21 Najaarsnota 2014

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de Najaarsnota 2014. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik sla, met het oog op de klok, alle in- en aanleiding over en begin met de investeringen bij Defensie. Dat lijkt mij een leuke openingsvraag. Het CDA en D66 hebben gevraagd hoe het toch mogelijk is dat er geld bij Defensie overblijft, terwijl wij daar juist moeten investeren. Het kabinet is het daarmee eens, maar feit is dat diverse reorganisaties en de herinrichting van de verwervingsketen bij Defensie hebben geleid tot een rem op de mate waarin investeringsprojecten konden worden gerealiseerd. Het achterstallige werk is nu verricht. Er zijn ook maatregelen om de verwervingsketen verder te versterken, waaronder het aanvullen van de capaciteit bij de Defensiematerieelorganisatie. Daardoor kan de komende jaren een inhaalslag worden gemaakt in de investeringsquote. Dat kan ook, omdat wij met Defensie op het punt van investeringen een onbeperkte eindejaarsmarge hebben afgesproken. De middelen schuiven dus door en zullen tot besteding komen zodra dat mogelijk is. 

De heer Koolmees heeft gevraagd of het niet gek is dat het geld van boetes en schikkingen bij Veiligheid en Justitie wordt gebruikt om gaten in de begroting te dichten. De gaten ontstaan doordat sommige partijen, waar het kabinet graag mee samenwerkt op met name de begroting van Veiligheid en Justitie, ons wat hebben teleurgesteld. Overigens is de systematiek dat boetes en incidentele schikkingen binnen de begroting van Veiligheid en Justitie mogen worden aangewend niet nieuw en het kabinet ziet geen aanleiding om dat te veranderen. De ontvangsten worden veranderd aan de niet-belastingontvangstenkant van de begroting van Veiligheid en Justitie, maar Veiligheid en Justitie moet ook tegenvallers ten opzichte van de ramingen zelf dekken en eventuele meevallers opvangen. Bij schikkingen zijn er dit jaar meevallers, maar bij boetes zijn die er niet. 

De heer Koolmees (D66):

Ik ben het met de minister eens dat het een langjarige praktijk is dat boetes en schikkingen op de begroting van Veiligheid en Justitie terechtkomen. We zagen nu een tegenvaller van 70 miljoen bij de boetes en transacties in 2014, maar die wordt gecompenseerd door de 69 miljoen van de schikking in de Liboraffaire. Mijn punt is dat dit soort schikkingen — ik sprak zelf over 5 miljoen, maar het gaat ook om die van 10 miljoen — zo sporadisch voorkomen, dat het de vraag is of je daarmee de begroting van Veiligheid en Justitie moet verlichten. Het gaat namelijk niet om reguliere boetes en transacties, maar om heel specifieke schikkingen, bijvoorbeeld de Liboraffaire of SBM Offshore. Is het dan niet vanuit de onafhankelijkheid van het OM en het niet afhankelijk zijn van dit soort boeteopbrengsten verstandig om ze af te zonderen en in de algemene middelen te storten à la de verkoop van een staatsonderneming? 

Minister Dijsselbloem:

We moeten de onafhankelijkheid van het OM hierbuiten houden, want het OM is onafhankelijk, los van de vraag van welke departementale, generale of overstijgende begroting het geld komt. Het kabinet heeft geen aanleiding om dat te veranderen. Zowel schikkingen als boete-inkomsten zijn omgeven met onzekerheid. We weten welke problemen er soms zijn met de inkomsten uit boetes. Die zijn dan weer hoog, dan weer tegenvallend, althans vanuit een financieel oogpunt. Schikkingen zijn al helemaal onvoorspelbaar. Wij willen het bij elkaar laten, tenzij de Kamer daar in meerderheid anders over zou beslissen. Dat zou ik echter ontraden. 

Er zijn vragen gesteld over onderuitputting op een aantal posten. De heer Merkies heeft meer in algemene zin gevraagd naar de onderuitputting en de heer Omtzigt heeft gevraagd in hoeverre die ook structureel is. De onderuitputting die wij nu in de uitgaven hebben aangetroffen, is niet van structurele aard. Dat is overigens heel vaak niet het geval. De eindejaarsmarge is 1% van de departementale begroting en een groot deel van dit soort onderuitputting mag worden meegenomen naar het jaar daarop. Soms is er sprake van onderuitputting op het ene dossier en overschrijding op het andere. Er is in ieder geval geen aanleiding om op basis van de onderuitputting die we dit jaar hebben, de kaders bij te stellen of de ramingen structureel aan te passen. 

Specifieke vragen zijn gesteld over asiel en noodhulp. Ik zal een voorbeeld geven. De totale uitgaven voor eerstejaars asielopvang bedragen 740 miljoen euro. We hebben inderdaad 375 miljoen extra hiervoor vrijgemaakt, vanwege de onverwacht sterk opgelopen instroom van asielzoekers. We hebben in het voorjaar expliciet gezegd dat we hoopten dat het geld dit jaar niet nodig is en dat we het kunnen doorschuiven. Het was ook de opdracht aan V&J om het door te schuiven naar volgend jaar. De kosten zijn immers niet meteen weg als je zo'n piek in de instroom hebt. Omdat we wisten hoe onzeker het was, was het moeilijk te zeggen hoeveel geld V&J dit jaar nodig had. Daarom hebben we dit bedrag ervoor vrijgemaakt, met de kanttekening dat het geld dat overblijft door de departementen wordt doorgeschoven naar 2015. Dat is voor asiel inderdaad gebeurd. Bij V&J en voor noodhulp geldt hetzelfde. Ook noodhulp laat zich moeilijk ramen. We hebben vastgesteld dat de middelen bij de minister van Ontwikkelingssamenwerking voor noodhulp in de loop van 2014 nagenoeg waren uitgeput. Ook tegen haar hebben we gezegd dat de middelen die dit jaar niet nodig zijn voor bijvoorbeeld de problematiek in het Midden-Oosten of ebola, doorgeschoven kunnen worden naar volgend jaar. We zijn er vanaf het begin heel helder over geweest dat dit geld bedoeld was voor twee jaar. 

Over het onderwijs hebben verschillende leden het woord gevoerd. Er ligt een amendement van de heer Merkies. Hij vroeg hoe het kan dat er 100 miljoen op de plank blijft liggen. De per saldo onderuitputting in 2014 komt ten goede aan het EMU-saldo. Het bedrag valt ruim binnen de eindejaarsmarge van OCW. De OCW-begroting bedraagt ongeveer 35 miljard. 1% mag men in principe doorschuiven naar volgend jaar. Dat is een heel goed systeem. Je moet immers geen perverse prikkel inbouwen, waardoor men denkt dat het geld de deur uit moet en men snel even iets verzint om het aan uit te geven. Dat hebben we heel bewust zo afgesproken. Die 100 miljoen euro schuift dus door en blijft behouden voor het ministerie van Onderwijs. Ik kom straks nog terug op het amendement, maar u voelt al aan hoe mijn oordeel zal zijn. 

De heer Harbers heeft gevraagd naar de garanties. Hij heeft erop gewezen dat de sterk opgelopen garanties voor leningen en achterborgstellingen een risico vormen voor de overheid en haar begroting. Hij was ietwat teleurgesteld over de afbouw van de hoeveelheid garanties. Hij noemde een bedrag dat ik niet onmiddellijk kon thuisbrengen. Mijn staatje leert mij dat het totaal aan garanties in 2012 nog 258 miljard was. Dit jaar hadden we 203 miljard aan garanties uitstaan. Volgend jaar zal het bedrag verder dalen tot onder de 200 miljard. Dat is toch een vrij forse afname. Dat is ook logisch, want we komen uit een periode van crisis, dus we moeten het afbouwen. Met leningen en achterborgstellingen gaat het net zo, maar uiteraard gaat het hier om veel lagere bedragen. Voor de achterborgstellingen hebben we met het departement van VWS en de Rijksdienst Wonen afgesproken om de regelingen goed te evalueren en zich af te vragen of het echt nodig is. Zij zijn namelijk de grote achterborgstellers. Het gaat vaak om instellingen met grote reserves die zelf ook risico's kunnen dragen. Op de evaluatie komen we later terug. De garanties zijn de laatste jaren dus met bijna 60 miljard gedaald. 

De heer Koolmees heeft gevraagd naar subsidies uit het energieakkoord. Die worden pas in 2015 uitgekeerd. Hij heeft specifiek gevraagd naar het Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject. Dat zijn de onderwerpen waar ik altijd graag dieper op inga. Ik heb me er volledig in verdiept. De businesscase is nog niet sluitend, is mij verteld. Als gevolg hiervan is er dit jaar nog geen definitieve beslissing genomen. Het genoemde budget dat in 2014 om die reden nog niet tot besteding komt, wordt niet automatisch geoormerkt doorgeschoven naar 2015. Voor zover het in de eindejaarsmarge van EZ zit, schuift het wel door en kan EZ het in 2015 natuurlijk opnieuw voor dit project inzetten, mocht alsnog een positieve investeringsbeslissing volgen. 

De heer Omtzigt vroeg naar de accijnsverhoging. Daar is veel over gesproken. Mijn antwoord zal hem dan ook niet verbazen. Het kabinet ziet dat de ontvangsten uit accijns op diesel en lpg van 2013 op 2014, dus horizontaal, toenemen met 0,2 miljard. Die stijging is weliswaar lager dan vorig jaar bij de Miljoenennota 2014 werd verwacht — de heer Omtzigt verwijst altijd daarnaar, dus hij maakt de verticale vergelijking; ik kijk horizontaal — maar die stijging is er dus wel degelijk: 0,2 miljard. Zij is minder aanzienlijk. 

De heer Koolmees vroeg wanneer er belastingverlaging komt. Ook op dit punt is het een beetje een herhaling van zetten, maar ik ben daar altijd graag toe bereid. Zoals hij weet, werken wij op dit moment aan de uitwerking van, alomvattend genoemd, de fiscale stelselherziening. Dat is een brede operatie, met veel verschillende thema's. Daarbij hebben we twee grote doelstellingen: enerzijds het verlagen van de lasten op arbeid en anderzijds het reduceren van de complexiteit van het stelsel. Zodra daar ruimte voor is — er zal een nettolastenverlichting voor nodig zijn, en de heer Koolmees kent onze ambitie op dit punt — zullen wij er volgend jaar een start mee maken. Dát we volgend jaar een start maken, staat buiten kijf. De mate waarin, dus of we meteen een grote stap zetten of dat de stap iets kleiner zal zijn, hangt af van de omstandigheden dan. 

Dit is eigenlijk meteen ook het antwoord op de vraag van de heer Omtzigt: gaat nu alle lastenverlichting naar extra uitgaven? Zoals bekend is lastenverlichting, nadrukkelijk in het kader van een stelselherziening, voor ons een prioriteit. Of er op andere punten extra uitgaven nodig zijn, bezien we in het voorjaar. Ik roep maar even in herinnering de motie van de heer Van der Staaij, die ook door het CDA en D66 is gesteund, waaruit een bepaalde ambitie spreekt. We zullen dat dus in het voorjaar bezien. 

De heer Nijboer heeft gevraagd naar de pensioenpremies. Zullen die daadwerkelijk dalen in 2015? Het CPB heeft nog op 5 december laten zien dat de pensioenpremies in 2015 naar verwachting met 7% dalen. In 2014 zijn de premies reeds met 6% gedaald. De totale premie als gevolg van de versobering van het Witteveenkader en het aanpassen van het ftk en de parameters bedraagt volgens deze nieuwste inzichten volgens het CPB 13%. Dat is nog wat hoger dan de eerdere inschatting van 11% in juni. 

Ik kom op de Europese naheffing. Ook daarover hebben we al verschillende keren gesproken. De heer Omtzigt heeft opnieuw zijn vraag gesteld over het vertrouwelijke verslag dat hij zou willen ontvangen van de ambtenaar die bij het ambtelijk comité in Brussel was waar een eerste mededeling werd gedaan over het voorlopige bedrag van de naheffing. Die discussie hebben we al vaak met elkaar gevoerd. Het is een verslag waarin de ambtenaar ten behoeve van de departementen in Den Haag opschrijft wie wat heeft gezegd. Dat type verslag maken wij niet openbaar. Dan zou je drie kwart van het verslag moeten weglakken, omdat je anders uit een vertrouwelijke en besloten vergadering openbaar maakt wat anderen daarin allemaal hebben gezegd. Ik denk dat we dit in de collegiale verhoudingen niet kunnen doen. Desalniettemin ben ik steeds zeer bereid om alle achterliggende informatie en informatie over de gang van zaken met de Kamer te wisselen. Daar hoef ik allemaal niet geheimzinnig over te doen. Het is een tegenvaller, een forse tegenvaller. 

Waarom betaalt Nederland in 2014? Waarom betalen we nog nu? Dat hebben we aan de Kamer geschreven. Dat is een afweging op basis van saldo-effect en ruimte onder het uitgavenkader en gewoon vanuit het oogpunt van kasbeheer. We hebben nu simpelweg veel geld in kas. Mijn stelling is: als je het kunt, moet je je rekeningen betalen. We hoeven er niet extra voor in te lenen. Dat was al gebeurd. Het zat dus ook al in de staatsschuld in die zin. Verder kon de brutonaheffing in de nationale begroting worden verwerkt vanuit een oogpunt van saldo en uitgavenruimte. Tot slot heeft de Nederlandse Staat op dit moment te maken met negatieve rentes op kortlopende leningen. Een vroege betaling van de naheffing levert daarom een klein rentevoordeel op. 

De heer Omtzigt heeft opnieuw een punt gemaakt om niet nu te betalen, maar te wachten totdat alle statistieken zijn gecontroleerd. Dit is een vrij principiële kwestie waarover we het niet met elkaar eens worden. Het is niet aan mij om de statistieken te controleren. Het is überhaupt niet aan de politiek om statistieken te controleren. Dat laten wij over aan statistische bureaus, onder het gezag van Eurostat die daar op systeemniveau over oordeelt. Op die punten waar Eurostat niet tevreden is over de kwaliteit van de cijfers, is een voorbehoud gevestigd. Dit zal pas worden opgeheven als die tevredenheid alsnog ontstaat. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat betekent dus dat de statistieken komend jaar worden gecontroleerd door Eurostat en andere statistische bureaus die kunnen aanhaken. Is het dan niet logischer om te wachten met betalen totdat de cijfers gecontroleerd zijn? Zou de minister kunnen ingaan op de vraag of wij de feitelijke rekening als Tweede Kamer kunnen inzien? Deze is in november binnengekomen en wij hadden daar al om gevraagd bij de feitelijke vragen. 

Minister Dijsselbloem:

Wij zullen ongetwijfeld op een gegeven moment een oproep tot betaling hebben gehad van de Europese Commissie. In het verkeer tussen departementen en de Europese Commissie heb je continu dit soort berichten. Mijn oprechte vraag is: wat beweegt de heer Omtzigt om al dit soort ambtelijke berichtenverkeer te willen zien? De informatie die daarin staat, deel ik met de Kamer. De Europese Commissie heeft aan de lidstaten laten weten, op basis van dit hele proces en de besluitvorming, dat er betaald moet worden. Daarvan krijg je op een gegeven moment formeel bericht. Dat bericht is binnengekomen. Twijfelt de heer Omtzigt of het is binnengekomen? Twijfelt hij aan het bedrag? Waar twijfelt hij aan? Ik probeer oprecht te begrijpen wat de achterliggende reden is van de vraag van de heer Omtzigt, want anders kan voortaan elk ambtelijk bericht dat tussen departementen of tussen Brussel en departementen wordt gewisseld, wel met de Kamer gedeeld gaan worden. Ik weet niet of wij dit allemaal moeten willen. Ik probeer in alle oprechtheid te begrijpen wat de inhoudelijke vraag van de heer Omtzigt is. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik stelde twee vragen, dus ik herhaal nog even mijn eerste vraag over de statistieken, die gehaald kunnen worden. De tweede vraag is dat wij keer op keer hebben gevraagd of wij, omdat er door de regering verbaasd is gereageerd op een aantal momenten waarop wel of geen informatie beschikbaar zou zijn, de feitelijke informatie kunnen krijgen. Hierover is wat mij betreft enige mist blijven hangen. Dit is de reden dat wij als CDA vroegen om feitelijk aan te geven wanneer wat is gecommuniceerd. Dit is ook de reden waarom wij vroegen naar de brief van 17 oktober, waarin staat wanneer er feitelijk gevraagd is om te betalen. Iedere keer wordt er gezegd dat ik de regering moet vertrouwen. Ik kan me dat voorstellen. Ik kan de vraag echter ook omdraaien: wat is er nu tegen om de zaken die vanaf 17 oktober werden uitgewisseld, gewoon bij de Kamer neer te leggen? Er zou dan ook iets van de verbazing zijn verdwenen die er iedere keer was. We hadden kunnen toetsen of die verbazing terecht was. 

Minister Dijsselbloem:

We moeten even twee dingen uit elkaar houden. Allereerst de vraag die is blijven liggen. De heer Omtzigt zegt dat je eerst de cijfers moet controleren en dan pas moet betalen. Dit proces van cijfers controleren, de systematiek van revisies om de zoveel jaar, soms ook een aanpassing van de methode, regelmatige bronnenrevisies, het opleggen van voorbehouden en het later weer opheffen, als de cijfers alsnog zijn gecompleteerd, is een voortdurend proces. Het is niet zo dat eenmalig is gezegd: laten we kijken of de cijfers deugen en eenmalig kijken naar aanpassing. Dit proces vindt continu plaats en zal ook voortgaan. Als lidstaten gaan zeggen dat het volgende bezoek van Eurostat eerst moet hebben plaatsgevonden alvorens te gaan betalen, wordt het een puinhoop. De lidstaten zijn verplicht op basis van dit soort revisies, aanpassingen, statistische cijfers die een weerslag hebben op hun bni, af te dragen. Ik verdedig dat ook zeer. Ik ga dat niet ter discussie stellen omdat we misschien niet tevreden zouden zijn over dat proces, wat de statistici voor ons doen, om de cijfers steeds verder te volmaken. Het is echt een continu proces dat ook de komende jaren zal doorgaan. Ik heb eerder al gezegd dat ik denk dat er verbeterpunten zijn, zeker ook in de communicatie en de betekenis voor naheffen et cetera, maar die zijn veel meer in de timing en in de communicatie gelegen. Het heeft daarom ook geen zin om op de volgende ronde controllers te wachten voordat we gaan betalen. Als alle lidstaten dat zouden doen, zou de Europese begroting totaal in het honderd lopen. Ik kan daar dus niet in meegaan. 

Ik kom op het punt van de verbazing. We hebben daarover uitentreuren gewisseld. Mijn verbazing is niet specifiek ontstaan op die vrijdag waarop de Europese Raad in Brussel plaatsvond. Daarvan zegt de heer Omtzigt: wat maak je me nou, je wist het al een week! Dat is juist. Daar hebben wij ook helemaal geen misverstand over. Ik wist het vanuit die ambtelijke bijeenkomst die er was geweest, waarop wij als het ware een voorwaarschuwing kregen van de voorlopige cijfers. Waarom voorlopig? Omdat het comité van de statistici ze pas op woensdag en donderdag formeel heeft vastgesteld. Ik had dus een voorwaarschuwing gehad, dus mijn verbazing ging daar niet over. Mijn verbazing ging over het feit dat Nederland zo'n grote naheffing kreeg als uitkomst van het proces dat het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden. Ik heb het al meerdere keren uitgelegd. Daar sloeg mijn verbazing op. In die zin is het verslag waar de heer Omtzigt naar vraagt en waarvan ik inhoudelijk heb gemotiveerd waarom ik het niet kan geven, ook niet zo relevant. Ik zeg het gewoon in alle openheid: in die bijeenkomst is ons gemeld wat de naheffingen waren die wij voor onze kiezen kregen; voorlopig, want formeel moesten ze nog worden vastgesteld. 

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder. 

Minister Dijsselbloem:

Het andere punt was de brief van de Commissie. Ik hoop dat het een uitzondering blijft, maar ik heb er geen bezwaar tegen om die vertrouwelijk ter inzage te leggen. Mijn probleem daarmee is echter het volgende. Het is heel belangrijk dat in de relatie tussen Kamer en kabinet wordt uitgegaan van vertrouwen. Er is vertrouwen totdat dat wordt opgezegd. Het probleem van de benadering van de heer Omtzigt is dat het vertrouwen er eigenlijk niet is, totdat hij alles heeft gezien en alle stukken tot zijn beschikking heeft. Ik geef de heer Omtzigt in overweging om die route niet helemaal te vervolgen, want hij zal totaal vast raken in de hoeveelheid stukken die in Den Haag en in Brussel rondgaan. Los daarvan is de principiële vraag: kunnen we nog met elkaar werken op basis van vertrouwen totdat dit vertrouwen geschaad is? Dan kan de heer Omtzigt het opzeggen. Als ik gewoon tegen de heer Omtzigt zeg dat we een brief uit Brussel hebben gehad met daarin een oproep tot betaling van dat bedrag, is het voor het verkeer tussen Kamer en kabinet buitengewoon constructief als hij dat van mij aanneemt. Als later blijkt dat ik daarover heb gejokt, wat ik niet doe, moet hij mij vooral wegsturen. Die basis van vertrouwen is echter vrij essentieel om met elkaar te kunnen werken. 

De heer Koolmees heeft gevraagd hoe het staat met het Four Presidents Report, zoals dat in Brussel heet. Daartoe zijn wij opgeroepen in de Europese Raad, en meer specifiek in de Eurozone Summit. Dat is de Europese Raad voor de eurozonelanden. Daarin is de vier presidenten verzocht om met een advies te komen over de economische langetermijnagenda van de eurozone. Dat is vertraagd, om heel praktische redenen. Ten eerste is de Europese Commissie net gestart en ten tweede heeft zij alle prioriteit gegeven aan het investeringsplan. Het was mij overigens een lief ding waard geweest, zo zeg ik in alle eerlijkheid, als dat investeringsprogramma meteen was ingekaderd in een hervormingsagenda en een bevestiging van de begrotingsafspraken. Ik mag aannemen dat die laatste gewoon staan. Misschien hoef je die ook niet te bevestigen. Die staan. Maar een koppeling aan hervormingen was goed geweest. Die wordt nu wel genoemd in de plannen van Juncker. We moeten ondertussen ook hervormen maar een directe link, een manier om het met elkaar te verbinden, is er nog niet. President Draghi en ondergetekende blijven daar dus op drukken: hervormen, hervormen, hervormen. Als je echt iets wilt doen aan investeringen in Europa moet het investeringsklimaat verbeteren. Dan moet het primair komen van private investeringen. Er is gewoon weinig publieke ruimte om te investeren, zelfs met het plan-Juncker. 

De heer Nijboer heeft gevraagd naar de effecten van de situatie in de Russische economie op de economie van Europa en Nederland. De Russische roebel gaat hard onderuit. De olieprijzen dalen internationaal, wat op Rusland een grote impact heeft. Dat laatste heeft natuurlijk voor Nederland een positief en een negatief effect. Lage energieprijzen zijn in veel opzichten goed voor de Nederlandse economie en voor de huishoudens, maar we zullen daar last van krijgen, ook aan de inkomstenkant van de begroting, door een lagere gasprijs. In directe economische betekenis is de schade nog beperkt, maar je merkt dat met name in Duitsland het vertrouwen sinds het begin van de Oekraïnecrisis heel hard onderuit is gegaan. In die zin heeft het wel een groot effect. De Russische economie is acht keer zo klein als die van de Europese Unie. Desalniettemin is dit het wegvallen van een handelspartner. Dus ik denk dat het in ieders belang is wanneer de Russen hun bemoeienis in Oekraïne weer omzetten in een constructieve en opbouwende rol in plaats van een destabiliserende rol. Dan kunnen de sancties snel worden afgebouwd. 

Dan kom ik bij enkele punten over de financiële sector. Wij moeten terughoudend omgaan met dividenduitkeringen. Het gaat om banken die in handen zijn van de Staat. Ik heb steeds gezegd dat ik onder terughoudendheid versta dat het dividendbeleid in lijn moet zijn met het tijdig voldoen aan alle kapitaalseisen. Het is aan DNB om te zeggen dat het dividendbeleid op een laag pitje moet en dat een bank eerst zijn kapitaal moet aanvullen of aanzuiveren. DNB heeft daar zelfs formele bevoegdheden in om tegen mij te zeggen: u mag dat dividend niet uit de bank halen, het moet erin blijven zitten. Daar is geen sprake van. SNS heeft sinds de nationalisatie geen dividend uitgekeerd. ABN AMRO heeft de Staat in 2013 400 miljoen uitgekeerd en in 2014 325 miljoen. Ik wil niet zeggen dat het lagere bedrag direct voortvloeit uit de motie-Nijboer/Koolmees, maar u zou dat kunnen denken. Ondertussen is de kernkapitaalratio van ABN AMRO toegenomen van 12,2% naar 12,9%. Ik dacht dat de heer Nijboer daarnaar vroeg. Ik realiseer mij nu dat hij naar de leverage ratio vroeg. Die heb ik nu niet bij mij. 

De heer Omtzigt heeft gezegd dat een lage rente ertoe zou moeten leiden dat wij op dit moment de staatsschuld voor langere tijd vastzetten. Zoals bekend, hebben wij daarvoor een beleidskader, dat ook met de Kamer is besproken. Het is nog van mijn voorganger. Het is erop gericht om de staatsschuld natuurlijk tegen zo laag mogelijke kosten te financieren, maar ook met een acceptabel risico. Het langer vastzetten van de rente is onder voorwaarden mogelijk. Een van de voorwaarden is natuurlijk dat er ruimte is in de begroting. Wij gaan dat kader volgend jaar evalueren en dan zal ook deze vraag aan bod komen. Ik kom daarop volgend jaar terug. Ik ben er niet voor om dat beleidskader ad hoc te corrigeren. 

Dan kom ik bij het laatste thema: Griekenland. 

De voorzitter:

Voordat u verder gaat, heeft de heer Van Dijck nog een vraag. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat kader kennen wij allemaal. Dat is de zevenjaarscyclus. Dit zijn echter exceptionele omstandigheden. De rente die de Staat betaalt voor een tienjaarsobligatie is zolang het Koninkrijk bestaat nog nooit zo laag geweest, 0,8%. Wij spreken altijd over de volgende generaties en daarom moeten wij er nu slim mee omgaan en erop anticiperen. Wij kunnen wel zeggen dat de evaluatie volgend jaar gepland staat en dat wij ons daaraan houden, maar kan de minister die niet naar voren halen om op een slimme manier te anticiperen op de uitzonderlijke omstandigheid dat wij nu zo'n belachelijk lage rente betalen? 

Minister Dijsselbloem:

Belachelijk is inderdaad het juiste woord. Het is wel prettig, maar ook gevaarlijk. Ik zie ons daar al aan wennen. Normaal als wij langere leningen uitzetten, worden die onmiddellijk omgezet. Door receiver swaps af te sluiten, worden die teruggebracht naar de zevenjaarsrente. Dat doen wij nu niet. Als wij nu lange obligaties in de markt zetten, 10, 20 of zelfs 30 jaar, laten wij die rente daarop vaststaan. Wij sluiten dan niet om via receiver swaps naar die zevenjaarsrente. Op die manier doen wij al wat u beoogt. Wij doen dat binnen de afspraken van het beleidskader dat destijds is vastgesteld. Dat was toen mogelijk en dat doen wij. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dan nog blijft de vraag wanneer die evaluatie is gepland. Is de minister bereid om die te versnellen en eventueel te anticiperen op die lage rente om daardoor voor de toekomst een gunstiger regeling te krijgen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik moet daar in tweede termijn op terugkomen. Ik weet niet wanneer die evaluatie precies gepland staat. 

De heer Merkies heeft een aantal vragen gesteld over Griekenland die ik staccato zal afgaan. Wie heeft deze technische verlenging bedacht? Die is bedacht in de eurogroep, omdat we hebben moeten vaststellen dat het afronden van het huidige programma per 1 januari niet meer zal lukken. Er was een lange lijst met hervormingen die nog doorgevoerd moest worden en die ook nog door het Griekse parlement moest. In de huidige politieke omstandigheden werd dat steeds moeilijker; je merkte ook dat de politieke agenda in Griekenland steeds meer de aandacht wegnam, waardoor het steeds moeilijker werd om voortgang te boeken met de hervorming. Waar heeft dat mee te maken? Dat heeft natuurlijk te maken met de presidentsverkiezingen in februari. 

Is de verlenging nu technisch of politiek? Het is een technische verlenging. Er verandert niets aan het programma, er komt niet meer geld en er komen geen nieuwe voorwaarden. Er worden gewoon twee maanden aangeplakt om te proberen uiterlijk voor 1 maart ofwel op de laatste dag van februari alsnog het programma te kunnen afsluiten. Dus in die zin is het technisch. De aanleiding is wel politiek; daar behoeven we niet heel ingewikkeld over te doen. De politieke omstandigheden maken het op dit moment onmogelijk om het af te ronden. Daarom hebben we ook gezegd dat er geen uitbetaling meer is en geen verdere lening; er stond namelijk nog een lening klaar. Hetzelfde geldt voor het IMF waar ook nog grote leningen klaarstaan. Alles staat in de ijskast totdat Griekenland weer zijn stappen zet en de afspraken nakomt. Daarvoor hebben ze nu twee maanden extra de tijd. Dus het is een technische verlenging met een politieke achtergrond. 

Waarom nu pas? Waarom zo laat besloten? Heel eerlijk gezegd: ik wilde de druk erop houden. Daarom heb ik in dat AO Ecofin ook niet al gezegd dat een technische verlenging ook een mogelijkheid zou kunnen zijn. Ik wilde tot het allerlaatste moment de druk op het proces houden. Er zijn tot het allerlaatste moment ook stappen gezet om tussen de trojka en de Griekse overheid verdere afspraken te maken. Die druk is belangrijk, zo leert ons dit proces. Dat het technisch verlengd kon worden, wisten we natuurlijk wel, want het is gewoon een technische mogelijkheid. Ik wilde er echter pas over praten op het moment dat de trojka definitief zei: het gaat niet meer lukken voor 1 januari. Op die manier zijn we gekomen tot een beslissing, althans tot een voornemen van een beslissing, want u moet het er nog mee eens zijn. 

Kan men langer lenen? Het programma duurt langer. De laatste nog klaarstaande lening, een beperkte lening van 1,7 miljard, blijft dus ook gewoon staan. Voor de looptijd waarbinnen leningen worden afgelost, gelden vaste termijnen. Dus die periode zal ongetwijfeld ook twee maanden langer worden. 

Heeft het te maken met verkiezingen? Ja, indirect wel. Je merkt gewoon dat het steeds moeilijker werd om ook met het Griekse parlement zaken voor elkaar te krijgen. Is er over de presidentsverkiezingen gesproken? Ja. Waarom zijn die verkiezingen naar voren gehaald? Dat is een beslissing van de Griekse regering zelf, maar men heeft wel aan ons aan het begin van die vergadering laten weten dat men dat voornemen had. Dat heeft ertoe geleid dat ik in die vergadering het voorstel heb gedaan om een beperkte verlenging te geven; dan moet men in principe in februari weer "open for business" zijn en moet er weer gewerkt kunnen worden aan de afronding van het programma. Zo zijn we gekomen op twee maanden. 

Was het een opzetje van Samaras? Binnen het Griekse staatsbestel bestaat kennelijk de mogelijkheid om de presidentsverkiezingen naar voren te halen. Dat heeft men nodig gevonden. 

De heer Merkies (SP):

Er was dus wel degelijk een directe relatie tussen de technische verlenging en de verkiezingen. Dan gaat het dus niet over het feit dat men twee maanden langer nodig heeft om de puntjes op de i te zetten, maar dan houdt het verband met die verkiezingen. Dan begrijp ik toch niet helemaal wat de achterliggende doelstelling is. Laat ik het gewoon maar even open vragen. Wat is de achterliggende doelstelling dan? 

Minister Dijsselbloem:

De achterliggende doelstelling is om het programma volledig af te ronden. Er is ook geen bereidheid bij de eurogroep om zonder een nette afronding van het programma te praten over eventuele ECCL's, die een ander karakter hebben. Daar kom ik zo nog op, want daar heeft de heer Merkies ook naar gevraagd. Het netjes afronden van het programma is dus ons oogmerk. Dat lukte niet. Dat had ook een politieke achtergrond in Athene. Daarover hoeven we niet heel ingewikkeld te doen. Overigens heeft de Griekse regering zelf besloten om te proberen de politieke onzekerheid zo kort mogelijk te laten duren en de presidentsverkiezingen naar voren te halen. Toen hebben wij als eurogroep gezegd dat wij in die omstandigheid het programma met twee maanden zouden verlengen, zodat na de presidentsverkiezingen het programma alsnog netjes kan worden afgerond. Dat is namelijk ons doel. 

De heer Merkies (SP):

De minister begrijpt toch wel dat dit best een impact heeft op de democratie daar? Anders zouden de presidentsverkiezingen later zijn geweest. Er is dan een tijd waarin er moet worden onderhandeld over het nieuwe steunpakket. Dat heeft natuurlijk een bepaalde impact op de regering-Samaras. Samaras vindt het wel fijn als de stemmingen er nu meteen zijn. Meng je je daarmee bewust of onbewust — ik denk bewust — niet in de democratische verhoudingen in Griekenland? 

Minister Dijsselbloem:

Nee, geenszins. De heer Merkies mengt zich in de interne afwegingen van Griekenland. Wij gaan daar niet over. Als de Griekse regering die bevoegdheid heeft en als zij het zinvol vindt om de presidentsverkiezingen te verschuiven, gaan wij daar helemaal niet over. Als ons dat wordt medegedeeld, houden we daarmee rekening bij het vraagstuk of we het programma oneindig, dus zonder een goede afronding, moeten afsluiten of een zo kort mogelijke technische verlenging moeten bieden. Die beslissing is natuurlijk wel mede genomen op basis van de informatie die wij vanuit Griekenland krijgen. Onze eerste aanname was dat de presidentsverkiezingen in februari zouden zijn. Dat was de uiterste datum, als ik het goed heb begrepen. Wij zaten met de overweging of de verlenging dan tot een maand voor de presidentsverkiezingen moest zijn, tot midden in de presidentsverkiezingen of tot daarna. Onze afweging is dat de Griekse overheid en het parlement weer bereid moeten zijn om verdere stappen te zetten. De hervormingsagenda moet zo snel mogelijk worden hervat, maar we zetten die nu twee maanden in de ijskast. Dat is een afgeleide van de politieke keuze die in Athene is gemaakt. Die is niet door de eurogroep gemaakt. 

Er zijn uitspraken geweest van de heer Juncker, waarvan ik kennis heb genomen. Is er sprake van druk op het parlement? Nou, niet vanuit Europa. Dat zou ook principieel onjuist zijn. De Griekse verkiezingen zijn een Griekse zaak. Het Griekse volk zal zelf wel bepalen welke politici het in de regering wil. Dat is niet aan Brussel of aan Brusselse politici. 

De heer Merkies heeft gevraagd naar de verlenging van het Hellenic Fund. Dat is een fonds dat onderdeel is van het programma en dat is bedoeld voor de herstructurering, herfinanciering en herkapitalisering van banken. Ik zie echter dat de heer Merkies het vorige punt nog wil uitdiepen. 

De heer Merkies (SP):

De minister ging erg snel over de uitspraken van Juncker heen. Ik kan me voorstellen dat hij misschien enigszins voorzichtig is geweest om iets over uitspraken van Juncker te zeggen. Toch heeft Juncker daar wel iets gezegd. Hij heeft gezegd graag bekende gezichten te zien. Hij heeft het over extreme krachten, die hij liever niet heeft. Hoe vat de minister dat nu op? Wat zijn dat volgens hem? Wat zijn die extreme krachten? Wie zijn die bekende gezichten? 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb geen idee. De heer Merkies zal de heer Juncker moeten vragen wie voor hem bekende gezichten zijn in Athene. 

De heer Merkies (SP):

Vraagt de minister zich het ten minste niet af? Het is toch wel opmerkelijk dat iemand zulke uitspraken doet en daarmee mogelijk iets insinueert. Vraagt de minister het zich op zijn minst niet af, als hij het niet weet? 

Minister Dijsselbloem:

Nee, ik vraag het mij ook niet af. Ik weet wel dat ik vind dat elke verkiezing in Europa een verkiezing is van de lokale bevolking, in dit geval de bevolking van Griekenland, en niet van de eurogroep en de Europese Commissie en overigens ook niet van de Tweede Kamer in Nederland. De Griekse bevolking kiest zelf een nieuwe regering. We hebben het hier nu steeds over een nieuwe regering, maar dat is overigens nog maar zeer de vraag. Het gaat om een presidentsverkiezing. Als het lukt om een nieuwe president te kiezen, komt er helemaal geen parlementsverkiezing. Het democratisch proces — dit is een neutrale opmerking, zo zeg ik tegen de heer Koolmees — heeft gewoon als oogmerk om een nieuwe president te kiezen. Dat is, geloof ik, geen politiek statement. 

Dan heeft de heer Merkies in deze reeks nog gevraagd naar het bankenfonds. Daarin zit nog een bedrag in de orde van grootte van 10 of 11 miljard; ik heb het nu niet paraat. Een klein deel daarvan is waarschijnlijk nog nodig voor de herstructurering van de coöperatieve, kleinere banken. We weten dat nog niet zeker, maar het wordt in dat licht achter de hand gehouden. Omdat we het programma twee maanden hebben verlengd, hebben we logischerwijs gezegd: dan stellen we ook dat fonds nog twee maanden ter beschikking. De looptijd daarvan is dus ook twee maanden verlengd. De heer Merkies vroeg wat er gebeurd zou zijn als we dat niet hadden gedaan. Het fonds was dan blijven bestaan, maar de nog beschikbare middelen daarin zouden zijn teruggevloeid naar het ESM ... 

De heer Merkies (SP):

Het ESF. 

Minister Dijsselbloem:

Het ESF? Akkoord. 

In deze vragenreeks heeft de heer Merkies nog gevraagd of we niet beter in 2010 aan schuldkwijtschelding hadden kunnen doen. Nee, ik geloof zeer dat landen die van elkaar lenen die leningen ook moeten terugbetalen. Ik geloof ook dat er, in combinatie met het programma, in Griekenland wezenlijke verbeteringen in het functioneren van de economie en van de overheid zijn gerealiseerd. Dat is nog niet klaar. Het programma is in die zin ook echt zinvol geweest. Ik zag vandaag een bericht dat de Griekse nationale bank, overigens in navolging van de Europese Commissie, voor volgend jaar een forse economische groei verwacht. Ook de begroting staat er weer goed voor met een primair overschot, dat volgend jaar nog verder toeneemt. 

De heer Merkies vroeg of de schuld wel houdbaar is. Het laatste cijfer weet ik niet, maar het is in ieder geval veel te hoog. Zoals de heer Merkies weet, moet het terug naar 120%. Hij vroeg ook wanneer de prognose komt. De definitieve schuldanalyse vindt pas plaats als het programma is afgerond. Als de trojka de laatste review heeft afgesloten, vindt er op basis daarvan een schuldhoudbaarheidsanalyse plaats. Dan kan ik de vraag beantwoorden of de doelstelling uit het programma om de schuld op het houdbare pad te brengen, haalbaar is. Het laatste schuldcijfer houdt de heer Merkies van mij tegoed voor de tweede termijn, want ik kan dat zo snel niet vinden. O, hier zie ik het toch staan. In de herfstraming van de Europese Commissie wordt de schuldratio geraamd op 175,5. De heer Merkies zei 177; met een klein afrondingsverschil moeten we daar de volle punten voor geven. 

De heer Nijboer heeft nog gevraagd naar de twee voorwaarden voor Griekenland, waarover ik het zeer met hem eens ben. De hervorming van de belastingdienst moet worden doorgezet. Technische assistentie gaat ook gewoon door. Het is niet zo dat het programma in dat opzicht stilligt. Onze ondersteuning, en die van andere landen, gaat gewoon door. Hetzelfde geldt voor de corruptiebestrijding. De taskforce werkt daar in Griekenland met de Grieken gewoon aan door. Daar zullen we ook op blijven aandringen. 

Ik denk zomaar dat ik daarmee door mijn tekst heen ben. De heer Van Dijck vroeg nog wanneer ons beleidskader wordt herzien in 2015. Daar kom ik in tweede termijn op terug. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat u een vraag op een ander punt heeft, mijnheer Van Dijck? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ja, ik heb een beetje een technische vraag over de naheffing. Die wilde ik net al stellen, maar toen ging de minister al verder met een volgend onderwerp. In de beantwoording lees ik dat wij dit jaar 209 miljoen en volgend jaar 252 miljoen terug zouden krijgen van die naheffing. Waarom zie ik dat niet terug in de Najaarsnota? Ik zie wel de 1,1 miljard die de minister gaat betalen, maar ik zie nergens de 209 miljoen die wij dit jaar en volgend jaar terug zouden ontvangen van de Europese Commissie. 

Minister Dijsselbloem:

Ik kan die vraag zo niet beantwoorden. Wij hebben het bericht pas laat gekregen. De Commissie heeft namelijk gezegd dat zij op basis van de bedragen die zij dit jaar binnenkrijgt, het totaal zal teruggeven aan de lidstaten, met een andere verdeelsleutel. Dat is voor Nederland 209 miljoen. Het overige komt volgend jaar binnen; dat krijgen wij dan terug. Het staat volgens mij nog niet in de Najaarsnota. Als de heer Van Dijck er meer over wil weten, kan ik daar zo nodig in tweede termijn op terugkomen. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het bedrag dat de minister wil gaan betalen is wel bekend, maar niet het bedrag dat wij eventueel terugkrijgen. Verder noem ik het bedrag van 252 miljoen. 

Minister Dijsselbloem:

Dat heeft gewoon te maken met de tijd. Het bedrag dat wij moeten betalen was eerder bekend. Dat is verwerkt in de Najaarsnota. Het bedrag dat wij terugkrijgen is pas later gebleken en is nog niet in de Najaarsnota verwerkt. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Krijgen we daar nog een wijziging op of krijgen wij dat bij de volgende stap in de cyclus? 

Minister Dijsselbloem:

Het komt bij de afsluiting van 2014 zeker terug in de verantwoordingsstukken. Wij hebben het natuurlijk schriftelijk aan de Kamer gemeld, want dat is de afspraak: als er na de najaarsnota nog wijzigingen komen, wordt dat schriftelijk aan de Kamer gemeld. Dat geldt voor alle departementen. Dat hebben wij in dit geval ook gedaan in afzonderlijke brieven. 

De heer Omtzigt (CDA):

Alle vragen zijn beantwoord behalve één, namelijk de vraag welke effecten de verwerping van het wetsvoorstel Verbod verticale integratie in de Eerste Kamer heeft voor de begrotingen van de komende jaren. 

Minister Dijsselbloem:

Bij de regeling van werkzaamheden is er om een brief gevraagd. Ik ben ervan uitgegaan dat het kabinet de gelegenheid zou krijgen om deze vraag in die brief te beantwoorden. In algemene zin is de stand natuurlijk dat dit wetsvoorstel zou zijn ingaan op 1 januari 2016. Mogelijk zijn er onderdelen die eerder van kracht moeten worden. Daar zullen wij in de brief nader op ingaan. Ik had begrepen dat dit in die brief zou mogen. 

Misschien is het goed om nog op twee amendementen in te gaan; dan ben ik helemaal klaar. Het amendement op stuk nr. 4 van de heer Merkies betreft de 100 miljoen bij onderwijs. De heer Merkies wil dit bedrag alsnog tot besteding brengen in het primair onderwijs. Dat is een sympathiek doel, maar de onderuitputting blijft gewoon ruim binnen de eindejaarsmarge en blijft beschikbaar voor OCW. Wij moeten niet ad hoc gaan bedenken waaraan wij dit geld nog eens snel zullen gaan uitgeven. 

Het amendement van de heer Merkies op stuk nr. 3 ziet erop, de Europese naheffing niet te betalen. Ik denk dat ik daar voldoende duidelijk over ben geweest. Ook Nederland moet gewoon zijn afspraken nakomen en daarom zullen wij wel betalen. 

De voorzitter:

Er is ook nog het amendement op stuk nr. 5 van de heer Omtzigt. 

Minister Dijsselbloem:

Ook dat ziet op het niet-betalen van de Europese naheffing, dus ook dat amendement ontraad ik. 

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de beantwoording door de regering in eerste termijn. Ik stel voor dat wij meteen doorgaan met de reeds aangekondigde tweede termijn. Daarin geef ik als eerste het woord aan de heer Merkies van de SP-fractie. 

De heer Merkies (SP):

voorzitter. Ik dank de minister voor de vele antwoorden die ik heb gekregen. Wat OCW betreft had ik ook de vraag gesteld hoe het komt dat bij OCW het geld blijkbaar steeds op de plank blijft liggen. Bij OCW gebeurt dat blijkbaar iets meer dan bij andere departementen. Ik ben benieuwd waar dat in zit. Ik houd uiteraard vast aan het amendement, met een dekking die vergelijkbaar is met de dekking die vorig jaar is gebruikt door de coalitie en de geliefde oppositiepartners, zoals dat heet. Het amendement over de naheffing blijft staan. Ik benadruk dat inderdaad kan worden gezegd dat het met de kwaliteit van Eurostat wel goed komt. Eurostat speelt al heel lang; ik vraag mij af wanneer die zaak echt van de grond komt. 

Over Griekenland heb ik de meeste vragen gesteld. Veel daarvan zijn al beantwoord. De minister gaat niet echt in op het verhaal over Juncker. Daarover dien ik dan ook een motie in. Alvorens ik dat doe, breng ik nog een paar kleine punten naar voren. 

Ik begrijp dat het naar voren halen van het stemmen op de president is besproken in het overleg van 8 december jongstleden. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit niet alleen maar van de Grieken komt. Ik kan mij niet voorstellen dat de Grieken opeens zeggen dat zij die stemming naar voren willen halen. Zijn de Grieken echt zomaar ineens met dat idee gekomen? Waarom zijn zij dan met dat idee gekomen? 

Ten slotte een opmerking over het Hellenic Fund. Als de minister zegt dat men het geld daarin wil houden voor de banken, dan zegt hij eigenlijk dat hij het beschikbaar wil houden voor het steunen van Griekse banken. Spreekt hij dat hier ook zo uit? Ik maak mij daar enigszins zorgen over. Al vaker heb ik gesproken over de Griekse zombiebanken. In hoeverre is dat effectief? 

Ten slotte dien ik mijn motie in. De motie heeft betrekking op de uitspraken van Juncker. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de voorzitter van de Europese Commissie de hoop heeft uitgesproken dat de Grieken niet "verkeerd" stemmen; 

constaterende dat hij daarbij eveneens heeft gezegd dat hij niet zou willen dat "extreme krachten" aan de macht komen en dat hij zijn voorkeur uitspreekt voor het aanblijven van "bekende gezichten"; 

spreekt uit, dat het ongewenst is dat de voorzitter van de Europese Commissie stemadvies geeft bij verkiezingen die worden gehouden in een van de lidstaten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 3 (34085). 

De heer Koolmees (D66):

Ik heb een vraag voor de heer Merkies. Is het niet verstandiger om deze motie in te dienen in Straatsburg. Bijvoorbeeld zijn collega de heer De Jong, die lid is van het Europees Parlement, kan dat doen. Die kan de heer Juncker wel direct aanspreken. De heer Merkies dient zijn motie nu in in het Nederlandse parlement. Is het geen idee dat de SP deze motie in Brussel of Straatsburg indient? 

De heer Merkies (SP):

Dit is typisch iets voor de partij van de heer Koolmees. D66 zou liever alles in Straatsburg doen. Ik denk echter dat ook wij er een mening over mogen hebben. Ik vind het belangrijk dat het democratisch proces in alle landen wordt gewaarborgd en dat een voorzitter van de Europese Commissie zich daar verre van houdt. 

De heer Koolmees (D66):

Het Europees Parlement controleert de Europese Commissie en heeft ook de mogelijkheid om de heer Juncker naar het parlement te roepen om hem daarop aan te spreken. Ook vertegenwoordigers van de SP hebben zitting in het Europees Parlement. Is het dan geen goed idee om de motie daar te lanceren in plaats van hier? 

De heer Merkies (SP):

Zij mogen dat ook daar doen, maar ik zeg tegen de heer Koolmees: u hebt daar toch zelf ook een mening over, mag ik hopen? 

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Ik kan het kort houden. Ik dank de minister, en via hem al zijn medewerkers, voor de uitvoerige beantwoording van de vragen van de Kamer in het laatste financiële debat van dit jaar. Op één punt kom ik nog even terug, te weten de garantieregelingen. De minister heeft terecht opgemerkt dat al een groot deel van de garanties verminderd is. Daarbij gaat het vooral om crisisgerelateerde maatregelen. Het past bij dit tijdsgewricht dat wij dit afbouwen. Waar ik op aansloeg, was dat in deze Najaarsnota één garantstelling eruit is gegaan, de 113 miljoen van de BIS. Ik ben er bang voor dat we het dan af en toe moeten doen met een kleine garantie — "klein": in dit geval van 100 miljoen — waarmee het bedrag van 200 miljard nog verder naar beneden gaat. In dat opzicht heb ik gelukkig het antwoord gehad van de minister dat ik wilde hebben, namelijk dat de twee grote brokken bij de departementen van VWS en van Wonen en Rijksdienst nog geëvalueerd worden. Op welke termijn verwacht de minister dat deze evaluaties komen? Dan kan de Kamer verder inzicht krijgen in de vraag wat daar nog aan noodzakelijke garanties is en wat daar eventueel nog verder naar beneden gebracht kan worden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de "to the point"-antwoorden die we gehad hebben op onze vragen, zowel de schriftelijke vragen als de vragen gesteld in eerste termijn. Ik hoop dat de minister van Financiën nog even kan terugkomen op de vraag wat er precies bij de AIVD gebeurt en of daar dezelfde eindejaarsmarge op van toepassing is als die kennelijk bij Onderwijs bestaat. Daar valt het natuurlijk niet binnen de 1%, omdat de begroting van de AIVD iets kleiner is dan die van het onderwijs. Dat is ook maar gelukkig, denk ik dan … 

Natuurlijk is er vertrouwen. De minister weet dat ik nog geen motie van wantrouwen heb ingediend en ook geen enkel plan daartoe heb. Toch is artikel 68 van de Grondwet helder: mondelinge en schriftelijk informatie worden verschaft, zelfs aan één Kamerlid, indien hierom wordt gevraagd. De reden dat hierom gevraagd is, is dat de minister van Financiën op 24 oktober voor de NOS-camera's zei: blijkbaar is er een tabel op internet gezet zonder dat van tevoren iets aan de lidstaten is gemeld, dus in die zin zijn wij verrast. Het was die uitspraak die ons deed vragen naar het memo van 17 oktober. Daar was alle reden toe, want er was dus wél een melding geweest aan de lidstaten, zij het informeel. 

Er zijn twee punten waarop ik graag nog even terugkom en die ik wil voorleggen aan de Kamer. Het eerste punt gaat over de staatsleningen. Ik ben blij dat de minister aangeeft dat hij probeert om binnen het kader wat langer te financieren en het dan niet terug te schoppen naar zeven jaar. Ik denk dat dat zeer wijs is, ook gezien de opmerking die de heer Van Dijck maakte. Toch wil ik de minister uitdagen om er iets fundamenteler tegenaan te kijken, zonder dat wij hier in de Tweede Kamer nu de treasury gaan runnen van het ministerie van Financiën, het Agentschap. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de rente die de regering op staatsleningen betaalt, op het laagste niveau staat in meer dan 500 jaar; 

van mening dat de financiering van de staatsschuld robuust dient te zijn voor schokken; 

verzoekt de regering, binnen een maand aan te geven of zij het wenselijk acht om de schuld langer te financieren via langjarige leningen en minder gebruik te maken van de geldmarkt en van derivaten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (34085). 

De heer Omtzigt (CDA):

Bij "schokken" moet u ook denken aan schokken op de financiële markten, zoals die zich nu op bepaalde plekken voordoen. Het is dus een onderzoeksmotie, die wellicht betrokken kan worden bij een wat vervroegde evaluatie van het beleidskader. 

We hebben inderdaad met de regering een verschil van inzicht of je horizontaal of verticaal of hoe dan ook naar accijnzen kijkt. Die discussie hoef ik niet over te doen, maar in onze optiek is er gewoon een tegenvaller van 300 miljoen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de accijnsopbrengsten in 2014 300 miljoen euro lager uitvallen dan eerder geraamd; 

overwegende dat dit met name wordt veroorzaakt door het feit dat tanken over de grens voordeliger is en dat de staatskas en de pomphouders in de grensstreek op die manier omzet mislopen; 

verzoekt de regering, de in 2014 ingevoerde verhoging van de accijnzen op diesel en lpg terug te draaien. 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Merkies, Van Helvert en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 5 (34085). 

Ik dank u wel. 

Ik geef het woord aan de heer Nijboer, maar ik zie nu dat hij dat niet wil. Dan geef ik het woord aan de heer Tony van Dijck van de PVV-fractie. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Onbegrijpelijk dat de woordvoerder van de PvdA geen tweede termijn wil bij de behandeling van de Najaarsnota. Hij vindt het allemaal goed, zo. 

Het herstel is broos, dat wordt ook door het CPB bevestigd. Het is geen tijd voor een hallelujastemming, want waarom hebben wij überhaupt herstel? Het zijn exceptionele omstandigheden die voor Nederland gunstig uitpakken. De koers van de euro is met 1,25 heel laag, de olieprijs zakte vandaag naar onder de 60 dollar, zoals de heer Omtzigt al zei is de rente met 0,8% het laagst in 500 jaar, en de inflatie is 0,4%, dus bijna nul. Het CPB gaat uit van een eurokoers van 1,33, een olieprijs van 100 dollar, een rente van 1,5% en een inflatie van 1% voor 2014. Wat betekent het voor ons huishoudboekje als die cijfers worden gecorrigeerd op basis van de huidige, exceptioneel lage standen? Hoe ziet de koopkracht er dan uit? En wat als de olieprijs weer naar 100 dollar stijgt? De verwachting is namelijk dat die volgend jaar weer gaat stijgen. Wat betekent dat voor de koopkrachtplaatjes, de energieprijzen, de btw-inkomsten, de accijnzen en de gasinkomsten? Voor de inkomsten is dat goed, maar voor de consumptie is het weer slecht. Wat betekent dit voor de begroting voor 2015? Kan de minister daarin een inkijkje geven? Of is het misschien zinvol om eens te kijken wat er met de consumptie gebeurt bij de verwachte standen voor 2015? Is het kabinet bereid om daarop te anticiperen? 

De PVV vindt het nog steeds een gemiste kans dat de lasten nu niet worden verlaagd om zo het herstel te stimuleren. Het kabinet houdt vast aan de huidige koers en drukt daarmee het herstel, in plaats van het te stimuleren. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de belastingen in 2015 weer worden verhoogd; 

overwegende dat de collectieve lastendruk de afgelopen jaren hard is gestegen, waardoor de koopkracht ernstig is uitgehold; 

overwegende dat meer consumptie en binnenlandse bestedingen essentieel zijn om de economische groei te bevorderen; 

verzoekt de regering, de belastingen en accijnzen te verlagen en de dekking hiervoor te zoeken in de mega-uitgaven aan ontwikkelingshulp, Europese Unie, asiel en immigratie en subsidies, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34085). 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Als ik nog tijd heb, wil ik nog een motie indienen. Die gaat over de belachelijke accijnsverhogingen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de accijnsverhogingen op brandstof, alcohol en tabak desastreus uitpakken voor de grensregio's en de werkgelegenheid; 

overwegende dat de benzineprijs in Nederland de hoogste is van heel Europa; 

constaterende dat het kabinet voornemens is om op 1 januari 2015 de accijnzen op brandstof en tabak verder te verhogen; 

verzoekt de regering, hiervan af te zien, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34085). 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ook ik bedank de minister voor de snelle en heldere beantwoording, die erg to the point was. Ik heb op de klok meegekeken. Het antwoord in eerste termijn duurde 45 minuten. Volgens mij is dat de laatste tien jaar niet voorgekomen bij de behandeling van een najaarsnota. Het was een heel kort antwoord in eerste termijn, erg staccato. 

Ik dank de minister voor de beantwoording op specifieke punten, met name op het vlak van de begrotingen voor Defensie en EZ. Bij de EZ-begroting gaat het over gelden uit het energieakkoord. Die kunnen inderdaad worden meegenomen in de eindejaarsmarge. Mijn fractie gaat ervan uit dat die middelen behouden blijven voor de doelen die wij hebben gesteld, als de businesscase uiteindelijk goed wordt uitgewerkt. 

De minister zei over de belastingherziening: dat wij een stap zetten, staat buiten kijf. Dat vind ik een begin van een positieve ontwikkeling. Ik ben zeer benieuwd. D66 zal de minister bij herhaling blijven aanjagen om de belastinghervorming snel en ambitieus vorm te geven. 

Het zogenaamde "four presidents' report" is vertraagd. Dat is jammer, maar het is wel begrijpelijk, gegeven de nieuwe Commissie en het investeringsplan van de heer Juncker. D66 vindt de koppeling aan Europese hervormingen verstandig. Wel heb ik nog één aanvullende vraag. Is het ook de bedoeling dat EU-breed hervormingen in de groeiagenda worden aangekondigd, zodat het niet alleen over de lidstaten gaat, maar ook over Europese markten en product- en goederenmarkten? Ik hoop dat dit inderdaad de bedoeling is, want dat zou een nieuwe dimensie, nieuwe schwung geven aan deze discussie in Europa. 

De suggestie dat de heer Nijboer en ik door onze motie enige invloed hebben gehad op het dividendbeleid doet mij deugd. Die steek ik gewoon in mijn zak! 

Ik wens de minister en zijn ambtenaren een goed en rustig reces en ik dank hen voor het vele werk. 

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven direct tot zijn reactie op de moties en beantwoording van de openstaande vragen over te kunnen gaan. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. De eerste vraag is van de heer Merkies: waarom blijft er bij OCW steeds geld op de plank liggen? Dit jaar is dat 100 miljoen en in 2012 en 2013 was dat ongeveer 230 miljoen. Dat gaat om een groot bedrag, maar ten opzichte van de gehele begroting van 35 miljard is het ook weer beperkt. Ook de vorige jaren bleef het binnen de eindejaarsmarge en bleef het geld beschikbaar voor onderwijs. Het is later gewoon tot uitgaven gekomen. 

De heer Merkies heeft nogmaals gesproken over de samenhang tussen de vroege verkiezingen in Griekenland en de beslissing van de eurogroep. Die samenhang is er, maar pas nadat de Griekse regering zelf had aangegeven dat de verkiezingen vervroegd zouden worden omdat de politieke instabiliteit zo kort mogelijk moest duren. Dat lijkt mij een legitieme afweging, maar die is aan de Grieken zelf. Daarna hebben wij besloten dat een periode van twee maanden zou moeten volstaan om het programma alsnog af te ronden. 

De heer Merkies merkte op dat het geld blijkbaar toch nodig is voor Griekse banken. In principe is dat niet het geval. De grote banken zijn doorgelicht en hebben van de ECB hetzelfde tijdpad van drie tot zes maanden gekregen om hun kapitaalsratio's alsnog te halen, net als alle andere banken die nog tekorten hebben. De Griekse banken moeten dus zelf de kapitaalmarkt op. Ze zijn daar eerder overigens succesvol in geweest en ik hoop dat ze dat weer zijn. De middelen blijven dus beschikbaar. Het enige wat we met meer zekerheid weten, is dat een aantal kleinere banken in Griekenland niet in de doorlichting van de ECB zijn meegenomen en mogelijk moeten worden geherstructureerd. Daarbij gaat het ook om veel kleinere bedragen. De verwachting is dat een vrij fors zo niet het overgrote deel van het nu nog beschikbare geld in het bankenfonds "overblijft" aan het einde van de programmaperiode. 

De heer Harbers heeft gevraagd wanneer een evaluatie van de waarborgregelingen plaatsvindt. Die is voorzien in de eerste helft van 2015, dat wil zeggen tijdig voor de voorjaarsbesluitvorming. Daar hecht ik aan; dan krijg ik alle ministers weer bij mij langs en dat is altijd een goed moment om ook te praten over de garantieregelingen. Ik ga dat ook structureel doen. Het gaat dus niet meer alleen over de inkomsten en uitgaven, maar voortaan ook over garantieregelingen, waarborgregelingen, et cetera. Ook daar gaan we strenger op zitten. 

De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld over de AIVD. Hij vreesde dat de onderuitputting van de AIVD te klein zou zijn, maar die loopt natuurlijk mee met de onderuitputting bij BZK. In die zin is die groot genoeg, omdat de taakstelling voor 2014 weliswaar al bij regeerakkoord was ingevuld, maar later is teruggedraaid. Hij heeft daar een terecht punt. Dit geld wordt nu ingezet om de taakstelling voor latere jaren terug te schuiven. Het geld blijft beschikbaar voor de AIVD. 

De heer Omtzigt heeft opnieuw gesproken over de informatie over de naheffing uit Brussel en over wie wat wanneer heeft gezegd. Ik laat dat thema maar liggen van nu af aan. 

De heer Omtzigt heeft ook gesproken over de financiering van de staatsschuld. Hij heeft daar tevens een motie over ingediend, dus ik kom daar zo nog op terug. 

De heer Van Dijck hield, net als in eerste termijn, het klassieke verhaal: als het slecht gaat met Nederland, is het volledig de schuld van het kabinet en als het iets beter gaat, kan het niet te danken zijn aan het kabinet. Hij bevindt zich in goed gezelschap, want de Volkskrant opende deze of vorige week met de kop "Het gaat nu beter met de economie, maar niet dankzij het kabinet". De verklaring was volgens de Volkskrant en de heer Van Dijck — ze zijn het volstrekt eens, wat op zichzelf een interessant en opmerkelijk gegeven is — dat het nu beter gaat met de economie dankzij lage olieprijzen en de daling van de euro. Het is natuurlijk waar dat beide een positief effect hebben op onze export en de koopkracht in Nederland en dat de energieprijzen laag zijn. Op zichzelf is dat waar, maar dat is een klein stukje van de extra economische groei die het CPB voorziet. Het CPB heeft de raming voor de economische groei voor volgend jaar iets bijgesteld. Ik dacht dat we bij de Miljoenennota nog op 1,25% zaten. Inmiddels zit het CPB op 1,5% voor volgend jaar. Een deel daarvan zal ongetwijfeld liggen aan euro en lage olieprijzen — dat wil ik de heer Van Dijck wel meegeven — maar een groot deel ligt, zeg ik zonder al te veel valse bescheidenheid, ook gewoon aan het feit dat we structureel problemen in Nederland op orde hebben gebracht. We hebben in de woningmarkt weer een solide bodem gelegd. De lucht die daarin zat, die de heer Van Dijck stelselmatig ontkent, is er nu uit. Je ziet dat het herstel doorzet. Het aantal woningen dat van hand tot hand gaat neemt per maand toe. De prijzen trekken aan in veel regio's. Je ziet het structurele herstel door de hele economie heen. Dat heeft weinig te maken met iets wat zich de laatste maanden heeft afgetekend, namelijk dat de euro is gaan dalen. Dit structurele herstel is al eerder ingezet. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het heeft wellicht ook te maken met het feit dat de rente laag staat. Het zijn externe factoren. Dat de rente heel laag staat, stimuleert de woningmarkt een beetje. De woningmarkt was zo ver weggezakt. Ik vergelijk het weleens met een bos dat is afgebrand. Als je dan een paar groene sprietjes ziet, zeg je: hé, dankzij het feit dat ik het heb afgebrand, hebben we nu groene sprietjes. Zo lag de woningmarkt op apegapen met een prijsdaling van 25% en 1,5 miljoen mensen die onder water staan. Kom nu niet aan met het verhaal dat het kabinetsbeleid ervoor gezorgd heeft dat we nu een klein groen sprietje zien in dat afgebrande bos. De Volkskrant nam over wat het CPB zegt. Het CPB zegt dat de mensen met een geringe loonstijging zich toch wat meer consumptie kunnen veroorloven vanwege de lage inflatie en doordat de prijzen laag zijn. Dat de olieprijs zo laag is, heeft zijn weerslag. We zien dat aan de gas- en de olieprijzen en aan de pomp. Tank maar eens. Misschien gaat de minister niet meer zo vaak tanken, maar het tanken in Nederland is een stuk aangenamer dan een maand geleden. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil zeggen dat het wel degelijk externe factoren zijn, de inflatie, de eurokoers, de rente, de olieprijs, die ervoor zorgen dat de consument iets meer te besteden heeft. Ook het kabinet zou ervoor kunnen zorgen dat de consument iets meer te besteden heeft. Dat zou namelijk goed zijn voor de binnenlandse bestedingen. Het feit dat de binnenlandse bestedingen volgend jaar meer bijdragen aan de groei dan dit jaar, heeft alles daarmee te maken. 

Minister Dijsselbloem:

De heer Van Dijck heeft heel veel woorden nodig om te zeggen dat alles wat slecht is gegaan door het kabinetsbeleid komt, maar dat het niet aan het kabinetsbeleid kan liggen dat het nu iets beter gaat. Dat is zijn opvatting. Op het punt van de woningmarkt is het aan partijen als de PVV om hierover iets te zeggen. De PVV zou van plan zijn geweest om door het dichte bos te blijven rondlopen met een pakje lucifers, met het droge gras op de grond, net zo lang totdat het een keer goed fout gaat. Het ís goed fout gegaan, maar dat kwam door zeer onverstandig beleid dat jarenlang is gevoerd en verdedigd. Ik doel met name op de hypotheekrenteaftrek. Dat de huizenprijzen een keer zouden inklappen, zag iedereen aankomen en is overal voorspeld. Het is gebeurd en dan moet je orde op zaken stellen, en niet wegduiken en wegkijken. 

De heer Koolmees heeft gevraagd naar EU-brede hervormingen. Die zitten er wat mij betreft zeker in. Er zijn namelijk veel kansen om gecoördineerd tussen lidstaten nationaal te hervormen, maar er kan ook een aantal Europese hervormingen doorgezet worden. Nu blijven er gewoon volle procentpunten aan economische groei liggen, doordat de dienstenmarkt nog steeds totaal verkokerd is en er nog steeds in allerlei landen duizenden beroepen zijn die niet zijn opengesteld voor nieuwkomers. Er liggen grote kansen op de energiemarkt in Europa, er liggen grote kansen op het gebied van de digitale economie. Die procentpuntengroei moeten we gaan halen. Ik hoop ook dat er een aantal internationale handelsverdragen wordt afgemaakt en goedgekeurd door het Europese Parlement, en dat het niet in die kramp blijft zitten en zegt dat er slechte dingen inzitten of dingen waar het kritisch op is en dat het parlement daarom het hele verdrag in de soep laat lopen. Ik zeg het maar omdat ik daar een beetje bezorgd over ben. 

Ik kom bij de moties. De motie op stuk nr. 3 van de heer Merkies gaat over de uitspraken van de heer Juncker. Ik heb de woorden "verkeerd", "extreem" en "bekend" omcirkeld: het gaat om verkeerd stemmen, extreme krachten en bekende gezichten. De heer Merkies heeft aan mij gevraagd wat de heer Juncker hiermee bedoelt. Dat weet ik natuurlijk niet. Op zich is het altijd onverstandig om verkeerd te stemmen. Extreme krachten zijn nooit goed, al weet ik niet precies wat hier met "extreem" bedoeld wordt. Ik ben zelf een gematigd-linkse politicus, dus ik ben niet zo voor extremiteit. Wat de bekende gezichten betreft: ik ken ook de voorman van Syriza, dus dat is een bekend gezicht, ook voor de heer Juncker denk ik. Ik denk dat dit ook een neutrale opmerking was. Alles bij elkaar heb ik niet vastgesteld dat de heer Juncker een stemadvies heeft gegeven. Daarom denk ik dat de motie overbodig is en ontraad ik haar. 

De heer Merkies (SP):

Als de minister zo redeneert, kan hij ook zeggen dat het neutraal is om te zeggen dat het ongewenst is als de voorzitter van de Europese Commissie stemadvies geeft bij nationale verkiezingen. Dat lijkt me zeer neutraal. 

Minister Dijsselbloem:

Maar dan staat er in de volgende motie dat het zeer ongewenst is als de voorzitter van de Europese Commissie discriminerende uitlatingen doet. Dat is ook waar. Maar dat zou ook een overbodige motie zijn. Echt waar, ik ontraad haar. 

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u naar de volgende motie. 

Minister Dijsselbloem:

Ik kom op de motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 4, waarin de regering wordt verzocht om de evaluatie van het beleidskader dat wij hanteren, te versnellen en het binnen een maand te herzien. Dat kan ik niet en dat ga ik het Agentschap niet aandoen. Die mensen hebben ook kerstvakantie. Wij gaan het beleid in 2015 weer tegen het licht houden. Dan vraag ik aan de Kamer opnieuw voor vier jaar mandaat voor het Agentschap om het beleid te voeren. Ik waarschuw ervoor dat we ad hoc vanuit de Kamer het beleid van het Agentschap gaan bijsturen. We gaan het in 2015 zo snel mogelijk ter hand nemen. Dan komen we bij u terug en vragen we opnieuw mandaat voor vier jaar om het aan te pakken. 

De heer Omtzigt (CDA):

Wat is de planning? Wanneer komt de nieuwe nota naar de Kamer? 

Minister Dijsselbloem:

Ik kijk even of men vanuit de loge kan aangeven in welke maand we dit kunnen verwachten. Kijk, ze steken eenduidig een aantal vingers op. Het is ongeveer in juni. 

De voorzitter:

Ik zie zeven vingers, dus ze bedoelen juli. 

Minister Dijsselbloem:

Zeker, maar ik ga hier over de antwoorden. 

(Hilariteit) 

Minister Dijsselbloem:

Ik deed er een maand vanaf om de heer Omtzigt tegemoet te komen. 

De voorzitter:

U gaat inderdaad over de antwoorden. Ik dacht dat u het misschien niet goed zag. Dus ik dacht: ik zal het nog even zeggen. Er zaten namelijk heel veel mensen. Dan kun je het ook allemaal bij elkaar optellen. Dan kom je heel ver. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik was eigenlijk wel … 

De voorzitter:

Content. 

De heer Omtzigt (CDA):

… blij verrast met het rekenen van de minister. Als hij het op tijd in juni, in de eerste week, kan doen, zodat het ook kan worden behandeld … Nee, het gaat erom dat we het voor het zomerreces kunnen vaststellen. Daar ging het om. Als hij deze punten kan meenemen, dan zou ik zeer content zijn. Dan kan ik de motie ook aanhouden. 

Minister Dijsselbloem:

Laten we gewoon afspreken dat we ernaar streven om het voor de zomer besproken en vastgesteld te hebben. Dat is ook in mijn belang. 

De heer Omtzigt (CDA):

En dan wordt daarbij ook gekeken naar de punten die ik aangaf, namelijk of het met minder derivaten en een langere schuld kan? Laat dat een van de opties zijn die dan wordt onderzocht. 

Minister Dijsselbloem:

Het hele beleid van het Agentschap zal daarin opnieuw worden vastgesteld. Het gaat ook over kapitaalsinstrumenten. 

De voorzitter:

Heb ik het goed begrepen dat dan de motie op stuk nr. 4 wordt aangehouden? 

De heer Omtzigt (CDA):

Ja. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor, zijn motie (34085, nr. 4) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Dijsselbloem:

In de motie op stuk nr. 5 wordt verzocht om de in 2014 ingevoerde verhoging van de accijnzen op diesel en lpg terug te draaien. Dit zou een derving van 0,3 miljard betekenen. De motie is niet van een dekking voorzien. Ik moet haar ontraden. 

In de motie van de heer Van Dijck op stuk nr. 6 wordt de regering verzocht om de belastingen en accijnzen te verlagen en de dekking hiervoor te zoeken in de mega-uitgaven aan ontwikkelingshulp, Europese Unie, asiel en immigratie en subsidies. Dit is een bekend standpunt van de PVV, ook consequent geredeneerd vanuit haar verkiezingsprogramma. Het is niet het beleid van het Nederlandse kabinet. Het is zeker ook niet in het belang van Nederland. Daarom ontraad ik de motie. 

Ook de motie op stuk nr. 7 is van de heer Van Dijck. Daarin wordt de regering verzocht om af te zien van de verhoging van de accijnzen op brandstof en tabak. Ook deze motie is niet voorzien van een dekking. Ik zou graag afzien van alle belastingen, maar helaas is dat niet mogelijk. Ik moet de motie dus ontraden. 

Volgens mij ben ik erdoorheen, voorzitter. 

De voorzitter:

Dan rest mij nog om voor de zekerheid te melden dat het zeker niet mijn bedoeling was om antwoorden voor u te geven. Ik wilde u slechts behulpzaam zijn. U hebt het zelf ook keurig hersteld. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties en amendementen zullen komende donderdagavond plaatsvinden. 

Naar boven