3 Klimaat

Aan de orde is het VAO Klimaat (AO d.d. 17/10).

De voorzitter:

Normaal heet ik altijd de mensen op de publieke tribune welkom, maar die zijn nog niet gearriveerd. Er zit in ieder geval niemand op deze publieke tribune. Misschien dat mensen dit debat thuis volgen. Die heet ik dan ook van harte welkom, evenals natuurlijk de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Ik geef als eerste spreker het woord aan de heer De Graaf.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. We hebben de afgelopen weken veel gepraat over klimaat en de aanpak van de klimaatverandering. Onze conclusie is dat aanpassen aan klimaatverandering nog altijd beter is dan proberen om het klimaat zich te laten aanpassen aan de mens. Sterker nog, ik zou voor die poging graag het woord hovaardij willen gebruiken. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tijdens de VN-klimaattop te Warschau gewerkt zal worden aan plannen om de menselijke CO2-uitstoot verregaand terug te dringen;

overwegende dat maatregelen gericht op het terugdringen van menselijke CO2-uitstoot 30 tot 50 keer meer kosten dan aanpassing aan klimaatverandering;

overwegende dat het maken van afspraken over de vermindering van menselijke CO2-uitstoot, zonder dat er bewijs bestaat voor opwarming van de atmosfeer als gevolg van menselijk handelen, onzinnig is;

verzoekt de regering, niet deel te nemen aan de VN-klimaattop te Warschau;

verzoekt de regering tevens, de Nederlandse bijdrage aan en de samenwerking met het IPCC te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (32813).

De heer De Graaf (PVV):

Ik dien nog een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het wetenschappelijk bewijs van menselijke invloed op het klimaat ontbreekt;

overwegende dat bedrijven en burgers op kosten worden gejaagd door klimaatgerelateerde lastenverzwaring, onder andere via de energierekening en klimaatontwikkelingshulp;

overwegende dat de belastingbetaler inzicht verdient in de besteding van deze gelden;

verzoekt de regering, de Kamer middels een halfjaarlijkse rapportage inzicht te verschaffen in alle klimaatgerelateerde rijksuitgaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (32813).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Bedrijven zorgen voor CO2-reductie en de overheid moet daarvoor de randvoorwaarden scheppen en faciliteren dat dit ook mogelijk wordt. Daarom pleit de VVD voor één klimaatdoel, namelijk CO2-reductie, waarbij de markt vervolgens de beste beschikbare technologie kan kiezen, met een werkend emissiehandelssysteem als middel dat innovatie stimuleert. De VVD juicht ondernemerschap toe en ook het wereldwijd vermarkten van onze kennis op het gebied van waterveiligheid en agrobusiness. Ik zie nog wel twee losse eindjes, het eerste in ten minste 40% broeikasgasreductie, en het tweede in de mondiale financiering.

De VVD zet grote vraagtekens bij de reductie van ten minste 40% als dit niet gepaard gaat met een internationale gezamenlijke aanpak en garanties dat de energie-intensieve industrie voldoende gecompenseerd wordt. Onze bedrijven worden namelijk geconfronteerd met beperkende regelgeving en ambitieuze klimaatdoelen, terwijl de rest van Europa en de rest van de wereld toekijkt. Dat leidt tot een verlies van productie die uit Europa vertrekt en tot werkgelegenheid die zich verplaatst, zonder dat dit winst voor milieu of klimaat oplevert. Een voorbeeld is DSM, waar ik afgelopen maandag op bezoek was. Ze hebben geweldige geavanceerde biobrandstoffen ontwikkeld, maar vanwege de regelgeving bouwen ze nu hun fabrieken in de Verenigde Staten. Het is jammer dat we moeten constateren dat de VVD eigenlijk de enige partij is die zich daar echt zorgen over maakt. Wij vinden dus ook aansluiting van het klimaatbeleid bij het SER-akkoord nodig, omdat dit de onderlinge samenhang van werkgelegenheid en investeringen bekrachtigt.

Wat de invulling betreft, vindt de VVD adaptatie verstandig. We hebben ons in onze delta altijd al aangepast en ieder land hoort zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dat moet wel in mondiaal perspectief gebeuren, want wij veroorzaken slechts 0,5% van de totale uitstoot. Ik wil van de staatssecretaris daarom twee toezeggingen. Probeert zij in de eerste plaats zo veel mogelijk andere landen te betrekken en zoekt zij dus ook steun voor de benodigde internationale aanpak? Zoekt zij, in de tweede plaats, ook aansluiting bij het SER-akkoord, om daarmee de Nederlandse werkgelegenheids- en concurrentiepositie ook voor de energie-intensieve industrieën te bewaken? In de derde plaats stel ik de vraag wanneer de financiële onderbouwing komt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil graag de volgende twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het SER-energieakkoord een looptijd heeft tot 2020 en de Klimaatagenda een looptijd tot 2030;

overwegende dat de Klimaatagenda met name maatregelen biedt voor sectoren die buiten het energieakkoord vallen;

overwegende dat met energietransitie grote investeringen gemoeid zijn en voor dit soort beslissingen de tijdshorizon tot 2020 te kort is;

verzoekt de regering, een langetermijnvisie voor het energiebeleid op te stellen tot tenminste 2030,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (32813).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er geluiden opgaan om voor de EU-klimaatdoelen voor 2030 alleen uit te gaan van een doel voor CO2-reductie en vooralsnog niet meer voor energie-efficiency en aandeel duurzame energie;

constaterende dat de regering nog niet zeker is of aparte doelen voor energie-efficiency en aandeel duurzame energie voor 2030 behouden moeten blijven;

overwegende dat deze doelen bijdragen aan het bereiken van het doel voor CO2-reductie maar daarnaast ook zelfstandig relevant zijn, onder meer om te zorgen dat Nederland minder afhankelijk wordt van energie-import;

verzoekt de regering, zich binnen Europa in te zetten voor het effectueren van drie afzonderlijke klimaatdoelen voor 2030 voor CO2-reductie, energie-efficiency en aandeel duurzame energie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (32813).

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Van de wetenschappers heeft 95% geconstateerd dat de aarde opwarmt. De fractie van de Partij van de Arbeid vindt dat we daarom drie dingen moeten doen. We moeten minder CO2 uitstoten, we moeten ervoor zorgen dat we minder energie gebruiken en energie besparen en we moeten investeren in groene energie. Dat doet het kabinet ook, maar mijn fractie vindt dat ook de inzet op het energie- en klimaatraamwerk 2030 een dergelijke drieslag moet bevatten. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aarde opwarmt doordat de mens te veel CO2 uitstoot;

overwegende dat een doel voor alleen CO2-reductie niet automatisch leidt tot de noodzakelijke investeringen in duurzame energie of energiebesparing;

constaterende dat voor het halen van de klimaatambitie voor 2050 er investeringen nodig zijn in duurzame energie en energiebesparing;

verzoekt de regering om naast een doelstelling voor CO2-reductie ook een bindend doel voor zowel duurzame energie als voor energiebesparing op te nemen in de Nederlandse inbreng op de consultatie voor het "EU 2030 energie- en klimaatraamwerk",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jan Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (32813).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik ben uiteraard ontzettend blij met deze motie van de Partij van de Arbeid. Ik heb een gelijkluidende motie ingediend. Ik wil de PvdA graag uitnodigen om de twee moties in elkaar te schuiven, zodat we samen een motie kunnen indienen. Ik hoop dat de heer Vos daarvoor openstaat.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik moet zeggen dat het mij al opviel dat de motie van mevrouw Dik verdacht veel op die van mijn fractie leek. Ik neem de uitnodiging dus graag aan.

De heer De Graaf (PVV):

Ik hoor in de motie van de heer Vos dat er een soort consensus is over de opwarming van de aarde door de mens. Het wetenschappelijke bewijs daarvoor ontbreekt echter. Wil de heer Vos de motie inderdaad zo stevig inzetten en vindt hij het prima om zonder wetenschappelijk bewijs deze motie zo in te dienen?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik meende al te horen dat in de inbreng van de PVV een mening werd geventileerd die haaks staat op wat de VN-wetenschappers hebben aangetoond in hun rapport. Daaruit blijkt dat 95% van de wetenschappers wereldwijd van mening is dat de aarde opwarmt door met name de uitstoot van 12CO2 en 13CO2. 5% heeft dus niet die mening. Als de heer De Graaf hier wil aantonen dat 5% niet die mening heeft, zal ik hem volkomen gelijk geven. Dat klopt en die mensen hebben ook recht op een mening, maar ik denk dat er wetenschappelijk gezien consensus is over deze vraag.

De heer De Graaf (PVV):

De crux zit hem in de laatste zin: wetenschappelijk gezien denk ik dat er consensus is. De heer Vos twijfelt zelfs over de consensus. Consensus is geen wetenschap. De motie is dus niets waard, en dat is een constatering.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik denk dat het helder is dat er wereldwijde consensus is, en dat ik die mening denk te delen.

De voorzitter:

Volgens mij is er consensus over dat er op dit punt geen consensus is tussen u tweeën. Dat was geen inhoudelijke opmerking.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Over onze generaties worden documentaires gemaakt waarin we er niet zo heel goed afkomen. Die documentaires dragen dan titels als "The age of stupid", omdat we best wel weten wat we moeten doen om de aarde leefbaar te houden voor toekomstige generaties, maar we in weerwil van wetenschappelijke rapporten die ons waarschuwen voor ons huidige beleid toch lekker de andere kant op kijken. Onder het mom van "als we dan toch niet bereid zijn om te doen wat nodig is, laten we dan in elk geval dapper genoeg zijn om dat hardop toe te geven" wil ik de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat om de verandering van het klimaat binnen de internationaal overeengekomen 2 °Ctemperatuurstijging te houden, in 2030 een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van minimaal 55% ten opzichte van 1990 nodig is;

constaterende dat de regering slechts inzet op een reductie van 40% in 2030;

concludeert dat de inzet van de Nederlandse regering voor het klimaatbeleid de 2 °C-doelstelling in gevaar brengt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (32813).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De Partij voor de Dieren blijft erop wijzen dat we een onverantwoord risico nemen met de leefomgeving van volgende generaties. Het gaat niet alleen om volgende generaties, het gaat ook en vooral om mensen die nu al last hebben van de klimaatverandering. Dat zijn de kwetsbaarsten op deze aarde. Zij hebben geen schuld aan de opwarming van de aarde, maar worden er wel het eerste en het hardste door geraakt. Als we dan hier besluiten dat we daar niet zo veel aan willen doen, omdat je in de woorden van de staatssecretaris op een gegeven moment alleen staat als je te hard loopt, of dat soort gekke sportmetaforen, dan moeten we in elk geval bereid zijn om de volle verantwoordelijkheid daarvoor te dragen. Daarvoor is deze motie bedoeld.

De vergadering wordt van 10.27 uur tot 10.29 uur geschorst.

Staatssecretaris Mansveld:

Voorzitter. Dank voor de moties en de vragen. Ik start met de moties en ik sluit af met de vragen. Ik begin bij de motie van de heer De Graaf op stuk nr. 78. Wij verschillen van mening. De heer De Graaf en ik hebben het hier gelukkig regelmatig over, zodat wij wederzijds steeds weer een nieuwe kans ervaren om elkaar te overtuigen. Ik denk dat een inzet wel degelijk nodig is, net als deelneming aan de top in Warschau, en ik ontraad de motie dan ook.

In zijn motie op stuk nr. 79 verzoekt de heer De Graaf om middels een halfjaarlijkse rapportage inzicht te verschaffen in alle klimaatgerelateerde rijksuitgaven. Wij hebben daar een begroting voor. Het zou, zoals ik de heer De Graaf al eerder heb gemeld, extra bureaucratie opleveren. De posten zijn gewoon terug te vinden in de begroting. Mij lijkt een halfjaarlijkse rapportage niet nodig en dus ontraad ik de motie.

Ik kom op de motie op stuk nr. 80 van mevrouw Dik-Faber. Wij hebben inderdaad een energieakkoord tot 2020 afgesloten. De vraag die gesteld wordt over het energiebeleid, moet eigenlijk aan minister Kamp gesteld worden. Minister Kamp komt nog met nader beleid en een reactie op de energie-efficiencyrichtlijn. In 2015 vindt er een evaluatie plaats van het energieakkoord. Dan zal ook gekeken worden naar het vervolg. De klimaatagenda bestrijkt een langere periode. Het daarbij niet alleen om non-ETS, maar ook om het brede klimaatbeleid. Dat sluit naadloos op elkaar aan. Ik ga ervan uit dat het vervolg van het energieakkoord ook bij de evaluatie aan de orde komt en dat wij dan verder afstemmen. Hopelijk zal er in de komende tweede jaar sprake zijn van voortschrijdend inzicht. Ik ontraad de motie.

Ik heb niet helemaal meegekregen of de motie op stuk nr. 81 en de motie op stuk nr. 82 zijn samengevoegd. Er wordt gevraagd om drie doelstellingen in plaats van één. In het AO heb ik al gezegd dat wij aan het begin van de discussie staan. De eerste reacties in Europa laten zien dat het draagvlak voor een energie-efficiencydoelstelling niet heel breed is. Men ziet wel dat het belangrijk is dat er op het gebied van energiebesparing iets gebeurt. Bij hernieuwbare energie ligt het anders. Wij hebben gezegd dat wij eerst de discussie willen aangaan en het impact assessment willen zien. Dat heeft een reden. De huidige doelstellingen kunnen namelijk zorgen voor een perverse prikkel. Als je meerdere doelstellingen hebt, moeten die elkaar ondersteunen en versterken. Op de lange termijn zou het mogelijk moeten zijn om het met de CO2-doelstelling te doen. Dat is, zoals gezegd, op de lange termijn. In dit geval gaat het om de kortere termijn. Die discussie zullen wij nog aangaan voor de tweede en de derde doelstelling. Het belangrijkst is dat het een gezamenlijke doelstelling wordt binnen Europa, een doelstelling die bovendien geen perverse prikkels oplevert. Wij gaan de discussie dus nog aan en ik laat deze moties aan het oordeel van de Kamer, met de opmerkingen die ik erbij gemaakt heb.

Ik kom op de motie op stuk nr. 83. Het zal u niet verrassen, ik deel het oordeel van mevrouw Ouwehand niet. Ik ontraad de motie dan ook.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De motie bevat geen verzoek aan de regering. De staatssecretaris heeft er echter toch op gereageerd. Ik kan mij niet voorstellen dat zij zich hiermee wil scharen in het kamp van de PVV die, op basis van rapportjes die zijn opgesteld door denktanks die gefinancierd worden door de industrie, zegt dat de IPPC-conclusies niet deugen en dat er geen wetenschappelijke consensus is over de noodzaak van de 2°C-doelstelling en de onderliggende aanbevelingen om die doelstelling te halen. Ik vind het prima als de regering een andere koers kiest, maar als de staatssecretaris zegt dat de conclusie niet deugt, dan zegt zij daarmee eigenlijk: alles wat wij internationaal hebben afgesproken, gooi ik, samen met de IPPC-rapporten, in de prullenmand.

Staatssecretaris Mansveld:

Nu ken ik mevrouw Ouwehand inmiddels gelukkig wat langer. Ik bewonder haar manier van debatteren, maar de conclusie die zij trekt, is niet juist. Er staat in de motie dat de inzet van de Nederlandse regering de doelstelling in gevaar brengt. Die conclusie deel ik niet. Het PBL heeft aangegeven dat het pad dat wij volgen, reëel is om de doelstelling te halen. Bovendien is het ook kostendekkend. Wij zullen er alles aan doen om die inzet uit Nederland te plegen. Ik heb hier echter al eerder gezegd dat het niet veel zal opleveren als wij alleen het Nederlandse beleid uitvoeren. Ik begrijp dat mevrouw Ouwehand niet van de sportmetaforen is. Ik zal op creatieve momenten op nieuwe metaforen proberen te komen die wellicht wat meer in de buurt van de Partij voor de Dieren komen. Het is belangrijk dat wij dat gezamenlijk gaan doen, binnen Europa en mondiaal. De conclusie die hier staat, deel ik niet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik ben heel blij met de reactie van de staatssecretaris over de moties die ik en de Partij van de Arbeid hebben ingediend; zij laat het oordeel aan de Kamer over. Ik hoor in haar betoog wel heel veel mitsen en maren. In het dictum van de motie wordt de staatssecretaris gevraagd zich ervoor in te zetten om in Europa de drie onderscheiden doelstellingen overeind te houden. Zegt de staatssecretaris nu dat zij zich daarvoor zal inzetten, uiteraard met oog voor het voorkomen van perverse prikkels? Gaat zij met de landen die nu tegenstribbelen, aan de slag om die drie doelstellingen overeind te houden?

Staatssecretaris Mansveld:

Ik heb uitgelegd met welke inzet wij daarheen gaan. Ik ben geen tegenstander van meerdere doelstellingen, maar het gaat erom dat wij het doel bereiken. Ik weet niet welke landen tegenstribbelen. Wij staan nog aan het begin van de discussie. Ik vind het belangrijk om de argumenten over en weer te horen. Tegelijkertijd hoor ik ook de Kamer.

Ik zal eerst het impact assessment afwachten om te zien wat daaruit komt. Dan zal ik in discussie gaan met de andere landen in Europa. Voordat ik dat doe, kom ik bij de Kamer langs. De leden kunnen de discussie dan ook volgen. Het lijkt mij echter erg ingewikkeld om op voorhand al voor drie doelstellingen te gaan. Ik heb daarvoor al de nodige argumenten gegeven. Het moet in samenhang gebeuren en ondersteunend en doelgericht zijn. Als daar perversiteiten in zitten, als dat met elkaar botst of niet logisch is, is het ingewikkeld om voor drie doelstellingen te gaan. Ik deel die argumenten dan ook niet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik ben het met de staatssecretaris eens dat wij perverse prikkels moeten uitsluiten. De drie doelstellingen die wij tot nu toe steeds hebben gehad, kunnen elkaar naar mijn mening heel goed ondersteunen. Ik heb de staatssecretaris goed gehoord, zij vindt het ingewikkeld. Ik hoop dat zij zich toch daarvoor wil inspannen als de Kamer in meerderheid uitspreekt dat die drie doelstellingen ons heel wat waard zijn omdat wij ook zien dat zij elkaar op veel terreinen wel kunnen versterken.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik wil tot slot opmerken dat meerdere landen de derde doelstelling niet steunen of zeggen dat die niet meer nodig lijkt te zijn. Die trend tekent zich nu af. Ook daarover zal ik de discussie voeren. Ik vind het wel van belang te zeggen dat de eerste doelstelling buiten kijf staat bij alle landen. De tweede doelstelling lijkt een breed draagvlak te hebben, mits niet pervers. Over de derde doelstelling zal waarschijnlijk stevig worden gediscussieerd. Ik zal de discussie in alle oprechtheid voeren met als uitgangspunt dat het volledig doelgericht moet zijn. Als dit dan drie doelstellingen betreft en het wordt breed gedragen, zal ik daar ook voor gaan.

Er zijn nog drie vragen van de VVD-fractie. De VVD-fractie vraagt of ik wil proberen zo veel mogelijk andere landen te betrekken en een internationale aanpak voor te staan omdat zij met name adaptie belangrijk vindt. Nederland heeft het Climate 21-initiatief genomen. Daarmee wordt geprobeerd de insteek van participatie in adaptie- en mitigatiedoelstellingen wereldwijd te betogen. Dat non-paper is internationaal goed ontvangen. Het is belangrijk dat wij dit met alle landen doen. Ik heb al vaker betoogd dat je als land individueel weinig kunt, maar ook Europa staat als het om CO2-uitstoot gaat, nog steeds maar op 11,5%. Het is dus belangrijk dat wij dit internationaal doen. De kracht van Nederland is dat we een poldermodel hebben, dat we dingen samen willen doen. Ik zal die inzet ook internationaal plegen.

Mijn antwoord op de vragen en opmerkingen over de aansluiting bij het SER-energieakkoord is een volmondig "ja". De zaken die in het energieakkoord zijn afgesproken, worden geïntegreerd opgepakt met activiteiten rondom de implementatie van de Klimaatagenda. Dat geldt ook voor de zaken die zijn gerelateerd aan de concurrentiepositie van de energie-intensieve industrie, zoals staal en chemie. Belangrijk hierbij is natuurlijk het level playing field, een langzaam maar zeker wat platgeslagen woord inmiddels. Het is natuurlijk belangrijk dat je concurrerend blijft en dat je de werkgelegenheid in Nederland houdt.

Wanneer valt het financieringsvoorstel met betrekking tot het klimaatbeleid te verwachten? Ik verwacht dit binnenkort. Mijn collega Ploumen zal die brief naar de Kamer sturen. Het zou me niet verbazen als die nog deze week komt en een en ander duidelijk wordt.

De heer De Graaf (PVV):

Ik heb geen vraag, maar ik voelde me door mevrouw Ouwehand net wel aangesproken. Ik wil daar kort iets op zeggen, als aantekening voor in de Handelingen. Mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren schetste zojuist het beeld van "volstrekt onafhankelijke" wetenschappers met wie zou worden samengewerkt. Ik moest lachen toen zij dat zei, maar dat was een trieste lach. Het is mooi dat de tribune op dit moment halfvol zit met mensen die nog een heel leven voor zich hebben; een heel leven dat deze week wordt bepaald door bangmakerij vanuit Warschau. Ik heb het over de samenwerking met die volstrekt onafhankelijke wetenschappers en de calimerohouding van de Partij voor de Dieren. Die wetenschappers worden wereldwijd door regeringen met honderden miljoenen gesponsord om de jeugd, die hier op de tribune zit, bang te maken voor het leven. Ik wil dat graag aangetekend hebben. Ik vond het een zeer minne opmerking. Dat heb ik bij dezen gezegd.

De voorzitter:

Omdat ik weet dat er in het algemeen overleg geen tweede termijn is geweest, sta ik toe dat mevrouw Ouwehand hier nog even op reageert. Het debat was blijkbaar nog niet helemaal af.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik houd het heel kort. Bangmakerij, echt waar? En dat komt uit de mond van iemand van de PVV? Wat een grap.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik ben blij met het volmondige ja van de staatssecretaris voor de aansluiting bij het SER-akkoord. Ik beschouw dat als een toezegging. Ik wil dat antwoord ook graag als een toezegging zien met betrekking tot het internationale karakter van dit issue. Kan ik het ook zo interpreteren?

Staatssecretaris Mansveld:

Dat wil ik met alle plezier doen. Ik zeg volmondig "ja" tegen het zo veel mogelijk betrekken van andere landen om tot een klimaatakkoord te komen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 10.41 uur tot 10.46 uur geschorst.

Naar boven