De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de motie-Sjoerdsma/Omtzigt (23 432, nr. 377) van 3 juli 2014 pleit voor een versterkte rol voor de EU in het Midden-Oosten Vredesproces;
overwegende dat de Raad Buitenlandse Zaken van 17 november 2014 concludeert dat het
Midden-Oosten Vredesproces een prioriteitsthema is en dat de ontwikkeling van toekomstige
relaties met zowel Israëlische als Palestijnse partners mede afhankelijk is van hun
inzet voor een vredesakkoord gebaseerd op een tweestatenoplossing;
overwegende dat de resolutie 2014/2964 van het Europees parlement steun uitspreekt
voor erkenning van de Palestijnse staat, de EU oproept haar verantwoordelijkheid te
nemen als facilitator van het vredesproces en de Hoge Vertegenwoordiger vraagt tot
een gemeenschappelijke EU-strategie te komen;
constaterende dat de verzoening tussen Palestijnse partijen onderling essentieel is
en het gebrek aan effectief gezag van de Palestijnse eenheidsregering in Gaza een
belangrijk obstakel vormt;
constaterende dat de Israëlische premier in verkiezingstijd afstand heeft genomen
van de tweestatenoplossing, dat in het coalitieakkoord van de nieuwe Israëlische regering
een concreet commitment aan de tweestatenoplossing ontbreekt en dat recent de bouw
van nieuwe illegale nederzettingen in bezet gebied is aangekondigd;
constaterende dat het perspectief op hervatting van geloofwaardige vredesonderhandelingen,
na het eerdere mislukken van het Kerry-initiatief, hiermee verder uit zicht raakt
en dat zonder internationale druk de kans op hervatting van serieuze besprekingen
nihil is;
verzoekt de regering, zich in te spannen voor een zo spoedig mogelijke presentatie
van een gemeenschappelijke EU-strategie voor het Midden-Oosten Vredesproces, waarin
het principe dat de ontwikkeling van relaties met beide partijen afhankelijk is van
hun inzet voor een vredesakkoord gebaseerd op een tweestatenoplossing leidend is en
in concrete maatregelen wordt uitgewerkt,
en gaat over tot de orde van de dag.