12 Situatie in Israël en Gaza

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de situatie in Israël en Gaza.

Minister Koenders:

Mevrouw de voorzitter. De SGP-fractie heeft mij geïnspireerd met een aantal woorden van Einstein: "Peace cannot be kept by force; it can only be achieved by understanding". Ik zat toevallig zelf ook aan Einstein te denken toen ik dit debat aan het voorbereiden was. Dat was ook wel nodig, want we hebben een nogal ingewikkelde situatie voor ons. Verschillende leden hebben opmerkingen gemaakt over de verschrikkingen van de Gaza-oorlog en we moeten alles op alles zetten om een nieuwe oorlog te voorkomen.

Ik zat te denken aan de definitie die Einstein heeft gegeven van waanzin. Als je alles steeds weer op dezelfde manier doet, als een ritueel, en dan toch denkt dat er een andere uitkomst is, zou dat ook weleens waanzin kunnen zijn, volgens hem. Ik noem dat omdat ik ook in de Kamer de bekende standpunten van verschillende partijen hoor, en ik herken die standpunten omdat ik jarenlang met dit onderwerp bezig geweest ben. We moeten hier echter met elkaar nadenken over de volgende vragen. Waarom is tot nu toe niet gelukt wat we eigenlijk allemaal willen bereiken: een tweestatenoplossing en vrede en veiligheid voor de Palestijnen en de Israëlische burgers? En hoe kan het dat we in ons instrumentarium en in de manier waarop wij daarmee om zijn gegaan kennelijk niet de resultaten hebben geboekt die we wilden boeken? Sommigen zullen zeggen: die resultaten hebben we niet geboekt, omdat we te weinig druk hebben uitgeoefend op een van de partijen. Anderen zullen zeggen dat er juist te veel is gebeurd. Sommigen hier zeggen: we hebben de Palestijnen te veel gesteund. Anderen zeggen: er is te weinig druk op Israël geweest. Ik kom daar graag later op terug, omdat dat heel belangrijke elementen van het debat zijn. Ik denk echter dat het toch belangrijk is om ook even naar Einstein te luisteren en te kijken. Een paar dingen zijn gelijk gebleven, daar is iedereen het vandaag over eens: er is nog geen Palestijnse staat, terwijl we een tweestatenoplossing willen, en de onderhandelingen verkeren in een zeer slechte staat, om het maar even heel eerlijk te zeggen. Sommigen zeggen zelfs dat het vredesproces dood is. Dat is een vrij harde constatering. Ik kan het hier ook niet mooier maken dan het is.

Daarnaast is iets anders misschien nog wel belangrijker. We moeten ons realiseren dat de geopolitieke kaart in de wereld zodanig veranderd is, dat de setting waarin het Israëlisch-Palestijnse conflict moet worden opgelost, een andere is. Zonder in de Einsteinse definitie van waanzin te vervallen, moeten we dus bekijken hoe we in de huidige situatie kunnen voorkomen dat er opnieuw een oorlog uitbreekt, dat mensen worden geraakt en dat er onrechtvaardigheid is. Iedereen zoekt daarnaar, met verschillende middelen en ook met verschillende analyses.

Laat ik een aantal punten van die veranderende analyse aangeven, omdat ik dan ook beter kan aangeven hoe ik denk dat we verder moeten gaan. Ik ga uiteraard op al uw vragen in, maar ik zou hiermee willen beginnen. Dit is namelijk voor mij de belangrijkste motivatie, ook als minister van Buitenlandse Zaken. Sommige mensen zeggen: moeten we hier nog wat aan doen en verder trekken aan een dood paard? Ik vind dat onaanvaardbaar, en wel om twee redenen. De eerste reden is de rechtvaardigheid en de noodzaak om tot een goede overeenkomst te komen, ook naar aanleiding van de opmerkingen van de SGP-fractie. De tweede reden is dat de situatie in zekere zin nog gevaarlijker is geworden, los van de rechtvaardigheid, vanwege de situatie en de geopolitieke ontwikkelingen in de regio. Daar zitten een aantal extra risico's in, maar ook een aantal nieuwe kansen. Ik denk dat we die kansen moeten benoemen. Nederland gaat de zaak daar niet in zijn eentje veranderen. Dat gaat ons niet lukken. We hebben daar bondgenoten bij nodig, niet om ons te verschuilen achter de VN of achter de Europese Unie, maar om sterke coalities te vormen om een herhaling van de Gaza-oorlog te voorkomen. Om allerlei redenen heeft u het hier aangegeven: wat daar gebeurd is, is voor iedereen onaanvaardbaar is. Dat is terecht. Ik kom straks nog terug op een aantal van de rapporten die daarover gemaakt zijn.

Aan de kant van de Palestijnen hebben we te maken met een totaal verdeelde onderhandelingspartner. Denk maar even aan de verschillen tussen Hamas en de Palestijnse Autoriteit, maar ook aan de verschillen binnen die twee entiteiten. Dat is een groot probleem voor elke onderhandeling. Het gaat voor mij niet om een schuldvraag, maar om de realiteit.

Verder vinden er verschuivingen, verdeeldheid en veranderingen plaats in een andere situatie in de Arabische wereld, waar ook weer kansen en risico's aan zitten. De risico's zijn een verdere radicalisering van organisaties binnen Gaza, maar ook binnen de Palestijnse Autoriteit. Als mensen het gevoel hebben dat ze niet ergens voor kunnen leven, kiezen ze misschien voor het geweld. Dat zou dus betekenen dat daar ook nog eens een radicalisering zou plaatsvinden die vrede nog moeilijker maakt. Daarom vind ik het zo urgent om, los van de rechtvaardigheid, daaraan te werken. Dit is onderdeel van een geopolitiek toneel waarop radicalisme en extremisme enorme toevloed hebben gekregen, zowel in aantallen als in ernst van de ontwikkelingen.

Dit betekent ook dat er grote vragen zijn voor een organisatie als Hamas. Denk maar eens aan de grote risico's die men neemt door zich aan de ene kant te afficheren met Iran en aan de andere kant met bijvoorbeeld Saudi-Arabië. Hamas is dus ook onderdeel geworden van een geopolitieke situatie binnen de Arabische wereld. Tegelijkertijd is een land als Egypte veel meer en veel nauwer tegen Israël aan het aanschurken. Er vindt dus een radicale verandering plaats bij de coalitiegenoten die wij nodig hebben om tot vrede te komen.

Een ander voorbeeld is de rol van de Verenigde Staten. Ik ben het met een aantal woordvoerders in de Kamer eens dat die rol essentieel is. Maar ook die is anders dan een tijdje geleden. De Verenigde Staten hebben duidelijk gemaakt dat zij niet de enige zijn die op dit vlak de grote risico's willen nemen. Zij zeggen: wij zijn een partner en wij zijn nog steeds belangrijk. Ik denk dat het inderdaad vooral voor Israël van belang is dat er Amerikaanse presentie is bij de Israëlisch-Palestijnse onderhandelingen. Maar wij weten ook dat de prioriteit in de Verenigde Staten nu ligt bij het tot stand brengen van een effectief controleerbare overeenkomst met Iran. Dit betekent dat ik niet verwacht dat er op dit vlak grote initiatieven zullen worden genomen tot eind juni. Misschien heb ik het fout, maar ik denk dat er nu een andere prioriteit is.

Er is ook iets veranderd in Europa. Dat is veel strategischer dan wij een aantal jaren geleden gedacht zouden hebben. Ik zeg eerlijk dat ik denk dat ik nu de motie van, naar ik meen, de leden Omtzigt en Sjoerdsma niet ontraden zou hebben. Nogmaals, ik denk dat het belangrijk is om ons niet te verschuilen, maar om duidelijk te kiezen, ook voor een Europese rol in dezen. Daarbij moet Europa die rol niet als enige op zich nemen, maar wat mij betreft in nieuwe coalities met de Arabische wereld en met de Verenigde Staten. We hebben niet zoveel tijd te verliezen, want laat er geen misverstand over bestaan: de situatie is slecht. De woordvoerders spraken over de nieuwe Israëlische regering. Nederland gaat dan inderdaad bekijken en beoordelen wat de Israëlische regering gaat voorstellen. Het is positief nieuws dat de eerste effort waar we allemaal echt in de afgelopen weken de nadruk op hebben gelegd, een groeiende consensus binnen Europa is en dat wij daar een verantwoordelijkheid hebben, zowel vanwege de rechtvaardigheid aan beide kanten als vanwege de urgentie en de risico's. Die rol moet groter worden. Die is ook vastgelegd in een aantal conclusies van de Europese Unie die de leden kennen en die in het debat ook herhaald zijn. Die conclusies hebben te maken met de tweestatenoplossing en met steun aan de opbouw van de Palestijnse staatsvorming via economische samenwerking. Daar wordt in de Kamer verschillend over gedacht, dat weet ik, maar ik vind dat een essentieel punt.

Tegelijkertijd hebben wij mevrouw Mogherini gevraagd om die rol op te pakken. Dat is unisono gebeurd, hetgeen vrij uniek is in Europa, want als het om dit probleem ging, had je altijd een heleboel verschillende scholen, om het zo maar te noemen. Nu ziet iedereen de urgentie hiervan in. Wij hebben dus een aantal maatregelen in het vooruitzicht gesteld die afhankelijk zijn van de medewerking van partijen in het proces. Ik kan nu alvast zeggen dat ik daar niet op ga vooruitlopen, omdat ik dit een kans wil geven. Dit heeft mede te maken met de samenwerking van de partijen. Dat is een belangrijke conclusie geweest. Gisteren hebben wij in de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken in Europa besloten om mevrouw Mogherini niet alleen te vragen om daar zo snel mogelijk heen te gaan, maar ook om net zoals bij de Syrische onderhandelingen een stresstest te maken. Dit is de realiteit met een nieuwe regering in Israël waarvan we nog niet weten wat ze gaat doen, maar die ook een aantal opmerkingen heeft gemaakt die ons niet optimistisch hebben gestemd. Iedereen hier heeft, volgens mij terecht, opmerkingen daarover gemaakt, maar in the end gaat het altijd om de feiten en om te zien wat er gebeurt in de praktijk.

In de Raad hebben wij dus gezegd: gaat u daar zo snel mogelijk heen en gaat u ook zo snel mogelijk met Abbas van de Palestijnse kant praten. Ook daar ligt namelijk een groot probleem van een verdeelde onderhandelingspartner. Maakt u die stresstest. Dat moet niet op de ouderwetse manier, maar door iets aan te bieden over de mate van samenwerking. Dat kan via de conclusies die we enige tijd geleden getrokken hebben en die te maken hebben met carrots and sticks. Daarin wordt gesteld dat Europa er ook is om oplossingen te creëren. Ik denk dat dit voor Nederland strategisch een essentieel punt is.

De heer Knops (CDA):

Allereerst denk ik dat het heel goed is dat de minister ruiterlijk erkent dat hij, met de kennis van vandaag en de wijze waarop het conflict zich heeft ontwikkeld, de motie van bijna een jaar geleden nu anders zou hebben beoordeeld dan zijn voorganger heeft gedaan. Mijn vraag gaat echter met name over het traject erna. Ik ben ervan overtuigd dat het een heel goede lijn zou kunnen zijn binnen Europa, maar we willen natuurlijk weten of er in het verleden al verschillende posities betrokken zijn en op dit moment zelfs nog actief zijn. Dat gaf de minister zelf aan. Frankrijk heeft bijvoorbeeld een bijzondere positie ingenomen. Denkt de minister dat de opdracht aan mevrouw Mogherini een inclusieve opdracht is, waarbij alle landen die met initiatieven bezig zijn in de lijn van de Hoge Commissaris opereren omdat daarmee de slagkracht vergroot wordt, of is er sprake van twee parallelle processen?

Minister Koenders:

Dat is een heel goede vraag. De heer Knops heeft geen naïeve minister voor zich. Ik zal nu dus niet zeggen dat de Europese Unie op al deze punten altijd bij elkaar blijft, want dat kan ik niet bewijzen. In de periode dat ik minister van Buitenlandse Zaken ben, merk ik wel een groeiende consensus en frustratie naar aanleiding van de Gaza-oorlog en het gebrek aan voortgang. Veel meer dan voorheen wil men niet alleen de paymaster zijn, maar ook een politieke rol spelen. Volgens mij is er een realistische inschatting gemaakt waaruit blijkt dat Europa het niet alleen kan. Dat is terecht opgemerkt. De Verenigde Staten horen er ook bij. Ik denk dat de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, met wie ik twee weken geleden hierover gesproken heb, zeer geïnteresseerd is in de Europese rol, maar dat zelf ook wil oppakken. Ik heb net al gezegd dat ik de complexiteit van alle conflicten op dit moment natuurlijk ook zie. Ik zie ook dat daar het Iran-deel vooropstaat. Dat is een kwestie van keuzes. Het betekent niet dat men passief reageert op de andere gebieden. Ik denk dat wel zeker druk op Israël en de Palestijnen wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld ten aanzien van het nederzettingenbeleid. Het is echter essentieel dat de landen in Europa bij elkaar blijven. Er is één voorbeeld uit het recente verleden waarbij dat niet gebeurd is. Ik denk aan de resolutie van de VN-Veiligheidsraad naar aanleiding van initiatieven van de kant van de Palestijnse Autoriteit, waar Luxemburg en Frankrijk een andere positie innamen dan het Verenigd Koninkrijk. Gisteren heb ik in het belangrijke debat opgemerkt dat ik zo'n verschil op dit moment niet zie, en dat de Verenigde Naties en de rol van een resolutie ook als productief worden gezien. Dat moet dan wel een resolutie zijn die niet leidt tot verdere verdeeldheid. Het moet een consensus-resolutie worden. Ook daar zie ik interessante ontwikkelingen. Nogmaals: de naïviteit ben ik allang voorbij over dit onderwerp. Gezien de andere geopolitieke veranderingen zie ik wel de urgentie om de twee redenen die ik noemde: de grotere rol van Europa en de groeiende consensus om mevrouw Mogherini namens heel Europa naar het gebied te sturen.

Ik wijs daar ook op naar aanleiding van de vragen die gesteld zijn over de Europese rol. Mevrouw Mogherini is met de heer Gentilini, die benoemd is tot speciale vertegenwoordiger van Europa, naar het gebied gereisd met de bedoeling om daar te blijven. Het gaat natuurlijk niet om één bezoek. Ik denk dat dit ook essentieel is en dat daar het engageren van de regio bij hoort. Ik denk dat dit belangrijk is. Iedereen die de locatie en de beïnvloeding van het probleem kent, is zich ervan bewust dat het echt belangrijk is dat de regio erbij betrokken wordt. De onveiligheid is al genoemd door een aantal Kamerleden en wordt ook door Israël ervaren, gezien het extremisme in de regio. Ook op het geopolitieke spel met Hamas is al gewezen. Daar is actieve politiek voor nodig. In die zin is het echt anders dan een paar jaar geleden. De oude instrumenten moeten daarom niet op dezelfde manier gehanteerd worden. Ik denk bijvoorbeeld aan de nauwere betrekkingen tussen Egypte en Israël en de veel moeilijker relatie tussen de Palestijnen, en Hamas in de Gazastrook en Egypte.

Dat verandert het hele spel, en daarom vind ik het belangrijk om, zonder naïviteit, te zeggen: deze minister staat voor een activistische politiek met twee elementen. Het eerste is een bilateraal element. Daarbij gaat het denk ik ook om het feit dat wij goede betrekkingen hebben met beide partners en door beide ook zeer gewaardeerd worden. Ik kom straks nog even terug op die fora, maar beide partijen willen dat we daarmee doorgaan, juist omdat het mogelijkheden schept om op allerlei manieren deze discussie aan te gaan. Ik ga uit van de wens van de partijen zelf bij de vraag of zoiets zinnig is of niet. Naast het bilaterale spoor geldt het Europese spoor als het belangrijkste aangrijpingspunt om zonder naïviteit, maar wel met een groot gevoel van urgentie, opnieuw niet in hopeloosheid of cynisme te vervallen maar met Einstein te proberen om via een reële weg voortgang te vinden. Daarbij is niets uitgesloten, carrots nor sticks; ik verwijs naar de Europese conclusies daarover. Maar het gaat er nu wel om dat we effecten bereiken. Ik ben dus niet bereid om daarover nu voorbarige uitspraken te doen. Het is goed dat we nu spreken, maar het is niet aan mij om nu op de feiten vooruit te lopen. Dit is het pad: niets in- of uitsluiten, vertrouwen winnen, een nieuwe geopolitieke situatie en er met elkaar alles op zetten om ervoor te zorgen dat de geschiedenis zich niet elke keer herhaalt. Het voorgaande zei ik naar aanleiding van de geopolitieke situatie.

Er zijn een aantal vragen gesteld over de uitlatingen van de leden van de nieuwe Israëlische regering. Zoals ik net zei, is dat in ontwikkeling. Wij hebben destijds uiteraard kennisgenomen van de verkiezingsretoriek van een aantal kandidaten. Op Kamervragen heb ik geantwoord dat het voor ons van essentieel belang is dat de tweestatenoplossing vooropstaat en dat de partijen zich aan de mensenrechten houden. De Israëlische verkiezingen hebben geleid tot een regeringscoalitie met de kleinst mogelijke meerderheid in de Knesset. Dat betekent dat er op zichzelf weinig manoeuvreerruimte is. Wij bekijken hoe zich dat ontwikkelt, maar ik vind het van belang om daar op dit moment niet op vooruit te lopen, omdat ik zie dat de combinatie van druk en dialoog die we nu als Europa laten zien in de richting van alle partijen de enige weg is om voortgang te maken. Ik heb ook gewezen op de initiatieven die we echt moeten nemen om ervoor te zorgen dat de eenheid van de Palestijnen vergroot wordt. Het is een groot probleem dat die er niet is. Straks zal ik nog iets zeggen over hoe we de hulp aan Gaza kunnen versnellen, want die opbouw gaat veel te langzaam. Dat is een drama voor de mensen daar. Ik vind het echt een situatie die niet houdbaar is.

Naast de politiek die ik nu heb om Nederland zeer actief te positioneren in het internationale kader, zowel bilateraal als multilateraal, vind ik het ook van belang dat er twee boodschappen komen. Even los van wie de sterkere of de zwakkere partij is: beide moeten wel hun huis in orde maken. Ik heb zelf jarenlang bij onderhandelingen gezeten. Ik kan morgen zeggen: gaat u maar aan tafel zitten. Maar als dat morgen gebeurt, kun je uitvogelen dat het waarschijnlijk niet tot resultaat zal leiden. Beide partijen zullen zich dus echt moeten beraden. Vandaar ook de stresstest: waar staat u nu eigenlijk in deze onderhandelingen? Bent u bereid om opnieuw, samen met de partners die ik net noemde, deze kans te wagen en het gemeenschappelijke belang voorop te laten staan?

Ik denk dat er daarvoor een aantal mogelijkheden liggen. Die hebben ook te maken met de geringe mogelijkheden die we hebben. Er zijn Zwitserse en andere initiatieven — de heer De Roon heeft daarover gesproken — om er in ieder geval voor te zorgen dat wat we nu zien aan Palestijnse kant niet continueert, omdat de verdeeldheid daar niet helpt om te komen tot verzoening. Ik denk dat dit essentieel is. Als een partij die zich zwakker voelt onderling gaat bakkeleien, heb je een enorm probleem, zowel internationaal als met betrekking tot je onderhandelingspartner. Daarom zet de Nederlandse regering zich daarvoor in. Daar kom ik zo nog even op terug. Mijn beleid is dus ook vooral het behoud van de tweestatenoplossing. Daar zijn een heleboel mensen sceptisch over geworden. Dat ben ik niet, hoewel de geschiedenis daar mij tot nu toe ongelijk in heeft gegeven.

Het is het conflictmanagement, het verminderen van de risico's in Gaza en tegelijkertijd de stresstest en een actievere rol van de Verenigde Naties met betrokkenheid van de regionale partners bij een doorstart van een mogelijk vredesproces, waarbij het Arab Peace Initiative als uitgangspunt zou kunnen worden genomen. Dat is ook de discussie die in de VN-Veiligheidsraad zal plaatsvinden over de parameters. De duivel zit altijd in de details. Partijen moeten het daarover eens worden. Ik denk dat het van belang is dat die parameters door de internationale gemeenschap worden vastgelegd. In dat opzicht steunen wij het Franse initiatief om tot een resolutie te komen. Het moet echt op consensus gericht zijn. Idealiter zou dat kunnen leiden tot een herstart van het onderhandelingsproces, maar ook zonder dat draagt het verankeren van die parameters bij aan het behoud van die tweestatenoplossing en het creëren van een politiek perspectief voor het eindspel.

De heer Ten Broeke (VVD):

De minister zei zojuist dat de Europese Raad van ministers het mogelijke Franse initiatief voor een Veiligheidsraadsresolutie ondersteunt. Wij weten geen van allen wat de Fransen op dit moment aan het opstellen zijn, wat de Fransen zouden willen voorstellen. Maar wij weten wel dat in een mogelijke Franse resolutie ook een timetable wordt opgenomen, een eindmoment waarbinnen die onderhandelingen moeten zijn begonnen. Ik heb de rest van het betoog van de minister zo verstaan dat oneigenlijke druk op dit moment geen verstandig idee is. Zou hij die twee dingen eens met elkaar kunnen combineren?

