3 Vragenuur: Vragen Duisenberg

Vragen van het lid Duisenberg aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over uitspraken van de rector van de Islamitische Universiteit. 

De heer Duisenberg (VVD):

Voorzitter. Ik citeer: "Je mag je vrouw slaan." "Turks-Nederlandse politici zijn landverraders." "Stem niet op homo's en Armeniërs." "Jegens alevitische, Armeense en Koerdische demonstranten is geweld geoorloofd." Het leidde er uiteindelijk begin 2015 toe dat ook de minister van Onderwijs vond dat de maat vol was en dat de positie van de rector van de Islamitische Universiteit onhoudbaar was geworden. Ook zou zij een wet maken waarmee zij dit soort misstanden kon aanpakken. Helaas zijn wij weer bijna een jaar verder en heeft de rector wederom uitspraken gedaan die niet te verteren zijn. Vorige maand nog sprak hij de woorden: "Koerden zijn honden en ik bid voor degene die op hen jaagt." Ook zouden volgens hem greppels gegraven moeten worden voor diezelfde Koerden. Afgelopen weekend werd een vooraanstaande Koerdische mensenrechtenadvocaat in Turkije vermoord. De Rotterdamse rector reageerde direct via Twitter met de boodschap "Wie leeft door het zwaard, sterft door het zwaard". Zelfs in Turkije is er inmiddels ontzettend veel ophef over deze Rotterdamse rector, maar in Nederland kan deze man ongehinderd zijn gal spuwen over alles waar wij voor staan. Ondanks dit alles prijkt er bij de entree van de school een groot bord met het NVAO-zegel, oftewel: deze school is goedgekeurd door de Nederlandse overheid. 

Ik heb de volgende vragen. 

1. Is de minister het met de VVD eens dat er voor onderwijsinstellingen die zich afzetten tegen iedereen die er een westerse levensstijl op nahoudt, wat deze rector doet, geen plaats is in Nederland? 

2. Een Kamermeerderheid heeft zich er al voor uitgesproken om de accreditatie van deze instelling in te trekken. Ik roep de minister per direct op om die motie nu uit te gaan voeren en daar geen dag langer mee te wachten. Wat gaat de minister doen om de accreditatie van deze school zo snel mogelijk in te trekken en ervoor te zorgen dat zij niet langer de goedkeuring van de Nederlandse overheid krijgt? 

3. De minister beloofde bijna twee jaar geleden om met een wet te komen die het mogelijk maakt om scholen te sluiten die niet voldoen aan maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Waar blijft die wet? Wanneer gaat de minister nu eindelijk eens de daad bij het woord voegen? 

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Laat ik vooropstellen dat ik het met de heer Duisenberg eens ben dat de manier waarop de rector van Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR) zich uitlaat over politieke tegenstanders en maatschappelijke fenomenen, onacceptabel is. Ik begrijp dat je nog kunt twisten over de interpretatie van zijn meest recente woorden, maar daar gaat het eigenlijk niet om. Het gaat erom dat hij rector is van een instelling voor hoger onderwijs en daarmee boegbeeld van academische vrijheid en verantwoordelijkheid. Daar hoort een maatschappelijke opdracht bij. Ik ben het met de heer Duisenberg eens dat het dus zeer ongewenst is dat dit keer op keer toch gebeurt. Ik heb de IUR daar al een aantal keer op aangesproken. Ik heb de raad van toezicht dringend verzocht om maatregelen te nemen. Ik heb de inspectie al meerdere malen met de IUR laten spreken, ook recentelijk nog, twee weken geleden. Ik constateer dat dit tot nu toe niet tot de gewenste verandering van gedrag heeft geleid. Ik kan u ook zeggen dat ik geen vertrouwen meer heb in de rector. 

De vraag is wat je dan wel kunt doen. Ik heb zelf overwogen om aangifte te doen tegen de rector, maar ik kan dat persoonlijk niet doen omdat ik niet persoonlijk word benadeeld. Wel kan ik anderen die zich gekwetst voelen door de uitlatingen, oproepen om aangifte te doen. Verder kan ik bekijken of er aanleiding is om de accreditatie in te trekken; daarmee kom ik bij de tweede vraag van de heer Duisenberg. Dat heb ik afgelopen jaar aan de NVAO gevraagd. Zij heeft een onderzoek ingesteld en heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de geaccrediteerde opleidingen te omschrijven als opleidingen van onvoldoende niveau. Vanuit kwaliteitsperspectief gezien zijn ze namelijk voldoende. Ik kan niet ingaan tegen de NVAO. 

Wel kan ik — in antwoord op de derde vraag van de heer Duisenberg — een wetsvoorstel voorbereiden waarmee ik ook bij onbekostigde instellingen, wat de IUR is, kan ingrijpen als men zich niet houdt aan de maatschappelijke opdracht. Dat wetsvoorstel heb ik half september naar de Raad van State gestuurd. Ik verwacht binnenkort het advies. Ik hoop het wetsvoorstel nog voor het kerstreces naar de Kamer te kunnen sturen. Ik hoop daarbij op een zeer spoedige behandeling. Ik zeg erbij: ik zal ook niet aarzelen om dat wetsvoorstel, als het van kracht is, te gebruiken. 

