7 Straatterreur

Aan de orde is het debat over straatterreur.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Nederland krijgt steeds meer te maken met verschillende vormen van straatterreur. Hierbij kan worden gedacht aan vrouwen en homo's die in bepaalde gebieden niet meer normaal over straat kunnen. Laten we ons ook even het voorbeeld van Gouda in herinnering roepen, een voorbeeld waaraan vorige week nog een item is gewijd op de tv. Ook kan worden gedacht aan voetbalrellen of andere massale rellen, zoals die bij Hoek van Holland en recent in Haren. Ook hebben we de laatste tijd veel gevallen van "uitgaansgeweld" gezien: Eindhoven, Oosterhout, Nijmegen en ga zo maar door. Dit alles, onder de noemer "straatterreur", maakt dat de veiligheid van de samenleving en het veiligheidsgevoel van Nederlandse burgers er niet beter op worden. Om deze reden heeft de PVV dit debat in het verleden aangevraagd.

Het bekendste voorbeeld is inmiddels project X in Haren: rellen op 21 september vorig jaar die ontstonden nadat duizenden jongeren zich in Haren hadden verzameld om de verjaardag van een meisje te vieren. Helaas liep het uit op bruut geweld tegen de politie en onschuldige burgers en op grootschalige plunderingen. We gaan dit nog in een apart algemeen overleg specifiek bespreken, maar laat alvast duidelijk zijn dat de PVV het niet eens is met de opmerking van de minister dat de politie zich meer in de yolo's moet inleven. Deze relmentaliteit lijkt een trend te zijn en het gaat dan ook niet meer om incidenten. Het recentste voorbeeld, een triest voorbeeld, is een meisje van negen jaar oud dat door een groep van vier zo gewelddadig is beroofd dat ze met ernstig hoofdletsel in het ziekenhuis belandde.

De PVV wil dat de samenleving zich veilig kan voelen. Straatterreur bestaat vaak uit groepsgeweld en is heden ten dage een groot en blijkbaar ook structureel probleem waartegen daadkrachtig moet worden opgetreden. Ervan uitgaande dat de minister het hiermee eens is, de volgende vraag. Wat gaat de minister doen om straatterreur keihard aan te pakken? De PVV wil dat als volgt doen. Ten eerste moet het eenvoudiger worden om deelnemers aan het geweld te veroordelen voor het letsel en/of de schade die ze in groepsverband hebben aangericht. In dat kader heeft de PVV een initiatiefwetsvoorstel ingediend om dat mogelijk te maken.

Ten tweede moet het verspreiden van foto's en videobeelden in de media in het kader van de opsporing zodanig wettelijk geregeld worden dat het niet tot gevolg kan hebben dat lagere straffen worden opgelegd wegens een schendig van de privacy van de dader. Helaas is dat nu vaak wel het geval. Deze opsporingsmethode is zeer efficiënt en effectief en dat kan niemand meer ontkennen. Maar dat het vaak tot een lagere straf leidt, is onacceptabel. Is de minister dit met de PVV eens en, zo ja, wat gaat hij hier dan aan doen?

Ook dient er verandering te komen in de hoogte van de opgelegde straffen. Door de rechter opgelegde straffen moeten normbevestiging, leedtoevoeging en vergelding inhouden. In het geval van taakstraffen voor mishandeling en plundering als in Haren zijn deze ver te zoeken en de slachtoffers voelen zich dan ook in de steek gelaten. Ik heb het dan nog maar niet over de enkelband waarmee het reltuig in de toekomst mogelijk naar huis wordt gestuurd.

De regering spreekt slechts over straffen in het kader van het snelrecht, maar het gaat ook om strenger straffen. In het geval van de rellen in Haren zijn snel straffen opgelegd, maar de opgelegde straffen varieerden van taakstraffen tot erg korte celstraffen. Gezien wat er gebeurd is, is dat een lachertje en de inwoners waren er dan ook terecht niet tevreden mee. Overigens heeft de PVV in het nabije verleden nog meer voorstellen gedaan. Collega Van Klaveren heeft vorige week bijvoorbeeld een motie ingediend om bij geweldsmisdrijven in te zetten op zo hoog mogelijke straffen, denaturalisatie en uitzetting na afloop van de straf. En eerder is gepleit voor het verhalen van schade op de daders. Ik heb gezien dat de VVD daar ook wat over gaat zeggen en gezien het feit dat de staatssecretaris altijd zegt "van een kale kip valt niet te plukken" ben ik benieuwd wat de VVD vandaag gaat zeggen, zeker ook omdat de ouders aangepakt gaan worden. Ik heb daar eerder met collega Oskam in een motie om gevraagd. Misschien is het niet nodig om die motie nog een keer in te dienen. Ik wacht dan ook af wat de minister gaat doen. Gaat hij zeggen dat hij de voorgestelde maatregelen overneemt? Ik hoop het, want ze passen uitstekend bij zijn topprioriteiten.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over laffe, walgelijke daden, over groepen jongens die het blijkbaar oké vonden om iemand in elkaar te rossen en om bijvoorbeeld iemands hoofd als voetbal te gebruiken. Dat gebeurde onder andere in Hilversum en Eindhoven, maar het kan natuurlijk overal gebeuren. De politie heeft het hier namelijk ieder weekend heel erg druk mee.

Deze laffe en walgelijke daden moeten natuurlijk hard aangepakt worden, maar hoe doen wij dat? Beter nog, hoe kunnen wij ze mogelijk voorkomen? Drugs, maar met name ook drank, zijn vaak een belangrijke oorzaak van geweld. Ik ben ook woordvoerder alcohol bij VWS. In verband daarmee hebben wij het altijd alleen over de gezondheidsaspecten en de schadelijke gevolgen voor jongeren, maar eigenlijk nooit over alcohol in relatie tot geweld, terwijl wij weten dat die relatie er is en dat alcohol een oorzaak van geweld kan zijn. Ik heb een keer een nachtdienst met de politie in Winterswijk meegelopen. Men heeft daar specifiek beleid ingesteld, met name om jongeren te laten blazen bij horecagelegenheden. De politie zegt dat dit experiment zo geslaagd is geweest dat zij dit beleid voortzet. Wij hebben daardoor gewoon minder geweldsincidenten, zegt de politie. Dat vind ik zo positief dat ik de minister vraag om daar goed naar te kijken.

Voorts heb ik met dr. Nico van der Lely, oprichter van de alcoholpoli's, de minister mogelijk welbekend, gesproken. Hij zei mij dat hij in gesprek is met gemeentes om te bekijken of het mogelijk is een proef te doen zoals die bijvoorbeeld ook in Cardiff in Engeland wordt gedaan. Dat is een geslaagd experiment, zo vertelde hij. Daar registreert de eerste hulp anoniem de geweldsincidenten en wordt er bekeken of daarbij alcohol in het spel was. Die gegevens worden ook gebruikt voor de politie en de gemeente, zodat men bijvoorbeeld eventueel kroegen kan aanpakken of specifieke groepen kan aanpakken, doordat men weet dat precies in die straat en in die wijk de incidenten telkens voorkomen. Toen ik dat hoorde, was ik daar heel positief over, want het werkt. De politie heeft daar namelijk minder werk. Mijn vraag is natuurlijk: gaat de minister dit ook regelen in Nederland?

Vervolgens wil ik het graag hebben over de camerabeelden. In Eindhoven hebben wij daardoor de daders kunnen pakken. Toen ik die beelden zag, dacht ik toch: wat als bijvoorbeeld de politie achter die camera's had gezeten? Had de politie dan niet mogelijk direct kunnen ingrijpen? Hadden wij zo misschien het geweld kunnen stoppen? Ik heb ook een keer een nachtdienst in de binnenstad van Amsterdam meegedraaid. Daar worden de camerabeelden per direct uitgelezen en kan de politie er direct naartoe. Soms ontbreekt dat echter in andere steden. Gisteren heeft de heer Bontes een motie ingediend om gelijk te kunnen optreden en adequaat de pakkans te kunnen verhogen. Als wij de camerabeelden gelijk kunnen uitlezen, kunnen wij die pakkans natuurlijk ook verhogen, lijkt mij. Hoe denkt de minister daarover? Graag krijg ik daarop een reactie.

Tot slot: er was in het land een discussie over het gebruik van die beelden, bijvoorbeeld in Eindhoven. Hoe snel moet je die vrijgeven? Laten wij er duidelijk over zijn dat de SP het goed vindt dat deze beelden ook via de social media zijn gebruikt, want daardoor hebben wij de daders gepakt. Ik heb gevraagd wat daarbij leidend is. Wanneer gebruiken wij welke media? Zijn er andere belangen, mogelijk commerciële? Nee, antwoordde de minister toen, dat is allemaal niet zo, maar ik zal wel met een nieuwe richtlijn komen. Ik ben natuurlijk heel nieuwsgierig wanneer die richtlijn er is.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Jongeren die zich in groepsverband schuldig maken aan extreem zinloos geweld, zoals gebeurd is in Eindhoven en Oosterhout, moeten keihard worden aangepakt. Een dergelijke vorm van fors geweld, de grote maatschappelijke onrust en verontwaardiging die dat geweld met zich meebrengt, en niet in de laatste plaats de fysieke en psychische schade die aan slachtoffers wordt toegebracht, rechtvaardigen volledig de inzet van opsporingsberichtgeving en het tonen van beelden in de media om achter de identiteit van de daders te komen, zoals dat in Eindhoven is gebeurd. De ernstige aanranding van de slachtoffers rechtvaardigt bij zulke ernstige geweldsdelicten de aantasting van de privacy van de dader. Die moet dan maar wijken. Als je op straat rare dingen doet, moet je er niet over zeuren als je via camerabeelden of televisiebeelden tegen de lamp loopt. Voor jongeren die in groepsverband anderen in elkaar slaan en schoppen of ouderen beroven op straat geldt geen enkel excuus. Wat de CDA-fractie betreft, mogen er dan ook meer – vooral flexibele – camera's, tv-beelden en drones worden ingezet om de daders op te sporen en aan te pakken. Burgers moeten veilig over straat kunnen en alles wat dat kan bevorderen, moet worden benut.

Een punt van zorg in dit verband is dat het er veelal op lijkt dat burgers moe worden om zaken die op straat gebeuren en fout gaan, bij de politie te melden, met het idee dat zij toch niet worden gehoord en dat het toch niets uithaalt, omdat de politie er niets aan doet. Sterker nog, er zijn gemeenten in Nederland die uit angst voor een slechte naam het er maar een beetje bij laten zitten. Mijn vraag aan de minister is of hij dat beeld herkent. Als dat zo is, wat gaat hij er dan aan doen?

Opvoeding en gebrek aan sociale controle zijn belangrijke factoren waardoor het vaak misgaat en er crimineel gedrag op straat wordt vertoond. Daarom moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden ingegrepen als er bij jonge kinderen signalen van crimineel gedrag zijn. Amsterdam is daar een mooi voorbeeld van. Daar heeft men een top 600 van criminele jongeren. Bijna de helft blijkt al voor het 12de jaar ernstig probleemgedrag te vertonen. Zij hebben familieleden die met de politie in aanraking zijn geweest en zij hebben vrijwel uitsluitend criminele vrienden. Het is zaak dat zulke jongeren zo vroeg mogelijk worden weggehaald uit die situatie. Ook het scheiden van de kopstukken van de meelopers is een goede aanpak. De "top zoveel"-aanpak is daarop gericht. Wij steunen die aanpak ten volle.

In hoeverre wordt de zogenaamde "hufteraanpak" landelijk toegepast tegen kopstukken? Op dit moment gebeurt dat al in Haarlem. Daar moeten jongeren die voorkomen in de top 25 van criminele jeugd in Schalkwijk en die in dure auto's, zoals Mercedessen en BMW's, worden gezien van de politie even uitstappen om uit te leggen hoe zij aan die auto's komen. Dat is pas controleren en actief handhaven. De top 600-aanpak van Amsterdam en vergelijkbare aanpakken in steden zoals Utrecht, Haarlem, Purmerend, Zaanstad en Leiden – ik noem er maar een paar – blijken hun vruchten af te werpen. Gaat de minister ervoor zorgen dat elke stad in Nederland met probleemjongeren met een "top zoveel"-aanpak gaat werken?

Het aantal problematische jeugdgroepen lijkt af te nemen, zo is op te maken uit de brief van de minister van 15 april jongstleden. Een daling van hinderlijke en overlastgevende en criminele jeugdgroepen van 26% in de afgelopen drie jaar klinkt heel mooi, maar RTL-Nieuws van afgelopen maandag gaf een ander beeld. De minister heeft ons twee jaar geleden beloofd dat hij alle jeugdgroepen zou aanpakken, en de vraag is wat daarvan terecht is gekomen en wat de minister gaat doen om de andere 74% het leven zuur te maken.

Wat in ieder geval blijkt uit RTL Nieuws is dat er weer nieuwe jeugdgroepen bij komen. Het is dus zaak om er bovenop te blijven zitten en preventief te werk te gaan. Dat betekent onder andere goede en voortdurende samenwerking tussen wijkagenten, jongerenwerk, scholen, leerplichtambtenaren, woningcorporaties, gemeenten en de straf- en zorgketenpartners; iedereen die met jeugd te maken heeft, dus. Effectief gebleken aanpakken, zoals de top 600-aanpak in Amsterdam moeten kunnen rekenen op continuïteit in de toepassing en op de support van deze minister. De vraag is of de minister dat gaat doen en hoe hij dit gaat regelen.

Dichter bij huis moet worden gekeken naar jongeren die agressief en onwellevend gedrag vertonen. Kinderen die niet goed opgevoed zijn en op straat rondhangen, moeten worden aangesproken door hun ouders. Als die ouders dat niet doen, moeten zij worden aangesproken. We moeten dus kijken hoe kan worden voorkomen dat een broertje of neefje grensoverschrijdend gedrag gaat vertonen. Ouders die de opvoeding zelf niet aankunnen, kun je hulp aanbieden, ouders die dat niet willen, moet je daartoe dwingen, zo heeft minister Asscher onlangs in het zogenaamde Marokkanendebat gesteld. Hoe gaat de minister van Veiligheid en Justitie daarmee om? Hoe gaat hij dit aanpakken?

De voorzitter:

Gaat u afronden?

De heer Oskam (CDA):

Ik ben bijna klaar.

De minister heeft ons een brief gestuurd over Gouda. Daarin schetst hij een nogal optimistisch beeld over de situatie en ontwikkelingen daar, hoewel hij ook schrijft dat er hardnekkige problematiek is, veroorzaakt door Marokkaans-Nederlandse jongens. In ieder geval is er nu een districtchef van de politie in Gouda die zegt dat zij het niet meer zien zitten en dat zij niet meer weten hoe zij het moeten aanpakken. Herkent de minister dat beeld? Wat gaat hij er dan aan doen?

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Veel collega's hebben de voorbeelden al genoemd: Oosterhout, Eindhoven, Krimpen aan den IJssel; een meisje van negen, je wordt weer boos als je eraan denkt. In sommige steden krijg je het idee dat hele wijken overgeleverd zijn aan straatterreur en dat de overheid daar niet meer de baas is en het gezag heeft. Dat is natuurlijk onacceptabel.

In al deze ontwikkelingen zie ik wel een lichtpunt; ik zie dat iets anders dan collega Oskam. Ik zie juist de ontwikkeling dat mensen zelf erg veel behoefte hebben om bij te dragen aan opsporing. Als er beelden zijn – die komen ook vaak van camera's van bedrijven in de buurt – wordt er veel tijd en energie gestoken in het opsporen van het tuig. Ook zie je, onder druk van die ontwikkeling, in de media vaak op de ene dag een verschrikkelijk incident en de volgende dag daders die zichzelf melden, omdat het ze te heet onder de voeten wordt en ze weten dat de kans groot is dat mensen tegenwoordig juist weer wel praten. Maak gebruik van die bereidheid van mensen om bij te dragen, minister. Zorg ervoor dat er door de overheid alles aan gedaan wordt dat mensen dat zelf kunnen doen. Ik heb eerder al ertoe opgeroepen om Meld Misdaad Anoniem ook uit te breiden naar online, voor mensen die telefonisch melden dreigend vinden, maar ook om je eigen materiaal te kunnen uploaden, zoals foto's en video's. Die ontwikkeling is niet te stuiten. Mensen delen het nu met elkaar, openbaar. Ik heb liever dat die informatie, goed gekanaliseerd, terechtkomt bij de overheid.

Ik wijs ook op Burgernet, waar de minister zelf ook trots op is. Houd dat vast en zet het in. Mij bereiken signalen van de politie dat Burgernet er nog wel is, maar dat niet gewaarborgd is dat er voldoende mensen zijn om het te beheren, dat er zijn geen fte's voor gereserveerd zijn. Nu kan het zijn dat er een vinkje net verkeerd staat en dat het in de praktijk anders is. In dat geval krijg ik daar graag wat geruststelling van de minister over.

Zorg in de wijken voor een creatieve aanpak en doe dat ook via de ouders. In de stad waar ik zelf woon, Breda, zeiden ouders: ja, ik heb die jongens ook niet onder controle. Toen ze een brief kregen – nu neemt u uw verantwoordelijkheid, anders moet het hele gezin het huis uit – lukte het ze ineens wel om hun jongens onder controle te krijgen. Gebruik die creatieve methode. De minister heeft gisteren in een ander debat gezegd dat de burgemeesters genoeg bevoegdheden hebben. Gebruik ze dan ook. Wij zullen als VVD goed in de gaten houden dat het daar niet aan schort. Anders zullen we daarop terugkomen.

Een punt waarvan burgemeesters wel zeggen dat het moeilijk is, is het schadeverhaal. Het principe is helder. De overheid zorgt voor de openbare orde en de kosten daarvoor zijn ook voor de overheid. De VVD wil niet dat je straks een rekening krijgt als de politie eens moet optreden bij bijvoorbeeld een auto-ongeluk. Maar je ziet daar ook uitzonderingen op, gelukkig. Bij een valse bommelding bijvoorbeeld. Je ziet ook dat we bij legale zaken, zoals een evenement, zeggen: prima, je krijgt een vergunning, maar je bent dan zelf verantwoordelijk voor een deel van de veiligheid en de kosten daarvoor draag je ook zelf. Dat vindt de VVD een gezond principe, maar dan is het moeilijk houdbaar dat als je illegaal de boel op stelten zet, je de rekening niet hoeft te betalen en bij de belastingbetaler belandt.

Er zijn burgemeesters die na oproepen tot Project X-feesten de kosten hebben geprobeerd te verhalen en zich voor juridische barrières gesteld wisten. Ik heb Kamervragen gesteld over Hoorn, waarbij een advocatenkantoor het advies uitgeeft om de zaak toch maar vooral niet te voeren. Dat zal niet uit eigenbelang van het kantoor zijn, want dat laat daarmee toch een zaak liggen waar het geld mee had kunnen verdienen.

De antwoorden van de minister brengen ons tot een impasse. De burgemeester zegt: ik ga de zaak niet voeren, want dat kost de overheid geld en de kans dat ik win, is klein; er is een lacune, minister, wilt u die oplossen? De minister zegt dat er geen lacune is zolang die zaak niet verloren is. Ik snap dat juridisch, maar in de praktijk hebben we én geen zaak én geen helderheid over de juridische merites. Ik vraag de minister om dit te doorbreken, het liefst door de wet aan te passen en de wettelijke grondslag voor dit soort schadeverhaal te bieden – dan heeft de doorkruisingsleer ook geen belemmerende werking meer – of om op zijn minst door de burgemeesters te ondersteunen bij de zaak en te zorgen dat er een proces volgt. Dan hebben we of positieve jurisprudentie of we weten precies wat er gerepareerd moet worden, en kunnen dat vervolgens in de Kamer ook doen.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik begrijp dat de heer Dijkhoff de schade wil verhalen, ook de kosten van de inzet van politie. Ik ben het daar helemaal mee eens. Ik heb wel een vraag. Stel dat het om een minderjarige gaat. Is de heer Dijkhoff dan van mening dat de schade verhaald kan worden op de ouders, die verantwoordelijk zijn voor hun kinderen?

De heer Dijkhoff (VVD):

In de praktijk zal een rechter altijd oordelen over de precieze merites van de zaak. Dan heb je natuurlijk een verschil in leeftijd. Daar wordt ook rekening mee gehouden. Er zit een grens ergens voor de 18 jaar. Hoe ouder de persoon, hoe meer verantwoordelijkheid hij draagt, ook al is hij minderjarig. Maar ik sta er niet afwijzend tegenover dat ouders hier hun verantwoordelijkheid in nemen. Ik hoop namelijk vooral dat er ook een preventief signaal van uitgaat, in die zin dat je er zelf voor opdraait als je van tevoren weet dat iets wat jij grappig vindt, tot grote kosten leidt.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is een duidelijk antwoord. Dan overweeg ik toch om de motie die ik eerder samen met de heer Oskam heb ingediend, weer voor te leggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Marcouch van de PVV … PvdA-fractie. Oei.

De heer Marcouch (PvdA):

Wat erg.

Voorzitter. Wij hebben het over ernstige overlast en straatcriminaliteit. "Inbraken, geweld, vernielingen, ingegooide ruiten; ik kan er niet meer tegen. Als ik niet stop, ben ik bang dat ik voor eigen rechter ga spelen. Ik slaap al met een ijzeren staaf naast mijn bed." Dit zijn woorden van een slachtoffer ergens in een wijk in de grote stad. Het gaat om een ondernemer die zegt: ik stop, want als ik niet stop, ga ik voor eigen rechter spelen. Over dit probleem hebben wij het. Wij hebben het niet over baldadige jeugd zoals wij die allemaal kennen. Dit gaat over ernstige overlast in wijken en buurten die bewoners niet meer vrij kunnen gebruiken omdat ze onveilig zijn.

Ik loop al een tijdje mee en moet constateren dat wij al een aantal jaren met dit onderwerp bezig zijn en dat wij daar steeds beter in worden. Ik zie dus wel de inspanningen van gemeenten en al die professionals in buurten en wijken. Wij weten tegenwoordig hoe de jongens heten die dit probleem veroorzaken. Wij weten waar ze wonen. Wij weten wie hun ouders zijn. Wij kennen ze allemaal. Wij worden ook effectiever in de aanpak. De ene gemeente doet het beter dan de andere. In de brief van de minister van afgelopen week is dat ook te zien. Het is in die zin terecht en goed dat het kabinet de ambitie heeft om deze problematische, overlastgevende en criminele groepen zo aan te pakken dat ze van de straat worden gehaald.

Daar zit ook meteen het probleem. De pakkans van deze groepen is heel gering. De pakkans bij reguliere criminaliteit is al klein, maar de pakkans van deze overlastveroorzakers is miniem. Hoe gaat de minister, ook kijkend naar de brief van de afgelopen week, de komende tijd erop sturen dat wij effectiever worden in de aanpak? Heel veel instanties werken namelijk naast elkaar of langs elkaar heen. Dat probleem signaleren wij al heel lang, maar dat kom ik nog steeds tegen als ik in de wijken en steden ben.

De overheid legt de verantwoordelijkheid ook te weinig bij wie die hoort, namelijk de ouders. Ik zie heel veel instanties over die jongeren spreken, maar ik zie de ouders zelden of nooit aan de tafel zitten van ketenpartners, zoals dat mooi in beroepsjargon heet. Zowel vanuit de instanties als de ouders gezien, zou ik ouders heel graag willen verplichten om aan tafel te zitten om mee te denken over wat er gedaan moet worden om ervoor te zorgen dat die jongeren, hun zonen die zich misdragen in buurten en wijken, ander gedrag gaan vertonen. Uiteraard moet dat gebeuren naast een repressief kader waarin strafbare feiten keihard afgestraft worden. Maar in de kern hebben de ouders een verantwoordelijkheid als wij dit willen veranderen. Ik zou dus heel graag willen dat die ouders hierin een partij worden, aan tafel zitten om mee te praten en medeverantwoordelijk worden voor de oplossing. Misschien kunnen ze in sommige gevallen opdrachtgever zijn van de professionals die op dat moment werken aan de oplossing van het probleem.

Het gaat er uiteindelijk om de buurt te verlossen van deze criminelen, deze hufters, deze overlastveroorzakers, want zoals wij gisteren al constateerden: misdaad lijkt te lonen. Daarom is de patseraanpak ontzettend belangrijk. Aan de minister ook de vraag hoe het daarmee staat. Wordt die overal toegepast?

Ik constateer ook dat zinloos geweld niet bestaat. De buit van zinloos geweld is namelijk "winemotie". Ik zie een egoboost, eer, ontzag, positieversterking en een groep volgelingen die gehoorzaam is aan deze hufters. In die zin is het dus van belang dat we ook de bewoners betrekken bij de oplossing, bijvoorbeeld door hun de mogelijkheid te geven om anoniem hun verhaal te vertellen. We krijgen namelijk maar al te vaak te horen dat buurtbewoners weten wie het zijn en waar ze wonen, maar dat niet durven te vertellen aan de politie omdat dan hun auto vernield wordt. Ik zou dus graag de mogelijkheid verruimd willen zien om deze mensen toch hun melding of aangifte te laten doen. Ik krijg graag een reactie van de minister hierop.

De vergadering wordt van 18.32 uur tot 18.39 uur geschorst.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdragen aan dit debat. Geweld op straat – anderen spreken van terreur op straat – en overlast kunnen alleen met de duidelijkste en hardste hand worden aangepakt en met de instrumenten die er zijn. We moeten telkens toetsen of die voldoende zijn en of de aanpak telkens beter wordt. Er zijn verschillende voorbeelden genoemd. Het scherpst heb ik het voorbeeld voor ogen van de ongelooflijke explosie van geweld in Eindhoven. We hebben de beelden van die jongeren allemaal gezien. We hebben toen meteen met de autoriteiten, het OM en de burgemeester van Eindhoven, daarover gesproken. Project X in Haren is ook een voorbeeld. Ook Oosterhout is genoemd. Zo zijn er meerdere voorbeelden te noemen. Alle burgemeesters hebben daar enorm veel prioriteit aan gegeven. Zoals ik gisteren al heb gezegd, heb ik afgelopen maandag met tien regioburgemeesters uit ons land, de top van het OM en de top van de politie over deze situaties gesproken. Over de criminele jeugdbendes, de hinderlijke jeugdgroepen en de overlast verzorgende jeugdgroepen hebben we het gisteren ook gehad. Ik heb daar ook brieven over gestuurd.

Natuurlijk zijn er doorbraken, maar tevreden is deze minister nog totaal niet. We moeten hier met kracht verder aan werken. Mevrouw Helder noemde het voorbeeld van een meisje van negen jaar dat is beroofd; daar zijn geen woorden voor. Zoiets mogen we niet laten gebeuren. En als zoiets toch gebeurt, dan moet er een passende aanpak zijn. Ik denk dat alle woordvoerders er ook met die intentie over hebben gesproken. Ik ben mevrouw Helder erkentelijk dat zij dit debat heeft aangevraagd, want daardoor kunnen we er hier nu over spreken.

Ik begrijp dat mevrouw Helder zorgen heeft over het feit dat opsporingsberichtgeving kan leiden tot strafverlaging. Zij zou graag zien dat deze bevoegdheid wordt opgenomen in wetgeving. De bevoegdheid tot het inzetten van opsporingsmiddelen valt onder de algemene bepalingen van de artikelen 141 tot en met 148 van het Wetboek van Strafvordering. Daarin is bepaald dat de officier van justitie is belast met de opsporing van strafbare feiten en in dat kader bevelen kan geven aan de overige personen die met de opsporing zijn belast. Aan de inzet van opsporingsberichtgeving gaat een zorgvuldige afweging vooraf. De kaders rondom de inzet van opsporingsberichtgeving worden gevormd door de algemene opsporingsberichtgeving. Het OM maakt te allen tijde een afweging rondom de inzet van die opsporingsberichtgeving. Hierbij spelen het belang van de verdachte, het belang van de opsporing en de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit een rol. Indien een zaak voor de rechter komt, kan hierop een toets worden uitgeoefend. De bevoegdheid in samenhang met de aanwijzing opsporingsberichtgeving bieden voldoende waarborgen voor een goede, duidelijke en spoedige inzet op het moment dat het OM dat wenst. In reactie op mevrouw Kooiman zeg ik dat er geen sprake is van een situatie dat er nadere afspraken zouden moeten zijn met omroepverenigingen of programma's. Als het OM dat wil, kan het gewoon een bericht naar buiten brengen.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik bedoel niet wat de minister zegt. De minister heeft het over opsporingsberichtgeving, zoals het prijsgeven van foto- en camerabeelden nadat andere opsporingsmethoden niet tot een bevredigend resultaat hebben geleid. Ik doel op camerabeelden die op YouTube en dergelijke naar voren komen, die mensen bijvoorbeeld met hun telefoon hebben gefilmd. Collega Elissen heeft eerder al gezegd dat mensen die beelden bij de politie kunnen inleveren. Als die beelden tot opsporing leiden, wordt dat hele traject waarover de minister net sprak, niet gevolgd. Die filmpjes leiden echter vaak tot strafvermindering. De PVV vindt dat onwenselijk, want het is een feit dat mensen – collega Dijkhoff heeft dat ook gezegd – zich daardoor in Eindhoven zijn gaan melden. Tegelijkertijd leiden die beelden tot strafvermindering. Wat vindt de minister daarvan? Zal hij dat tegengaan?

Minister Opstelten:

Mevrouw Helder zegt dat die filmpjes tot een strafvermindering kunnen leiden. Begrijp ik het zo goed? Dat is een afweging van de rechter. Mevrouw Helder weet dat ook. Ik treed daar niet in. Er kunnen incidentele, precieze omstandigheden zijn waarom dat is gebeurd. Een afweging van de rechter kan zijn dat de betrokkene zodanig door naming-and-shaming is gestraft dat hij daar rekening mee houdt of iets dergelijks. Ik denk dat wij niet moeten treden in de positie van de rechter. Het gaat erom dat die instrumenten gebruikt worden in de opsporing. Dat vind ik belangrijk. In de periode dat ik deze post bekleed, zijn wij behoorlijk opgeschoven, zodat wij gebruik kunnen maken van de moderne technieken. Wij laten geen kans schieten, onder de voorwaarde dat de politie en het Openbaar Ministerie bepalen. Zij nemen hun verantwoordelijkheid daarvoor. In het geval van de zaak-Eindhoven heb ik direct met de burgemeester en de hoofdofficier besproken hoe dat is gegaan. Daarom geef ik ook dit antwoord, want er was een gerucht dat er sprake was van afspraken met een programma. Dat is niet het geval. Het Openbaar Ministerie bepaalt op welk moment de informatie naar buiten gaat.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb dat voorbeeld genoemd omdat ik een vonnis bij mij heb, waarin de rechter zegt: het leidt in dezen tot strafvermindering, omdat een wettelijke grond ontbreekt. Daar komen wij om de hoek kijken. Als die wettelijke grond er wel zou zijn, zou het in ieder geval in dat geval niet tot strafvermindering hebben geleid. Mijn vraag blijft dus staan.

Minister Opstelten:

Zeker. Ik ken die situatie niet, maar mevrouw Helder kennende, weet ik dat zij haar zaakjes goed voorbereidt. Ik ben dus ontvankelijk voor haar argument en zal die jurisprudentie nakijken. Ik ben van mening dat het instrument dat wij gebruiken, een wettelijke grondslag heeft. Dit gebeurt; we doen het. Om die reden herken ik die positie niet. Als het wel zo zou zijn, is er reden om daarnaar te kijken. Ik zeg dus toe dat ik die jurisprudentie wil opzoeken, zodat wij daardoor niet gehinderd worden. In de kern zijn wij het met elkaar eens dat dit soort instrumenten gebruikt moet worden in de opsporing, absoluut.

Ik ga nog even door met de beantwoording van de vragen van mevrouw Helder. Zij vroeg naar het verhalen van schade, mede tegen de achtergrond van haar initiatiefwetsvoorstel. Ik heb dat zo niet helemaal herkend, maar de strafrechtelijke aansprakelijkheid is al vaker een debatonderwerp geweest. Onze visies raken elkaar op dat vlak niet helemaal of niet. Ik moet natuurlijk uitgaan van het behouden van de strafrechtelijke aansprakelijkheid als aan de deelnemers van openlijke geweldpleging een schuld is toe te wijzen. Mevrouw Helder komt met het voorstel voor een meer groepsgerichte benadering. Ik wacht de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel af en zal op het moment dat de Kamer daarover spreekt, advies geven.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd om het Cardiff-model in Nederland in te zetten. Dat is interessant. Mijn antwoord is: ja. Dit wordt momenteel ook beproefd in Nederland. Er loopt een pilot in de regio-eenheid Amsterdam-Amstelland. De spoedeisende hulp van alle zeven ziekenhuizen in deze regio zal geweldsslachtoffers met verwondingen en een aantal andere zaken registreren. Deze informatie zal geanonimiseerd doorgegeven worden aan de politie en de gemeenten. In Cardiff heeft deze deling van informatie tussen ziekenhuizen en politie geleid tot 40% minder zware geweldsdelicten. Wij zijn dus aan boord.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ben er inderdaad blij mee dat Amsterdam bezig is om dit initiatief met behulp van het ministerie van V en J mogelijk te maken. Ik hoor nu een bevestigend antwoord van de minister. Kan de minister ons op de hoogte houden van dat experiment en ons daar regelmatig over berichten? Ik weet niet of de minister er nu iets over kan zeggen, anders mogelijk in tweede termijn. Wanneer denkt hij de eerste resultaten aan de Kamer te kunnen sturen?

Minister Opstelten:

Laat ik het zo zeggen: ik zal mij daar goed op oriënteren en het precies aangeven. We kennen verschillende periodieke rapportagelijnen. Mag ik het daarin meenemen? Anders wordt u telkens lastiggevallen met allerlei brieven. Geef dit even een stevige kans. Voor dit soort zaken hebben wij rapportagelijnen. In een van die rapportagelijnen zal ik het meenemen. Ik zeg toe, dit voor het zomerreces te doen.