Minister Koenders:

Wat dat laatste punt betreft hebt u gelijk. Ik sluit druk nooit uit, maar met oneigenlijke druk op het moment waarop er echt de noodzaak is om partijen bij elkaar te brengen, bouw je een mislukking van tevoren in. Ik denk niet dat een van de partijen dat nu wil.

Over een VN-Veiligheidsraadsresolutie heb ik gezegd dat de Europese partners het van belang vinden dat zo'n resolutie er komt. Daarin moeten een aantal parameters worden vastgelegd en mogelijkerwijs ook een tijdschema, maar dat moet uiteraard gebaseerd zijn op een consensus, ook na de stresstest. Immers, de partijen moeten het daarover eens worden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Over die stresstest komen wij straks misschien nog even te spreken, maar ik wil eerst ingaan op die mogelijke resolutie. De vorige keer dat daar sprake van was — naar ik meen was dat in het najaar van 2014 — liep dat stuk op onenigheid binnen Europa. Groot-Brittannië was toen volgens mij de spelbreker. Ook de Amerikanen hadden op dat moment niet zo heel veel trek in zo'n resolutie. Mag ik het zo verstaan dat nieuwe pogingen van Franse zijde nadrukkelijk ook door Nederland worden bekeken vanuit het beginsel dat de minister zojuist als het primaire beginsel naar voren heeft gebracht, namelijk consensus?

Minister Koenders:

Ja, ik vind ook dat die eerdere poging om tot een Veiligheidsraadsresolutie te komen, onverstandig was. Ik denk dat men wist dat die poging niet tot resultaat zou leiden. Op zo'n moment kom je echt in de problemen. Er is gesproken over internationaal recht en over samenwerking. Ik denk dat iedereen wil voorkomen dat er een vetorecht komt of dat de consensus wordt ondergraven. Daarom denk ik dat het juist goed is dat er in de Europese Unie een brugfunctie is, uiteraard na de gesprekken met de partijen om te komen tot iets wat tot consensus in de Verenigde Naties kan leiden. Anders blijven wij de geschiedenis herhalen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het is natuurlijk een goed idee om binnen de Verenigde Naties consensus te bereiken. De minister sprak van een aantal parameters. Ik ben benieuwd wat die volgens de minister precies inhouden.

Minister Koenders:

Daar ga ik niet precies op in, omdat het een nadeel voor vredesbesprekingen is als de Nederlandse regering nog eens even gaat bepalen wat de parameters zijn. Ik wil er wel duidelijk over zijn dat ze in ieder geval te maken hebben met een aantal punten die al eerder zijn vastgelegd en die bijvoorbeeld te maken hebben met de grenzen van 1967. Als u daar specifiek aan refereert, dan kan ik u daarover geruststellen. Het blijft de positie van de Nederlandse regering dat nederzettingen illegaal zijn en dat de grenzen van 1967 uitgangspunt zijn.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Met alle respect en eerbied: het voorbeeld dat de minister geeft, is volgens mij een vaststaand feit. Het zou dus al een vastgestelde parameter moeten zijn. Ik snap waarom de Nederlandse regering hieraan geen invulling kan geven in de Tweede Kamer, maar ik zou de minister toch op het hart willen drukken dat er concrete parameters moeten komen die door iedereen worden gedeeld. Ze moeten verder zo worden vastgesteld dat er nooit meer discussie over kan ontstaan.

Minister Koenders:

Dat ben ik met u eens. Dat is ook de kern van het argument waarom er een VN-Veiligheidsraadsresolutie moet komen. Er zijn nu natuurlijk al wel parameters. Laten we eerlijk zijn: iedereen kent de contouren van een eventuele overeenkomst, maar de duivel zit als altijd in de details. Dat is voor iedereen die dit niet langer wil, niet aanvaardbaar. Daarom is het ook van belang om tot zo'n consensusresolutie te komen.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Kuzu.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Een heel korte vraag, voorzitter! Wanneer kunnen we dat verwachten?

Minister Koenders:

Als ik dat zou weten, zou ik misschien wel de Nobelprijs kunnen winnen. Laat er geen misverstand over bestaan: ik deel echt de zorgen van iedereen hier in de Tweede Kamer en ik begrijp de roep om urgentie, ook als bewindspersoon die zelf in het verleden nauw bij dit proces betrokken is geweest. Ik realiseer me dat Nederland zijn rol niet kleiner maar ook niet groter moet maken. Een antwoord op deze vraag kan ik dan ook niet geven. Het is wel duidelijk dat de Europese Unie en Nederland hebben gezegd: de status quo is niet stabiel en niet houdbaar en dat betekent dat er urgentie nodig is.

Bij alle vredesprocessen is het zo dat als je zegt dat het een heleboel tijd mag kosten, de geschiedenis zich herhaalt. Hoe vervelend ik het ook vind, als ik zou zeggen "het moet binnen drie weken", dan kan ik u op een briefje geven dat dit niet gaat gebeuren vanwege de zojuist door mij geschetste elementen.

De heer Sjoerdsma (D66):

De minister zegt dat hij een zeer activistische politiek zou bedrijven. Ik ben dan wel heel benieuwd te horen wat dat activisme precies behelst.

Minister Koenders:

Dat heb ik u zojuist aangegeven.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan kan ik niet anders dan concluderen dat het activisme behelst dat de minister naar Europese consensus streeft. Ik kan hem daarin alleen maar aanmoedigen, want dat doet hij terecht. Maar dat is natuurlijk niet het activisme dat in deze situatie mag worden verwacht. Laat ik een concretere vraag stellen over iets wat niet per se activistisch is, maar misschien wel aansluit bij wat Nederland zou moeten doen. Wij hebben de fora. Deze zijn door uw voorganger aangeduid als een intensivering van de betrekkingen. Vindt de minister dat de voortgang van die fora afhankelijk moet zijn van het antwoord op de vraag of beide partijen, zowel Israël als Palestina, zich houden aan het internationale recht en de mensenrechten en of zij zich bereid tonen zich constructief op te stellen bij de onderhandelingen? Ja of nee?

Minister Koenders:

Ik zou graag eerst op uw opmerking willen ingaan dat mijn activisme bestaat uit het streven naar consensus binnen de Europese Unie. Als ik dat hoor, vraag ik me af wat ik de afgelopen tien minuten precies heb gezegd. Het valt mij ook tegen van een Europeaan als u. U zegt immers namens D66 elke keer maar weer: laten we het Europese veiligheidsbeleid versterken. Ik zeg u dat ik bezig ben om dat in te vullen. Ik heb zelfs aangegeven dat ik misschien anders over een motie zou hebben geoordeeld. En dan zegt u vervolgens: het stelt allemaal niks voor; het is aan consensus bouwen. Ik vind dat echt onterecht, maar die redeneerlijn laat ik aan u.

Ik wil graag met u over de fora spreken, maar die zitten eigenlijk iets verderop in mijn betoog; misschien kan ik daar iets later uitgebreider op terugkomen. Ik kan u nu al wel zeggen dat het voor mij van heel erg groot belang is wat de partijen zelf vinden. Als ik met de Palestijnen en de Israëli's praat over het wekken van vertrouwen en, juist op dit moment, het versterken van de relaties via intensivering, merk ik dat beide partijen daar zeer enthousiast over zijn. Daarom vind ik het moeilijk om namens de Nederlandse regering te zeggen: dat doen we dan maar even niet; we gaan dat aan allerlei conditionaliteiten binden.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dit zit een beetje in tussen een opmerking en een echt antwoord in. U zegt dat u dit punt later nog een keer oppakt, maar laat ik nu toch maar een vervolgvraag stellen. Het gaat niet zozeer om de vraag of beide partijen hierop zitten te wachten. Die zitten hier natuurlijk op te wachten, want het is een mooie kans voor zowel Israël als Palestina. Ik zie tegelijkertijd ook dat er voortdurend nederzettingen bij worden gebouwd, dat het geweld aan beide kanten oplaait en dat er maar beperkte bereidheid is om te onderhandelen. En dat roept bij mij de vraag op of u vindt dat de relaties bilateraal moeten worden geïntensiveerd. Ja of nee? Dat is de vraag die voorligt.

Minister Koenders:

Het is een als-danvraag. We zijn bezig met een vredesinitiatief. Ik denk op dit moment — als de heer Sjoerdsma dat antwoord wil weten — dat we de tweede editie van de fora moeten laten doorgaan, juist ook omdat er geen sprake is van voortgang in de vredesonderhandelingen. Politieke consultaties vormen nadrukkelijk een onderdeel van de fora. Beide partijen willen graag dat die fora doorgaan. Nederland kan via die fora een bijdrage leveren aan een verbetering van het klimaat tussen beide partijen. We hebben daarom ook een aantal verzoeningsprojecten opgezet. We hebben ook een redelijke relatie met beide partijen. Die relatie is niet kritiekloos. Dat heb ik de Kamer ook duidelijk gemaakt. Dat is inclusief het nederzettingenbeleid. Dit moment biedt een mogelijkheid van kritische boodschappen. Ik ga echter niet op een moment dat beide partijen dit belangrijk vinden, vanwege van een verhandeling met de heer Sjoerdsma, met alle respect, nu zeggen: dat laten we niet doorgaan. Ik heb dezelfde kritiek op het gebrek aan voortgang en ten aanzien van de nederzettingen. Ik geloof echter niet dat het stopzetten van fora, waarbinnen enorme contacten worden opgebouwd, met de VNG in de Palestijnse gebieden en met een aantal van de economische spelers, een goede zaak is. Ik denk, eerlijk gezegd, dat het tegendeel waar is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog een aanvullende vraag over dit proces, in aanloop ook naar de mogelijke VN-resolutie vanuit Frankrijk. De minister sprak net over de carrot-and-stick als het gaat om Israël. Ik neem aan dat, in het verlengde van wat de minister daarna heeft gezegd, de stick op dit moment niet opportuun is omdat je juist probeert de partijen aan tafel te krijgen. Maar hoe denkt de minister de eenheid binnen de Palestijnse Autoriteit weer te herstellen, daar waar de Palestijnse Autoriteit nog niet eens toegang heeft tot Gaza? Immers, als je beide partijen aan tafel wilt krijgen, moet er wel sprake zijn van twee en niet van drie partijen.

Minister Koenders:

Ik heb alleen herhaald wat de conclusies zijn van de Europese Raad. Ik heb over een pakket van mogelijke maatregelen gesproken. Het gaat zeker niet alleen over sticks en het gaat zeker niet alleen over Israël. Het is mede een onderdeel van de evaluatie die wordt gedaan. Dit even voor de helderheid van de interpretatie. Ik vind het inderdaad ongewenst om aan die strategie al invulling te geven en tot conclusies te komen op een moment dat de Hoge Vertegenwoordiger bezig is om actief haar werk te verzetten in het Midden-Oosten.

Het tweede onderwerp dat de heer Voordewind aan de orde gesteld heeft, is een heel belangrijk punt. Hoe kunnen we helpen en ervoor zorgen dat het weer mogelijk wordt om in ieder geval met een eenheidsregering te onderhandelen? Dat is niet eenvoudig. De Kamer weet dat er ook nog een specifieke problematiek is met betrekking tot Hamas. Het is van belang om zowel druk uit te oefenen als de dialoog aan te gaan om tot een verzoening te komen. Dat geldt net zo goed voor de Palestijnse kant. Dat is echter essentieel. Ik kom zo nog op enkele vragen die specifiek te maken hebben met betalingen, risico's en tunnels. Dat zijn heel kritische zaken die op het ogenblik ook een risico vormen. Ik heb net ook gesproken over mijn angst voor verdere radicalisering. Wij geven daar prioriteit aan, zowel als het gaat om financiering als dat het gaat om ondersteuning via de Verenigde Naties. Er zijn ook enkele initiatieven van individuele landen, zoals Zwitserland. Destijds is de voorganger van de huidige Speciale Vertegenwoordiger van de VN daar een actieve rol in gaan spelen. Daar gaat het om. De heer Voordewind heeft daarin gelijk; dat is een essentieel punt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Los van het hele proces en los van hoe dat verdergaat, ben ik oprecht benieuwd naar de inzet van Nederland om juist de partijen weer bij elkaar te krijgen, alsook naar welke invloed bijvoorbeeld Arabische landen daarop zouden kunnen hebben. Egypte ligt nu wat lastiger als het gaat om Hamas en Fatah, maar toch zou dat een mogelijkheid kunnen zijn om beide partijen weer bij elkaar te krijgen. Ik ben dus benieuwd wat de inzet van Nederland is om die partijen weer bij elkaar te brengen, als het gaat om EU en die landen.

Minister Koenders:

Er is natuurlijk een aantal mogelijkheden om dat te doen. De vraag is welke ruimte ik daarvoor van de Kamer krijg. Ik heb ook begrepen dat we een politiek hebben die, terecht, gebaseerd is op het feit dat Hamas een terroristische organisatie is en dat er aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan alvorens ze bij het vredesproces te kunnen betrekken. Niettemin is er, zoals de heer De Roon heeft aangegeven, op allerlei manieren informeel contact via derden. Ik denk dat dat essentieel is. De Nederlandse regering zal dat bevorderen opdat verdere verzoening mogelijk wordt. Ik vind dat de signalen daarover niet positief staan, zowel aan de kant van de Palestijnse Autoriteit als aan de kant van Hamas. Ik vind dat risicovol. Wij zullen op allerlei manieren, voor of achter de schermen, proberen om dat te bevorderen, zowel in Europees verband als in nationaal en internationaal verband.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik haak graag nog even in op de eerste vraag van de heer Sjoerdsma en het antwoord van de minister daarop. In mijn beleving werd het een wat wonderlijke discussie. Ik kan de minister volgen, wanneer hij zegt dat hij streeft naar consensus in Europees verband om iets te doen en dat hij geen eigen richting inslaat. Ik heb echter toch de indruk dat de minister zich nogal hult in wolligheid. Aan welke carrots en sticks in Europees verband, bij voorkeur in consensus, wordt dan gedacht? Als wij het daarover niet kunnen hebben, dan hebben wij het hier eigenlijk nergens over. Dat zou toch wel erg jammer zijn.

Minister Koenders:

Dat zou inderdaad heel jammer zijn, maar dat is ook niet de bedoeling. Met alle respect, er is regelmatig over gesproken voordat u terugkwam in de Kamer. Wij hebben mevrouw Mogherini gevraagd om met een strategie daarvoor te komen. Het is nu echt een Europese verantwoordelijkheid. Zij is daarmee bezig. Zij is nu op pad en zal met conclusies terugkomen die in Europees verband worden besproken. Zo is het, of wij dat nu leuk vinden of niet. Ik vind het belangrijk dat wij ons realiseren wat de maatvoering van het geheel is. Wij hebben gekeken dat er in het verleden eigenlijk weinig resultaten zijn geweest. Ik vind dat wij Europa de kans moeten geven. Het is geen kwestie van denken: laat maar, in Europa heb ik er niks meer mee te maken. Er is nu een kans. Vervolgens zal men ook eens andere middelen moeten inzetten dan de geëigende middelen die al jaren worden gehanteerd. Wij moeten echt kijken naar een nieuwe mogelijkheid om partijen bij elkaar te brengen, dus ik ga er op dit moment niet over speculeren.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is toch wel wat teleurstellend. Het is niet mijn bedoeling dat de minister zegt: Nederland wil per se die, die of die aanpak en als het dat niet wordt, is er dus geen sprake van Europese consensus. Dat snap ik. Hij zegt nu wel dat hij gewoon gaat afwachten tot mevrouw Mogherini met iets komt. De minister heeft daar toch een inzet in? Als hij met mevrouw Mogherini spreekt, dan heeft hij een beeld van wat hij zou willen? Daarover willen wij het graag met hem hebben.

Minister Koenders:

Zeker, daar hebt u ook alle recht toe. Ik heb net gezegd dat partijen opnieuw in dialoog en onder druk moeten worden gebracht tot acceptatie van de tweestatenoplossing en dat er verzoening moet komen tussen de Palestijnse partijen. Dat kun je niet afdwingen, het eerste noch het tweede. Ik heb ook gezegd dat wij de Arabische landen daarbij moeten betrekken. Dat is een keuze die zeker niet door iedereen is gemaakt. Dat betekent dat wij een aantal initiatieven moeten nemen voordat aan het eind van volgende maand ook de Amerikanen daarbij betrokken kunnen raken. Enfin, ik geef een aantal voorbeelden van wat er nu moet spelen, willen wij een initiatief creëren dat daadwerkelijk consequenties heeft. Ik kan u niet de verzekering geven dat dit zal lukken. Ik zie dit op dit moment als de beste weg. Als u een andere weg weet, sta ik daar zeer voor open.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb die laatste oproep gehoord. We kunnen vanuit Nederland niet heel veel doen. Het is logisch dat we kijken naar wat er in Europees verband gebeurt. Wanneer we in Europees verband de vrede, de politieke oplossing kunnen bevorderen, dan moeten we dat zeker doen. Wat Nederland zelfstandig kan doen, moeten we echter niet nalaten. We moeten niet wachten op wat er uit Europa komt, want dat kan nog wel eens heel lang gaan duren. Tot op heden heeft dat het proces niet verder geholpen.

Ik wil de minister het volgende voorhouden. Hij heeft heel duidelijk politieke doelstellingen in dit conflict. Er zijn Nederlandse instrumenten. Ik noem de samenwerkingsfora, die de minister zelf ook altijd roemt. Beide partijen willen dat, laten we voortgaan. Ik noem ook de kwestie van de etikettering. Op dat punt kan Nederland in eigen land meer doen door te zorgen voor een betere handhaving. Ik noem ook het thema van de erkenning. Dat zijn drie terreinen waarop Nederland zelfstandig, soeverein kan handelen. Is het, gezien de situatie in de afgelopen jaren, de vooruitgang, de ontwikkeling — of eigenlijk het gebrek aan vooruitgang en het gebrek aan ontwikkeling — nu geen tijd dat Nederland gebruik gaat maken van de instrumenten waarover het zelfstandig kan beschikken? Of is de minister van mening dat er op Europees niveau vooruitgang wordt geboekt, zodat we niet zelfstandig hoeven te handelen?

Minister Koenders:

Dat is een dichotomie die niet de mijne is. Het is niet zo dat wij wachten op Europa of daar geen inzet in hebben. Ik heb dat zojuist al naar voren gebracht. Laat ik een aantal elementen noemen. Misschien moeten we ze maar eens even bij de horens vatten. Ten eerste noem ik het punt van de etikettering. Het is bekend dat we een brief aan de hoge vertegenwoordiger mede hebben ondertekend. Daar is niet iedereen even blij mee, maar het is belangrijk om dit te doen en het is belangrijk dat dit binnen een Europees kader gebeurt. Dan ben je effectief. Dit is ook gedaan omdat het publiek en het bedrijfsleven belang hebben bij duidelijkheid over de herkomst van de producten die zij kopen. Het kabinet streeft daarbij inderdaad naar een Europese aanpak. Overigens ligt daar ook een competentie van belang. Die moet nationaal uitgewerkt worden. Gezien het bestaan van een gemeenschappelijke markt is het van belang dat lidstaten het beleid op dezelfde manier uitvoeren. Daarom heb ik samen met twaalf andere landen een brief ondertekend waarin het belang van de Europese aanpak wordt benadrukt. Dat is ook besproken met de Hoge Vertegenwoordiger, die daar antwoord op zal geven. Je kunt niet zeggen dat dit geen belangrijke bijdrage is. Ik vind dit essentieel.

De heer Van Bommel wil allemaal nationale maatregelen, omdat hij denkt dat die effectief zijn. Ik heb net gezegd dat wij besluiten hebben genomen over het staande ontmoedigingsbeleid. Dat ga ik niet veranderen. Ik vind dit een belangrijke weg en die zal ik voortzetten. In die zin zijn wij het op dat punt oneens.

Ik dacht dat ik heel duidelijk was geweest over het punt van de erkenning. Ik merk overigens dat daar in dit parlement verkeerde opvattingen over bestaan. Het is absoluut niet zo dat de Nederlandse positie anders is dan die in Frankrijk, in het Europees Parlement of in Duitsland. Deze regering heeft gezegd dat ze erkenning inzet op een strategisch moment. Dat betekent dus niet dat een van de partijen daar in onderhandelingen een vetorecht over heeft. Die positie wordt ingenomen door een grote meerderheid van de Europese landen en parlementen. Daar heb ik me bij aangesloten. Dat is het tweede punt. Ik denk dat dat essentieel is.

Ik denk echt dat dit de zaak vooruitbrengt op de manier die ik zojuist heb aangegeven. Ik heb ook gezegd dat de fora belangrijke instrumenten zijn om vertrouwen mee op te bouwen en ervoor te zorgen dat er kritische noten kunnen worden gekraakt. Er is hier in de Kamer aan mij gevraagd om een aantal verzoeningsprojecten op te zetten. Nederland is een van de weinige landen die dat nog doet. Dat wordt door beide partijen zeer op prijs gesteld. Daarom ben ik ook niet van plan om een belangrijk nationaal instrument op te geven als dat kan bijdragen aan een positieve ontwikkeling in de regio.

De heer Van Bommel (SP):

De minister gaat volkomen voorbij aan mijn punt. Ik begon mijn interruptie door de minister om een beoordeling te vragen. Is de minister van mening dat er vooruitgang wordt geboekt in de belangrijke politieke doelen die Nederland met betrekking tot dit conflict gesteld heeft? Komt de vrede dichterbij? Komt de tweestatenoplossing dichterbij? Het antwoord daarop heeft de minister niet gegeven. Ik kan hem dat antwoord wel voorzeggen: nee, daarin wordt geen vooruitgang geboekt. De vraag die dan aan de orde is, is of Nederland geen gebruik moet maken van de instrumenten waarover het zelf kan beschikken. Ik heb die instrumenten genoemd. De minister moet de Europese weg niet nalaten, maar we moeten ook ons eigen werk doen. Ik roep de minister op om, ook omwille van de eigen geloofwaardigheid, alsjeblieft gebruik te maken van de instrumenten waarover Nederland beschikt als het Europese traject geen effect heeft. Ik heb ze genoemd. Als de minister ze niet gebruikt, kan hij achteroverleunen en zeggen dat hij wacht tot Europa het oplost. Wat betreft dat ene kleine voorbeeld van de etiketten: in Nederland liggen de winkels vol met producten met op het etiket "made in Israel", terwijl de minister en ik weten dat dit een leugen is en dat dit niet klopt. We laten dus een situatie voortbestaan waarin de Nederlandse consument belazerd wordt. Dat is niet in de haak.

Minister Koenders:

Daar zijn wij het over oneens. De heer Van Bommel trekt foute conclusies. De eerste is dat ik achterover zou hangen. De tweede is dat wij nationaal niets doen. De derde is dat er geen ontmoedigingsbeleid bestaat op het punt dat hij zojuist aan de orde bracht. Wij hebben dat vastgesteld. Zo ziet de Nederlandse regering dat nu. Ik ga dat nu niet verder uitbreiden of inperken. Ik heb juist gezegd dat ik de Europese route een kans wil laten krijgen. Daar kunnen wij politiek over van mening verschillen. Dan is het altijd makkelijk om te zeggen: de regering verschuilt zich achter Europa. Ik vind dat weinig productief. Ik heb net aangegeven hoe wij voortgang kunnen boeken op een methode die mij veel aansprekelijker lijkt dan de voorstellen van de heer Van Bommel. Ik ben bang dat wij het daar dus gewoon niet over eens zijn.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Begrijpt de minister dat het labelen of het etiketteren van producten kan leiden tot een boycot? Hoe rijmt hij dat met een zogenaamd constructieve houding ten aanzien van de staat Israël, die dit kabinet zegt te hebben?

Minister Koenders:

Ook daar ben ik het niet mee eens. Zo zie je maar: wij hebben verschillende posities daarin. Publiek en bedrijfsleven hebben belang bij duidelijkheid over de herkomst van producten die ze kopen. Wij streven naar een Europese aanpak daarover. Daarover heb ik ook een brief medeondertekend in de richting van de Hoge Vertegenwoordiger. Volgens mij heeft dat niets met een boycot te maken, maar met het feit dat de nederzettingen illegaal zijn en dat wij op basis daarvan helderheid willen verschaffen aan bedrijfsleven en consument.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Er is helemaal geen constructieve houding van dit kabinet ten aanzien van Israël. Dit kabinet steunt nog steeds een Palestijnse entiteit die mede ondersteund wordt door een terreurorganisatie, door Hamas, dit kabinet geeft nog steeds subsidie aan organisaties die anti-Israëlpropaganda bedrijven, en dit kabinet zet zich hard in, ook in Europees verband, om producten te etiketteren die gewoon uit Israël komen.

Minister Koenders:

Dat is niet juist. Ik heb net gezegd wat ons beleid behelst. Ik ga het ontmoedigingsbeleid nu niet verder nationaal aanscherpen of versoepelen. De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische bezettingen, in bezet Palestijns gebied. Een aanpassing van dat beleid is nu niet aan de orde. Ik verwijs overigens naar de beantwoording van 96 Kamervragen over de evaluatie van dit beleid. Ik heb daar mijn positie in bepaald. Het is van belang dat die helderheid er is. Er is geen twijfel over dat de Nederlandse regering de nederzettingen afkeurt. Dat doet de heer Van Klaveren misschien niet. Wij vinden die illegaal. Dat betekent ook dat wij helderheid moeten verschaffen aan consument en producent.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil collega Van Bommel nog graag bijstaan, want ik had het idee dat de minister voorbijging aan een belangrijk gedeelte van zijn vraag. Dat gedeelte betrof: als de minister de afgelopen 2 jaar bekijkt — of laten wij de afgelopen 22 maanden nemen; dat is misschien een betere periode — is de situatie er dan op vooruit- of achteruitgegaan? Ik denk dat de minister niet anders kan dan accepteren dat de situatie drastisch achteruit is gegaan.

Minister Koenders:

Dat was mijn eerste opmerking tijdens het debat vandaag. Wij hebben gezegd welke verschrikkingen wij hebben gezien de afgelopen periode, dat er geen tweestatenoplossing is, geen verzoening, geen veiligheid voor de burgers, en dat wij, en dan vooral de mensen daar in Israël en de Palestijnse gebieden, een Gaza-oorlog mee hebben gemaakt waar wij niet bij stil mogen staan. Juist daarom zijn wij ertoe verplicht om alles op alles te zetten om verder te komen dan het punt waarop wij nu staan. Bepaalde instrumenten die de heer Sjoerdsma voorstelt, staan daar niet ten dienste van. Dat is een andere positie — dat begrijp ik — maar het is onjuist om daaruit te concluderen dat wij zouden vinden dat het vooruitgaat. Ik heb net aangegeven dat de volstrekt nieuwe geopolitieke situatie, wat nieuwere instrumenten vereist om verder te komen dan de instrumenten die ik heel vaak van de heer Sjoerdsma hoor. Ik sluit daarbij niets uit. Ik heb verwezen naar de conclusies van de Europese Raad. Als Europeaan zou de heer Sjoerdsma ook moeten weten dat wij daar nu bezig zijn met een politieke strategie die net iets groter is dan Nederland en die wel onze verantwoordelijkheid benoemt. Vervolgens hopen wij dat daar ook resultaten uit komen. Dat is voor mij de yardstick, waardoor ik de heer Sjoerdsma in de ogen kan kijken omdat het beleid uitgevoerd wordt zoals het nodig is om te komen tot een tweestatenoplossing.

De heer Sjoerdsma (D66):

De minister zegt dat hij alles op alles zet. Europees gezien steun ik zijn lijn volkomen. Dat zal hem niet verbazen. Dat neemt echter niet weg — collega Van Bommel refereerde daar ook al aan — dat er nationaal dingen zijn die wij kunnen doen. De minister zegt: de situatie is erop achteruitgegaan, maar we gaan toch de relaties intensiveren, we gaan een beloning uitdelen voor slecht gedrag. Ten aanzien van de etikettering zegt de minister ook: we gaan dit Europees oplossen. Ik vraag me echt af waarom. Het ministerie van Economische Zaken had destijds al een richtlijn vervaardigd. De winkeliers willen weten hoe het zit. Het is een nationale competentie om te bepalen hoe die labeling moet worden gedaan. Waarom doet de minister deze vlucht naar voren in Brussel? Waarom regelt hij het niet gewoon zelf? Hij kan dit regelen.

Minister Koenders:

Ik heb eerder aangegeven dat, zoals bekend, op bilateraal vlak de Nederlandse overheid al jaren de economische relaties van het Nederlandse bedrijfsleven met bedrijven in de Israëlische nederzettingen ontmoedigt. Dat is ongewijzigd van toepassing. Dit betekent dat Nederlandse bedrijven die bij de overheid aankloppen, over dat beleid worden geïnformeerd. Daarnaast verleent de Nederlandse overheid geen diensten aan Nederlandse bedrijven met activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. De heer Sjoerdsma kan denken dat dat geen belangrijke maatregel is, maar een heleboel mensen denken daar heel anders over. De Nederlandse regering informeert bedrijven actief in gevallen waarbij zij zelf is betrokken. Dat brengt mij ook bij het bilaterale samenwerkingsforum met Israël. Het ontmoedigingsbeleid zal onverkort worden toegepast bij de volgende edities van die fora. Zo zullen alleen Israëlische bedrijven deelnemen die zijn gevestigd binnen de grenzen van Israël van 1967 en waarvan de activiteiten in het kader van het samenwerkingsforum ook binnen die grenzen worden uitgevoerd. Dit wijst er dus op dat de heer Sjoerdsma ongelijk heeft als hij zegt dat er geen bilateraal beleid is. Vervolgens heb ik me namens de Nederlandse regering ook nog ingezet om verder te komen in het licht van de Europese competenties en de Europese interne markt, alsook om een discussie te voeren over het nederzettingenbeleid. Dat is mijn standpunt. Ik zie dat de heer Sjoerdsma het wat anders wil, maar ik denk dat dat minder effectief is.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Koenders:

Dit was de beantwoording van de vragen over de etikettering.

Ik kom op een aantal andere vragen, ook over de nederzettingen. Ik heb kennisgenomen van de uitspraken van de heer Netanyahu in, zoals ik eerder heb gezegd, campagnetijd over verdere uitbreiding van de nederzettingen in Jeruzalem. Ik neem daar uiteraard afstand van. De Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied zijn illegaal en vormen een obstakel voor het bereiken van de tweestatenoplossing. Het staat buiten kijf dat wij ook van een nieuwe regering verwachten dat ze de tweestatenoplossing onderschrijft en daar actief naar zal streven. Het kabinet zal dat ook uitdragen. Ik ondersteun ook de Raadsconclusies die we daarover hebben aangenomen. Ik denk dat het van belang is dat dit nu zowel bilateraal als in het kader van het bezoek van mevrouw Mogherini aan de orde wordt gesteld. We zijn ook tegen de deelakkoorden die eventueel te maken hebben met de zogenaamde legalisatie van buitenposten. Ook hebben wij, in tegenstelling tot wat werd opgemerkt, het besluit van vorige week veroordeeld dat de daadwerkelijke bouw van 900 woningen in de illegale nederzetting Ramat Shlomo in Oost-Jeruzalem mogelijk maakt. Nogmaals, ik denk dat het juist nu van belang is om dat aan te kaarten, om dat duidelijk te maken aan de nieuwe Israëlische regering. Dat zal in ieder geval een onderdeel zijn van de gesprekken die bilateraal met de Israëlische regering worden gevoerd, zoals dat op andere punten met de Palestijnse Autoriteit wordt gedaan. Ik ben van plan om ook zelf — in die zin is er ook een bilaterale boodschap te geven — naar het Midden-Oosten te reizen om het belang en de urgentie hiervan aan te geven.

De heer Servaes (PvdA):

Ik heb hier één vraag over. Terecht zegt de minister dat de Israëlische premier de uitspraak moet terugnemen dat hij geen fiducie meer heeft in de tweestatenoplossing en dat hij zich daar niet meer voor inzet. Dat zou de premier vandaag ook gedaan hebben. We moeten nog zien wat dat waard is. De kwestie van de buitenposten die de minister noemt, is nog wel een wat zwaarder probleem, want dat punt staat zwart-op-wit in het Israëlische coalitieakkoord. Is de minister het met mij eens dat de Europese Unie net zo hard als dat zij aandringt op het terugdraaien van de uitspraak over de tweestatenoplossing, moet aandringen op het terugtrekken van de opmerking in het coalitieakkoord over die buitenposten?

Minister Koenders:

Het antwoord daarop is uiteraard ja. Onze ambassadeur in Tel Aviv heeft namens het kabinet zorgen overgebracht over de recente besluiten. Het zijn overigens onbevestigde berichten over de autorisatie van buitenposten.

De heer Servaes (PvdA):

Ze kunnen onbevestigd zijn, maar het staat wel als onderdeel in het coalitieakkoord. Stel dat het gesprek dat mevrouw Mogherini vandaag in Jeruzalem voert geen toezegging op dat terrein oplevert, wat doen we dan? We hebben dan te maken met een concrete beleidsmaatregel, die zwart op wit staat, die in strijd is met alles wat wij vragen en met het dichterbij komen van de tweestatenoplossing.

Minister Koenders:

Ja, daar ben ik het mee eens. Als dat zo zou zijn, is dat geen goede positionering. Ik wacht af wat de feiten zijn. Ik wacht de rapportage af die daarover nu wordt gemaakt. We verschillen niet van mening over het belang om dit ten principale aan de orde te stellen, juist vanwege het feit dat dit de ruimte voor een tweestatenoplossing steeds kleiner maakt. Daar ligt de essentie. Dit zijn zorgen die wij overigens niet alleen hebben. De bondgenoten en uiteraard de Palestijnen hebben deze zorgen ook.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Dat er illegale nederzettingen worden gebouwd, is natuurlijk treurig. Het is goed dat het kabinet daarover een standpunt inneemt. Op een website heb ik een opiniestuk zien terugkomen waarin wordt aangegeven dat er twee amendementen tegelijkertijd zijn aangenomen in zowel het Huis van Afgevaardigden als in de Senaat van de Verenigde Staten, waardoor via een omweg het TTIP-verdrag wordt gebruikt voor de inzet van de Verenigde Staten om economische sancties onmogelijk te maken. Kan de minister dit bevestigen of ontkrachten?

Minister Koenders:

Dit is echt de eerste keer dat ik daarover hoor. Ik kan alleen maar zeggen dat de Nederlandse regering uiteraard niet akkoord gaat met een TTIP-verdrag waarin in dit geval de Verenigde Staten zouden bepalen wat wij wel of niet doen in het kader van relaties met andere landen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Dat vind ik goed om te horen. Ik zal in ieder geval de inhoud van het stuk plus de amendementen die ik heb gezien naar de minister en zijn ondersteuning doorsturen, zodat hij daar met een latere beoordeling op terug kan komen.

Minister Koenders:

Ik stel dat zeer op prijs.

De heer Ten Broeke (VVD):

Op het gevaar af dat we het hele Israëlische regeerakkoord gaan doornemen, waarin volgens mij iets van achttien punten centraal stonden en nog een hele lap tekst waaraan maanden is gewerkt, ben ik het met de minister eens dat de annexatie van eventuele buitenposten ten principale vragen oproept. Mijn vraag is de volgende. Is de minister het met mij eens dat in het regeerakkoord dat deze nieuwe coalitie met elkaar is aangegaan, ook staat dat er opnieuw vredesbesprekingen kunnen plaatsvinden? Weet hij dat dit ook in het vorige regeerakkoord stond waarbij, zoals hij weet, ook andere partijen betrokken waren? Dit is op zichzelf hoopvol. Kan de minister ingaan op de uitspraken die vandaag door Netanyahu in het gesprek met mevrouw Mogherini zijn gedaan, aangezien hij en wij allen het bezoek van mevrouw Mogherini zo belangrijk vonden?

Minister Koenders:

Ik dank de heer Ten Broeke voor beide vragen. Het wijst erop dat je inderdaad op allerlei manieren een regeerakkoord kan lezen. De heer Ten Broeke heeft er gelijk in dat er duidelijke teksten in staan over de noodzaak om te komen tot een vredesregeling. Dat is positief. De Nederlandse regering waardeert dit en vindt dit belangrijk. Wat gisteren is besproken in de Raad Buitenlandse Zaken van Europa, mede op Nederlands initiatief, is dat het mooi gezegd is, maar dat het wel gericht moet zijn op de tweestatenoplossing. Ik heb begrepen dat dit vandaag ook door de minister van Buitenlandse Zaken en premier van Israël, de heer Netanyahu, is bevestigd. Ik vind dat positief. Daarom zeg ik dat ik niet vooruit wil lopen. Op het moment dat wij proberen om partijen bij elkaar te krijgen op basis van wat er wel in het regeerakkoord staat, is het goed dat dit element vandaag herbevestigd is. Ik stel dat op prijs. Dit verdient een basis, zeker nadat wij tijdens verkiezingscampagnes en discussies hele andere geluiden hebben gehoord. Ik vind het belangrijk dat dit vandaag uitgesproken is. Ik ben dit graag met de heer Ten Broeke eens.

De heer Ten Broeke (VVD):

Fijn, dan kunnen we misschien bekijken of de minister het ook op het volgende punt met mij eens is. Zoals hij aangeeft, is er inderdaad gedurende de kabinetsformatie in Israël lang gesproken over allerlei posten; één post echter blijkt dubbel bezet te zijn, die van premier en minister van Buitenlandse Zaken. Het is niet direct een model dat ik zou willen aanbevelen. Ik weet niet of de minister daar anders over denkt, dat mag uiteraard. Het zou op zich een revelatie van belang zijn om dat hier te zeggen. Maar mijn vraag is de volgende. Hij is wel van belang in de Israëlische context. Dit is ook niet zonder precedent. Hij is vooral van belang omdat hij de kansen op onderhandelingen en op een vredesproces, ook in de regionale context en met name met Iran — de minister wees daar zelf al op — ziet zitten. We moeten constateren dat het dan van het allergrootste belang is dat de buitenlandpolitiek en de leiding van het veiligheidskabinet van Israël in één hand zijn.

Minister Koenders:

Weet u, dit zijn risicovolle vragen, zeker de eerste maar tot op zekere hoogte ook de tweede, als het gaat om een Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken die opmerkingen maakt over de precieze verdeling van posten in een kabinet van een ander land. Ik vind het van belang dat vandaag genoemd is dat de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken kiest voor een tweestatenoplossing. Dan is het ook van essentieel belang dat dit vervolgens gaat leiden tot serieuze onderhandelingen en tot serieuze stappen om die oplossing mogelijk te maken. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Ik hoop dat dat zo is. Deze bevestiging van vandaag is van belang. We weten inderdaad dat de huidige regering op een zeer nauwe meerderheid gebaseerd is. In de toekomst zouden er ook andere opties kunnen zijn, maar daar ga ik nu niet over speculeren, met alle respect.

Ik geloof dat we het over het punt van de nederzettingen in ieder geval in de analyse eens zijn. We zijn het misschien niet eens over het moment waarop er vervolgens eventuele negatieve reacties vanuit Europa moeten komen, die in de richting gaan van bijvoorbeeld een boycot. Maar dat betekent, nogmaals, niet dat in de Europese Unie niet wordt nagedacht over concrete manieren waarop we de scheidslijn tussen Israël en de Palestijnse gebieden op basis van de grenzen van 1967 duidelijker kunnen trekken. Daar zijn elementen voor. Het associatieakkoord is genoemd. De implementatie van dat akkoord zou beperkt kunnen worden tot de grenzen van 1967. Er zijn allerlei mogelijkheden om dat te doen in de toekomst, maar ik wil daarop niet vooruitlopen. Ik heb nu alleen gezegd dat juist die Raadsconclusies van belang zijn. Daar is niets van uitgezonderd. De Kamer moet mij echter even de kans geven. Dat heeft niets te maken met een verschuiling. Het is echt van belang dat er nu een actieve Europese politiek komt. Die wil ik niet belasten door voor onze beurt te spreken. Daarnaast heeft de Nederlandse regering op een aantal punten, die ik zonet noemde, ook een bilaterale verantwoordelijkheid.

Ik kom op een aantal vragen over de erkenning van de Palestijnse Staat. Ik heb daar eigenlijk al wat over gezegd. Ik geloof dat de Nederlandse regering wat dat betreft in de mainstream van de Europese politiek is geraakt, door te zeggen dat die erkenning op een strategisch moment komt. Dan vraagt de Kamer: wanneer is dat strategische moment? Dat kan sneller of langzamer gaan, maar wat mij betreft zo snel mogelijk. Dat zou namelijk betekenen dat ook de onderhandelingen voortgang vinden. De positie die de Europese landen en het Europees Parlement ingenomen hebben, is dat je dit juist moet doen op het moment … Althans, het is een bilaterale verantwoordelijkheid. Dat ben ik in the end zeer met de Kamerleden eens. Dat bepaalt niet Europa maar wijzelf. Maar ik vind het bij signalering van belang dat zo veel mogelijk met elkaar te doen, zonder ons daaraan op te hangen. Dat zeg ik er ook direct bij, met zeer veel respect voor de mensen die zeggen: dat is in the end een soevereiniteit. Er kan een moment komen dat dit gebeurt. Dat zal ook ongetwijfeld besproken worden. Het is dus nu niet aan de orde. Ik heb in eerdere debatten ook al aangegeven dat daar een aantal juridische elementen aan vastzitten. De strategische inzet van erkenning samen met andere EU-lidstaten sluit aan bij de positie van Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk en geeft de mogelijkheid om de discussie over erkenning door anderen in de door Nederland gewenste richting te verstevigen. Ik denk dat dat van belang is. Ik wil nu niet in detail op de Montevideocriteria ingaan, want ik heb uit het debat begrepen dat een groot aantal Kamerleden daarvan weet. Dan zouden we misschien in een herhaling van zetten terechtkomen.

Wat vindt Nederland van de Palestijnse toetreding tot het ICC? Zoals de Kamer weet, heeft Palestina sinds november 2012 de status van waarnemerstaat binnen de VN. Dat is de formulering die daarvoor gekozen is. Daardoor konden de Palestijnen verdragspartij worden bij het Statuut van Rome. Deze toetreding is per 1 april 2015 van kracht. Als gastland en verdragspartij beschouwt Nederland het verdere proces uiteraard primair als een zaak van het Strafhof. Het kabinet vindt het van belang dat partijen zich gebonden voelen aan het internationale recht. Als gastland en verdragspartij van het onafhankelijke ICC acht ik het verdere proces nu ook aan het ICC. Dat is ook wat ik met de Palestijnen heb besproken. De minister van Buitenlandse Zaken, de heer Al-Mali, heeft daarover tegen mij ook zijn waardering voor Nederland uitgesproken.

Ik vind het een goede zaak dat partijen zich gebonden achten aan het internationale recht. Nederland zet zich in voor de universele werking van het Statuut van Rome. Dat vind ik van belang. De mensenrechtenverdragen helpen de Palestijnse rechtsorde verder te versterken en bieden een kader voor binnenlandse verantwoording. Dat past in mijn oproep om ook juist die zaak op orde te brengen. De Palestijnse Autoriteit heeft de onafhankelijke Palestijnse mensenrechtencommissie, ICHR, en ngo's actief betrokken bij de implementatie van de verdragen en de bijbehorende rapportageverplichtingen. Het veldkantoor van Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties coördineert de assistentie van de Palestijnse Autoriteit hierbij. Zoals u weet, steunt Nederland ook deze organisaties. Dat is wat ik daarover wil zeggen en wat ik hierover gewisseld heb met de minister van Buitenlandse Zaken van de Palestijnse Autoriteit.

De heer Servaes (PvdA):

Dank voor deze toelichting van de minister. Ik zou haast zeggen dat dit klinkt als een verwelkoming en een versterking van de internationale rechtsorde. Dat is goed. Het is ook goed om te horen dat Nederland er nu al via andere organisaties aan bijdraagt om de Palestijnen te assisteren bij de uitvoering van en de rapportage over de verdragen van de instanties waarvan zij lid zijn geworden. Nieuw is natuurlijk hun toetreding tot het Internationaal Strafhof, per 1 april. Die toetreding brengt natuurlijk ook bepaalde zaken van implementatie met zich mee. In de eerste termijn stelde ik ook al de vraag — eigenlijk is het een verzoek — of de minister eens met zijn Palestijnse ambtsgenoot wil praten over de vraag of bij de uitvoering en de implementatie van dat verdrag behoefte is aan specifieke kennis die Nederland heeft. Wij zijn trots op de positie die wij hebben ten opzichte van het Internationaal Strafhof. We hebben veel expertise op dat gebied en bieden die expertise ook aan andere landen aan. Wil de minister dat ook met zijn Palestijnse ambtsgenoot bespreken?

Minister Koenders:

Het is van belang dat de Palestijnse Autoriteit zich nu gebonden acht aan het internationale recht. Dat zei ik net al, ook als gastland van het ICC. Een heleboel mensen hebben daar ook om gevraagd. Het is belangrijk dat de Palestijnse mensenrechtencommissie en de ngo's, die dus eigenlijk door de Palestijnse Autoriteit worden gevraagd om hierbij te assisteren, nu ook door Nederland worden ondersteund, althans gedeeltelijk. Dat geldt ook voor het veldkantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN. Die coördineert op het ogenblik de assistentie daarbij. Uiteraard zijn wij daarbij betrokken. Mocht de Palestijnse Autoriteit met bepaalde verzoeken komen richting Nederland als gastland, dan zullen we daar uiteraard naar kijken.

De heer Ten Broeke (VVD):

Zo'n college "strafhof" voor Palestijnen die daar behoefte aan hebben, lijkt mij een prima invulling van de samenwerkingsfora. Dat moeten we dus vooral doen als daar behoefte aan is. Mijn vraag is gericht op andere vormen van het lenigen van de nood van Palestijnen, met name de Gazanen. Ik weet niet of de minister daar nog aan toekomt?

Minister Koenders:

Jazeker.

De heer Ten Broeke (VVD):

Oké, dan ben ik misschien te vroeg met mijn vraag, maar ...

De voorzitter:

Hij komt er nog op terug.

De heer Ten Broeke (VVD):

Goed, dan komen we nog te spreken over de scanners en dergelijke.

Minister Koenders:

Zeker, zeker. Ik had iets gezegd over het op orde brengen van het eigen huis. We hebben het nu vooral gehad over de Israëlische kant van de zaak. Ik kom zo dadelijk meer uitgebreid te spreken over de Palestijnse kant van de zaak.

De splitsing tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever en het gespleten bestuur roepen terecht de vraag op hoe groot de legitimiteit is van het huidige Palestijnse leiderschap. Daarom heb ik er in mijn recente gesprek met minister Al Malki op aangedrongen dat in ieder geval de eenheidsregering weer terugkeert naar Gaza, de verantwoordelijkheid neemt voor het bestuur en de wederopbouw gaat coördineren. Dat is nu essentieel om voortgang te boeken. Ik kom daar zo nog even op terug.

De Palestijnse Autoriteit heeft reeds goede vooruitgang geboekt bij het opbouwen van de overheidsinstellingen. Als antwoord op een aantal vragen van de PVV-fractie zeg ik ook dat het IMF, de Wereldbank en de VN al in 2011 oordeelden dat de instellingen van de Palestijnse Autoriteit voldoende waren voor een functionerende staat. Dat was natuurlijk ook de bedoeling van de steun die vanuit Nederland is gegeven: naast de humanitaire kant zit daar ook iets in van voorbereiding op staatsvorming, wat natuurlijk alleen zijn beslag kan krijgen als onderdeel van onderhandelingen. Je ziet ook dat het essentieel is dat de Palestijnse Autoriteit verdergaat met het beheren van de dienstverlening aan de eigen burgers alsmede het op transparante wijze verantwoording daarover afleggen. Dat zal overigens ook de geloofwaardigheid en de legitimiteit van de Palestijnse Autoriteit ten goede komen. Deze onderwerpen zal Nederland aankaarten tijdens het volgende AHLC op 27 mei.

De Kamer vroeg terecht met klem aandacht voor de schrijnende situatie in Gaza. Ik deel die zorg. De situatie gaat mij zeer aan het hart. De bevolking zit klem tussen het bestuur van Hamas, de onmacht van de Palestijnse Autoriteit, het beleid van Egypte en de beperkingen die zijn opgelegd door Israël. Het is geen eenvoudige zaak om hier verandering in aan te brengen. Wij moeten nu dus alles doen om een nieuwe ronde van conflicten dit jaar uit te sluiten. Daarom moeten wij actief zijn in Gaza. Ik kom zo dadelijk op de Europese en de nationale kant daarvan. Ik heb de speciale vertegenwoordiger Gentilini gevraagd om met concrete voorstellen hiertoe te komen — die zullen aan ons gerapporteerd worden en die zal ik bij de volgende RBZ meedelen — omdat de huidige omstandigheden in Gaza de ideale voedingsbodem zijn voor meer onrecht en verdere radicalisering. Er zijn namelijk weinig economische kansen en een hoge werkloosheid. Bovendien zijn de eigen leiders afwezig. Dat zijn allemaal factoren die jongeren vatbaar maken voor radicalisering. Er bestaat zelfs het risico dat IS daar op het ogenblik de kop op kan steken.

Daarom zijn de wederopbouw van Gaza en een succesvolle verzoening zo belangrijk. Tegelijkertijd lijkt Hamas iets aan zelfvertrouwen te winnen. Het probeert zijn eigen positie te versterken, onder meer door nieuwe belastingheffing. De militaire tak werkt aan herbewapening en het herstel van tunnels. Dat lijkt mij een slechte zaak. Helaas verloopt de wederopbouw minder voorspoedig dan gehoopt. Voor de vertraging zijn verschillende oorzaken te noemen, maar het uitblijven van de terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar Gaza is nu misschien de belangrijkste factor, naast de andere die ik net noemde. Dat baart mij zorgen, want zonder terugkeer van de PA naar Gaza komt wederopbouw niet van de grond en bereiken de in Caïro beloofde miljarden de Gazaanse bevolking niet.

Een belangrijke reden voor de stagnatie is het uitblijven van de terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar grensovergangen, omdat dat een belangrijke voorwaarde is — en dat begrijp ik ook — voor Israël en Egypte om de grenzen van Gaza verder te openen en om dus ook weer goederen in en uit Gaza te laten gaan. Daar is nu echt meer medewerking van Palestijnse kant noodzakelijk. Dat hebben wij ook aangekaart en besproken met minister Al-Maliki.

Voor het kabinet is het belangrijk dat alle ambtenaren bij een eventuele integratie gescreend worden op veiligheid en kwaliteit. De huidige situatie waarin ambtenaren thuiszitten maar wel betaald krijgen, mede met steun van de Europese Unie, terwijl anderen werken zonder salaris, kan wat mij betreft niet zo doorgaan. Het kabinet denkt nu met de partners in de Europese Unie na over een manier waarop de Europese Unie kan bijdragen aan een duurzame oplossing.

Hoewel de wederopbouw te langzaam op gang komt, zijn er toch ook enkele lichtpuntjes. De tijdelijke VN-monitoring en de verificatiemechanismen voor de veilige invoer van bouwmaterialen is op stoom. Bijna 80.000 mensen hebben bouwmaterialen kunnen kopen om hun huizen te herstellen. Bovendien komen nu de eerste grotere projecten in de uitvoeringsfase. Dat is niet voldoende, maar het gebeurt wel. Het gebrek aan geld voor de uitvoering van projecten is nu een struikelblok. Naast de wederopbouw is economische ontwikkeling dan ook essentieel. Daarvoor zullen de grenzen verder open moeten. De EU en Nederland hebben de afgelopen jaren consequent aangedrongen op de opening van de grenzen van Gaza, met inachtneming van veiligheidszorgen. Dat is het kernpunt van de vergadering aan het eind van de week, want daar staat Gaza hoog op de agenda.

Sinds september staat Israël weer handel vanuit Gaza naar de Westelijke Jordaanoever toe. Het gaat met name om landbouwproducten van vaak door Nederland gesteunde boeren. Verder worden meubels en vis geëxporteerd, ook verder in de regio. Voor het eerst sinds 2007 mogen enkele Gazaanse landbouwproducten weer op de markt in Israël verkocht worden. Dat werd ook wel tijd. Dat is echt te danken aan diplomatieke inspanningen van Nederland. Soms kun je ook groot zijn in kleine dingen. Daarmee heeft Nederland nog niet meteen de vrede bevestigd, maar ik denk wel dat dit belangrijke elementen zijn. Zij tonen aan dat handel mogelijk is, ook in deze situatie. Samen met partners als het kwartetkantoor en de Verenigde Staten blijven wij daarom inzetten op verdere opening van de grenzen. Wat mij betreft gaat het nu eerst om de grensovergang Kerem Shalom. Daar moet de nadruk op liggen. Hopelijk is het een opmaat naar meer. Het blijft echter kwetsbaar. We zien ook acties van spoilers, zoals raketten of de ontdekking van tunnels. Dat kan ook weer roet in het eten gooien, want dan zien we in feite een bewapening van Hamas op het moment dat dit juist niet de bedoeling is.

De heer Van Bommel (SP):

Kan de minister uitleggen welk Israëlisch veiligheidsbelang ermee gediend is om export vanuit de Gazastrook tegen te houden?

Minister Koenders:

Daar is wat mij betreft geen belang bij gediend. Daarom dringen wij erop aan om dat te veranderen en weer mogelijkheden voor export te creëren. Daar waar het gaat om de import en de scanners en de risico's van gebruik van bouwmaterialen voor tunnels vind ik dat een heel legitieme behoefte. Vandaar dat Nederland nu juist een rol daarin speelt. Daar worden we alom positief over beoordeeld.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn vraag is beantwoord. Er is geen enkel veiligheidsbelang voor Israël, zo stelt de minister. Is de minister bereid om alle hindernissen die door Israël worden opgeworpen om export te bemoeilijken of zelfs tegen te houden, ondubbelzinnig te veroordelen? Het lijkt er toch echt op dat Israël dit doet om te voorkomen dat er aan de kant van de Palestijnen in Gaza sprake is van enige vorm van inkomsten of het bevorderen van een levensvatbare economie. Is de minister bereid om, wanneer dat gebeurt, het ondubbelzinnig te veroordelen en dat kenbaar te maken aan de Israëlische overheid?

Minister Koenders:

Wij doen niet anders. Ik heb zojuist ook aangegeven dat dit voor ons essentieel is. Als ik nog even mag doorgaan op de Nederlandse rol ...

De heer Van Bommel (SP):

Wanneer was dat voor de laatste keer expliciet ...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Bommel, de minister is aan het antwoorden.

Minister Koenders:

De Nederlandse scanner bij Kerem Shalom is sinds november 2013 in gebruik voor de import en export van goederen tussen Gaza en de Europese markt. Mijnheer Van Bommel, misschien mag ik nog even in uw richting zeggen dat het natuurlijk ook gaat om het risico van de export van wapens, dus het is wel terecht dat de goederen gescand worden. Het is niet zo dat er geen veiligheidsrisico's zijn, maar de essentie is dat wij vinden dat exportproducten op een veilige manier naar de Westbank en Europa moeten kunnen gaan. Dat heb ik herhaaldelijk in allerlei overleggen aan de orde gesteld. Sinds september vorig jaar wordt weer handel vanuit Gaza naar de Westbank toegestaan en nu ook export naar Israël. Dat is voor het eerst sinds 2007, dus ik zou zeggen dat dit positief nieuws is. De totale waarde van die export is een paar miljoen. Dat is natuurlijk te weinig om de economie te doen groeien, maar het is wel zo veel dat je kunt zeggen dat het systeem getest is en werkt. Wat mij betreft is het een opmaat naar meer. Het gaat immers meer om handel dan om hulp aan de Gazastrook. Het wijst er bovendien op dat de Nederlandse inzet voor de hervatting van de handel effect sorteert. De producten voldoen aan de allerhoogste kwaliteitseisen en kunnen op de Europese markt komen. De zorgen over de veiligheid die te maken hebben met de elementen die ik net noemde, kunnen dus ook geadresseerd worden.

Het succes van de Nederlandse aanpak blijkt ook uit het verzoek van minister Al-Maliki om een tweede scanner neer te zetten. Wij gaan nu kijken naar de mogelijkheden om dat te doen en trekken daarin uiteraard heel nauw op met de Verenigde Naties. Ik denk dat de Nederlandse inzet ook gevolgen krijgt voor andere landen die dit gaan doen. De scanner bij Kerem Shalom is ook cruciaal en misschien nog belangrijker voor de invoer van humanitaire goederen in Gaza en voor de invoer van materialen voor de wederopbouw, middels het UN monitoring and verification-mechanisme. Nogmaals, de Nederlandse regering dringt bij de Israëlische autoriteiten aan op de hervatting van de handel tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Dat past ook in de Nederlandse doelstelling om bij te dragen aan de hereniging van Gaza en de Westbank, een vereiste voor een echte tweestatenoplossing.

We zijn ook bezig de installatie van een tweede scanner bij de Allenbybrug. Deze wordt komende zomer verwacht als de aanpassing van de infrastructuur is afgerond, want daarvan is de plaatsing afhankelijk. Het is iets wat ik inmiddels met mijn Jordaanse collega besproken heb. Daar wordt ook voortgang geboekt met de voorbereiding van de plaatsing en het gebruik van containerscanners. Dat vind ik echt van groot belang. Er moet nog veel meer gebeuren, maar dat is een katalysator en stimulans die vanuit Nederland zeer actief wordt bevorderd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat zijn allemaal goede ontwikkelingen. De export moet ook gestimuleerd worden vanuit de Gaza, niet alleen naar de Westbank, maar ook naar Israël, zolang het gaat om vreedzame goederen. Het scannen op wapenexport moet natuurlijk gehandhaafd blijven. De minister zegt in een tussenzinnetje: we hebben ook gezien dat in de Gaza wapens worden ontwikkeld en tunnels worden gebouwd. Tegelijkertijd maken we 12 miljoen over via de Palestijnse Autoriteit, die geen presentie heeft in de Gaza zelf. Wat wordt eraan gedaan om dat goed in beeld te krijgen en de wapenwedloop vanuit de Gaza tegen te gaan? Want dat goederen heen en weer gaan, is prima, maar als het tegelijkertijd als een soort wapenstilstand, en dus een wapenwederopbouw, wordt gezien in de Gaza, zijn we straks terug bij af.

Minister Koenders:

Daar ben ik het mee eens; dat is ook niet de bedoeling. Vandaar dat die scanner er is en vandaar dat al die financiering specifiek gaat via organisaties die er controle op kunnen uitoefenen. Anders wordt het geld niet overgemaakt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat geld komt uiteindelijk bij UNWRA terecht. Dat heeft weer grote verbintenissen met Hamas. Veel mensen die bij UNWRA werken, zijn tegelijkertijd lid van Hamas. Hoe kunnen we zeker weten dat dit geld niet gebruikt wordt voor de aankoop van wapens en de bouw van tunnels?

Minister Koenders:

Ik dacht dat ik dat de Kamer al eerder schriftelijk en herhaaldelijk in debatten heb aangegeven. Daar wordt heel specifiek naar gekeken. Dat gaat via partners die daarop letten. Ik wil er ook afstand van nemen dat UNRWA hetzelfde zou zijn als Hamas. UNRWA is een organisatie van de Verenigde Naties. Waar ze in de fout zouden kunnen zijn gegaan, naar aanleiding van het Cammaert-rapport, is een andere zaak. Ik zou nou niet willen zeggen dat de Verenigde Naties in Gaza, met zeer moeizaam werk en met veel moed — ik heb dat een paar jaar geleden gezien — een instrument zijn van Hamas. Het is juist de bedoeling om dat tot een nul te beperken, via allerlei methodes waarover we het herhaaldelijk hebben gehad, zoals de manier waarop die betalingen kunnen plaatsvinden en wat de risico's zijn.

De voorzitter:

Mijnheer Ten Broeke, op hetzelfde punt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wil eerst een kleine correctie maken voor de Handelingen. Ik heb niet gezegd dat UNWRA hetzelfde is als Hamas. Ik heb gezegd dat medewerkers van UNWRA vaak ook lid zijn van Hamas en de belangen daardoor verstrengeld worden.

Minister Koenders:

Ik kan natuurlijk niet op alle punten van iedereen die betrokken is bij UNRWA weten of niemand lid is van Hamas. Dat kan ik de heer Voordewind zeker niet verzekeren. Het gaat erom — ik dacht dat dit zijn punt was — dat het geld niet verkeerd terechtkomt. Dat ben ik zeer met hem eens.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik zou bijna willen zeggen: konden we het maar omdraaien; was Hamas maar als UNWRA, dan waren we een heel stuk verder.

Ik wil ingaan op de scanners. Ik ben drie maanden geleden in Kerem Shalom geweest. De scanner die Nederland daar heeft neergezet — het duurde erg lang voordat de Israëlische regering daarvoor toestemming had gegeven — heeft vrijwel de gehele Gaza-oorlog doorgewerkt. Daardoor zijn enorme hoeveelheden levensmiddelen en, zo heb ik met eigen ogen kunnen zien, bijvoorbeeld ook meubilair uitgevoerd. Ook zijn er bouwmaterialen ingevoerd, met alle risico's van dien. Ik vind dit een nadrukkelijke bijdrage van Nederland. Nederland heeft daarop aangedrongen en die heeft de blokkade waarover velen spreken, doorbroken. Ik zou graag zien dat Nederland er actief op blijft aandringen bij de Israëlische regering, maar ook bij de Palestijnse Autoriteit, dat zij meer verantwoordelijkheid nemen voor wat daar gebeurt. De uitvoer moet omhoog, en de invoer trouwens ook, want dat geeft lucht aan de Gazanen. Zo houden zij zich bezig met de dingen waarmee zij zich bezig moeten houden, en niet met het bouwen van tunnels.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik zou dat graag als topprioriteit van de Nederlandse bijdrage willen zien.

Minister Koenders:

Dat kan ik bevestigen. Al onze inspanningen zijn erop gericht om het goede werk dat nu gedaan is — dat wordt alom gewaardeerd en zou zeker niet geminimaliseerd moeten worden — verder te brengen, om te voorkomen dat de mensen in Gaza geen toekomst hebben. Dat moet tegelijkertijd gebeuren onder strikte veiligheidsvoorwaarden. Dit om nieuwe problemen, hetzij door nieuwe radicalisering vanwege gebrek aan economisch perspectief, hetzij door de import van wapens of andere materialen waardoor we in een nieuwe cyclus van geweld komen, te voorkomen. Dat is ook een antwoord op de opmerking dat we inderdaad niet toe moeten naar een situatie van bouwen, bombarderen en opnieuw bouwen. Het is een element daarvan — laten we daar eerlijk in zijn — maar ik vind best dat Nederland daar trots op kan zijn.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik denk ook dat Nederland daar trots op kan zijn. Er is hier weleens lacherig over die scanner gedaan. Er moet er nog eentje worden geactiveerd bij de Allenby Bridge. Ik hoop dat de minister daar ook nog wat over kan zeggen.

Mijn tweede vraag is gericht op iets wat mij opviel: ministers van de Palestijnse Autoriteit hebben moeite om, als zij Gaza bezoeken, hun eigen ambtenaren te kunnen spreken. Zij hebben ook moeite om hun collega's daar te spreken te krijgen. Zo wordt het natuurlijk nooit wat met de legitimiteit van de PA in Gaza. Er is een idee gelanceerd om Europese vertegenwoordigers een keer fysiek met de ministers van de Palestijnse Autoriteit te laten meereizen. Daarmee brengen wij tot uitdrukking dat wij wensen dat de PA daar verantwoordelijkheid gaat nemen om daarmee de invloed van Hamas te verminderen. Wat doet de minister met dat idee?

Minister Koenders:

Ik vind dat een prima idee. Laten wij eens kijken of dat een mogelijkheid is. Ik kan nu niet helemaal beoordelen of daarvoor vanuit de Europese Unie veiligheidsrestricties bestaan. Daar maak ik mij zelf weleens zorgen over. Ik heb zelf dingen meegemaakt waarbij ik dacht dat de Europese Unie erbij zou moeten zijn, maar dan waren er veiligheidsrestricties, soms vanuit de besluitvormers voorgedragen. Ik vind het een belangrijk punt. Dit is wat wij moeten laten zien. Ik neem de suggestie graag mee. Tegen de heer Ten Broeke zeg ik dat ik uitgebreid over de Allenby Bridge en het belang van de scanner heb gesproken. Ik ben ook ingegaan op de Nederlandse pledge voor Gaza met betrekking tot humanitaire projecten, water, movement and access, rule of law en landbouw. Alles is in 2014 uitbetaald.

Er is gevraagd om te voorkomen dat het geld in verkeerde handen komt. De scanner is daarvan natuurlijk een element. Er zijn geruchten dat een deel van het bouwmateriaal doorverkocht wordt op de zwarte markt. Deze geruchten worden op dit moment nog niet bevestigd. Aanleiding zou zijn dat huiseigenaren anders niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Dat is natuurlijk een tamelijk tragische constatering, maar het bevestigt het belang om veel meer voortgang te maken dan nu. Ik vind het een goede suggestie om met de Europese Unie en met anderen naar Gaza te gaan. Ik ben er altijd een voorstander van geweest dat mensen naar Gaza gaan. Als minister heb ik dat in een voorgaande periode ook gedaan. Je moet laten zien dat je erbij hoort, dat je de mensen niet van je laat vervreemden. De berichten tonen nogmaals aan waarom het zo belangrijk is dat die terugkeer er is. Ik denk ook aan het stopzetten van de import van hout. Het toont aan dat Israël voortdurend de situatie monitort en ingrijpt wanneer het denkt dat de eigen veiligheid in het gedrang komt. Dat is de discussie waar ook de heer Voordewind op wees.

Ik maak een aantal opmerkingen over de inbreng van de SGP over het Gaza Reconstruction Mechanism. Dat mechanisme heeft de door Israël gewenste controles; vandaar de volledige medewerking van dat land. Er is vertrouwen in het mechanisme. Anders zouden er te veel lekkages zijn. De scanner speelt daarbij een belangrijke rol. Het werkt goed, maar het moet een slagje verder komen om werkelijk een deuk in een pakje boter te kunnen slaan.

Ik maak een opmerking over het rapport van de commissie onder leiding van generaal Cammaert in het licht van de verschrikkingen die wij allemaal gezien hebben tijdens de Gaza-oorlog. Ik verwelkom de publicatie van de samenvatting van het rapport van de Gaza Board of Inquiry van de Verenigde Naties. De inhoud van het rapport zelf is niet bekend. Ik weet waarom dat zo is, ook vanuit mijn ervaring als hoofd van een vredesoperatie van de Verenigde Naties. De inhoud van zo'n rapport wordt op zichzelf niet publiek gemaakt. De samenvatting duidt op een doorwrocht onderzoek. Ik heb de indruk dat generaal Cammaert het knap heeft aangepakt. Het werk strekt zich uit tot acties van alle kanten. Wat de uitkomsten van het onderzoek betreft, moeten wij eerst met elkaar de doden en gewonden betreuren die zijn gevallen in VN-scholen als gevolg van Israëlische acties. Daarnaast is het van belang om hier te zeggen dat het onaanvaardbaar is dat in drie VN-scholen wapens zijn gevonden en dat er vanuit twee daarvan waarschijnlijk wapens zijn afgevoerd. Het gebruik van scholen als mogelijkheid om raketten af te schieten is natuurlijk buitengewoon afkeurenswaardig en gevaarlijk. In ten minste één geval zijn volgens het onderzoek Palestijnse militante groepen daarvoor verantwoordelijk. Het rapport van de Gaza Board of Inquiry herbevestigt de noodzaak van echt transparant en geloofwaardig onderzoek en eventuele vervolging door beide zijden van vermeende schendingen van humanitair oorlogsrecht in het Gazaconflict. Daar wijzen de rapporten op. Ik vind ook dat dat moet gebeuren. De Israëlische autoriteiten doen momenteel zelf onderzoek naar incidenten als gevolg van eigen optreden. Zes van in totaal 126 incidenten hebben tot dusverre geleid tot strafrechtelijk onderzoek en er zijn er zeventien afgesloten zonder strafrechtelijke gevolgen. Tientallen andere worden op dit moment dus nog onderzocht. Daarbij worden ook de incidenten als gevolg van eigen optreden uit het board of inquiry-rapport van generaal Cammaert onderzocht. Naar aanleiding daarvan zijn inmiddels strafrechtelijke onderzoeken gestart. Overigens is er bij Hamas geen beweging in de richting van de vervolging van mensen.

Daarnaast is het van belang dat er serieus werk wordt gemaakt van de opvolging van de aanbevelingen van het rapport. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties onderkent dat net als Nederland. Zo moet ervoor worden gezorgd dat er inderdaad strafrechtelijk vervolging wordt ingezet als dat essentieel en nodig is. We monitoren dat natuurlijk ook. Straffeloosheid in dit soort situaties is geen goede zaak. Tegen de heer Voordewind zeg ik dat het wel een punt is dat de veiligheid van de UNRWA-scholen wordt verbeterd door standaardveiligheidsrichtlijnen te ontwikkelen, de training van bewakers te versterken en betere risicoanalyses en controlemogelijkheden te ontwikkelen.

Er zijn vragen gesteld over het rapport van Breaking the Silence, waarin op basis van een groot aantal getuigenissen van Israëlische soldaten wordt beschreven dat de militaire doctrine niet gericht was op het voorkomen van burgerslachtoffers. Ik heb uiteraard ook met zorg kennisgenomen van dat rapport. Het herbevestigt de noodzaak van echt onderzoek en vervolging aan beide zijden naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht in het Gazaconflict. Ik kan daarbij verwijzen naar de opmerkingen die ik maakte over het rapport-Cammaert.

Het is verder van belang dat partijen daarvan een volledig beeld geven aan de buitenwereld. Het is dus van belang dat het verder wordt onderzocht, als dat al niet gebeurt. De ambassade in Tel Aviv heeft namens het kabinet hiervoor inmiddels aandacht gevraagd bij de Israëlische autoriteiten, i.c. het kantoor van de military advocate general. Ook de mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn recente bezoek aan beide zijden het belang van transparantie bij eigen onderzoek benadrukt. Dat moeten we nu natuurlijk ook in de gaten houden. De Israëlische autoriteiten melden het rapport serieus te nemen en bekijken de mogelijkheden om gemelde voorvallen, inclusief die ten aanzien van het leiderschap, te onderzoeken. Indien in het onderzoek door de military advocate general een overtreding wordt vastgesteld, kunnen afhankelijk van de omstandigheden maatregelen worden genomen, variërend van disciplinaire straffen tot strafrechtelijke vervolging. Aan de kant van Hamas en de Palestijnse Autoriteit is daaraan op dit moment nog geen gevolg gegeven.

Het rapport van de Mensenrechtenraad wordt in juni verwacht. Ik heb begrepen dat het niet wordt afgesteld. Los van de aard, omvang en keuze van het onderzoek heeft de Europese Unie alle betrokken partijen opgeroepen om mee te werken aan die commission of enquiry. We moeten nu dus eerst de publicatie van het rapport afwachten.

Voorzitter. Ik denk dat ik hiermee de meeste vragen van de Kamer heb beantwoord. Ik zou nu dan ook mijn beantwoording in eerste termijn willen afsluiten.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

De Nederlandse overheid subsidieert nog steeds organisaties die anti-Israëlische en antisemitische propaganda bedrijven. Een voorbeeld daarvan is het NDC, een organisatie die niet al te lang geleden een filmpje subsidieerde waarin gesteld werd dat joden ratten zijn en in zee moeten worden gedreven. Waarom gaat de Nederlandse overheid daar toch mee door?

Minister Koenders:

De Nederlandse overheid ondersteunt organisaties die in het kader van een in de Kamer vastgestelde beleidslijn handelingen verrichten die te maken hebben met verzoening of versterking van het maatschappelijk middenveld. Als u berichten hebt over zaken die niet door de beugel kunnen, ben ik uiteraard bereid om daarnaar te kijken.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik heb tot nog toe een stuk of elf keer moties ingediend en vragen gesteld over dit soort organisaties. Het gaat niet alleen om het NDC, maar ook om organisaties als Al-Haq en Badil, die bijvoorbeeld stelt dat zelfmoordterrorisme prima is. Dat is dus een oproep tot geweld en moord. Al die organisaties krijgen direct of indirect subsidie van de Nederlandse staat. Is deze minister bereid om die waanzin stop te zetten en deze subsidies af te kappen?

Minister Koenders:

Er zitten een heleboel suggesties in de vraagstelling van de heer Van Klaveren. Ook de bewoordingen herken ik totaal niet. Nederland steunt uiteraard geen antisemitische organisaties. Dat zou onacceptabel zijn en dat doen we dus ook niet. Als de heer Van Klaveren daarvan voorbeelden heeft, ben ik op elk moment bereid om daarnaar te kijken. Dat zou immers een verschrikking zijn en het is ook niet acceptabel.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik noemde net voorbeelden.

Minister Koenders:

Ik wil dan graag ook zien wat er precies is gezegd. Ik heb ook wel voorbeelden van de heer Van Klaveren gezien waarin ik het beeld dat hij schetst helemaal niet herken. Laat er echter geen misverstand over bestaan: wij subsidiëren, aan de hand van richtlijnen die met de Kamer zijn opgesteld, bepaalde organisaties die een positieve rol vervullen in het kader van de wederopbouw en in het kader van verzoeningsprojecten tussen Israël en de Palestijnen. Ik ben ook van plan om dat programma verder uit te breiden. Dat is de kern van de zaak. Als de heer Van Klaveren echter specifieke gevallen aandraagt, ben ik altijd bereid om daarnaar te kijken.

De heer Ten Broeke (VVD):

In navolging van collega Van Klaveren: er is ook een Israëlische minister tot het kabinet toegetreden die Palestijnse kinderen "kleine ratten" noemt. Desondanks hoop ik dat de Nederlandse regering bereid is en blijft om met deze regering een constructieve dialoog aan te gaan. Voor de vorm vraag ik nog maar even of dat ook zo is.

Minister Koenders:

Als deze minister dat heeft gezegd, neem ik daar uiteraard afstand van. We horen daar ook afstand van te nemen. Dat is echter geen enkele reden om vervolgens de discussie met de Israëlische regering niet meer aan te gaan. Ik heb net al gezegd dat we op een aantal punten juist verder willen komen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het kan zijn dat mij iets is ontgaan, maar ik heb nog een vraag gesteld over de betaling van terroristen in Israëlische gevangenissen. Verder heb ik ook een vraag gesteld over pensioenen. We hebben daarover ook Kamervragen gesteld. We hadden gehoopt dat die nog voor dit debat zouden worden beantwoord, maar dat is niet het geval. Ik heb voorts ook nog een vraag gesteld over de uitwerking en de uitvoering van het amendement over de verzoeningsprojecten. Kan de minister misschien nog kort iets zeggen over deze drie punten?

Minister Koenders:

Ten aanzien van het specifieke geval dat de heer Voordewind noemde, heb ik contact opgenomen met de minister van Sociale Zaken. Hij zal zeer spoedig die vraag beantwoorden. De Kamer weet dat in dit specifieke geval ook tot betaling wordt overgegaan. Er wordt nu nog even heel specifiek gekeken naar wat er precies in die regeling moet gebeuren. Ik begrijp de gevoelens die daarover bestaan in de Nederlandse samenleving overigens heel goed, zeker ook als het gaat over holocaustslachtoffers. De Kamer weet ook dat er beleid is ten aanzien van de nederzettingen. Het een mag echter niet ten koste gaan van het ander. Dat wil in ieder geval zeggen dat ook mensen daarvan niet het slachtoffer mogen worden. We zoeken nu naar een juridische mogelijkheid om dat op een adequate manier te doen. Gelukkig geldt voor deze specifieke mevrouw dat het is hersteld. Ik verwijs verder naar een spoedige beantwoording door de minister van Sociale Zaken. Maar zoals gezegd, er moet echt even goed naar worden gekeken, zodat het ook een juridisch sluitende redenering is.

De voorzitter:

En de twee andere vragen die de heer Voordewind heeft gesteld?

Minister Koenders:

Mag ik op die twee vragen in tweede termijn even terugkomen?

De voorzitter:

Ja, dat mag zeker.

De heer Van Bommel (SP):

De minister verwijst steeds naar het staande ontmoedigingsbeleid dat er is als het gaat over de etiketten. Zou het niet binnen het ontmoedigingsbeleid passen om te stoppen met het verlenen van belastingkorting aan organisaties die projecten steunen in de illegale nederzettingen? Immers, door die belastingkorting steunen wij direct projecten in de illegale nederzettingen.

Minister Koenders:

Ik heb net al gezegd dat het ontmoedigingsbeleid staat. Ik ben niet van plan om dat nu te veranderen. Ik heb gekozen voor de weg die ik heb aangegeven, via de Europese Unie. Daar wilde ik het graag bij laten.

De heer Van Bommel (SP):

Dit heeft helemaal niets te maken met de Europese Unie. Nederland heeft een ontmoedigingsbeleid. Dat beleid richt zich op activiteiten in de illegale nederzettingen. Tegelijkertijd geeft de Nederlandse Belastingdienst — dat is een anomalie, een vergissing of over het hoofd gezien — belastingvrijdom aan organisaties, de zogenaamde anbi-organisaties, die projecten steunen in de illegale nederzettingen. Die twee dingen verhouden zich toch niet tot elkaar?

Minister Koenders:

Het is altijd moeilijk om te reageren op zo'n stelling. Ik zou dan echt eerst moeten bekijken om welke organisaties het gaat en of dat inderdaad het geval is. Ik heb net gezegd dat het ontmoedigingsbeleid staat zoals het is. Als ik er nader naar moet kijken, krijg ik graag specifieke vragen en zal ik die beantwoorden. Op dit moment kan ik er niet op antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de regering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

In de tweede termijn geef ik het eerste het woord aan de heer Sjoerdsma van de fractie van D66. U hebt twee minuutjes spreektijd, inclusief het voorlezen van eventuele moties, mijnheer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Wij hebben lang moeten wachten op dit debat. En wat blijkt? Einsteins definitie van waanzin — steeds hetzelfde doen en een ander resultaat verwachten — is gewoon kabinetsbeleid. Ik zie namelijk geen nieuwe opstelling van dit kabinet, niet na de Gaza-oorlog, niet na het mislukken van Kerry, niet na de nieuwe regering-Netanyahu, niet na de uitspraken van Netanyahu dat er geen tweestatenoplossing komt. De minister zegt: wij wachten wel op de daden. Weet u? Dat zei de vorige minister ook over de vorige Israëlische regering en die daarvoor ook. Het is business as usual.

Wij bespraken etikettering. Dat thema zette minister Timmermans zelf op de agenda, maar daar kwam toen onenigheid over in de oppositie. Wat doet deze minister nu met de etikettering, met het idee om mensen gewoon te vertellen waar producten vandaan komen en met het idee om niet langer producten in de winkel te hebben liggen waarop staat dat ze uit Israël komen, ook al is dat simpelweg niet zo? Het kabinet doet niets behalve wijzen naar Europa.

Wij bespraken de conditionaliteit voor de fora. Dat instrument ziet het kabinet zelf als "intensivering van de relaties", een "verdieping", een "versterking". Zo sprak de vorige minister. Kunnen wij die fora niet voorwaardelijk maken? Kunnen wij die niet afhankelijk maken van het gedrag van beide partijen? Overal doen wij "more for more, less for less", maar hier doen wij "more for less", om over het erkennen van Palestina maar niet te spreken. De minister van Buitenlandse Zaken begon zijn betoog met Einstein en liet de afgelopen uren ook zien dat Einstein gelijk had. Daarom dien ik de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de bilaterale fora met Israël en de Palestijnen heeft opgericht om de relaties met beide partijen te "versterken en verdiepen" en om een constructieve bijdrage te leveren aan het vredesproces;

overwegende dat het voor het vredesproces van groot belang is dat beide partijen zich conformeren aan internationale afspraken;

verzoekt de regering, de bilaterale fora voorwaardelijk te maken aan de inzet van beide partijen op gemaakte afspraken, mensenrechten, internationaal recht en hun inzet voor een vredesakkoord met een tweestatenoplossing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 401 (23432).

De heer Servaes (PvdA):

Ik heb één korte vraag daarover. In hoeverre weegt voor de fractie van D66 het oordeel van beide deelnemers aan die fora mee bij zo'n besluit? Wat zou er volgens D66 moeten gebeuren als beide partijen zeggen: ga door met die fora?

De heer Sjoerdsma (D66):

Voor D66 is van belang niet zozeer wat de andere partijen vinden van deze fora, als wel wat deze fora zeggen over de opstelling van Nederland zelf. Natuurlijk, zowel Israël als de Palestijnen zullen tevreden zijn met de intensivering van de betrekkingen, met het naderbij brengen van business-to-business- en wetenschappelijke relaties, en met politieke overleggen op hoog niveau. Welk land is daar niet blij mee? De vraag is echter of wij als Nederland bilateraal zouden moeten kiezen voor een intensivering van betrekkingen met landen die mensenrechten en het internationale recht schenden en in algemene zin het vredesproces niet vooruit brengen. Dat is mijn belangrijkste punt.

De heer Servaes (PvdA):

In dat allerlaatste stukje zit de essentie. De heer Sjoerdsma concludeert dat ze op een gegeven moment het vredesproces niet meer vooruit brengen, maar voor het vredesproces lijkt mij de wijze waarop die twee partijen dat zien niet onbelangrijk. Ik zei het volgende al in mijn eerste termijn. Mocht een van de twee partijen zeggen "dit gaat mis; dit zit ons dwars; het is eerder een belemmering voor het vredesproces" of "u zou dit niet met die andere partij moeten doen", dan heb je een serieus gesprek. Maar als beide partijen van elkaar en van hun eigen forum zeggen het niet alleen als een economisch voordeeltje te zien maar ook als een bijdrage aan het vredesproces, zegt de heer Sjoerdsma dan "dat kan mij niks schelen; zelfs dan houd ik ermee op als het mij bevalt"?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik vind het nogal wat deze fora een bijdrage aan het vredesproces te noemen. Ik vind ze simpelweg een beloning voor slecht gedrag. Het is precies zoals ik net zei: overal bepleiten wij als Kamer, ook de PvdA, "more for more, less for less" en dit geval doen wij "more for less". Ik vind dat simpelweg niet uit te leggen.

Voorzitter, ik ben bijna klaar.

De voorzitter:

Uw tijd is op.

De heer Sjoerdsma (D66):

De tijd liep even door tijdens de interruptie van collega Servaes …

De voorzitter:

Ha ha ha ha ha. Dat is echt niet waar!

De heer Sjoerdsma (D66):

…, zag ik.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in Europees verband werkt aan richtsnoeren voor correcte etikettering van producten uit Israëlische nederzettingen;

verzoekt de regering, als er in september geen Europees richtsnoer voor correcte etikettering is, een nationaal richtsnoer op te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 402 (23432).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Er worden in Nederland producten verkocht waarop "made in Israel" staat, terwijl ze in bezet Palestijns gebied geproduceerd zijn. Zo verkoopt Albert Heijn dadels en grapefruits die uit bezet gebied komen, geëtiketteerd met "made in Israel". Ook de Vomar, bijvoorbeeld die aan de Opaalstraat in Alkmaar — u kent hem wel — verkoopt basilicum met daarop "made in Israel" die in feite gewoon in bezet gebied geproduceerd is. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit moet hierop toezien en die zouden wij graag meer armslag geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat producten uit illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied in supermarkten in Nederland worden verkocht met Israël als herkomstland op het etiket;

van mening dat deze situatie onacceptabel is, onder meer omdat consumenten daardoor worden misleid;

verzoekt de Nederlandse regering, meer middelen ter beschikking te stellen aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, zodat meer controles uitgevoerd kunnen worden op etikettering van producten uit nederzettingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 403 (23432).

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb in mijn eerste termijn ook een punt gemaakt van Palestijnse kinderen in Israëlische gevangenschap. We blijven daarover van mening verschillen. Ik vind dat Nederland meer moet doen en dit moet betrekken bij de bilaterale relatie met Israël. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Israël partij is bij het Verdrag inzake de rechten van het kind;

constaterende dat Israël met betrekking tot Palestijnse kinderen in Israëlische gevangenschap al jaren handelt in strijd met het verdrag;

verzoekt de Nederlandse regering, gevolgen te verbinden aan hoe de bilaterale betrekkingen met Israël worden vormgegeven indien het land in strijd met het Verdrag inzake de rechten van het kind blijft handelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 404 (23432).

De heer Van Bommel (SP):

Ten slotte heb ik gesproken over de algemeen nut beogende instellingen die belastingkorting en belastingvrijdom krijgen van de Nederlandse Belastingdienst. De minister was daar niet van op de hoogte. Ik neem hem dat niet kwalijk, want hij is een paar jaar weggeweest. We hebben daarover eerder in deze Kamer gedebatteerd. Ik zou de minister willen uitnodigen om dat debat nog even terug te lezen en er dan op terug te komen. Het beleid ten aanzien van de nederzettingen is namelijk gewijzigd en ik zou graag zien dat dit onderdeel van de Nederlandse fiscale wetgeving in overeenstemming wordt gebracht met het ontmoedigingsbeleid. Ik zou daarover graag schriftelijk geïnformeerd willen worden door de minister.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister begon zelf over de einsteintheorie over dwaasheid. Wij moeten met elkaar proberen om die einsteincyclus van het bombarderen, het bouwen, het betalen, et cetera te doorbreken. Ik denk dat dat ons hier in de Kamer allemaal verenigt. Daarvoor moeten wij wel voorkomen dat in Gaza een nieuwe wapenopbouw plaatsvindt. Daarom vraag ik de minister of hij mogelijkheden ziet, omdat de internationale gemeenschap betaalt, om inspectie van of toezicht op die wapenopbouw in Gaza te organiseren. Een ander voorbeeld om die waanzin te voorkomen heeft te maken met het betalen van salarissen aan Palestijnse terroristen in Israëlische gevangenissen. Hierover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Palestijnse Autoriteit sinds 2011 geld overmaakt aan veroordeelde Palestijnen in Israëlische gevangenissen, wat kan oplopen tot 2.500 dollar per maand, dat deze gelden tot een perverse prikkel kunnen leiden, waarbij criminaliteit en terrorisme worden beloond, en dat de PLO de verantwoordelijkheid hiervoor heeft overgenomen van de Palestijnse Autoriteit;

overwegende dat Nederland conform de aangenomen motie-Voordewind/Van der Staaij deze kwestie binnen Europa heeft aangekaart om zodoende de Palestijnse Autoriteit en nu de PLO te bewegen om af te zien van het financieren van veroordeelde Palestijnen;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te inventariseren om de druk op de PLO op te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Bisschop en Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 405 (23432).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De tweede, tevens laatste motie betreft de ingehouden AOW-uitkeringen. We krijgen daarover nog een antwoord, maar ik vind het toch belangrijk om de Kamer een uitspraak daarover voor te leggen. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat per 1 januari 2015 een nieuwe richtlijn van kracht is geworden om alleenstaande AOW'ers te korten die onder meer wonen in gebieden als de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en Golan, terwijl hier sinds de totstandkoming van het verdrag in 1984 geen sprake van was;

overwegende dat de uiteindelijke status van deze gebieden in een alomvattend vredesakkoord beslist moet worden en dat burgers die in Nederland AOW hebben opgebouwd, niet het slachtoffer mogen worden van dergelijke politieke besluiten;

verzoekt de regering, de nieuwe richtlijn in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 406 (23432).

De heer Ten Broeke (VVD):

In mijn eerste termijn werd ik over deze zaak geïnterrumpeerd door de heer Voordewind. Uit de beantwoording is duidelijk geworden dat er geen sprake is van het stoppen of korten van die uitkering. Ik snap deze motie dus niet helemaal.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik weet niet of de heer Ten Broeke heel precies heeft geluisterd naar het antwoord van de minister. Hij heeft gezegd dat voor dat ene individuele geval, van die mevrouw van 90 jaar, een praktische oplossing is bedacht. Naar mijn weten is zij echter niet de enige die dit betreft, zoals ook bleek na navraag bij de SVB. Daarnaast is er nog een hele categorie van na 1945 geboren mensen die naar Israël zijn afgereisd, bij wie ook een korting op de AOW wordt toegepast. Mijn fractie vindt dat immoreel. Daarom vraag ik om een uitspraak van de Kamer.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dan versta ik de motie zo dat de heer Voordewind vraagt of hier sprake is van ander beleid, dan wel vraagt om de redenering die op dat ene, individuele geval van toepassing is verklaard, nu ook generiek door te zetten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is inderdaad mijn wens dat de toepassing nu op die ene dame van 90 generiek wordt gemaakt. Dit is namelijk een nieuwe maatregel, die per 1 januari 2015 is ingegaan. Mijn verzoek aan de Kamer is om het voorstel te steunen om die ene uitzondering nu ook breder te trekken en te laten gelden voor mensen die AOW ontvangen en zijn verhuisd naar Israël.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn betoog in eerste termijn. Ik constateer dat de meeste partijen in de Kamer en eigenlijk ook de minister zelf van mening zijn dat het beleid dat in de afgelopen jaren is gevoerd ten aanzien van het vredesproces in het Midden-Oosten en de bemoeienis van de internationale gemeenschap daarmee, niet tot resultaten leiden. Iedereen is het daarover wel eens. Het antwoord is dan: we gaan daarmee door of we intensiveren het nog wat. Ik ben daar wel een beetje verbaasd over, want het is toch niet zo'n heel raar idee om je ook eens af te vragen of het misschien niet gewoon een dom idee is om die weg op te willen.

In ieder geval heeft de minister gezegd dat hij wil kiezen voor een intensivering van de Europese rol bij het vredesproces in het Midden-Oosten. Hij heeft daarbij gezegd — dat vond ik heel belangrijk — dat het voor die onderhandelingen essentieel is dat beide partijen, Israël en de Palestijnen, hun huis op orde hebben. Daar gaat het dan ook meteen mis, aan Palestijnse kant. Dit gaat namelijk niet lukken met dat nefaste Palestijnse leiderschap in Gaza en Ramallah. We hebben al vaak genoeg pogingen gezien om tot een zogenaamde eenheidsregering te komen. Het werkt gewoon niet met deze lieden. Ik zou zeggen dat het in het zadel houden van dat leiderschap noodlottig is. We doen dat door er steeds maar weer opnieuw steun en geld aan te geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de VN vooroplopen in een internationale anti-Israëlobsessie;

verzoekt de regering, elke Nederlandse bijdrage aan VN-projecten in Gaza onmiddellijk te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 407 (23432).

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet, samen met andere Europese landen, Israëlische producten afkomstig uit de Westelijke Jordaanoever verplicht wil etiketteren;

overwegende dat dit in de praktijk ertoe kan leiden dat Israëlische producten worden geboycot;

verzoekt de regering, krachtig afstand te nemen, ook in Europees verband, van de beoogde labeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 408 (23432).

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik heb nog een tweede motie. De minister vroeg om voorbeelden van organisaties die subsidie ontvangen en antisemitische propaganda bedrijven. Deze heb ik. Uit antwoorden op Kamervragen van 28 mei 2014 blijkt dat de minister zelf heeft aangegeven dat de organisatie die ik net noemde, Badil, al eerder te maken heeft gehad met een subsidiestop vanwege het oproepen tot geweld. Echter, deze organisatie heeft gewoon opnieuw subsidie gekregen en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet heeft aangegeven dat het bereid is stappen te nemen tegen organisaties die antisemitische propaganda bedrijven en subsidie ontvangen;

verzoekt de regering, subsidies stop te zetten aan organisaties die antisemitische uitingen doen of deze subsidies doorgeven aan organisaties en/of individuen die zich hieraan schuldig maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 409 (23432).

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Allereerst ontvang ik graag een brief van de minister over de interruptie die ik net pleegde over het TTIP-verdrag en over de amendementen die in de Verenigde Staten zijn ingediend over het onmogelijk maken van het treffen van sancties waar het gaat om het vestigen van nederzettingen. Dit debat maakt ons volgens mij drie punten duidelijk. In de eerste plaats dat de rol van Nederland marginaal is vanwege geopolitieke verhoudingen die aan het veranderen zijn. In de tweede plaats dat de minister allerlei dingen betreurt en dat valt onder de definitie van dwaasheid die Einstein heeft gegeven. In de derde plaats dat de minister niet doorpakt wanneer het gaat om de bilaterale bevoegdheden die de minister heeft. Ik weet dat de heer Bert Koenders stappen in de juiste richting wil zetten en dat dezelfde minister Bert Koenders niet wil horen bij die oud-politici die in de tijd dat ze de mogelijkheid hadden er wat aan te doen, niets hebben gedaan. Hij is nu in de gelegenheid om wel iets te doen. Minister, maak er werk van nu het nog kan!

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. De laatste woorden, althans in dit debat, van de heer Kuzu "maak er werk van nu het nog kan" kunnen suggereren dat de ambtstermijn van deze minister bijna ten einde is. Ik wil de minister op dit punt vooral aanmoedigen om door te gaan met de zeer evenwichtige lijn die hij heeft ingezet op dit buitengewoon gecompliceerde dossier. Ik ben blij dat de minister de Europese rol zo benadrukt. Een rol die een beetje tegen wil en dank is ontstaan, in het verleden niet altijd goed uit de verf kwam, maar op dit moment meer dan ooit nodig is. Het is een rol die binnen Europa een aantal landen bij elkaar kan brengen, wat tot op heden vrij ingewikkeld was. Misschien is dit debat wat te vroeg — hoewel het acht maanden te laat is in de ogen van de heer Sjoerdsma — om de resultaten van het bezoek van mevrouw Mogherini aan Israël te kunnen beoordelen, maar binnenkort zullen we hierover nog te spreken komen.

Mijn ervaring, op basis van de reis die ik vorige week naar Israël en de Palestijnse gebieden heb gemaakt, is dat er "op grasniveau" heel veel behoefte is om tot duurzame vrede te komen. Ook uit de bijdragen uit deze Kamer blijkt dat iedereen hunkert naar die duurzame vrede, geen vrede op korte termijn, maar vooral duurzame vrede. Dat is een ingewikkeld proces. Ik wens de minister daar buitengewoon veel succes bij. Hij kan op onze steun rekenen als hij deze lijn aanhoudt. Laten we hopen dat zijn inspanningen tot resultaat zullen leiden.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Er lijkt toch weinig verandering op te treden. Op basis van de beantwoording van de minister constateer ik dat de inzet in grote lijnen zeer afwachtend is, dat er weinig wordt doorgepakt en dat er weinig stevig positie wordt ingenomen. Anderen hebben het hier al gezegd: het heeft toch een tikje de suggestie dat de valkuil waar de minister zelf voor waarschuwde, namelijk de waanzin van Einstein, ook de valkuil is voor deze minister en voor deze regering.

Een lichtpunt — dat wil ik toch benoemen — is dat een aanpak meer in Europees verband wel de aanbeveling verdient. Dat heeft de minister ook nadrukkelijk onder de aandacht gebracht en dat steunen wij.

Wat buitengewoon lastig is en blijft, is het feit dat de Nederlandse inzet — wat er dan ook uit zou moeten komen — erg onhelder en erg omfloerst blijft. Er moet tempo gemaakt worden en er moet daadwerkelijk een deuk in een pakje boter geslagen worden. Het lijkt er nog niet op dat de minister in Europees verband daadwerkelijk aandringt op een versnelling en een versteviging. In dat opzicht zou ik nog één vraag willen stellen, waar de minister wellicht in tweede termijn nog op kan ingaan. De minister heeft geen helderheid verstrekt over mijn oproep om ook in Europees verband nadrukkelijk opzegging van het associatieverdrag als stok achter de deur te hanteren. Misschien wil de minister daarop nog ingaan.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

GroenLinks is in het verleden op de thee geweest bij Hamas, en GroenLinks-woordvoerder Voortman heeft enige tijd geleden gesteld dat we Hamas moeten accepteren. Deelt de woordvoerder van GroenLinks die onzalige visie?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Er is geen sprake van een accepteren van activiteiten van Hamas die niet door de beugel kunnen, en dat zijn er vele. Ik denk dat we daarover niet van mening verschillen. Wat volgens de wet is, is volgens de wet, en wat daarbuiten valt niet. In die zin is er absoluut geen sprake van een verdedigen door GroenLinks van terroristische activiteiten van Hamas.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Het is goed om te horen dat de heer Grashoff afstand neemt van het GroenLinks-standpunt dat Hamas geaccepteerd moet worden. Dan gaan we ervan uit dat hij daar ook niet meer op de thee gaat.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat zijn uw woorden over wat u denkt of vindt dat GroenLinks zou zeggen. Het zijn niet mijn woorden. Ik houd ze maar bij u.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik heb genoten, hoewel het thema daartoe eigenlijk niet uitnodigt, van de realistische en tegelijkertijd door idealen gedreven benadering van de minister. Ik kan mij daar wel wat bij voorstellen. Hij was met name realistisch in de zin van: mensen, laten we nuchter zijn en onze positie niet overschatten. Natuurlijk hebben we goede contacten. Die willen we benutten, en waar dat mogelijk is naar beide kanten. We willen ons inspannen, maar laten we niet denken dat wij als klein Nederland de doorslag geven.

Dat is een behartenswaardige benadering: doen wat in je vermogen ligt en jezelf niet overschatten en vooral niet overschreeuwen.

Ik heb op één van mijn vragen het antwoord nog gemist. Die vraag wil ik nu maar gelijk koppelen aan een motie. Ik vermoed dat de minister daarom het antwoord ook een beetje heeft laten liggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Midden-Oosten Vredesproces mede wordt gefrustreerd door het voeden van onheuse beeldvorming over wederzijdse partijen, onder meer door het zaaien van haat of het verheerlijken van terreur;

overwegende dat er in het verleden sprake is geweest van een internationaal comité waar uitingen van haat en andere misstanden konden worden aangemeld, maar dat dit comité niet meer functioneert;

verzoekt de minister, de opportuniteit te onderzoeken van de instelling van een internationaal samengesteld comité waar zowel Israëlische als Palestijnse klachten over kwalijke uitingen en misstanden publiek en transparant kunnen worden ingediend en beoordeeld, en de Kamer daarover nader te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 410 (23432).

De heer Bisschop (SGP):

Even ter toelichting: wij dienen deze motie niet in in de naïeve veronderstelling dat het allemaal wel goed komt als er maar zo'n schoolmeesterachtig comité is. Nee, wij dienen deze motie in omdat wij op die wijze, van onderop, willen helpen bouwen aan het vredesproces. Want het is een illusie om te denken dat vrede op korte termijn gerealiseerd zou kunnen worden. Daar is een bovenmenselijk wonder voor nodig. De wonderen zijn de wereld nog niet uit — dat belijden wij vanuit de SGP met verve — maar we houden tegelijkertijd ook de realiteit voor ogen. Het zou mooi zijn als we op deze wijze een bijdrage kunnen leveren.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Is deze minister een activist of legt hij zich neer bij het beleid dat al jaren bestaat? Daar ging de discussie vandaag eigenlijk over. Het is een lastige vraag, maar hij heeft toch met name op het Europese spoor een paar zeer activistische gedachten uiteengezet. We zullen hem de komende tijd moeten afrekenen op die resultaten. Het lastige ervan vind ik dat wij hier, de goed ingevoerde politici, hoe we er ook tegen aankijken, heel goed begrijpen wat de beperkingen zijn en waarom je Europese consensus moet opbouwen. Leg het echter maar eens uit aan mensen die zich vreselijk, en zo vreselijk terecht, kunnen opwinden over de eindeloze lengte waarin dit conflict verder sleept. Leg het maar eens uit in zaaltjes hier in Nederland en leg het maar eens uit in de regio. De spanning zit er dus in gebakken. Ik steun echter de lijn van de minister en ik ben blij dat de steun voor die Europese lijn ook groeit, in ieder geval in deze Kamer, in Europa en hopelijk ook in de regio. Ik wil datgene wat wij besproken hebben in een motie laten terugkomen. Die motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de motie-Sjoerdsma/Omtzigt (23432, nr. 377) van 3 juli 2014 pleit voor een versterkte rol voor de EU in het Midden-Oosten Vredesproces;

overwegende dat de Raad Buitenlandse Zaken van 17 november 2014 concludeert dat het Midden-Oosten Vredesproces een prioriteitsthema is en dat de ontwikkeling van toekomstige relaties met zowel Israëlische als Palestijnse partners mede afhankelijk is van hun inzet voor een vredesakkoord gebaseerd op een tweestatenoplossing;

overwegende dat de resolutie 2014/2964 van het Europees Parlement steun uitspreekt voor erkenning van de Palestijnse staat, de EU oproept haar verantwoordelijkheid te nemen als facilitator van het vredesproces en de Hoge Vertegenwoordiger vraagt tot een gemeenschappelijke EU-strategie te komen;

constaterende dat de verzoening tussen Palestijnse partijen onderling essentieel is en het gebrek aan effectief gezag van de Palestijnse eenheidsregering in Gaza een belangrijk obstakel vormt;

constaterende dat de Israëlische premier in verkiezingstijd afstand heeft genomen van de tweestatenoplossing, dat in het coalitieakkoord van de nieuwe Israëlische regering een concreet commitment aan de tweestatenoplossing ontbreekt en dat recent de bouw van nieuwe illegale nederzettingen in bezet gebied is aangekondigd;

constaterende dat het perspectief op hervatting van geloofwaardige vredesonderhandelingen, na het eerdere mislukken van het Kerryinitiatief, hiermee verder uit zicht raakt en dat zonder internationale druk de kans op hervatting van serieuze besprekingen nihil is;

verzoekt de regering, zich in te spannen voor een zo spoedig mogelijke presentatie van een gemeenschappelijke EU-strategie voor het Midden-Oosten Vredesproces, waarin het principe dat de ontwikkeling van relaties met beide partijen afhankelijk is van hun inzet voor een vredesakkoord gebaseerd op een tweestatenoplossing leidend is en in concrete maatregelen wordt uitgewerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Servaes en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 411 (23432).

De heer Ten Broeke (VVD):

Het is een heel lange motie en er zal ongetwijfeld heel diep over nagedacht zijn, maar ik meende ergens in de overwegingen te horen dat de heer Sjoerdsma ervoor ... De heer Servaes bedoel ik. Ik maak nu de fout die u meestal maakt, voorzitter.

De voorzitter:

En ik heb er zo op geoefend!

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik had hem graag aan u gegund. Laten we zeggen dat wij dit nu delen.

De heer Servaes koos ervoor om in de overwegingen twee elementen te benadrukken die volgens mij bewust eenzijdig zijn gekozen. Waarom is dat? Hij quoot de huidige premier in zijn rol als campagneleider van zijn partij, terwijl er daarna herhaaldelijk uitspraken zijn geweest die dat alweer weerleggen. Ik vraag van de heer Servaes niet om ze te kwalificeren. Hij moet er zijn eigen oordeel maar aan geven. Maar waarom heeft hij nou alleen die uitspraak erbij genomen, om daarmee de teneur van deze motie kleur te geven? We hebben vandaag ook weer moeten en mogen vaststellen dat bij het belangrijke bezoek van mevrouw Mogherini, die Europa toch aanvoert op dit vlak, een heldere uitspraak van Netanyahu is verkregen over de twee staten. Ik denk dat de heer Servaes dat toch met mij eens moet zijn.

Het tweede is ...

De voorzitter:

Dit is een heel lange vraag. Zullen we even het antwoord hierop afwachten?

De heer Ten Broeke (VVD):

De volgende vraag is heel kort en die kan de heer Servaes in een keer meenemen in zijn antwoord. In de motie wordt wel benadrukt dat in het coalitieakkoord geen tweestatenoplossing staat, maar er wordt niet benadrukt dat er vredesoverleg staat, terwijl ook bij de vorige regering Netanyahu exact dezelfde formulering werd gebruikt en dat tot een vredesoverleg heeft geleid. Waarom nou die eenzijdigheid?

De heer Servaes (PvdA):

Ik beschouw dat bepaald niet als eenzijdigheid. Ik heb in het debat al gezegd dat ik het verwelkom als premier Netanyahu vandaag op zijn schreden is teruggekeerd. Het is wel iets dat ik nogal via via heb gehoord. Ik hoop met de heer Ten Broeke dat de uitspraak tijdens de verkiezingen hiermee ongedaan is gemaakt. Ik constateer echter ten eerste dat die uitspraak wel gedaan is en ten tweede dat het concrete commitment aan de tweestatenoplossing in het coalitieakkoord ontbreekt, sterker nog, dat er elementen in het coalitieakkoord zitten die in strijd zijn met de tweestatenoplossing. Ik heb daar vandaag een voorbeeld van genoemd, namelijk het legaliseren van de buitenposten. In die zin vind ik dit een hele relevante opmerking en een relevant element. Ik geef de heer Ten Broeke wel het volgende mee: als Netanyahu als premier of in zijn hoedanigheid als minister van Buitenlandse Zaken daar vandaag iets anders over heeft gezegd, is dat te verwelkomen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Prima, laten wij dan gewoon direct naar het dictum kijken. Dat komt er toch op neer dat de heer Servaes en de heer Sjoerdsma simpelweg de minister verzoeken om er bij mevrouw Mogherini op aan te dringen om de strategie zo snel mogelijk op papier te zetten.

De heer Servaes (PvdA):

Dat heeft collega Ten Broeke heel goed begrepen. "Zo snel mogelijk" is natuurlijk essentieel in dezen. Ik ben mijn betoog vandaag begonnen met de vermelding dat het gevoel van urgentie er is. Na zolang wachten, na het wachten op de Israëlische verkiezingen en het wachten op de coalitiebesprekingen, gebeurt er nu echt iets. Dat is precies de kern. Het is heel goed om te zien dat het draagvlak daarvoor vanavond toeneemt. De minister zegt nu dat hij de motie omarmt, die vorig jaar nog door zijn ambtsvoorganger ontraden werd. Ik meen zelfs gehoord te hebben dat collega Ten Broeke nu ook het Europese spoor steunt. Dat is winst, zou ik zeggen. Wij zijn het nog niet allemaal eens hierover. Maar nu mag ik misschien ook Einstein citeren: "een avond waarop iedereen het met elkaar eens is, is een verloren avond". Wij voeren er nog debat over, maar op dit punt zijn wij het dus eens. Dat is goed.

De heer Ten Broeke (VVD):

Laten we het dan in ieder geval over één ding eens zijn. Als mevrouw Mogherini het net zo kort weet te houden als de motie van de heer Servaes, kan die strategie ons ongetwijfeld heel snel bereiken.

De heer Servaes (PvdA):

Laten wij het hopen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Graag krijg ik nog even een nadere duiding van de motie. Als je de motie isoleert tot alleen het dictum, zou je denken: volgens mij heeft de minister dit uitdrukkelijk zo gesteld en is de motie dus ondersteuning van beleid. Dan vraag ik mij af wat de toegevoegde waarde is van de motie. Je moet echter altijd de hele motie bekijken en ook de context van de overwegingen meenemen. Is de motie bedoeld om de minister op te roepen tot de uiteindelijke erkenning van de Palestijnse staat? Als dat zo is, heeft de motie een heel andere klank. Welke intentie heeft de heer Servaes met de motie? Wil hij puur de minister een steun in de rug geven of is het de bedoeling om uiteindelijk tot erkenning van de Palestijnse staat te komen via het dictum?

De heer Servaes (PvdA):

Het is geen geheim in deze Kamer dat het wel degelijk mijn bedoeling is om tot erkenning van de Palestijnse staat te komen. Maar ik kan de heer Voordewind verzekeren dat dat niet de bedoeling van deze motie is. Dan had ik de motie wel anders geformuleerd. Ik heb heel bewust en misschien ter geruststelling ook de resolutie van het Europees Parlement met naam en nummer weergegeven. Alle finesses van de motie kunnen dus worden teruggelezen. Ik vind dit een belangrijke motie, omdat de verantwoordelijkheid van de EU daarin wordt bestempeld en omdat aan de Hoge Vertegenwoordiger een belangrijke opdracht wordt gegeven. Het doel van de motie is echter vervat in het dictum.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien kan de heer Servaes dan toch uitleggen wat het verschil is tussen het dictum en hetgeen de minister de hele avond geprobeerd heeft te zeggen. Ik heb de minister uitdrukkelijk horen zeggen dat hij zich inspant om zo snel mogelijk tot Europees beleid hiervoor te komen.

De heer Servaes (PvdA):

Het zal denk ik niet. Ik hoop dat deze motie ondersteuning van beleid als kwalificatie meekrijgt. Dat zou mooi zijn, want dan kan de Kamer er in brede meerderheid mee instemmen. Het zou bepaald niet de eerste keer zijn. Ik kan me voorstellen dat de heer Voordewind ook wel eens een motie heeft ingediend die deze kwalificatie heeft gekregen. Ik vind het toch belangrijk om dit moment, met alle kwalificaties van de politiek daar en hier, gezamenlijk in deze motie te vatten. Een paar elementen zijn wel degelijk heel goed om nog eens duidelijk te beschrijven, zoals de snelheid en de koppeling tussen het gedrag van beide staten en wat dat betekent voor toekomstige relaties met de EU. Tot slot moet het niet bij algemeenheden blijven, maar moeten wij de Hoge Vertegenwoordiger vragen om met concrete voorstellen en maatregelen te komen. Die drie elementen zijn voor mij belangrijk om vanavond met elkaar vast te stellen. Als ook de heer Voordewind dit voorstel zou kunnen steunen, kan mijn avond niet meer kapot.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Weer een fundamenteel debat over Israël en de Palestijnen, waarbij Einstein vanavond de hoofdrol speelde. Wie had dat gedacht? Dat is toch de man die vooral bekend staat om zijn relativiteitstheorie? Relativiteit is niet onbelangrijk. Hoewel dat soms moeilijk lijkt in deze evergreen van de Nederlandse buitenlandpolitiek, deze proxy fight van goede bedoelingen, dit songfestival van herkenbare tunes. In Ramallah en Jeruzalem zat men vanavond aan de buis gekluisterd, heb ik me laten vertellen. Men belde zojuist de uitslagen door. In orthodoxe kringen kreeg de heer De Roon weer twaalf punten. Vrede Nu-aanhangers juichten voor collega Sjoerdsma. In huize Netanyahu werden wéér geen punten gegeven aan collega Van Bommel, net zomin als in de Mukataa waar het Palestijnse leiderschap verbaasd zat te kijken toen collega Kuzu de Palestijnse zaak vergeleek met die van de Germanen.

De meest gestelde vraag die ik van collega's na afloop van dit soort debatten krijg is: hebben jullie het eindelijk opgelost? Je hoeft geen Einstein te zijn om de oplossing van dit probleem te vinden. Grenzen, Jeruzalem, vluchtelingen, veiligheidsgaranties, water, landswaps: het is allemaal bekend en het vergt geen bijzondere intelligentie. Einstein vond het echte teken van intelligentie niet kennis — die hebben we allemaal — maar verbeeldingsvermogen. Een mooie uitdaging voor de minister van Buitenlandse Zaken die zichzelf aan Den Uyl heeft gespiegeld: verbeeldingsvermogen. Ik heb geen quote van Joop den Uyl bij de hand, ik zou niet durven met deze minister. Ik weet wel dat Den Uyl op zijn bureau in de studeerkamer van zijn huis in Amsterdam-Buitenveldert drie portretten had staan. Eén van zijn vrouw Liesbeth, één van zijn jongste dochter Saskia, onze oud-collega, en één van Golda Meïr. In dit debat, negen maanden na de Gaza-oorlog waarbij zo veel doden vielen, waaronder onschuldige kinderen die zowel door Israëlische bommen als door een Hamas terreurbewind stierven, wil ik een van de mooiste quotes van Golda Meïr aanhalen over vergevingsgezindheid naar de andere partij: "We can forgive them for killing our children. We cannot forgive them for forcing us to kill their children. We will only have peace with them when they love their children more than they hate us".

Dit is wat mij betreft de enige oorlogsdoctrine die in een beschaving past. Omdat ik hoop dat we hier een herhaling kunnen voorkomen en omdat de minister over herhaalde geschiedenis sprak, citeer ik een andere uitspraak van Einstein: "Leer van gisteren, leef vandaag en hoop voor morgen". Het allerbelangrijkste is echter: blijf vragen stellen. Vraag aan Netanyahu of hij twee staten wenst, vraag aan Abbas wanneer hij zonder voorwaarden aan de onderhandelingstafel gaat zitten, vraag aan Netanyahu wanneer hij denkt dat hij de woningnood aan zijn kant van de Groene Lijn oplost, vraag aan Abbas wanneer hij verantwoordelijkheid neemt voor de woningen in Gaza. Pas als zij in de geest van Golda Meïr en in hun achterhoofd de wijsheid van Einstein kunnen antwoorden, kan dit conflict worden opgelost. Dat is niet in deze Kamer, maar in de onderhandelingskamer.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt van 22.13 uur tot 22.35 uur geschorst.

Minister Koenders:

Mevrouw de voorzitter. Ik wil de Kamer danken voor de uitgebreide tweede termijn, net als voor de verschillende opvattingen die over het probleem in het Midden-Oosten naar voren zijn gebracht. Ik denk dat het belangrijk is om in het vervolgtraject goed te weten hoe de Kamer erin staat. Het is zo dat de Kamer bijna zo verdeeld is als de sprekers en de partners in het vredesproces zelf. Dat maakt het niet eenvoudig, maar ik vind het wel van belang dat in de Tweede Kamer het vredesproces in het Midden-Oosten zeer nauwkeurig wordt gevolgd. Ik heb daar grote waardering voor. Als je Einstein noemt, is natuurlijk altijd een risico dat je die terugkrijgt. Daar heb ik ook alle waardering voor. Maar het volgende moet ik eerlijk bekennen, en dat zeg ik vooral in de richting van de D66-fractie. Want als ik vanavond één mantra heb gehoord, was dat van de D66-fractie. Zij heeft een motie ingediend over etikettering en de conditionaliteit van fora. Maar vervolgens geeft zij geen enkele nieuwe analyse van de geostrategische positie in het land. Ook heeft zij geen enkel idee over hoe we de diplomatie verder moeten aantrekken en over hoe we de druk kunnen verhogen waarbij we tegelijkertijd tot resultaten komen. Ik moet dus eerlijk zeggen — niet om nog eens een jij-bak te doen, want u hebt het recht van de Kamer om dat te zeggen — dat ik dat een ongelofelijke versimpeling vond, die ik eigenlijk niet van de heer Sjoerdsma had verwacht.

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma heeft de behoefte om daarop te reageren.

De heer Sjoerdsma (D66):

Nee hoor, voorzitter, ik hoef daar niet op te reageren. Ik wil enkel zeggen dat ik, als ik de spreektijd van de minister had, wellicht aan die analyse was toegekomen.

Minister Koenders:

Dat is denk ik toch wel een heel simpele verklaring. U hebt op een aantal punten aangehaald dat deze minister niets doet, op het moment dat hij juist, naar aanleiding van een verzoek van de D66-fractie, de Europese rol zeer serieus invult. U hebt dat geloof ik ook in een motie vastgelegd. Het gaat dan toch echt niet aan om over deze regering en zeker ook, met alle respect, over het beleid dat we in de afgelopen maanden hebben uitgevoerd te zeggen dat het passief is, juist wanneer wij zoeken naar een weg. Ja, het is waar dat ik daar geen verzekeringen voor heb. En ja, het is waar dat, gezien de situatie daar, de zaak niet eenvoudigweg kan verbeteren. Ik heb aangegeven waarom ik denk dat dit op het ogenblik de meest effectieve manier is. Natuurlijk kun je zeggen: als we aan etiketteren in Nederland beginnen en een aantal conditionaliteiten aan de fora verbinden, wordt de nationale verantwoordelijkheid waarschijnlijk genomen en komen we een stuk verder. Maar ik betwijfel dat en denk overigens ook niet dat het zo is. Ik neem dus afstand van die positie. Ik vind het erg belangrijk dat we nu met elkaar nadenken over de vraag wat er in deze tijd moet gebeuren. Zonder taboes, zeg ik er direct bij. De Europese besluitvorming vindt ook zonder taboes plaats; kijk naar de Raadsconclusies daarover. Als die pogingen worden gewaagd, kun je vervolgens zeggen: de regering hangt achterover. Ik kan me daar eerlijk gezegd echter niet in vinden. Maar goed, dat is een verschil van mening. Dat is ook alleszins legitiem, zeker in dit debat, waarin vele meningsverschillen bestaan.

Ik wil nog een en ander zeggen over de specifieke vragen die gesteld zijn en wil ook ingaan op de ingediende moties. Ik kom eerst op de vragen van de heer Grashoff. De opschorting van het associatieakkoord is nu inderdaad niet aan de orde. Daarover hebben wij dan misschien een verschil van mening, want hij vindt dat het wel aan de orde is. Er zijn binnen het associatieakkoord wel mogelijkheden om maximaal te benutten, met name de gestructureerde dialoog, ook over moeilijke thema's. Zoals u weet, hebben we er ook voor gepleit om de implementatie van het akkoord te beperken tot de grenzen van 1967. Dat is ook in de Raadsconclusies opgenomen. In elk pakket dat nu wordt voorgelegd, zit het associatieakkoord uiteraard ook.

Er is een vraag gesteld over PEGASE en de betaling van het salaris van ambtenaren die onder Hamas-bestuur zijn geworven en lid van Hamas zijn. Betaling aan deze ambtenaren met geld van de Europese Unie of Nederland is niet aan de orde. De integratie van ambtenaren is een belangrijke eis bij verzoening. Beide partijen onderhandelen daar met Zwitserse bemiddeling over. Vooralsnog lopen de eisen van beide partijen ver uiteen en worden er geen concrete stappen gezet. Het Zwitserse voorstel voorziet in toetsing op kwaliteit en veiligheid met gebruik van internationale sanctielijsten. Pas na een succesvolle integratie, waarbij alle ambtenaren effectief door de consensusregering worden aangestuurd, kan de vraag komen of de Europese Unie bereid is alle ambtenaren op te nemen in PEGASE. Daarover is nu nog geen besluit genomen. Het proces is belangrijk omdat integratie alleen kan lukken als de PA daadwerkelijk kan terugkeren in Gaza. Een mogelijk verzoek aan de Europese Unie om mee te betalen biedt de gelegenheid om invloed uit te oefenen op de toetsing en de partijen te bewegen tot een effectieve en efficiënte overheid, die daadwerkelijk in Gaza wordt aangestuurd door een consensusregering. Maar daar zijn wij dus nog lang niet.

De huidige situatie is duidelijk niet houdbaar. De ambtenaren die werken, krijgen niet allemaal betaald. Een deel van de thuiszittende ambtenaren krijgt wél betaald. Het Zwitserse voorstel gaat uit van het principe "wie werkt, krijgt betaald en wie betaald krijgt, moet werken". Met dat principe zou PEGASE effectief ingezet kunnen worden voor verdere hervormingen, en partijen kunnen aansporen tot het zetten van noodzakelijke stappen.

Er is een vraag gesteld over verzoeningsprojecten. Verzoeningsprojecten dragen bij aan het bevorderen van de dialoog tussen groepen en het vergroten van het onderling begrip en draagvlak voor de tweestatenoplossing. Op het ogenblik hebben de politieke structuren aan beide kanten zich ingegraven, terwijl er aan beide kanten nog een heleboel mensen zijn die juist wel vooruit willen. Daarom vind ik die samenwerkings- en verzoeningsprojecten tussen Palestijnen en Israëliërs niet naïef. Sterker nog, ik vind ze van groot belang. Daarom is er ook een structurele inzet op verzoeningsprojecten door de posten Ramallah en Tel Aviv. Die worden door beide kanten ook zeer op prijs gesteld. Die structurele inzet past in de Nederlandse rol, waarbij Nederland zijn goede relaties inzet voor draagvlak voor de tweestatenoplossing. Dat zal niet vanzelf gaan, het moet echt van binnenuit komen. Er is een structurele inzet, deels via projecten waarmee flexibel kan worden ingespeeld op ontwikkelingen, en deels via grotere projecten waarmee een grotere impact wordt nagestreefd. Nederland ondersteunt reeds een aantal succesvolle projecten, ook trilaterale projecten tussen Palestijnen en Israëliërs. Die projecten bevorderen dat in verschillende sectoren, zoals water, mensenrechten, kennis en onderzoek. Wij hebben een aantal nieuwe projecten geïdentificeerd, die samenwerking en verzoening tussen Israëliërs en Palestijnen van onderop bevorderen.

Er is gevraagd naar de Palestijnse gevangenen in Israëlische detentie. Zou Nederland hetzelfde verzoek aan UNICEF willen doen voor onderzoek naar Palestijnse minderjarigen in Palestijnse gevangenissen? Het antwoord is ja. Het past UNICEF om ook daaraan aandacht te geven. Uiteraard gaat het om de primaire verantwoordelijkheid van de Palestijnse Autoriteit en de Israëlische regering, maar ik vind het een goed voorstel, dat wij dus ook zullen inbrengen.

Ik kom op de moties en begin met de motie van de heer Sjoerdsma op stuk nr. 401 over de conditionaliteit en de fora. In het licht van mijn eerdere opmerkingen zou ik die motie willen ontraden. Ik acht een dergelijke vorm van conditionaliteit onverstandig. Beide partijen hechten aan de fora. Dat is voor mij echt een belangrijke constatering. Het betekent dat zij dat willen omdat de ander ook meedoet. Wij werken aan die verzoeningsprojecten, die ik zojuist noemde. Die projecten moet je ook in dat kader zien, maar de fora zijn natuurlijk niet kritiekloos. Op een aantal punten die de heer Sjoerdsma naar voren heeft gebracht, zijn die fora nu juist de gelegenheid om bij beide partijen het grote belang van mensenrechten, van internationaal recht en van de tweestatenoplossing te benadrukken. Dat doen wij ook. Ook en misschien wel juist onder de huidige omstandigheden is het van belang om met beide in gesprek te blijven. Ik vind het op dit moment een praktisch en gebalanceerd communicatiekanaal.

In de motie op stuk nr. 402 brengt de heer Sjoerdsma een tijdselement in. Het is mij niet helemaal duidelijk waarom deze motie is ingediend, want de indiener heeft gezegd dat het nu vooral nationaal moest gebeuren. Nu begrijp ik dat het toch afhankelijk is van Europese besluitvorming. Ik vind dat dat snel moet gebeuren. Tijdens de RBZ heb ik aandacht gevraagd voor de brief van de zestien EU-lidstaten en opgeroepen tot opvolging daarvan. De Hoge Vertegenwoordiger is door die brief aangezet tot snelheid. Het is nu van belang om eerst de reactie af te wachten en daarop niet vooruit te lopen. Wij houden de vingers aan de pols. Daarnaast is er het belang van de Europese aanpak. Die heeft niet alleen te maken met meer impact, maar ook met een level playing field en een uniforme uitleg.

De voorzitter:

En het oordeel over de motie?

Minister Koenders:

Ik ontraad de aanneming van de motie.

De heer Sjoerdsma (D66):

Waarom ontraadt de minister de motie eigenlijk? Ik vraag dat, omdat de minister aangeeft het eerst Europees te willen proberen en dat het snel moet gebeuren. Dat wil ik ook. Alleen is de kans dat dat gebeurt, niet zo groot. Als het niet snel en niet Europees gebeurt, zou het goed zijn als de minister een plan B klaar heeft liggen.

Minister Koenders:

Het zou ook heel goed zijn om een plan B te hebben, maar u noemt een specifieke datum: in september. Als die datum niet wordt gehaald, moet ik tot andere maatregelen overgaan. Dat lijkt mij niet verstandig. Die datum vind ik ook niet verstandig, want we gaan ervan uit dat er nu een serieuze Europese aanpak wordt gestart. Natuurlijk kan dat niet eeuwig duren, maar ik zou er echt voor willen pleiten om nu de Europese weg te gaan. U hebt eerder in uw bijdrage gezegd dat u dat niet nodig vindt en het vooral nationaal wilt doen. Daardoor hinkt deze motie op twee gedachten. Ik zou de motie op stuk nr. 402 al met al willen ontraden.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan moet de minister aangeven wanneer hij hiermee wel iets denkt te kunnen bereiken. Dit is immers een kwestie die niet sinds maart speelt, maar sinds zijn voorganger zelf heeft aangekondigd dat hij dit zou invoeren. En dat is inmiddels dik anderhalf jaar geleden! De branchevereniging vraagt om actie en duidelijkheid. Maatschappelijke organisaties vragen om duidelijkheid en ik zou ook graag duidelijkheid krijgen over de vraag wanneer we dit resultaat mogen verwachten.

Minister Koenders:

U kent Europa ook: iets moet niet te lang duren, maar het is wel een proces. Ik wil daarmee overigens nergens iets aan afdoen, want juist de Nederlandse regering heeft een brief geschreven naar de Hoge Vertegenwoordiger om het proces te versnellen. Ik denk dat u dat ondersteunt. Ik ben daar nu mee bezig, want dat is de weg die ik wil gaan. Ik ga dus niet eenzijdig vanuit Nederland een deadline opleggen.

Voorzitter. In de motie van de heer Van Bommel en de heer Grashoff op stuk nr. 403 wordt de regering verzocht, meer middelen ter beschikking te stellen aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zodat meer controles uitgevoerd kunnen worden op etikettering van producten uit nederzettingen. Zoals de heer Van Bommel weet, gaat het erom dat je iets wel mag verkopen, maar niet tegen de gunstige tarieven. Om dat voor elkaar te krijgen zijn we bezig met die Europese etikettering. Dat is de weg die we willen gaan. Daarom zijn we daar ook op die manier mee bezig. Ik ben me verder niet bewust van enig tekort aan middelen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Ik zou de motie dan ook willen ontraden.

De heer Van Bommel (SP):

Dit vraagstuk kent twee aspecten. Aan de ene kant speelt hier het vraagstuk van de onterecht genoten korting. Daarop moet de douane toezien bij binnenkomst. Aan de andere kant speelt het vraagstuk van de informatie aan de consument. De Voedsel- en Warenautoriteit zou daar effectief onderzoek naar kunnen doen op het moment dat daar melding van wordt gemaakt. En daar wordt melding van gemaakt, deze week nog door de stichting SOMO! Ik heb de voorbeelden genoemd en ik vind dat de NVWA actief moet worden verzocht om hiernaar onderzoek te doen. Daarvoor heeft de NVWA meer capaciteit nodig, omdat zij dat nu nog niet doet. Vindt de minister überhaupt dat er controle moet zijn op de juistheid van de herkomstvermelding op etiketten?

Minister Koenders:

Ik vind nu juist dat er etikettering moet plaatsvinden. Ik heb aangeven op welke manier ik dat zou willen bevorderen. Daarover hebben we ook een brief geschreven aan de Hoge Vertegenwoordiger. Voorts zeg ik u dat u er ten onrechte van uitgaat dat er een capaciteitsprobleem is bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, want naar mijn weten is dat niet het geval. U vraagt de regering om meer middelen ter beschikking te stellen en dat is volgens mij het punt niet. Om die reden ontraad ik de motie.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wijs op de bestaande praktijk: er zijn etiketten in Nederland waarop een onjuiste herkomstvermelding staat. Daar moet extra op worden gecontroleerd en wanneer wij een dienst vragen om extra taken uit te voeren, is het wel zo netjes om ervoor te zorgen dat die dienst daarvoor ook de middelen krijgt. Dat is de kwestie die ik in deze motie voorleg. Daaraan gekoppeld vraag ik de minister of het hem wel interesseert wat er in de Nederlandse supermarkten op die etiketten staat. Ja of nee?

Minister Koenders:

Dat interesseert me zeer. Zo interesseert het mij ook dat wij een sluitende etikettering hebben. Ik heb zojuist aangegeven hoe de Nederlandse regering dat voor zich ziet. Zij neemt dat probleem dus net zo serieus als ik. In de motie vraagt u de regering echter, extra middelen ter beschikking te stellen aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Daartoe zie ik geen aanleiding. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 404 van het lid Van Bommel over de rechten van het kind. Daarin wordt, constaterende dat Israël met betrekking tot Palestijnse kinderen in Israëlische gevangenschap al jaren handelt in strijd met het verdrag, de Nederlandse regering verzocht gevolgen te verbinden aan de manier waarop de bilaterale betrekkingen met Israël worden vormgegeven indien het land in strijd met het Verdrag inzake de rechten van het kind blijft handelen. Dat is op zich een belangrijk punt, maar hierin is de Nederlandse regering juist "chef de ville" in Israël. Dat wil zeggen dat Nederland op dit punt juist de voorloper, maar ook de trekker en de voorzitter is.

De situatie van Palestijnse minderjarige gevangenen is zeer zorgelijk. De impact op de Palestijnse gemeenschap is groot, onder andere vanwege de nachtelijke arrestaties. Op een aantal punten boeken we voortgang en daar wil ik ook mee voortgaan. Zo zijn er bijvoorbeeld enkele hervormingen doorgevoerd. Die hebben onze bijzondere aandacht. Ik verwijs ook naar de Kamerbrief van januari jl. over dit onderwerp. Ook de mensenrechtenambassadeur is ten aanzien van dit punt naar Israël gegaan. Op verschillende punten die erin staan, zijn we dus precies bezig in de richting waar de heer Van Bommel op doelt. In februari 2014 heeft er een aantal veranderingen plaatsgevonden. Zij moeten worden versterkt, bijvoorbeeld ten aanzien van de nachtelijke arrestaties en de dagvaardingen, en de vermindering daarvan.

UNICEF publiceerde een tweede voortgangsrapportage in februari 2015. Met UNICEF werken we aan een verbetering van de situatie. Het rapport van UNICEF wijst op twee hervormingen: een exercitie met betrekking tot het aantal arrestaties in de Westbank en het in september van kracht worden van Military Order 1745, die inhoudt dat ondervragingen aan beperkingen onderhevig zijn. Voorts verwijst het rapport naar de bevindingen van het Human Rights Council in november 2014, waarin het gaat om het niet in de praktijk brengen van militaire decreten en het aan de orde stellen van arrestaties van Palestijnse minderjarigen die vaak zonder volledige procedurele rechten in detentie worden vastgezet. Nederland loopt in vergelijking met andere landen voorop. Ik ben het ermee eens dat het een gering aantal hervormingen is, maar het is van belang om door te zetten. Ik ben ook zeer bereid om de Kamer daarover te rapporteren, want dit is natuurlijk niet aanvaardbaar.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb in het verleden opgetrokken met een aantal collega's als het ging om de arrestatie van Palestijnse kinderen, bijvoorbeeld in de nacht, en het al dan niet kunnen inroepen van counseling, van advocaten, die hen konden bijstaan. Daarbij is overigens ook wel weer een ander verhaal denkbaar, want de Palestijnse advocaten waren vaak ook niet bereid om beschikbaar te zijn. Mij is door de voorganger van minister Koenders toegezegd dat er contact zou worden opgenomen met de militaire aanklager van de Israëli's op de Westbank. Verder zijn er wel verbeteringen geweest, en we zouden op dat vlak ook een terugkoppeling van het ministerie krijgen. Ik heb de brief van januari niet meer helemaal helder voor de geest en ik weet dan ook niet of die daarop was gebaseerd. Als dat zo is — ik zie wat geknik — is dat prima. Maar als dat niet zo is, wil ik er bij de minister op aandringen om dat gesprek heel nadrukkelijk te voeren en ons wellicht ook eens de statistieken van de afgelopen jaren te laten zien.

Minister Koenders:

Dat is uiteraard het geval: er is een verslag van het gesprek met de hoofdaanklager voor de westelijke Jordaanoever bij de Israëlische militaire rechtbank, kolonel Hirsch. Dat gaat over de hervormingen van de afgelopen periode en de behandeling van minderjarige gevangenen. Dat is inderdaad een toezegging. Laat er echter geen misverstand over bestaan. We vinden dit allemaal een verschrikkelijke situatie. Wat daar gebeurt, die nachtelijke arrestaties, zeker van kinderen, is onaanvaardbaar. We werken daar nu fors aan. Het is dan ook niet zozeer dat ik niet deel wat in de motie wordt gevraagd, maar ik geloof dat dit nu echt een onderdeel is waarbij we voortgang boeken. We kunnen daar nog eens nader over spreken en dan kijken hoe we dat nog beter kunnen doen. Hiermee kun je effectief iets bereiken. Ik stel dan ook voor dat we daar zeer actief mee blijven doorgaan.

De voorzitter:

Wat is uw oordeel over deze motie?

Minister Koenders:

Die ontraad ik. Er wordt gevraagd om de bilaterale betrekkingen anders vorm te geven, terwijl wij die juist op dit punt met enig succes vormgeven.

De motie op stuk nr. 405 van de heer Voordewind, de heer Bisschop en de heer Van Klaveren betreft inderdaad een ingewikkelde zaak. Wij hebben in ieder geval verwelkomd dat de PA zich niet meer hiermee bemoeit. Dat is echter geen oplossing, want nu ligt de verantwoordelijkheid bij de PLO. Wij geven uitvoering aan een eerdere motie door bilateraal en ook in Europees verband het betalingssysteem te hervormen. Volgens mij is de motie overbodig, want het is reeds staand beleid. In dit geval wil ik het oordeel aan de Kamer laten, want ik heb verder geen problemen met de motie. Wij zijn bezig om dit te veranderen en ik vind het ook een belangrijk punt. In die zin zie ik de motie als ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Ook de motie op stuk nr. 406 betreft een heel gevoelige en moeilijke zaak. De regering deelt dat met de Kamer. Ik vraag de indiener om de motie aan te houden, want anders moet ik die ontraden. Er is geen nieuwe richtlijn van kracht, dus die kan ook niet worden ingetrokken. Ik verzoek de Kamer om de vraagbeantwoording door de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid af te wachten. Wij hebben vanwege dit specifieke geval gezegd dat wij dit om allerlei humanitaire en politieke redenen niet aanvaardbaar vinden; het is dus veranderd. Nu moeten wij heel specifiek bekijken hoe het goed opgelost kan worden. Als minister van Buitenlandse Zaken kan ik er nu geen nadere informatie over geven. De Kamer krijgt zo spoedig mogelijk een vraagbeantwoording van de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In ieder geval is er geen nieuwe richtlijn van kracht. Als de motie in deze bewoordingen wordt gehandhaafd, moet ik die ontraden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is toch andere informatie dan ik heb gekregen. Ik heb vanmiddag nog gebeld naar de SVB, de uitvoeringsinstantie die de uitkeringen betaalt. Die heeft wel degelijk gezegd dat dit een nieuwe instructie van het ministerie is om, nadat er een overgangstermijn is geweest, per 1 januari 2015 een korting door te voeren. Het is nieuw beleid; vandaar dat wij deze situatie hebben. Ik ben bereid om in ieder geval tot dinsdag te bekijken of die antwoorden op de Kamervragen er komen en afhankelijk van die beantwoording te besluiten of ik de motie in stemming breng. Ik hoop dan wel dat de antwoorden op die Kamervragen voor dinsdag, voor de stemmingen naar de Kamer komen.

De voorzitter:

Wij hebben vanmiddag in de regeling van werkzaamheden een extra procedure daarvoor afgesproken, namelijk om de beantwoording van de Kamervragen af te wachten en te bekijken of er nog aanvullende vragen nodig waren via de band van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wellicht biedt dat ook nog een mogelijkheid.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben ook afgesproken dat de antwoorden op die Kamervragen voor het debat met de staatssecretaris van Sociale Zaken er zouden komen, maar ik weet natuurlijk niet wanneer dat debat wordt gepland. Ik hoop in ieder geval dat die Kamervragen kunnen worden beantwoord voor de stemmingen. Dan kan ik nog mijn mind opmaken.

Minister Koenders:

In het licht van wat de Kamer eerder heeft besloten in de regeling van werkzaamheden, zal ik de opmerkingen van de heer Voordewind uiteraard doorgeleiden naar de collega van Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid.

Ik moet de motie op stuk nr. 407 ontraden, omdat ik niet eens ben met zowel de overweging als het dictum. Ik geloof niet dat de Verenigde Naties vooroplopen in een internationale anti-Israëlobsessie. Ik vind juist dat de Verenigde Naties ongelooflijk knap en moedig werk doen in een zeer zware situatie in Gaza. Ik ontraad deze motie dan ook.

In zijn motie op stuk nr. 408 verzoekt de heer Van Klaveren de regering om krachtig afstand te nemen, ook in Europees verband, van de beoogde labeling. Ook deze motie moet ik ontraden. Ik heb net gezegd dat de regering zich juist inzet om ook in Europees verband consumenten en het bedrijfsleven duidelijkheid te geven over de toepassing van origineregels.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 409 van de heer Van Klaveren. Hij heeft een aantal zaken aangehaald waarover wij al uitgebreid van gedachten hebben gewisseld. Laat ik vooropstellen dat de strijd tegen het antisemitisme voor de Nederlandse regering prioriteit heeft. Ik zou dat nog eens willen benadrukken, omdat het antisemitisme ook in Nederland is toegenomen. De Nederlandse regering neemt daar afstand van, zowel nationaal als internationaal. Ik heb daar geen goed woord voor over. Ik zeg bij een aantal van de zaken die de heer Van Klaveren opnoemde wel dat de definitie die hij van antisemitisme hanteert niet precies dezelfde is als die van mij. Een voorbeeld is dat afstand genomen wordt van bijvoorbeeld beleidsuitgangspunten van de Israëlische regering. Ik denk dat dat op zich niets met elkaar te maken heeft.

In dit kader verleent Nederland samen met Denemarken, Zweden en Zwitserland via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat ondersteuning aan Palestijnse en Israëlische ngo's. Dat secretariaat hanteert een zorgvuldige selectieprocedure. De betrokken organisaties dienen zich te houden aan standaarden en bij de beoordeling van financieringsaanvragen wordt gekeken of financiering van het consortium niet gebruikt wordt voor activiteiten die in strijd zijn met het internationaal recht en dus of ze bijvoorbeeld zouden oproepen tot antisemitisme. Ingeval van discriminatie, oproepen tot geweld of haat zaaien kan de overeenkomst opgezegd worden, waarna het secretariaat in gesprek treedt met de ondersteunende organisaties. Dat is ook gebeurd bij de organisatie Badil. Ik kan verwijzen naar de brief uit 2011. Wanneer er inderdaad aanwijzingen zouden zijn dat die zaak niet naar tevredenheid is opgelost, heeft het secretariaat uiteraard het recht en de plicht, lijkt mij, om die bijdrage stop te zetten.

Ik heb naar de motie gekeken. Uiteraard heb ik daar sympathie voor. De regering kan natuurlijk nooit steun verlenen aan organisaties die antisemitische uitingen doen of die deze subsidies doorgeven aan organisaties die zich daaraan schuldig maken. Dat staat nog even los van de definitievraag. Laat hier geen misverstand over bestaan. Daarom zou ik deze motie eigenlijk willen kwalificeren als overbodig.

De voorzitter:

Bedoelt u met overbodig dat u de motie ontraadt?

Minister Koenders:

Ik vind haar overbodig. Verder laat ik het oordeel aan de Kamer. Ik denk dat er geen enkel misverstand tussen de Kamer of de heer Van Klaveren en mij bestaat over het belang van het aanpakken van antisemitisme.

De heer Van Bommel (SP):

Wij moeten toch nog even scherp blijven.

Minister Koenders:

Wij doen ons best.

De heer Van Bommel (SP):

Is de motie overbodig omdat er naar het oordeel van de regering geen organisaties zijn die subsidie ontvangen of doorgeven die zich tegelijkertijd schuldig maken aan antisemitische uitingen? Of is de motie overbodig omdat het staand beleid is?

Minister Koenders:

Zij is overbodig omdat het staand beleid is. Het staande beleid is als volgt. Mocht er informatie zijn dat zich gedragingen voordoen die wij niet acceptabel vinden omdat ze antisemitisch zijn, dan hoort dat uiteraard direct gestopt te worden. Dat zou een slechte zaak zijn. En we zetten het ook stop. In die zin heb ik dit oordeel gegeven. Ik laat het oordeel graag aan de Kamer, omdat ik geen enkel probleem heb met wat in de motie staat. Laat daar geen misverstand over bestaan.

De heer Servaes (PvdA):

Ik vind dit toch lastig, want ik wil straks bij de stemming op geen enkele wijze de indruk wekken dat ik niet iets tegen antisemitische uitingen heb. De indiener noemde echter een hele lijst met voorbeelden van organisaties die hieronder vallen, mensenrechtenorganisaties zelfs. De motie vraagt wel degelijk om het stopzetten van subsidies. Dat is geen staand beleid. Het gaat er in de motie om dat iets wat de regering nu wel doet, wordt stopgezet. Ik zou de minister willen vragen of hij de motie met die uitleg niet toch zou willen ontraden. Misschien kan de indiener die uitleg nog eens bevestigen. Het stopzetten van subsidies aan de organisaties die door de indiener genoemd zijn, zou ik niet voor mijn rekening willen nemen.

Minister Koenders:

Ik heb daar verder geen antwoord op te geven. Ik kan alleen maar zeggen dat de motie wat mij betreft niet slaat op al die voorbeelden die genoemd zijn. Dat zijn voorbeelden van de heer Van Klaveren. Ik heb over één onderdeel een specifieke opmerking gemaakt. Die ging over de organisatie Badil. Voor het overige is het staand beleid om de subsidie te stoppen aan organisaties die zich antisemitisch gedragen. Dat refereert dus niet aan die organisaties, maar uiteraard gaat de indiener over de interpretatie.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij doorgaan. De minister heeft een oordeel gegeven. Wij gaan door naar de motie op stuk nr. 410.

Minister Koenders:

De motie-Bisschop/Voordewind op stuk nr. 410 moet ik met een zekere treurnis ontraden. Dat doe ik niet omdat ik het geen belangrijk punt vind, maar er bestaat al een trilateraal comité tegen opruiing en haat zaaien. Dat functioneert onvoldoende, ondanks Nederlands aandringen daarop. Het is beter om nu niet de opportuniteit te onderzoeken van een nieuw comité, maar om ervoor te zorgen dat het trilaterale comité dat er is beter functioneert. Israël heeft gezegd: ik vind dat dat op het ogenblik niet goed functioneert. Het zou te weinig transparant zijn en er zou te weinig opvolging worden gegeven aan zaken. Dat moeten wij aan de orde stellen. Dat wil ik de heren Bisschop en Voordewind graag toezeggen.

De heer Bisschop (SGP):

Die motie kan inderdaad zo gelezen worden als dat comité nog bestaat. Wij kregen sterk de indruk dat dat een slapend bestaan leidt. Dan moeten wij de opportuniteit onderzoeken om dat te revitaliseren. Als het op die manier ondersteuning van beleid kan zijn, is dat voor ons een prima exegese van deze motie.

Minister Koenders:

Dat vind ik op zich een goede zaak, maar dan zit ik toch met de vraag of de indieners de tekst van de motie misschien iets zouden willen wijzigen. Zij vragen het onderzoeken van het instellen van een internationaal samengesteld comité. Dat zou ik dan echt moeten ontraden, terwijl ik heel goed begrijp wat de indieners zeggen. Er is een trilateraal comité, maar dat moet wel goed functioneren. Je zou op een gegeven moment zelfs nog tot de conclusie kunnen komen dat er een alternatief gezocht zou moeten worden, als dat zo zou zijn, maar dat lijkt mij niet de eerst begaanbare weg.

De heer Bisschop (SGP):

Wij zullen ons even beraden op het aanpassen van de motie en dan dienen wij haar opnieuw in aangepaste vorm in.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Koenders:

Ik ben niet geheel gelukkig met delen van de motie-Servaes/Sjoerdsma op stuk nr. 411. Daarbij worden ook de Raadsconclusies van de Europese Unie niet geheel juist geciteerd. Om te weten wat voor oordeel ik erover kan vellen, gaat het om de interpretatie van de motie door de indieners. Het is voor mij volstrekt duidelijk dat het dictum een ondersteuning van beleid is. In die zin zie ik haar als een positieve motie, maar ik wil wel even precies twee dingen weten.

Ten eerste zijn de uitspraken over de erkenning van de Palestijnse staat door het Europees Parlement daar op dezelfde manier als in Nederland gerelateerd aan de onderhandelingen. Ten tweede wil ik weten of de opmerkingen die vandaag gemaakt zijn door de Israëlische premier, inderdaad worden opgevat zoals de indiener dat zojuist mondeling heeft toegelicht, namelijk als een belangrijke stap die opvolging verdient. De indieners zouden er ook nog aan kunnen denken om die tekst iets te verhelderen en om ervoor te zorgen dat dat geactualiseerd wordt en precies past binnen datgene wat in resolutie 2014/2964 is gezegd. Mocht dat het geval zijn, dan zie ik deze motie als ondersteuning van beleid en zou ik haar met een positief oordeel willen ondersteunen, maar ik moet dat wel echt even weten. Ik zou mij ook kunnen voorstellen dat de woordvoerders nog even kijken naar de precieze formulering.

De heer Servaes (PvdA):

Beide punten zijn al even aan bod gekomen toen ik haar indiende. Wat de erkenning van de Palestijnse staat betreft, uiteraard is de formulering in de EP-resolutie langer dan in de motie. Anders zou de motie nog langer worden. Ik ben het niet helemaal met de minister erover eens dat die op dezelfde manier gekoppeld wordt als zijn eigen formulering. Er staat: in principal recognition van de staat en de tweestatenoplossing. Uit mijn hoofd staat er dan nog een passage dat er tegelijkertijd ook onderhandeld moet worden. Dat is iets anders dan de formulering die de minister kiest, namelijk dat het op een strategisch moment ingezet wordt. Die letterlijke passage staat er niet in, maar ik zei net al bij de indiening: ik verwijs naar de resolutie in haar geheel en doe daar geen woord aan af. Het is ook slechts een constatering dat die resolutie in Straatsburg is ingediend en aangenomen. Ik hoop dat die uitleg daarbij volstaat. Wat dat tweede punt betreft, heb ik ook aangegeven dat ik blij ben met de uitspraak die de Hoge Vertegenwoordiger vandaag heeft ontlokt aan de premier c.q. de minister van Buitenlandse Zaken van Israël. Dus, ja: zo mag de minister het lezen. Dat neemt niet weg dat mijn zorg over eerdere uitspraken en over het ontbreken van het concrete commitment in het coalitieakkoord nog steeds overeind staat. Maar op het tweede punt, en trouwens ook op het eerste punt, kan de minister het met de uitleg die ik er net aan gaf, zeker zo interpreteren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nu wordt het nog ingewikkelder, want de indiener refereert nu toch weer aan de overwegingen waarbij sprake is van erkenning van de Palestijnse Staat. Als de motie "ondersteuning van beleid" zou zijn, dan zou er sprake zijn van een impliciete erkenning van de Palestijnse Staat. Volgens mij is dat niet wat de minister tot nu toe heeft voorgestaan.

Minister Koenders:

Het gaat hier altijd om de interpretatie van de indiener. Ik denk dat dat het belangrijkste is. Ik denk dat dat gewoon ook even moet worden vastgelegd. Ik kan mij voorstellen dat ten aanzien van de erkenning van de Palestijnse Staat nu de interpretatie is: datgene wat is weergegeven in een resolutie. Dit betreft een overweging. Verder kan ik mij voorstellen dat ten aanzien van de constatering met betrekking tot de Israëlische positie de interpretatie wordt gegeven dat het ook betrekking heeft op de laatste opmerkingen van de premier. De heer Servaes geeft deze interpretatie alleen in een constatering. De regering zal de motie in die zin dan kunnen beschouwen als ondersteuning van het beleid.

De heer Ten Broeke (VVD):

Deze motie is lang en volgens mij is er ook lang over nagedacht. Nu moeten we in een soort van dubbele-interpretatiespel gaan komen, waarbij een overweging waarin een verwijzing zit naar een andere overweging in een ander parlement … Ja, het is een beetje soep aan het worden. Ik wil er graag wat van koken. Het dictum is heel helder: Mogherini, schiet op en geef ons een plan. Daarvoor staat er ook nog van alles over internationale druk, wat volgens mij niet helemaal conform het verhaal van de minister vanavond is. Ik nodig de heer Servaes via u, voorzitter, uit om hier toch nog eens te komen verklaren dat het er uiteindelijk alleen maar om gaat dat mevrouw Mogherini …

De voorzitter:

U doet dat via mij, en dus ga ik ingrijpen. Dit is niet de plek waar we dat doen. De minister heeft gevraagd: kan ik de motie zo lezen? De indiener heeft daarop antwoord gegeven.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ja, maar daar is geen soep van te koken, voorzitter.

De voorzitter:

Dat kunt u dan meenemen in uw oordeel over de motie, mijnheer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat gaan we doen.

Minister Koenders:

Hiermee ben ik volgens mij gekomen aan het einde van de beanwoording.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Stemming over de ingediende moties zal komende dinsdag plaatshebben.

Naar boven