De heer Duisenberg (VVD):

Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik hoor haar van alles zeggen: onacceptabel, ongewenst, geen vertrouwen meer. Toch heb ik nog een aantal vragen, ten eerste over dat wetsvoorstel waarvan de minister zegt dat het voor het kerstreces komt. Waarom heeft dat zo lang moeten duren? Het is alweer twee jaar geleden dat de minister dit voor het eerst heeft beloofd. Ten tweede de accreditatie. De NVAO vinkt voor haar onderzoek — dat was overigens een regulier onderzoek — misschien braaf alle vakjes af, maar we weten allemaal dat een van de belangrijke criteria in de accreditatie de zogenaamde "onderwijsleeromgeving" is. Je gaat mij niet vertellen dat als het boegbeeld van deze school jaar in, jaar uit dit soort uitspraken mag doen, dat geen invloed heeft op de onderwijsleeromgeving. Kijkt de NVAO weleens op Twitter of op blogs van deze rector? 

Ten derde heb ik het gevoel dat de minister zich een beetje verschuilt achter deze regels. Wat vindt zij ervan dat het goedkeuringszegel van de Nederlandse overheid aan de deur van deze instelling prijkt? Dat is het goedkeuringszegel van de Nederlandse overheid, waar de minister van Onderwijs voor staat. 

Minister Bussemaker:

Wat betreft de eerste vraag: ik heb vorig jaar aangekondigd om met een wetsvoorstel te komen. Wellicht weet de heer Duisenberg dat dat wetsvoorstel meerdere onderdelen bevat. Ja, een wetsvoorstel maken kost tijd. Dat moet je afstemmen met verschillende departementen, met anderen. Het ligt nu sinds september bij de Raad van State. Ik ben nu dus ook afhankelijk van de Raad van State of het inderdaad voor het kerstreces naar de Kamer kan worden gestuurd. Aan mij zal het niet liggen. Ten aanzien van de andere vraag stel ik vast dat de NVAO een zelfstandig bestuursorgaan is met een eigenstandige verantwoordelijkheid bij het beoordelen van de kwaliteit. Toen de NVAO deze opleidingen onderzocht, heb ik bij haar aangegeven om ook op de maatschappelijke discussie te letten die hierbij speelt. De NVAO heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de kwaliteit op orde was. Ik kan daar niet tegen ingaan. Dan zou ik mij niet houden aan de afspraken die passen bij ons kwaliteitszorgsysteem. Ik verschuil mij dus niet achter deze regels, maar ook ik heb me aan bestuurlijke en wettelijke afspraken te houden. Nogmaals: zodra ik de mogelijkheid, met een wettelijke grondslag, heb, zal ik die zo nodig gebruiken. 

De heer Duisenberg (VVD):

Tot slot. Het antwoord op mijn vraag over de herziening van de wet is duidelijk. We zien het wetsvoorstel graag voor kerst tegemoet. Over de accreditatie heb ik twee opmerkingen. Ten eerste roep ik de minister op om gebruik te maken van haar bevoegdheid om een specifiek onderzoek in te stellen dat leidt tot intrekking van de accreditatie. Dat is echt iets heel anders dan het reguliere onderzoek dat de NVAO nu doet. Ook die uitspraak van de minister zou heel anders geïnterpreteerd worden. Ten tweede vraag ik de minister om er haar oordeel over te geven of de onderwijsleeromgeving beïnvloed wordt door deze rector. Dus even los van de NVAO: wordt de onderwijsleeromgeving van deze instelling beoordeeld? En tot slot … 

De voorzitter:

Uw tijd is op. Het woord is aan de minister. 

Minister Bussemaker:

Ik heb de NVAO toen zij de opleidingen onderzocht, gevraagd om naar aanleiding van alle ophef specifiek naar de uitspraken van die rector te kijken en die erbij te betrekken. De NVAO heeft uiteindelijk geconcludeerd dat zij in de concrete opleidingen en de vormgeving daarvan geen aanleiding heeft kunnen vinden om de kwaliteit van het onderwijs ter discussie te stellen en een onvoldoende te geven. Dan kunnen er nog allerlei andere dingen aan de orde zijn, waaronder het feit dat die rector het boegbeeld van een instelling is en dat wij, de heer Duisenberg en ik, de uitspraken van de rector onverantwoord vinden. Daar kan ik de NVAO echter niet op aanspreken. Zij heeft haar werk gedaan. De onderwijsleeromgeving kan dus van invloed zijn, maar dat is niet per definitie het geval, omdat de NVAO naar de opleiding kijkt en op die manier niet de uitlatingen van een bestuurder van een instelling weegt. Zij bekijkt op grond van een heel uitgebreid kwaliteitszorgsysteem hoe het onderwijs in elkaar zit en of daar maatschappelijke verantwoording in zit. Dat is precies de ontbrekende schakel; die zit niet in de wet voor het onbekostigd onderwijs. Dat gaan we nu veranderen. Als dat is gebeurd, heb ik een wettelijke grondslag om in te grijpen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ben ontzettend voor vrijheid van scholen, docenten en rectoren. Zij moeten kunnen zeggen wat zij willen, maar er zijn natuurlijk grenzen. Als je bevolkingsgroepen als de Koerden gaat uitmaken voor honden of homo's, dan ga je over een grens, zeker als je het boegbeeld bent van nota bene een universiteit. Dit speelt al jaren. Ik vind echt dat de politiek moet voorkomen dat zij een malle pietje is en dat de rector kan zeggen: ik kan roepen wat ik wil; de politiek doet toch niets. Dat moet dus echt afgelopen zijn. Nu zegt de minister dat er een wetsvoorstel komt en dat dit hopelijk zelfs voor de kerst komt. Dat is mooi, maar de vraag is wel of de minister kan garanderen dat zij met dat wetsvoorstel een einde kan maken aan de abjecte uitspraken van die rector. 

Minister Bussemaker:

Ik heb al eerder aangegeven wat er in dat wetsvoorstel komt te staan, namelijk dat ook onbekostigde instellingen maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten tonen. Als dat in de wet staat en er is een instelling zoals de IUR, die geen blijk geeft van het kunnen dragen van die maatschappelijke verantwoordelijkheid, dan kan ik ingrijpen. Ik heb net al gezegd dat ik ook niet zal aarzelen om de wet dan ook te gebruiken en om dus in te grijpen. 

De heer Mohandis (PvdA):

Het is niet voor het eerst dat we over uitspraken van deze rector spreken. Met deze verwerpelijke uitspraken is deze man het rectorschap, zoals hij het zelf noemt, absoluut niet waard. De minister heeft al eerder aangekondigd dat zij met een wetsvoorstel komt. De rector heeft nu weer laten zien dat hij lak heeft aan een Kamermeerderheid die vraagt om intrekking van de accreditatie. Daarom is het de vraag hoe groot de kans is dat de minister dit het moment acht om in te grijpen en om te zeggen: tot hier en niet verder, in plaats van te wachten op een wetsvoorstel met als conclusie dat we waarschijnlijk weer niets kunnen betekenen. Wat mij betreft, is de grens nu bereikt en moet de minister ingrijpen. 

Minister Bussemaker:

Het is alleen de vraag hoe dat kan. Misschien weet de heer Mohandis nog andere instrumenten dan die ik al gehanteerd heb, behalve dan de Raad van toezicht bij mij roepen. Ik kan mensen die zich gediscrimineerd voelen, nog wel een keer oproepen om aangifte doen en ik kan de inspectie er nog wel een keer op afsturen — twee weken geleden heb ik dat nog gedaan — maar ik verwacht niet dat dat tot andere resultaten zal leiden. Daarom steek ik mijn energie er liever in om dat wetsvoorstel zo snel mogelijk bij de Kamer te krijgen. En dan hoop ik — de Kamer beluisterend ga ik daar eigenlijk vanuit — dat de Kamer dit wetsvoorstel met de grootst mogelijke spoed zal behandelen. 

De voorzitter:

Tijdens die behandeling gaat de heer Mohandis uw vraag beantwoorden. Daar ga ik althans vanuit. 

Mevrouw Straus (VVD):

Namens de VVD sluit ik mij van harte aan bij de oproep van de heer Mohandis aan de minister om hier snel korte metten mee te maken. Ik ben blij dat zij ferm afstand neemt van de woorden van de rector. Het gaat hier evenwel om een onbekostigde instelling in het hoger onderwijs. Wij spreken hier vaak over burgerschapsvorming in het middelbaar onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, maar ook daar zijn particuliere onderwijsinstellingen. In hoeverre wil de minister in het wetsvoorstel meenemen dat ook voor die instellingen geldt dat zij zich terdege bewust moeten zijn van dat maatschappelijke verantwoordelijkheidsbesef? Het kan toch niet zo zijn dat een onderwijsinstelling de vrijheid van ons land gebruikt om als het ware de vrijheid van anderen ter discussie te stellen? 

Minister Bussemaker:

Dat ben ik met u eens. Laten wij dit debat evenwel voeren als het wetsvoorstel er ligt. Er zit een omissie in de WHW, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Daarom moet dit wetsvoorstel er komen. Als er nog meer nodig is — ik heb dat op dit ogenblik niet paraat — dan komt dat bij dat wetsvoorstel vast naar voren. Ik ben het in ieder geval met u eens dat burgerschapsonderwijs betekent dat leerlingen en studenten les krijgen in wat wij met elkaar als normen en waarden delen, wat de uitgangspunten van de rechtsstaat zijn en wat je mag verwachten van datgene wat het boegbeeld van een instelling uitdraagt, met begrip ook voor de academische vrijheid. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw komst naar de Kamer en dank voor uw antwoorden. 

Naar boven