16 Vrijheidsbenemende sancties en elektronische detentie

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de herijking van de wijze van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties en de invoering van elektronische detentie (33745).

De voorzitter:

Aan de orde is de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik heet de staatssecretaris van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune en de deelnemers aan het debat. Ik stel voor dat we ons bij interrupties beperken tot een vraag en mogelijk een vervolgvraag.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Felicitaties aan het adres van de staatssecretaris bij dit wetsvoorstel. De staatssecretaris slaagt er met dit wetsvoorstel in om in één klap twee van de drie staatsmachten die wij in Nederland hebben uit te schakelen, dan wel op de tweede plaats te zetten. De door de rechterlijke macht uitgesproken vonnissen waarbij een verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, worden door de staatssecretaris veranderd in een gedeelte dat in vrijheid met een enkelband mag worden "uitgezeten". Met andere woorden: een gevangenisstraf in de gevangenis wordt veranderd in een straf waarvan de helft buiten de gevangenis met een enkelband kan worden doorgebracht, met een maximum van twaalf maanden.

Het oorspronkelijke idee was nog erger. Gevangenisstraffen van zes maanden konden door de staatssecretaris geheel opzij worden gezet door ze te vervangen door elektronische detentie thuis met een enkelband. Dit gedeelte van het wetsvoorstel heeft de eindstreep gelukkig niet gehaald. Wat er is overgebleven, kan wat de PVV betreft de toets der kritiek ook niet doorstaan. De staatssecretaris, dan wel de minister — in het nieuwe artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet staat namelijk minister — kan een gedeelte van de door de rechter opgelegde gevangenisstraf omzetten in elektronische detentie. Dat is staatsrechtelijk onjuist. De uitvoerende macht mag geen vonnissen van de rechtsprekende macht aanpassen.

Laat ik dat onderbouwen, voor zover dat nodig is, door te verwijzen naar wetsgeschiedenis van het huidige artikel 15l van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel bepaalt dat, wanneer zich een situatie van cellentekort voordoet, de minister kan bepalen dat een voorwaardelijke invrijheidstelling eerder kan plaatsvinden dan het tijdstip waarop de gedetineerde twee derde van de opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan. Deze regeling werd toen bekritiseerd. De kritiek was drieledig en luidde als volgt. Ten eerste, het geeft te veel macht aan de regering bij het bepalen van de daadwerkelijke duur van de vrijheidsbenemende straf. Ten tweede, het doorkruist het straftoemetingsbeleid van de rechter en ten derde doet het afbreuk aan de geloofwaardigheid van de door de rechter opgelegde straf, en daarmee aan het vertrouwen in de strafrechtspraak.

Deze kritiek geldt ook onverkort ten aanzien van het wetsvoorstel waarover we het vandaag hebben. Ik heb dan nog niet eens vermeld dat dit wetsvoorstel verder gaat dan hetgeen artikel 15l doet. Dat artikel maakt het mogelijk dat de voorwaardelijke invrijheidstelling drie maanden eerder ingaat, terwijl dit wetsvoorstel het mogelijk maakt dat de gevangenisstraf thuis wordt uitgezeten nadat slechts de helft van de opgelegde gevangenisstraf is uitgezeten. Artikel 15l geldt ook nog alleen voor de situatie waarin er meer veroordeelden zijn die naar de gevangenis moeten dan er cellen zijn. In dat geval wordt er een selectie gemaakt van wie er naar de gevangenis gaan en niet in vrijheid in de maatschappij rond mogen lopen.

Het wetsvoorstel van vandaag is mede bedoeld om aan de bezuinigingen tegemoet te komen. Dat daaraan wordt gekoppeld dat het voor de veiligheid van de maatschappij ook een aanrader is, maakt dit niet anders, voor zover je al wilt geloven dat het veiliger wordt als de gedetineerde met een enkelband thuis zit in plaats van in de gevangenis.

Ik zou het hierbij kunnen laten, want het wetsvoorstel kan niet op de steun van de PVV rekenen. Het wetsvoorstel goed lezende, kwam bij mij toch een vraag op, die het mogelijk nog erger maakt. Op dit moment geldt de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat betekent dat na twee derde van de opgelegde gevangenisstraf te hebben uitgezeten, de gedetineerde in aanmerking komt voor een invrijheidstelling. Daarbij kan de voorwaarde worden opgelegd, naast de algemene voorwaarden, dat er in die periode geen strafbaar feit wordt gepleegd. Laten wij niet vergeten dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van rechtswege wordt toegepast. Zo staat het in de OM-aanwijzing en met zoveel woorden ook in de wet. Artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht luidt namelijk dat de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld nadat hij twee derde van de opgelegde vrijheidsstraf heeft ondergaan. Dit doet dus de vraag rijzen op welk tijdstip de gedetineerde recht heeft op elektronische detentie. In het wetsvoorstel staat namelijk dat dit is direct voorafgaande aan het laatste deel. Maar wanneer is nu dan sprake van het laatste deel? Wordt hierbij de een derde vermindering op basis van de voorwaardelijke invrijheidstelling meegeteld? In de wetsgeschiedenis ten aanzien van de huidige voorwaardelijke invrijheidstelling is namelijk bepaald dat die alleen geldt voor geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, omdat bij voorwaardelijke of deels voorwaardelijke gevangenisstraffen ook voorwaarden gelden. Dat is namelijk het voorwaardelijke deel. In dat geval zouden voorwaarden op voorwaarden worden gestapeld, wat men niet wenselijk achtte.

Bij de elektronische detentie worden echter ook voorwaarden gesteld. Die redenering doortrekkend, kun je dus stellen dat de elektronische detentie derhalve moet ingaan nadat de helft van twee derde van de gevangenisstraf is uitgezeten. Ik hoor graag van de staatssecretaris of dit klopt en, zo nee, waarom dan hier wel voorwaarden op voorwaarden worden gestapeld.

Na dit uitstapje kom ik op de tweede belangrijke reden waarom dit wetsvoorstel staatsrechtelijk niet in de haak is. De wetgevende macht wordt ook opzij gezet, want de voorwaarden op grond waarvan een vrijheidsstraf wordt omgezet in een "justitierolex" worden niet uitputtend dan wel allemaal geregeld in dit wetsvoorstel, maar in een Algemene Maatregel van Bestuur; in gewoon Nederlands: een maatregel die door de regering wordt uitgevaardigd. Dit betekent dat we kunnen debatteren over de vraag óf er elektronische detentie komt ter vervanging van een gevangenisstraf, maar nauwelijks over hoe die eruit komt te zien. De staatssecretaris eigent zich dat toe door de vereiste invulling niet aan de Tweede en de Eerste Kamer over te laten. Weliswaar heeft hij het concept van de betreffende Algemene Maatregel van Bestuur aan de Kamer toegestuurd en zou de Kamer een zware voorhang kunnen eisen, maar de kritiek blijft.

Vaststaat namelijk dat de nadere invulling aan de regering is. Gezien teksten als "worden nadere regels gesteld, waaronder artikel 4, lid 5, van de Penitentiaire beginselenwet". Een ander citaat: "Een aantal categorieën veroordeelden komt in beginsel niet in aanmerking voor deelname aan elektronische detentie." Op pagina 9 van de memorie van toelichting staat: "zullen nadere criteria worden geformuleerd voor de deelname aan elektronische detentie worden nadere regels gesteld Het gaat hierbij onder meer om de volgende criteria (…)". Ofwel, er is geen uitputtende opsomming en de regering kan die dus naar believen aanpassen nadat de Kamer met het wetsvoorstel heeft ingestemd. Het gevaar van een aanvulling van de voorwaarden voor elektronische detentie dan wel de uitbreiding van de categorie van gedetineerden die voor elektronische detentie in aanmerking komt, is levensgroot. Dit wetsvoorstel is namelijk mede ingegeven door de noodzakelijke bezuinigingen op het gevangeniswezen.

Ik kom tot een afronding. De PVV vindt dat de Tweede Kamer en de rechterlijke macht een dergelijke schoffering niet dienen te accepteren in hun rol als volksvertegenwoordiging, respectievelijk rechtsprekende macht. De PVV zal dan ook niet aan de uitholling van de rechtsstaat meewerken en hoopt dat de andere partijen dat ook niet zullen doen. In ieder geval zal de PVV zich bij dit wetsvoorstel beperken tot twee dingen. Ten eerste, tot het tegen het wetsvoorstel stemmen en, ten tweede, tot het via u, voorzitter, aan de staatssecretaris overhandigen van het boek van de hand van Charles Montesquieu met de titel Over de geest der wetten, dat de grondslag biedt voor de scheiding der machten.

De voorzitter:

Ik vraag de Kamerbewaarder of die het boek voor mij aan de staatssecretaris overhandigt.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel. Ik ben daarmee aan het einde gekomen van mijn betoog.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. "De samenleving heeft belang bij een gecontroleerde terugkeer van gedetineerden in de samenleving. Wij willen de recidive terugbrengen". Dit schrijft het kabinet aan het begin van het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Nu zou je denken: dat komt goed uit, want dat willen we allemaal. We willen dat boeven gestraft worden en na het uitzitten van hun straf niet meer terugvallen in oud gedrag, dus dat de samenleving veiliger wordt.

Maar het was veel netter geweest van het kabinet om op te schrijven wat ze daadwerkelijk bedoelen met deze wet. Namelijk: we moeten visieloos bezuinigingen, zoals we ook al aangekondigd hebben in het afbraakplan gevangeniswezen. Dat is hier al eerder besproken. Het was eerlijker geweest als de staatssecretaris toegeeft dat deze keuze om te bezuinigen op veiligheid betekent dat hij lukraak gevangenissen sluit, dat er meerdere mensen op één cel worden gezet — wat allemaal veiligheidsrisico's met zich brengt — dat tikkende tijdbommen langer achter een deur gezet worden, met alle gevolgen van dien als ze vrijkomen, dat hij gedetineerden met een enkelband naar huis stuurt maar niet weet hoe groot het risico is dat deze mensen weer terugvallen in oud gedrag, en dat hij fors bezuinigt op de Reclassering, de organisatie die deze boeven moet begeleiden met een enkelband. Het meest bizarre vind ik dat de staatssecretaris daarvoor in de plaats wel de halfopen en open inrichtingen sluit, waarvan we weten dat ze werken. Dus met puur visieloos bezuinigen schaft dit kabinet de detentiefasering af — de halfopen en open inrichtingen waarvan we weten dat ze werken — en voert het de enkelband in, waarvan we dat eigenlijk niet weten.

Ik heb hier maar één woord voor. Ik vind dit gewoon dom. Nou, misschien wel twee woorden: "dom" en "onbegrijpelijk". Laat ik mij niet beperken tot deze twee woorden maar dit toelichten. De staatssecretaris schaft de detentiefasering af. Detentiefasering is er om de gedetineerde langzaam weer te leren omgaan met verantwoordelijkheden en vrijheden. Eerst zit de gedetineerde volledig vast, daarna gaat hij naar een halfopen inrichting, de BBI, en daarna naar een open inrichting, de ZBBI. In de laatste fase, de mogelijke voorwaardelijke invrijheidstelling, kan hij een enkelband krijgen om niet terug te vallen in oud gedrag. En wat blijkt uit onderzoek? Deze detentiefasering werkt. Het werkt omdat boeven minder snel terugvallen in oud gedrag en de samenleving er dus gewoon veiliger op wordt.

Kijken we naar de kerncijfers van DJI, dus de cijfers van de staatssecretaris zelf, dan zien we dat het afschaffen van de ZBBI's en het invoeren van de elektronische detentie haaks staan op de belofte om de recidive te verlagen. De detentiefasering werkt zelfs beter dan de elektronische detentie. Dus waarom eigenlijk de open en halfopen inrichtingen afschaffen, als we weten dat ze werken?

De staatssecretaris gaat bij de elektronische detentie trouwens uit van een uitvalpercentage van 12. Maar waar haalt de staatssecretaris dit percentage van 12 precies vandaan?

Wat gebeurt er met alle kennis en kunde van de mensen die in de halfopen en open inrichtingen werken? Zij weten per definitie hoe je deze mensen moet begeleiden naar terugkeer in de samenleving. Zij hebben de contacten om de link te leggen van de inrichting naar buiten. Het is heel erg belangrijk dat deze kennis en kunde en dus ook het personeel behouden blijven. Kan de staatssecretaris dit toezeggen?

Ik wil vandaag toch gezegd hebben dat de SP niet tegen elektronische detentie is, maar zij is wel tegen elektronische detentie als dit betekent dat de detentiefasering wordt afgeschaft, gedetineerden meer achter de deur worden gezet en minder worden voorbereid op hun terugkeer in de samenleving door het inperken van het verlof. Ik zie elektronische detentie veel liever als onderdeel van detentiefasering, waarbij gedetineerden geleidelijk vanuit de geslotenheid naar open inrichtingen gaan en uiteindelijk de kans krijgen om verantwoordelijkheden op te pakken. Met dit voorstel worden gedetineerden vanuit de geslotenheid, hup!, naar huis gestuurd en komen ze op de bank te zitten. En dan maar hopen dat ze een geschikt arbeidstraject of werk krijgen. Maar het merendeel zit in het begin thuis op de bank met een uitkering. Ik kan mij nog herinneren dat Kamerlid Teeven daar in diezelfde bewoordingen — "met een biertje op de bank" — tegen geageerd heeft.

Nog een grote zorg is dat de nazorg voor gedetineerden of ex-gedetineerden met een enkelband op het bordje van gemeentes komt. De vraag is of gemeentes hiertoe in staat zijn gezien de enorme bezuinigingen die al op hen afkomen. Daarnaast wordt er fors bezuinigd op de reclassering. Hoe ziet de staatssecretaris dit voor zich? Wat zijn precies de kosten van elektronische detentie? Welke kosten voor begeleiding komen op het bordje van de gemeentes en de reclassering? Hoeveel enkelbandjes worden er straks op jaarbasis uitgedeeld?

Het klinkt echt heel stoer: eigen verantwoordelijkheid van gedetineerden voorop. Dus alleen de brave, gehoorzame gedetineerde die zijn eigen verantwoordelijkheden best kan nemen, wordt beloond met dagbesteding en buiten luchten, maar helaas zitten de gevangenissen niet alleen vol met brave gedetineerden. Ik houd mijn hart vast, want deze staatssecretaris zorgt ervoor dat de mensen over wie wij ons juist zorgen moeten maken, de tikkende tijdbommen, omwille van een bezuiniging vaker achter de deur worden gezet, terwijl wij deze mensen eigenlijk meer in de gaten moeten houden. Ik ben bang dat deze mensen straks gefrustreerder en misschien gekker uit detentie komen. Ik vind dat een heel gevaarlijk experiment.

Wat ik ook een gevaarlijk experiment vind, is het afschaffen van het recht op arbeid. Wat de SP-fractie betreft moet in detentie het motto zijn: arbeid voor alle gedetineerden. De staatssecretaris wil ongemotiveerde gedetineerden op hun cel laten zitten, maar als deze mensen straks weer vrijkomen, willen wij dat ze gewoon weer gaan werken. Wij zeggen buiten detentie namelijk ook niet tegen mensen die niet willen werken: "U bent niet zo gemotiveerd. Weet u wat? Ga maar ongemotiveerd op de bank zitten en een uitkering trekken." Nee, dat willen wij niet. Dat willen wij al helemaal niet in detentie. Deze mensen moeten leren een dagprogramma in te vullen. Ze moeten leren hun verantwoordelijkheid op te pakken. Ze moeten dus ook gewoon leren wat arbeid is.

Wil je een veilige samenleving, dan zul je een gedetineerde moeten begeleiden naar terugkeer in de samenleving. Een belangrijk onderdeel daarvan is het verlof, want dan kun je zien of een gedetineerde zijn verantwoordelijkheden kan dragen en kun je ingrijpen als het mis dreigt te gaan of het nog niet lekker loopt. Nu wil de staatssecretaris dit verlof echter inperken. De SP vindt dit gevaarlijk. Je moet volledig zicht hebben op hoe een ex-gedetineerde terugkeert in de maatschappij. Je moet kunnen bijsturen. Bovendien moet je de risico's beperken en niet vergroten. Dat doet de staatssecretaris wel door het inperken van het verlof, maar ook door het inperken van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Ik houd mijn hart vast als een gedetineerde, die zich in detentie slecht gedraagt en daardoor langer als tikkende tijdbom achter de deur zit en minder op verlof kan, zonder stok achter de deur weer vrijkomt. Ik wil een veilige samenleving. Dit is in mijn ogen niet de manier om die te realiseren. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris. Ook hoor ik graag van hem hoe hij dit precies voor zich ziet. Als we meer mensen langer opsluiten door de inperking van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, lijkt mij dat er meer cellen nodig zijn. Gedetineerden zitten namelijk langer vast. Dit wetsvoorstel is in feite een bezuinigingsoptie, maar pakt wellicht niet als zodanig uit. Ik hoor dus graag van deze staatssecretaris hoeveel het kost om de voorwaardelijke invrijheidsstelling te beperken. Ik krijg graag de cijfers.

Afgelopen weekend heb ik toch wel geschokt naar het nieuws gekeken. Daarin beweerde de staatssecretaris namelijk dat er meer bewaarders dan boeven zijn. Ik vind eigenlijk dat de staatssecretaris zijn eigen personeel hier behoorlijk schoffeert. Hij kan vandaag niet meer antwoorden, daarom vraag ik hem om dit morgen recht te zetten door toe te geven dat hij al het personeel gewoon bij elkaar heeft opgeteld: bewaarders, PIW'ers en personeel op het hoofdkantoor. Er zijn dus helemaal niet meer bewaarders dan boeven. Het personeel op de werkvloer zegt juist met een tekort te kampen. Dat zeg ik niet alleen, maar dat zeggen ook de Groeps Ondernemingsraad Gevangeniswezen en de vakbonden. Het lijkt mij nogal logisch dat de staatssecretaris daarnaar vandaag luistert en met een uitleg komt. Graag hoor ik ook van de staatssecretaris dat hij beter nog iets op het hoofdkantoor dan op de werkvloer kan bezuinigen.

Samen met collega Van Toorenburg van het CDA heb ik hierover schriftelijke vragen gesteld, ook over het van-werk-naar-werkbeleid. Ik zou het erg netjes vinden als deze vragen voor morgen, voor de eerste termijn van de staatssecretaris, werden beantwoord. We hebben het hier volgens mij ook over de sluiting van de BBI's en de ZBBI's, en dus over alle gevolgen voor het personeel van dien. Het zou heel fijn als de vragen morgen al beantwoord waren.

Wij zitten ook nog steeds te wachten op een brief over de substantieel bezwarende functies. Die zou eigenlijk vandaag gekomen zijn, maar is er dus nog niet. Het zou mooi zijn als deze brief met de beantwoording van de schriftelijke vragen naar de Kamer kwam en er een oplossing was voor al het personeel dat zich jaar in jaar uit heeft hardgemaakt voor een veilige samenleving.

Deze wet kan prima gerepareerd worden. Ik of in ieder geval mijn medewerker achterin is heel hard bezig met het maken van drie mooie amendementen om ervoor te zorgen dat de detentiefasering niet wordt afgeschaft, het recht op arbeid wordt behouden en het verlof niet wordt ingeperkt. Samen met mijn medewerker doe ik mijn best om die amendementen heel snel af te hebben, zodat de staatssecretaris morgen kan zeggen: mevrouw Kooiman, u hebt helemaal gelijk, dus ik steun uw drie amendementen. Dat zou mooi zijn, want dan kan ik het wetsvoorstel in principe steunen. Zo niet, dan is mijn oordeel dat mijn fractie en ik tegen dit wetsvoorstel moeten stemmen.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. We hebben het vandaag over de mogelijkheid om gedetineerden thuis het laatste deel van hun straf onder strikt toezicht en met een zinvolle dagbesteding te laten uitzitten. Als elektronische detentie de kans op herhaling verkleint en daarmee het aantal recidives vermindert, is het heel goed denkbaar dat dit soort middelen wordt ingezet. Het wetsvoorstel voor elektronische detentie vereist natuurlijk wel spijkerharde randvoorwaarden. Het kan zeker niet een perverse bezuinigingsprikkel zijn, want dan verliest het aan geloofwaardigheid en effectiviteit. Mijn fractie wil daarom zes punten met het kabinet doornemen. Het eerste punt betreft de bezuinigingsopdracht. Het tweede punt betreft de randvoorwaarden en de Algemene Maatregel van Bestuur. Het derde punt is: wel of geen rol voor de rechter. Het vierde punt is de uitvoering door DJI. Het vijfde punt is de resocialisatie van gedetineerden. Het zesde punt is de monitoring van deze maatregel. Bovendien las ik in de stukken een heimelijke passage over een impact assessment, dat op een haar na gevild zou zijn. Mijn fractie is heel benieuwd naar de verwachte effecten, niet alleen op de werklast maar ook op de aandachtspunten voor de uitvoering. Is het mogelijk om dat impact assessment, dat noodzakelijk is om alle merites van het wetsvoorstel te beoordelen, naar de Kamer te sturen, zodat we dat kunnen meewegen bij de uiteindelijke weging van het wetsvoorstel?

Het eerste punt is de bezuinigingsopdracht. De staatssecretaris windt er geen doekjes om en zegt het eerlijk: elektronische detentie is een noodzakelijke bezuiniging, waarmee structureel 16 miljoen euro bespaard moet worden. Mijn fractie vindt dit een buitengewoon riskante doelstelling, want dit betekent dat je voor DJI een perverse prikkel inbouwt; althans, een prikkel, maar mijn fractie noemt die prikkel "pervers". Om die bezuinigingen te realiseren, moeten straks immers jaarlijks 800 gedetineerden in elektronische detentie. Het lijkt primair te gaan om het halen van die aantallen. Als het gaat om de kwantiteit, verlies je, als je niet uitkijkt, de kwaliteit van de sanctiemodaliteit uit het oog. Mijn fractie wil op dit punt dus een paar dingen ophelderen. Hoe hard is die bezuinigingsopdracht? Moet dat bedrag koste wat het kost gehaald worden? Wat is de kans dat die bezuiniging hoger uitvalt nu DJI-directeuren aangeven dat er nog 60 miljoen euro extra moet worden gerealiseerd? Is het aantal van 800 gedetineerden, dat nodig is om die rekensom compleet te maken, de minimaal noodzakelijke bezetting? Of wordt er op een ander aantal gestuurd? Als die 800 niet gehaald kunnen worden, bijvoorbeeld doordat elektronisch gedetineerden vaker dan verwacht de afspraken niet nakomen of doordat de risicoprofielen negatiever uitvallen dan aanvankelijk in dit voorstel was bedacht, hoe vangt de staatssecretaris die tekorten aan financiën en aan celcapaciteit dan op? En wat wordt daarover gecommuniceerd met DJI?

De andere kant van de medaille is wat er gaat gebeuren als er een te grote vraag naar ED-plaatsen ontstaat. Is er een maximale capaciteit? Zo ja, wat is dat maximum dan en geldt dat per locatie of landelijk? Is er budgettaire ruimte gereserveerd om eventueel meer plaatsen aan te bieden? Een tekort aan plaatsen betekent straks ook dat er wachtlijsten ontstaan. Dan zijn er dus gedetineerden die geschikt zijn voor deze wijze van resocialiseren, maar die niet kunnen instromen in deze modaliteit. Hoe wordt dan voorzien in een vergelijkbare resocialisatie binnen het plusprogramma? Komen deze gedetineerden dan toch nog in aanmerking voor weekendverlof, bijvoorbeeld om praktische zaken te regelen, zoals een woning of een sollicitatie? Deze vele praktische vragen vloeien voort uit het eerste punt en mijn fractie zou graag antwoord krijgen op deze vragen.

Het tweede punt betreft de randvoorwaarden. De criteria die straks gelden om voor elektronische detentie in aanmerking te komen, moeten heel precies worden geformuleerd. Het valt op dat een belangrijk deel van die precieze formulering nog moet plaatsvinden in de Algemene Maatregel van Bestuur, die natuurlijk een andere parlementaire behandeling krijgt dan deze wet. Mijn fractie wil voorkomen dat straks alles keurig geregeld lijkt in die Algemene Maatregel van Bestuur, maar dat buiten het zicht van de Kamers om allerlei wijzigingen worden doorgevoerd die de kwaliteit van elektronische detentie ondermijnen en die de geloofwaardigheid en de effectiviteit van die maatregel onderuit halen. Dat is natuurlijk slecht gedacht door mijn fractie, maar ik denk dat deze staatssecretaris zich daar wel in kan verplaatsen. Daarom stelt mijn fractie twee dingen voor. Wij stellen voor om de Algemene Maatregel van Bestuur in elk geval in een voorhangprocedure te plaatsen. Ook stellen wij voor om met het kabinet af te spreken dat iedere wijziging van die Algemene Maatregel van Bestuur gewoon met het parlement besproken zal worden. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik ga nu in op de inhoud van de voorwaarden. Toen de staatssecretaris vorig jaar zijn Masterplan DJI presenteerde, schrok mijn fractie van de enorme bezuinigingen op het gevangeniswezen, maar ook van het idee om elektronische detentie in te voeren aan de voorkant van de straf en zonder tussenkomst van de rechter. We zijn inmiddels een tijdje verder en in het voorstel dat er nu ligt, wordt dit anders geregeld. Daarin wordt de enkelband aan het eind van de straf geregeld. Als je echter wat preciezer naar het voorstel kijkt, blijkt dat ook niet helemaal het geval te zijn, want het kabinet stelt voor dat ten minste de helft van de straf moet zijn ondergaan vóór toepassing van elektronische detentie. Dat is dus minder dan de termijn van twee derde van de straf die geldt voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Daarmee kan elektronische detentie dus voorafgaan aan voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat vindt mijn fractie eigenlijk wel een bijzondere keuze, want met de helft van de uitgezeten straf zitten we niet aan het eind van de straf en dus ook niet in het sluitstuk. Bovendien: wat als na elektronische detentie geen voorwaardelijke invrijheidstelling plaatsvindt? Iemand kan zich immers misdragen. Dan zit iemand vervolgens nog een tijdje achter de tralies en kwam de elektronische detentie dus te vroeg.

Welke regels gaan daar nu eigenlijk voor gelden? En is het in dat geval ook niet handiger als bij het wegvallen van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de laatste twaalf maanden van de straf alsnog elektronische detentie mogelijk is? Zou het dus vanuit die optiek niet logischer zijn om elektronische detentie pas na twee derde van de straf te laten plaatsvinden, net als in Duitsland gebeurt? Dan past het ook een beetje in een internationale context. Anders neigt dit voorstel toch meer naar ingrijpen op de sanctie die de rechter juist bepaald heeft, zeker indien deze maatregel straks ook geldt voor gedetineerden die al vastzitten. Dan heeft de rechter dus geen kans om daar rekening mee te houden. Dat kan ook buitengewoon teleurstellend zijn voor slachtoffers en nabestaanden, zo zeg ik nog maar even tegen deze staatssecretaris, die het nu juist zo enorm voor deze mensen opneemt, wat overigens alle steun heeft van onze fractie. Juist op dit punt kan het je gaan tegenwerken.

Mijn fractie vindt dan ook dat zo'n voorwaarde, over hoeveel straf moet zijn uitgezeten voordat elektronische detentie kan plaatsvinden, thuishoort in de Penitentiaire beginselenwet en niet in die Algemene Maatregel van Bestuur. Wordt daarin voorzien? Zijn er mogelijkheden om elektronische detentie meer te integreren met de voorwaardelijke invrijheidstelling? Het zijn weliswaar verschillende juridische instrumenten met een eigen afwegingskader, maar er ligt toch ook een kans voor aansluiting.

Mijn vierde punt betreft de verantwoordelijkheid en de uitvoering.

De voorzitter:

Eerst heeft mevrouw Helder nog een vraag over het vorige punt.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb in mijn inbreng gezegd dat in de wetsgeschiedenis bij de voorwaardelijke invrijheidstelling is bepaald dat die alleen geldt voor geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Als je de voorwaardelijke invrijheidstelling namelijk ook toepast bij gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraffen, ga je voorwaarde op voorwaarde stapelen. Ik hoor de heer Schouw nu vragen naar de mogelijkheid om elektronische detentie tijdens het laatste een derde deel van de gevangenisstraf op te leggen. Ook dan geldt echter dat de voorwaarden van elektronische detentie tegelijk zouden kunnen gelden naast de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling, terwijl dat in het verleden toch niet als geheel wenselijk werd beschouwd. Dat was op een iets ander punt; dat geef ik meteen toe. Maakt dit punt van het stapelen van voorwaarden het standpunt van de D66-fractie nog anders?

De heer Schouw (D66):

Allereerst: ik heb geen standpunt; ik heb vragen, een beetje in het verlengde van mevrouw Helder. Het is een belangrijk wetsvoorstel en er zitten een hoop haken en ogen aan, dus ik vind dat we die goed met elkaar moeten afwegen. Ik heb dus bewust gekozen voor de vraagvorm en ik ben benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris.

Ik was gebleven bij verantwoordelijkheid en uitvoering. DJI is aangewezen als verantwoordelijke voor de elektronische detentie. Waaruit bestaat die verantwoordelijkheid nu precies? Hoe moet DJI straks omgaan met de tegengestelde belangen tussen enerzijds de randvoorwaarden en anderzijds de bezuinigingsopdracht waarover ik al eerder sprak? Dat is een groot punt van zorg voor mijn fractie. Door deze maatregel wordt coûte que coûte iets anders geregeld, namelijk de financiën. Dat is een rare gang van zaken. Ik hoop dat de staatssecretaris onze vrees op dit punt kan wegnemen.

De reclassering is aangewezen voor advies over de toepassing aan de begeleiding en het toezicht. Hoe is dat financieel geborgd voor de reclasseringsorganisaties? Hoe zit het met de gemeenten? Zij krijgen te maken met extra uitkeringslasten voor 375 gedetineerden met een enkelband. Dit zou wel eens zo'n 3,2 miljoen euro aan kosten kunnen betekenen, zo rekent het kabinet ons voor. Is dat een maximale, een minimale of een gemiddelde inschatting? Wij weten immers op voorhand niet wie daarvoor in aanmerking komen en of zij betaalde arbeid kunnen vinden.

Dit zijn dus onzekere factoren. Wat is hierover afgesproken met de VNG of wat wil de staatssecretaris hierover afspreken met de VNG? In hoeverre wordt gemeenten gevraagd om ook andere zaken te faciliteren zoals de noodzakelijke huisvesting? Wanneer verwacht het kabinet over een nadere kostenraming voor de gemeenten te beschikken?

Ik heb een fantastische bijdrage over resocialisatie voorbereid, maar die sluit naadloos aan bij de inbreng van mevrouw Kooiman. Ik zal mij daarom concentreren op de monitoring en evaluatie. De invoering van elektronische detentie vereist niet alleen die spijkerharde randvoorwaarden, ook transparantie en controleerbare toepassing zijn noodzakelijk. Het WODC rapporteert jaarlijks over de recidivecijfers. De staatssecretaris schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat elektronische detentie daarin wordt meegenomen. Mijn fractie is van mening dat daarbij de volgende aandachtspunten een rol moeten spelen. Ik toets of de staatssecretaris dit met mijn fractie eens is. 1. De aantallen van instroom, duur en uitstroom. 2. De effecten op recidivevermindering. 3. Het effect op de bezuinigingsopdracht van xx miljoen per jaar. 4. De beheersbaarheid van de risico's. 5. Zit de verantwoordingslijn solide in elkaar? 6. Welke knelpunten zitten er in de uitvoering van de maatregel?

Is de staatssecretaris bereid om in deze punten te voorzien? Is hij ook bereid om de inspectie binnen het gevangeniswezen daarbij nadrukkelijk te betrekken, bijvoorbeeld door jaarlijks een steekproef in te stellen?

Kortom, ik zei het al, mijn fractie heeft nog veel vragen. Wij zijn niet tegen het principe, maar het gaat om de toepassing, de uitvoering en de prikkels die worden ingebouwd. Ik hoop dat ik met mijn bijdrage de staatssecretaris heb uitgedaagd om de niet alleen voor hem, maar voor iedereen juiste antwoorden te geven.

De voorzitter:

De door u "gewenste" antwoorden, is dat misschien het woord dat u zocht?

De heer Schouw (D66):

Dank u wel voor deze aanvulling, voorzitter.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik wil mijn collega van D66 nog een beetje verder uitdagen. In algemeen overleggen wordt namens de fractie van D66 regelmatig opgemerkt, ook aan het adres van deze staatssecretaris, dat er niet alleen een meerderheid in de Tweede Kamer nodig is, maar ook in de Eerste Kamer. Kan de heer Schouw iets van een inkijkje geven in de afweging in de Tweede en de Eerste Kamer? Of heeft D66 echt geen flauw idee?

De heer Schouw (D66):

Wat een briljante en onverwachte vraag. Wat sta ik hier met een mond vol tanden om daar een antwoord op te formuleren. Ik denk dat mevrouw Van Tongeren het antwoord al weet. Zij is niet zo naïef als zij zich voordoet.

De voorzitter:

Voor de Handelingen is het misschien ook wel handig als u dat dan ook deelt. Of is dit uw antwoord?

De heer Schouw (D66):

Ja. Het antwoord is dus: nee. Als de vraag zou zijn geweest of er een afspraak is tussen de Tweede Kamer en de Eerste Kamer — ik zeg het maar even gecomprimeerd — is antwoord daarop nee. Maar mevrouw Van Tongeren weet dit, want anders had ik een andere inbreng gehad. Zij is daar slim genoeg voor.

Mevrouw Kooiman (SP):

Laten wij het daarom over de inhoud hebben. D66 en de SP hebben altijd samen opgetrokken als het gaat om resocialisatie. De heer Schouw zei dat terecht. Nu schaft dit wetsvoorstel ook de detentiefasering af, het beperkt de voorwaardelijke invrijheidstelling en het recht op arbeid. Dat zijn punten waar wij samen in hebben opgetrokken. Mijn vraag is of D66 ook voor deze wet stemt als deze punten erin blijven staan.

De heer Schouw (D66):

Ik dacht dat ik nu juist zo hoffelijk bezig was door in de richting van mevrouw Kooiman te zeggen dat ik mij ten aanzien van dat onderdeel van mijn bijdrage in heel grote lijnen kan vinden in wat zij zei. En dat was nog gemeend ook. Dit is ook voor de Handelingen. Wij kunnen heerlijk samen optrekken. Ja, dat kunnen de Voorzitter en ik natuurlijk ook, maar ik bedoel, via de Voorzitter: mevrouw Kooiman en ik.

De voorzitter:

Ze zijn een setje.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat is natuurlijk helemaal geen antwoord op mijn vraag. Ik vind het een fantastisch antwoord van de heer Schouw, maar hij geeft geen antwoord op de vraag of de heer Schouw met de SP van mening is dat hij die drie punten even belangrijk vindt. Het gaat dus om: niet het afschaffen van detentiefasering, niet het inperken van een verlof en niet het afschaffen van het recht op arbeid, en dat hij dan dus ook niet voor deze wet gaat stemmen.

De heer Schouw (D66):

De fractie van D66 heeft zes punten. Die punten gaan van de budgetten, via de resocialisatie, naar de monitoring en de Algemene Maatregelen van Bestuur. Ik hoop dat de fractie van de SP mijn fractie op dat punt ook steunt. Het is een heel pakket aan voorwaarden en dat is nog wat ruimer en nog wat uitgebreider dan de paar voorwaarden die mevrouw Kooiman net heeft genoemd. Uiteindelijk gaat het bij dit soort voorstellen altijd om een weging van de antwoorden die wij krijgen van de staatssecretaris, maar ook dat weet mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik mag niet meer.

De heer Schouw (D66):

Maar ik verstond wel wat mevrouw Kooiman zei!

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Steur van de VVD.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Voor iedereen die de VVD-fractie kent, zal het geen verrassing zijn dat de invoering van elektronische detentie niet in het verkiezingsprogramma van de VVD stond. Wij hebben hierover ook al uitgebreid gesproken bij de behandeling van het masterplan Detentie dat wij recentelijk, een paar maanden geleden, in de Kamer hebben vastgesteld. Daarbij heeft de VVD andermaal uitgesproken dat de invoering van elektronische detentie voor onze fractie zeer moeilijk ligt. Dat komt, ten eerste, omdat wij vinden dat in beginsel gevangenisstraffen moeten worden uitgezeten. Wij hebben destijds dan ook bezwaar gemaakt tegen de invoering van elektronische detentie aan wat wij toen "de voorkant" hebben genoemd. Dat wil zeggen: de elektronische detentie die wordt ingevoerd als alternatief voor een door de rechter opgelegde hoofdstraf. Wij vinden het ook geen goed idee om, zoals sommige adviescolleges hebben gesuggereerd, de elektronische detentie als een alternatief voor een van de vormen van een hoofdstraf te introduceren. Ook daar ziet de VVD-fractie niets in. Wij zijn het wat dat betreft dan ook geheel eens met de regering op dit punt.

Waar wij toen wel schoorvoetend mee hebben ingestemd, is de gedachte van invoering van elektronische detentie aan de achterkant. Dit is met name gericht op het punt dat ook door de staatssecretaris in de stukken naar voren is gebracht, namelijk de mogelijkheid om mensen op een wat makkelijker manier te resocialiseren en ervoor zorg te dragen dat de terugkeer in de samenleving ook vanuit die thuissituatie, maar nog steeds onder controle en toezicht, kan plaatsvinden. Wij zijn het wat dat betreft ook met het wetsvoorstel eens dat de detentiefasering zoals die bestond, wordt afgeschaft. Want laten wij reëel zijn — en ik vraag nog even aan de staatssecretaris om dat ook te bevestigen — detentiefasering betekende dat je als gedetineerde vervroegd vrijkwam zonder enige vorm van toezicht, en al zeker niet met een enkelband waarmee je gangen ook konden worden gecontroleerd, en al helemaal niet met toezicht of controle op het gebruik van alcohol of drugs of het ondernemen van criminele activiteiten. Wat dat betreft is de invoering van elektronische detentie zoals nu wordt voorgesteld, een verbetering ten opzichte van de situatie zoals die was. Bovendien is de invoering van de elektronische detentie gekoppeld aan het programma promoveren/degraderen. Dat betekent dat je er alleen maar voor in aanmerking komt als alle lichten op groen staan en de Dienst Justitiële Inrichtingen ervan overtuigd is dat iemand er op een veilige manier aan kan deelnemen. En laten we ook reëel zijn: we kampen nu met een tekort aan gevangenen, wat voor de VVD-fractie zeer zorgwekkend is. Dit zeg ik niet zozeer omdat we sowieso graag zo veel mogelijk gevangenen willen hebben, maar ik zeg dit vooral omdat, zoals de kranten ook laten zien, er nog heel wat misdaad in Nederland plaatsvindt en wij vinden dat misdadigers zo veel mogelijk in de gevangenis thuishoren. We hebben nu iets meer dan 9.000 gevangenen en het voorstel zoals het nu op tafel ligt betreft hooguit 800 gevangenen. Het is dus maar een heel beperkte populatie waar we dit programma voor maken met als doel de terugdringing van recidive.

De heer Oskam (CDA):

Het standpunt van de heer Van der Steur is wel duidelijk; hij zegt dat mensen die straf verdienen, die straf ook moeten krijgen. Over het eerste voorstel heeft hij gezegd: aan de voorkant niet, maar aan de achterkant wel, mits goed begeleid. Ik ben even aan het rekenen gegaan. Volgens mij is het niet voorkant en is het ook niet de achterkant, maar is het gewoon halverwege. Op grond van artikel 4 kun je na de helft van je straf vrijkomen. Ik maak even een gemakkelijke rekensom. Iemand krijgt zes jaar en komt na drie jaar vrij; hij is dan een jaar op proef met een enkelband en gaat dan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling in. Mijn vraag aan de heer Van der Steur is hoe dit valt te rijmen met het stevige veiligheidsbeleid van de VVD.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat debat hebben we natuurlijk ook al bij het masterplan Detentie uitgebreid en uitentreuren gevoerd. Ik wilde namelijk ook nog opmerken dat niet vergeten mag worden dat dit ook een bezuinigingsmaatregel is. Daar lopen wij ook niet voor weg. Het is een bekend feit dat dit zo is. Op het moment dat je kiest voor elektronische detentie is het onvermijdelijk dat je mensen op straat stuurt terwijl je dat in het oude stelsel niet zou doen of je dat in het oude stelsel misschien wel zou doen, maar dan zonder controle, zonder toezicht en zonder koppeling aan werk of opleiding. En dat past natuurlijk heel goed in het veiligheidsbeleid van de VVD.

De heer Oskam (CDA):

Dat snap ik heel goed, maar waarom moet het hele stelsel dan op de schop? Je kunt door middel van voorwaarden via de reclassering toch ook mensen in de begeleiding krijgen? Als iemand voorwaardelijk vrij wil komen, moet die persoon luisteren naar de reclassering. Of zie ik dat verkeerd?

De heer Van der Steur (VVD):

Ja, dat kan, maar dan hebben we liever dat als iemand in die positie wordt geplaatst, die door middel van gps 24 uur per dag zeven dagen in de week gecontroleerd kan worden. Het voordeel van elektronische detentie is, dat dit ook kan. Bovendien geldt dat als iemand niet voldoet aan de voorwaarden, wat je door middel van een enkelband gemakkelijk kunt vaststellen, ook onmiddellijk terugkeert in de cel.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De heer Van der Steur zei zo-even dat het natuurlijk ingegeven is door bezuinigingen. Vindt de VVD het dan fair dat van geschoolde gekwalificeerde gevangenbewaarders deze verantwoordelijkheid verschoven wordt naar ongeschoolden, zijnde over het algemeen vrouwen en vriendinnen? Vindt de heer Van der Steur het terecht dat van geschoold gespecialiseerd personeel de verantwoordelijkheid wordt doorgeschoven naar de politie? Vindt de heer Van der Steur het terecht dat om de rijksbegroting kloppend te krijgen, de lasten bij de gemeentebegroting neergelegd worden?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat zijn veel vragen. Ik zal proberen kort daarop te antwoorden. Laat ik vooropstellen dat het niet alleen bezuinigingen zijn. Ik meen dat uit mijn betoog tot nu toe ook duidelijk is geworden dat we ook een meerwaarde zien van de toepassing van elektronische detentie, althans als je dat doet bij de juiste doelgroep. Ik kom er zo meteen in mijn betoog nog verder over te spreken. Ik ben het helemaal niet eens met de analyse van mevrouw Van Tongeren dat de verantwoordelijkheid wordt overdragen op drie terreinen. Dat is namelijk juist het punt waar we dit debat over voeren. Hoe gaat het met het toezicht? Hoe zorgen we ervoor dat er controle is? Uit onderzoek in het buitenland waar elektronische detentie in veel ruimere mate in een aantal landen wordt toegepast dan in Nederland, blijkt dat zich daar geen problemen voordoen. Dus wat dat betreft is het voor de VVD-fractie geen bezwaar.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Maar het klopt toch dat iemand niet voor een enkelband in aanmerking komt als er niet iemand thuis is, lees een vrouw of een vriendin, een ongeschoolde gevangenbewaarder die zorgt voor eten en drinken, verdere begeleiding en wat er thuis verder allemaal nog nodig is? Zonder iemand thuis, komt die persoon sowieso niet in aanmerking. Dus wordt een gedeelte van de taken van de gevangenbewaarder doorgeschoven naar vrouwen en vriendinnen. Dat zal de heer Van der Steur toch met mij eens zijn?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is een beetje gekke vraag. Het lijkt wel alsof mevrouw Van Tongeren nu op de een of andere manier in de bres springt voor de vrouwen van mensen die een ernstig misdrijf hebben begaan en die als gevolg daarvan in de gevangenis terechtkomen. De VVD-fractie vindt het volstrekt logisch dat bij mensen die graag in aanmerking willen komen voor elektronische detentie als voorwaarde wordt gesteld dat er sprake is van een goede thuissituatie. Het laatste wat we natuurlijk willen, is dat iemand ongecontroleerd kan doen en laten wat hij maar wil. Het is logisch dat je een thuissituatie nodig hebt om dat te voorkomen. Dat geldt ook voor zaken als het verzorgen van eten en drinken. Als men het niet wil, dan moet men maar "nee" zeggen. Dan blijft zo iemand in de cel. Ik zie dat probleem helemaal niet.

Mevrouw Helder (PVV):

De heer Van der Steur zegt dat elektronische detentie in plaats van detentiefasering juist een voordeel oplevert. Ik breng in herinnering dat het er bij detentiefasering om gaat, de ingeslotenen te plaatsen in een regime met minder strikte beveiliging. Dat staat gewoon in de stukken. Bij elektronische detentie gaan ze echter gewoon naar huis met een elektronische enkelband. Hoe kan dat nu een voordeel zijn?

De heer Van der Steur (VVD):

Mevrouw Helder moet dan wel even verder lezen in de stukken. Het gaat er juist expliciet om dat ze niet zomaar naar huis gaan. Ze zullen ook niet in een situatie terechtkomen die het toenmalige Kamerlid Teeven beschreef als "met een biertje of met een joint op de bank". Dat laatste zou de VVD-fractie nog veel erger vinden. Het gaat erom dat er een koppeling ligt tussen de toepassing van elektronische detentie en werk. Ik zal de staatssecretaris daar in het vervolg van mijn betoog nog vragen over stellen. Dat is een enorm pluspunt ten opzichte van detentiefasering zoals we die nu kennen.

Mevrouw Helder (PVV):

En huidig Kamerlid Helder heeft toen al een keer gezegd: "weliswaar niet met een biertje op de bank, maar wel met een eigen bedje thuis". Dat staat nog steeds. Ze gaan gewoon naar huis met een elektronische enkelband. Het is overigens helemaal de vraag of ze wel aan het werk gaan, want dat gaat echt niet gebeuren in deze economische tijden. Maar ik redeneer dan even mee dat ze aan het werk gaan. En als de batterijtjes van de enkelband nu leeg raken? We weten al dat Benno L. daardoor niet te traceren was en we weten ook dat iemand dat ding gewoon in de pot had gepleurd. Letterlijk, want hij kreeg dat ding af. Is dat nu echt veilig voor de samenleving?

De heer Van der Steur (VVD):

Bij elke maatregel die je toepast ten aanzien van mensen die gedetineerd zijn of gedetineerd zijn geweest, zal er altijd sprake zijn van een uitzonderingssituatie. Natuurlijk weet mevrouw Helder net zo goed als ik dat ook de VVD-fractie het leeg raken van batterijen buitengewoon onacceptabel vindt. Dat moge helder zijn, zeg ik dan even in de richting van mevrouw Helder. Er is geen misverstand over mogelijk dat dat natuurlijk niet hoort. Het is ook de taak van de reclasseringsorganisaties en de Dienst Justitiële Inrichtingen om ervoor te zorgen dat dat niet kan gebeuren. We weten ook dat de enkelband voorziet in een systeem dat er een alarm afgaat op het moment dat die enkelband wordt doorgeknipt. Dan moet er ook actief wat worden gedaan. Daar zal ik de staatssecretaris zo meteen ook vragen over stellen.

Ik heb al gezegd dat ik blij ben dat de elektronische detentie ook gekoppeld wordt aan het programma promoveren/degraderen, waarbij een gedetineerde een eigen verantwoordelijkheid heeft om hier wel of niet voor in aanmerking te komen. Ik zie de elektronische detentie als een voorrecht ten opzichte van het in de gevangenis blijven. Mevrouw Helder heeft daar een punt. Dat betekent ook dat gedetineerden die geen aanleiding geven om voor elektronische detentie in aanmerking te komen, die niet krijgen. Iemand moet de elektronische detentie wel verdienen. Iemand moet hard gewerkt hebben om voor elektronische detentie in aanmerking te komen. Ik hoor graag van de staatssecretaris of ik dat goed begrepen heb. We weten overigens ook uit onderzoek dat degenen die elektronische detentie ondergaan, dat desondanks als een zware straf ervaren.

Het doel van dit wetsvoorstel is terugdringing van recidive. Dat wil zeggen dat het uiteindelijke doel is dat de resocialisatie, de terugkeer in de samenleving, op een zodanige manier plaatsvindt dat mensen niet weer in crimineel gedrag vervallen. Daarom is het ook logisch dat die elektronische detentie plaatsvindt in een situatie waarin mensen een stabiele gezinssituatie hebben, dus dat ze niet in hun eentje zitten en dat ze ook verzorgd kunnen worden. Tegelijkertijd moet daarmee uiteindelijk de veiligheid van de samenleving worden vergroot. Ik vraag de staatssecretaris om nader in te gaan op deze twee punten, de terugdringing van de recidive en de vergroting van de veiligheid van de samenleving, en expliciet duidelijk te maken hoe hij dat ziet. Dat zijn wel punten waarvan iedereen die van dit wetsvoorstel hoort, zich afvraagt of het wel klopt. Daarover worden ook vragen gesteld. Ik denk dat het goed is als de staatssecretaris zijn visie daarop geeft.

Ik heb al gewezen op de ervaringen uit het buitenland. Die zijn positief, zoals blijkt uit onderzoek. Ik heb de volgende vraag over de uitvoering van de motie-Van der Steur/Marcouch, die is ingediend ten tijde van het debat over het masterplan detentie. De koppeling is daarin exclusief gemaakt ten aanzien van werk. Nu lees ik in de stukken dat het of werk, of een opleiding kan zijn, en als die er allebei niet zijn, zorgt DJI voor "een zinvolle dagbesteding". "Een zinvolle dagbesteding" vindt de VVD-fractie een angstaanjagend begrip. Kan de staatssecretaris uitleggen wat hij daarmee precies bedoelt? Zou het niet goed zijn als we de regeling uitvoeren zoals ze dat ook in Niedersachsen in Duitsland doen? Daar moet je echt werk hebben, zinnig werk, goed werk, voordat je voor elektronische detentie in aanmerking komt. Zie ik het goed dat ook er ook in uitvoering van de motie-Van der Steur/Marcouch sprake moet zijn van om en nabij 40 uur werk per week, van een gewone, normale werkweek dus?

De heer Schouw (D66):

Dan zegt de heer Van der Steur nu: eigenlijk kun je alleen maar overgaan tot elektronische detentie als je een voltijdsbaan hebt. Hoe hangt dat dan samen met de bezuinigingsopdracht, waarvan de VVD-fractie zegt: die moet wel gehaald worden?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik begrijp dit punt niet, want dat werk komt niet uit de gevangenis of zo. Dat is werk dat in de samenleving moet worden gevonden dan wel verzorgd, dat kan. Wat de VVD-fractie betreft, is het bij werk altijd zo — ik kijk ook even naar Niedersachsen, waar ik ook al een motie over heb ingediend — dat werk moet lonen, niet alleen voor de gedetineerde, maar ook voor de overheid.

De heer Schouw (D66):

Ik ga dan altijd twijfelen aan mezelf, maar volgens mij zei de heer Van der Steur: elektronische detentie kunnen we toepassen bij mensen die werk hebben. Werk is er echter niet altijd, zei mevrouw Helder. Dat lijkt mij een heel juiste constatering. In heel, heel veel gevallen zou je dan moeten beslissen om niet aan elektronische detentie te doen. Hoe verhoudt zich dat dan tot de bezuinigingsopdracht? Als die immers taakstellend is, dan zet je of een norm keihard neer, of de norm is zo flexibel als wat. Snapt u het dilemma?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik begrijp het dilemma. Zowel het voorstel van de zijde van de regering als de motie-Van der Steur/Marcouch zegt dat het óf werk, óf opleiding moet zijn en vervolgens controle en toezicht, dat zijn de vier stappen die nodig zijn. Dat betekent dat het werk is, en als er geen werk is, is het opleiding, en als er geen werk is én geen opleiding, dan vind ik het ook nog prima als ze, zoals de staatssecretaris schrijft, ingezet kunnen worden — maar dan wel fulltime — voor het onderhoud van gebouwen en monumenten bijvoorbeeld. Dat staat expliciet in de stukken. Prima, maar wat is dan nog "een zinvolle dagbesteding"? Daar maak ik mij zorgen over. Ik wil niet dat straks blijkt dat een zinvolle dagbesteding wordt gevonden in ... weet ik wat, ik kan me niet eens voorstellen wat dat zou moeten zijn. Ik wil van de staatssecretaris de verzekering dat die zinvolle dagbesteding, wat dat ook moge zijn, voldoet aan de eisen die in de motie-Van der Steur/Marcouch zijn gesteld.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik vind eigenlijk dat de heer Van der Steur een fantastisch betoog houdt over elektronische detentie. Je moet werken, je moet een dagbesteding hebben. Het gekke is echter dat dit wetsvoorstel het werken in detentie juist afschaft. Dat kan ik niet zo goed rijmen. Heb ik het goed begrepen dat de heer Van der Steur voornemens is, voor het amendement-Kooiman te stemmen, dat er in ieder geval voor zorgt dat het recht op arbeid in detentie gewoon gehandhaafd blijft?

De heer Van der Steur (VVD):

Het zijn twee verschillende dingen. We hebben een recht op arbeid. Dat wordt afgeschaft en dat is volkomen terecht. Ik heb bij mijn werkbezoeken in veel gevangenissen gezien dat het geen enkele zin heeft om ongemotiveerde gevangenen aan het werk te zetten. Daar hebben die gevangenen zelf geen enkele behoefte aan, ze hebben er geen zin in en doen er ook niet aan mee. Het verstoort en verziekt alleen de sfeer. Dat recht wordt in het wetsvoorstel afgeschaft. Daar staat de VVD-fractie volkomen achter.

Iets anders is dat ik al een paar keer heb opgeroepen om het werken in detentie nu juist te vermeerderen. Wij willen dat gedetineerden 40 uur per week gaan werken, dat ze zo veel mogelijk zinnig werk doen, dat ze werk doen waarvan ze ook iets kunnen leren voor de toekomst. Dat blijkt in Engeland te kunnen, het blijkt in Duitsland te kunnen. Dat kunnen wij in Nederland dus ook en we doen het ook al voor een groot deel, want er wordt heel hard aan gewerkt. Er zijn twee dingen vreemd. Het is maar twintig uur per week en zij verdienen er niets aan; het is immers een kostenpost. Het kan niet zo zijn dat de gedetineerden die dat willen maar twintig uur per week werken. Wij vinden het helemaal onacceptabel dat dat werk de samenleving geld kost in plaats van dat het geld oplevert. Dat is het mooie van het Duitse stelsel, want in Nedersaksen levert het de staatskas jaarlijks miljoenen op. Zo zou het in Nederland ook moeten zijn en ik neem aan dat mevrouw Kooiman dat helemaal met mij eens is.

Mevrouw Kooiman (SP):

De SP verkondigt dit al tijden. Ik ben blij dat de heer Van der Steur zijn eigen betoog nog een keer herhaalt, maar het is natuurlijk geen antwoord op de vraag die ik eerder gesteld heb. Als je in detentie ongemotiveerd bent en geen zin hebt om te werken, dan kun je prima achter de deur blijven zitten en niks doen. We leren de gedetineerden niet dat zij een verantwoordelijkheid hebben en ook moeten werken als zij geen zin hebben, net zoals we dat vragen aan mensen buiten detentie. Als de heer van der Steur het zo belangrijk vindt dat mensen buiten detentie een dagbesteding hebben, vindt hij dan niet dat dat wij dat ook in detentie moeten regelen?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is precies wat ik zeg, wat ik altijd al heb gezegd en wat ik zal blijven zeggen. Er moet in detentie veel en veel harder worden gewerkt. Dat betekent dat er loon naar werken moet worden uitbetaald en dat mensen die hard werken meer verdienen dan mensen die minder hard werken. We hebben de suggestie gedaan om mensen te laten sparen, zodat zij een buffertje opbouwen voor later. Dat systeem wordt in Duitsland met veel succes uitgevoerd en ik ben er een groot voorstander van. Wij zijn er niet voor om tijd en energie te investeren in mensen die geen zin hebben in werken. Als mensen het niet willen, doen ze het lekker niet en als mensen tijdens het werk niet presteren, krijgen ze ook geen inkomen. Daarmee is het voor de VVD klaar.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoorde de heer Van der Steur spreken over een zinvolle dagbesteding. Ik heb hem horen zeggen dat hij dat een akelig begrip vindt en daarom aan de staatssecretaris vraagt wat we daaronder moeten verstaan. Volgens de heer Van der Steur moeten ze wel aan het werk, want anders is het voor de VVD onacceptabel. Is dit zo onacceptabel dat de VVD tegen dit wetsvoorstel gaat stemmen?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb niet gezegd dat het onacceptabel is. Als mensen gebruik maken van elektronische detentie, dan moeten zij resocialiseren en een optimale kans maken om niet te recidiveren. Zo simpel is dat. Als je elektronische detentie doet, doe het dan op grond van werk en opleiding, en met controle en toezicht. Als de staatssecretaris mij geruststelt ten aanzien van de zinvolle dagbesteding, dan is er geen enkel bezwaar. In neem aan dat de staatssecretaris mij en misschien ook mevrouw Helder ervan kan overtuigen dat dit alleszins past binnen de motie-Van der Steur/Marcouch. Dan is er niets aan de hand.

Mevrouw Helder (PVV):

De staatssecretaris hoeft de PVV niet te overtuigen, dat heb ik in mijn eerste termijn al duidelijk gezegd. Dat gaat niet lukken. Ik ben heel benieuwd of hij de heer Van der Steur kan overtuigen. Ik durf er geld op te zetten dat dat gaat gebeuren, maar ik ben heel benieuwd naar zijn antwoord op de vragen en ik kom er zeker nog op terug.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ken de staatssecretaris langer dan vandaag. Hij is al in veel gevallen in staat geweest mij te overtuigen en ik heb goede hoop dat hij dat in dit geval ook zal doen.

Ik kom tot een afronding, voorzitter, ik heb nog vier vragen. Het eerste punt gaat over het toezicht. Kan de staatssecretaris in zijn eerste termijn nog eens heel expliciet uitleggen hoe dat toezicht precies gaat werken? Hoe zal de controle op het gebruik van drank en drugs plaatsvinden en hoe gaat de samenwerking tussen de Dienst Justitiële Inrichtingen en de drie RO-organisaties met betrekking tot dat toezicht functioneren? Wat gebeurt er als iemand het toch voor elkaar krijgt om de enkelband door te knippen of het huis uitgaat op een tijdstip waarop dat niet mag, of niet meer op het werk of opleiding verschijnt? Dan kan het toch niet zo zijn dat het weer lang duurt voordat zo iemand terug is in de cel? Hier moet echt lik-op-stukbeleid plaats kunnen vinden. Zo iemand moet onmiddellijk ontdekt worden en er moet onmiddellijk actie op worden ondernomen. Zie ik het goed dat dat de insteek van het beleid is?

We weten inmiddels dat de PMJ-ramingen neerwaarts worden bijgesteld. Voor de mensen die deze term niet kennen: dat is het aantal gedetineerden dat naar verwachting in de gevangenis terecht zal komen. Dat betekent dat er nog steeds minder gevangenen dreigen te komen. De vraag is hoe zich dat verhoudt tot de toepassing van de elektronische detentie. Ik hoor daar graag een toelichting op van de staatssecretaris.

Wij hebben vastgesteld, ook in het debat over het masterplan, dat een bepaalde categorie gedetineerden nooit in aanmerking komt voor elektronische detentie. Dat geldt onder andere voor plegers van zware gewelds- en zedenmisdrijven en voor plegers van misdrijven waar slachtoffers bij te betreuren zijn en nabestaanden zijn. Dat lijkt mij heel verstandig. Begrijp ik goed dat de staatssecretaris voornemens is om die voorwaarden in een Algemene Maatregel van Bestuur op te nemen? Zou het niet verstandiger zijn om die in de wet op te nemen? Dan kan de Kamer ze immers in de toekomst wijzigen, als er behoefte bestaat aan meer of minder bezuinigingen. Of vindt de staatssecretaris de AMvB meer dan genoeg? Zouden bijvoorbeeld ook drugdealers en helers onder dat regime kunnen worden gebracht zoals de staatssecretaris zich dat voorstelt? Sommigen zijn immers zelfs in staat om vanuit detentie drugs te dealen en met een enkelband wordt dat misschien wel heel erg veel makkelijker. Hoe kijkt daar staatssecretaris daar tegenaan?

De heer Oskam (CDA):

Ik ben benieuwd naar een reactie van de heer Van der Steur op wat de staatssecretaris schrijft op pagina 25 van de nota naar aanleiding van het verslag, namelijk: "Ik kan evenwel begrijpen dat een slachtoffer zou vinden dat er bij elektronische detentie onvoldoende sprake is van leedtoevoeging aan de dader. Elektronische detentie is immers niet hetzelfde als insluiting in een gevangenis." Ik voeg daaraan toe dat de heer Van der Steur op een bijeenkomst in De Witte met advocaten en Kamerleden heeft gezegd dat hij nog wel verder wil gaan en dat hij eigenlijk vindt dat slachtoffers ook de rechter moeten kunnen spreken over de aard en de omvang de straf. Hoe verhouden die standpunten van de staatssecretaris en van de heer Van de Steur zich nu tot dit beleid?

De heer Van der Steur (VVD):

Als ik de vraag goed overzie, zie ik daar niet zo heel veel verschil in. Het is wel een goede vraag. Wij hebben natuurlijk vaker aan de staatssecretaris en ook aan de minister gevraagd hoe zij de rol zien van eventuele slachtoffers en nabestaanden, als je al tot elektronische detentie zou komen. Ik heb de indruk dat dit soort situaties zich niet zal voordoen, omdat die categorieën nu juist uitgesloten zijn. Dat was de essentie van mijn vorige vraag aan de staatssecretaris. Stel echter dat die situatie zich wel voor zou doen. Dan lijkt het mij logisch dat in dat kader ook door DJI wordt gevraagd hoe de slachtoffers daar in zitten, of zij daar overwegende bezwaren tegen hebben en bijvoorbeeld welke voorwaarden daaraan moeten worden gesteld. Dat is een bekend standpunt van de VVD. Wij vinden dat altijd in het kader van resocialisatie en terugkeer van gedetineerden en tbs'ers in de samenleving slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers een rol zouden moeten vervullen en advies zouden moeten kunnen geven aan het Openbaar Ministerie en aan de Dienst Justitiële Inrichtingen over voorwaarden die zij graag aan terugkeer in de samenleving zouden willen verbinden, om te voorkomen dat mensen daardoor worden getraumatiseerd.

De heer Oskam (CDA):

Hoe serieus is die rol als een slachtoffer of nabestaande zegt dat de dader zes jaar moet krijgen en na drie jaar weer buiten komt te staan?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is iets anders. Nu stelt de heer Oskam een vraag over het vrij spreekrecht voor slachtoffers, waar de VVD-fractie een groot voorstander van is. Dit staat volledig buiten dit debat, maar ik wil de heer Oskam wel antwoorden. Als slachtoffers er in het kader van het strafproces behoefte aan hebben om een suggestie te doen voor een straf, is dat wat de VVD-fractie betreft prima. Even voor de goede orde: dat zal nooit een bindende uitspraak zijn, want het is in ons stelsel zo dat de officier van justitie straf eist en de rechter daarover beslist.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ken de VVD-fractie als een fractie die altijd roept dat zij wil doen wat werkt. Wat werkt is de detentiefasering behouden, dus de open en halfopen inrichtingen behouden. Daarvan weten we dat ze werken. Dat is onderzocht. Van elektronische detentie weten we dat nog niet zo goed. Waarom wil de VVD-fractie de detentiefasering afschaffen, terwijl we weten dat die werkt, en daarvoor in de plaats de elektronische detentie invoeren, waarvan we nog niet zo goed weten of die werkt?

De heer Van der Steur (VVD):

We weten heel veel over elektronische detentie. We hebben ook rapporten daarover gekregen van de regering. We weten dat elektronische detentie ervaren wordt als een straf door degenen die deze ondergaan. Dat vind ik zelf in ieder geval heel erg belangrijk. We weten ook dat is afgesproken dat elektronische detentie niet in de plaats komt van een hoofdstraf. Wat we ook weten, is dat de recidivecijfers op zijn minst niet anders zijn dan in het oude stelsel. Dat is op zichzelf goed. Overigens deel ik de vreugde van mevrouw Kooiman over de recidivecijfers in algemene zin niet. Zolang meer dan 75% van de Nederlandse gedetineerden na detentie binnen tien jaar weer in de fout gaat, kun je daar toch niet erg enthousiast over zijn. Zelfs niet als je van de SP-fractie bent.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik denk dat de heer Van der Steur vandaag kampioen antwoorden ontwijken is. Laten we het bij de cijfers houden. Van gedetineerden uit de zeer beperkte beveiligde inrichtingen recidiveert binnen twee jaar 15%, terwijl dat bij elektronische detentie 22% is. Dat is onderzocht. Waarom wil de VVD-fractie iets afschaffen, de ZBBI's, waarvan we weten dat ze beter werken dan elektronische detentie?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ken de cijfers ook. Daarom verwijs ik bij recidivecijfers zelf altijd naar het eerlijkere recidivecijfer over tien jaar. Dat geeft namelijk veel meer informatie over wanneer mensen terugkeren in de justitiële keten. Dat is in totaal 75%. We kunnen niet zeggen dat het bij elektronische detentie 22% is, omdat we in het huidige stelsel, met de voorwaarden die de staatssecretaris daaraan wil verbinden, nog geen enkele ervaring hebben opgedaan. Wat we wel weten, is dat een terugkeer via elektronische detentie een veel lager recidivecijfer laat zien dan een terugkeer zonder elektronische detentie. Dat is waar het hier natuurlijk om gaat.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat is geen antwoord.

De heer Van der Steur (VVD):

U krijgt misschien het antwoord dat u niet wilt.

Mevrouw Kooiman (SP):

Nee, ik krijg geen antwoord op mijn vraag waarom we iets afschaffen waarvan we weten en onderzocht is dat het wel werkt. Er is onderzoek naar de ZBBI's en de BBI's. Dat weet de heer Van der Steur ook, want hij kent de cijfers blijkbaar. Hij weet ook dat de elektronische detentie nog niet zo goed is onderzocht. Daarvan weten we helemaal niet of het werkt. Het is een beetje gek dat de VVD staat voor iets waarvan we eigenlijk nog niet zo goed weten hoe goed het werkt.

De heer Van der Steur (VVD):

Nu moet ik mevrouw Kooiman toch wijzen op de onlogica van haar eigen vraagstelling. Eerst zegt ze dat we het niet weten. Vervolgens zegt ze dat het 22% is. Dan zegt ze dat we het toch weer niet weten. Wat we in ieder geval niet weten is, heel simpel, hoe in het toekomstige stelsel elektronische detentie zal worden toegepast op basis van de criteria die we vandaag met elkaar bespreken. Wat we ook niet weten, is wat het effect ervan zal zijn. Wat we wel weten, is dat elektronische detentie in essentie niet veel afwijkt van het systeem zoals we dat tot op heden hebben uitgevoerd.

De voorzitter:

De vraag was waarom u iets afschaft waarvan u wel weet dat het werkt.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik weet helemaal niet of het werkt. Als ik kijk naar de tweejaarsrecidive, ziet het er heel positief uit. Maar het is maar de vraag of dat na tien jaar hetzelfde geval is.

Mevrouw Helder (PVV):

Wat we wel weten, is dat de VVD in de verkiezingscampagne bij monde van de heer Rutte altijd riep: op veiligheid gaan we niet bezuinigen. Hij zei zelfs dat de VVD de enige partij was die niet op veiligheid bezuinigde. Waarom doet de VVD dat nu dan wel?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is een vraag naar de zeer, zeer, zeer bekende en al vaak betreden weg. Ik zou bijna zeggen dat mevrouw Helder het antwoord zo goed weet dat ik, haar intelligentie inschattend, deze vraag niet weer zou moeten beantwoorden. Maar met alle vreugde zal ik het toch doen. Het is jammer, maar de VVD-fractie heeft de afgelopen verkiezingen geen 76 zetels behaald. Als je je verantwoordelijkheid neemt in de politiek, dan is het gevolg daarvan dat het gebruikelijk is om concessies te doen. Dat heeft de VVD-fractie ook gedaan. En inderdaad: er was een coalitiepartij die bezuinigingen op veiligheid acceptabeler vond dan de VVD. Wij hebben dat niet vol kunnen houden, maar wij hopen bij de volgende verkiezingen in 2017, 2018 wel die 76 zetels te halen. Dan beloof ik mevrouw Helder dat er geen enkel bezwaar zal zijn tegen geen bezuinigingen en misschien zelfs investeringen op het gebied van veiligheid.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is alvast een belofte waar wij de VVD aan kunnen houden. Eens kijken of die niet gebroken wordt, maar ik stelde die vraag niet om mijn intelligentie te testen. Ik stelde die vraag omdat mensen thuis dit debat ook bekijken. Daarom vind ik het altijd leuk om het weer eens in herinnering te brengen. Verkiezingsdebatten worden door de heer Rutte altijd mooi aangegrepen om te zeggen dat Volkert van der Graaf niet op proefverlof gaat, omdat er anders een minister van Justitie sneuvelt en dat er ook niet wordt bezuinigd op veiligheid. Dat is allemaal populaire prietpraat tijdens de verkiezingen. Ik vind het leuk om dat een keertje aan de orde te stellen als er geleverd moet worden. En ja, de PVV heeft ook geen 76 zetels behaald, want dan zou het er ook anders uitzien. Dan werd er in ieder geval niet zo veel bezuinigd op de gevangenissen. Dat is misschien een belofte waar de heer Van der Steur mij aan kan houden.

De heer Van der Steur (VVD):

Eén ding is zeker: als de PVV in deze regering had gezeten, dan was er bezuinigd op de volledige tbs-sector. Het gevolg daarvan zou zijn dat er duizenden banen in Nederland verloren waren geraakt en dat zeer angstaanjagende mensen op straat waren komen te staan na hun gevangenisperiode. En laten wij eerlijk zijn: als de PVV-fractie het zo belangrijk vindt dat er niet bezuinigd wordt op veiligheid, dan was het misschien verstandig geweest dat zij tijdens het Catshuisberaad, dat de mensen die naar dit debat luisteren zich misschien nog kunnen herinneren, niet de stekker uit de onderhandelingen had getrokken. Dan had de wereld er misschien anders uitgezien. Overigens is het animo voor de PVV-fractie in ieder geval bij mij de laatste tijd wat afgenomen als ik zo kijk naar verkiezingsdebatten en de opstelling die de PVV-fractie heeft laten zien.

De voorzitter:

Mevrouw Helder, ik geef u een derde mogelijkheid, maar ik stel voor dat u niet doorgaat met elkaar uit te dagen, want dan wordt het een heel lang debat.

Mevrouw Helder (PVV):

Het grote verschil tussen de VVD en de PVV is dat het sluiten van de tbs-instellingen gewoon in ons verkiezingsprogramma stond. Bij de VVD stond iets in het verkiezingsprogramma wat zij daarna is vergeten. Dat is het verschil.

De heer Van der Steur (VVD):

Er staan heel veel dingen in het PVV-verkiezingsprogramma waarvan ik dolblij ben dat wij die in Nederland nooit zullen uitvoeren, wat mij betreft. Ik werk daar in ieder geval niet aan mee.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Die laatste opmerking staat in elk geval genoteerd. Heb ik de VVD-fractie nu eigenlijk horen zeggen dat zij niet helemaal achter dit wetsvoorstel staat maar dat je in de politiek zo nu en dan compromissen moet sluiten? Dan zou ik namelijk graag willen weten op welk stuk dat zit. Zit dat op de elektronische enkelband of op de detentiefasering?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik vind dat een beetje een lastige vraag. Mevrouw Van Tongeren vraagt namelijk of ik mijn betoog wil herhalen. Dat wil ik met alle plezier doen.

De voorzitter:

Daar ga ik u geen gelegenheid toe geven.

De heer Van der Steur (VVD):

Daar was ik al bang voor. Als mevrouw Van Tongeren goed geluisterd had — ik had gehoopt dat zij dat gedaan had — dan had zij gehoord dat de essentie is dat de VVD elektronische detentie niet in haar verkiezingsprogramma heeft staan. Dat betekent dat dit voor ons een wezensvreemd fenomeen is, maar dat wij er, gegeven de omstandigheden met de vragen die wij hebben, positief tegenover staan. Zo is ook gebleken tijdens het debat over het masterplan detentie, waarbij wij overigens elektronische detentie aan de voorkant niet hebben willen accepteren.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren, dat was inderdaad ongeveer de eerste zin van de inbreng van de heer Van der Steur.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Precies, maar ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Ik heb goed geluisterd naar de heer Van der Steur en ik vind het jammer dat inhoudelijke vragen worden beantwoord met een aantal persoonlijke jij-bakken, zoals de opmerking over het intelligentieniveau van de collega van de PVV. Mijn vraag is heel simpel: kan de heer Van der Steur concreet aangeven welke delen van het wetsvoorstel de VVD-fractie liever niet heeft? Dan weten wij precies waar wij het over hebben. Steunt de VVD-fractie het nu volmondig? Of is het alleen een bezuinigingsoperatie die moet vanwege de Europese norm? Of staat er iets in wat de PvdA-fractie per se wilde? Dan zijn wij wat duidelijker in dit debat.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat er bij alle mensen die naar dit debat luisteren, behalve bij mevrouw Van Tongeren, geen enkele twijfel bestaat over de inzet van de VVD bij dit debat. Overigens, als mevrouw Van Tongeren goed geluisterd had …

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan wil ik nu een persoonlijk feit maken. Ik ben dit soort aantijgingen een beetje zat. Ik zit goed op te letten. Ik luister. Ik stel gewoon een vraag. Misschien wil de VVD ze allemaal ontduiken, maar geef mij dan gewoon een antwoord.

De voorzitter:

Een persoonlijk feit is geen vraag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Daar hebt u gelijk in, maar ik zou het graag willen zonder persoonlijke aantijgingen.

De voorzitter:

U maakt een persoonlijk feit omdat er tegen u wordt gezegd dat u niet goed hebt geluisterd. Daar is een aantekening van gemaakt in de Handelingen. Ik vraag de heer Van der Steur om daar rekening mee te houden in zijn antwoord.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb nog steeds vier vragen van mevrouw Van Tongeren liggen. Allereerst heeft mevrouw Van Tongeren niet goed begrepen wat ik zei over de intelligentie van collega Helder. Ik zei juist dat de vraag eigenlijk niet meer gesteld hoefde te worden, de intelligentie van collega Helder kennende. Dat is een compliment en niet wat mevrouw Van Tongeren interpreteert, maar goed, het is aan haar om dat te doen.

De VVD-fractie staat positief ten opzichte van het wetsvoorstel. Zij heeft moeite met elektronische detentie en zal dat altijd houden. Over de uitvoering heeft de VVD-fractie een aantal vragen aan de staatssecretaris gesteld. De leden daarvan spreken overigens gewoonlijk over het wetsvoorstel met elkaar en vellen vervolgens een oordeel. Ik neem aan dat dit bij de GroenLinksfractie ook zo is.

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Straf is herstel, geen herstel van de daden, maar in de eerste plaats herstel van de rechtsorde. Die is door een misdrijf geschonden. We leven niet in een jungle. Er zijn wetten die normaal menselijk leven mogelijk maken. Dit schreef Arjan Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk Nederland, onlangs over het thema straffen. Daarmee begint het inderdaad. Dat moet vooropstaan. De rechtsorde is er ook bij gebaat dat daders hun fouten gaan inzien en niet recidiveren. De invulling van de straf doet er daarom zeer toe. Het voorstel van de staatssecretaris dat wij vandaag bespreken, kan hierbij helpen.

De ChristenUnie ziet de mogelijkheden van de enkelband al jaren in. Andere en voormalige Kamerleden heb ik zich er eerder met meer reserve over horen uiten. De ervaringen tot nu toe leren dat elektronische detentie door de gestrafte als een zware beperking en dus als straf wordt ervaren. De heer Van der Steur zei dat ook al. Met goede begeleiding en een zinvolle dagbesteding helpt de enkelband gedetineerden goed terug te brengen in de samenleving. Andere landen gingen ons met succes voor, bijvoorbeeld Zweden. Daar helpt de enkelband bij het terugdringen van recidivering. Begeleiding is daarbij essentieel. Precies op dit punt mis ik garanties, want het belangrijkste doel van deze staatssecretaris is zo snel mogelijk het huishoudboekje op orde brengen en zorgen voor veiligheid. Gedetineerden zijn echter geen cijfers. Het zijn mensen die perspectief nodig hebben. Het is mooi dat het kabinet dit inmiddels zelf ook opmerkt en over een resocialisatietaak jegens alle gedetineerden spreekt.

Hoe borgt de staatssecretaris dat er voldoende plek is bij de reclasseringsorganisaties en de zogenoemde DEMO-organisaties en hoe borgt hij dat de begeleiding afdoende is en de voorwaarden van arbeid en huisvesting goed worden ingevuld? Welk bedrag is daar nu exact voor gereserveerd? Ik hoor graag wat de staatssecretaris voor ogen staat als hij het over begeleiding heeft. In de meeste gevallen zal bijvoorbeeld eens in de drie weken een gesprekje met de reclassering voeren onvoldoende zijn. Vrijwilligers en maatjes kunnen een heel goede rol spelen. De staatssecretaris schrijft terecht lovend over de vele activiteiten die de vrijwilligersorganisatie en de vrijwilligers ten behoeve van gedetineerden verrichten. Er is volgens mijn fractie een mooie combinatie te maken met het geld dat vorig najaar al voor die organisaties is vrijgemaakt. Meerdere organisaties treffen voorbereidingen om elektronisch gedetineerden inderdaad een netwerk van vrijwilligers te kunnen bieden. Van de gezinnen of de sociale omgeving waarin sommige gedetineerden na een lange gevangenisstraf terugkeren, vraagt dit het nodige. Daarom is elektronische begeleiding niet mogelijk zonder begeleiding van de naaste omgeving van de gestraften. Heeft de staatssecretaris dat ook voor ogen? Kan de reclassering een indicatie geven en wordt die door de minister bekostigd? Wat gebeurt er met de volgens mijn informatie ruim 7.000 gedetineerden zonder GBA-registratie? Deze zaken maken of breken het succes van de enkelband. Ik denk bijvoorbeeld ook aan het werk van Prison Gate Office en het Leger des Heils, dat een heel goede brugfunctie tussen gevangenis en buiten vormt.

In het afgelopen jaar is het aantal doelgroepen voor het dragen van de elektronische enkelband fors beperkt, terwijl ik juist graag een verruiming daarvan zie. Waarom zet de staatssecretaris de enkelband niet sowieso in als het om gedetineerde vrouwen met kinderen gaat? Dat biedt de kans om uitplaatsing van kinderen en pleegzorg te voorkomen, de band met de kinderen in stand te houden en de detentieschade onder onschuldige kinderen te beperken. Ik weet dat er tot nu toe één initiatief is, in Venlo. De financiering daarvan is op dit moment lastig vanwege de gescheiden financieringsstromen voor ex-gedetineerden en jeugdzorg. Kan de staatssecretaris hierover afspraken maken en middelen hiervoor vrijmaken? Dat levert bovendien een besparing op voor jeugd- en pleegzorg.

De invoering van het nieuwe stelsel tijdens detentie van een basisprogramma en een plusprogramma ziet er op papier redelijk uit. Het legt de verantwoordelijkheid allereerst bij de gedetineerden en garandeert een basis, maar uit de justitiële instellingen komen signalen dat gedetineerden veel meer op hun cel zitten en dat de bezuinigingen op het dagprogramma zover gaan dat het perspectief voor gedetineerden helemaal wegvalt. Ook geestelijke verzorgers kunnen door de nieuwe programmering soms niet bij gedetineerden komen. Dat staat haaks op het recht op toegang tot geestelijke verzorging. Dat recht is voor alle gedetineerden verankerd in artikel 41 van de Penitentiaire beginselenwet. De staatssecretaris schrijft dat is gebleken dat van geestelijke verzorging een positieve invloed uitgaat op de motivatie van gedetineerden. Garandeert de staatssecretaris dat geestelijke verzorgers te allen tijde bij de gedetineerden kunnen komen en dat dit buiten het stelsel van promoveren of degraderen valt? Garandeert hij dit ook voor de elektronische detentie?

Het wetsvoorstel voorziet in de afschaffing van een kort re-integratieverlof, dat juist waardevolle mogelijkheden biedt om een gedetineerde voor te bereiden op de fase van elektronische detentie. De reclasseringsorganisaties pleiten daarom voor uitbreiding van het incidenteel verlof voor de inzet van re-integratieactiviteiten. Wat heeft de staatssecretaris daarop tegen? Is hij bereid om het wetsvoorstel op dit punt aan te passen?

Ik heb ook zorgen over doelgroepen die niet in aanmerking komen voor elektronische detentie. Hoe worden zij goed voorbereid op terugkeer in de samenleving? Welke resocialisatiemogelijkheden worden aan die groepen geboden? Hoe weet de staatssecretaris dat dit voorstel voor hen werkt? Waarom is voor hen niet meer naar een pakket op maat gekeken, zoals nu met detentiefasering wel kan?

De gemiddelde duur van de elektronische detentie is kort. Indien er bijkomende problemen spelen, zal de duur te kort zijn om die problemen, bijvoorbeeld met betrekking tot definitieve huisvesting of schulden, op te lossen. Aansluitende afspraken met gemeenten, veiligheidshuizen en uitkeringsinstanties zijn dus van belang. Ook is het van belang om juridische zekerheid te hebben over het doorlopen van uitkeringen gedurende de elektronische detentieperiode. Is de staatssecretaris bereid om hierover afspraken te maken?

Elektronische detentie is een sanctie die vanuit de rijksoverheid wordt ingezet. Ik vind daarom dat ook de begeleiding een rijksverantwoordelijkheid zou moeten blijven. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? Gemeenten hebben al genoeg te maken met overhevelingen. De doelgroep is bovendien per gemeente zeer klein en gelden en kennis raken nog verder versnipperd.

Een andere zorg is dat bij de inkoop van professionele of vrijwillige begeleiding complexe inkoopprocedures worden opgetuigd. Let de staatssecretaris er scherp op dat de procedure niet groter en omvattender wordt dan nodig? Uit het veld hoor ik dat men bang is voor veel nadere regels en eisen via de Directie Forensische Zorg, het zogenaamde zorgkantoor van het ministerie. Ik neem aan dat juist liberale bewindsleden die regeldruk zo beperkt mogelijk willen houden.

Ooit zei een Kamerlid bij grootschalige plannen voor aanpassing van het gevangeniswezen: "Je kan in je eigen sprookjes gaan geloven". De staatssecretaris zal zich dat vast herinneren. Nu staat hij aan het roer en is zijn veiligheid- en huishoudboekje het kompas. Ik zou daar graag het perspectief voor gedetineerden aan toevoegen, zodat niemand definitief wordt afgeschreven. Dat geldt ook voor de groep waarop je met alle maatregelen tot nu toe geen vat krijgt en die dus niet in aanmerking komt voor plusprogramma's en elektronische detentie. Elk mens, elke gevangene, heeft een onvervreemdbare waardigheid. Dat zou de grondtoon moeten zijn in ons gevangeniswezen. Zoals justitiepastoor Jan Eerbeek eens zei: "Elk mens is beelddrager van God". Met andere woorden: ook een gevangene is een mens met mogelijkheden. Daarom heeft ook een gevangene recht op een tweede kans.

Ik heb veel vragen gesteld en een aantal belangrijke randvoorwaarden geschetst ten aanzien van dit wetsvoorstel. Ik zie uit naar de beantwoording van de vragen en ik wacht die met grote belangstelling af.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ook het betoog van de ChristenUnie staat in het teken van resocialisatie. Daarin hebben we altijd samen opgetrokken, maar in het betoog van de ChristenUnie mis ik de zorg over het afschaffen van de halfopen en open inrichtingen. Daar gaat dit wetsvoorstel ook mee gepaard, evenals met het inperken van de voorwaardelijke invrijheidstelling en het afschaffen van het recht op arbeid. Ik zou heel graag willen weten hoe de ChristenUnie over deze drie punten denkt.

De heer Segers (ChristenUnie):

Op het laatste punt kan ik mij aansluiten bij wat de heer Van der Steur zei, namelijk dat het belangrijk is om mogelijkheden te scheppen, om ervoor te zorgen dat mensen die willen, mogelijkheden krijgen. Dat is iets anders dan een recht. Dat onderscheid zou ik dus allereerst willen maken. Ik heb wel degelijk ook de andere groepen aangedragen bij de staatssecretaris: kijk daar eens naar. Er worden inderdaad meer dingen afgeschaft. Wat voor gevolgen heeft dat voor die groepen? We moeten namelijk de hele populatie in het vizier hebben bij de resocialisatie. Ik heb dus de vragen gesteld en we wachten de antwoorden af.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik wil natuurlijk graag weten wanneer de ChristenUnie wel of niet voor die wet gaat stemmen. Zijn het behouden van de halfopen en open inrichtingen en het niet inperken van de voorwaardelijke invrijheidstellingen in essentie belangrijk genoeg voor de ChristenUnie? Zijn het redenen om uiteindelijk wel of niet voor deze wet te stemmen?

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb aangegeven dat we zicht moeten houden op de hele populatie. Daaraan moeten kansen worden geboden. Dat is inderdaad een belangrijk punt. Het andere punt is de begeleiding, dus de manier waarop mensen met een elektronische enkelband die naar buiten gaan, worden begeleid. Welke sociale schil zit daaromheen? Dan zijn die vrijwilligersorganisaties ontzettend belangrijk. Dan is het gevangenispastoraat ontzettend belangrijk. Dat zijn dus belangrijke voorwaarden. Wij zijn nooit tegenstander geweest van elektronische detentie en ook niet van verruiming daarvan, maar het moet goed ingebed zijn. Dat zijn de voorwaarden die ik heb geschetst.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Zoals in eerdere debatten ook duidelijk is geworden, heeft GroenLinks een visie op straf en strafrecht die haaks staat op het beleid van de huidige regering. Ook bij dit voorstel hebben wij dus een flink aantal vragen, en ook vrij grote zorgen over de effecten. De 22 pagina's tellende memorie van toelichting kan eigenlijk niet verhullen dat het gewoon om bezuinigingen gaat. In eerdere AO's over het masterplan hebben wij daar bij herhaling op gewezen, ook samen met andere fracties.

In essentie gaat het bij dit wetsvoorstel over de vrij overzichtelijke vraag of elektronische detentie een doel op zich is om verdachten en veroordeelden letterlijk onder handbereik te houden, of dat het echt een middel is dat toegepast wordt waar dat nut heeft, om gedragsverandering te forceren. De collega van de SP zei het ook al: als de staatssecretaris halfopen en open inrichtingen gaat sluiten en wel zegt dat de elektronische enkelband er is om gedragsverandering te forceren, heeft hij er een harde dobber aan om mij daarvan te overtuigen. De staatssecretaris kiest, omdat de detentiefasering wordt afgeschaft, ook duidelijk voor een doelbenadering: tegen minimale kosten maximale vrijheidsbeneming. Of kan de staatssecretaris mij argumenten geven waarom ik dat geheel fout zie? Dit is volgens de GroenLinksfractie een kortzichtige en op termijn kansloze keuze, want als we niet investeren in resocialisatie van delinquenten zal de criminaliteit niet afnemen maar juist toenemen. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris daarop.

De heer Schouw (D66):

Ik hoorde, ik zal niet zeggen een voorzichtig ja, maar geen principieel nee, maar ik denk dat er zo dadelijk wel een hele rits strenge voorwaarden en aandachtspunten komt. Dat vind ik heel goed, want dat heb ik zelf ook gedaan, maar ik stel mevrouw Van Tongeren een politieke vraag. Zou het mogelijk kunnen zijn dat de staatssecretaris in de antwoorden die hij nog gaat geven, tegemoetkomt aan de bezwaren van GroenLinks? Dan kan ik namelijk heel goed met GroenLinks optrekken in de komende dagen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Met wijzigingen kan altijd tegemoetgekomen worden aan de bezwaren van GroenLinks. Ik heb bij de SP-fractie soortgelijke vragen gehoord: als een heel aantal voorwaarden aangepast wordt … Er valt ook met GroenLinks te allen tijde te praten. Maar wij hebben dus wel vrij forse kritiek.

Een van de vragen aan de staatssecretaris is of er inzicht kan worden geboden in de kostenverschuiving. In het interruptiedebatje met de heer Van der Steur zei ik het al: er gaan kosten van het Rijk naar de gemeenten, en er gaan kosten van de gevangenbewaarders naar de politie. Sinds het vorige voorstel is dat wat veranderd. Welke kosten verschuiven? Is er een indicatie dat de gemeente dit inderdaad kan opbrengen?

Ik kom op de detentiefasering. Gedetineerden kunnen voor programma's en verlof in aanmerking komen, maar moeten dat wel verdienen. Het recht op werk dat wij vroeger kenden, hielp daarbij. Dat gaat nu veranderen voor een groep van mensen die over het algemeen toch al niet de beste uitgangspositie hebben om privileges te verwerven, om zich gedisciplineerd te gedragen. Zo'n 80% van de gedetineerden heeft ooit gekampt met psychische stoornissen. 60% heeft blijvende psychische stoornissen en van die groep wordt in een moeilijke setting gevraagd om aan allerlei regels en gedrag te voldoen om daarmee privileges te verdienen.

GroenLinks ziet dat precies andersom. Zij vindt vrijheidsbeneming ten eerste een straf, maar daarnaast ook een middel om gedragsverandering te forceren. Daarvoor moeten er programma's zijn, zodat gedetineerden voor hun psychische problemen behandeld worden. Of ze zich nauwkeurig aan de regels houden en punten verdienen om dan een psychiatrische of psychologische behandeling te krijgen, vinden wij geen goede manier van werken. Juist de mensen die het dan het meeste nodig hebben, maken het minste kans op zo'n programma. Het is hetzelfde bij het afkicken van verslavingen. Een gevangene die heel gemotiveerd is om dat te doen en die zich keurig gedraagt, komt dan misschien in aanmerking voor ondersteuning bij het afkicken van een verslaving, maar een minder gemotiveerde gevangene heeft die ondersteuning misschien nog wel harder nodig. Iets dergelijks geldt voor opleiding en werk. Als je daar in een periode van gevangenschap geen goed begin mee kunt maken, ook al ben je in het begin minder gemotiveerd, dan is de kans op een misdaadvrije toekomst, als je later weer gewoon deelneemt aan de samenleving, veel kleiner. De staatssecretaris zegt natuurlijk dat hij zo min mogelijk misdaad in de maatschappij wil, maar tegelijkertijd ontneemt hij mensen in gevangenschap die dat het hardste nodig hebben, de middelen om te komen tot een misdaadvrije toekomst. Als ik dat combineer met de opmerkingen die ook de SP maakte over de open en halfopen instellingen, begrijp ik het beleid niet zo goed. Als het alleen maar een koude bezuiniging was, als het niet zo veel zou uitmaken wat er uitkomt, dan kan ik de VVD helemaal volgen. Wij noemen dat zoek-het-zelf-maar-uitbeleid. Als het vooral gaat om een misdaadvrije maatschappij, dan zou je wel een paar andere dingen willen doen.

Datzelfde geldt voor elektronische detentie. Mits goed toegepast met een stevig flankerend programma, is GroenLinks best te porren voor elektronische detentie. Dat kan een veroordeelde helpen om hem een criminaliteitsvrije toekomst te geven. Maar dan moet er wel een echt goed flankerend programma omheen zitten, dan moeten de organisaties die dat moeten uitvoeren, wel de ruimte hebben om een zinnige dagbesteding te bieden: werk, opleiding, iets te doen. Mijn collega van de ChristenUnie maakte al het punt van de vrijwilligersorganisaties.

Het kan niet zo zijn dat huisgenoten enigszins tegen wil en dank de klos worden van de bezuinigingen die deze staatssecretaris moet halen. Je zal die huisgenoot maar zijn. Hoe ga je als echtgenote of vriendin van een gedetineerde zeggen: ik zie dat eigenlijk niet zitten, want ik heb het thuis al moeilijk genoeg met de kids en mijn eigen werk? Hoe gaat deze staatssecretaris zich ervan verzekeren dat de partners van de mensen die voor elektronische detentie in aanmerking komen, dit aankunnen en redelijk vrij kunnen kiezen? De Kamer wordt natuurlijk altijd ruim voorzien van een hele set adviezen. Ook over dit onderwerp hebben wij die gekregen. De Raad voor Strafrechtstoepassing heeft geschreven dat elektronische detentie mogelijk is als het maar niet kaal is. Wij hebben toen gevraagd hoe aangekleed deze elektronische detentie eigenlijk is.

De politie maakt zich zorgen over het ontbreken van een ketenbrede visie op de aanpak met elektronische detentie. Ik krijg daarop ook graag een reactie van de staatssecretaris.

De Nederlandse Orde van Advocaten vreest een willekeurige oplegging van elektronische detentie. Kan de staatssecretaris weerleggen dat het willekeurig zal worden of heeft de orde daar een punt?

De reclassering heeft ons ook van een advies voorzien. Een van de vorige woordvoerders heeft daarover ook gesproken, in het bijzonder over het integratieverlof. De staatssecretaris heeft het advies ongetwijfeld ook gekregen, dus ik zal het niet helemaal voorlezen. De reclassering stelt over het kortere integratieverlof een aantal in de ogen van mijn fractie zinnige vragen. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Waarom worden de wereld en het gevangenisregime er beter van als dit wordt afgeschaft?

De fractie van GroenLinks vraagt zich af hoe dit wetsvoorstel bijdraagt aan resocialisatie en recidivevermindering. Waarop baseert de staatssecretaris die veronderstelling? Hoe weten wij dat? Zijn er aannames die logisch klinken? Waar is de onderbouwing?

Mijn fractie heeft altijd betwijfeld of een volwaardig extramuraal programma voor elektronische detentie zo veel goedkoper is dan een licht intramuraal equivalent. Op een aantal plekken in het buitenland kunnen mensen in een licht gestraft regime, de gevangenis min of meer zelf runnen.

Zijn de financiële consequenties al doorberekend in het totale masterplan van deze aanpassingen? Ik wil graag iets preciezer horen hoe het programma van een gedetineerde met elektronische detentie eruit gaat zien. Hoe ziet een week uit het leven van een gedetineerde met een enkelband eruit? Wat gebeurt er met een gedetineerde als de gemeente door haar budget is en in september laat weten dat zij die ondersteuning niet meer kan bieden?

Klopt de veronderstelling van mijn fractie dat er met de uitbreiding een groter beroep wordt gedaan op de expertise van de reclassering? Is de reclassering daartoe op dit moment in staat? Zo nee, wat doet de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de reclassering daartoe wel in staat is?

In de laatst ontvangen brief wordt gesteld dat de voorziene werklaststijging binnen de financiële kaders kan worden opgevangen. Maar wat niet uit de lengte komt, moet uit de breedte komen. Ik neem aan dat de huidige financiering past bij de huidige werklast. Wat gebeurt er als de werklast groter wordt? Welke taken moeten dan worden geschrapt?

Afsluitend: er zijn uiteenlopende argumenten om delinquenten te straffen. De heer Segers haalde in dit verband een mooi citaat aan. Het gaat om het herstel van de maatschappelijke waarde. Een doel daarnaast is volgens GroenLinks dat herhaling wordt voorkomen. Stijgende recidive zal de geloofwaardigheid van de Nederlandse strafrechtpleging aantasten. Dat is de staatssecretaris vast met mij eens. Hij moet niet de bezuinigingstaakstelling voorop stellen. Ik hoop dat hij niet steeds het antwoord zal geven: het moet uit de lengte of de breedte want meer geld is er niet. Ik vraag aandacht voor de discussie die daaronder ligt over de vraag welke samenleving wij willen en wat wij doen met mensen die de fout ingaan. Geven wij hun echt een reële tweede kans en geven wij ook de maatschappij de maximale mogelijkheid om zo misdaadvrij mogelijk te zijn?

Dit was mijn bijdrage.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Bij criminaliteitsbestrijding en het organiseren van veiligheid in onze samenleving hebben wij twee uitdagingen oftewel twee grote problemen. Aan de ene kant is er de geringe pakkans van criminelen en aan de andere kant is er het hoge recidivecijfer oftewel criminelen die het elke keer weer doen. Voor ons ligt een wetsvoorstel dat de uitwerking is van wat in het masterplan is besproken en is vastgesteld, maar dat ook de uitwerking is van het regeerakkoord. Het zal de Voorzitter en mijn collega's dan ook niet verbazen dat wij positief staan tegenover dit wetsvoorstel.

Resocialisatie is de grote kans die dit wetsvoorstel biedt. Elektronische detentie voor gedetineerden in hun eigen omgeving, omgeven door positieve actoren die ze helpen om weer het goede pad op te gaan. Resocialisatie in die zin dat deze ook dient om de recidive te bestrijden, en dat is waar het uiteindelijk om gaat. Dat kan het beste in de laatste fase van de detentie met een elektronische enkelband in de woonwijk waar de gedetineerde vandaan komt. Op die manier kan de gedetineerde werken aan een opleiding, aan het vinden van een baan, weer teruggaan naar de baan of het werk waar hij vandaan kwam of kan hij werken aan het afleren. Ik hoop echter dat dit niet dan pas begint, maar dat die resocialisatie al bij aanvang van de detentie is begonnen.

De voorzitter:

Excuses voor mijn niezen. Gaat u uw gang, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Beterschap!

De voorzitter:

Nou, dit is gewoon het voorjaar en gelukkig geen ziekte.

De heer Schouw (D66):

Beterschap voor dit moment even dan.

Wat ik mooi vond aan de bijdrage van de heer Van der Steur is dat hij zegt dat wij deze poort alleen maar doorgaan als er garantie is op werk of een zinvolle opleiding en dat wij verder hobby's achterwege moeten laten. Hij deed dat naar aanleiding van een motie die hij samen met de heer Marcouch heeft ingediend. Alleen heeft de heer Marcouch daarvan een beetje afstand genomen en daar gaat mijn vraag dan ook over. Hij zei dat elektronische detentie ook kan als iemand op zoek gaat naar werk. Ik vind dat al vaag, zo zou ik tegen de heer Van der Steur willen zeggen. De heer Marcouch zei nog iets, maar dat ben ik weer vergeten vanwege de gezondheidswensen aan de Voorzitter, maar ook dat klonk heel vaag. Zo vaag, dat ik het ben vergeten. O ja, werken aan het afleren, dat was het. Gelukkig weet nog één Kamerlid dat, want zo vaag was het dus. Voert de heer Marcouch die vage dingen weer een beetje in?

De heer Marcouch (PvdA):

Het gaat mij erom, en dat was ik een beetje aan het inleiden, dat als je gedetineerd bent, je recidive eigenlijk alleen maar kunt bestrijden als de resocialisatie dienende is aan de recidive. Dat betekent dus dat je inderdaad werk moet maken van het vinden van een baan, het volgen van een opleiding et cetera. Natuurlijk sta ik nog steeds achter mijn motie die aangeeft dat kale, elektronische detentie voor ons niet acceptabel is. Op het moment dat iemand in dat regime terechtkomt, hoort daar ook een dagbesteding bij. Wat mij betreft is dat zinvol werk of een studie, maar het kan ook zijn dat je werkt aan een bepaalde verslaving die je hebt. Dat hoort daar ook bij, maar dat is individueel. Wat wij niet willen, is dat iemand een enkelbandje om krijgt en gewoon op de bank gaat zitten, zoals door een aantal collega's ook al is gezegd. Dat kan nooit de bedoeling zijn.

De heer Schouw (D66):

Ik vind het vreselijk om te zeggen, maar ik voel me op dit punt meer thuis bij de heer Van der Steur dan bij de heer Marcouch, ook al zeg ik dat niet van harte. Ik vind het namelijk heel belangrijk dat die twee voorwaarden ook gewoon harde voorwaarden zijn. Dus ja, je krijgt een enkelband als er werk is en ja, je krijgt een enkelband als je een goede opleiding gaat doen. Maar je gaat een glijdende schaal op die je niet op moet gaan als je zegt: je krijgt een enkelband als je op zoek gaat naar werk en van werk naar werk gaat. Is de heer Marcouch het met mij eens dat we bij dit wetsvoorstel garanties moeten krijgen om die glijdende schaal niet op te gaan?

De heer Marcouch (PvdA):

Dat de heer Schouw zich wat meer thuisvoelt bij de VVD dan bij de PvdA kan ik begrijpen. Die motie die ik samen met de heer Van der Steur heb in ingediend, is volgens mij heel duidelijk. Wat ons betreft gaat het om werk maar ook om eventueel onderwijs als voorwaarde voor die elektronische detentie.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb de heer Marcouch als een van de voorwaarden horen noemen dat men gaat werken aan het afkicken of in ieder geval het tegengaan van de verslaving. Welnu, ik zou bijna zeggen "nu breekt mijn klomp", want dat is juist een van de voorwaarden voor de voorwaardelijke invrijheidstelling. Daar kan hoogstens een derde mee worden verdiend. De elektronische detentie gaat echter al in vanaf de helft. Ik mag toch hopen dat de heer Marcouch daar dan wel afstand van neemt, want dat klopt gewoon niet.

De heer Marcouch (PvdA):

In de discussie over het masterplan hebben we het hierover ook gehad. Zoals ik het ook in de memorie van toelichting lees — ik vraag de staatssecretaris dat punt te verhelderen — is het van belang dat je mensen niet per definitie uitsluit omdat ze bijvoorbeeld een verslaving hebben. Ik kan mij voorstellen dat je dat bij heel veel verslaafden wel doet, maar dat je dat bij sommigen juist niet doet omdat er signalen zijn dat ze van hun verslaving af kunnen komen. In dat debat hebben we toen ook gezegd dat je niet per definitie moet zeggen dat op het moment dat iemand gebruikt heeft, hij helemaal niet in aanmerking komt voor elektrische detentie.

Mevrouw Helder (PVV):

Het wordt eigenlijk alleen maar vreemder. Ik dacht dat de heer Marcouch zou gaan zeggen: dit staat in de memorie van toelichting. Ik zag de staatssecretaris zo-even namelijk zijn wenkbrauwen bijna tot het plafond optrekken. Er staat namelijk: mensen met ernstige verslavingsproblematiek komen in beginsel niet in aanmerking voor elektronische detentie. En dan wordt er meteen het gevaar ingefietst waar ik in eerste termijn al op wees, te weten: in beginsel. Dus gaat gewoon wel gebeuren. Dus mensen met een verslavingsproblematiek — bij wat de PvdA vindt sluit de VVD zich vast wel weer aan — komen dus ook nog in aanmerking voor elektronische detentie. In het kader van recidivebestrijding wordt het er allemaal toch wel ernstig onveiliger op. Dat zal de heer Marcouch toch misschien wel enigszins erkennen?

De heer Marcouch (PvdA):

We hebben het over een wetsvoorstel dat voorziet in elektronische detentie aan het eind van een gevangenisperiode. Dan is het van belang dat we dat middel gebruiken om ervoor te zorgen dat recidive voorkomen wordt. Daar is werk belangrijk bij, evenals een woning, scholing en soms een vrouw. Het kan in bepaalde gevallen ook zo zijn dat iemand weliswaar een verslaving heeft maar dat die niet zodanig ernstig is om te zeggen dat die persoon er per definitie niet voor in aanmerking komt. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of hij iedereen uitsluit of dat hij dat alleen doet bij ernstige gevallen.

Voorzitter. Ik sprak zo-even over een zinvolle tijdbesteding. Wat wij vooral niet willen, is dat mensen met een elektronische band thuis gaan zitten zonder enige zinvolle activiteiten. Het gaat erom resocialisatie in te zetten om recidive te bestrijden. Recidive is namelijk een van de grootste problemen bij de criminaliteitsbestrijding. De pakkans moet omhoog maar hierbij gaat het er vooral om hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen die eenmaal gepakt zijn, onderworpen worden aan activiteiten of gemotiveerd worden om deel te nemen aan activiteiten teneinde recidive te voorkomen.

In de memorie van toelichting beschrijft de staatssecretaris hoe die zinvolle tijdsbesteding vorm gaat krijgen. Ik verneem graag van hem hoe hij dat in de praktijk ziet. In bepaalde gevallen kan een gedetineerde zelf gemotiveerd zijn of zelf werk hebben. In andere gevallen wordt dat door de gemeente of door andere partners geregeld. Als dat niet kan, dan zou DJI dat moeten doen. Ik wil heel graag weten hoe de staatssecretaris dat voor ogen heeft en hoe dat in zijn werk gaat.

Ik was de afgelopen week in een justitiële jeugdinrichting en hoorde daar dat het ontzettend moeilijk is om bijvoorbeeld met onderwijsinstellingen samen te werken. Als er in een jji een gedetineerde jongere verblijft die heel erg gemotiveerd is en graag zijn opleiding wil afmaken, merkt men dat zo'n jongere heel vaak niet gemakkelijk binnen te krijgen is in zo'n onderwijsinstelling. Hoe werkt de praktijk rondom elektronische detentie en het betrekken van gemeenten, onderwijsinstellingen en eventueel andere werkgevers om deze mannen en vrouwen aan het werk of aan een studie te houden of te krijgen?

In de memorie van toelichting wordt gesproken over een aantal varianten van elektronische detentie. Er is een lichte, een midden en een uitgebreide variant, waarbij sprake is van een oplopende mate van toezicht en controle. Wat is de stand van zaken?

Het begeleiden van deze specifieke groep is een vak op zichzelf. Dat vraagt om kennis en expertise. Heel veel van die kennis en expertise is aanwezig bij de mensen die bijvoorbeeld bij de penitentiair trajecten centra werken. Ik lees daarover iets in de brieven van de staatssecretaris en wil heel graag weten hoe hij, ook in het kader van werk naar werk, deze kennis en expertise gaat inzetten bij het begeleiden van gedetineerden met elektronische detentie. Houden die mensen bijvoorbeeld hun baan of vinden er een selectie plaats? Ik heb graag duidelijkheid op dit punt en hoor graag in hoeverre er gesprekken zijn met de reclassering om bijvoorbeeld personeel over te nemen.

We hebben zojuist even gesproken over verslavingen et cetera. In de memorie van toelichting staat dat alcohol taboe is. Hoe moet ik dat lezen? Mag er geen alcohol worden gedronken of is het gerelateerd aan alcoholverslavingen of alcoholgerelateerde delicten waarvoor de gedetineerde veroordeeld zijn? Of zou iemand daadwerkelijk in de problemen kunnen komen als hij gewoon een wijntje drinkt?

Ik heb in de stukken geen specifieke informatie gezien over de doelgroep licht verstandelijk beperkten. Komen zij ook in aanmerking voor elektronische detentie? Deze specifieke groepen hebben specifieke aandacht en begeleiding nodig. Hoe vindt dat plaats?

Mevrouw Helder (PVV):

Ik mis ook een doelgroep: de slachtoffers. Ik kan me niet voorstellen dat de PvdA die groep vergeet, want die staat altijd zo voor de slachtoffers. Iemand krijgt na het uitzitten van de helft van zijn gevangenisstraf elektronische detentie. De heer Marcouch heeft alle voorwaarden genoemd die aan elektronische detentie worden gesteld. Het klinkt bijna als een feest. Hoe kunnen slachtoffers dat nu ervaren als een rechtvaardiging van wat hun is aangedaan? Hoe kan de heer Marcouch dat nu rijmen?

De heer Marcouch (PvdA):

Wat ons betreft, staat het slachtoffer centraal. In de memorie van toelichting maakt de staatssecretaris ook heel duidelijk hoe daarmee omgegaan wordt. Ik noem bijvoorbeeld het voorkomen dat daders in bepaalde gebieden kunnen komen. Dat kan met elektronische detentie en toezicht. Collega Helder gaat voorbij aan het feit dat elektronische detentie ook een vorm van detentie is. Het is een zwaardere vorm van detentie dan opgesloten zitten in een cel. Mevrouw Helder kan nu "nee" schudden, maar alle onderzoeken wijzen erop dat het een zwaardere vorm van detentie is dan bijvoorbeeld opgesloten zitten in een cel. Alleen vinden wij van de PvdA — daarover kun je van mening verschillen — dat je met deze vorm het terugdringen van recidive beter vorm kunt geven, evenals het dienend laten zijn van de resocialisatie aan het bestrijden van recidive. Dat kan hiermee beter dan wanneer iemand opgesloten zit en pas in de laatste weken op straat wordt gezet. Die verhalen kennen we ook. Die mensen maken dan weer slachtoffers. Wij willen juist voorkomen dat er meer slachtoffers vallen.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik kan inderdaad nee knikken en ik zal nu toelichten waarom ik dat deed. Gevangenisstraf en in een cel zitten is vrijheidsbeneming. Elektronische detentie is vrijheidsbeperking. Dat is dus beslist niet strenger, het is minder streng, want ze zitten met een elektronische enkelband thuis en niet intramuraal, zoals dat zo mooi heet, maar extramuraal. De maatschappij echt beveiligen en de slachtoffers ter wille zijn, doe je door ervoor te zorgen dat ze hun gevangenisstraf uitzitten. Dan is het namelijk fysiek onmogelijk om recidive te plegen. Dat kan de heer Marcouch toch niet met de PVV oneens zijn?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben het met collega Helder eens dat de kans dat iemand die opgesloten zit, slachtoffers maakt, minimaal is, maar zo iemand komt uiteindelijk weer vrij. Wat we dan zien, en dat weet mevrouw Helder ook, is dat het recidivecijfer gigantisch groot is. Dat betekent dat die daders elke keer weer slachtoffers maken. Het is wijs om na te denken over de vraag hoe je kunt voorkomen dat die slachtoffers worden gemaakt. Het beste wat je een slachtoffer kunt bieden, is immers dat het niet nog een keer slachtoffer wordt van een inbraak of van een straatroof. En dat doe je door deze mensen zodanig te begeleiden dat ze hun geld niet meer met criminaliteit gaan verdienen, maar door hard te werken, door eerlijk werk te verrichten. Dat is waar wij voor gaan.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik snap dat de Partij van de Arbeid soms gebonden is aan afspraken met de VVD en aan het regeerakkoord. Dat vind ik jammer. Ik had andere keuzes gemaakt, maar dat terzijde. Dat wil niet zeggen dat de PvdA ook verplicht is om te zeggen dat dit een fantastisch wetsvoorstel is en dat ze overal mee instemt. Er wordt immers bijvoorbeeld ook het recht op arbeid afgeschaft. De PvdA is toch altijd de partij die zegt: uit de bak, aan de bak. Waarom dan niet in de bak ook aan de bak?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik vind het essentieel dat wij met gedetineerden werken op een manier die recidive kan voorkomen. Ik zie mogelijkheden en kansen in elektronische detentie, door stevige begeleiding en door de voorwaarde eraan te verbinden dat er gewerkt wordt of dat er geschoold wordt. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat mensen het niet meer doen en ik denk dat we daarmee een aantal goede dingen doen. We voorkomen dat er meer slachtoffers worden gemaakt, dus minder criminaliteit, en tegelijkertijd zorgen we ervoor dat iemand een kans krijgt om op een eerlijke manier zijn leven in te richten. Dat is waar wij voor staan. Ik zie dat niet als iets negatiefs. Er zit een strafelement in, want elektronische detentie is heel zwaar en het is een straf. Tegelijkertijd biedt elektronische detentie echter ook de ruimte om al die andere dingen te doen. Daarom ben ik er positief over.

Mevrouw Kooiman (SP):

Mijn vraag was niet heel erg moeilijk, en toch krijg ik wederom heel mooie woorden, maar geen antwoord op mijn vraag. De essentie is dat ik graag het recht op arbeid in detentie wil behouden. We hebben altijd geschreven, samen met de Partij van de Arbeid, dat wij willen dat er een zinvolle dagbesteding is, ook vanwege de resocialisatie. Als de Partij van de Arbeid met deze wet instemt, stemt zij er ook mee in dat gedetineerden langer achter een deur zitten, ook de tikkende tijdbommen, en dat deze tikkende tijdbommen dan weer terugkeren in de maatschappij.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Kooiman (SP):

Dus, behoudt de Partij van de Arbeid het recht op werk? Dus in de bak ook aan de bak?

De heer Marcouch (PvdA):

Dat is een vraag die losstaat van de elektronische detentie. Het gaat er uiteindelijk om dat de verantwoordelijkheid ligt bij de gedetineerde zelf. Dat lees ik ook in de memorie van toelichting van de staatssecretaris. Ik beschouw gedetineerden niet als patiënten. Het zijn mensen die een criminele daad hebben gepleegd en die daarom een straf uit te zitten hebben. Ze kunnen in detentie wel degelijk deelnemen aan activiteiten, maar dan moeten ze daar zelf voor gemotiveerd zijn en ze moeten zich er zelf naar gedragen. Ze moeten berouw hebben van wat ze gedaan hebben en ze moeten willen werken aan hun terugkeer in de maatschappij, om het vervolgens niet nog een keer te doen, maar het rechte pad op te gaan. Ik zie niet dat het zo somber is als mevrouw Kooiman schetst. Ik geloof wel degelijk dat gedetineerden heel goed weten wat ze wel en niet kunnen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik hoor de heer Marcouch afsluiten met de uitspraak dat gedetineerden zelf heel goed weten wat zij wel en niet kunnen. Van hen heeft 60% nog steeds een psychisch probleem en 80% heeft dat gehad. Hij heeft zelf een aantal opmerkingen gemaakt over IQ-niveaus. Intussen wordt de detentiefasering afgeschaft. De mensen die het minst in staat zijn om zelf hun impulsen te beheersen en van hun verslaving af te kicken, krijgen zelfs van de PvdA geen hulp. De besten van de gevangenen die dat wel zelf kunnen, komen in het voorstel in aanmerking voor extra privileges. Dat kan de PvdA toch niet serieus menen?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik constateer dat we met elektronische detentie mogelijkheden creëren. Detentiefasering kun je in de gevangenis doen, maar je kunt ook iemand een enkelbandje geven en vervolgens al die dingen doen. We verschillen misschien van mening daarover, maar als je iemand met een enkelbandje aan het werk of in de schoolbanken zet, geef je hem een tweede of derde kans. Die verantwoordelijkheid ligt natuurlijk ook bij de gedetineerde zelf. In detentie zijn er ook mogelijkheden, maar dan moet de gedetineerde zijn verantwoordelijkheid nemen om al die dingen te doen. Hij moet eraan werken dat zijn mentaliteit verandert, dat hij een vak leert et cetera. Je kunt het mensen niet opleggen en die vrijblijvendheid is er een beetje uit. Ik vind dat mooi en heb bij de staatssecretaris bepleit dat het goede gedrag dat in detentie wordt getoond, moet meetellen na detentie. Geef zo iemand een bewijs van goed gedrag dat na detentie meehelpt aan het vinden van een baan of iets anders.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dus iemand met een laag IQ, een psychisch probleem en een impulsstoornis moet eerst zichzelf zien te helpen zonder enige begeleiding. Pas als ze dat in eigen verantwoordelijkheid voor elkaar hebben na drie jaar, waarvan het grootste gedeelte achter een gesloten deur, komen ze met een enkelband in de maatschappij. Dan mogen ze gaan werken aan het opdoen van vaardigheden. Hoe stelt de PvdA zich dat voor? Dat gaat toch niet werken? Iemand verslechtert toch alleen maar van zo'n regime als je niet vanaf het eerste jaar aan de slag kan met het aanpakken van je verslaving en psychische problematiek en je leert te leren?

De heer Marcouch (PvdA):

Mensen die ziek zijn, moet je behandelen. Maar daar hebben wij het niet over. Mensen die in een tbs-kliniek zitten, horen daar behandeld te worden. Mensen met een verslaving of een andere aandoening die in de gevangenis zitten, moeten behandeld worden, want als je ziek bent, ben je ziek. Daar gaat het masterplan ook vanuit. Waar mensen mogelijkheden hebben, moeten ze laten zien dat ze willen veranderen, maar als mensen ziek zijn, moeten ze behandeld worden voor die aandoening. Daar staan wij voor en daar staat naar mijn idee de staatssecretaris ook voor. Ik vraag hem van harte om daarop in te gaan. Het uitgangspunt mag niet zijn dat we mensen die iets niet kunnen daartoe dwingen. Mensen die ziek zijn, moeten behandeld worden.

De voorzitter:

Voor dat wij verder gaan, schors ik de vergadering voor een paar minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Na deze korte sanitaire stop is iedereen weer fris en fruitig en kunnen wij er weer een hele poos tegenaan. Dank dus voor deze korte schorsing.

Het wordt er allemaal niet eenvoudiger op. De gemiddelde burger denkt bij een opgelegde straf van bijvoorbeeld negen jaar dat de veroordeelde voor negen jaar achter slot en grendel zit. De praktijk is in het huidige systeem dat de veroordeelde na een periode van zes jaar in principe vrijkomt. Het is niet helemaal vrij, maar hij of zij loopt wel vrij rond. Er is dan weliswaar sprake van een voorwaardelijke invrijheidstelling, maar zeker in de beeldvorming is de betrokkene dan vrij.

Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat de betrokken persoon nog een jaar eerder de deuren van de gevangenis achter zich kan sluiten. Het regelt dat er sprake kan zijn van elektronische detentie voor de duur van maximaal een jaar als de helft van de straf is uitgezeten. Twee concrete voorbeelden verduidelijken dit. Als iemand door de rechter een straf van zes maanden is opgelegd, komt hij in principe na vier maanden voorwaardelijk vrij. Dit voorstel zorgt ervoor dat hij mogelijk al na drie maanden de gevangenis verlaat, weliswaar met een enkelbandje. Iemand met een straf van twintig jaar komt na ruim dertien jaar voorwaardelijk vrij. Dit voorstel biedt de kans om bij goed gedrag na twaalf jaar door de gevangenispoort naar buiten te lopen.

Het gaat vandaag aan de ene kant het uitzitten van de straf en aan de andere kant de noodzaak tot resocialisatie. Het is door collega's al benoemd. Mijn betoog zal eerdere inbrengen deels overlappen. De SGP plaatst vraagtekens bij het idee van vervroegde invrijheidstelling en vraagt zich af of dit de gewenste richting is van het strafrechtelijke klimaat in Nederland. Wij vinden de hoofdregel dat iemand na twee derde van zijn straf in principe vrijkomt niet goed. Het gaat ons er niet in de eerste plaats om dat iemand daadwerkelijk langer opgesloten moet zijn, maar dat hij de volledige opgelegde straf uitzit. Als iemand negen jaar gevangenisstraf krijgt, moet het uitgangspunt zijn dan hij in principe negen jaar in de cel zit. Als je wilt dat iemand in principe zes jaar vastzit, moet je gewoon helder en duidelijk zijn en een straf opleggen van zes jaar.

Bij de behandeling van dit wetsvoorstel vraagt de SGP zich met de Afdeling advisering van de Raad van State af in hoeverre dit voorstel vooral is ingegeven met een bezuinigingsdoel in gedachten. Collega's hebben daar ook de vinger bij gelegd. Ik nodig de staatssecretaris uit om daar uitgebreid op te reageren. Elektronische detentie lijkt nu eenmaal minder te kosten dan opsluiting in de gevangenis. Dat er voor deze alternatieve uitvoeringsvorm van straf minder plaatsen noodzakelijk zijn, lijkt toch wel een belangrijk doel van het voorstel. Zoals collega's ook al hebben gezegd, is het echter de vraag of je daarmee zaak en de betrokkene zelf wel dient. Als het gaat om het doel resocialisatie is misschien datgene wat je kunt bezuinigen doordat er geen plaats in een gesloten, halfopen of wat voor soort inrichting dan ook nodig is, alsnog nodig doordat er des te meer personele kosten zijn om een adequate ondersteuning en begeleiding te bieden zodat het resocialisatieprogramma meer accent krijgt.

De vraag is dus of elektronische detentie vervolgens ook zorgt voor een betere uitgangspositie voor gedetineerden, in het kader van hun resocialisatie. Naar onze beleving schuurt de samenloop tussen de voorwaardelijke invrijheidstelling en de elektronische detentie. De voorwaardelijke invrijheidstelling is al bedoeld om iemand langzamerhand weer terug te laten keren in de samenleving. In de woorden van de regering — ik citeer — "vervult het daarmee een belangrijke functie in de begeleide terugkeer van gedetineerden in de samenleving". Ik heb het dus over de voorwaardelijke invrijheidstelling, het deel van de straf dat voorwaardelijk kwijtgescholden wordt. Dat doel op zichzelf steunt de SGP wel. Een begeleide terugkeer in de maatschappij is noodzakelijk en gewenst. De regering geeft terecht aan dat de bestaande verlofvormen voorafgaand aan voorwaardelijke invrijheidstelling te weinig gekoppeld zijn aan re-integratiedoelen en dat de detentiefasering te vrijblijvend is. Het is goed dat hier wat aan gedaan wordt. De denklijn die hierachter zit kunnen we delen. Maar of de oplossing vervolgens is om via elektronische detentie iemand in principe nóg eerder uit de gevangenis te laten vertrekken, is voor ons een belangrijke vraag bij dit wetsvoorstel. We wachten de reactie van de staatssecretaris dan ook af, alvorens wij definitief onze mind opmaken en ons standpunt innemen.

Als het uitgangspunt van voorwaardelijke invrijheidstelling wordt gehandhaafd, zou het logischer zijn om elektronische detentie daarvoor in te zetten als overgangsvorm op weg naar de vrijheid na het uitzitten van het twee derde van de straf of, nog beter, van de volledig opgelegde straf. In de laatste fase van de straf zou elektronische detentie ingezet kunnen worden. Dan kun je met goede begeleiding en goede ondersteuning daadwerkelijk werken aan resocialisatie.

Wel is er dus discussie noodzakelijk over de vraag of de termijn van een derde van de straf niet te lang is voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Zoals we al eerder bij motie hebben voorgelegd aan de Kamer, is het naar onze overtuiging niet gewenst om deze voorwaardelijke invrijheidstelling als in principe automatisch uitgangspunt te handhaven. Er zou veel voor te zeggen zijn om die termijn minimaal op te rekken tot 80 of 90% van de opgelegde straf; dus 20 à 10% benutten voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, en dan met gebruikmaking van elektronische detentie.

Graag zien we dat de regering hier serieus het debat over aangaat en de signalen uit de samenleving hierover serieus neemt. Wij wachten graag de reactie van de staatssecretaris af.

De heer Schouw (D66):

Dat de heer Bisschop die twee derde wil terugbrengen naar minder, snap ik, maar dat kunnen we met dit wetsvoorstel niet regelen. Stel dat de staatssecretaris mijn suggestie, en kennelijk ook die van de SGP, overneemt om die elektronische detentie pas na twee derde van de straf te laten plaatsvinden. Is de heer Bisschop het met mij eens dat we dan veel van zijn bezwaren hebben weggenomen en echt een stap verder zijn?

De heer Bisschop (SGP):

Ik was blij met uw betoog. Zoals het voorstel nu voorligt, komt de gedetineerde nog maximaal een jaar eerder dan de uitgezeten twee derde straf op "vrije" voeten. Dat zullen wij niet steunen. In die zin zou uw suggestie inderdaad een stap in de goede richting zijn. Maar dat staat los van het volgende. Als je werkelijk meent dat een gedetineerde zes jaar moet zitten, leg dan zes jaar op. Wees daar helder over. Maar leg niet een straf van negen jaar op die vervolgens automatisch met een derde wordt ingekort. Dat is een andere discussie — ik ben dat met u eens — maar het zit ons wel hoog. Het geeft namelijk een stuk onduidelijkheid en een stuk ruis op de lijn. Ik denk dat je met de elektronische detentie veel mogelijkheden hebt, met veel goede coaching en begeleiding in de overstap naar de samenleving, om handen en voeten te geven aan de resocialisatiedoelstelling.

De heer Schouw (D66):

Ik ben blij met dit antwoord, want ik kom met een amendement over de twee derde. Misschien kunnen we elkaar daarin vinden. Ik heb nog een vervolgvraag over de voorwaarden van Van der Steur en Marcouch. Zij willen elektronische detentie alleen maar als er werk is of een opleiding. Kan de SGP-fractie daar iets mee? Als het maar voldoende dicht gesleuteld is, zeg ik er maar gelijk met een knipoog bij, en niet als een glijdende schaal.

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben het eens met elke collega die de zorg uitspreekt: als elektronische detentie alleen maar is bedoeld als een bezuinigingsmaatregel, dan schiet het haar doel voorbij. Dan benut je niet de potentie die zo'n instrument heeft om gedetineerden te resocialiseren. Maar dat betekent dus ook onvermijdelijk dat, alvorens kan worden overgegaan tot elektronische detentie, daar eisen en voorwaarden aan moeten worden gesteld. Dat is een beetje afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de gedetineerde. Ik kom daar in de rest van mijn betoog op terug, al is het niet zo gedetailleerd als mijn collega's.

Dat brengt mij op het tweede aandachtspunt in mijn betoog: de verschillende randvoorwaarden waaraan gedacht moet worden. Wij vinden het een goede zaak dat als weigergrond voor voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt toegevoegd die situaties waarin de veroordeelde onvoldoende blijk heeft gegeven van zijn geschiktheid tot terugkeer in de samenleving. Dat had allang geregeld moeten zijn. Het had nooit zo mogen zijn dat een veroordeelde, als hij er geen van blijk geeft geresocialiseerd te zijn of daarin betekenisvolle stappen te hebben gezet, op een of andere manier het recht zou kunnen krijgen om eerder dan de opgelegde strafmaat vrijgelaten te worden. Het is daarom een goede zaak dat dit als voorwaarde wordt toegevoegd. In hoeverre geeft dit ook mogelijkheden om rekening te houden met de gevoelens in de samenleving zelf? Welke rol spelen die gevoelens in de samenleving in een dergelijke situatie?

Elektronische detentie zal in ieder geval door het slachtoffer maar hoogstwaarschijnlijk ook door de dader zelf worden ervaren als een minder zware straf. Zoals collega Helder opmerkte, gaat het bij fysieke detentie om vrijheidsberoving; bij elektronische detentie gaat het om vrijheidsinperking. Daarmee is het dus ook objectief een minder strenge straf. In principe is iemand immers ook in de gelegenheid zich op bepaalde momenten op straat of naar het werk te begeven. Een confrontatie tussen slachtoffer en dader is dan ook na relatief korte tijd alweer mogelijk. Op dit punt is het zeker bij gewelds- en zedendelicten noodzakelijk dat er een goede afstemming plaatsvindt. De SGP vraagt zich daarom af of het niet logischer is om bij delicten waarbij overduidelijk sprake is van een of meer slachtoffers en familieleden, de mogelijkheid van elektronische detentie uit te sluiten. Dat zou wettelijk kunnen, maar het zou ook kunnen door de rechter de wettelijke mogelijkheid te bieden om in concrete gevallen te bepalen dat er bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf geen mogelijkheid is om de straf door middel van elektronische detentie af te ronden.

De heer Van der Steur (VVD):

Begrijp ik het betoog van de heer Bisschop goed in die zin dat hij het helemaal eens is met het voorstel van de staatssecretaris om elektronische detentie niet mogelijk te maken bij ernstige gewelds- en zedenmisdrijven waarbij veel slachtoffers te betreuren zijn?

De heer Bisschop (SGP):

Ja, inderdaad, maar je kunt je afvragen hoe ernstig het zou moeten zijn. Als er een gerede kans is dat slachtoffer en dader elkaar op te korte termijn weer ontmoeten, dan prevaleert wat ons betreft het belang van het slachtoffer of de omstanders van het slachtoffer boven het belang van de dader ten aanzien van elektronische detentie.

De heer Van der Steur (VVD):

Het is fijn dat de heer Bisschop dat zegt, want dat is precies de vraag die ik ook in mijn eerste termijn aan de staatssecretaris heb gesteld: hoe zit het nou met die voorwaarden? En stel dat je het toepast — nou ja, in beginsel doe je dat niet — hoe voorkom je een en ander dan? Hoe meet je die ernst nou? Het is goed dat de staatssecretaris daar antwoord op geeft. Ik heb nog één punt. In het begin zei de heer Bisschop dat de SGP vindt dat je de hele straf gewoon moet uitzitten. Daar is veel voor te zeggen, maar daar zit één probleem aan: dan heb je geen enkele vorm van controle of toezicht en ook geen mogelijkheid om iets voorwaardelijks te doen. Hoe kijkt de heer Bisschop daartegen aan?

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben blij met die vraag. Bedankt. Ik had dat niet in mijn betoog verwerkt, omdat dat naar mijn idee te beschouwend was. Kijk, straf opleggen is niet alleen maar domweg de straf opleggen en nadat de straf gedragen is zeggen: het is over en uit. Nee, het opleggen van een straf heeft per definitie het doel om te resocialiseren. Dat betekent dat je hoe dan ook al in de detentieperiode een begeleiding of instrumentaria moet inzetten om de betrokkenen zodanig te ondersteunen dat ze niet in dezelfde fout vervallen. Daarvoor is een heel actief beleid nodig. Vandaar mijn vraag of we hiermee daadwerkelijk een besparing kunnen inboeken. Of moeten we investeren in begeleidingsprogramma's waardoor je de mensen daadwerkelijk helpt?

Ik was het geheel eens met het betoog over het verdienen van bepaalde privileges. Dat is niet vanzelfsprekend. Wil iemand niet werken, dan is dat zijn probleem. Dan heb je in het kader van resocialisatie een andere taak dan wanneer iemand zegt: geef mij maar werk, want dat is mijn probleem, dus ik ga de handen wel uit de mouwen steken. Dan heb je een ander traject nodig. Elektronische detentie kan volgens ons best betekenisvol zijn aan het slot van de detentieperiode, dus in de laatste 10% of 20% van de straftijd in plaats van na driekwart van de straftijd. Dan is de tijd korter, maar draagt de elektronische detentie bij aan een soort sluitstuk van een heel traject dat al tijdens de detentie is ingezet. Volgens mij moeten we die lijn kiezen. Wij horen graag hoe de regering hierover denkt.

Een voorwaarde voor elektronische detentie is dat iemand zich goed gedraagt en dat er geen al te grote risico's zijn. Er wordt meer aandacht gevraagd voor inzet en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd hebben we het nog wel over het uitvoeren van straffen en niet over onderhandelbare persoonlijke doelen. De SGP-fractie vraagt zich daarom af hoe duidelijk het criterium van het gedrag is. Is het risico aanwezig dat in het ene geval veel sneller voor elektronische detentie wordt gekozen dan in het andere geval? Zijn hier duidelijke, uniforme criteria voor te ontwikkelen? Hoe groot is de kans dat iemand toch voor elektronische detentie in aanmerking komt omdat daarvoor nog een aantal plaatsen beschikbaar is? Er is ook een verschil in behandeling mogelijk bij de sanctie op het niet voldoen aan de voorwaarden. Wordt dat afdoende ondervangen door een uniforme beoordeling? Is hierbij geen sprake van een grote of misschien te grote discretionaire bevoegdheid van de betrokken medewerkers?

De leden van de fractie van de SGP vragen zich af hoe is te voorkomen dat iemand tijdens de elektronische detentie gelegenheid heeft om zijn oude netwerken weer op te pakken. Hoe wordt daarop toezicht gehouden? Hoe wordt het toezicht ingericht om dat te voorkomen? Dit lijkt ons een vrij wezenlijke voorwaarde om überhaupt van een voorwaardelijke invrijheidsstelling een zekere mate van succes te verwachten.

Vorig jaar heeft de SGP diverse moties ingediend over ex-gedetineerden, juist om de consequente hand van het opleggen van straf samen te laten gaan met de bereidheid om iemand een nieuwe kans te geven. Zowel tijdens de gewone detentie als tijdens de elektronische detentie is het belangrijk dat gevangenen voldoende aandacht en begeleiding krijgen. Daarvoor zijn professionele organisaties nodig, maar ook heel veel vrijwilligers, die daarbij een belangrijke rol kunnen vervullen. In dat verband benadrukt de SGP dat het hoe dan ook belangrijk is dat er voldoende vrijwilligers beschikbaar zijn en blijven om te helpen bij de re-integratie in de samenleving. We zijn blij als er in de omgeving van de gedetineerden mensen zijn die deze taak op zich willen nemen. Er is geen krachtiger ondersteuning denkbaar. Daar kan geen professional tegenop. We zijn blij dat onze motie voor extra budget op dat punt is aangenomen. Wat is de stand van zaken in de uitvoering van deze motie? We horen het graag.

We zijn benieuwd naar de resultaten en naar de wijze waarop deze vrijwilligers kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling. Hetzelfde geldt voor de beschikbaarheid van goede pastorale zorg. Ik deel de mening van collega Segers dat hoe het gedrag van iemand ook is, we nooit dat aspect van de ondersteuning en begeleiding mogen laten vallen. Dan doel ik ook op pastorale zorg en de vormende aspecten die de persoonlijkheid kunnen helpen vormen en mogelijk zelfs beïnvloeden, zodat andere, betere keuzes dan criminele keuzes worden gemaakt.

Een andere motie van de SGP ging over de beschikbaarheid van budget om te zorgen voor trajecten voor begeleiding met betrekking tot werken en wonen voor ex-gedetineerden en voor vrijwillige nazorg in aansluiting op justitiële titel. Het gaat daarbij dus om projecten met betrekking tot werken en wonen voor ex-gedetineerden. Als er geen goede basis is om een nieuwe start te maken na detentie, is de kans op recidive des te groter. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?

Door de forse bezuinigingen op het Openbaar Ministerie neemt de werkdruk toe. Dat is geen rechtstreeks gevolg van dit wetsvoorstel. Dat onderkennen we, maar de SGP ziet het risico dat bij het Openbaar Ministerie druk ontstaat om bij het vaststellen van de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling gesteld moeten worden, te snel te handelen. Dat gaat gepaard met alle risico's van dien, zodat het een soort automatisme en vanzelfsprekendheid gaat worden en zijn doel voorbijschiet. Daarom doen wij het verzoek om nog eens nauwkeurig te kijken naar de verwachte effecten van de bezuinigingen op het functioneren van het Openbaar Ministerie en op de opsporing in het bijzonder.

Voorzitter. Nadat ik deze zorgen met u allen heb gedeeld, zeg ik u zeer veel dank voor de gelegenheid om hier het woord te mogen voeren. Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u voor uw bijdrage, mijnheer Bisschop.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel is om verschillende redenen nauwelijks aan de samenleving uit te leggen. Het CDA vindt dat met dit wetsvoorstel ernstig afbreuk wordt gedaan aan het Nederlandse stelsel van detentiefasering. Het maakt het rechtsstelsel in Nederland ongeloofwaardiger, doet geen recht aan de emoties van slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van misdrijven en is vooral een bezuinigingsoperatie. De staatssecretaris, toch bekend als een crimefighter, lanceert een voorstel waarmee het voor veroordeelden mogelijk wordt om, na de helft van de straf te hebben uitgezeten, thuis te zitten met een enkelband. Dat wekt op z'n minst verwondering en vraagt om uitleg.

Het is hier vandaag niet mijn bedoeling om een college te geven over de doelen van de vrijheidsbeneming, de zogenaamde straftoevoeging, maar de staatssecretaris laat de CDA-fractie weinig keus. De staatssecretaris, die een aantal jaren geleden zich er in de Kamer nog hard voor maakte dat moest worden voorkomen dat veroordeelden met een biertje in de hand thuis hun straf konden uitzitten, maakt dat nu zelf mogelijk. Het CDA maakt zich grote zorgen over de gebrekkige aandacht van de staatssecretaris voor de aspecten vergelding en leedtoevoeging. Kan hij aangeven hoe dit voorstel bijdraagt aan verwezenlijking van de strafdoelen vergelding en leedtoevoeging? Hoe wordt recht gedaan aan slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van ernstige misdrijven? Die vraag komt de staatssecretaris vast niet onbekend voor. Ik heb het al gezegd, maar ik zeg het met alle liefde nog een keer: in de nota naar aanleiding van het verslag geeft hij aan dat hij kan begrijpen dat het slachtoffer vindt dat bij elektronische detentie onvoldoende sprake is van leedtoevoeging aan de dader. Elektronische detentie is immers niet hetzelfde als insluiting in een gevangenis. De staatssecretaris begrijpt het dus wel, maar gaat eigenlijk over tot de orde van de dag en doet daar niet zo veel mee. De staatssecretaris neemt hiermee letterlijk afstand van het belang van leedtoevoeging.

Het CDA begrijpt die keuze niet goed. Het wordt mogelijk gemaakt dat iemand die een gevangenisstraf van bijvoorbeeld achttien maanden krijgt opgelegd, de gevangenis al na negen maanden mag verlaten. Dit mag dan een zogenaamde kortere straf zijn, het kan hierbij wel gaan om bijvoorbeeld een high impact crime, een term die beide bewindspersonen in de besprekingen met ons vaak gebruiken. Dit hakt er bij mensen in en daar gaat het natuurlijk om. Ik zeg maar even uit eigen ervaring dat je achttien maanden cel opgelegd kunt krijgen voor zes woninginbraken of voor ernstige geweldsdelicten; ik bedoel niet dat ik zelf heb gezeten, maar ik heb zo'n straf wel opgelegd. Die veroordeelden zouden, na de helft van hun gevangenisstraf te hebben uitgezeten, met een enkelband naar huis mogen. De CDA-fractie wil dit de samenleving niet aandoen. Het is aan slachtoffers niet uit te leggen dat de dader na de helft van de straf wegkomt met een enkelband, terwijl de slachtoffers hun hele leven een nare ervaring bij zich moeten dragen. Ik daag de VVD maar even uit: waar is de VVD nu, die er in 2009 nog schande van sprak dat gevangenen niet in hun cel hun straf uitzaten? Waar is de staatssecretaris, die de plannen van zijn voorgangster Albayrak voor de enkelband "te triest voor woorden" noemde? Waar is het beleid van aanpakken en bestrijden? Dat is verloren gegaan in het kaartspel met de PvdA; ik daag ook de heer Marcouch maar meteen uit. Het kaartenhuis valt nu in elkaar, ook op het gebied van Veiligheid en Justitie.

De heer Schouw (D66):

De heer Oskam trekt nu wel een heel grote CDA-broek aan, maar …

De heer Oskam (CDA):

Het valt wel mee. Maat 56.

De heer Schouw (D66):

Nou ja, …

De voorzitter:

Stelt u gerust uw vraag over het onderwerp, mijnheer Schouw. Kledingmaten staan niet op de agenda.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter, ik vind 56 toch behoorlijk omvangrijk.

Stel dat je het op twee derde stelt, wat ik heb voorgesteld en wat op sympathie kan rekenen van de SGP. Dan vervallen toch eigenlijk de argumenten die de heer Oskam tot nu toe naar voren heeft gebracht?

De heer Oskam (CDA):

U zegt het goed: tot nu toe. Want ik wilde nog meer vertellen. De punten die mevrouw Kooiman heeft ingebracht over halfopen en open inrichtingen, bevallen ons ook niet. De lijn van het CDA is: als je straf krijgt, moet je die straf uitzitten. De heer Bisschop heeft dat zonet ook gezegd. De mensen in Nederland begrijpen niet meer wat negen jaar nu precies betekent. Ik zal daarover ook een paar vragen stellen aan de staatssecretaris. Het gaat erom dat mensen goed begeleid worden als ze vrijkomen, dat ze onder controle worden gebracht en kunnen oefenen in het terugkeren in de samenleving. Wat het CDA betreft, is dat op een zo laat mogelijk tijdstip. Wij zijn in 2008 akkoord gegaan met die twee derde. Daar kunnen we ons nog steeds in vinden, maar alleen bij goed gedrag. Je moet het dus verdienen om vrij te komen. Wat ons betreft, word je dan in de beginperiode klemgezet met een enkelband en door controle van de reclassering. Pas als je weer goed functioneert in de maatschappij, kun je helemaal losgelaten worden.

De heer Schouw (D66):

Ik probeer hier vandaag een beetje zieltjes te winnen.

De heer Oskam (CDA):

Ik ga niet op u stemmen, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Dat was ook mijn vraag niet, want ik weet hoe groot de polsstok van de heer Oskam is. Dat is echt een brug te ver. Is het voorstelbaar dat er nog toezeggingen en amendementen komen waardoor het CDA toch ja kan zeggen tegen het voorliggende wetsvoorstel, als we dat dus repareren en aanpassen? Of zegt de heer Oskam: dat zie ik me nooit niet gebeuren?

De heer Oskam (CDA):

De heer Schouw kent ons: wij staan er open in. Wij vertellen hier onze lijn. Wij wachten de antwoorden af die de staatssecretaris morgen gaat geven. Daarna komt er nog een tweede termijn. Wij gaan er goed over nadenken, maar ik heb gezegd dat we het erg belangrijk vinden dat het stelsel van detentiefasering doorgaat.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Oskam (CDA):

De staatssecretaris wil nu de elektronische enkelband invoeren, omdat die ruimte zou bieden aan gedragsverandering. Er moet minder vrijblijvendheid zijn voor een gedetineerde; hij moet zich meer inspannen voor activiteiten als arbeid, training of gedragsinterventies. De heer Van der Steur zei het ook al: ze moeten flink aan de slag. Dat vinden wij ook, maar daaraan zou je de conclusie kunnen verbinden dat de huidige detentiefasering nog beter moet. De vraag is dus of er een reden is om die detentiefasering helemaal af te schaffen. Natuurlijk niet. Binnen het bestaande stelsel kan veel verbeterd worden, bijvoorbeeld met het systeem van promoveren en degraderen. Het is zonet al aan de orde gekomen. Het net als bij voetballen: doe je het goed, dan ga je omhoog; doe je het slecht, dan ga je naar beneden. Zo werkt het. Je moet dingen verdienen. Bij slecht gedrag degradeer je. Zo werkt het nu eenmaal.

We hebben in Nederland halfopen en open inrichtingen. Ik kon het zonet niet zeggen want de heer Schouw was zo snel met zijn vraag, maar die doen het eigenlijk heel goed. Die zijn er medeverantwoordelijk voor dat Nederland de laagste recidivecijfers ter wereld kent. Met dit wetsvoorstel wordt daar in één klap een einde aan gemaakt en gaan we het onzekere pad op van de enkelband. Wij betreuren dat. Ik heb meteen een potentiële vraag van mevrouw Kooiman beantwoord. Natuurlijk, resocialisatie is belangrijk. Dat is een echt CDA-punt. Het CDA is altijd voorstander geweest van detentiefasering, waarin aandacht wordt besteed aan resocialisatie. Het CDA staat er echter ook pal voor dat een gevangenisstraf in beginsel volledig dient te worden uitgezeten. Straf is straf. Het moet gewoon duidelijk zijn. Die insteek was in de ogen van het CDA ook de kern van de wetswijziging in 2008 over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Pas bij goed gedrag mag iemand vervroegd en onder toezicht worden vrijgelaten. Waarom dan toch dit snode plan van de staatssecretaris? De Raad van State was in dit verband zeer uitgesproken. Het gaat hier simpelweg om een visieloze bezuinigingsoperatie. De staatssecretaris wil 16 miljoen besparen door een redelijk goed functionerend stelsel van detentiefasering af te schaffen en gevangenen met een enkelband naar huis te sturen. Bespaart de staatssecretaris dat bedrag inderdaad? Mevrouw Kooiman vroeg al inzage in de kosten en ik sluit mij daar graag bij aan.

Verder ontstaan hierdoor indirecte problemen bij de gemeenten. De gemeenten krijgen al veel op hun bordje van het kabinet en het is onduidelijk wat dit oplevert, zo blijkt uit pagina 41 van de nota naar aanleiding van het verslag. Hoeveel zijn zij precies kwijt aan toeslagen en uitkeringen? De staatssecretaris wil een voorstel door de Kamer duwen zonder dat dit onderdeel is uitgewerkt voor en door de gemeenten zelf. Dat is best belangrijk, maar gemeenten hebben meer te doen dan uit te rekenen wat een slecht idee kost. Ze kunnen dat geld in deze donkere tijden van decentralisatie veel beter besteden aan hun zorgtaken en aan de jeugdzorg.

Nu kom ik op gevangenisstraffen van langer dan twee jaar. Volgens de staatssecretaris kan elektronische detentie voor ten hoogste een zesde deel van de straf worden uitgevoerd. Dat is natuurlijk minder dan de helft. Laat ik dit even concreet maken. Iemand die een gevangenisstraf van zes jaar moet uitzitten, kan na drie jaar vrijkomen. Hij kan dan een jaar lang elektronische detentie krijgen en daarna volgt zijn voorwaardelijke invrijheidstelling in het vijfde en zesde jaar van de straf. Dan is de rit uitgezeten. Op deze manier zou de voorwaardelijke invrijheidstelling aansluiten op de elektronische detentie. Is het dus mogelijk dat iemand maar drie van de zes jaar uitzit? Dat is echt niet uit te leggen aan de samenleving. De staatssecretaris weet dit zelf eigenlijk ook wel. Ik citeerde net al zijn eigen woorden uit de nota naar aanleiding van het verslag, namelijk dat elektronische detentie niet hetzelfde is als insluiting in de gevangenis.

Uit niets in dit wetsvoorstel blijkt dat de staatssecretaris daadwerkelijk serieus onderschrijft dat een gevangenisstraf volledig dient te worden uitgezeten en hij bereid is om de geldende detentiefasering te verbeteren. Dat kan namelijk zeker. Hij bewerkstelligt daarentegen dat gedetineerden eerder vrijkomen met een enkelband, ook bij relatief lichte gevangenisstraffen.

Om het aan Nederland duidelijk te maken en ook omdat de Kamer gevraagd heeft wanneer iemand nou echt vrijkomt, wil ik de staatssecretaris uitdagen om morgen met twee rekenvoorbeelden te komen. Wanneer komt een gedetineerde die een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd heeft gekregen, in het gunstigste geval met een enkelband op vrije voeten te staan? En wanneer is dat als hij tien jaar heeft gekregen? Misschien kan de staatssecretaris hiermee aan iedereen laten zien hoe het precies zit.

Het CDA wil er niet verantwoordelijk voor zijn dat veroordeelden al na de helft van hun gevangenisstraf de cel verlaten. Bij het CDA betekent straf daadwerkelijk straf en geen enkelband halverwege detentie. Het CDA is zeker niet per se tegen elektronische detentie, maar die mogelijkheid moet er pas aan het eind van de rit zijn en niet al halverwege.

Het komt niet vaak voor, maar dit keer heb ik een puntje van logistieke aard. Ik zit morgen bij de parlementaire enquêtecommissie en daarom staat mevrouw Van Toorenburg dan op de sprekerslijst.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw bijdrage en uw vooraankondiging. Wij zijn altijd dankbaar als mensen plaats willen nemen in parlementaire enquêtecommissies, dus het lijkt mij geen probleem dat u dit zo oplost. Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Morgen hervatten wij dit debat, want vanavond staat er iets anders op de agenda. Wij gaan echter eerst dineren.

De vergadering wordt van 18.42 uur tot 19.31 uur geschorst.

Voorzitter: Elias

Naar boven