Mevrouw Kooiman heeft mij ook gevraagd naar de mogelijkheid van de inzet van blaastesten in de horeca; dat is al een keer gebeurd. In de Tweede Kamer is hierover al eerder gecommuniceerd. Horeca-uitbaters kunnen bij de deur blaastesten inzetten. Dat is een particulier initiatief. Op straat mensen laten blazen, is een moeilijke kwestie. Het is ook een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het is juridisch dus erg ingewikkeld. De Tweede Kamer is daar eerder over geïnformeerd. Wij hebben tot nu toe geen aanleiding gezien om daarover wetgeving voor te bereiden.

Mevrouw Kooiman heeft ook gevraagd wanneer de nieuwe richtlijn over de opsporingsberichtgeving gereed is. De richtlijn wordt op dit moment conform planning herzien en de aanwijzing zal rond het najaar worden vastgesteld.

De heer Oskam heeft heel algemeen gevraagd wat wij doen aan geweld. Gisteren hebben wij daar uitgebreid over gesproken. Met het hele burgemeestersveld heb ik daarover gesproken. De tien regioburgemeesters, die hun burgemeesters vertegenwoordigen, de VNG maar natuurlijk ook het Openbaar Ministerie en de politie formuleren dit als heel harde prioriteit en zetten zich daar heel hard voor in. Daar worden de zaken aangepakt. Stevige regie is nodig vanuit de driehoek. Die bestaat uit de burgemeester, die de gemeenteraad en andere instituties in zijn of haar stad of gemeente daarin meeneemt. Daarnaast bestaat die uit het Openbaar Ministerie en de politie. Er is echter een heel stevige regierol voor de burgemeester. Er is samenwerking tussen alle veiligheidspartners en stakeholders. Waar mogelijk, is er ondersteuning van het departement. Wij zitten erbovenop. Wij faciliteren en initiëren. Voor jongeren geldt in dit verband natuurlijk het adolescentenstrafrecht. Ook aan de jeugd worden geen kale taakstraffen opgelegd bij ernstige gewelds- of zedendelicten.

Ik had vandaag een werkbezoek bij de rechtbank en het OM in Utrecht. Daar werkt het OM enorm geïnspireerd samen met de rechterlijke macht. Zij hebben bijvoorbeeld één keer per maand een dagdeel een zitting alleen voor dit soort zaken met dezelfde officieren en rechters. Men is bezig om dit te intensiveren. Ik zeg de heer Oskam, die er gisteren niet bij was, dat wij gisteren over de jeugdgroepen hebben gesproken. Ik wil hem dat niet onthouden. Ik ben niet tevreden. Ik vind echter dat het RTL Nieuws wel wat positiever had kunnen reageren, niet op de problematiek maar wel op de doorbraken die wij met elkaar hebben verricht. Wij hebben het over 89 criminele jeugdbendes. In totaal waren er twee jaar geleden 2.000 hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen. Dat hebben wij nu tot de helft daarvan teruggebracht. Ook die 89 hebben wij drastisch verminderd. Dat is ook ruim de helft. Er zijn een aantal over. Ook zijn er een aantal bij gekomen. Wij moeten er inderdaad voor zorgen dat wij aan de voorkant, bij de hinderlijke groepen, ingrijpen. De heer Oskam zei dat ook. Dan krijgen zij niet de gelegenheid om te escaleren tot criminele jeugdgroepen. Dat is de kunst en de methodiek. Wij gaan daar unverfroren, heel duidelijk, hard en zeer consistent mee door.

Is de politie in staat om de problemen op te lossen? Ik denk het zeker. Het is natuurlijk geen tovermiddel, maar het is toch belangrijk dat je overal in Nederland de patseraanpak invoert en toepast. Ook moet de pluk-ze-methodiek keihard worden toegepast en meegenomen. In Amsterdam is er de Top 600-aanpak. Er kan dus een Top 60-aanpak zijn in een andere stad. Ook is de persoonsgerichte aanpak heel belangrijk. Op vele terreinen is er een daling van de criminaliteit. Er is een daling van vandalisme, mishandeling, diefstal van auto's en fietsen en overvallen. Alleen over de winkeldiefstallen heb ik nog een grote zorg.

De heer Oskam en anderen vroegen hoe wij de ouders willen dwingen om hun criminele kinderen beter op te voeden en te betrekken bij deze zaken. De heer Marcouch en anderen hebben erover gesproken. Het is uiteraard absoluut onze inzet om ouders zelf de verantwoordelijkheid te laten nemen om gebruik te maken van de bestaande mogelijkheden om hulp te krijgen voor de opvoeding. Zij moeten zelf gewoon het initiatief nemen om dat te doen. Als zij deze verantwoordelijkheid niet nemen, kan er allereerst meer drang worden toegepast door de ouders actief te blijven benaderen met het aanbod van opvoedingsondersteuning. Dit gebeurt bijvoorbeeld al in meer steden door meer kinderen daaraan te laten deelnemen. Ook zijn er maatregelen mogelijk ten aanzien van de leerplicht, toezicht en spijbelgedrag. Er moeten boetes worden opgelegd.

Als het echt misgaat en ouders kinderen niet goed behandelen of de fysieke of geestelijke gezondheid van de kinderen in gevaar is, kan en moet er ingegrepen worden via de jeugdzorg. Kinderen kunnen dan door de rechter onder toezicht worden gesteld. Ouders zijn dan niet meer vrij in hun doen en laten. Zo nodig kunnen kinderen ook tijdelijk uit huis worden geplaatst. Terugkeer vindt dan plaats onder strikte voorwaarden. Ik heb dat al kunnen constateren in Utrecht, tijdens het werkbezoek aan de rechtbank. Daar werken het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht op dat punt samen, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid. Dit is het punt. Dit is de inzet. We moeten ervoor zorgen dat de autoriteiten in het hele land daarin hun verantwoordelijkheid nemen. Ik heb die ervaring ook in mijn vorige leven gehad: altijd moet je in de wijk met de persoonsgerichte benadering van jongeren de ouders aan boord houden en erbij trekken. Dat is cruciaal. We hebben daar instrumenten voor. Die moeten worden gebruikt.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik hoor de minister zeggen dat allerlei instanties met die jongens aan de slag gaan en dat die ouders iets krijgen aangeboden. Dat is precies het probleem. Ik zou heel graag willen – dat zou een doorontwikkeling zijn van de ouderverantwoordelijkheid – dat de ouders in de ketenaanpak een van de partijen zijn. Ze worden nu niet gezien als partner en zitten dus niet aan tafel. Er wordt van alles voor hen gedaan in plaats van dat ze leidend aan het werk worden gezet om hun verantwoordelijkheid als ouders te pakken, hun eigen kroost op te voeden en de overlast te doen stoppen.

Minister Opstelten:

Op zichzelf ben ik het daarmee eens. Op de vraag van de heer Oskam heb ik net ook aangegeven hoe je dat kunt doen. Ik kan de heer Marcouch nog wel zeggen dat in de spoedaanpak bij dit soort situaties het gezin en de familie altijd worden meegenomen. Dat moet. We zullen dat goed bewaken. Ouders worden bij veel interventies nadrukkelijk betrokken als een van de partners – zo kun je het inderdaad zeggen – in het team dat de zaak aanpakt. Sommige ouders moeten we wel echt helpen in de opvoeding. Dat doen we met zogenaamde systeemgerichte intensieve gedragsinterventies. Er zijn ook commissies die er dan weer op toezien hoe dat gebeurt. Ouders hebben een verantwoordelijkheid. Daar worden ze ook op gewezen in de aanpak. Daarbij wordt heel veel door de burgemeesters ingezet. Dat blijkt indruk te maken. Ik krijg van RTL te horen: er wordt zo'n bende aangepakt, die jongeren worden aangepakt, en dan krijgt men een brief van de burgemeester met "we houden je in de gaten"; dat is soft. Ik kan me er iets bij voorstellen dat men dat zegt, maar het is een instrument dat kan helpen.

De heer Oskam heeft een vraag gesteld over de aanpak van de jeugdgroepen. Ik heb daar net het nodige over gezegd. De brief spreekt voor zich. De cijfers zijn gevalideerd door het WODC. Het betreft de cijfers van de burgemeesters, van de politie en van het Openbaar Ministerie. Ik heb die de Kamer toegezonden.

De heer Oskam vroeg of ik in elke stad een Top X-aanpak ga organiseren. Ik zeg nadrukkelijk: deze minister doet dat niet zelf. Het is de kunst om ervoor te zorgen dat de autoriteiten – ik doel op de burgemeester, de politie en de gemeente – dat met hun eigen verantwoordelijkheid doen. Ik ben onder de indruk van de manier waarop zij het aanpakken. Amsterdam is een voorbeeld, met de Top 600, maar laten we ook Den Haag noemen, met de Mammoetaanpak. Deze stad doet het heel precies, heel persoonsgericht en heel breed, met alle instanties en ouders erbij. Wijk voor wijk wordt er uitgekamd. Misschien gaat het dan op zichzelf niet heel snel, maar het gaat heel adequaat en heel effectief. Wat zij aanpakken, pakken zij dan ook goed aan. Het gaat niet alleen om een heel strakke en repressieve aanpak. Ook moet je ervoor zorgen dat die jongeren een kans krijgen nadat de straf is uitgezeten, zodat zij niet in recidive vervallen. Anders blijf je dweilen met de kraan open. De top 600 is een belangrijke aanpak, maar het is een persoonsgerichte aanpak. In Amsterdam zijn het er 600. In een andere stad kunnen het er meer of minder zijn.

De heer Oskam vraagt hoe de preventieve aanpak van jeugdgroepen wordt versterkt. Dat heeft mijn aandacht. Wij zijn er volop mee bezig, want wij moeten die aanpak versterken. Het is belangrijk dat al die diensten bij elkaar zijn, zoals in Amsterdam. Ik ben daar geweest bij grote bijeenkomsten. Vroeger werkten al die diensten apart: zij gaven het ene dossier door aan elkaar. Ik zie aan het gezicht van de heer Oskam dat hij dat uit zijn verleden herkent. Nu zitten zij bij elkaar en pakken zij als team die ene bende, die ene jeugdgroep aan. Die multidisciplinaire aanpak moeten wij versterken in het land. Dat versterkt de zaak.

De heer Dijkhoff heeft een aantal heel interessante dingen gezegd, net als u allen trouwens; ik wil daarover geen misverstand laten bestaan. Ik begin met de betrokkenheid in de buurt, de vrijwilligers, de burgers die in de buurt wonen en die dat zien. Ik heb diezelfde ervaring; ik heb dat gisteren ook gezegd. Dat maakt altijd indruk op mij. Meestal wordt Burgernet ingezet en krijg ik een uur daarna een bericht: "dank voor uw hulp, wij hebben de zaak opgelost" of "wij hebben het zus of zo aangepakt". Ik vind dat belangrijk. Laten wij dat doen.

Het is mij niet bekend dat Burgernet onvoldoende capaciteit heeft. Ik schrik ervan. Het is voor het eerst dat ik een dergelijk signaal hoor, want Burgernet is een groeier. Ik wist het niet en ik zal het nagaan. Ik heb het in de vijf minuten pauze nog gecheckt. Er zijn gesprekken met betrokken partners om het instrument te borgen in de nieuwe organisatie van de Nationale Politie. Misschien komt het geluid daarvandaan, want er zijn natuurlijk hier en daar wat onzekerheden bij zo'n Nationale Politie. Over de bekostiging van de programma's zijn onlangs nog afspraken gemaakt. De financiering is voor de komende vijf jaar gegarandeerd. Als ik dat niet had gecheckt, had ik nu gezegd dat het wordt gegarandeerd. Het is maar een voorbeeld. De heer Dijkhoff sprak over Meld Misdaad Anoniem online. Dat instrument moeten wij ook verder uitwerken. Dat is heel belangrijk.

Ik kom bij het tweede punt van de heer Dijkhoff. Ik heb destijds dat "gevecht" gehad met de burgemeester van Hoorn. Ik heb hem niet zover kunnen krijgen dat hij ging procederen. Dat vond ik jammer. Ook al krijg je een advies van een advocaat dat het moeilijk is, het beste bewijs krijg je door het toch te doen, zo is mijn ervaring. Als je een wens hebt om iets voor elkaar te krijgen, moet je toch procederen omdat je dan precies weet hoe het loopt. Men moet niet te snel om nieuwe wetgeving vragen. Ik waarschuw altijd iedereen: de wet biedt meer mogelijkheden dan sommigen denken, en het moet getoetst worden. Nu de rechter zich nog niet over een casus tot schadeverhaal of over een oproeper tot een Project X-feest heeft uitgelaten, kan de vraag of er sprake is van een lacune alleen beantwoord worden door zo'n kwestie aan de rechter voor te leggen. In specifieke situaties waarin de politie opzettelijk tot actie wordt gedwongen door onrechtmatige gedragingen van iemand, is er nadrukkelijk reden om schade te verhalen. Denk aan valse aangiften en oudejaarsgrappen. In dat soort gevallen zijn de laatste tijd civiele procedures gevoerd, waarbij met succes de kosten van de politie-inzet zijn verhaald. Er moet een duidelijk causaal verband zijn tussen de onrechtmatige gedraging en het politieoptreden.

De voorzitter:

Hoeveel tijd denk de minister nog nodig te hebben?

Minister Opstelten:

Niet veel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

U bent met uw afronding bezig?

Minister Opstelten:

Ik heb nog een paar vragen te beantwoorden, maar dit is wel een scherp, principieel punt. Ik wil het even heel precies aangeven. Er moet een duidelijk causaal verband zijn tussen de onrechtmatige gedraging en het politieoptreden. Er moet aanwijsbaar sprake zijn van schade, zoals kosten van de politie-inzet en van de inzet van de gemeente, en schade aan goederen. Er is pas duidelijkheid als een zaak als deze aan de rechter wordt voorgelegd. Ik vond het echt jammer dat het met Hoorn niet kon, maar de burgemeester had al tegen de raad gezegd dat hij het niet wilde. Zijn geloofwaardigheid zou in het geding zijn als hij het nu wel zou doen. Als zich weer een zaak voordoet, spring ik er bovenop. Ik zet de landsadvocaat in en betaal dat. Dan hebben we een zaak. Ik hoop dat het nog enige tijd duurt voordat het zover is, want dan hebben wij het met elkaar goed gedaan. Wij moeten het even afwachten en bekijken.

Als het nodig is, als de jurisprudentie en de uitspraak van de rechter daartoe aanleiding geven, zullen wij wetgeving voorbereiden. Ik heb een paar voorbeelden uit mijn verleden. Preventief fouilleren is zo tot stand gekomen. Eerst iets doen, dan de rechter laten zeggen dat het niet kan, en vervolgens als gemeente een wetsvoorstel voorbereiden en dat aan een aantal Kamerleden geven. Vandaar dat het nu succesvol loopt.

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik ben gevoelig voor het argument van de minister dat wij geen problemen moeten verzinnen die er niet zijn en daar dan oplossingen voor bedenken. Als ik dat zou willen, zou ik in de juridische wetenschap zijn gebleven. Heel veel gemeentes besluiten nu niet eens om een zaak op te starten of advies aan te vragen, omdat zij de kosten dan dragen voor die zaak. De volgende keer biedt de minister ondersteuning, maar ik kan het mij voorstellen dat er gemeenten zijn die een zaak niet hebben opgestart of doorgezet om deze reden. Is de minister bereid om te kijken of er al zo'n geval op de plank ligt en zo ja, daar steun aan te verlenen?

Minister Opstelten:

Zeker, wij zullen met de VNG contact opnemen. Wij betalen, wij zetten de beste advocaat, de landsadvocaat in, en wij zullen de gemeenten vinden waar dit aan de orde is. Er is er altijd wel een die gevoelig is voor zo'n proces, en zeker als ik het vraag en als zij weten van wie het initiatief is uitgegaan. Wij delen dit punt. Ik hoop dat de Kamer er ook volledig achter staat.

Ik heb al gesproken over het live uitkijken van camerabeelden ter verhoging van de pakkans. In relatie tot Eindhoven heb ik het daarover gehad. Het is een belangrijk instrument, maar live uitkijken is niet de enige, enkele oplossing. Helaas zit er tussen melding op straat en het ter plaatse komen enig tijd, en toen waren de vogels gevlogen. Als de politie die beelden heeft, kunnen ze worden gebruikt voor de opsporing en kan ze die, als het OM daartoe beslist – daar ligt de beslissing – naar buiten brengen.

Over een effectieve aanpak van jeugdgroepen langs de koers die we hebben ingezet op basis van de adviezen die we hebben gekregen, heb ik gisteren en vandaag het nodige gezegd. De debatten van gisteren en vandaag zijn daarvoor goede impulsen. Het is gewoon een prioriteit van iedereen. De capaciteit mag daar dus nooit een punt zijn, want die is altijd eindig. Het gaat erom welke prioriteit je eraan geeft. Deze prioriteit staat vast, we willen dat. Vervolgens is het instrumentarium helder en duidelijk. We willen betere resultaten boeken dan tot nu toe. We zijn op de goede weg en we zullen daar scherp over rapporteren. Elk halfjaar zal dat volgens afspraak gebeuren.

De voorzitter:

De heer Oskam heeft geen behoefte aan een tweede termijn?

De heer Oskam (CDA):

Jawel, maar ik heb nog een korte vraag. De heer Bontes heeft gisteren tijdens de regeling van werkzaamheden een debat aangevraagd over de problematiek in Gouda en de uitspraken van de politiechef dat hij niet meer weet hoe hij de probleemjongeren moet aanpakken. Graag daar nog een reactie op.

Minister Opstelten:

We hebben Gouda gisteren behandeld. Ik krijg morgen de burgemeester van Gouda op bezoek; de Kamer heeft daarover een brief ontvangen. Ik heb de indruk, maar ik zal dat morgen checken, dat de driehoek van Gouda, waarvan de politiechef onderdeel uitmaakt, goed bezig is met deze zware problematiek. Ik heb dat in de brief aangegeven. Gisteren hebben we ook gesproken over de Marokkaansgeoriënteerde jeugdgroepen …

De voorzitter:

Dat debat was gisteren.

Minister Opstelten:

… en over de vraag of de politie toegang kan krijgen tot die samenleving. Dat is wel belangrijk. De heer Marcouch vroeg dat gisteren. Heeft men extra support nodig? Zo ja, dan kan men dat krijgen in de regio-eenheid Haaglanden. Ik zal morgen de mening van de burgemeester daarover vragen.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de kant van de regering gekomen. Ik begrijp dat er behoefte is aan een tweede termijn.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Dank voor de antwoorden, hoewel het op een gegeven moment bijna dreigde te ontsporen in een zorgdebat in plaats van een debat over straatterreur. Ik leg de minister het volgende voor uit de media: een adoptieagent voor veelplegers. Ik citeer: "We zullen de boefjes met regelmaat aanspreken en ze krijgen een agent die ze als het ware adopteert." Voorzitter, ik mag toch hopen dat de minister dit keihard afschiet, want hij heeft altijd gezegd dat blauw op straat boeven moet pakken. Ik probeer dat recht te trekken door de minister een voorstel te doen dat de PVV al eerder heeft gedaan: een isd-maatregel voor minderjarige daders. Waarom wachten op het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht? Dat kan heel makkelijk in een apart wetsvoorstel. Alleen artikel 77a van het Wetboek van Strafboek moet worden aangepast, en we're in business. Over het cameratoezicht dien ik een motie in ter ondersteuning van wat de minister zei. Hij gaat de jurisprudentie opzoeken en ik wil hem daarbij helpen. Ik heb bij de begrotingsbehandeling al gewezen op een uitspraak van de politierechter van de rechtbank in Utrecht. De reden voor strafvermindering was dat foto's of video's waren getoond van de daders. Dat werd door de politierechter beoordeeld als een te grote inbreuk op de privacy. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor het gebruik van onder andere foto's en videobeelden door politie en justitie in het kader van de opsporing nog geen wettelijke basis is en dat rechters om deze reden (schenden privacy) lagere straffen opleggen;

van mening dat criminelen hun recht op privacy hebben verspeeld door een misdrijf te begaan;

constaterende dat het tonen van foto's en videobeelden van verdachten in het kader van de opsporing een erg goed en effectief middel is gebleken;

verzoekt de regering, het verspreiden van foto's en videobeelden in de media in het kader van de opsporing zodanig wettelijk te regelen dat het niet tot gevolg kan hebben dat rechters lagere straffen opleggen wegens een schending van de privacy van de dader,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 374 (28684).

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb de tweede motie ook al aangekondigd. Misschien zal die motie door de PvdA gesteund worden. Dat leid ik af uit een tweet van collega Marcouch: "Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het gedrag van hun jongens". Daar ben ik het helemaal mee eens. Daarom geef ik ook hem deze motie in overweging.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat kosten gemaakt door de overheid bij de bestrijding van straatterreur, bijvoorbeeld de kosten van politie-inzet, moeten kunnen worden verhaald op de daders;

overwegende dat dit ook moet gelden ten aanzien van minderjarige daders;

constaterende dat ouders verantwoordelijk zijn voor hun minderjarige kinderen;

verzoekt de regering, de verhaalsmogelijkheden te verbreden, zodat bij onmogelijk gebleken verhaal op minderjarige daders de kosten gemaakt door de overheid bij de bestrijding van straatterreur verhaald kunnen worden op de verantwoordelijke ouder(s),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Helder en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 375 (28684).

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik heb een puur verhelderende vraag, want ik steun het idee achter deze motie. Ik wil precies weten wat het verschil is ten opzichte van het initiatiefwetsvoorstel, voorheen van de heer Çörüz en nu van de heer Oskam. Volgens mij ligt dat initiatiefwetsvoorstel ongeveer in dezelfde lijn en het ligt nu al bij de senaat. Dat lijkt mij dus een snellere route.

Mevrouw Helder (PVV):

Daarbij gaat het om het verruimen van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van ouders om tegen te gaan dat ouders voor kinderen vanaf de leeftijd van 14 jaar niet meer aansprakelijk gesteld kunnen worden, waardoor het bij de verzekeringsmaatschappij terechtkomt. Voormalig collega Çörüz heeft daarvan terecht gezegd dat wij dat niet moeten willen, maar dat betreft het Burgerlijk Wetboek. Ik heb het hier over het Wetboek van Strafrecht.

De voorzitter:

Mijnheer Dijkhoff, tot slot.

De heer Dijkhoff (VVD):

Oké, deze beweging delen we. Ik ga hierover nadenken.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kooiman. Er geldt een spreektijd van twee minuten.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik heb in dit debat de nadruk gelegd op het voorkomen van slachtoffers. Dat kun je deels doen door goed te letten op alcoholgerelateerd geweld. Ik ben heel blij dat de minister zei dat het door mij genoemde experiment in Cardiff ook zal worden uitgevoerd in Amsterdam, maar ik kreeg tegelijkertijd een "hulplijn" met de mededeling dat er twee problemen zijn bij het uitrollen van dat experiment in Amsterdam. Ten eerste registreert de eerste hulp niet het alcoholgerelateerd geweld, maar alleen de geweldsincidenten. Dan kun je dus juist niet ingrijpen bij bijvoorbeeld de kroegen. Ten tweede betaalt alleen Agis, de verzekeraar, de kosten. De ministeries van VWS en van Veiligheid en Justitie en de gemeenten weten nog niet hoe zij dit moeten financieren. Desnoods krijg ik heel graag een brief van de minister, waarin hij uitlegt hoe het project in Amsterdam gaat lopen, zodat ik zeker weet dat dat gaat gebeuren en dat er geen belemmeringen zijn.

De minister heeft gezegd dat het live "uitkijken" van de camerabeelden belangrijk is, maar ik weet dat heel veel gemeenten gewoon camera's ophangen en dat er voor de rest alleen achteraf gecontroleerd wordt. Voor mij is het heel belangrijk dat de minister vandaag zegt dat de camera's er niet alleen zijn om beelden achteraf "uit te kijken", maar dat zij dienen ter ondersteuning van het blauw op straat. Het is namelijk heel belangrijk dat de minister daarop inzet.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn antwoorden. Ik volg de minister kritisch op het dossier van de straatterreur, maar dat laat onverlet dat er ook heel goede acties te melden zijn. Ik ben bijvoorbeeld blij met de interventies die de minister samen met de gemeenten pleegt.

Wat mij wel zorgen baart, is dat de minister heeft gezegd dat hij het tot en met 2014 gaat doen en dat de gemeenten daarna op eigen benen moeten staan en het zelf maar moeten oplossen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de problematiek van hinderlijke, overlast gevende en criminele jeugdgroepen hardnekkig is;

overwegende dat een gecombineerde aanpak van repressieve en preventieve maatregelen nodig blijft om hiermee om te gaan;

constaterende dat de afgelopen jaren met succes is ingezet op specifieke interventies zoals straatcoaches, gezinsondersteuning, stadsmariniers, cameratoezicht en veiligheidshuizen;

verzoekt de regering, te zorgen dat na 2014 succesvolle interventies blijvend kunnen worden ingezet en hiervoor voldoende financiële en/of andere middelen beschikbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 376 (28684).

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn toezeggingen, bijvoorbeeld over Burgernet. Het is namelijk belangrijker dat het gegarandeerd is dat het goed zit, dan te achterhalen waar de verwarring vandaan kwam. Daar ben ik dus erg blij mee.

Het is goed te horen dat de minister over Meld Misdaad Anoniem zegt dat hij nog steeds hard werkt aan de uitwerking. Ik zou wel graag binnenkort in een reguliere rapportage iets meer lezen over de stand van zaken. Het is namelijk alweer enige tijd geleden toegezegd. Nog liever zie ik de minister het natuurlijk in een mooi ochtendblad presenteren. Mocht dat niet lukken, dan dus graag die update.

Over het schadeverhaal heb ik een motie voorbereid. Ik laat de indiening ervan vandaag maar achterwege, omdat ik het idee heb dat we snel een aanleiding zullen kunnen vinden om een proces te starten. Ik ben blij te horen dat de minister die gemeente daarbij voluit zal steunen, want dat voorkomt dat die gemeente alle risico's loopt. We zien dan vanzelf waar de lacunes zitten, waarbij ik er natuurlijk van uitga dat de minister eventuele lacunes onmiddellijk zal oplossen.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording en voor zijn toezegging over de doorontwikkeling van de aanpak die gericht is op de rol van de ouders. De ouders staan daarin centraal als partij en als partner en dat is een goede zaak. Het gaat mij daarbij overigens niet alleen om het betrekken van de ouders bij interventies, maar ook om het inschakelen van ouders als ketenpartner. Dat kan helpen om ouders daadwerkelijk hun verantwoordelijkheid te laten nemen.

Ik hoop dat de minister zich daarbij met name zal richten op jongeren die ouder dan 18 zijn en nog thuis wonen. Die jongeren zijn vaak een factor bij het veroorzaken van overlast en straatcriminaliteit en dan kan het niet zo zijn dat de ouders van die kinderen wel ervoor zorgen dat hun kind een dak boven zijn hoofd heeft, maar niet mogen meepraten omdat hun kind al 18 is en zijn privacy in het geding zou zijn. De ouders zouden met andere woorden eigenlijk de positie moeten hebben van de instellingen die zich bezighouden met dat probleemkind.

De minister zegt werk te gaan maken van een oplossing voor de problemen bij meldingen en het doen van aangifte. Hij zal de naamsbescherming van melders en aangevers verhogen om ervoor te zorgen dat ook buurtbewoners durven melden een aangeven. Elke oplossing van een misdaad of van overlast begint immers met een melding van een burger. En burgers mogen daar dan ook niet door angst van afgehouden worden.

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. We wachten even totdat de minister alle moties heeft gekregen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Voordat ik de minister het woord geef, wil ik een dringend beroep op iedereen doen om zo kort en bondig mogelijk te zijn. Wij moeten namelijk schorsen voor de dinerpauze. Ook daarna moeten wij de planning kunnen halen.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun inbreng in tweede termijn. Zoals mevrouw Helder, naar ik hoop, gelezen zal hebben, worden er in het kader van de isd drie pilots voor jonge veelplegers gestart in de steden Amsterdam, Den Haag en Utrecht.

Ik kom op de motie op stuk nr. 374 van mevrouw Helder. Zoals ik al eerder heb toegezegd, zal ik de jurisprudentie die mevrouw Helder noemt, bestuderen. Ik ben in dat kader benieuwd of deze uitspraak is getoetst door een hogere rechter. Mij zijn ook zaken bekend waarbij het tonen van foto's of bewegende beelden door de rechter echt is geaccepteerd. Ik moet daarom deze motie ontraden. Op basis van de kennis die ik zelf heb, zie ik namelijk geen aanleiding om de wet wat dat betreft aan te passen. Dat is niet nodig en leidt tot nadere misverstanden, tot vertraging en aarzeling om dit instrument toe te passen.

De motie op stuk nr. 375 van mevrouw Helder is naar mijn mening overbodig. Ze voegt in de kern niets toe aan wat er al is vanwege het wetsontwerp van de heer Çörüz en de zijnen dat bij de Eerste Kamer ligt. Dat is natuurlijk civielrechtelijk. De schade kan daardoor worden verhaald. Een aanvulling op het strafrecht heeft geen toegevoegde waarde. Het zou kunnen zijn dat er aanleiding is om de motie in te trekken; anders zou ik haar moeten ontraden.

De voorzitter:

Een korte reactie, mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat het civielrechtelijk verhaald kan worden dankzij het initiatiefwetsvoorstel van voormalig collega Çörüz, heb ik niet ontkend. Dit zorgt er echter wel voor dat er door de slachtoffers alsnog een civiele procedure moet worden gestart. Dit kabinet staat erom bekend dat het ook de slachtoffers in het strafrecht zo graag tegemoet wil komen. In dat kader heb ik het gevraagd.

Minister Opstelten:

Het geeft geen toegevoegde waarde. Het leidt dus tot misverstanden. Daarom zou ik de motie willen ontraden, en met nadruk de procedure in de Eerste Kamer willen volgen, opdat dat wetsontwerp snel door de Eerste Kamer kan komen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Er is wel toegevoegde waarde, want een slachtoffer kan zich als benadeelde partij in het strafproces voegen. Dan kan daarin de schade meteen worden verhaald. Dat heeft dus wel degelijk toegevoegde waarde.

Minister Opstelten:

Nee, het is gericht op een uitbreiding van hetgeen in het andere wetsontwerp staat, en het is naar mijn mening niet van belang om dat te doen. Ik blijf dan ook bij mijn standpunt en ontraad de motie.

Mevrouw Kooiman heeft een brief over Cardiff gevraagd. Deze brief komt er. Ik zal aangeven wanneer en op welke wijze wij dit implementeren en op welke wijze dit aardige project tot stand komt.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan wil ik graag van de minister weten wanneer wij deze brief kunnen verwachten.

Minister Opstelten:

Wanneer die brief komt. In de eerste termijn hebben we er al over gesproken. Ik wil graag eerst even het project de kans geven om iets te zijn. Anders krijgt u van mij niet veel meer informatie dan u nu al hebt. De Kamer krijgt die brief dus zo snel mogelijk. Als mevrouw Kooiman dat zeer op prijs stelt, krijgt zij van mij een éénregelig briefje waarin een datum staat, nadat ik mij zelf even heb georiënteerd op dit project.

De voorzitter:

Misschien dat het via een briefje …

Minister Opstelten:

Ja, er komt dus een brief …

De voorzitter:

Voor de zomer, begreep ik.

Minister Opstelten:

Voor de zomer, maar dat had ik al gezegd. Als we ons postverkeer echter specifiek moeten dateren, kan ik dat nu niet doen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Als de minister kan aangeven dat hij in ieder geval voor de zomer met een brief komt waarin hij alle mogelijke obstakels kan beschrijven en oplossen die ik in tweede termijn heb genoemd, ben ik daar tevreden mee.

Minister Opstelten:

Dat is juist.

Er ligt nog een vraag van …

De voorzitter:

De motie van de heer Oskam op stuk nr. 376?

Minister Opstelten:

Wacht even. Ik loop mijn lijstje even door, voorzitter.

Mevrouw Helder heeft nog een opmerking gemaakt over agenten die ik belangrijk vind. Wij gaan voor blauw op straat, dat moge duidelijk zijn. Ik wil daar geen enkel misverstand over laten ontstaan.

Cameratoezicht nog een keer ondersteunen op straat, is niet achteraf. Het zal blauw op straat ondersteunen. Laatst hebben we een heel debat gehad over cameratoezicht. Daar is dit van mijn kant aangegeven. Dat wil ik gaarne herhalen.

Tegen de heer Oskam wil ik zeggen dat het gevraagde niet nodig is. Ik kan mij voorstellen dat hij deze motie intrekt, want wij gaan met dit project door totdat de situatie naar mijn mening in voldoende mate is aangepakt met voldoende resultaten. Ik zie dat nog niet direct volgend jaar al gebeuren. We hebben nog een kleine 1.000 groepen.

De heer Oskam (CDA):

Wij schrokken natuurlijk van de datum "eind 2014", maar nu de minister een keiharde toezegging doet, trek ik mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Oskam (28684, nr. 376) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Opstelten:

Ik wil de heer Dijkhoff graag toezeggen dat ik ook een stand van zaken geef over Meld Misdaad Anoniem online. Daar heeft hij recht op, want dan hoeft hij ook niet elke dag de krant open te slaan.

De heer Marcouch wil ik nog zeggen dat ik de rol van de ouders echt zie als partner in de gehele keten. Er kan echter een aanleiding zijn waardoor de ouders geen partner meer zijn. Daar gaat de discussie over. Zijn opmerking over de melding is goed en ik ondersteun die graag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van dit debat. Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd. Ik schors de vergadering een uur voor de dinerpauze.

De vergadering wordt van 19.35 uur tot 20.35 uur geschorst.

Naar boven