan op gunstige voorwaarden terugbetalen. Wij geven mensen veiligheid en bieden hun een kans op een toekomst. Mensen die gevlucht zijn en hier blijven, investeren zelf in die toekomst. Dat is wederkerigheid. Integratie is altijd tweerichtingsverkeer: van degenen die integreren en degenen die accepteren. Graag zie ik een reactie van de minister op mijn voorstel tegemoet. 

Daarmee sluit ik mijn nachtelijke bijdrage in eerste termijn af. 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Klein. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Morgen, na de eerste termijn van de Kamer van de behandeling van het onderdeel Landbouw en Natuur van de begrotingsbehandeling EZ, gaan we verder met de beantwoording. Ik wens u allen een goede nachtrust. 

Naar boven