6 Vragenuur: Vragen Voortman

Vragen van het lid Voortman aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat ruim de helft van de ingediende kinderpardonaanvragen is afgewezen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. De IND meldde gisteren dat de uitvoering van het kinderpardon zo goed als afgerond is. GroenLinks vindt de resultaten van de uitvoering van het kinderpardon wel zeer mager. Tot nu toe heeft maar minder dan de helft van de kinderen en gezinsleden die een aanvraag deden, een vergunning gekregen. Er vallen nog steeds honderden kinderen buiten de boot, omdat ze zich aan het toezicht van de overheid zouden hebben onttrokken, ook al stonden ze jarenlang ingeschreven in de gemeente en op school. Hoe ruimhartig is dat? En wat te denken van die kleine groep jongeren die net wat ouder zijn dan 21 jaar, maar die hier al wel langer dan acht jaar verblijven? Hoe ruimhartig is het om deze kinderen terug te sturen?

De bedoeling van het kinderpardon was om het probleem van vernederlandste kinderen die teruggestuurd worden, op te lossen, maar met dit magere kinderpardon zijn er nog steeds kinderen die stevig in Nederland geworteld zijn, maar toch teruggestuurd worden of dreigen teruggestuurd te worden. Mijn vragen aan de staatssecretaris zijn: ziet hij hierin aanleiding om het pardon te verruimen? Wat gaat de staatssecretaris doen om het maatschappelijk probleem op te lossen van kinderen die hier geworteld zijn en die niets hebben met hun land van herkomst?

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik bedank mevrouw Voortman voor de vragen die zij gesteld heeft. De resultaten van het kinderpardon betekenen dat het aantal inwilligingen op 1 april 1450 is, waarvan 675 hoofdpersonen en 775 gezinsleden. Ik deel niet het standpunt van mevrouw Voortman dat dit mager zou zijn. Wij hebben van tevoren met elkaar afgesproken aan welke voorwaarden er moest worden voldaan. Dat stond in het regeerakkoord en het is diverse keren met de leden van uw Kamer gewisseld: geen antecedenten, geen strafblad, rijkstoezicht, vijf jaar in Nederland, onder de 21 en asiel hebben aangevraagd. Dat stond allemaal van tevoren vast. Het kan geen verrassing zijn dat daar dan ook aan wordt getoetst door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Om maar meteen de eerste vraag van mevrouw Voortman te beantwoorden: er is geen aanleiding om het kinderpardon te verruimen. Hoe ga ik om met vernederlandste kinderen? Mensen hebben een vertrekplicht en dat betekent dat deze personen weten dat ze Nederland moeten verlaten. Dat geldt ook voor hun ouders. Dat moeten ze dan ook maar gaan doen. Dat is wat de mensen moeten gaan doen die niet onder het pardon vallen. Daar moeten we niet weer apart een noodverbandje voor gaan aanleggen. We moeten nu ook proberen de Vreemdelingenwet te handhaven, en dat is dus wat het kabinet gaat doen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Elk kind dat hier kan blijven, is er natuurlijk één en daar ben ik blij mee. Tegelijkertijd weten we dat de regeling van het kinderpardon op zichzelf een noodverband is om een situatie op te lossen van kinderen die hier al langer zijn, zodat zij niet tussen wal en schip vallen. Door het kinderpardon zo strak in te vullen, dreigt er alsnog een groep tussen wal en schip te vallen, met als gevolg dat kinderen alsnog teruggestuurd zouden worden. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? De bedoeling was juist om een regeling te bedenken waarbij kinderen die hier al heel lang wonen en vernederlandst zijn hier kunnen blijven. Op het moment dat je alleen zegt "regels zijn regels" komen deze kinderen alsnog in de problemen. De staatssecretaris zegt dat hij een aantal voorwaarden afvinkt, maar die voorwaarden zorgen er juist voor dat deze kinderen tussen wal en schip vallen.

Staatssecretaris Teeven:

Bij een pardonregeling spreek je met elkaar bepaalde grenzen af. Dat is in het regeerakkoord gebeurd. Sommige leden van deze Kamer zullen die te beperkt vinden en anderen vinden het wellicht te ruim. We hebben deze grenzen van tevoren met elkaar gedeeld. Het lijkt mij niet juist om de spelregels te veranderen als alles is behandeld. We hebben nog wel wat beroepszaken en hogerberoepszaken lopen, maar dat doe je niet; je spreekt van tevoren met elkaar de spelregels af. Sommige schrijnende situaties hebben in tientallen gevallen geleid tot inwilligingen. Ik wijs erop dat onder die 775 gezinsleden zich ook kinderen bevinden. We hebben in eerste instantie gesproken over ongeveer 800 kinderen en we komen heel dicht in die buurt met de uitvoering van dit kinderpardon. De schatting die we ooit met elkaar hebben gemaakt, blijkt bewaarheid te worden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Die laatste zin bevestigt precies mijn vermoedens: het is vooral de bedoeling om het aantal zo laag mogelijk te houden, want het mogen er niet meer dan zo'n 800 worden. Maar je moet kijken naar de situatie van mensen, naar wat het voor mensen betekent! Je moet inderdaad grenzen stellen, maar grenzen kun je ook zo stellen dat er geen mensen tussen wal en schip vallen. Nu krijg je een situatie dat van de twee mensen die hier even lang zijn, de een wel en de ander niet kan blijven. Op basis van het formele criterium kunnen mensen hier niet blijven, maar op basis van menswaardigheid en humaniteit zouden wij toch moeten zeggen dat deze regels verkeerd gesteld zijn. Dat is beter dan star te blijven vasthouden aan de regels die gesteld zijn nu je ziet hoe dit uitpakt.

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw Voortman vraagt mij om de regels te veranderen nu het kinderpardon voor 97% is voltooid. Dat kan niet de bedoeling zijn. We zijn hier met elkaar duidelijk over geweest en iedereen wist wat de grenzen waren. Grenzen stellen betekent dat mensen daarbuiten vallen en dat is dan ook gebeurd. Daar kan ik op dit moment niets meer aan veranderen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het mag duidelijk zijn dat de staatssecretaris zich aan zijn kaders houdt en daar kunnen wij hem verder niet op aanspreken. Dat zullen wij straks bij de regeling aan de orde krijgen en het zal een debat met de Kamer moeten zijn, met name met de Partij van de Arbeid. We hebben de staatssecretaris gevraagd de pardonregeling ruimhartig toe te passen en daar kunnen we hem wel op aanspreken. De enige ruimte die de staatssecretaris heeft, is zijn discretionaire bevoegdheid. De staatssecretaris zegt dat hij maar voor tien gevallen zijn discretionaire bevoegdheid heeft gebruikt. Ik kan alleen maar concluderen dat dat niet ruimhartig en humanitair is gebeurd: er zullen 300 (gemeentelijke toezicht) en 190 (leeftijdgrens) buitenboord vallen.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb net gesproken over tientallen, niet over tien. We hebben eerder met elkaar in het algemeen overleg gedeeld dat het gaat om tussen de 80 en 90 personen die buiten rijkstoezicht vielen. We hebben bekeken of daar nog bijzonder schrijnende gevallen bij zaten. Soms is dat het geval geweest en heeft dat aanleiding gegeven voor een discretionaire vergunning. Ik denk dus dat wij het ruimhartig hebben gedaan, maar je zit wel met grenzen.

De heer Fritsma (PVV):

Het probleem met deze zoveelste pardonregeling is natuurlijk dat het door asielzoekers botweg negeren van de vertrekplicht is beloond met een verblijfsvergunning. Wangedrag wordt beloond met een verblijfsvergunning. Erkent de staatssecretaris dat dit ertoe leidt dat andere asielzoekersgezinnen nu ook vaak weigeren om uit Nederland te vertrekken en dat het pardon de problemen dus alleen maar erger maakt?

Staatssecretaris Teeven:

Ik kan dat gedachtespinsel van de heer Fritsma niet volgen. Het kabinet heeft van tevoren aangegeven wat de grenzen waren. Daarbinnen is het kinderpardon uitgevoerd. Natuurlijk kan een pardon een aanzuigende werking hebben. Dat kan zeker zo zijn. Wij weten echter op dit moment niet of dat daadwerkelijk het geval is. Dat kun je niet beoordelen. Ik hoor het de heer Fritsma zeggen, maar je kunt er geen zinnig woord over zeggen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Over kinderen van de rekening gesproken. Ook ik heb de indruk — ik heb het de staatssecretaris ook wel eens letterlijk horen zeggen — dat het er gewoon niet te veel mogen worden. Er mogen niet te veel kinderen onder deze wettelijke regeling vallen. Ik denk dat wij het debat daarover gewoon moeten aangaan. Ik heb begrepen dat de Kinderombudsman, de heer Dullaert, inmiddels om opheldering heeft gevraagd bij het kabinet. Het bericht staat op www.nos.nl. Ik vraag de staatssecretaris om toe te zeggen dat hij de Kamer ook informeert als hij de heer Dullaert informeert. Ik vraag om de toezegging dat een afschrift van zijn reactie op het verzoek van de Kinderombudsman aan de Kamer wordt gestuurd, zodat wij die bij een mogelijk nog te voeren debat kunnen betrekken.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb ook gezien wat er op pagina 112 van Teletekst staat over wat de heer Dullaert heeft gezegd. De Kinderombudsman gaat nog steeds van de verkeerde veronderstelling uit dat het wortelingsbeginsel moet worden gehanteerd. Dat hebben nu juist bij deze regeling niet afgesproken. Het zat wel in de initiatiefwet. Ik heb er op zich geen enkel bezwaar tegen om een afschriftje van de brief die ik aan de Kinderombudsman stuur, ook aan de Kamer te doen toekomen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wil nog even doorvragen over de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris. Hij zegt dat hij daar tientallen malen gebruik van heeft gemaakt. Misschien kan hij de Kamer informeren over hoeveel keer dat precies was. Ik vraag hem om daarbij ook aan te geven in hoeverre dat situaties betrof waarin sprake was van gemeentetoezicht of situaties waarin kinderen te oud waren, dus die 190. Dat hoor ik graag nog.

Staatssecretaris Teeven:

Eén keer per jaar wordt de Kamer geïnformeerd over afgifte van discretionaire vergunningen. Zoals de heer Voordewind weet, gaat het daarbij niet alleen om rijkstoezicht en/of gemeentetoezicht of om de leeftijd van de kinderen. Er kunnen daarbij ook andere omstandigheden van schrijnendheid een rol hebben gespeeld. Dat is in concrete gevallen ook zo. De uitsplitsing zoals de heer Voordewind vraagt, kan ik niet maken.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw komst naar de Kamer en voor uw antwoorden, minister. Ik hoop dat u hier nog even wilt blijven voor de stemmingen.

Staatssecretaris Teeven:

Zeker.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven