6 Vragenuur: Vragen Van Weyenberg

Vragen van het lid Van Weyenberg aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Asscher niet meer bang voor Polen".

De voorzitter:

De minister van Sociale Zaken Werkgelegenheid is dit vragenuur voor de derde keer aan de beurt. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Onze zwakste burgers leggen het af tegen bekwamere mensen van elders. Het vrije verkeer ondermijnt de legitimiteit van de EU. De dijken staan op doorbreken; het is tijd voor code oranje. 

Dit zijn niet mijn woorden, maar de woorden van deze minister. Hij had ook de grenzen voor Roemenen en Bulgaren op 1 januari jl. het liefst gesloten gehouden. Hij zag wel iets in het voorstel van de Britse premier Cameron om bij nieuwe toetreders het vrije verkeer in te perken. D66 deelt de angst van de minister niet. Het vrije verkeer van werknemers is van groot belang voor Nederland. Extra mensen komen aan het werk en dat levert Nederland jaarlijks alleen al meer dan een miljard euro op. Sowieso spreken wij liever niet in termen van dijkdoorbraken als het over mensen gaat die hier willen werken aan een betere toekomst. 

Eind vorige week kregen wij een nieuwe brief van de minister. Hij is van mening veranderd. Of, zoals dagblad Trouw kopte: "Asscher niet meer bang voor Polen". De minister zegt dat arbeidsmigranten ons juist helpen. Zij doen werk dat Nederlanders niet meer willen doen. Daar kunnen veel tuinders over meepraten. Zij kunnen maar moeilijk Nederlandse werknemers vinden en mensen uit Oost-Europa staan in de rij. Arbeidsmigranten doen werk waarvoor veel Nederlanders inmiddels te hoog zijn opgeleid. Daar moeten wij wat mij betreft niet bang voor zijn, maar daar moeten wij juist blij mee zijn. Natuurlijk moet het vrije verkeer niet worden misbruikt. De spelregels moeten strikt worden gehandhaafd. Het heeft mij al eerder verbaasd dat de minister, ondanks al zijn waarschuwingen, wel steeds minder controles uitvoert tegen arbeidsmarktfraude. 

Ik ben blij dat de minister niet meer bang is. Dat is voortschrijdend inzicht. Ik heb twee vragen. Waarom controleert hij dit jaar al weer meer minder op arbeidsmarktfraude dan hij in de begroting aankondigde? Is de minister bereid om de code oranje in te trekken? 

Minister Asscher:

Voorzitter. Het vrije verkeer van werknemers heeft heel veel goeds gebracht, maar het heeft ook nadelen. Ik vind dat wij helder moeten zijn over de schaduwkanten van arbeidsmigratie. Ik noem onderbetaling en schijnconstructies. Er kan een race to the bottom ontstaan als het simpele beginsel van gelijk loon voor gelijk werk niet meer geldt in Europa. Daartegen moeten wij optreden en daar moeten wij ook voor waarschuwen. Vandaar de code oranje. 

In het artikel dat de heer Van Weyenberg aanhaalt, wordt uit de arbeidsmarktmonitor geciteerd, waarin periodiek de cijfers van de verwachtingen en de realisaties worden gepubliceerd. Er wordt ook gerefereerd aan de verwachting in de literatuur dat de effecten op de werkloosheid beperkt zijn als gevolg van de arbeidsmigratie. Omdat wij het voor Nederland precies willen weten, loopt er ook nu een onderzoek naar verdringing hier. Ik heb niet beweerd dat de hele arbeidsmarkt ontwricht is. Ik denk wel dat specifieke groepen — met name jongeren, migranten en lager opgeleiden — meer last hebben van concurrentie op arbeidsvoorwaarden en van de race to the bottom dan andere groepen zoals hoogopgeleiden. In specifieke sectoren zoals de tuinbouw, de voedselindustrie, de vleesindustrie, het wegtransport en de bouw worden de gevolgen van de druk op lonen, de concurrentie op arbeidsvoorwaarden en het niet meer betalen van gelijk loon voor gelijk werk het meest gevoeld. Daar wordt de prijs betaald voor de arbeidsmigratie, voor het vrije verkeer. Dit brengt inderdaad voor ons land als geheel heel veel goeds, maar ik houd staande dat Nederland een enorm belang heeft om vast te houden aan het huidige sociale model, waarbij mensen niet tegenover elkaar worden gezet en niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Wij hebben geen systeem waarin mensen worden gestimuleerd om tegen het laagste loon te gaan werken, met loterijen als een cynisch uitvloeisel daarvan. Wij hebben een model waardoor de welvaart stijgt en waar alle burgers in Europa van mee kunnen profiteren. Ik ben niet bang voor Polen. Ik ben bezorgd over wat er met de arbeidsmarkt gebeurt als wij dat niet zien. Dat is het debat dat ik iedere keer, ook met de heer Van Weyenberg, zal voeren. We zien dat de mensen die profiteren slimmer worden, dat constructies complexer worden. Dat leidt er onder andere toe dat we vaak heel complexe zaken moeten doen, waar veel inspectiecapaciteit in gestoken moet worden, meer dan ik zou willen. Vandaar dat er minder controles worden gedaan dan ik zou willen. Dat is een debat waarmee we bij de behandeling van de begroting verder gaan. Maar nee, code oranje is nog steeds van kracht, totdat om te beginnen de Detacheringsrichtlijn in Europa gewijzigd is. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik vind dat een teleurstellend antwoord. Natuurlijk moeten we beter handhaven. De minister zegt dat het steeds ingewikkeldere zaken worden. Dat wist hij natuurlijk ook al toen hij vorig jaar zijn begroting indiende en toch doet hij bijna 2.000 controles minder dan hij toen beloofde. Het lijkt er dus op dat de ambitie hier wel degelijk naar beneden is bijgesteld. Kan de minister in elk geval garanderen dat hij zijn doel voor volgend jaar wel gaat halen? Steeds maar is het argument dat zaken ingewikkelder worden. Dat weet de minister nu al voor volgend jaar en dat wist hij vorig jaar al over dit jaar, dus ik vind dat geen excuus voor het niet halen van de doelstellingen. Ik roep de minister op om hier met veel meer kracht op in te zetten. 

Code oranje blijft staan. Natuurlijk moeten we handhaven, maar de minister is zich er ook zeer goed van bewust dat je daarmee beelden schetst: beelden alsof mensen hier banen innemen. Uit het onderzoek blijkt echter — de minister schrijft het zelf — dat die negatieve effecten zeer beperkt zijn en dat die banen betreffen waarvoor werklozen zich niet aanbieden. Ik herhaal mijn vraag. Ik roep de minister op om voort te gaan met de handhaving — wat mij betreft doet hij dat zelfs beter — maar om afstand te nemen van termen die eigenlijk de indruk wekken dat mensen hier niet welkom zijn en banen innemen van anderen. 

Minister Asscher:

Zeker, we moeten handhaven. Daarin beschouw ik de heer Van Weyenberg als een bondgenoot. We moeten slim handhaven, we moeten op de risico's af en er moeten strenge straffen zijn voor mensen die werknemers uitbuiten. Dat kan echter niet het enige zijn. We moeten ook de spelregels zelf onder ogen zien. Als je wilt dat mensen gelijk loon voor gelijk werk krijgen in heel Europa, moet je durven kijken naar de Detacheringsrichtlijn. Die zorgt er nu voor dat een oudere werknemer hier in de bouw kan worden weggeconcurreerd, alsof hij tegen een beginner moet concurreren, en dat de loonkostenverschillen soms honderden euro's bedragen zonder dat daar iets aan te doen is. Dat zorgt voor oneerlijke concurrentie tussen bedrijven en tussen werknemers. Dat is niet het Europa dat we moeten willen. We willen een Europa met vrij verkeer, maar wel gebaseerd op meer welvaart voor alle inwoners. Ik schets geen beelden, maar ik vertel wat de praktijk is in Nederland. Ik zal niet beweren dat de hele economie erdoor ontwricht wordt, maar wel dat groepen kwetsbare werknemers en bepaalde sectoren echt last hebben van oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt. Daarvoor geldt code oranje. Het past immers niet in ons Nederlandse model, dat we moeten verdedigen. 

De heer De Graaf (PVV):

De heer Van Weyenberg zei al dat arbeidsmigranten zich vooral aanbieden voor banen waar werklozen zich niet meer voor aanbieden. Daarmee erkent de minister eigenlijk het failliet van het hele systeem. Werklozen horen zichzelf immers niet aan te bieden, maar door wat we vroeger het arbeidsbureau noemden aan het werk gezet te worden. Deze mensen zijn niet aan het werk doordat ze de koffiehuizen op de Hoefkade bevolken en weigeren Nederlands te spreken. Kan de minister eens ingaan op de vraag waarom deze mensen nog steeds niet aan het werk zijn, waardoor er nog steeds arbeidsmigranten binnenkomen? Wat ons betreft is het daarom nog steeds code rood. 

Minister Asscher:

Mensen die kunnen werken, moeten ook werken. Dat zie je terug in de regels voor de WW en die voor de bijstand. Die regels zijn streng, maar rechtvaardig. Dat betekent dat als je niet kunt werken er altijd een inkomensvoorziening is en dat als je dat wel kunt, je dat ook moet doen. Daarover is helemaal geen verschil van mening. 

De heer Ulenbelt (SP):

De minister noemde een loterij. Ik was gisteren aanwezig bij die loterij. Er werden kortingen verloot op uitzendkrachten uit Slowakije, Polen en andere landen. Er gebeurde daar echter nog iets veel ergers en daar heb ik een vraag over aan de minister. Er werd gezegd: als je mijn uitzendkrachten neemt uit Slowakije, dan kosten die mensen hier in Nederland €2,50 per uur minder. Is de minister van plan om deze schijnconstructie met A1-formulieren aan te pakken? 

Minister Asscher:

Zeker. We zien nu schijnconstructies waarbij sprake is van strijd met de Nederlandse wet. Daarom bespreken we binnenkort in deze Kamer de Wet aanpak schijnconstructies. We zien ook constructies die op dit moment op zichzelf niet in strijd zijn met de regels. Die constructies zijn mogelijk door de huidige regels in het formulier A1 en de detacheringsrichtlijn. Je ziet ook dat er gesjoemeld wordt met de Europese A1-formulieren. In alle drie die gevallen wil ik de praktijk veranderen. Het eerste geval wil ik veranderen door zelf te handhaven en door onze wetgeving scherper te maken. Het tweede geval wil ik veranderen door op Europees niveau te pleiten voor eerlijke regels, waardoor mensen hetzelfde verdienen voor hetzelfde werk. Zo worden werknemers niet tegen elkaar opgezet. In het derde geval wil ik verandering door veel beter samen te werken bij het opsporen van fraude met de A1-formulieren. Ik ben het met Ulenbelt eens dat dat een doorn in het oog is. 

De heer Kerstens (PvdA):

De heer Ulenbelt refereerde er net ook aan. Gisteren, dus niet 150 jaar geleden, zouden er in Leusden — dat ligt gewoon in Nederland — tien uitzendkrachten worden verloot. Ik zeg "zouden", want door de storm van kritiek die daarop losbarstte, is dat uiteindelijk niet doorgegaan. Het was niet de verloting bij de plaatselijke bingo in Leusden, maar het betrof een bijeenkomst voor boeren en tuinders over hoe zij zo goedkoop mogelijk aan mensen uit Oost-Europa konden komen. Ik heb de minister daar inmiddels schriftelijke vragen over gesteld, maar nu wil ik van hem weten of hij het met mij eens is dat dit een schandelijke vertoning is, die geen blijk geeft van het respect dat deze mensen verdienen. Dit zijn mensen die huis en haard achterlaten om in Nederland een boterham voor zichzelf en hun gezin te verdienen. Ik wil ook weten of de minister met mij van mening is dat er nog wel degelijk heel vaak sprake is van verdringing, waarbij geldt: voor één Nederlander twee Polen, drie Bulgaren, vier Roemenen of, blijkbaar, tien Slowaken. 

Minister Asscher:

Niet voor niets heb ik de Kamer beloofd om onderzoek te doen naar verdringing in Nederland. Dit debat voeren we niet voor het eerst. Ik hoor de verhalen van de vrachtwagenchauffeur, ik zie de praktijken in de vleesindustrie, en ik zie dat er op heel veel plekken oneerlijk geconcurreerd wordt op loonkosten en arbeidsvoorwaarden. Daar was de Europese samenwerking niet voor bedoeld. Die is bedoeld om alle Europeanen de mogelijkheid te geven meer welvaart te verwerven. Echter, niet ten koste van elkaar. Dat onderzoek moet binnenkort komen. En nee, daar zal niet uit blijken dat alle arbeidsmigratie leidt tot verdringing, maar wel, denk ik, dat kwetsbare groepen het eerst geraakt worden. Ook zal blijken dat bepaalde sectoren het meest geraakt worden door oneerlijke concurrentie. Daar moeten we wat aan doen. Mijn opvatting over het verloten van mensen is volstrekt helder; het is een totale miskenning van de waarde van werk, van de waarde van mensen en inderdaad ook van wat de mensen hebben moeten achterlaten om hier te komen werken. Ik vind dat goed werk voorop moet staan. Mensen moeten worden gewaardeerd om hun bijdrage aan de economie, aan een bedrijf, en aan de samenleving. Het is daarbij niet gepast om mensen bij afslag te gaan verloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Nee, mijnheer Ulenbelt, u hebt geen ... 

De heer Ulenbelt (SP):

Een persoonlijk feitje. Omdat ik zei dat ik aanwezig was bij een loterij, en de heer Kerstens net zei dat hij dacht … 

De voorzitter:

Maar dit is geen persoonlijk feit, dat gaat in een debat onderling … 

De heer Ulenbelt (SP):

… dat het niet door was gegaan, maar het was wél doorgegaan, voorzitter! 

De voorzitter:

Dan hebt u dat nu toch mooi gezegd. Ik stel voor dat u daar op een ander moment met elkaar over verder discussieert. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven