6 Vragenuur

Vragen van het lid Oskam aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Rechter: pooierverbod herinvoeren".

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. We hebben de laatste tijd regelmatig gedebatteerd met de minister van Veiligheid en Justitie over mensenhandel. Het waren goede debatten, maar toch blijft het aantal veroordelingen achter. Door de systematiek van de mensenhandel en de afhankelijkheid van de slachtoffers is mensenhandel moeilijk bewijsbaar.

Mensenhandel is een van de prioriteiten van justitie, maar ondanks enorme inspanningen van politie, justitie en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel is er teleurstelling over het resultaat. De deskundigen die mensenhandel proberen aan te pakken, weten dat het gros van de dames niet vrijwillig in die bordelen zit.

Afgelopen zaterdag gebeurde er iets bijzonders: Peter Lemaire, sectorvoorzitter bij het gerechtshof in Arnhem, pleitte in de Volkskrant voor een herinvoering van het pooierverbod, omdat dit een betere bescherming biedt voor de vrouwen en veel bewijsproblemen voorkomt. Lemaire vindt dat de mensenhandelwetgeving te ingewikkeld is. Bij een pooierverbod hoef je, om tot een veroordeling te komen, niet meer te bewijzen dat er sprake is van dwang of misbruik van omstandigheden, aldus Lemaire. Dat is geen nieuws, want de heer Van der Staaij heeft hierover in 2007, samen met de ChristenUnie, het CDA en de PVV, een motie ingediend. De toenmalige minister van Justitie heeft dit op een bestuursrechtelijke wijze opgelost.

Binnen de scheiding der machten is het niet gebruikelijk dat een raadsheer een dergelijk interview geeft en publiekelijk zulke politieke uitspraken doet, maar ik ben er wel blij mee. Het hof is namelijk bijna het eindstation van de strafrechtsketen en het zegt iets over de juridische belemmeringen waartegen men aanloopt in de rechtspraak. De overtuiging is er wel bij de rechters en de raadsheren, maar het wettig bewijs ontbreekt.

Mijn vragen aan de minister zijn de volgende. Is het interview in overleg gegaan met de Raad voor de rechtspraak? Wat is het standpunt van de Raad voor de rechtspraak? Nog veel belangrijker: wat is het standpunt van de minister van Justitie?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Oskam voor de drie vragen die hij heeft gesteld. Is het interview, dat ik ook heb gelezen, in overleg gegaan met de Raad voor de rechtspraak? Dat ben ik niet nagegaan. Ik denk dat de raadsheer voor eigen rekening heeft gesproken. Dat is heel goed mogelijk. Er is ook geen enkel bezwaar tegen. Zo heb ik het in ieder geval zaterdagochtend gelezen.

Wat is het standpunt van de Raad voor de rechtspraak? Ik heb niet aan de raad gevraagd wat hij van het interview vond. Het is niet gebruikelijk in onze kringen om dit na elk interview te vragen.

Wat vind ik er zelf van? Dat is, wat mij betreft, het enige wat echt belangrijk is. Ik ben het niet eens met het voorstel van de raadsheer om het pooierverbod opnieuw in te voeren. Met het instrumentarium van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht kunnen we pooiers aanpakken, als daar reden voor is. Dit artikel voldoet.

De heer Oskam (CDA):

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Wij steunen zijn beleid op het gebied van mensenhandel. Het is een goed beleid. Het heeft echter nog niet de resultaten opgeleverd die iedereen graag wenst. Wij zullen zien hoe het in de toekomst zal gaan. Regeren is vooruitzien. Mensen uit de rechtspraktijk die aan het slotstuk zitten, zeggen nu dat het handig is om te overwegen om het pooierverbod in te voeren. Daarom vraag ik de minister of hij bereid is om de haalbaarheid en de wenselijkheid van zo'n pooierverbod nader te onderzoeken, ook al vindt hij dat dit nu niet aan de orde is, en te bespreken met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel.

Minister Opstelten:

Ik ben bereid om alles te bespreken, zeker met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Haar kennende is dat altijd zinvol. Ik ben het niet eens met de heer Oskam dat er geen resultaten worden geboekt, maar het is altijd onvoldoende. De cijfers die wij nu hebben, geven aan dat er ruim 300 mensenhandelzaken bij het OM zijn binnengekomen. Er zijn ruim 140 veroordelingen in mensenhandelzaken geweest. Het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar georganiseerde mensenhandel bedraagt 150. Die cijfers zijn lang niet zo hoog geweest. Dat geeft iets aan van de inzet van politie, OM en de rechterlijke macht in de expertise.

De heer Van der Steur (VVD):

Dank voor deze vraag van de heer Oskam, die ik interessant vind. Is de minister het met de VVD-fractie eens dat in landen waar óf prostitutie óf bordeelbezoek verboden is, het probleem van mensenhandel niet navenant kleiner is dan het in Nederland is? Is het niet juist de grote kracht van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel dat zij de afgelopen maanden weer eens expliciet gewezen heeft op de hoognodige verhoging van de kwaliteit van rechters die met mensenhandel te maken hebben, zodat dat ingewikkelde artikel op de juiste wijze wordt uitgevoerd?

Minister Opstelten:

Op de eerste vraag antwoord ik dat op geen enkele wijze is aangetoond dat andere systemen in het buitenland leiden tot een beter resultaat. Wij hebben net in Amsterdam een heel groot internationaal congres gehad, waar alle Europese landen aanwezig waren. Ik heb daar een toespraak gehouden en vele mensen gesproken. Onze Taskforce Mensenhandel onder leiding van procureur-generaal Bolhaar is nu in Amerika om onze expertise op dit punt over te brengen. De laatste vraag van de heer Van der Steur ben ik even vergeten.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik vroeg naar de hoognodige kwaliteitsverbetering van de rechterlijke macht om specifiek met mensenhandel te kunnen omgaan.

Minister Opstelten:

De rapporteur heeft daarover een rapport uitgebracht, dat bij de Raad voor de rechtspraak heeft geleid tot nadere afspraken om in die richting die nadere expertise te verwerven.

De heer Segers (ChristenUnie):

De jaarcijfers van CoMensha zijn kort geleden bekend geworden. Het blijkt dat het aantal meldingen van slachtoffers gerelateerd aan prostitutie 60% gestegen is. In dat licht is het teleurstellend dat de minister niet wil kijken naar een pooierverbod. Als wij constateren dat een groenteboer geen pooier heeft, dat een fietsenmaker geen pooier heeft, dat zij niemand hoeven in te huren om hun veiligheid te garanderen, dan vraag ik mij af wat het rechtvaardigt dat er in de prostitutie structureel sprake is van pooierschap, waarbij een groot deel van de opbrengst wordt geïnd door iemand die het werk niet doet.

Minister Opstelten:

Wij hebben een systeem in de wet vastgelegd dat als zodanig aangeeft hoe wij over het pooierschap denken, wat wij strafbaar vinden en wat wij niet strafbaar vinden. Dat is heel belangrijk. Wij moeten ook wat dit betreft focussen. Wij hebben veel debatten gevoerd, tot mijn groot genoegen, want dat houdt ons scherp om het beste te doen wat nodig is. Ik ben niet bereid om nu weer tot nieuwe wetgeving over te gaan. Wel wil ik ervoor zorgen dat wij effectief zullen opereren. Daarom is mijn focus er nu op gericht om op 7 mei aanstaande de Wet regulering prostitutie door de Eerste Kamer te krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel en opnieuw dank voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven