5 ALDEL

Aan de orde is het VAO ALDEL (AO d.d. 22/01).

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom. Het woord is aan de heer Paulus Jansen van de SP-fractie.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Het is altijd lastig om de administratie op het laatste moment kloppend te krijgen. Ik wil graag twee moties aan de Kamer voorleggen. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sluiting van ALDEL grote impact heeft op de werkgelegenheid en economische positie van de regio Noordoost-Groningen;

constaterende dat ondernemers in de regio Eemsdelta samen met een aantal belangenorganisaties en de provincie Groningen een reddingsplan hebben ontwikkeld voor de failliete aluminiumsmelter ALDEL in Delfzijl;

overwegende dat met dit plan niet alleen de werkgelegenheid bij ALDEL behouden blijft, maar dat er ook kansen ontstaan voor vestiging van nieuwe bedrijven;

overwegende dat het voorstel op draagvlak kan rekenen in de regio en de Tweede Kamer;

van mening dat elke kans op een doorstart van ALDEL moet worden aangegrepen;

verzoekt de regering, het voorgelegde plan samen met de initiatiefnemers uit te werken, zodat een doorstart van ALDEL een reële optie wordt voor Noordoost-Groningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108 (32637).

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik kom op mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de blijvende inzet en modernisering van "must-run"-warmtekrachtcentrales cruciaal zijn voor de realisatie van de energie- en klimaatdoelen van het kabinet en het SER-energieakkoord;

overwegende dat wkk tevens belangrijk is voor de economie van de Nederlandse industrie;

verzoekt de regering om, met respect voor de afspraken van het SER-energieakkoord, nog voor de zomer een voorstel aan de Kamer voor te leggen om de blijvende inzet van "must-run"-warmtekrachtcentrales te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen, Van Ojik en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109 (32637).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Het CDA is teleurgesteld in de houding van het kabinet, omdat het niet constructief en serieus in gesprek wil gaan met de initiatiefnemers van de partijen uit Noordoost-Groningen om te bekijken of ALDEL alsnog gered kan worden. De minister heeft in zijn brief en tijdens het debat gisteren duidelijk uitgesproken dat er belemmeringen zijn. Hij heeft met name gekeken naar ALDEL en volgens ons te weinig naar de regio en de mogelijkheden daar. Dat de mensen bij ALDEL en bij de toeleverende bedrijven straks, en misschien op termijn het hele chemiecluster, in uitkeringen terechtkomen, is niet het lonkende toekomstperspectief waar het CDA in gelooft, zeker niet als er een plan ligt dat een investering lostrekt van 160 miljoen euro op kortere termijn en een potentiële investering van 1,8 miljard euro. Als het kabinet daadwerkelijk een participatiesamenleving wil, zal het kabinet de voorstellen die uit de samenleving komen, echt serieus moeten nemen, want anders is de participatiesamenleving een wassen neus. Collega Tjeerd van Dekken zal straks mede namens mij een motie indienen.

De heer Leegte (VVD):

Wij hadden gisteren een algemeen overleg over ALDEL. Er staan veel banen op het spel in een regio die het moeilijk heeft. Toen hebben een aantal partijen opgeroepen om dit onderwerp niet politiek te maken. De minister heeft toegezegd dat hij bereid is om nog een keer in overleg te treden met de regio. Dat is ook te lezen in alle kranten. Waar haalt mevrouw Mulder van het CDA haar conclusie vandaan dat de minister dat niet zou willen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb gisteren heel duidelijk aan de reactie van de minister gemerkt dat er na veel aandringen met moeite een gesprek over de muizengaatjes en ik-weet-niet-wat allemaal uit kon worden geperst. Zo voelt dat dus ook. Het moet dan wel echt een serieus, constructief gesprek worden. Anders heeft het natuurlijk helemaal geen zin.

De heer Leegte (VVD):

De vraag die steeds werd opgeroepen, was: wat zijn nieuwe feiten die maken dat er hoop kan zijn voor het bedrijf ALDEL?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Die punten heb ik gisteren genoemd. Dat zijn onder andere de inzet van stoom, de netwerkkosten en de distributiekosten die met Delesto samenhangen. Dat waren mijn punten, maar ik heb daarop gisteren geen antwoord gekregen van de minister. Mogelijk zijn dit nieuwe punten die nog beoordeeld kunnen worden.

Mevrouw Klever (PVV):

Voorzitter. Deze "kan niet"-minister gaat ALDEL niet redden. Hij verschuilt zich achter het energieakkoord en Europese regels die staatssteun verbieden. Praten over het reddingsplan heeft dan ook weinig zin. De uitkomst staat voor de minister al vast, zo bleek gisteren en zo zeg ik ook tegen de Partij van de Arbeid.

Het reddingsplan van ALDEL is slechts een pleister op de wond van de dure energie. Wij steunen het reddingsplan. Het gaat immers om veel werkgelegenheid in de regio Groningen. Het kabinet maakt, met steun van alle partijen in de Kamer behalve de PVV, energie in de toekomst echter nog duurder. Deloitte waarschuwde onlangs nog dat er 500.000 banen op de tocht staan vanwege de dure energie. Ik vrees dat we hier binnenkort weer staan, om te debatteren over het volgende faillissement. De PVV wil dat voorkomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het duurzame kabinetsbeleid leidt tot lastenverhogingen voor de energie-intensieve industrie, waardoor een bedrijf als ALDEL geen toekomstperspectief meer ziet in Nederland;

overwegende dat volgens het rapport van Deloitte naast ALDEL nog eens een half miljoen banen onder druk staan vanwege de hoge energierekening;

verzoekt de regering, te stoppen met het duurzame-energiebeleid en te beginnen met een industriebeleid gericht op het structureel verlagen van de energierekening om massawerkloosheid tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klever. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110 (32637).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben gisteren een debat gehad waarin de minister heeft aangegeven dat hij nogmaals in gesprek zal gaan om te kijken naar de mogelijkheden van onder andere het Living Lab-plan, dat vanuit de regio Groningen is ingediend. De heer Van Dekken zal op dat punt straks een motie indienen. Ook mijn naam staat daaronder.

Daarnaast: de problematiek in de noordelijke provincies is sowieso groter. Dat geldt dus ook voor Groningen, en specifiek voor de regio Eemsdelta. Er zullen nog wel wat meer uitdagingen, om het zo maar te noemen, op hen afkomen. Daarom is mijn fractie van mening dat we breder moeten kijken naar het behoud van werkgelegenheid in die regio. Ik dien daartoe de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkloosheid onder meer in de noordelijke provincies fors is gestegen in 2013;

overwegende dat de industrie in de regio Eemsdelta onder zware druk staat en dat dit grote gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in Noord-Nederland;

overwegende dat het Rijk regiospecifiek beleid hanteert om werkgelegenheid te creëren in verschillende regio's in Nederland;

verzoekt de regering, een visie te ontwikkelen voor Noord-Nederland om werkgelegenheid te behouden en de economie te versterken, met bijzondere aandacht voor de industriesector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 111 (32637).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. In het algemeen overleg van gisteren heeft de minister drie dingen gezegd. Hij heeft gezegd dat hij zich veertien maanden lang tot het uiterste heeft ingezet om te bekijken of er een alternatief is voor de sluiting van ALDEL. Hij heeft ook gezegd dat hij geen valse hoop en geen valse verwachtingen wil wekken. Verder heeft hij, inderdaad na enig aandringen vanuit de commissie, gezegd: ik ga in gesprek met de initiatiefnemers van het plan waarover we in het overleg uitgebreid gesproken hebben. Om hem daarin nog wat extra aan te moedigen, dien ik twee moties in. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het faillissement van ALDEL een klap betekent voor de werkgelegenheid in Groningen;

overwegende dat er geld is gereserveerd voor een programma duurzaam economisch perspectief om de economische ontwikkeling in Groningen te stimuleren;

verzoekt de minister, in overleg met de provincie en de Economic Board van het programma duurzaam economisch perspectief, plannen te ontwikkelen voor vervangende, duurzame werkgelegenheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 112 (32637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Rijk in oktober 2013 garant heeft gestaan voor een overbruggingskrediet aan ALDEL;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe overheidsgaranties kunnen bijdragen aan het creëren van vervangende werkgelegenheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 113 (32637).

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Ik denk dat er de afgelopen 24 uur genoeg is gezegd en gedaan rond de kwestie-ALDEL. Ik wil me beperken tot het indienen van de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vanuit Groningen voorstellen zijn gekomen om het chemiecluster te versterken en te onderzoeken of er een doorstart voor ALDEL mogelijk is;

verzoekt de regering, in overleg met de regio te gaan om alles nog eens goed tegen het licht te houden en de Kamer over de voortgang te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dekken, Leegte, Schouten, Dijkgraaf en Agnes Mulder.

Zij krijgt nr. 114 (32637).

De heer Paulus Jansen (SP):

De heer Van Dekken had het gisteren over een muizengaatje, maar dat is meer een soort kruising tussen een open deur en een doodlopende steeg, want het antwoord op de motietekst zoals die door de heer Van Dekken c.s. is ingediend, weet de heer Van Dekken al. Dat is namelijk dat de minister zegt dat hij dat plan heeft bekeken, dat het sympathiek is maar dat het hem niet gaat worden. Waarom steunt de heer Van Dekken niet simpelweg de SP-motie, waarin staat dat de minister het voorgelegde plan samen met de initiatiefnemers verder gaat uitwerken, zodat de doorstart van ALDEL een reële optie wordt? Dat is toch wat de heer Van Dekken gisteren bij voortduring heeft bepleit?

De heer Van Dekken (PvdA):

Zeker. Om op dat laatste in te gaan: ik geloof nog steeds in dat muizengaatje en ik zie ook dat er beweging is, namelijk dat vanmiddag direct al een gesprek zal plaatsvinden met een vertegenwoordiging vanuit het Groningse. Ik denk echter dat de strekking van de motie precies hetzelfde is en vandaar deze motie, die breed gedragen is in deze Kamer. Dat neemt niet weg dat ik zo meteen nog wel even wil kijken naar de exacte inhoud van de motie van de SP; daar gaat het niet om.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat kan echt niet, want ik heb gisteren de heer Van Dekken al aangeboden om, als hij het zo'n goede motie vindt, die gewoon mede te ondertekenen. Sterker nog, de heer Van Dekken heeft toegezegd dat hij dat aan de fractie zal adviseren. En als hij nu dus met een andere motie komt, heeft dat een politieke betekenis, toch? Of ben ik nu zo naïef dat ik hier iets achter zoek wat er niet achter zit?

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik zou inderdaad de achterdocht laten varen als ik de heer Jansen zou zijn. Daar gaat het helemaal niet om. Het gaat erom dat er een verkorte versie met een breed draagvlak in de Tweede Kamer ligt. Ik heb inderdaad gezegd dat ik positief aan de fractie wilde adviseren over de inhoud van de motie, maar dat neemt niet weg dat we het ook op deze manier zouden kunnen doen. Ik zei mijn gewaardeerde collega, de heer Jansen, net al dat ik best nog eens naar de motie wil kijken, want hoe concreter hoe beter.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik zou graag willen weten of het advies van de heer Van Dekken aan de fractie zal zijn om de SP-motie te steunen, naast de eigen motie. Of heeft hij in wezen toch een vluchtroute gekozen?

De heer Van Dekken (PvdA):

Een vluchtroute kiezen we niet. Anders zou ik hier niet op deze manier staan en de motie op deze manier indienen. We gaan ervan uit dat de net ingediende motie krachtig genoeg is om een eventuele doorstart van ALDEL en sowieso een andere situatie op het Chemiepark te bewerkstelligen.

De heer Verhoeven (D66):

We hebben gisteren het debat gehad waarin de minister van Economische Zaken heel duidelijk heeft uitgelegd wat hij allemaal gedaan heeft, wat hij allemaal voor mogelijkheden ziet en in hoeverre hij bereid is om het gesprek aan te gaan. Hij heeft uiteindelijk aan het eind van het debat aangegeven op welke manier hij een gesprek gaat voeren. Dat heeft iedereen gehoord en dat hebben we allemaal mee kunnen maken. Waarom dient de heer Van Dekken nu een motie in die precies datgene doet wat de minister gisteren zeer duidelijk heeft toegezegd, met alle duidelijkheid die hij daarbij gaf? Waarom dient hij als het ware een motie in waaruit blijkt dat hij de minister blijkbaar niet vertrouwt, terwijl de minister gisteren zo duidelijk is geweest?

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat vertrouwen in de minister is er wel degelijk. We doen dit omdat we hebben gezien dat vanuit de noordelijke coalitie, de Groningse coalitie, er alle bereidheid is om verder te werken aan de varianten die in eerste aanleg voorlagen. Dat is voor ons extra reden om het op deze manier te doen. Dat heeft alles te maken met het feit dat wij het muizengaatje dat er zou zijn rondom ALDEL, graag ingevuld zien. Als daar mogelijkheden voor zijn en er een klein beetje tijd voor nodig is, dan doen we dat met alle liefde.

De heer Verhoeven (D66):

Van mij mag de heer Van Dekken best overbodige moties indienen. Ik heb er over het algemeen niet zo veel moeite mee als collega's dat willen. Ik bedoel: dat moet de heer Van Dekken of de PvdA-fractie zelf weten. Echter, wat gisteren een belangrijk element in het debat is geweest, is het bieden van valse hoop. Ik denk dat de heer Van Dekken waar het gaat om het bieden van valse hoop het nog erger maakt door een motie in te dienen over iets wat gisteren door de minister, in alle realistische benaderingen die hij daarbij gaf, gewoon al is toegezegd. Dus waarom gaat de heer Van Dekken verder met het bieden van valse hoop op basis van het vastleggen van een gesprek, terwijl de kaders van dat gesprek gisteren al uitgebreid besproken zijn? Waarom wil de PvdA-fractie meer inzetten op het bieden van valse hoop dan op het scheppen van echte banen voor al die mensen, eventueel buiten Aldel om?

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik bestrijd de opvatting van mijn collega van D66 dat het zou gaan om het bieden van valse hoop. Dat is een term die helemaal niet past bij deze discussie. Het gaat erom dat er een enorme motivatie is bij niet alleen het bedrijfsleven, VNO-NCW, de vakorganisaties en allerlei stichtingen en organisaties, maar ook de provincie en lokale overheden om te bekijken wat er kan ten aanzien van een eventuele doorstart van Aldel dan wel een belangrijke innovatieve ontwikkeling op het Chemiepark. Op het moment dat wordt gewerkt aan een verdere uitbreiding van varianten daarop, zou ik gekke Gerrit zijn als ik daar niet achter ging staan. Dat is de reden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik wil de vraag die de SP-woordvoerder net aan collega Van Dekken heeft gesteld, kracht bijzetten. Ik vraag hem nogmaals om over deze motie positief te adviseren aan zijn fractie, want hierin zit natuurlijk wel de crux. Moties die de werkgelegenheid in het Groningse kunnen ondersteunen, zoals ik net mede met de heer Van Dekken heb ingediend, ondersteun ik. Ik wil wel weten of de PvdA voor of tegen de motie van de SP en mijn fractie gaat stemmen. Dus graag helderheid.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Mulder deze vraag stelt. De motie is een verkorte versie van de uitgebreide motie die wij in eerste instantie hadden willen indienen. De inhoud van de motie heeft natuurlijk onze waardering en onze sympathie. Daar gaat het dus niet om. In die zin verschillen wij helemaal niet van mening over de vraag hoe het moet met Noordoost-Groningen, het Chemiepark en ALDEL. Het gaat om de vraag wat het meeste draagvlak oplevert in deze Kamer. Dat is ook een argument. Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Mulder dat niet per se prettig vindt. Ik was in eerste instantie ook ambivalent hierover, maar deze motie is krachtig genoeg om ervoor te zorgen dat men kan werken. Het is een variant op de doorstart.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het gaat er niet om wat ik vind, maar om wat de mensen in Groningen vinden. Ik roep alsnog de PvdA-fractie op om voor de motie van de SP te stemmen.

Mevrouw Klever (PVV):

De heer Van Dekken wringt zich in allerlei bochten om maar niet te hoeven stemmen voor het reddingsplan van ALDEL, waartoe de motie van de SP, die wij zeker gaan steunen, oproept. Ik concludeer grote woorden in de media en in Groningen, maar erg weinig daden. Dat doet mij een beetje denken aan de acties van de heer Duivesteijn in de Eerste Kamer. Ik vraag mij af of de heer Van Dekken en hij naar dezelfde theaterschool zijn geweest.

De heer Van Dekken (PvdA):

Mevrouw Klever, u spreekt mij ongeveer persoonlijk aan. Ik zal er verder niet op ingaan, maar u leeft echt in een andere werkelijkheid. Gisteren en ook vandaag namen en nemen wij hetzelfde standpunt in. Wij ondersteunen de voorstellen die vanuit Groningen zijn gedaan. Ik weet niet waar u het steeds vandaan haalt. U gebruikt heel merkwaardige termen. U haalt er collega's bij die niets met de kwestie van doen hebben. Gisteren had u die neiging ook al. Toen begon u over accenten. Het is beter dat u zich concentreert op de vraag wat wij wel zouden kunnen doen in plaats van uw collega's af te blaffen.

Mevrouw Klever (PVV):

Weer heel veel woorden. Kan ik daaruit concluderen dat de heer Van Dekken van de Partij van de Arbeid het plan om ALDEL te steunen, waarom gevraagd wordt in de motie van de heer Jansen, gaat steunen? Een simpel antwoord, een ja, is genoeg.

De heer Van Dekken (PvdA):

Het antwoord is ja. Het staat samengevat in de verkorte motie die net door mij is ingediend.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Zoals de heer Van Dekken zijn fractie moet adviseren over het stemgedrag bij de motie van de heer Jansen, moet ik mijn fractie straks adviseren hoe wij gaan stemmen over de motie van collega Van Dekken. In de motie wordt gevraagd om alles nog eens goed tegen het licht te houden. Wij hebben gisteren een brief ontvangen van de minister van Economische Zaken waarin hij dat deed. Hij heeft het gehele plan tegen het licht gehouden en een conclusie getrokken, namelijk dat hij er geen perspectief in ziet. Betekent de motie dat de fractie van de Partij van de Arbeid zegt dat de minister zijn huiswerk moet overdoen omdat hij het niet goed heeft gedaan? Is dat de strekking van "alles nog eens goed tegen het licht houden"?

De heer Van Dekken (PvdA):

Als ik daar andere woorden voor mag gebruiken, moet de heer Van Ojik mij dat niet euvel duiden. Het is de bedoeling dat elk onderdeel, elk voorstel en ook de nieuwe varianten die op dit moment worden uitgewerkt, nog eens heel nauwkeurig worden bestudeerd en bekeken. Ik hoor telkens vanuit het Groningse, van ondernemers en maatschappelijke organisaties, dat de kansen er zijn. Die kansen wil ik simpelweg niet laten liggen. Dat is het argument.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het is wel belangrijk voor mij om te weten, wanneer ik bepaal hoe ik over die moties ga stemmen, wat er in feite in de moties staat. In feite staat in deze motie: de minister heeft dat gedaan en die heeft daarover een brief gestuurd naar de Kamer, die wij gisteren twee uur lang hebben besproken, maar als indieners van deze motie zijn wij niet tevreden met de conclusie die de minister heeft getrokken, namelijk dat hij het allemaal goed bekeken heeft en er veertien maanden mee bezig is geweest — dat heeft hij gisteren een- en andermaal gezegd — maar er geen chocola van kan maken. Dat heeft hij letterlijk gezegd. In deze motie staat: minister, kijk toch nog eens goed, want dat hebt u nog niet goed genoeg gedaan. Dat is toch de politieke strekking van deze motie?

De heer Van Dekken (PvdA):

De laatste conclusie, dat de minister het niet goed genoeg heeft gedaan, deel ik niet. Het gaat erom dat gewerkt wordt aan varianten die wellicht interessant zijn voor de doorstart van ALDEL en een toekomstbestendige situatie van het chemiepark, inclusief de innovatie en de verduurzaming; die zijn heel belangrijk. Om die reden zeggen wij: ga op basis daarvan het woord voeren en de gesprekken aan. Wat ons betreft, maar dat kan ik op dit moment niet overzien, zou dat zelfs in een onderhandelingssituatie moeten of kunnen.

Minister Kamp:

Mevrouw de voorzitter. Het lijkt mij gepast om na de gedachtewisseling die wij gisteren in het algemeen overleg hebben gehad, de reactie nu te concentreren op de moties die door de woordvoerders zijn ingediend. De heer Jansen heeft een motie ingediend die meeondertekend is door mevrouw Mulder van de CDA-fractie. Daarin wordt de regering verzocht om het voorgelegde plan samen met de initiatiefnemers uit te werken zodat een doorstart van ALDEL een reële optie wordt. Ik heb gisteren uitgelegd dat de oorzaak van het probleem waarmee ALDEL zit, ligt op de wereldmarkt voor aluminium. Ik heb gezegd dat de elektriciteitsprijs van invloed is, maar dat in de jaren dat de elektriciteitsprijs in Duitsland niet lager was dan in Nederland, het bedrijf toch verlies leed, dus dat dat ook niet de doorslaggevende reden kan zijn. Ik heb verder aangegeven dat als wij een wkk zouden subsidiëren, zoals wordt voorgesteld in het voorgelegde plan, er zo'n hoge subsidie zou worden gegeven dat zo'n wkk, die nu niet draait, dan gaat draaien voor de Nederlandse elektriciteitsprijs. ALDEL kan nu ook al inkopen voor de Nederlandse elektriciteitsprijs, dus dat is voor dat bedrijf geen oplossing.

Dan is er de mogelijkheid van het leveren van gas voor een zodanig lage prijs dat er met de wkk zodanig goedkope elektriciteit wordt geproduceerd dat ALDEL er wel mee geholpen is. Dat mag echter niet. Op grond van ons eigen beleid en het Europese staatssteunbeleid mag er geen gas beneden de waarde worden geleverd aan een bedrijf of een cluster bedrijven.

Dit zijn de argumenten die ik gisteren gegeven heb. Het plan dat voorgelegd is vanuit Groningen, dat ik gisteren met de Kamer heb kunnen bespreken, kan volgens mij dus niet zodanig uitgewerkt worden dat een doorstart van ALDEL een reële optie is. Ik heb daarvoor de argumenten aangedragen. Om die reden kan ik niet doen wat in deze motie staat en ontraad ik met kracht het aannemen daarvan.

Er is een tweede motie ingediend door de heer Jansen, waarin de regering wordt verzocht om met respect voor de afspraken van het energieakkoord nog voor de zomer met een voorstel te komen om warmte-krachtkoppelingsinstallaties te bevorderen. Hij bedoelt financieel stimuleren oftewel subsidiëren. Dat is niet in overeenstemming met de afspraken in het energieakkoord. Die houden juist in dat we dat niet gaan doen. In de afweging van alle belangen in dat energieakkoord zijn daarvoor goede redenen. Er zijn elektriciteitscentrales die op gas draaien en wkk's die stilstaan. Als die wkk's weer gaan draaien, dan verandert de positie van de gascentrales. Die gascentrales hebben op dit moment toch al te maken met een aantal problemen, zoals iedereen weet. Wij willen graag dat de eigenaren van die gascentrales in duurzame energie gaan investeren. Als je de gascentrales nog onrendabeler maakt, wordt dat niet makkelijker. In het energieakkoord is afgesproken om de warmtekrachtcentrales niet te stimuleren en dat moeten we dan ook niet gaan doen. Misschien mag ik in dit verband nog een opmerking maken over het plan voor Delesto. Daarbij is sprake van een warmtekrachtcentrale die al een keer subsidie heeft gekregen. Het is nadrukkelijk uitgesloten in de Europese staatssteunregels dat je een warmtekrachtcentrale die al eens subsidie heeft gekregen, nog een keer subsidie geeft. De enige uitzonderingsmogelijkheid is in geval van groen gas, maar daarover hebben we gisteren ook al met elkaar gesproken. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 109, die mede ondertekend is door de heer Van Ojik en mevrouw Mulder.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb mijn eigen motie nog eens nagelezen. Ik lees nergens het woord "subsidiëren", dus dat laat ik open. De minister zou nogmaals kunnen gaan praten met de bedenkers van het SER-energieakkoord. Misschien zien zij nog andere mogelijkheden, want het gaat wel om 100 petajoule energiebesparing per jaar. Wat het laatste argument betreft, heeft de minister een punt als we plat zouden gaan subsidiëren. Ik heb in het debat van 11 november aangegeven dat die centrales flexibeler kunnen worden door renovatie. Dat is goed voor het milieu en ook goed voor de economie van de centrale. Dat zou wel een aanknopingspunt kunnen zijn. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Minister Kamp:

Ik zie het aanknopingspunt niet. De heer Jansen probeert zich in de Kamer altijd duidelijk uit te drukken. Hij weet net zo goed als ik dat de uitspraak dat iets bevorderd moet worden in onze terminologie betekent dat je het financieel moet stimuleren oftewel subsidiëren. Dat moeten we met elkaar onder ogen zien. Het energieakkoord is uitputtend besproken, kan ik u vertellen. Natuurlijk zijn er argumenten voor de benadering van de heer Jansen. Die argumenten zijn in dat overleg gedurende maanden aan de orde geweest en er zijn ook allerlei andere argumenten en belangen gewogen. Er is bekeken hoe je het met z'n allen eens kunt worden over een punt, maar een onderdeel van de afspraak is uitdrukkelijk dat de warmtekrachtcentrales niet gesubsidieerd gaan worden. Alle verfijningselementen, waarvan de heer Jansen er nu een noemt en waarop hij mij om een reactie vraagt, zijn in het overleg over het energieakkoord betrokken geweest.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik wil zonder meer bevestigen dat "bevorderen" wat mij betreft "subsidiëren" zou kunnen betekenen. Dat geef ik de minister toe, maar ik laat het open. Andere opties zijn voor ons bespreekbaar. Ik wil nog wel even terugkomen op het uitputtend bespreken in het kader van het SER-energieakkoord. Ik vraag de minister van Energie en van Energiebesparing of hij het acceptabel vindt dat wij een 100 petajoule aan bestaande energie weggooien, terwijl wij met heel veel moeite de komende jaren 100 petajoule extra energie gaan besparen door allerlei maatregelen die heel veel geld kosten, waaronder ook subsidie. Dat kan de minister toch niet verstandig vinden?

Minister Kamp:

Ik vind het energieakkoord als samenhangend geheel verstandig. Er is zeer veel aandacht besteed aan energiebesparing en er worden bijzonder verstandige maatregelen genomen. Er is een grote ambitie voor energiebesparing. In dat energieakkoord zijn uitspraken gedaan over warmtekrachtcentrales, in welk verband je dat niet zou moeten subsidiëren en waarom niet. Er zijn ook uitspraken gedaan over hoe we het geheel van energievoorziening kunnen verduurzamen. Zelfs de ambitie die in Europees verband is afgesproken, wordt conform het regeerakkoord overschreden. Dat zullen wij in 2023 realiseren. Ik vind dat het element van energiebesparing zeer goed en op een evenwichtige manier in het energieakkoord is meegenomen.

In de derde motie constateert mevrouw Klever dat het duurzame kabinetsbeleid ertoe leidt dat een bedrijf als ALDEL geen toekomstperspectief meer ziet in Nederland. Laat ik ook iets constateren. Mevrouw Klever weet heel goed dat wat zij opschrijft, niet waar is. Dat weet zij heel goed, maar zij schrijft het toch op. Naar de vraag waarom zij dat doet, mag iedereen raden. Dat ALDEL in december 2013 failliet is gegaan, heeft niet te maken met ons duurzaam energiebeleid, maar met de aluminiumprijs, met de situatie op de wereldmarkt. Dat heeft te maken met de aluminiumprijs, de situatie op de wereldmarkt en de manier waarop het bedrijf in de huidige omstandigheden geëxploiteerd kon worden. Dat wij in Europa bezig zijn met het verduurzamen van het gehele beleid heeft daarmee niets te maken. Waarom mevrouw Mulder het opschrijft, mag Joost weten, maar ik ontraad de motie.

Mevrouw Schouten verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 111 om een visie voor Noord-Nederland te ontwikkelen teneinde de werkgelegenheid te behouden en de economie te versterken, met bijzondere aandacht voor de industriesector. Het kabinet heeft zijn bedrijvenbeleid. In dat generieke en specifieke beleid zitten topsectoren, waaronder de topsector energie. Bovendien heeft het kabinet het regionale beleid, al is dat gedecentraliseerd naar de provincies. De provincie Groningen vult dit met enthousiasme in. Bovendien hebben wij in verband met de aardbevingenproblematiek in Groningen de afspraak gemaakt dat de komende vijf jaar een bedrag van 65 miljoen uit de rijksbegroting beschikbaar komt voor economische ontwikkeling. Daar heeft de provincie nog eens 32,5 miljoen aan toegevoegd. De actieve provincie Groningen ontwikkelt met dat geld en een economic board visies voor het gebied, terwijl het kabinet visies voor het hele land en voor aparte sectoren ontwikkelt. Bovendien ben ik in gesprek met de chemiesector, omdat die het in Europa en in Nederland moeilijk heeft. Met de chemiesector bekijk ik hoe we de clusters chemie en energie in Nederland kunnen versterken. Ik ontwikkel dus geen aparte visie voor Noord-Nederland zoals mevrouw Schouten vraagt. Daarom moet ik haar motie ontraden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het klopt dat de provincie Groningen ook bezig is met het ontwikkelen van een visie, maar de Provinciale Staten hebben er vorige week juist een motie aangenomen om het Rijk bij een dergelijke visievorming te betrekken. Daarop sluit deze motie eigenlijk aan. De provincie Groningen is ermee bezig, maar vraagt de minister van Economische Zaken om mee te denken en om breder te helpen met de visievorming. Dat kan elkaar toch alleen maar versterken?

Minister Kamp:

Dat argument weerlegt niet de argumenten die ik net heb genoemd. Voor de regionale economische ontwikkeling is het provinciebestuur verantwoordelijk. Het provinciebestuur pakt dat op en krijgt ook extra geld. Bovendien komt er een economic board en is ons generieke beleid ook voor Groningen relevant. Daarbij is Groningen in het topsectorenbeleid in beeld vanwege haar energiesector. Ook heb ik al gezegd dat ik naar aanleiding van de uitkomst van de ronde tafel voor de chemische industrie betrokken ben bij de verschillende clusters in Nederland. Dit doe ik al. Mevrouw Schouten verzoekt mij in haar motie om samen met Noord-Nederland een visie te ontwikkelen. Dat is anders dan ik heb gezegd. Ik denk het niet op deze manier te moeten doen, wel op de manier die ik net uiteen heb gezet. Om deze reden ontraad ik de motie van mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zie de tegenstelling niet die de minister kennelijk wel in de motie ziet. Ik begrijp dat hij er nog niet warm voor loopt, maar ik stel voor dat hij samen met de provincie Groningen, die er actief mee bezig is, optrekt om de krachten te bundelen, juist in het kader van de werkgelegenheid in Noord-Nederland.

Minister Kamp:

Ik heb aangegeven dat wij op een aantal punten samenwerken. Zo is er bijzondere aandacht voor het gebied binnen de topsector energie en is binnen het overleg met de chemische industrie in Nederland de cluster Groningen nadrukkelijk in beeld. Vanwege de aardbevingenproblematiek is er extra geld beschikbaar gesteld en komt er een economic board vanuit Groningen zelf. De provincie kan daar dankzij het beschikbaar gekomen geld plannen mee ontwikkelen. Ik denk dat wij het op die manier, dus in aanvulling op het generieke en specifieke bedrijvenbeleid van het kabinet, juist hebben georganiseerd.

De heer Van Ojik verzoekt mij in zijn motie op stuk nr. 112 om met plannen te komen voor vervangende duurzame werkgelegenheid. Daar kan ik niet voor zorgen. De overheid kan niet garant staan voor werkgelegenheid of een alternatief ontwikkelen als er ergens een werkgelegenheidsprobleem is. Wel kan zij voor omstandigheden zorgen waardoor het Nederlandse bedrijfsleven met succes kan opereren. Dat doet zij, net zoals de vorige kabinetten hebben gedaan, met succes. Nederland heeft namelijk een sterke positie, zowel wat betreft zijn welvaart als wat betreft zijn exportindustrie. Ik denk dat het huidige beleid, het generieke beleid, succesvol is. Wij hebben het beleid nog eens gespecificeerd met het topsectorenbeleid waardoor we alle mogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven in de wereld optimaal benutten. Daar gaan we mee door. Ik heb zojuist tegen mevrouw Schouten gezegd dat er specifiek voor Groningen nog een aantal dingen speelt. In aanvulling daarop ontraad ik de motie-Van Ojik op stuk nr. 112.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De minister zegt dat het kabinet al generiek beleid heeft en dat het speciaal voor Groningen nog een aantal dingen extra doet. Een van die dingen is het bedrag van bijna 100 miljoen voor duurzame economische ontwikkeling van de regio. Dit bedrag zit in het Groningenpakket en ligt nu in handen van de economic board. Als er zo veel geld naartoe gaat, wat is er dan logischer dan dat de minister zelf een actieve rol zou spelen in het zoeken naar alternatieven? Dat is ook waar de provincie Groningen om vraagt. Mevrouw Schouten wees er al op. In de motie vragen we de minister niet om een werkgelegenheidsgarantie in het algemeen, maar als je toch het geld ervoor hebt gereserveerd, onder andere via de NAM en de provincie, zou je een actieve partner kunnen zijn in de zoektocht naar alternatieven. Ik snap echt niet waarom de minister hier zo geharnast in lijkt te zitten en zegt dat hij dat allemaal niet gaat doen.

Minister Kamp:

Ik ga het nog een keer proberen. We hebben het regionaal economisch beleid gedecentraliseerd naar de provincies. De provincie heeft gevraagd om geld voor het regionaal economisch beleid, bovenop het geld dat al naar het Noorden gaat, zoals ik gisteren gezegd heb. Dat extra geld heeft de provincie gekregen. Ze heeft er zelf geld aan toegevoegd en wil aan de slag met een economic board, waarin ondernemers uit de regio zitten die zich met de plannen gaan bemoeien. Dat is de manier waarop de provincie het invult, en het lijkt me een heel goede manier. Ik denk dat Nederland er niet beter van wordt als het Rijk vervangende duurzame werkgelegenheid gaat organiseren als er problemen optreden bij bedrijven. Toen Thermphos en Zalco in Zeeland verdwenen, hebben we ook geen vervangende werkgelegenheid georganiseerd, maar heeft het Zeeuwse provinciale bestuur het voortouw moeten nemen. Als in een stad of een regio werkgelegenheid verdwijnt, gaan wij daar ook geen vervangende duurzame werkgelegenheid organiseren. Ik denk niet dat wij er beter van worden als het Rijk voor vervangende duurzame werkgelegenheid moet zorgen voor deze regio die wij nu specifiek in beeld hebben. We voelen ons wel betrokken bij wat er gebeurt in Groningen. Vandaar dat wij zullen deelnemen aan de dialoogtafel die in Groningen wordt opgezet en waarbij mensen van het provinciale bestuur, vanuit het bedrijfsleven en vanuit de bevolking met elkaar spreken, en waar ook de economische aspecten aan de orde kunnen komen. Nogmaals, de motie-Van Ojik op stuk nr. 112 ontraad ik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik meen dat de uitspraken van de minister niet helemaal consequent zijn, of dat hetgene hij zegt niet in lijn is met de wijze waarop hij handelt. Toen het erom ging om ALDEL overeind te houden, was er zeer rechtstreekse ondersteuning mogelijk, ook financiële. Dat heeft de minister gisteren heel uitgebreid uiteengezet. Nu het niet gelukt is om ALDEL te redden, vragen wij in de motie om te kijken of we iets ter vervanging kunnen doen. Hierop zegt de minister dat het land daar niet beter van wordt. Volgens mij spoort dit niet helemaal met elkaar. Is de minister dat met mij eens?

Minister Kamp:

Ik ben dat allerminst met de heer Van Ojik eens, ook vanwege de redenering die ik zojuist heb gegeven. Het lijkt mij een belediging voor de intelligentie van de heer Van Ojik om de redenering te herhalen.

In de motie-Van Ojik op stuk nr. 113 wordt aangegeven dat de Kamer aan de regering zou moeten vragen hoe overheidsgaranties kunnen bijdragen aan het creëren van vervangende werkgelegenheid. Dat is ons glashelder, vandaar dat wij twee grote garantieregelingen hebben. De ene is de BMKB- en de andere is de GO-regeling. De BMKB-regeling maakt het op dit moment mogelijk om voor twee derde deel garant te staan voor leningen tot €200.000 die worden verstrekt aan bedrijven. Voor bedragen erboven kunnen we tot 50% garant staan. We hebben de regeling de laatste tijd verder uitgebreid door te zeggen dat wij niet alleen voor banken garant staan, maar ook voor andere instanties die geld lenen aan bedrijven. Die mogelijkheden om overheidsgaranties te geven en te benutten, zijn er al en worden al benut. Die kunnen ook zeker bijdragen aan het creëren van vervangende werkgelegenheid. Dus deze motie ontraad ik.

In de motie op stuk nr. 114 van de heer Van Dekken, de heer Leegte, mevrouw Schouten, de heer Dijkgraaf en mevrouw Mulder staat dat de regering in overleg moet treden met de regio om alles nog eens goed tegen het licht te houden en de Kamer over de voortgang moet rapporteren. Ik heb daarover gisteren ook met de Kamer gesproken. Ik zal loyaal uitvoering geven aan wat wij gisteren in de Kamer hebben afgesproken. Dat houdt in dat ik vandaag met de regio ga praten. Ik ga morgen met de curator praten. Ik zal goed naar alle toelichtingen en aandachtspunten luisteren die zij mij nog over hun plannen willen meegeven, zodat die heel goed duidelijk zijn. Dan zal ik bekijken of alles ook voor mij duidelijk is en of er nog zaken moeten worden uitgezocht, dan wel of wij nog zaken nader moeten overwegen. Als ik dat heb gedaan, zal ik daarop reageren naar de initiatiefnemers. Ik zal de Kamer daarover vanzelfsprekend informeren.

Ik heb echter gisteren dat lange overleg met de Kamer niet voor niets gevoerd. Ik heb daarbij aangegeven wat er allemaal speelt, wat mijn opvatting daarover is en wat de randvoorwaarden zijn. Ik heb ook gezegd dat ik bij het bedrijf ALDEL en in het bijzonder bij de werknemers van het failliete bedrijf ALDEL geen valse verwachtingen wil wekken. Ik kan niet de regels voor staatssteun negeren. Ik kan ook niet het ene bedrijf of de ene regio iets geven wat ik de andere regio's onthoud. Over wkk's hebben wij uitgebreid gesproken. Dat is toch de kern van het plan van de regio. Ik heb dus alle argumenten aangegeven, maar dat weerhoudt mij er niet van om, zoals ik net heb gezegd, te handelen: vandaag, morgen en ook volgende week, wanneer ik zaken nader ga bekijken en eventueel nader ga uitzoeken en vervolgens zal beargumenteren tot welke conclusies ik ben gekomen. Het oordeel van deze motie, op stuk nr. 114, laat ik graag aan de Kamer.

Mevrouw de voorzitter, gunt u mij om nog een ding te zeggen tot mevrouw Mulder, via u natuurlijk. Mevrouw Mulder zei tegen een van haar collega's, ik geloof tegen meneer Van Dekken: het gaat er niet om wat ik ervan vind, maar het gaat erom wat de mensen in Groningen ervan vinden. Ik geloof dat mevrouw Mulder zichzelf daarmee onrecht doet. Dit is het parlement, dit is de volksvertegenwoordiging. Hier wordt afgewogen. Hier worden zaken in breder verband gezien en geplaatst in het kader van de financiële mogelijkheden, ook van degenen die de rekening uiteindelijk moeten gaan betalen. Dus ook wat het parlement ervan vindt en wat mevrouw Mulder ervan vindt, doet er welzeker toe.

De voorzitter:

Mijnheer Jansen, heeft u een vraag in verband met een van de door u ingediende moties?

De heer Paulus Jansen (SP):

Zeker, voorzitter.

De voorzitter:

Dan mag het.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb gevraagd naar de samenhang tussen de moties op stuk nr. 108 en op stuk nr. 114. De heer Van Dekken heeft namelijk in een interruptie over zijn motie gezegd dat zijn motie een soort samenvatting is van de motie op stuk nr. 108. De minister heeft de motie op stuk nr. 108 met kracht ontraden. Zit er naar de mening van de minister nu toch politiek licht tussen de motie op stuk nr. 108 en de motie op stuk nr. 114 — daarop lijkt het wel, gezien zijn stemadvies — of komt hij bij nader inzien terug op zijn stemadvies over de motie op stuk nr. 108?

Minister Kamp:

Natuurlijk zit er verschil tussen de motie op stuk nr. 108 en de motie op stuk nr. 114. In de motie op stuk nr. 108 staat dat de doorstart van ALDEL een reële optie moet worden. Ik heb gisteren met kracht van argumenten aangegeven waarom ik denk dat het op dit moment niet verantwoord is om te zeggen dat een doorstart van het al failliete bedrijf ALDEL een reële optie is. De gedachten die daarvoor zijn ontwikkeld, verdienen natuurlijk aandacht. Die hebben ook aandacht gekregen. Die hebben ook al aandacht gekregen tijdens de veertien maanden waarin ik mij intensief met deze materie bezighoudt. Om nu na die veertien maanden en na het faillissement te zeggen dat een doorstart van ALDEL een reële optie is … Ik ga de Kamer krachtig ontraden om dat uit te spreken omdat dit valse verwachtingen in het gebied zou kunnen wekken.

De heer Paulus Jansen (SP):

De minister bevestigt hiermee dus dat de motie op stuk nr. 114 geen samenvatting is van de motie op stuk nr. 108 — dat zou overigens een parlementair unicum zijn — maar dat ze wel degelijk een andere en, ik vertaal maar even, slappere betekenis heeft.

Minister Kamp:

Of iets slap is of meer realistisch, laat ik graag aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We zullen over de ingediende moties bij aanvang van de middagvergadering stemmen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. We hebben van een aantal fracties het verzoek gekregen om de stemmingen op te schuiven naar dinsdag. Ik heb gevraagd om vandaag te stemmen. Ik wil de lucht die wordt gevraagd, graag honoreren.

De voorzitter:

Mij heeft geen verzoek bereikt tot uitstel van de stemmingen. Ik kijk even naar de heer Leegte.

De heer Leegte (VVD):

We hebben het over een failliet bedrijf waarvoor iedere minuut telt. We hebben met spoed hier een debat aangevraagd. We gaan het dan toch niet uitstellen omdat er kennelijk iets speelt wat nog niet duidelijk is? Nee, ik zou zeggen: met kracht straks stemmen. We kunnen die mensen niet nog langer in onzekerheid laten.

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben het daarmee geheel eens. We hebben op alle fronten tempo gemaakt om ervoor te zorgen dat er snel duidelijkheid komt voor de regio. De minister gaat morgen praten op basis van een, weliswaar overbodige, motie die we dan dinsdag in stemming zouden brengen. Dat is een poppenkast en daar moeten we mee ophouden. We moeten gewoon vandaag stemmen. We hebben alles op alles gezet om dat te doen. Het gaat om duidelijkheid voor Groningen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Bij aanvang van het VAO heb ik direct gezegd dat er wat de SP betreft dinsdag gestemd kan worden. Dat biedt dan nog enige ruimte om te overleggen over de optie van de provincie Groningen. Ik wil de minister in ieder geval die ruimte bieden en heb dus geen bezwaar tegen het verzoek van mevrouw Mulder.

Mevrouw Klever (PVV):

Wat de PVV-fractie betreft, stemmen we er zo snel mogelijk, dus vandaag, over. Nog langer uitstel is gewoon poppenkast en houdt de mensen in Groningen voor de gek.

De heer Dijkgraaf (SGP):

We hebben het hele proces zo opgezet dat er snel gestemd zou moeten worden en er duidelijkheid zou moeten komen. De minister kan dan met alle duidelijkheid naar het gebied gaan. Wat mij betreft gaan we dus snel stemmen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik sluit me daarbij aan. Ik denk dat voor Groningen op dit moment elke minuut telt. Voor de minister is het ook handig om te weten met welke boodschap hij het gesprek straks moet ingaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb daar niets aan toe te voegen. Ook de GroenLinks-fractie wil het liefst nu stemmen.

De heer Van Dekken (PvdA):

De PvdA-fractie heeft de neiging om de stemming inderdaad even uit te stellen, zodat er tijd en ruimte ontstaat voor die gesprekken en wellicht ook voor verdere uitwerking van die varianten. We hebben het dan wel over de stemming van aankomende dinsdag. Het gaat over een paar dagen en ik vind dat aan de Groningers de mogelijkheid voor die besprekingen moet worden geboden.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering heel even om te kijken wie voor en tegen zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We hebben het zorgvuldig op een rijtje gezet en komen tot de conclusie dat er geen meerderheid is voor uitstel van de stemmingen. We zullen dus vanmiddag stemmen.

De vergadering wordt van 12.49 uur tot 13.45 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven