6 Sociaal akkoord

Aan de orde is de voortzetting van het debat over het sociaal akkoord.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Wij zijn hier met vier bewindslieden. Ik zal zo een aantal algemene zaken zeggen over het sociaal akkoord. Ik zal daarbij ook ingaan op de ambities voor het wetgevingsprogramma. Ik zal uiteraard vragen beantwoorden over de manier waarop wij omgaan met de begroting voor 2014 en het pakket dat dienaangaande begin maart is gepresenteerd. Daarna zal Lodewijk Asscher een hele reeks vragen beantwoorden over allerlei zaken uit het sociaal akkoord, bijvoorbeeld de arbeidsmarkt, de WW en de pensioenen. Daarna zal de heer Kamp een paar vragen beantwoorden, onder andere over de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en een paar andere kwesties. Tot slot zat de heer Dijsselbloem nader ingaan op een aantal vragen over de begroting voor 2014 en het verdere financiële perspectief. Van mijn kant het volgende. Dit kabinet is begonnen na de verkiezingen van vorig jaar. Het bestaat uit de twee grote partijen die uit de verkiezingen voortkwamen. Het heeft de ambitie om een aantal zaken gelijktijdig te doen: de overheidsfinanciën op orde brengen; de noodzakelijke hervormingen doorvoeren, die ervoor zorgen dat het verdienvermogen van de Nederlandse economie ook op langere termijn wordt versterkt; en de rekening van die verschillende agendapunten op een nette manier in de samenleving neerleggen. Dat zijn de drie pijlers onder de coalitie van de Partij van de Arbeid en de VVD. Wij hebben ons daarbij steeds tot doel gesteld om ook te streven naar afspraken met maatschappelijke organisaties en naar een breed draagvlak, hier in de Tweede Kamer en uiteraard ook aan de overzijde in de Eerste Kamer. Dat heeft onder andere geleid tot het woonakkoord. Op dit moment wordt hard gewerkt aan een zorgakkoord. Over enige weken hopen wij, met veel maatschappelijke partners, de laatste hand te kunnen leggen aan een techniekpact, om te voorkomen dat er op langere termijn 170.000 vacatures in de techniek zullen zijn die niet kunnen worden vervuld. In SER-verband wordt zeer intensief gesproken over de mogelijkheden van een energieakkoord.

Vorige week zijn we erin geslaagd om met de organisaties van werkgevers en werknemers tot een sociaal akkoord te komen. Dit sociaal akkoord behelst alle grote hervormingen in de sociale zekerheid, in de WW en in het ontslagrecht, flex, pensioenen, de positie op de arbeidsmarkt van mensen met een handicap en nog een hele reeks andere onderwerpen die de agenda raken van Sociale Zaken, en daarmee de arbeidsmarkt in de volle breedte betreffen. In totaal gaat het om bezuinigingen ter grootte van ongeveer 5,5 miljard euro op de lange termijn, maar die zijn niet eens het belangrijkste. Het belangrijkste zijn de effecten van de hervormingen op het verdienvermogen van onze Nederlandse economie, om dit land ook in de toekomst een land te laten zijn waarin het goed is om te werken, waarin je een fatsoenlijk salaris kunt verdienen, waarin je niet wordt uitgebuit, waarin je als ondernemer een bedrijf kunt starten en niet met de nek wordt aangekeken. Daarom hebben wij dit gedaan. Het heeft de twee partijen in de coalitie zeer aan elkaar verbonden, ook Lodewijk Asscher en mijzelf in de gesprekken.

Dat is gelukt en daar ben ik heel blij om. Daarvoor zijn natuurlijk concessies gedaan. Die liggen vooral op het terrein van de vertraging van een aantal van deze maatregelen; in een aantal gevallen zullen zij een jaar later beginnen. Een aantal andere zaken zijn wel naar voren gehaald, bijvoorbeeld het opbouwen van een voldoende aantal plekken bij overheid en bedrijfsleven om mensen met een arbeidshandicap aan de slag te helpen. Het is echter ook waar dat een aantal andere zaken met enige vertraging, dus iets later zullen ingaan. Het grote voordeel is wel dat we intussen een breed maatschappelijk draagvlak hebben onder het debat over de WW, het debat over flex en zekerheid, het debat over de pensioenen en het debat, dat in Nederland al heel lang wordt gevoerd, over de Participatiewet: onze omgang met mensen die willen werken, maar op dit moment niet in een normaal bedrijf aan de slag kunnen komen. Ik ben daar trots op. Ik ben daar blij mee. Ik denk dat dit van heel groot belang is voor Nederland. Ik ben de vakbeweging en de werkgeversorganisaties buitengewoon erkentelijk voor het feit dat zij hiervoor hun nek vergaand hebben uitgestoken.

Dit gebeurt in een tijd waarin Nederland door een van de zwaarste economische recessies in zijn geschiedenis gaat. Sinds 2008 is het aantal faillissementen met 50% gestegen, is de werkloosheid verdubbeld, dalen de huizenprijzen, daalt de koopkracht en is de staatsschuld inmiddels gestegen tot boven de 70% van het nationale inkomen. Dit was dus urgent, maar er was geen zekerheid. Dit is ook een tijd waarin organisaties afwegingen maken over de volle breedte van de maatschappelijke vraagstukken, en proberen tot integrale afwegingen te komen. Dat zijn heel veel partijen hier in de Kamer, maar dat zijn ook de organisaties die een onderdeel vormen van de vakbeweging en de werkgevers. Dat type organisaties heeft het niet altijd gemakkelijk in dit tijdsgewricht, waarin juist one-issue-organisaties de meeste aandacht lijken te trekken. Toch is het mijn absolute en stellige overtuiging dat alleen het sterk laten voortbestaan van organisaties en politieke partijen die in staat zijn tot integrale afwegingen, de enige manier is om onze welvaart, die tot de hoogste in de wereld behoort, te behouden.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. "Integrale afweging" staat toch een beetje haaks op de rest. De premier noemde het woonakkoord en het sociaal akkoord. Hij kondigde een techniekakkoord aan. Wij weten dat er nog een onderwijs-en-studiefinancieringsakkoord komt. Er komt wellicht een kindregelingenakkoord. Misschien komt er ook nog een gedeeltelijk AWBZ-akkoord. Waar is dan de consistentie van beleid? Waar is het regeerakkoord?

Minister Rutte:

Het regeerakkoord geeft de richting aan voor al deze zaken. Met het woonakkoord was het doel van het kabinet om de doorstroming op de huurmarkt te bevorderen en ervoor te zorgen dat er een bodem werd gelegd in de koopmarkt en dat corporaties weer zouden gaan doen wat ze moesten doen. Zijn er concessies gedaan om tot een woonakkoord te komen? Jazeker, bijvoorbeeld aan D66, aan de ChristenUnie en aan de SGP. Die concessies zijn gedaan. Werden wij het met zijn vijven eens over deze belangrijke hervorming op het terrein van huur, koop en corporaties? Ja. Wij werken vanuit een heel sterk anker, namelijk het regeerakkoord van dit kabinet, dat de Partij van de Arbeid en de VVD met elkaar verbindt. Tegelijkertijd zijn wij van mening dat je deze grote hervormingen alleen kunt doorvoeren met breed maatschappelijk draagvlak. Ik ben net begonnen door nog eens mijn persoonlijke inspiratie voor deze baan te noemen. Die is niet om in het Torentje te mogen zitten, op vrijdag de ministerraad te mogen leiden of om de heer Poetin te mogen ontvangen in Amsterdam, hoe interessant dat ook allemaal moge zijn. Mijn inspiratie is dat dit mooie land naar mijn absolute overtuiging een veel sterker land kan zijn dan het op dit moment is, als we met elkaar bereid zijn om die grote maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. Er is heel veel gebeurd in het verleden, maar er zijn ook heel veel dingen blijven liggen, helemaal in een tijd waarin de economie door dit buitengewoon zware weer gaat, waarin heel veel mensen in Nederland hun baan verliezen en waarin mensen zich grote zorgen maken over hun inkomenspositie, omdat hun huis onder water staat. Juist in deze tijden is die inspiratie voor mij het richtsnoer in deze baan.

De heer Pechtold (D66):

Dat siert de minister-president. In de periode die hij noemde, van 2008 tot nu, is het consumentenvertrouwen in Europa in Griekenland het snelst gedaald. Op de tweede plaats staat Nederland. De minister-president en ik kunnen het vrij snel eens zijn dat daar eigenlijk geen reden toe is. Wij zoeken samen naar de factor. Mijn analyse is: instabiliteit. Mijn analyse is: geen regering die afspreekt om vijf jaar lang iets te gaan doen, maar een regering die niet vooruitschuift, maar het in het jaar waarin ze het afspreekt, ook echt gaat doen. Hoe sympathiek de akkoorden ook zijn – en mijn partij heeft tot nu toe aan alle akkoorden meegewerkt – dat is niet regeren. Dat is blijven kijken naar de partners, hopend op herstel. Zou de minister-president die analyse eens van zijn kant willen bezien?

Minister Rutte:

Zeker, en dan ga ik voor de helft met de heer Pechtold mee. Het feit dat wij in tien jaar vijf verkiezingen hebben gehad, heeft niet bijgedragen aan het vertrouwen. Het feit dat het in de afgelopen vijftien jaar niet gelukt is om betekenisvolle akkoorden te sluiten tussen werkgevers, werknemers en het kabinet, heeft niet bijgedragen aan het vertrouwen. Er zit nu een kabinet dat zich eraan verbonden heeft, al deze zaken wel aan te pakken, maar dat zich ook realiseert dat dit alleen kan met breed maatschappelijk draagvlak. Om die reden verplicht het zich om hier in de Tweede Kamer, maar ook in de Eerste Kamer en in de maatschappij, te zorgen voor dat brede draagvlak.

Het is voor het eerst in vijftien jaar gelukt om een sociaal akkoord af te sluiten, waarin alle belangrijke hervormingen die wij ons hebben voorgenomen in het regeerakkoord, van een breed maatschappelijk draagvlak zijn voorzien. Het is met steun van de heer Pechtold van D66 en zijn collega's in de Eerste Kamer gelukt om te komen tot een woonakkoord dat ervoor zorgt dat de grote hervormingen op de huizenmarkt nu kunnen plaatsvinden. Ik vind dat van levensbelang. Dan is het wel van belang dat je ook je eigen ego onder controle houdt. Immers, als het leiderschap zou zijn dat Zijlstra of Samsom of Asscher of ik al het succes willen claimen en naar ons toe willen trekken, dan begrijp ik de heer Pechtold. Maar dat is voor mij geen leiderschap. Leiderschap is voor mij dat deze twee partijen weten wat ze willen, dat ze zoeken naar breed draagvlak en dat tot nu toe ook vinden, voor het woonakkoord en voor het sociaal akkoord. Ik heb goede hoop dat het ook gaat lukken op een aantal andere grote maatschappelijke vraagstukken. Wat mij betreft gaan we zo door tot 2017. We gaan bij grote maatschappelijke vraagstukken die dit kabinet aanpakt, zoeken naar breed draagvlak in Kamer en samenleving. Daar gaan we mee door en dat is geen zwakte, dat is kracht. Het is de kracht van draagvlak en van het niet verstikt raken in je eigen gelijk. We zeggen: dit is wat wij willen, dit is waar deze coalitie naar toe wil, ben je bereid met ons mee te denken? We zijn bereid om concessies te doen voor dat draagvlak, maar de richting is duidelijk.

De heer Pechtold (D66):

Het kabinet moet die kracht uit anderen putten. De minister-president zegt: VVD en PvdA weten wat ze willen. Ik raad hem aan om zijn eigen regeerakkoord, nog geen half jaar oud, nog eens te lezen en met een rode pen door te strepen wat inmiddels alweer veranderd is. Daarna mag hij een andere kleur pakken om de wijzigingen weer door te strepen. Hij was het eens in oktober. Er was helemaal geen sprake van een nullijn in de zorg. Die kwam, ging daarna weer van tafel, kwam weer in beeld en kan door de onderhandelaars voor de zorg nu weer weg onderhandeld worden. Zojuist hebben we gehoord dat bovendien niet uit te sluiten valt dat die nullijn toch weer op tafel komt. Dit is maar één voorbeeld. Ik noemde zojuist ook het voorbeeld van de minister van Infrastructuur. Zij zal dadelijk geconfronteerd worden met vijf wijzigingen van haar begroting in één jaar. Ik spreek dus de minister-president wél aan op leiderschap. De kracht moet uit de regering komen en moet dus niet rusten op anderen. Wij zullen graag die kracht blijven geven, maar de minister-president zal een keer zelf het initiatief moeten nemen. Hij zal een keer vast moeten houden. Als hij zegt dat de hervormingen uit het regeerakkoord dit jaar ingaan, past het niet om ze daarna over de horizon van zijn kabinet te schuiven. De minister-president stelde dat hij bepaalde lasten in verhouding zou verhogen. Het past dan niet om daarover onduidelijkheid te laten bestaan. Ik grijp deze mogelijkheid maar weer eens aan om tegen de minister-president te zeggen: zo kan het niet tot 2017 doorgaan!

Minister Rutte:

De heer Pechtold heeft volkomen gelijk: het kabinet regeert en moet weten wat het wil. Daarom heeft het kabinet afspraken gemaakt over de woningmarkt, die nu in het woonakkoord breed parlementair draagvlak hebben. Daarom hebben de Partij van de Arbeid en de VVD afspraken gemaakt over de hervorming van de WW, het ontslagrecht, de pensioenen en mensen met een handicap op de arbeidsmarkt. Die afspraken zijn nu van een breed draagvlak in de samenleving voorzien. Daarom hebben wij met elkaar afspraken gemaakt over het belang van voldoende mensen in de techniek. Ook die afspraken worden binnenkort voorzien van een breed draagvlak in de samenleving. Daarom hebben wij afspraken gemaakt over de hervorming van de gezondheidszorg. Die betreft zowel de AWBZ als de ziekenhuissector. Ik hoop en verwacht dat we kunnen komen tot afspraken daarover met sociale partners, maar zeker is dat nog niet. Daarom praten wij onder andere met de partij van de heer Pechtold over het idee van het kabinet om te komen tot een sociaal leenstelsel. Ik weet dat in de kringen van D66, en ook in die van andere partijen, daarvoor initieel steun kan zijn, natuurlijk op bepaalde voorwaarden. Dat betekent dat we ook concessies moeten doen. Volgens mij is het echter heel belangrijk dat we uiteindelijk komen tot een situatie waarin we extra kunnen investeren in het onderwijs, en via het sociaal leenstelsel ook de fouten uit het huidige systeem van studiefinanciering kunnen halen. Daarover hebben de PvdA en de VVD heel duidelijke opvattingen en daarvoor zoeken we naar breed maatschappelijk draagvlak, maar ook naar draagvlak in beide Kamers. De heer Pechtold heeft dus volkomen gelijk: dat is wat een kabinet moet doen. Dat is ook wat het kabinet doet. Ik ben zeer complimenteus tegen D66 en andere partijen die bereid zijn om iedere keer mee te denken en te bepalen of zij bereid zijn bij die grote maatschappelijke onderwerpen steun te verlenen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, mag ik nog iets zeggen? Ik beloof u om daarna …

De voorzitter:

Nee, nee, mijnheer Pechtold, u belooft mij dat nu tijdens dit debat al voor de vierde keer.

De heer Pechtold (D66):

Zeker voorzitter, maar dit is wel heel essentieel.

De voorzitter:

Ja, dat snap ik.

De heer Pechtold (D66):

De premier zegt zelf dat op het punt van het wonen de werkelijkheid binnen een halfjaar door een akkoord is veranderd. Op het vlak van arbeid is de werkelijkheid binnen een halfjaar veranderd. Op het vlak van de zorg maken we het deze week nog mee. Op het vlak van het onderwijs roept de premier ertoe op, die werkelijkheid te laten veranderen. Mensen in het land snappen dat niet. De premier en ik snappen misschien hoe onderhandelingen plaatsvinden tussen elf partijen en ook nog allerlei maatschappelijke partijen. De mensen die de premier oproept om een auto te kopen of een huis te kopen, snappen dat echter niet. Minister-president, u staat ver af van de werkelijkheid.

Minister Rutte:

De heer Pechtold kan nu wel het volume verhogen waarmee hij spreekt, maar daarmee heeft hij nog geen gelijk. Feit is namelijk dat de hoofdlijn overeind is gebleven van wat het kabinet voornemens was te doen op het vlak van de woningmarkt. Daarbij is er sprake van steun van andere partijen. Alle hervormingen in de sociale zekerheid die wij willen, zullen plaatsvinden in de huidige kabinetsperiode. Ik zal hierbij maar direct ook de vraag van de heer Zijlstra en de heer Van der Staaij beantwoorden. Deze herfst liggen alle voorstellen op dit vlak hier in de Tweede Kamer. Alle hervormingspakketten liggen dan in de Kamer. Een van die pakketten is er zelfs al, namelijk het pakket over de hervorming van het pensioenstelsel. Dit zullen we dus allemaal doen, ook al weten we dat enkele van die hervormingen een jaar later ingaan. Het hele wetgevingstraject daarover willen wij afronden voor de zomer van 2014. Alle voorstellen hierover liggen dit najaar in de Tweede Kamer. We gaan dus met stoom door, in lijn met het regeerakkoord, maar nu wel met breed draagvlak dankzij het sociaal akkoord. Hetzelfde geldt voor alle andere onderwerpen, bijvoorbeeld de gezondheidszorg.

Volgens mij is ook de heer Pechtold, ook als liberaal, ervan overtuigd dat een land niet verder komt met de dictatuur van de meerderheid. We moeten ook rekening houden met minderheden en met individuen. We moeten altijd proberen om tot een breed draagvlak te komen, maar tegelijkertijd moeten we precies weten wat we willen. Dat is de kracht van de huidige coalitie. We weten precies wat we willen. We weten ook precies op welke punten we concessies kunnen doen zonder dat die de hoofdlijnen van ons beleid schaden. Dat is wat wij doen en daar ben ik trots op.

De heer Roemer (SP):

De premier kan lang praten, maar daarmee heeft hij nog geen gelijk. Wat dat betreft is dit een zin die je overal kunt gebruiken.

Zo ongeveer de gehele wereld, buiten Nederland, binnen Nederland, economen, werkgevers, werknemers, noem maar op, adviseren de regering om af te stappen van die bezuinigingsdrift en gericht te investeren in de economie. Het beleid van de afgelopen jaren heeft alleen maar geleid tot nog meer werklozen, nog meer mensen onder de armoedegrens, nog meer bedrijven die failliet gaan. Waarom blijft het kabinet, waarom blijft de premier zo koppig? Vandaag lag er een mooie kans om het akkoord tussen de sociale partners te omarmen en een beetje vertrouwen terug te krijgen, maar die kans wordt op dezelfde dag de grond ingeboord met die bezuinigingsdrift die vanaf augustus weer op tafel ligt.

Minister Rutte:

Op dit moment, dit jaar geeft Nederland nationaal ongeveer 21 miljard euro meer uit dan het binnenkrijgt. Wat de heer Roemer eigenlijk vraagt, is om nog meer te investeren. We investeren dit jaar al 21 miljard. Uiteindelijk moet die rekening worden betaald. Onze staatsschuld is inmiddels opgelopen tot 450 miljard euro. Dat krijgen wij niet meer onder controle als we geen maatregelen nemen, als we niet ingrijpen. In Frankrijk is de staatsschuld gestegen tot boven de 90% van het nationaal inkomen. Dat zijn momenten waarop je je als land zorgen moet maken en echt vergaande maatregelen moet nemen, misschien zelfs draconische maatregelen. De stelling van de coalitie is dat het ingrijpen, ook in de overheidsfinanciën, een noodzakelijke randvoorwaarde is voor economisch herstel. Mensen zijn niet gek. Ze realiseren zich dat ingrijpen over een aantal jaren, als de zaak uit de hand is gelopen, nog slechter is. Daarom houden wij vast aan het saldodoel volgend jaar van 3% als tussenstap op weg naar een verdere afbouw van het tekort.

De heer Roemer (SP):

Daarmee vererger je de situatie alleen maar. Het herstel wordt op die manier alleen maar de kop ingedrukt. Zo ongeveer iedereen adviseert de regering om gericht te investeren in de economie, in banen, in innovatie en in onderwijs. Al dat soort zaken blijft achterwege, de afgelopen periode ook, maar de kansen die wij nu hebben om het vertrouwen te herstellen, worden met één pennenstreek dadelijk weer van tafel geveegd. Er zijn voorstellen genoeg gedaan, bijvoorbeeld om de verhuurderheffing om te zetten in een investeringsplicht. Dat kost de overheid geen dubbeltje. Dat kan gewoon budgettair-neutraal gebeuren, vanwege de extra inkomsten die je op die manier met meer werk en minder werklozen, minder WW en minder bijstand binnenhaalt. Van rechts tot links doen economen voorstellen, maar dit kabinet veegt ze allemaal van tafel. Hoeveel bewijs wil de premier nog hebben dat verder doorbezuinigen op deze manier de boel alleen maar verergert?

Minister Rutte:

Ik verwijs naar het vorige antwoord. Als wij dit niet zouden doen, als wij de overheidsfinanciën niet op orde zouden brengen, dan leidt dat op langere termijn tot een situatie waarin die zaak niet meer onder controle is te krijgen. Dan verliezen wij het vertrouwen van degenen die onze staatsschuld financieren, waardoor wij op dit moment een heel lage rente betalen, omdat ze nu wel vertrouwen hebben in onze minister van Financiën, in dit kabinet. Ze hebben vertrouwen in de manier waarop wij de problemen aanpakken. We verliezen dan ook het vertrouwen van de eigen bevolking, want de mensen weten dat de belastingen op lange termijn dramatisch omhoog moeten, of dat er ineens verschrikkelijk moet worden bezuinigd. Dat zal leiden tot een verlies aan vertrouwen in de algemene economie. Daarom is het altijd verstandig beleid om twee dingen tegelijkertijd te doen: de overheidsfinanciën op orde brengen, heel scherp kijken waar de overheid wel of niet over gaat en tegelijkertijd de noodzakelijke hervormingen doorvoeren die ervoor zorgen dat het verdienvermogen van de economie, het vermogen om banen te creëren, om werkgelegenheid te creëren omhoog gaat. Dat is ook het centrale thema in het sociaal akkoord: arbeid, werkgelegenheid. Een en ander moet in samenhang plaatsvinden. Je kunt niet het tweede doen, maar het eerste laten. Dat leidt tot grote schade voor volgende generaties.

De heer Roemer (SP):

Dat is het bekende misverstand. In tijden van economische crises moet je mensen zekerheid geven, moet je bedrijven zekerheid geven, moet je banen creëren. Daar moet je gericht in investeren. Anticyclisch denken. Zorgen dat je daarna de boel op orde krijgt, want dat willen wij ook. De regering bezuinigt op mensen, op kwaliteit, op de toekomst, op menselijke waardigheid. Ging de regering maar bezuinigen op verspilling, op bureaucratie, op topsalarissen, op winstmaximalisatie in de publieke sector! Deed u dat maar. Haalde u daar de miljarden maar. Nee. Wat het kabinet nog steeds doet en wat het vorige kabinet ook heeft gedaan, is bezuinigen op investeringen, bezuinigen op mensen en bezuinigen op kwaliteit. Dan moet u het niet gek vinden dat het vertrouwen van de mensen weg is en weg blijft. Ik vind het spijtig dat ik dit moet concluderen en dat het sociaal akkoord voor het kabinet blijkbaar niet een stap is geweest om die kant op te gaan.

Minister Rutte:

Dit kabinet bezuinigt in de eerste plaats op zichzelf, op de rijksoverheid. Tussen nu en 2016 valt 40% van de arbeidsplekken in Den Haag vrij. Drie grote gebouwen van het vroegere ministerie van Verkeer en Waterstaat en van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Sociale Zaken komen leeg te staan. Dit is het bewijs dat dit kabinet ook bereid is heel scherp te kijken naar de directe eigen uitgaven van de rijksoverheid en deze rekening niet bij de samenleving neer te leggen. Dat is wat het kabinet doet. Wij geloven namelijk dat een kleinere, krachtige overheid, die er is als mensen haar echt nodig hebben, essentieel is, ook als een randvoorwaarde voor economisch herstel.

De heer Roemer (SP):

Ik neem aan dat de minister-president bedoelt dat daarvoor die drie heel dure torens zijn gebouwd?

Minister Rutte:

Nee. Die drie ministeries vallen leeg, maar worden samengevoegd met andere ministeries. Daarnaast vallen ook de oude gebouwen leeg. Deze drie gebouwen worden niet vervangen. 40% van de Haagse werkplekken valt vrij. Als u zich door uw buurman wilt laten influisteren, moet u er wel voor zorgen alle feiten te hebben. Sociale Zaken valt vrij, Verkeer en Waterstaat valt vrij, Buitenlandse Zaken valt vrij en die gebouwen worden niet vervangen. Waar u het over hebt, is een vervanging voor een ander gebouw dat wordt verkocht.

De heer Wilders (PVV):

Ik wil eigenlijk een heel eenvoudige vraag aan de minister-president stellen. Wat kost dat nu, zo'n flink stuk spacecake?

Minister Rutte:

Mijnheer Wilders, als ik zo uw haar zie, weet u er meer van dan ik, maar vertel.

(geroffel op de bankjes)

De heer Wilders (PVV):

Die was heel leuk.

Minister Rutte:

Dat vond ik ook.

De heer Wilders (PVV):

Die was echt heel leuk. Ik herhaal mijn vraag. Wat kost dat nu, zo'n stuk spacecake?

Minister Rutte:

De heer Wilders moet bij de heer Pechtold zijn, want hij behoort tot de sociaal-liberalen en weet altijd de current prijs van softdrugs.

De heer Wilders (PVV):

Als de heer Rutte geen spacecake of paddo heeft gegeten, is hij op zijn minst toch totaal wereldvreemd. Hoe kan hij de mensen in het land oproepen een nieuwe auto te kopen, een nieuw huis te kopen, terwijl hij tegelijkertijd de belastingen voor de burgers met miljarden verhoogt? Deze minister-president heeft ervoor gezorgd dat de btw omhoog is gegaan, dat het eigen risico in de zorg is gestegen, dat aan de hypotheekaftrek is gemorreld, en dat alle belastingen tot aan de belasting op leidingwater omhoog zijn gegaan. Als deze minister-president dan zegt: mensen, ik klop u het geld uit de portemonnee, maar koop vooral een nieuw huis en koop vooral een nieuwe auto, dan is hij wereldvreemd en weet hij niet wat er bij de gewone mensen in het land aan de hand is.

Minister Rutte:

Ik had juist verwacht dat de heer Wilders het sociaal akkoord zou prijzen, omdat er geen belastingverhoging in zit, maar 250 miljoen belastingverlaging.

De heer Wilders (PVV):

Dat is nog niet het begin van een antwoord op mijn vraag.

Minister Rutte:

Ik verwacht een complimentje, want dit is een sociaal akkoord waarin geen belastingverhoging zit, maar een kwart miljard belastingverlaging. Wij hebben geluisterd naar de heer Wilders en ik had steun verwacht.

De heer Wilders (PVV):

Wat deze minister-president had moeten doen, is de belastingen verlagen. De lasten verlagen en de lastenverzwaring van 9 miljard terugdraaien. Dat had hij moeten doen. Belastingverlichting is wat de Nederlandse economie nodig heeft. Dat is ook waar de VVD vroeger voor stond. Ik zei eerder al tegen uw collega Zijlstra dat de VVD de weg totaal kwijt is. U bent blij met een sociaal akkoord dat de lasten niet verlicht, dat de lastenverzwaringen gewoon door laat gaat, en u roept, als iemand die spacecake heeft gegeten: mensen koop een huis, mensen koop een auto. Ik zal u wat zeggen, minister-president. De PVV is het land ingegaan. Wij zijn op verzetstour gegaan. Lacht u daarom? Vindt u dat grappig? Wij gaan het land in, wij gaan naar de mensen toe. Zaterdag gaan wij naar Volendam. Wij zijn in Spijkenisse, in Roermond en in Almere geweest. Alle mensen daar zeggen: de heer Rutte is wereldvreemd en weet niet wat er speelt; hij klopt ons het geld uit de zak en zegt dat wij een auto moeten kopen. Mijnheer Rutte, u zou eens uit dat Torentje moeten komen en naar de gewone mensen moeten gaan. U kunt niet van ze vragen om tienduizenden, honderdduizenden euro's uit te geven aan nieuwe huizen en nieuwe auto's als u ze vervolgens miljarden uit de portemonnee pikt.

Minister Rutte:

Gaat de heer Wilders dan ook meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen in al die gemeenten?

De heer Wilders (PVV):

Ik krijg geen begin van een antwoord.

Minister Rutte:

Dat ga ik u zo geven, maar ik heb een tussenvraag. U gaat al die gemeenten af. Krijgen de mensen de kans om op u te stemmen?

De heer Wilders (PVV):

Ik wil antwoord op mijn vraag. U kunt eromheen draaien wat u wilt, maar ik wil antwoord op mijn vraag. Ik wil het graag nog een keer herhalen. U houdt de mensen in het land voor de gek. U zegt: koop een nieuwe auto, koop een nieuw huis. Ondertussen pakt u de mensen iedere week opnieuw geld uit hun portemonnee. Als ze boodschappen gaan doen, is de btw omhoog. Als ze naar de dokter gaan, hebben ze een hoger eigen risico. Als ze een eigen huis willen kopen, rommelt u aan de hypotheekrenteaftrek. U kunt dit wel afdoen met een grapje tegen de PVV, maar u bent te laf om hierop een antwoord te geven.

Minister Rutte:

Nee, ik zal antwoord geven. Ik had een tussenvraag, die u niet beantwoordt. Ik zal u antwoord geven. Precies in lijn met het eerste kabinet dat mijn naam had, hanteren wij een verhouding bij de grote bezuinigingsopgaaf die er ligt. In totaal gaan wij in Nederland 50 miljard ombuigen tussen 2010 en 2017. Wij hanteren precies dezelfde verhouding die wij ook in het vorige kabinet met gedoogsteun van de PVV hebben gehanteerd, namelijk een derde lasten en twee derde uitgaven. Met het sociaal akkoord komen wij helemaal niet tot een lastenverzwaring; nul komma nul. Wij gaan de lasten met 250 miljoen verlichten.

De heer Wilders (PVV):

Dit is wederom geen begin van een antwoord. Het kabinet blijft de burgers gewoon pakken met lastenverzwaring, dit jaar met 9 miljard. De minister-president en de VVD voorop hadden, als de VVD de weg niet kwijt was geweest, miljarden moeten snijden in posten als subsidies, ontwikkelingshulp en Europa. Of neem het geven van geld aan de Grieken. Weet u nog, uw belofte vlak voor de verkiezingen? Die hebt u ook gebroken. Dat geld moet u teruggeven aan de burger, net zoals wij dat doen: 7,5 miljard lastenverlichting. Dan krijg je economische groei. Je krijgt geen ontwikkelingsgroei, mijnheer Rutte, door ontwikkelingshulp en Europa met rust te laten en hieraan miljarden uit te geven om vervolgens de burgers geld uit de portemonnee te kloppen. Dat doet u en dat is slecht voor de economie. Geen kiezer die u meer gelooft.

Minister Rutte:

De verhouding tussen lasten en uitgaven is dezelfde als in het vorige kabinet. Daarbovenop verlaagt dit kabinet de arbeidskorting met 3 miljard. In het sociaal akkoord hebben wij de mogelijkheid gecreëerd voor 250 miljoen lastenverlichting. Zo pakken wij de zaken aan. Dat kreeg in het verleden ook steun van de heer Wilders.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik hoorde toch geen zucht van u, voorzitter?

De voorzitter:

Ik zag u staan en ik dacht: hoe zit het ook alweer met het tellen van interrupties?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

U weet dat ik daar heel scherp op ben. De minister-president spreekt over leiderschap en over vertrouwen. Daar zijn wij allemaal voor, volgens mij. Zeker vertrouwen is op dit moment belangrijk. Donderdagavond was er een sociaal akkoord. Daarna volgde een barrage aan communicatieve uitingen van individuele bewindspersonen en van de sociale partners zelf. Wat is de aard van de gemaakte afspraken? Is het bezuinigingspakket wel of niet van tafel? Wanneer komt het er eventueel weer op? Hoe kijkt de minister-president in het licht van het door hem zo vurig gewenste vertrouwen zelf terug op alles wat er sinds donderdagavond is voorgevallen?

Minister Rutte:

Dat is een mooie brug naar het laatste punt dat ik in mijn termijn wilde behandelen, namelijk: hoe gaan wij om met het bezuinigingspakket voor 2014? Donderdag heb ik daarover tijdens de presentatie gezegd dat het van tafel is, dat wij vasthouden aan het saldodoel van 3% voor 2014 en dat sociale partners en kabinet ook rekenen op een eigenstandig economisch effect van het feit dat het sociaal akkoord is gesloten. Ik heb ook gezegd dat wij in aanvulling op de andere, heel licht verbeterende indicatoren willen bezien wat dit betekent voor het tekort in 2014 zoals dat in de MEV, dus in de aanloop naar Prinsjesdag, zichtbaar zal worden en dat wij zo nodig – hoofddoel is immers vasthouden aan het saldodoel voor 2014 – aanvullende maatregelen zullen nemen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb sinds donderdag niemand gehoord die de optimistische prognoses van de minister-president deelt. Aan de ene kant zegt de minister-president dat het pakket van tafel is en aan de andere kant baseert hij zich op prognoses en veronderstellingen die vooralsnog alleen in het Torentje opgeld hebben gedaan. Hoe kun je vertrouwen creëren als je je baseert op een groeimodel en een daarbij behorende oproep om van alles en nog wat te gaan kopen, als dat door verder niemand wordt gesteund? Ik heb niemand gehoord die het optimisme van de minister-president op dit punt deelt.

Minister Rutte:

Dat is niet waar, want een heel groot deel van Nederland blijkt het te steunen. Als je alleen al kijkt naar de onderzoeken die vrijdag en zaterdag plaatsvonden, bij EenVandaag en RTL, zie je dat het vertrouwen in de economie door het sluiten van het sociaal akkoord met tussen de 13% en de 25% is toegenomen. Waarom is dat? Heel veel mensen in Nederland die hun baan dreigen te verliezen of hebben verloren, mensen die zorgen hebben over hun huis, over de toekomst van hun kinderen of over hun pensioen, vinden het van heel groot belang dat werkgevers, werknemers en kabinet tot gezamenlijke afspraken komen. We willen bezien welk effect het vertrouwensherstel op de algemene economie zal hebben. Dit houdt in dat het pakket nu van tafel is en dat we in augustus, september richting Prinsjesdag kijken wat op dat moment de stand van zaken is van de ramingen. Als het nodig is – immers, we hebben ons gecommitteerd aan de 3% voor 2014 – zullen we de aanvullende maatregelen geheel of gedeeltelijk nemen. We hebben ook vertrouwen in het herstel van economisch vertrouwen als eigenstandig effect van het sluiten van het sociaal akkoord.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het gaat erom of het herstel zo snel gaat dat het pakket dat volgens de minister-president van tafel is, in augustus nog steeds van tafel is. Ik ben bang dat als dit niet zo zal blijken te zijn, waarna er in augustus opnieuw over de nullijn in de zorg en de andere bezuinigingen moet worden gesproken, het bescheiden herstel van de economie en van het vertrouwen weer van de baan is. Ik ben benieuwd wat de minister-president daarvan vindt.

Minister Rutte:

De totale omvang van de ombuigingen waar we tussen 2010 en 2017 voor staan, is 50 miljard. We praten over een pakket van 4 miljard. De relatieve betekenis van dat pakket van 4 miljard op een totale ombuiging van 50 miljard in zeven jaar is natuurlijk significant, maar laten we die ook niet overdrijven. Ik ben in die zin niet heel somber over het effect ervan als het toch nodig is vanwege het saldodoel 2014 om een deel van het pakket of het pakket als geheel te laten herleven. We willen nu er vooral voor zorgen dat het vertrouwen in de economie, dat deels eigenstandig kan voortkomen uit het sluiten van een sociaal akkoord, ruimte krijgt.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Afgelopen donderdag was de premier toch stelliger. Hij zei: koop een huis, koop een auto. Hij zei zelfs: samen kunnen we het CPB verslaan; als dat lukt, is dat hele pakket in augustus niet nodig. Gelooft hij dat nu nog?

Minister Rutte:

Ik heb tijdens de persconferenties op donderdag en vrijdag gezegd dat ik heel veel mensen spreek die hun baan dreigen te verliezen of hebben verloren en van wie het huis onder water staat. Van deze mensen begrijp ik zonder meer dat zij zich met of zonder sociaal akkoord grote zorgen maken. De heer Buma en ik weten ook dat heel veel mensen zich laten beïnvloeden in hun vertrouwen in de economie door de berichten van de mensen die zich terecht zorgen maken. Dat zie je op dit moment terug in de vertrouwencijfers. Gezien het feit dat we nu voor het eerst in vijftien jaar erin geslaagd zijn om zo'n groot sociaal akkoord te sluiten over zo'n grote waaier van onderwerpen als afgelopen donderdag gelukt is, is mijn overtuiging dat het ook een eigen effect kan hebben op economisch herstel en op vertrouwen. In hoeverre dat voldoende is, zullen we moeten bezien in augustus. Tegelijkertijd hebben we immers afgesproken, zoals ik donderdag meteen heb gezegd in de persconferentie, om vast te houden aan de 3% voor 2014.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Hier komen we weer bij de kern waardoor er een zweem van grote onzekerheid over dit debat blijft hangen. De minister-president zegt te bekijken of het vertrouwensherstel voldoende is om in augustus een pakket niet nodig te maken, maar hij weet dat het vertrouwensherstel nooit voldoende zal zijn om een pakket niet nodig te maken.

Minister Rutte:

Het zou betekenen dat dit jaar de economie 0,5% meer moet groeien, dus van 0,5% krimp naar 0% en volgend jaar van 1% naar 1,5% groei. Dat is fors. We zullen moeten bezien of dat gebeurt. We zien op dit moment dat de export enorm aantrekt, we zien dat op dit moment ook een aantal andere indicatoren ietsjes positiever staan en we zijn erin geslaagd om een sociaal akkoord te sluiten. We kunnen blijven benadrukken dat er een risico is dat het pakket geheel of gedeeltelijk herleeft richting Prinsjesdag en daarop de nadruk leggen. We kunnen ook vaststellen dat 4 miljard op een totaal van 50 miljard aan ombuigingen nog steeds significant is, maar niet zo betekenisvol als sommigen nu zeggen. Dat brengt mij tot de oproep om hier vandaag naar de inwoners van Nederland uit te stralen dat er iets bijzonders is gebeurd. Dat heeft de heer Van Haersma Buma in zijn bijdrage trouwens ook gedaan; daarvoor spreek ik waardering uit. Dat kan op zichzelf al bijdragen aan economisch herstel.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat is allemaal waar, maar – daar gaat het mij om – u voegde eraan toe: doe boodschappen, koop meer, dan is een extra bezuinigingspakket niet nodig. Mag ik daarnaast een uitspraak leggen van het CPB, dat premier Rutte hoopt te verslaan? Onder de titel "Is er nog hoop?" stelt het CPB het volgende: "De economische vooruitzichten zijn somber en onzeker. Zorgen over de double dip zijn inmiddels vervangen door de realiteit van de triple dip en de vrees voor een permanente dip. Het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens in Nederland is voor het vijfde jaar op rij gedaald." Dat is de realiteit. Hoe verhoudt die realiteit zich tot het verhaal van de premier van afgelopen donderdag, waarin hij mensen aanspoorde om een huis of een auto te kopen zodat het pakket niet terugkomt? Eén ding is mij duidelijk: dat pakket van de premier komt wel terug!

Minister Rutte:

Ik ben mijn betoog begonnen met de uitspraak dat sinds 2008 het aantal faillissementen met 50% is toegenomen, de werkloosheid is verdubbeld, het besteedbaar inkomen is afgenomen, de huizenprijzen zijn gedaald en de staatsschuld is gestegen tot boven de 70%. Tegelijkertijd zijn er veel internationale deskundigen – onlangs stond er een artikel in het gezaghebbende tijdschrift The Economist, waarin het IMF zei: lighten up in the Netherlands – die zeggen dat Nederland onderliggend een uiterst sterke economie heeft. We zijn de vijfde concurrerende economie van de wereld. We zijn het vierde land wat betreft investeerdersklimaat. We zijn het derde land wat betreft welvaart en welzijn. We zijn het tweede land wat betreft toegang tot internet en het vermogen voor bedrijven om hier echt te investeren. We zijn de tweede landbouwexporteur ter wereld. Wij hebben dus naar mijn absolute overtuiging alles in huis om te kunnen repareren wat er niet goed is aan ons huis. Daar is het sociaal akkoord bij gekomen. Wij kunnen met elkaar heel lang discussiëren over de vraag of je de 4,3 miljard wel, niet of gedeeltelijk nodig hebt, maar feit is dat wij dat allemaal niet weten. Het risico dat wij het gedeeltelijk of geheel wel nodig hebben, is reëel. Dat zullen wij in augustus zien.

Desalniettemin is het sociaal akkoord een geweldige prestatie van werkgevers en werknemers en ook van de politiek. Ik dacht dat de heer Van Haersma Buma en anderen dat ook zeiden. Uit de onderzoeken van vorige week vrijdag en zaterdag blijkt dat tussen de 15% en 25% van de Nederlanders alleen daaruit al extra vertrouwen heeft geput in de economie. Laten wij dat de ruimte geven en laten wij met elkaar verder bijdragen aan het herstel van vertrouwen. In augustus zullen wij bezien hoe de zaak erbij ligt. Als het noodzakelijk is, nemen wij dan maatregelen. Ook dat begrijpt Nederland, want daar ben ik vanaf donderdag, vanaf het eerste moment in de persconferentie, duidelijk over geweest.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het appel van de minister-president begrijp ik. Herstel van vertrouwen is een sleutelbegrip. Dan moet je niet miezerig doen over alles wat er ligt, maar juist prijzen wat er tot stand is gekomen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Voor herstel van vertrouwen is echter juist duidelijkheid nodig. De onduidelijkheid over het aanvullende bezuinigingspakket kan het vertrouwensherstel in de weg staan. Hoe ziet de minister-president dat?

Minister Rutte:

Ik heb net een paar keer geprobeerd om dat uit te leggen. Ik realiseer mij dat dit negatief kan bijdragen aan het vertrouwensherstel, maar slechts in beperkte mate. De relatieve omvang van het pakket van ruim 4 miljard op een totale bezuinigingsopgave van 50 miljard in zeven jaar tijd, moet ook weer niet overdreven worden. Het zal natuurlijk een effect hebben – dat is onvermijdelijk – maar ik zou het relatieve gewicht van het pakket voor 2014 ten opzichte van de totale opgave waar het kabinet voor staat, ook niet willen overdrijven. Ik ben vanaf het eerste moment duidelijk geweest. Zijlstra, Samsom, Asscher, Dijsselbloem: iedereen heeft zich erover uitgelaten dat de 3% voor volgend jaar gewoon staat. Dat weten mensen. Mensen weten ook dat sociale partners en kabinet dit sociale akkoord hebben gesloten en het eens zijn geworden over een grote reeks van hervormingen en maatregelen. Ik merk, of het nu op straat is, of dat het uit onderzoeken blijkt, dat de mensen met wie je in gesprek komt het eigenlijk wel heel bijzonder vinden wat wij doen in Nederland. In andere landen – de heer Samsom zei het in zijn bijdrage – zijn er stakingen, gaat men de straat op en is er grote sociale onrust. Wij gaan in deze ernstige economische crisis gewoon met elkaar aan tafel zitten en zetten heel klassiek samen de schouders eronder. Wij willen de problemen oplossen en over onze eigen schaduw heen springen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is heel goed, maar juist daarom is het zo jammer dat het allemaal overschaduwd kan raken door die onduidelijkheid over het aanvullende bezuinigingspakket. Sociale partners geven in het stuk dat we hebben gekregen aan dat het zelfs schadelijk voor het herstel van de economie is als dit doorgaat. Kennelijk hebben zij met nogal veel aplomb gezegd dat dit echt niet kan, terwijl het kabinet zegt dat het niet zo erg is als dit zou doorgaan. Hoe verhoudt zich dat met elkaar?

Minister Rutte:

De kabinetsbrief is duidelijk. Wij zullen als het nodig is in augustus aanvullende maatregelen nemen op basis van de ramingen die er dan zijn. Ik leg hier nog een keer op tafel dat de relatieve omvang van dat pakket ten opzichte van de totale opgave van deze coalitie in omvang natuurlijk significant is, maar ook weer niet zo groot dat het een dermate grote impact op het consumentenvertrouwen zal hebben.

De heer Van der Staaij (SGP):

Maar ligt er, als je rekening moet houden met een aanvullend pakket, dan nog wel een sociaal akkoord op tafel? Hoe sterk is die koppeling als zij beklemtonen dat het juist een prestatie van het sociaal akkoord is dat allerlei vervelende maatregelen van tafel zijn? In hoeverre hebben we nog een sociaal akkoord op tafel als er een bezuinigingspakket herleeft?

Minister Rutte:

De kabinetsbrief is in de aanloop naar donderdag en ook donderdagavond natuurlijk regel voor regel besproken, ook met de sociale partners. In deze brief staat dat het kabinet dan zijn verantwoordelijkheid zal nemen. Ook Ton Heerts heeft op een paar momenten gezegd dat de regering regeert en dat hij ervan uitgaat dat het niet nodig is.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik doe geen gram af van de woorden die de minister-president over het sociaal akkoord heeft gesproken. Het is inderdaad een prestatie van formaat. Ik deel echter zijn opvatting niet over de waardering van wat een extra pakket van 4 miljard euro zou betekenen. Dat zal behoorlijk ingrijpend zijn en ook aanvullend op wat er op dit moment al allemaal gebeurt.

Ik heb een vraag over de duidelijkheid die geboden moet worden. Leiderschap betekent toch ook dat je maatregelen niet onnodig verder doorstuurt dan noodzakelijk? Is de minister-president bereid om, als daar door de fracties naar gevraagd zou worden, voor de zomer al een inkijkje te geven in welke maatregelen er eventueel genomen zouden kunnen worden die op het noodzakelijke draagvlak in het parlement kunnen rekenen?

Minister Rutte:

Ik waardeer buitengewoon wat de heer Pechtold en de heer Slob zelf, en misschien dat het ook voor anderen geldt, heel expliciet hebben gezegd over het willen meedenken in dat type als-dansituaties. De komende tijd moeten we met elkaar bezien op welke manier we daaraan vorm kunnen geven. Ik waardeer dat zeer, want het is van groot belang dat ook de begroting 2014 op breed draagvlak kan rekenen. Die uitgestoken hand is niet alleen gezien, maar ook aangenomen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat is toch niet helemaal een antwoord op mijn vraag. Dat betekent dat het kabinet niet moet doen wat de heer Rutte net bij een aantal van mijn collega's als antwoord heeft gegeven, namelijk zeggen dat we het in het najaar wel zien. Nee, de heer Rutte zal voor de zomer duidelijkheid moeten geven over de maatregelen die genomen zouden kunnen worden op het moment dat in september blijkt dat de situatie niet zo rooskleurig is als hij met zijn woorden van de afgelopen dagen heeft aangegeven. Dat betekent echt dat hij zelf de lead heeft. Hij is aan zet, hij moet met maatregelen komen, maar die moet hij wel publiek, ook aan de rest van Nederland, duidelijk maken.

Minister Rutte:

Dat hebben wij gedaan; dat is het pakket dat op tafel lag en dat nu van tafel is. Mocht het nodig zijn, dan zal dat type maatregelen herleven. Daar putten we dan uit. De heer Slob, maar ook de heer Pechtold en anderen, zeggen bereid te zijn ook in dat scenario te willen meedenken. Ik wil daarover nu zeggen dat we daarover de komende tijd goed contact met elkaar moeten hebben. Het is wat ingewikkeld om dat nu allemaal precies in de tijd te gaan plannen.

De heer Slob (ChristenUnie):

We voeren hier nu publiek een debat; hier moeten de dingen worden uitgesproken. De heer Rutte heeft keer op keer gezegd pas in september te zullen kijken of er aanvullend iets nodig is. Hij bagatelliseerde zelfs een beetje het pakket dat er dan zou moeten liggen, maar wat volgens mij best heel ingrijpend zou kunnen zijn. De Kamer heeft gevraagd om een stukje leiderschap van het kabinet en om vroegtijdig, dus voor de zomer, met een stukje duidelijkheid te komen over wat er mogelijk is. Dan kan natuurlijk niet meer dat oude pakketje van het kabinet op tafel worden gelegd. Daar staan sowieso dingen in waarover in het sociaal akkoord is afgesproken dat zij niet kunnen. Het kabinet zal dus met iets nieuws moeten komen en daarbij rekening moeten houden met wat er in het parlement leeft. We vragen het kabinet om klip-en-klaar en duidelijk te zijn en niet vooruit te schuiven. Die sneeuwschuiver laten we gewoon in het koetshuis van het Catshuis staan. Er moet nu echt bestuurd worden.

Minister Rutte:

De heer Slob en ik zijn het volgens mij met elkaar eens. Het kabinet heeft een aantal conceptmaatregelen genomen voor 2014. Mocht het nodig zijn om rond Prinsjesdag een aantal aanvullende maatregelen te nemen, dan zullen we daaruit putten. De heer Slob, de heer Pechtold en mogelijk ook anderen zeggen dat ze daarover willen meedenken. Ik waardeer dat zeer en dat betekent dat we de komende tijd met elkaar moeten bezien op welke wijze we daaraan vorm geven.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter, mag ik één keer van een vierde gelegenheid gebruikmaken? Ik heb het nog niet eerder gedaan. Er zijn zelfs collega's die tot de vijf zijn gegaan. Ik ben dus weer erg bescheiden vandaag.

Minister Rutte:

Ik ben er getuige van; het klopt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Als we voor de zomer geen duidelijkheid hebben en ook niet weten of er draagvlak is in beide Kamers – dat is noodzakelijk – is het grote risico dat u na de zomer heel weinig smaken meer overhoudt. Dan kunt u eigenlijk maar twee dingen doen: lasten verzwaren en een loonmaatregel nemen. Dan is het sociaal akkoord in één klap van tafel, maar dan kunt u volgens mij ook fluiten naar steun vanuit het parlement. Dan is de chaos compleet. Dat dreigement hangt toch boven de markt en dat moet u serieus nemen.

Minister Rutte:

Het was niet mijn bedoeling om met mijn woorden de indruk te wekken dat ik dit niet serieus neem. Ik waardeer de uitgestoken hand zeer. Die is ook geaccepteerd en aangenomen. Ik stel voor om in de komende tijd te bezien hoe we dit praktisch handen en voeten kunnen geven.

Voorzitter, mag ik u in overweging geven om mijn gewaardeerde collega Asscher, die hier ook heel veel uren in heeft zitten, het woord te geven?

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Sociale Zaken.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik vind het heel mooi om na al die uren de bekroning van het akkoord in het parlement te mogen verdedigen. Ik ben trots op het akkoord. Het is niet alleen goed dat er een akkoord is; het is ook een goed akkoord. Op het allermoeilijkste moment is het gelukt om partijen bij elkaar te brengen, terwijl iedereen dat voor onmogelijk hield. Velen in deze zaal hebben tegen mij gezegd: we hopen dat het jullie lukt, maar we verwachten het eigenlijk niet; als het al lukt, zal het vast een klein deelakkoordje zijn. Maar nee, er ligt een groot sociaal akkoord.

Aan wie komt de eer daarvoor toe? Wat mij betreft, vooral de werkgevers en de werknemers. Zij hebben ervoor gekozen om lastige problemen op te lossen, om taboes te doorbreken, om te kijken naar wat Nederland op dit moment nodig heeft en om oog te hebben voor de crisis die nu woedt. We zien de werkloosheid in het land stijgen, in een tempo dat we lang niet hebben gezien. Dat moet eerst bezworen en beteugeld worden. Dat moet eerst opgelost worden. Tegelijkertijd zijn werkgevers, werknemers en het kabinet het eens geworden over de veranderingen die nodig zijn. Dat zijn geen veranderingen die wij bedacht hebben. We hervormen niet om het hervormen. De economie verandert en Nederland verandert. Je haalt niet meer met een en dezelfde baan je pensioen. Het werk verandert, de bedrijven veranderen en mensen moeten daarvoor weerbaar worden gemaakt.

Onze arbeidsmarkt moet zo werken dat mensen zich permanent ontwikkelen. Werkgevers moeten zich verantwoordelijk voelen voor het opleidingsniveau en voor de arbeidsmarktfitheid van werknemers. We moeten ons systeem niet richten op een zo lang mogelijke uitkering of een zo hoog mogelijke vergoeding, maar op een zo kort mogelijke periode tussen banen. Mensen hebben dan weliswaar geen baanzekerheid, maar wel werkzekerheid. Die visie op de arbeidsmarkt, die ik al eerder met de Kamer heb besproken tijdens de begrotingsbehandeling SZW en die velen van u delen, wordt nu waargemaakt door de sociale partners, samen met het kabinet. Dat is voor de toekomst van Nederland.

Sinds 1945, bijna 70 jaar, hebben we met het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontslagaanvragen getoetst. Voor de komende decennia gaan we op de nieuwe manier werken. Dat maakt Nederland namelijk sterk en dat betekent dat mensen met trots en zelfvertrouwen hun werk kunnen doen.

Waarom doen we tijdens de crisis juist andere dingen? Waarom gaan we niet, op het moment dat de werkloosheid zo snel stijgt, aan het ontslagrecht morrelen? We doen dit niet omdat we, om de verandering in te zetten, de mensen wel nodig hebben. Iedereen weet dat ze nodig zijn, maar ons eerste probleem is die werkloosheid. Daarom geven we 600 miljoen uit om banen te behouden, om mensen om te scholen, om mensen van de ene sector naar de andere te brengen. Onze eerste zorg is de jeugdwerkloosheid, die zo enorm is gestegen. Onze eerste zorg is de steeds sneller opgelopen werkloosheid van de afgelopen maanden. Er wordt voorspeld dat dit tot het einde van dit jaar nog doorgaat. We moeten eerst proberen om die trend te keren.

De heer Roemer (SP):

Even een korte ja-of-neevraag. Betekent dit dat 100.000 werklozen in de thuiszorg onbespreekbaar zijn voor de minister?

Minister Asscher:

Zeker niet. Ik kom zo even op de vraag van de heer Roemer over … Of wilde de heer Roemer een ja-nee-antwoord?

De heer Roemer (SP):

Nee, ik begrijp het antwoord alleen niet helemaal. De minister zei: zeker niet. Dat betekent dus dat het megaontslag dat boven de markt hangt bij de thuiszorg, wat u betreft volledig van de baan is?

Minister Asscher:

Nee. Ik leg de vraag van de heer Roemer als volgt uit: is een gesprek mogelijk met dit kabinet om te proberen werkgelegenheidsbehoud in de zorg, in het bijzonder bij de thuiszorg, te realiseren? Het antwoord daarop is ja. In mijn brief aan de Kamer schrijf ik dat het kabinet en de sociale partners hopen dat er iets moois komt uit het overleg dat op dit moment plaatsvindt aan de "zorgtafel". Daarmee bedoel ik het overleg tussen werkgevers, werknemers en het kabinet over de hervormingen in de zorg, de kostenbesparingen in de zorg en daarmee samenhangend de toekomst van de thuiszorg. Volgens mij is dit waar u naar vraagt.

De heer Roemer (SP):

Nee. De minister snapt heel goed waarom ik die vraag heb gesteld, namelijk omdat er een megabezuiniging in de thuiszorg en bij aanverwante onderdelen op tafel ligt of wordt uitgestrooid over de gemeenten. De minister weet heel goed dat de gemeenten vanwege de bezuinigingen straks echt niet in staat zijn om al die mensen met contracten aan het werk te houden. De minister houdt prachtige verhalen dat we moeten voorkomen dat zo veel mensen thuis komen te zitten. We kunnen hier samen wel een blablaverhaal houden, maar als die bezuinigingen rondom de thuiszorg niet van tafel worden geveegd, dan behouden we ook die banen niet.

Minister Asscher:

Ik zie liever dat de heer Roemer mijn verhaal kwalificeert als "prachtig" dan als "blabla". Beide kwalificaties komen voor in deze interruptie. Ik hoop met de heer Roemer dat het overleg over de zorg leidt tot twee dingen die moeten gebeuren. Ik heb het over de hervormingen en de besparingen in de zorg. De kosten lopen namelijk uit de hand. Dat vindt ook de SP. Het moet echter wel gebeuren op een manier dat ook daar draagvlak voor bestaat. Dat betekent dat we een deel van de werkgelegenheid die nu wordt bedreigd, moeten behouden. Ik hoop met de heer Roemer dat dit het geval zal zijn.

De heer Roemer (SP):

Ik hoorde de minister duidelijk "een deel" zeggen.

De voorzitter:

Minister, gaat u verder met uw betoog.

Minister Asscher:

Voorzitter. Kijk naar het ontslagrecht. Het belangrijkste van het ontslagrecht is het beschermen van de werknemer tegen willekeur bij ontslag. Dat blijft overeind, de komende jaren maar ook daarna. De verandering houdt in dat de werkgever een veel grotere verantwoordelijkheid krijgt om mensen te helpen aan een nieuwe baan. Neem de WW. De nadruk komt te liggen op het voorkomen van werkloosheid en de overgang van werk naar werk. Neem de flexarbeid, oftewel tijdelijk werk. Iedereen weet dat tijdelijk werk ongelofelijk belangrijk is voor het goed functioneren van de economie. Maar dan moet het wel gebruikt worden zoals het bedoeld is. Oneigenlijk gebruik van flexwerk, schijnconstructies en misbruik worden nu bestreden.

Ik ben ongelofelijk blij dat ik van Pechtold tot Roemer steun hoor voor die elementen van het sociaal akkoord. Ook de heer Ulenbelt en mevrouw Hamer verdienen lof. Zij zijn namelijk al eerder met initiatieven op dit punt gekomen. De kern is hier: een nieuwe balans tussen flex en zekerheid, een meer activerende WW en een sluitende aanpak voor mensen met een arbeidsbeperking. Zeker, het wordt ook weer aantrekkelijker om mensen een vast contract te bieden, niet omdat het makkelijk is om van hen af te komen, maar omdat men weet waar men aan toe is. Werkgevers en werknemers weten straks met wat voor vergoeding en onder welke voorwaarden men uit elkaar gaat en op welke manier mensen dan weer naar een nieuwe baan worden gebracht.

Er zijn vragen gesteld over de verantwoordelijkheid voor het arbeidsmarktbeleid. Waarom betrekken wij de sociale partners zo daarbij? Dat doen we omdat sociale partners, dus gewone bedrijven, je baas, de vakbeweging, de georganiseerde werknemers, veel beter dan wij vanuit deze zaal, iemand die bang is voor zijn baan of voor wie het werk dreigt te verdwijnen kunnen onderbrengen bij een andere baan. We hebben dat gezien. We hebben dat ook bewezen. Juist als er betrokkenheid is van werkgevers, als er betrokkenheid is van de sector, als de vakbond zich ervoor inzet, lukt het in 60% van de gevallen om mensen van wie het werk zou verdwijnen, helemaal niet in de WW te laten komen maar in een andere baan door te laten werken en met opgeheven hoofd, met trots hun boterham te laten verdienen.

De heer Pechtold (D66):

Dat is niet voldoende. Uiteindelijk moeten een huis en een auto worden gekocht, maar een boterham is een mooie start. De minister van Sociale Zaken heeft het over de betrokkenheid van partners. Zojuist heeft hij natuurlijk gehoord dat ik de heer Samsom vroeg om niet dezelfde fout als in het verleden te maken. Ik weet niet of de minister inmiddels kennis heeft genomen van de uitlatingen van de leider van de enquête-Buurmeijer. Zijn partijgenoot is heel kritisch en stelt hardop de vraag: weet Asscher eigenlijk wel wat hij doet? Hoe kan de minister niet alleen zijn partijgenoot, maar ook de Kamer geruststellen?

Minister Asscher:

Dat doe ik heel graag. Joop den Uyl heeft ooit gezegd dat arbeiders ook een auto moeten kunnen kopen, dus onze premier bevindt zich wat dat betreft in een goede traditie. Ons belangrijkste doel is nu om mensen zo snel mogelijk weer aan het werk te helpen en aan het werk te houden. De heer Buurmeijer vraagt zich inderdaad af of Asscher zich in het verleden heeft verdiept. Natuurlijk. Om een goede toekomst voor Nederland te creëren, moet je je verdiepen in het verleden. We hebben aan de onderhandeltafel met Wientjes en Heerts gezegd dat het Buurmeijerproof moet zijn, wat we ook doen. Het moet een stap vooruit zijn. Vroeger konden sociale partners in tripartiete overleg afspraken maken en de risico's afschuiven op collectieve voorzieningen, zoals de WAO. Daarna kwam er een fase waarin er steeds meer gefiscaliseerd werd en mensen zich in steeds mindere mate betrokken voelden bij de werknemersverzekeringen. Nu zijn we toe aan een fase waarin we sociale partners laten doen waar ze goed in zijn. Ik noemde net al de bewezen voorbeelden van mensen die van werk naar werk zijn gebracht. Daar heb je betrokkenheid voor nodig zonder te vervallen in de problemen van toen.

Ik ken ten minste drie voorbeelden waaruit blijkt dat dit nu anders zal gaan. In de eerste plaats is er een aantal heel duidelijke prikkels. Het aanvaarden van passende arbeid na zes maanden betekent dat mensen echt niet langer dan nodig in de werknemersverzekering zullen blijven zitten. In de tweede plaats is er het risico dat werkgevers en werknemers samen nemen wanneer zij een derde jaar WW willen verzekeren. Zij hebben er een gezamenlijk belang bij dat mensen kort in de uitkering zitten. In de derde plaats is er de verandering van het ontslag in de richting van een transitievergoeding. Dat zijn strenge voorwaarden waaraan voldaan moet worden en een heel duidelijke prikkel voor werkgever en werknemer om snel weer aan het werk te gaan. Dan heb ik het nog niet gehad over de middelen die wij willen inzetten voor van werk naar werk. Dan heb ik het ook nog niet gehad over de praktijkervaring die wij zullen gebruiken om mensen hun hele leven lang – dit is ook een D66-punt – te laten leren zodat zij veel minder kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Geen risico's afschuiven naar de collectieve sector, maar gebruikmaken van de kracht van de samenleving.

De heer Pechtold (D66):

Misschien kan dit in tweeën. De minister is overtuigd van zijn plannen en daar ben ik blij om. Hij heeft het doordacht maar zegt daarbij een belangrijk ding: het moet Buurmeijerproof zijn. Dat gaat voor dit debat even te ver. De minister gaat die werklijnen of werkpaleizen, of hoe het allemaal heet, uitwerken. Zou de minister willen toezeggen dat hij zijn randvoorwaarden voor Buurmeijerproof op papier zet voordat het allemaal samen met de partners wordt bedacht? Dan kan de Kamer de totstandkoming van de werkbedrijven begeleiden.

Minister Asscher:

Natuurlijk. In het sociaal akkoord staat niet voor niets dat er een adviesaanvraag bij de SER wordt ingediend, een adviesaanvraag die ik gaarne met de Kamer bespreek waarin de verwachtingen, de voorwaarden en de keuzes rond het inrichten van de toekomstige infrastructuur voor de arbeidsmarkt zijn opgenomen. Volgens mij hebben wij daar voor een groot deel dezelfde visie op: zorgen dat mensen niet in een uitkering zitten maar aan het werk blijven, zorgen dat er geïnvesteerd wordt in de ontwikkeling van werknemers. Dat moet vorm krijgen in een infrastructuur die werkt, die toekomstgericht is voor de komende 70 jaar en waarbij de lessen uit het verleden zijn geleerd. Ik zal deze adviesaanvraag graag in de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bespreken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Als we voor 70 jaar vooruit zaken gaan regelen, moeten we goed opletten. Het moet dan wel goed gebeuren. Mijn vraag aan de minister is of hij nadrukkelijk de gemeenten hierin een rol wil geven. In de afgelopen weken is duidelijk geworden dat veel gemeenten helemaal gek worden van Den Haag. Iedere keer opnieuw verandert er weer iets, met name in de Participatiewet. Hoe vaak zijn daarin de panelen niet verschoven! Het is sowieso duidelijk dat het niet 1 januari 2014 zal worden maar een jaar later. Gaat de minister de gemeenten een plek geven en krijgen zij daarbij ook nadrukkelijk een stukje verantwoordelijkheid voor de invulling? Zij moeten het uitvoeren en zullen ook de lasten ervan ondervinden.

Minister Asscher:

Ik begrijp de vraag van de heer Slob volkomen. De vraag is dan ook terecht. In het regeerakkoord wordt op veel punten de verantwoordelijkheid overgelaten aan gemeenten omdat wij ervan overtuigd zijn dat gemeenten vaak beter in staat zijn om op lokaal niveau oplossingen te vinden dan wij vanuit dit huis. Dat geldt in het bijzonder voor de Participatiewet, voor het aan het werk helpen van mensen met een arbeidshandicap. Op ten minste twee manieren zullen de gemeenten betrokken worden bij de uitwerking. In de eerste plaats gebeurt dat natuurlijk onder leiding van staatssecretaris Klijnsma bij het vormgeven van de Participatiewet. Zij onderhoudt zeer intensieve contacten met de gemeenten. Daar gaat zij mee door. De gemeenten zullen worden betrokken bij dat wetgevingsproces. In de tweede plaats gebeurt dat bij de werkbedrijven – ik zeg het tegen de heer Pechtold: werkbedrijven – die tot stand zullen moeten komen door samenwerking tussen sociale partners en gemeenten en meer in het bijzonder tussen de werkgevers en de gemeenten. Er is namelijk wel iets bijzonders aan de hand. Werkgevers hebben gezegd dat zij niet alleen deze plaatsen willen creëren, maar dat zij ook verantwoordelijkheid willen nemen voor het onderbrengen van mensen in de bedrijven. Ze willen de matching zelf doen, in de trant van: deze mijnheer kan niet volledig werken, maar verdient wel een plek in het bedrijf. Werkgevers willen daarbij helpen en stellen voor om dat samen te doen. Dat is ook winst voor de gemeenten. Zeker voor de kleinere gemeenten is het een enorme opgave om verantwoordelijk te zijn voor het onderbrengen van mensen met een arbeidshandicap in de bedrijven. Bedrijven nemen daar nu zelf verantwoordelijkheid voor. Tegen iedereen die dat "vrijblijvend" noemt, zeg ik dat de getallen er zijn. Die getallen en het quotum komen in de wet. Van vrijblijvendheid is dus op geen enkele manier sprake. Hier is sprake van verantwoordelijkheid nemen. Op die twee punten, vormgeving via werkbedrijven en het wetgevingsproces, gaan wij het samen met de gemeenten doen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Er zijn nogal wat zaken in het sociaal akkoord die redelijk open zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan het pensioenverhaal. Dat zal nog moeten worden uitgewerkt. Juist dit onderdeel is echter redelijk gedetailleerd. Daar worden de gemeenten nu ook mee geconfronteerd. Is er ruimte om op dat punt juist maatwerk te leveren? Is er ruimte om in overleg met de gemeenten aan de gemeenten een positie te geven die recht doet aan de verantwoordelijkheden die zij dragen?

Minister Asscher:

Het kan niet tegelijkertijd te open en te gedetailleerd zijn. Ja, dit is gedetailleerder dan het akkoord uit het begin van de jaren tachtig. Dat is ook nodig, want wij willen een flink aantal ingewikkelde problemen tegelijk oplossen. Natuurlijk heeft de heer Slob gelijk: veel moet nog worden uitgewerkt. Over één punt willen wij voor de gemeenten geen misverstand laten bestaan en dat is over de aantallen gegarandeerde banen bij bedrijven. Als die open zouden staan voor uitwerking, zouden de gemeenten terecht zeggen dat het risico te groot wordt. Zij zullen echter zeker betrokken worden bij de inrichting van de werkbedrijven en bij het vormgeven van de wetgeving. Dat zeg ik de Kamer namens staatssecretaris Klijnsma toe.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat betekent dat de minister het niet bij de gemeenten over de schutting gaat kieperen, maar de gemeenten uitdrukkelijk een rol geeft bij de uitvoering van deze heel belangrijk taak die naar de gemeenten gaat. Mag ik die conclusie trekken?

Minister Asscher:

Gemeenten willen deze taak. Zij hebben het vertrouwen dat zij het misschien beter kunnen dan anderen. Zij worden niet alleen bij de uitvoering betrokken, maar krijgen ook samen met de werkgevers de verantwoordelijkheid voor die uitvoering. Dat dit nu samen met de werkgevers plaatsvindt, is voor de gemeenten, zo zeggen zij mij, een enorm voordeel. Het quotum hield weliswaar de opdracht in om plaatsen te creëren waar mensen konden worden ondergebracht, maar daardoor geraak je nog niet van a naar b. Dat werkgevers hierbij nu verantwoordelijkheid nemen, maakt het voor gemeenten makkelijk. Er zijn nog tal van risico's voor gemeenten, ook financiële risico's. Het is een enorme opgave, maar wij hebben veel vertrouwen in het vermogen van de lokale overheid om daar goed mee om te gaan.

Ik merk dat ik dankzij de interrupties van een aantal afgevaardigden al veel vragen heb kunnen beantwoorden. Dat is mooi.

De heer Pechtold vroeg in eerste termijn of de duur van de WW van drie naar twee jaar gaat. De premier heeft daar al kort iets over gezegd. De duur van het publiek gefinancierde deel van de WW gaat naar twee jaar. De opbouw wordt versoberd en de duur wordt beperkt, maar wij beginnen daar pas mee in 2016. Dat is ook waar. Wij denken dat dit goed is. Door het tweede jaar loongerelateerd te houden, wordt dit gefaseerd ingevoerd. Werkgevers en werknemers wordt de mogelijkheid gegeven om in een cao of daarbuiten afspraken te maken over het verzekeren en de opbouw van het derde jaar. Daardoor ontstaan de goede prikkels en worden de overheidsfinanciën niet te veel belast. Het systeem is daardoor actieverend geworden op de door ons gewenste manier. Daar waar in het Lenteakkoord een WW-verhaal in de eerste zes maanden zat met mogelijk heel slechte gevolgen voor de kleinere bedrijven, zit in dit sociaal akkoord een vergelijkbare prikkel door die nadruk op het derde jaar over te laten aan sociale partners. Ik zal de andere prikkels die ik zojuist noemde, niet herhalen maar het publieke deel gaat dus naar twee jaar. Daar zit een verandering in die wij nodig hebben, de verandering naar de arbeidsmarkt van de toekomst. De prikkels staan in onze ogen daarbij goed afgesteld.

Ik heb al gesproken over de verantwoordelijkheid voor de WW bij sociale partners. Er is ook, onder andere door de heer Krol, gevraagd naar de positie van mensen die niet onder een cao vallen. Sociale partners kunnen daarvoor ook afspraken maken. Als een werkgever dat wil of als hij dat met werknemers overeenkomt, kan hij mensen aanbieden om zich bij te verzekeren. Dat is een uitwerkingsvraag. Sociale partners hebben nog een aantal jaren om daarvoor een oplossing te bedenken. Zij hebben daarvoor verschillende modaliteiten op het oog. Als je niet onder een cao valt, val je niet onder een cao. Dat kunnen wij niet veranderen, maar ook daar geldt: als in het privaatrecht afspraken worden gemaakt tussen werkgevers en werknemers, kan daarvoor een oplossing worden geboden.

De heer Krol (50PLUS):

Ik ben blij met dit antwoord, maar aan de andere kant hebben wij er dan geen toezicht meer op. De minister heeft dat ook niet. Had hij dit niet liever wettelijk willen regelen?

Minister Asscher:

Nee, omdat ik zeer in geloof in de verandering die wij nodig hebben. Ik geloof meer in het op een verantwoorde manier overgaan naar de mogelijkheid om mensen bescherming te bieden in hun werk, in hun werkend vermogen, in de ontwikkeling en ontplooiing van hun talenten, in hun weerbaarheid tegen de economische veranderingen die Nederland raken, dan in het zo lang mogelijk garanderen van de verzekering tegen inkomensverlies bij onvrijwillig ontslag. Door die verandering op deze manier in te voeren, zullen werkgevers en werknemers en wij allemaal maximaal gemotiveerd zijn om mensen zo snel mogelijk elders aan de slag te krijgen. Ik heb het nog niet gehad over premiedifferentiatie als onderdeel van de prikkels waarmee wij moeten werken. Dan heb je een enorm contrast tussen de werkloosheid die op dit moment zo vreselijk snel stijgt, en de schaarste aan arbeid en de vraag naar werk in de toekomst.

Daarom is het goed dat in dit pakket wordt gesteld dat de komende twee jaar met 600 miljoen als cofinanciering van wat uit de O&O-fondsen moet komen en wat sociale partners zelf kunnen, de werkloosheid zal worden bestreden, mensen worden omgeschoold, sectoren verder worden geholpen, vacatures worden gevuld met behulp van het techniekpact onder leiding van Henk Kamp, en de jeugdwerkloosheid wordt bestreden. Maar de veranderingen worden wel ingezet. De premier heeft in antwoord op vragen van de heer Zijlstra gezegd: nog dit jaar volgt de wetgeving. Wij zullen geen onzekerheid of onduidelijkheid laten bestaan over de vraag of wij de veranderingen aandurven. Wij durven die veranderingen aan. Werkgevers durven die veranderingen aan. Werknemers durven die veranderingen aan. Over zelfvertrouwen gesproken.

De transitie naar fiftyfifty publiek gefinancierde WW zal budgettair neutraal en lastenneutraal moeten verlopen. Die transitie moet neutraal uitpakken voor lasten en voor koopkracht en mag dus ook geen negatieve gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van Nederland. Daar is onder meer door D66 naar gevraagd. Dit is een van de vragen die wij aan de SER willen meegeven. Sociale partners en de kroonleden mogen met alle creativiteit en wijsheid die in de SER aanwezig is, de oplossing verzinnen voor dit vraagstuk. Dat is niet gemakkelijk, maar wij denken dat het kan. Ik denk dat het een voordeel is als werknemers zich realiseren dat zij betalen, dat zij een werknemersverzekering hebben die hen beschermt tegen dat inkomensverlies.

De heer Krol heeft ook gevraagd naar de positie van ouderen op de arbeidsmarkt. Daarbij moeten wij ervoor oppassen om niet te veel te somberen over ouderen op de arbeidsmarkt. Immers, steeds meer ouderen werken steeds meer en steeds langer door op een goede manier. Zij voegen daarmee waarde toe aan hun bedrijf en aan de economie. Het is echter waar dat ouderen als ze werkloos zijn, veel minder kans hebben dan anderen. Zij hebben een kleinere kans doordat ten onrechte wordt verondersteld dat zij vaker ziek en ongezond en dat zij duur zijn, maar zij hebben ook last van de manier waarop onze arbeidsmarkt tot nu toe is ingericht. Met die helderder en eerlijkere ontslagbescherming, met die verandering van de WW en met de betrokkenheid van sociale partners zal het veel minder riskant worden om in de toekomst een oudere in dienst te nemen. Wij houden de arbeidsmarktsubsidies voor het in dienst nemen van ouderen overeind. Zo kan ook daar de emancipatie van de oudere, als je het zo zou willen noemen, tot stand komen. Dat betekent soms wat inleveren: in plaats van twee maanden ontslagvergoeding, gaat men naar een derde transitievergoeding, na tien jaar dienstverband een half en op het hoogtepunt van de crisis nog een half. Maar uiteindelijk willen ook ouderen aan het werk zijn, een bijdrage leveren en deelnemen aan onze economie. Wij hebben hen ook heel hard nodig.

De heer Krol (50PLUS):

Ik vroeg met nadruk wanneer de taskforce van start kan gaan.

Minister Asscher:

Hoe had ik dat kunnen vergeten? Ik dacht even dat de heer Krol wilde weten wat er voor de ouderen op de arbeidsmarkt gaat verbeteren, maar het ging hem om de taskforce. De Stichting van de Arbeid, de STAR, is meteen aan de slag gegaan met een actieteam. Een van de opdrachten die dit meekrijgt, is de positie van ouderen. Ik heb vanzelfsprekend gewezen op de motie-Krol, die zo breed is aanvaard. Ik heb daarbij gezegd dat ik meen dat de vorm waarin het wordt ingevuld, vrijstaat; dat het ons allemaal gaat om de effecten. Ik heb begrepen dat de voorzitters van de Stichting van de Arbeid dit hebben toegezegd. Ik zal de Kamer op de hoogte houden van wat daaruit komt. De Kamer krijgt daar dus meer over te horen zodra onze eerste concrete plannen er zijn. De Kamer zal dan zien hoe we daaraan vorm en invulling geven. Dat geldt ook voor de zeven voorwaarden, waarbij er in ieder geval aan een aantal moet worden voldaan, zoals die met betrekking tot de jeugd en jongeren, maar ook de ouderen.

De heer Krol vraagt waarom de verlaging van de maximumopbouwpercentages in de pensioenen niet geheel achterwege blijft. In het regeerakkoord staat niet voor niets dat het een maatschappelijk aanvaarde norm is dat mensen in staat moeten zijn om met 40 jaar werk een redelijk pensioen bij elkaar te sparen van 70% van het gemiddelde loon. Als mensen langer leven en we hen langer aan het werk willen houden, denken wij dat het redelijk is als er voor dat pensioen langer kan worden gespaard. Bovendien kan sinds de Pensioenwet van 2007 al vanaf een jongere leeftijd voor het pensioen worden gespaard. Het Centraal Planbureau concludeert dat de voorgestelde versobering van de pensioenopbouw met een navenante verlaging van de premie, zeer beperkte generatie-effecten heeft. Daarnaast betalen jongeren via de doorsneepremie minder mee aan het pensioen van ouderen. De inperking pakt dus niet per se slechter uit voor jongeren. Daarnaast levert dit een bijdrage aan het terugbrengen van het overheidstekort; laten we daar niet omheen draaien. De sociale partners steunden de noodzaak om de overheidsfinanciën ook wat dat betreft te verbeteren. Zeker, de lastenverlaging waarover de premier het had, die 250 miljoen, is opgenomen in het sociaal akkoord en is dus een onderdeel van de deal. Daarvoor moeten verschillende opties worden bekeken. Voor het overige zijn we het eens geworden over het nieuwe Witteveenkader en over de verlaging van het opbouwpercentage.

De heer Krol (50PLUS):

Ik moet u toch nog een keer hierover lastigvallen. De Raad van State adviseert anders. De ouderenbonden zeggen dat dit een nadeel gaat worden, omdat mensen uiteindelijk op slechts 50% van het huidige pensioen komen. Dat wil je een toekomstige generatie niet aandoen. Inmiddels hebben de ondernemingsraden van meer dan een miljoen werknemers ook een nadrukkelijk beroep op iedereen gedaan om daar toch nog eens naar te kijken.

Minister Asscher:

De heer Krol valt mij niet lastig. Het is voor mij een grote eer en een genoegen dat ik hier met hem over het sociaal akkoord van gedachten mag wisselen. Maar de sociale partners, door de premier niet voor niets organisaties genoemd die kijken naar het integrale belang, zijn samen met het kabinet tot de overtuiging gekomen dat dit verantwoord is, weliswaar met die aanpassing en met die concessies. Zij hebben geconcludeerd dat het op die manier zou moeten kunnen, en dat er zo een balans is tussen jong en oud. Ik zal zo ingaan op de vraag die daarover is gesteld. Ik hoop dat dit feit voor de heer Krol ook iets betekent. Ik ken de heer Krol als iemand die ook wat terug kan zeggen; zo heeft hij wat gezegd over de bijdrage die rijke ouderen volgens hem zouden moeten leveren. Ik hoop dat hij aan de organisaties terug wil geven dat wij de verantwoordelijkheid hebben om het voor de verschillende generaties goed te doen, om deze niet tegenover elkaar te zetten, maar ook om de overheidsfinanciën op orde te brengen.

De heer Krol (50PLUS):

Ik moet hierbij steeds terugdenken aan mijn leraar op de lagere school, die toen al tegen mij zei: denk erom, de vergrijzing komt eraan en jij gaat daar last van krijgen. Iedereen dacht toen: er gebeurt helemaal niks. Nu zitten we met de gebakken peren. Als we dit zo doorzetten en we het percentage gaan verlagen, ben ik bang dat straks een kabinet na u zal moeten zeggen: we zagen het niet aankomen. Laten wij hierbij vaststellen dat wij dit nu, vandaag, wel hebben benoemd.

Minister Asscher:

Ik had verwacht dat de heer Krol, toen hij dat als kleine jongen van zijn leraar hoorde, zou hebben gezegd: dat is prachtig, want het betekent dat mensen langer leven en langer mee kunnen doen! Ziet u dat niet als een probleem, gaat u de oudjes nu niet wegzetten. Mijnheer Krol, dat u toen gewaarschuwd bent voor de vergrijzing en dat u daar toen niet op geantwoord hebt, is vergeeflijk. We gaan vandaag de dag geen ouderen afschrijven. Die blijven gewoon doorwerken en leveren hun bijdrage. Volgens mij zien wij dat met elkaar onder ogen, onder andere door de pensioengerechtigde leeftijd later in te laten gaan. Dat is ook een ingewikkelde maatregel en een moeilijk besluit, maar het is wel volstrekt terecht als je ziet hoe de levensverwachting in Nederland zich heeft ontwikkeld.

De heer Krol (50PLUS):

Ik concludeer tot slot dat ik het jammer vind dat naar mijn opvatting de toekomstige generaties hier de dupe van zullen zijn.

Minister Asscher:

Ik denk dat die conclusie gelogenstraft zal worden, anders hadden wij dit sociaal akkoord niet gesloten. Tegelijkertijd waardeer ik het dat de heer Krol zich niet alleen zorgen maakt over de 50-plussers, maar ook over de 50-minners.

De heer Van Ojik vroeg voor wie de nieuwe, uitgebreide overbruggingsregeling, die in het sociaal akkoord overeen is gekomen, niet gaat gelden. Het sociaal akkoord betekent een verruiming van de doelgroep in 2013 tot 28.500 mensen. Dat was 11.000, aflopend tot 4.500 in 2018. De regeling geldt niet voor alleenstaanden met een inkomen van meer dan 200% van het wettelijk minimumloon of voor samenwonenden met een gezamenlijk inkomen van meer dan 300% van het wettelijk minimumloon, voorafgaand aan hun 65ste verjaardag. De rekensommen kunt u dan maken. Als iemand 210% verdient, valt hij er niet onder. Verdient hij 190%, dan valt hij er wel onder, terwijl die in de voorstellen van het regeerakkoord niet beschermd zou zijn geweest. Vanzelfsprekend komt dat allemaal bij de Kamer terug. Het is de kern van de afspraak die we hebben gemaakt met de sociale partners. Het is een ruimere overbruggingsregeling. Met name de vakbeweging is overtuigd dat hiermee op een verantwoorde manier wordt omgegaan met de nieuwe pensioenleeftijd.

Ik heb al het een en ander gezegd over de pensioenopbouw. Dat was ook meteen het antwoord op de vraag van de heer Roemer daarover.

De heer Pechtold vroeg expliciet waarom het ontslagrecht nu eigenlijk wordt doorgeschoven naar 2016. Ik denk dat de heer Pechtold heel goed weet dat 2016 aan de ene kant pas over tweeënhalf of drie jaar is, het hangt ervan af hoe je gaat tellen. Aan de andere kant komt er straks eindelijk en met steun een verandering in het ontslagrecht; er komt een verbetering van de ontslagbescherming, omdat die er meer op gericht zal zijn om mensen van werk naar werk te helpen. Van de heer Pechtold verwacht ik stiekem dat hij zich niet alleen richt op het feit dat het later wordt ingevoerd. De stap is namelijk ook volgens een flink aantal arbeidseconomen, denk aan mevrouw Baarsma, en volgens alle andere gerenommeerde mensen van een zekere sociaalliberale partij verstandig. Ik verwacht dat de heer Pechtold het zal omarmen en omhelzen dat het nu eindelijk lijkt te lukken om, met steun van de vakbeweging, het ontslagrecht te veranderen, zodat we daarmee de komende zeventig jaar voort kunnen.

Dan de jongeren. Als je niet oppast, valt zo'n debat samen te vatten met: de een is boos over de jongeren, de ander over de ouderen en de derde over alles. Die balans zit er natuurlijk wel degelijk in. De heer Roemer koopt een tapijt, zag ik ergens als korte samenvatting. Voor jongeren zit er wel degelijk heel veel in. Ik doel natuurlijk op de jeugdwerkloosheid, waar we al eerder over hebben gesproken. Die tegengaan is een voorwaarde voor het uitgeven van geld voor de sectorplannen. Maar ik doel ook op de verandering zelf. Die verandering is bij uitstek van belang voor jongeren die misschien nog veertig jaar zullen gaan werken en die deze nieuwe eeuw vorm gaan geven. Zij hebben er belang bij dat er in ze geïnvesteerd wordt. Zij hebben er een enorm belang bij dat ze niet veroordeeld zijn tot nulurencontracten en tot flexbaantjes. Zij hebben er belang bij dat de werkgevers ze zullen durven aannemen, omdat het ontslag verhelderd en vereenvoudigd is, zodat ze kans hebben en perspectief, zodat ze ook een keer een huis kunnen huren en misschien wel kopen. Dan heb ik het nog niet over de automobiel, mijnheer Pechtold.

Eveneens in het belang van de jongeren is de verandering in de WW. Kijkt u naar het enorme verschil dat er nu is tussen de ontslagvergoeding van 50-plussers en jongeren op de arbeidsmarkt. Het enorme verschil dat er nu is in de opbouw. Dat wordt op een verantwoorde manier ervan afgehaald en dat geeft de jongeren en de jeugd veel meer kans. Daarmee bereiken wij precies de balans tussen de generaties waarover hier terecht wordt gesproken. Is het verdedigbaar dat je juist in deze tijd, waarin oudere werklozen heel veel moeite hebben om een baan te vinden, een overgangsrecht creëert? Is het terecht dat je deze werklozen beschermt en dat je ze gefaseerd naar die nieuwe werkelijkheid laat gaan? Is het terecht dat je deze mensen niet zomaar aan de kant zet, maar ze de kans geeft om een bijdrage te blijven leveren? Dat is in onze ogen terecht, en ook in de ogen van de sociale partners.

De heer Pechtold heeft ook gevraagd waarom er zo veel arbeidsplaatsen voor arbeidsongeschikten worden opgeofferd. Welnu, er komen 25.000 arbeidsplaatsen voor deze mensen bij. Er ligt nu een baangarantie, dus niks vrijblijvend en niks vrijwillig, van werkgevers in de particuliere sector voor 100.000 extra banen. Er komen 25.000 banen bij de overheid bij. Ja, we hebben de invoering van de Participatiewet, en dus de bezuiniging een jaar uitgesteld. We hebben echter het realiseren van die banen een jaar vervroegd. Dat is dus precies de omgekeerde beweging. Het feit dat mensen aan het werk gaan tussen de gewone collega's is in mijn ogen en in die van de heer Pechtold de hervorming. Bedrijven nemen daarvoor nu verantwoordelijkheid op een manier dat het quotum in de wet komt te staan, maar zal werken als een dreigmiddel in plaats van een boeteclausule. Een ander groot voordeel van deze afspraak is dat dit nu ook geldt voor bedrijven met minder dan 25 werknemers. Die bedrijven werden van deze maatregel uitgezonderd in het regeerakkoord. Nu doen ze echter mee. Iedereen weet dat er juist bij de bakkers om de hoek heel veel arbeidsplaatsen beschikbaar zijn. Daar zit ook heel veel gevoel voor deze jongeren. Dat is een kans die we nu wel grijpen.

De heer Pechtold (D66):

Waar in het regeerakkoord wordt het aantal van 100.000 genoemd?

Minister Asscher:

Bij de totstandkoming van het regeerakkoord werd gewerkt met een quotum van 5%. Dat quotum kende een doelgroep die breder is dan …

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, ik krijg heel lange antwoorden. Ook op deze heel korte vraag krijg ik een lang antwoord. Waar staat in het regeerakkoord dat het om 100.000 banen gaat? Dat staat niet in het regeerakkoord. In het regeerakkoord gaat het om 5%. In de doorrekeningen waarmee dit kabinet startte, was sprake van 170.000 banen. Dat zijn de feiten. Dit levert 45.000 banen minder op. Zojuist was de heer Samsom al met de cijfers aan het spelen. Een minister dient echter bij de feiten te blijven. In het regeerakkoord is sprake van 5%. Het Centraal Planbureau heeft de plannen van de minister doorgerekend en komt uit op 170.000 banen. Dit zeg ik maar even om een en ander recht te zetten.

Minister Asscher:

Doordat de heer Pechtold commentaar gaf op de lengte van mijn antwoord, kon ik dat antwoord niet afmaken, waarna een niet al te korte conclusie volgde. Ik wilde gaan zeggen dat de doelgroep van het quotum breder was dan alleen Wajong en WSW. Arbeidsongeschikten vielen daar bijvoorbeeld ook onder. Dat staat ook in het sociaal akkoord. Er wordt afgesproken dat er 150 miljoen beschikbaar komt om arbeidsongeschikten aan het werk te helpen. Dat komt er dus bij. Bovendien gaan we de plaatsten eerder creëren. Er was verder ook bij het regeerakkoord rekening mee gehouden dat het quotum in sommige gevallen niet zou leiden tot een extra baan, maar tot het afkopen via een boete. Dat zei de heer Samsom ook al in zijn inbreng en daarin had hij volstrekt gelijk. Het gaat om gegarandeerde aantallen in de wet. Dat zijn de feiten, dat zijn de afspraken. Er is niets vrijblijvends aan. Bovendien hebben werkgevers een verantwoordelijkheid voor de matching en voor het aan het werk helpen van mensen.

De heer Pechtold (D66):

De boete heeft de minister bij de totstandkoming van het kabinet zelf bedacht. Hij heeft ervoor getekend toen hij op het bordes ging staan. Om hoeveel banen gaat het in 2016?

Minister Asscher:

Ik zal dat straks even goed gaan berekenen. Als ik dat nu zou zeggen, maak ik misschien een vergissing en dat zou ik jammer vinden. Het gaat om ten minste 11.000 banen. Er komen er 2.500 bij. Daarbij heb ik het nog niet over de banen bij de overheid.

De heer Pechtold (D66):

In het sociaal akkoord wordt inderdaad het aantal van 11.000 genoemd. Wij voeren nu echter al een hele tijd een debat over de vraag wat het kabinet nu zelf gaat doen en wat het niet over de horizon heen schuift. Ik kom tot een ander aantal. In het sociaal akkoord staat dat het in 2014 om 2.500 banen gaat en in 2015 om 5.000. Vervolgens komen er per jaar 1.000 banen bij. Tot 2020 gaat het om maximaal 10.000 banen. Tot 2016 komen er dus 2.500 plus 5.000 plus 6.000, dus totaal 13.500 banen in de markt bij. Bovendien komen er 7.500 banen bij de overheid bij in diezelfde drie jaar. Ik zou graag vandaag willen vastleggen dat het kabinet zich verbindt aan 13.500 banen extra in de markt en 7.500 banen bij de overheid, dus in totaal aan 21.000 banen extra in 2016. Kunnen we dat nu afspreken? Dan gaan we dadelijk ook afspreken via een motie of we de nulmeting ook gaan vastleggen. De heer Samsom heeft al oren naar die motie. Dan weten we ook of al die lange antwoorden van deze minister, deze uitgebreide beschouwingen, ook iets opleveren.

Minister Asscher:

Ik zie die motie vol vertrouwen tegemoet, want ik was eigenlijk al van plan om toe te zeggen een nulmeting te gaan doen. Dat is namelijk logisch, want anders kun je niet tellen of er extra banen bijkomen. Die nulmeting zal in 2013 moeten plaatsvinden. Vervolgens is 2014 een ingroei-jaar, het eerste jaar, de eerste 2.500. Daarna moet je nog een keer meten en leren van hoe er in het eerste jaar in de nieuwe infrastructuur is gewerkt. Vervolgens wordt afgerekend op de 5.000 en 6.000 die daarna komen. Daarvoor geldt het quotum, het zwaard van Damocles. Zeker, het moet leiden tot die getallen, maar wij hebben met werkgevers afgesproken dat ze over 2015 en 2016 het quotumrisico lopen en dat ze in 2014 de eerste 2.500 doen, een nulmeting ervoor en een nulmeting erna, leren van de ervaringen en dan naar een systeem waarbij 10.000 banen per jaar worden gecreëerd.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De minister en de PvdA hebben altijd een verband gelegd tussen het quotum en de bezuinigingen op sociale werkplaatsen. Het quotum is nu een zwaard van Damocles geworden dat op zijn vroegst pas in 2017 valt. De bezuinigingen beginnen dit jaar en lopen op tot meer dan 120 miljoen eind 2016. Hoe verhouden die twee zaken zich tot elkaar?

Minister Asscher:

We beginnen in 2014 met het creëren van die extra plaatsen, 2.500 bij de overheid en 2.500 in het bedrijfsleven. De Participatiewet gaat een jaar later in, per 1 januari 2015. Mevrouw Klijnsma zal de wetsvoorstellen dit jaar indienen en met de Kamer bespreken. Het verband zit niet alleen in het bezuinigen, maar ook in het ervoor zorgen dat er arbeidsplaatsen komen, zodat mensen tussen collega's komen te werken. Dat verband is vastgelegd. De getallen uit het sociaal akkoord komen in de wet. Als die getallen niet worden gehaald, zal het quotum van kracht zijn. Dat verband is er dus volop. Ik hoop oprecht dat de Kamer dit systeem op het moment dat de wetgeving aan haar zal worden voorgelegd, onder leiding van staatssecretaris Klijnsma, zal kunnen steunen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik begrijp heel goed dat, als de getallen niet worden gehaald, het quotum in werking treedt. Mijn zorg zit in de situatie tussen nu en eind 2016. We weten uit het verleden dat niet-quotumoplossingen vaak niet hebben gewerkt. Stel dat dit nu weer niet het geval is, dan is het wat mij betreft niet voldoende als er in 2017 een quotum komt. Dan wil ik dat ook de bezuinigingen op de sociale werkplaatsen naar beneden worden bijgesteld. Dat is mijn vraag aan de minister. Is hij bereid om dat verband, dat hij in het verleden zelf een aantal keren heeft gelegd toen het nog ging over het quotum, ook nu overeind te houden?

Minister Asscher:

Dat zou zo zijn geweest als de bezuiniging in 2014 zou zijn beginnen te lopen en het quotum in 2015, voor 1%, met een ingroei. Als dat het geval zou zijn geweest, had je pas in 2016 kunnen constateren of mensen zich aan het quotum hadden gehouden. We beginnen nu in 2014 met het creëren van die arbeidsplaatsen, maar pas vanaf 2015 gaat de Participatiewet lopen. In 2016, aan het eind van dat jaar, maken wij met elkaar de balans op. Ik houd staande dat het verband er is, dat het mkb wordt meegenomen, dat bedrijven gemotiveerd zijn in plaats van gedemotiveerd, dat ze verantwoordelijkheid nemen bij het matchen van werknemer en werkgever en dat ze zelf met gemeenten aan de slag gaan. Dat lijkt mij voor de inhoud van de zaak, voor mensen die graag willen werken, maar door een arbeidsbeperking niet overal aan de slag komen, pure winst.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik zou graag van de minister de toezegging krijgen, maar die krijg ik niet, dat de bezuinigingen op de sociale werkplaatsen, waarvan altijd is gezegd dat die samenhingen en samenhangen met het invoeren van een arbeidsquotum – het laatste is nu uitgesteld tot 2017, maar het eerste begint onmiddellijk – dan naar beneden worden bijgesteld. Stel dat die twee zaken uit de pas gaan lopen, dat we niet realiseren wat we nu denken te gaan realiseren, staan dan ook de bezuinigingen op de sociale werkplaatsen ter discussie? Dat is simpelweg mijn vraag.

Minister Asscher:

Ook als het gaat om het quotum in de wet is geen sprake van uitstel. De minister-president zegt dat alle wetgeving dit jaar in het parlement komt, dit najaar. Dat geldt ook voor het quotum. Het kan niet zo zijn dat het quotum achter de horizon verdwijnt, terwijl de bezuinigingen doorgaan. Die zijn aan elkaar gekoppeld in het regeerakkoord en in het sociaal akkoord. Die komen beide terug in wetgeving. We zijn niet naïef. Het zwaard van Damocles moet niet een idee zijn, je moet het kunnen zien hangen. Je moet weten dat het kan vallen. Om die reden komt het quotum ook in de wetgeving die de Kamer dit jaar krijgt. Ik hoop dat dit de heer Van Ojik over de streep kan trekken, omdat het inhoudelijk voor die jongeren veel beter is dat ze straks door een werkgever zelf worden ondergebracht bij een bedrijf, tussen de collega's.

De heer Van Ojik vroeg naar aanleiding van zijn motie naar het beleid van het kabinet, mede in het kader van de verplichting aan Europa te laten weten wat wij met de economie doen rond werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. Wij gaan daar graag op in. Zeer binnenkort spreken wij over het Nationaal Hervormingsprogramma, met daarin een bijzondere positie voor de werkgelegenheidsplannen van de coalitie. Ik verwacht dat dit misschien begin volgende week al aan de Kamer kan worden gestuurd, zodat de Kamer hierover een debat kan voeren voordat het verder moet.

De heer Van Ojik vroeg ook naar de verhouding tussen sociale partners en gemeenten. Daarover heb ik het een en ander gezegd. Zij worden dus op twee niveaus betrokken bij de uitwerking, met name van het onderdeel van de participatiewet.

De heer Roemer heeft zorgen over de ontwikkelingen in de thuiszorg. Hij heeft natuurlijk de zin hierover in mijn brief ook gezien. De heer Roemer heeft misschien, net als wij, goede hoop dat het ook daar misschien wel tegen de verwachting in lukt om het diverse veld van werkgevers in de zorg, de vakbeweging in de zorg, het kabinet en de verschillende partijen in deze Kamer op één lijn te krijgen. Ook in dit geval geldt dat iedereen zich bewust is van de enorm exploderende kosten, met name in de AWBZ. Daar moeten wij wat aan doen, want deze vreten de rest van de overheidsbegroting op. Wij willen dat echter wel doen op een manier dat mensen de zorg krijgen die zij verdienen en dat mensen die in dat veld hun werk doen, dat ook met trots kunnen doen. Wat dat betreft, wijs ik nog eens op het feit dat wij met de sociale partners hebben afgesproken de nulurencontracten in de zorg te schrappen, te verbieden en onmogelijk te maken. De situatie van de mensen die moeten afwachten is heel onzeker. Iedereen snapt dat er in de horeca meer werk is als het morgen 30°C is dan wanneer het regent. Juist in de zorg is het goed dat die onzekerheid verdwijnt, gezien het belang van het werk en het respect dat mensen voor hun werk verdienen. Ik verwacht dat dat mede een bijdrage zal leveren aan de mogelijkheid – wij weten niet of het gaat lukken – dat kabinet, sociale partners en Kamer het eens worden over de zorg, met een mogelijk positief effect op de werkgelegenheid in de thuiszorg.

De heer Roemer (SP):

Het is grote winst dat de nulurencontracten van tafel zijn. Laten wij die even binnenhalen. Waar de schoen hier wringt, is het volgende. Veel mensen en veel partijen willen dat mensen langer thuis wonen. Dan staat het natuurlijk heel vreemd als wij de hulp voor de mensen thuis vervolgens voor drie kwart wegbezuinigen. Dat is wat de gemeenten op hun bordje zullen krijgen. De praktijk zal zijn dat zowel door het verdwijnen van zo veel thuiszorg als door het verdwijnen van de dagbesteding – dit zijn twee voorbeelden uit de AWBZ – bijna 100.000 banen op het spel staan. Natuurlijk zal de minister nu zeggen dat hij het overleg afwacht. Maar als die bezuiniging, zo'n harde bezuiniging op de thuiszorg, richting de gemeente overeind blijft, kunnen de vakbewegingen, het kabinet en alle andere partners praten tot ze een ons wegen, maar de gemeenten blijven in problemen komen en de banen blijven verdwijnen.

Minister Asscher:

Hier wreekt zich dat de heer Roemer en ik niet aan het onderhandelen zijn over de zorg, maar dat dit elders plaatsvindt door andere mensen. Volgens mij verklap ik geen geheim als ik aangeef dat, in het kader van zo'n afspraak, ook een gedeeltelijke verzachting van sommige bezuinigingen besproken kan worden. Wij hebben dat al eerder aangegeven. Staatssecretaris Van Rijn heeft dat al aangegeven. Laten wij daar dan het beste van hopen en vanuit onze onderscheiden posities bevorderen dat dit overleg kans van slagen heeft. Ik begrijp het punt van de heer Roemer bijzonder goed. Dat geldt ook voor de heer Van Rijn. Hij heeft een heel ingewikkelde opgave om én te bezuinigen én te hervormen en daar draagvlak voor te vinden. Ik denk dat hij nu een kans van slagen heeft als iedereen die daar aan tafel zit, net zoals de sociale partners bij het sociaal akkoord, het algemeen belang voor ogen houdt.

De heer Roemer (SP):

Staatssecretaris Van Rijn zei na afloop van de demonstratie in Den Haag voor de camera: de bezuiniging is in opdracht van het kabinet en blijft gewoon staan. Als die bezuiniging blijft staan, kunnen wij onderhandelen wat wij willen, maar gemeenten krijgen het dan niet voor elkaar om mensen de thuiszorg te geven die zij nodig hebben. Dat was ook het bezwaar dat ik zo-even uitte tegen het kabinet en de premier. Dit is een bezuiniging op mensen, op kwaliteit, op menselijke waardigheid. Hier wordt niets gedaan aan verspilling, overbehandeling of topsalarissen. Dit betreft eerstelijnszorg die mensen nodig hebben om langer thuis te kunnen en te mogen wonen. Zolang die bezuiniging blijft staan, is de boodschap van het kabinet: zoek het allemaal maar zelf uit en regel het maar met familie of buren. Dat gaat banen kosten. Als het kabinet bereid is om de bezuiniging op gemeenten van tafel te halen en nieuwe gesprekken aan te gaan, ook met ons, om verspilling en bureaucratie van tafel te krijgen, dan kunnen wij ergens komen. Dat signaal is nog steeds niet gekomen, ook vandaag niet. Dus houd ik mijn hart vast voor die 100.000 banen en voor al die mensen die deze zorg nodig hebben.

Minister Asscher:

Volgens mij had de heer Roemer in de zin in mijn brief over het overleg in de zorg kunnen lezen dat het kabinet hoopvol is en open het gesprek over de zorg aangaat. Niet voor niets heeft hij opgemerkt dat die nulurencontracten in de zorg onmogelijk worden gemaakt. Hoewel ik hem niet heb gehoord over de noodzaak om de kosten te beteugelen, willen wij volgens mij hetzelfde bereiken, namelijk mensen die thuis oud kunnen worden en daarbij op een verantwoorde manier verpleegd kunnen worden ...

De heer Roemer (SP):

Een kleine correctie. Ik heb diverse signalen gegeven dat het miljarden goedkoper kan met de verspilling, met de overbehandeling, met de topsalarissen, met cao's en met de marktwerking in de zorg.

Minister Asscher:

Excuses dan. Ik hoor de heer Roemer nu heel duidelijk zeggen dat het miljarden goedkoper kan met cao's. Dat is precies wat in mijn brief staat. Laten wij hopen dat wij het eens worden over een inhoudelijke en financiële agenda voor de zorg. Aan dit kabinet zal dat niet liggen.

De heer Van Ojik vroeg mij naar de positie van zzp'ers in dit sociaal akkoord. Ik ben blij met deze vraag, want die stelt mij in de gelegenheid een onderscheid te maken. Ik noemde net niet voor niets de goede kant van flexibele arbeid, met mensen die de vrijheid nemen, ondernemers met of zonder personeel. Wij kennen echter ook de andere zzp'ers, de schijn-zzp'ers, mensen die gedwongen worden hun normale baan te verruilen voor een onzeker zzp-schap. De eerste groep willen wij alle ruimte geven. Zij moeten hun eigen voorzieningen treffen. Mede op initiatief van D66 kijken wij naar mogelijkheden om ze bijvoorbeeld met pensioen te faciliteren. Ik verwijs naar de brief van mevrouw Klijnsma. De tweede groep moeten wij op een andere manier helpen. Wij moeten deze groep helpen door schijnconstructies door te prikken en hard aan te pakken, door de VAR-verklaring – mensen horen niet voor één opdrachtgever te werken, maar voor verschillende – serieuzer te nemen en door een einde te maken aan het fenomeen van nep-zzp'ers in de bouw en in de zorg. Dat is immers geen vrij ondernemerschap, maar het wegnemen van rechten. Dat is concurrentie op arbeidsvoorwaarden op de verkeerde manier. Ruim baan voor de ondernemers van Nederland. Die creëren werk en welvaart. Maar het moet afgelopen zijn met de schijnconstructies die mensen in feite afpakken wat ze toekomt en ze terugduwen in een positie van onzekerheid en rechteloosheid.

Voorzitter, ik ben hiermee gekomen aan het einde van mijn deel. Misschien wilt u de heer Kamp het woord geven.

De voorzitter:

De heer Roemer wil eerst een vraag aan u stellen.

De heer Roemer (SP):

Ik heb gevraagd – ik heb dit namelijk niet kunnen teruglezen in het sociaal akkoord – of er misschien een aanleiding voor de minister is om iets te doen aan het verlagen van het sociaal minimum.

Minister Asscher:

De afspraken die wij hebben gemaakt over het sociaal akkoord van 68 maatregelen lang heeft men kunnen zien. Een maatregel die ik wat dit betreft bijzonder onder de aandacht van de heer Roemer wil brengen, is het feit dat wij met loonkostensubsidie gaan werken, en niet met loonsuppletie. Als ik mij niet vergis, is dat ook voor hem een belangrijk punt. Dat betekent dat mensen het minimumloon kunnen gaan verdienen voor het werk dat zij doen. Andere afspraken dan de afspraken die op papier staan, zijn er niet gemaakt.

De heer Roemer (SP):

Vindt deze minister, die zich minister van Sociale Zaken mag noemen, het sociaal en sterk dat mensen die niet aan werk kunnen komen, zeker in deze tijden, en in de bijstand zitten, de komende jaren elk jaar opnieuw meer in de portemonnee worden geraakt door verlaging van het sociaal minimum?

Minister Asscher:

Ik heb met de Kamer met een zekere regelmaat gepraat over koopkracht, over de portemonnee en over de koopkrachtontwikkeling bij verschillende groepen in onze samenleving. Het gaat dan om mensen in de bijstand, om alleenstaanden met kinderen, om oudere Nederlanders en om mensen met een handicap of een zorgbehoefte. Ik heb aangegeven twee dingen te gaan doen. Ten eerste onderzoek ik de stapeling van maatregelen en breng ik die in beeld voor de Kamer. Ten tweede zal ik in augustus, wanneer we de begroting voor 2014 gaan maken, waarover al het een en ander is gezegd in dit huis, nagaan wat we kunnen doen om koopkrachteffecten voor groepen die te hard geraakt worden, te repareren. Ik heb niet in het sociaal akkoord ook nog het koopkrachtbeleid willen opnemen. Afspraken maken over flexibiliteit, over ontslag, over de WW, over pensioen, over arbeidsgehandicapten en over de crisisaanpak de komende jaren leveren een stevig sociaal akkoord op. Ik heb heel goed gehoord dat u er ook een aantal positieve dingen over hebt gezegd. Daar zijn wij trots op, want dat is goed voor Nederland. We hebben nog gelegenheden genoeg om al die andere onderwerpen, zoals koopkrachtontwikkeling en bijstandsniveau, met elkaar te bespreken.

De heer Roemer (SP):

Het antwoord is duidelijk. Ik vind het niet passen om het sociaal minimum zo ver naar beneden te gooien de komende jaren terwijl je niet weet wat de stapeling is. Dat besluit wordt wel genomen, maar er wordt niet op de rem getrapt en gezegd: we stoppen ermee totdat we zeker weten of de stapeling voor hen een negatief effect heeft. Dat had al een heel beter signaal gegeven dan gewoon te zeggen dat het sociaal minimum omlaag kan.

Minister Asscher:

Het is heel jammer dat de heer Roemer het debat dat ik met hem voer over het sociaal akkoord, op dat punt zo wenst af te sluiten. Ik houd de positieve noot overeind dat we erin geslaagd zijn om midden in de crisis, onder de moeilijkst denkbare omstandigheden en tegen de verwachtingen in, het eens te worden over een crisisaanpak en veranderingen die Nederland sterker maken. Ik reken op de heer Roemer om dat waar nodig te steunen de komende jaren, want dat is in het belang van heel veel Nederlanders, ongeacht of zij VVD of SP stemmen.

Minister Kamp:

Mevrouw de voorzitter. Het sociaal akkoord kwam tot stand in een economisch gezien moeilijke tijd. De sociale partners waren, terecht, bezorgd. Misschien heeft dat ook bijgedragen aan het succes dat behaald kon worden door dit sociaal akkoord te sluiten. De werkloosheid loopt op, het aantal faillissementen is in geen 30 jaar zo hoog geweest, de huizenprijzen zijn met 20% gedaald en de inkomens van werkenden en gepensioneerden staan onder druk. De premier wees daar al op. Onze reactie moet zelfbewust, ambitieus en optimistisch zijn. Die moet zo zijn, omdat dit realistisch en economisch nuttig is. Economie is ook psychologie. De fundamenten van onze economie zijn dik op orde. We behoren tot de kopgroep van competitieve en sterke exporteconomieën ter wereld. Onze werknemers zijn uitzonderlijk arbeidsproductief. We zijn het op een na welvarendste land van de Europese Unie. Omdat we een sterk exportland zijn, kunnen we profiteren van de huidige groei van de wereldhandel. Onze agrarische sector, de nummer twee van de wereld, en onze technologische bedrijven hebben vorig jaar 5% exportgroei gerealiseerd op de wereldmarkt. Dit jaar verwachten ze een vergelijkbare groei. In Nederland loopt het herstel altijd via de export, waarna de bedrijfsinvesteringen en de consumptie volgen.

Voor investeringen en consumptie is herstel van vertrouwen belangrijk. Herstel van vertrouwen streeft het kabinet na, niet met loze woorden, maar met noodzakelijke hervormingen die bovendien een breed draagvlak hebben bij sociale partners. Ik heb in de twintig jaar die ik hier mee mag draaien in dit huis, nog niet meegemaakt dat er zo'n breed draagvlak is om dingen op orde te brengen. Het pensioenakkoord is gesloten, het sociaal akkoord is gesloten, het woonakkoord is gesloten, volgende maand komt er een techniekpact met werkgevers en werknemers om te zorgen dat onderwijs en arbeidsmarkt op elkaar aansluiten, er wordt druk gesproken over een zorgakkoord en we werken hard aan een energieakkoord. Dat is bij elkaar een groot, breed draagvlak onder de noodzakelijke hervormingen. Er is draagvlak bij het kabinet, waarin de twee grootste fracties in het parlement intensief samenwerken, en er is een groot maatschappelijk draagvlak. Dat kan een vervolg krijgen in een breed draagvlak in het parlement. Dan krijg je het optimale, positieve effect dat wij allemaal graag willen voor onze economie.

Ondertussen werken wij ook voor de korte termijn aan verbeteringen. Wij zorgen ervoor dat onderzoekers en ondernemers in ons land zo dicht mogelijk bij elkaar zitten, zodat onderzoekswerk snel resulteert in producten van ondernemers, innovatie en groei van bedrijven, waardoor de werkgelegenheid voor de toekomst een stevige basis houdt. Wij werken aan het verminderen van regeldruk. De afgelopen drie jaar is de regeldruk al substantieel verminderd. Die vermindering zal de komende vier jaar worden voortgezet. Ook in deze moeilijke tijd steunen wij het midden- en kleinbedrijf om de financiering te kunnen krijgen die het nodig heeft. Nederland is dus in staat om in de moeilijke situatie die ik in het begin beschreef, toch de weg omhoog te vinden, onze economie te versterken en ervoor te zorgen dat wij onze welvaart een nog betere basis geven.

De heer Van Haersma Buma vroeg zich af waarom wij niet meer investeren in infrastructuur. Bij zo'n vraag vraag ik mij af of wij een en ander wel in het juiste perspectief zien. Na grote investeringen die wij vele jaren achter elkaar hebben gedaan, stroomt het autoverkeer in Nederland nu beter door dan het lang heeft gedaan. De hele haveninfrastructuur die wij in Nederland hebben, op verschillende plekken die met elkaar in een netwerk verbonden zijn, is gekwalificeerd als de allerbeste van de wereld. Onze luchthaven Schiphol is de op een na grootste luchthaven in Europa voor directe verbindingen met andere luchthavens. De haven van Rotterdam is de plek waar de grootste schepen uit de hele wereld direct kunnen aanmeren en waar zij via een directe, ononderbroken verbinding, de Betuwelijn, met het Duitse achterland verbonden zijn. Ook over de rivier en de weg heeft de haven van Rotterdam uitstekende verbindingen met de Europese markt. De Rotterdamse haven heeft ook een nieuw groot terrein beschikbaar waar bedrijven in kunnen investeren en waar dus geprofiteerd kan worden van de optimale infrastructuur.

Ons land heeft een elektriciteitsinfrastructuur van de allerhoogste kwaliteit: deze is zeer dicht en bedrijfszeker. Onze gasinfrastructuur is de meest dichte en bedrijfszekere van de hele wereld. Wij hebben een internetbreedbandinfrastructuur die de allerbeste is van de wereld. Op het gebied van duurzame energie liepen wij nog achter, maar wij maken nu "massief" geld vrij om daarin te investeren. Aan het einde van deze kabinetsperiode wordt er 400 miljoen extra per jaar geïnvesteerd in duurzame energie. Voor de langere termijn, in het jaar 2020, is er een bedrag van 2,4 miljard per jaar voor uitgetrokken om daarin te investeren. Overal in Europa wordt gesproken over capaciteitsproblemen met de elektriciteitsproductie, maar wij hebben meer capaciteit dan nodig is om aan de vraag te voldoen. Ook voor de komende jaren zal het aanbod van elektriciteit groter zijn dan de vraag. Wij hebben dus een geweldige infrastructuur dankzij investeringen gedurende vele jaren. Op dezelfde manier zijn wij ook nu nog bezig.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Als ik dit zo allemaal hoor, vraag ik mij af waarom de minister een regeerakkoord heeft medeondertekend waarin meer uitgaven aan infrastructuur staan dan nu.

Minister Kamp:

Ik zit nu in dit kabinet. Ik merk dat wij het belang van de infrastructuur net zo goed zien als in alle vorige kabinetten. Ook dit kabinet ziet dat investeringen van het allergrootste belang zijn, niet alleen voor de havens, maar ook voor de wegen, de spoorwegen, de elektriciteitsnetten, de breedbandkabelnetten, de gasinfrastructuur, de elektriciteitsproductie en de duurzame energie. Wij zien over een heel breed scala de noodzaak van investeringen en wij doen die investeringen ook.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

En daarom bezuinigt u ieder jaar extra?

Minister Kamp:

De premier heeft al aangegeven dat van extra bezuinigen geen sprake is. Wij investeren veel meer, wij geven jaar in, jaar uit meer uit dan wij aan inkomsten hebben. Vorig jaar was dat 23 miljard euro, dit jaar is dat 21 miljard euro. Voor volgend jaar zullen we nog erg ons best moeten doen om dat onder de 20 miljard euro te krijgen. We hebben dus heel veel geïnvesteerd en we gaan eigenlijk al over de grens heen. We moeten ervoor zorgen dat we het niet te gek maken.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dit is echt de eerste minister van Economische Zaken in dit land die pleit voor minder investeringen in de infrastructuur dan hij in zijn eigen regeerakkoord heeft vastgesteld. Ik vind dat bijzonder.

Minister Kamp:

Dat is wel een heel wonderlijke conclusie. Ik geef juist de reden aan waarom het zo goed is dat we breed hebben geïnvesteerd in infrastructuur. Ik heb ook aangegeven dat ik het belangrijk vind om daarmee door te gaan en dat we op dit moment veel meer investeren dan we aan geld hebben. Ik denk dat je als minister van Economische Zaken een uitstekende basis legt voor toekomstige economische ontwikkelingen als je zorgt voor evenwicht in de overheidsinkomsten en -uitgaven. Dat doe ik dus ook.

Dan kom ik bij de tweede vraag van de heer Buma. Hij vroeg zich af waarom we de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie niet laten voortbestaan. De heer Buma herinnert zich ongetwijfeld dat wij veelvuldig en diepgaand in het parlement hebben gesproken over de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Hij weet ook dat de Kamer zich daarover enkele keren zeer expliciet heeft uitgelaten en heeft gezegd: dat niet en dat wel. We leven in een democratie en we voeren dat dus uit. We zijn bezig om de uitvoering van de publieke taken door de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie veilig te stellen. De overige taken die door de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie werden gedaan, zoals exportbevordering, onderzoek en innovatie, zijn ook van belang. Wij denken dat het initiatief daarvoor bij de ondernemers en de brancheorganisaties ligt, evenals de eerste verantwoordelijkheid. Wij laten hen er echter niet alleen mee zitten. Wij kijken met de ondernemers en de brancheorganisaties, in het bijzonder de agrarische sector inclusief de tuinbouwsector, op welke wijze wij dat in de huidige omstandigheden optimaal kunnen invullen. We kijken ook op welke wijze we dat vanuit de overheid kunnen faciliteren. Ik heb dat in nauw overleg met de sectoren en de branches op een rij gezet en ik zal de Kamer daarover binnen enkele weken informeren. Ik hoop dat ik op grond van die brief tot een constructieve samenwerking met de Kamer kan komen. Ik zoek ook zeker de samenwerking met de CDA-fractie, waarmee ik op dit punt in het verleden geen grote verschillen heb gehad.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Roemer. Hij vroeg naar een investeringsverplichting voor woningcorporaties. Hij haalde daarbij ook de motie van de heer Paulus Jansen aan. Het kabinet wil woningcorporaties niet hun zelfstandigheid ontnemen, noch de mogelijkheid om zelf hun investeringsbeleid te bepalen. Het kabinet is geen voorstander van een investeringsverplichting, maar mijn collega voor Wonen en Rijksdienst, de heer Blok, heeft wel aangegeven alternatieven te zullen uitwerken voor een mogelijke investeringsprikkel in de verhuurderheffing. Dat zal gebeuren binnen het geraamde kader van de opbrengst van de verhuurderheffing, te weten 1,7 miljard, en daarbij zal rekening worden gehouden met de effecten en de uitvoerbaarheid van die maatregel. Wij zullen hierover voor 15 juni aanstaande een brief aan de Kamer sturen.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Er zijn voor mij nog maar twee thema's overgebleven. Ik zal daar kort op ingaan. Het betreft het begrotingsoverleg binnenslands en het begrotingsoverleg buitenslands. Ik bedoel dan natuurlijk de procedure in Brussel ten aanzien van de begroting. De afspraak in het sociaal akkoord ten aanzien van de begroting staat. Aanvullende maatregelen zullen alleen dan worden genomen indien de MEV-raming van het CPB, gegeven de saldodoelstelling van -3% in 2014, daartoe aanleiding geeft. Op dat moment kan het pakket van 1 maart herleven, als en voor zover dat op dat moment nodig blijkt. Op dat moment staat het kabinet natuurlijk zeer open voor onderhandelingen met fracties die daartoe zelf openstaan en die met ons de ambitie delen om in een verantwoord tempo de begroting op orde te brengen.

De heer Pechtold (D66):

Dit is toch de minister naar wie we dan moeten kijken. Bij de presentatie van dat pakket noemde deze minister het onvermijdelijk. Maar een paar weken later is dit toch in een heel ander daglicht komen te staan. Hoe verklaart de minister die woorden van toen en waarom is daar nu opeens zijn instemming? Hij was er ook niet bij om dat geheel van tafel te halen. Welk proces ziet hij voor zich?

Minister Dijsselbloem:

Het woord "onvermijdelijk" was natuurlijk gebaseerd op de ramingen van februari. Ik weet nog goed dat wij al eind vorig jaar een debat in de Kamer voerden waarin het kabinet werd opgeroepen om met aanvullende maatregelen te komen op basis van eerdere ramingen. Toen hebben wij gezegd: nee, dat doen wij twee keer per jaar. Het ene moment is de raming van februari, het andere moment is in de zomer, in de aanloop naar Prinsjesdag.

Het probleem dat in de februariraming op tafel kwam, hebben wij belegd met maatregelen. In het licht van het sociaal akkoord en de verwachtingen die wij op basis daarvan hebben, zetten we die nu even aan de kant. Het tweede moment komt dan vanzelf, namelijk de zomerraming. Dan maken wij de begroting af en zullen wij alles meenemen wat er dan ligt.

Hoe zie ik het proces verder voor me? In lijn met de afspraak met de sociale partners zullen we pas rond de zomer dat pakket of een pakket – het pakket dat dan nodig is – op tafel leggen. Dan gaan we graag het gesprek aan met de fracties die daarvoor openstaan. Zo zie ik het proces nu voor me. Overigens heb ik genoteerd dat enkele fracties hebben gevraagd of er niet al eerder over gepraat kan worden. Daar sta ik zeer voor open. Echt onderhandelen op basis van de vragen wat er moet gebeuren en welk pakket er moet komen, doen we in de aanloop naar Prinsjesdag, zoals ook in het sociaal akkoord is afgesproken.

De heer Pechtold (D66):

De minister van Financiën spreekt over "dat pakket of een ander pakket". Dat was vandaag – hij heeft dat gevolgd – toch een paar keer onduidelijk. Bij de VVD houden ze namelijk erg vast aan het pakket dat er ligt. Graag een reactie daarop.

De minister van Financiën verwijst nu naar de partners hier in de Kamer. Vindt hij dat ook de sociale partners weer bij dat pakket van hoeveel miljard het ook is, betrokken moeten zijn?

Minister Dijsselbloem:

Dat laatste is niet afgesproken. Ik meen dat de heer Heerts letterlijk hierover heeft gezegd: de regering regeert. Ik zeg daar achteraan: en de Kamer controleert. We doen het dus met de Kamer samen. We hebben wel afgesproken dat we het sociaal akkoord en de positieve effecten daarvan de tijd zullen geven. Bij de raming die in de zomer verschijnt, zullen we definitief bekijken waar we staan. Dan maken we de begroting af. Het bijkomende voordeel is dat een aantal trajecten die nu nog lopen – u noemde ze zelf – de zorg en de AWBZ, het sociale leenstelsel, de kindregeling en de kinderopvang, mogelijk dan op hun plaats vallen. Een deel daarvan zal zich mogelijk vertalen naar de begroting. Dan kunnen we rond de zomer de begroting keurig afmaken en valt alles op zijn plek. Dan hervat ik zeer graag het gesprek met u dat we in februari al verkennend zijn begonnen.

De heer Pechtold (D66):

Ik dank de minister. Het is helder: het sociaal akkoord is van de sociale partners. Het eventueel aanvullende pakket is van de politiek en daar gaan wij over.

Minister Dijsselbloem:

Zo is het.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De minister zegt nu dat het pakket van maart van tafel is. Als het nodig is, komt er weer een pakket. Het gaat mij om dat "als". Dit is de minister van Financiën. Houdt hij er nu werkelijk rekening mee dat in augustus een aanvullend pakket misschien niet nodig is?

Minister Dijsselbloem:

Het huiswerk op basis van de raming van februari is gedaan. Wij hebben echter in het sociaal overleg afgesproken dat wij het pakket nu aan de kant leggen. Wij geven het sociaal akkoord de maximale kans om daarvan een positief effect te laten uitgaan. Zoals altijd, hebben wij twee momenten in het jaar. Dat tweede moment komt vanzelf, in de zomer. Dan betrekken wij alle lopende discussies over andere onderwerpen en andere mogelijke akkoorden erbij. Dan maak ik het af. We zullen zien waar we dan staan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dit gaat niet om een onderhandeling, dit gaat om een veronderstelling, de veronderstelling bij de minister van Financiën van Nederland dat een pakket misschien niet nodig is. Dan vraag ik me af waarop dat gebaseerd is. Op basis van welke onderbouwde informatie kan de minister zeggen dat een pakket mogelijk helemaal niet nodig is? Ik ben daarin geïnteresseerd, omdat dat de afweging voor ons ook anders maakt.

Minister Dijsselbloem:

Voor mij is het heel eenvoudig. Als minister van Financiën maak ik alleen begrotingsvoorstellen en pakketten op basis van ramingen. Dat heb ik ook steeds in de Kamer volgehouden. Ook toen al eerder werd gevraagd wanneer het kabinet met maatregelen komt, heb ik gezegd dat er twee momenten in het jaar zijn, en dat is nog steeds zo. Het pakket van maart was het antwoord op de officiële raming van februari. In het kader van het sociaal akkoord hebben we gezegd dat we dat nu even aan de kant leggen. Maar op basis van de tweede raming zullen we rond de zomer de begroting moeten afmaken. Dat is onvermijdelijk. Dan bekijken we waar we staan. De collega's links en rechts hebben volstrekt helder gemaakt, ook voor de sociale partners, dat de -3% voor ons daarbij leidend zal zijn. Dat is volstrekt helder. Op basis van de actuele raming deze zomer bekijken we wat daarvoor nodig is. Dan kan of het hele pakket of een deel daarvan dat al was voorbereid op basis van de raming van februari, herleven. Dan kunnen we de andere onderwerpen daar een plek in geven. En dan kunnen wij hopelijk ook met de CDA-fractie het gesprek vervolgen over de vraag of en onder welke voorwaarden zij daar steun aan kan verlenen. Het enige wat is veranderd ten opzichte van een eerdere fase, is dat we nu even de gesprekken stilleggen en het sociaal akkoord maximaal de kans geven. Het gesprek moet en zal worden hervat aan het begin van de zomer.

De voorzitter:

Mijnheer Van Haersma Buma, tot slot.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat begrijp ik, voorzitter. Maar nu wordt het toch wel interessant. De minister van Financiën brengt namelijk een andere nuance aan dan de premier. De minister zegt: geheel of gedeeltelijk herleven. Dat snap ik, maar dat is iets anders dan niet herleven. Is de minister het met mij eens dat de kans nihil is dat er geen sprake zal zijn van herleven, maar dat er, hoe dan ook, door het kabinet voorstellen zullen worden gedaan om extra te bezuinigen? Nogmaals, ik zeg dat omdat iedereen ziet dat het zo is. Die maskerade wordt alleen nog steeds in vak-K opgevoerd.

Minister Dijsselbloem:

Nee. Ik heb gezegd dat deze minister van Financiën geen voorstellen zal doen op basis van speculatie, bijvoorbeeld tijdens een interruptiedebatje, over de vraag: wat zal het worden? Ik doe die voorstellen op basis van ramingen. Ik doe dat twee keer in het jaar. Ik heb dat gedaan op 1 maart op basis van de raming van 1 februari. Daarmee is het probleem dat toen door het CPB werd blootgelegd, voorzien van een antwoord. Nu geven we het sociaal akkoord de tijd en de kans. Onvermijdelijk komt het tweede en definitieve moment bij de begrotingsvoorbereiding. Dan bekijk ik opnieuw waar we feitelijk staan, althans we bepalen dat op basis van ramingen die het CPB dan levert. Dan maak ik een tweede pakket. Dat zal een definitief pakket zijn. Ik hoop dat samen met de Kamer te kunnen bekijken.

De heer Van der Staaij (SGP):

De sociale partners gaven twee redenen om het aanvullende pakket aan de kant te schuiven. De eerste reden is dat het niet nodig zou zijn om dat te verwachten, aangezien het sociaal akkoord zo goed is. De tweede reden is dat aanvullende maatregelen juist schadelijk zouden zijn voor de economie.

Minister Dijsselbloem:

Ja.

De heer Van der Staaij (SGP):

Deelt de minister van Financiën ook deze veronderstellingen van de sociale partners?

Minister Dijsselbloem:

Nee, wij delen in ieder geval het optimisme over het positieve effect dat dit akkoord kan hebben. Uit de raming zal blijken welk positief effect het heeft gehad. Dat vertaalt zich dan in een aangepast pakket of hetzelfde pakket, maar dat is dan te bezien.

Zijn bezuinigingen slecht? Dat ligt zeer aan de situatie in Nederland. Dat ligt aan de samenstelling van het pakket. Je kunt het op een zodanige manier doen dat de effecten op de economische groei zo klein mogelijk zijn. Bezuinigingen zijn over het algemeen niet goed voor de economie, zeg ik tegen de heer Van der Staaij. Dat wil niet zeggen dat je niet moet bezuinigen, want het doorschuiven van problemen is geen goede benadering, ook niet op financieel-economisch terrein. Zo ken ik overigens ook de fractie van de SGP. Die rekening moet betaald worden. De kosten van de staatsschuld lopen alsmaar verder op. Ik hoef dat niet uit te leggen aan de heer Van der Staaij. Die tweede benadering spreekt ons dus minder aan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Inderdaad. Juist daarom vraag ik erop door. Ik ben namelijk verrast dat de regering dan toch de aanvullende maatregelen een beetje op de lange baan schuift. Ze deelt kennelijk niet de argumentatie van de sociale partners, maar verliest wel tijd bij het voorbereiden van het aanvullende pakket.

Minister Dijsselbloem:

Er is natuurlijk helemaal geen sprake van op de lange baan schuiven. Zoals ook de heer Van der Staaij weet, is de definitieve besluitvorming elk jaar rond de zomer. Dan maakt elke regering, wie er ook zit, de begroting af op basis van de laatste raming. Die verschijnt in de zomer. Dat doen we nu ook, punt. Van doorschuiven is dus geen sprake.

De heer Van der Staaij (SGP):

Als er geen sprake van doorschuiven is en het eigenlijk heel normaal is wat er gebeurt, dan is het dus ook helemaal geen tegemoetkoming aan sociale partners om het pakket nu van tafel te halen? Zo is het echter wel gepresenteerd.

Minister Dijsselbloem:

De sociale partners hechten eraan dat wij het pakket aan de kant leggen. Dat heeft bijvoorbeeld gevolgen voor het proces met de Kamer, Het was aanvankelijk mijn intentie om nog deze maand met de Kamer hierover verder te spreken. Dat doen we dus niet. Dat is een van de effecten van de afspraak. We leggen het gewoon weg en schuiven het van de tafel. Op basis van de raming deze zomer moeten we knopen doorhakken. Voor ons is daarbij de -3% leidend. Mogelijk zullen wij het pakket of delen van het pakket weer laten herleven, maar misschien hebben wij dat helemaal niet nodig. Zo zal het gaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Nog even voor mijn begrip. Als ik de minister van Financiën goed begrijp, wordt de omvang van het pakket uiteindelijk bepaald door de nieuwe ramingen. Daar is niets nieuws onder de zon, daar doet het sociaal akkoord niets aan toe of aan af. Is het enige wat nu anders is dat wij over de samenstelling van het pakket in de Kamer kunnen praten?

Minister Dijsselbloem:

Over de samenstelling van het pakket zullen wij zeker met de Kamer praten. Ik ben altijd bereid om met fracties vooruitblikkend te bekijken welke alternatieve dekkingsmogelijkheden er zijn, maar onderhandelen over pakketten ga ik pas doen rond de zomer, maar ruim voor Prinsjesdag. Dat is zo met de sociale partners afgesproken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Misschien mag ik de vraag van de heer Van der Staaij nog een keer stellen. Wat is precies het gebaar geweest in de richting van de sociale partners door een pakket van tafel te halen? De minister zegt nu immers dat de omvang van het pakket afhankelijk is van ramingen die wij nog moeten krijgen. Bovendien zou sowieso over de samenstelling ervan met de Kamer worden gesproken. Wat is er eigenlijk veranderd?

Minister Dijsselbloem:

Dat verklaart ook mijn volstrekt ontspannen houding. Ik vind het namelijk een prima afspraak omdat het past in onze begrotingssystematiek. Ik vind dat wij daarmee expliciet het signaal afgeven dat wij veel van de werking en de uitstraling van dit sociaal akkoord verwachten. Wij staan er volledig achter en leggen nu het pakket terzijde in de verwachting dat we straks op basis van mooiere cijfers een pakket moeten maken. Zo niet, dan gaat de vlag helemaal uit. Ik ben er volstrekt ontspannen over en ik kan er prima mee leven.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter, laten we oppassen dat we niet te ontspannen worden. U weet wat er gebeurt bij ontspanningstechnieken, dan ligt op een bepaald moment iedereen plat. Dat moeten we niet hebben.

Minister Dijsselbloem:

Ik wist dat echt niet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nee? U kent geen ontspanningsoefeningen?

Minister Dijsselbloem:

Ontspanningstechnieken en iedereen ligt plat? Dat ken ik echt niet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dan vallen ze in slaap! Als je te ontspannen bent, val je in slaap. Dus pas op, wees niet te ontspannen, maar volgens mij kan dat helemaal niet met uw agenda. Toch wil ik nog iets weten van de minister van Financiën. De minister-president gaf best nogal wat ruimte aan de Kamer om vroegtijdig te bekijken of er mogelijkheden zij om al tot iets te komen wat duidelijkheid verschaft over ingrepen. Ik begrijp dat u dat toch weer ver schuift.

Minister Dijsselbloem:

Nee, laat daarover geen misverstand bestaan. Ik heb ook goed geluisterd naar de minister-president. Er is altijd een mogelijkheid om met de minister van Financiën te praten over het opstellen van begrotingen. Zodra mijn agenda dat toelaat, kom ik bij u langs, dat is geen enkel probleem. Ik wil wel scherp zijn: onderhandelen over een pakket doen we pas op basis van een nieuwe raming. Daarover hebben we met de sociale partners afspraken gemaakt. Waarom doen wij dat? Omdat wij verwachten dat dit sociaal akkoord een positieve uitstraling kan hebben wanneer wij dat met elkaar omarmen. Het kabinet omarmt het zeer.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat betekent dat de duidelijkheid die Nederland zo nodig heeft, die de burgers, bedrijven en instellingen zo nodig hebben, die rust en vertrouwen kan geven, nadrukkelijk behoorlijk ver wordt weggedrukt. Dat heeft tot gevolg dat er toch stilstand gaat ontstaan. Stilstand in deze tijd is echt heel erg slecht.

Minister Dijsselbloem:

Dat is veel te somber. Er is nu juist op een heel groot terrein helderheid geboden. Daarbij gaat het om hervormingen ter waarde van meer dan 5 miljard. Ik proef ook in het debat dat er veel steun is voor onderdelen en daarmee ook voor het samenstel van het sociaal pakket. Dat is een geweldige winst. De besluitvorming over de begroting zal zoals altijd gewoon worden afgerond in augustus en de behandeling daarvan zal vervolgens vanaf Prinsjesdag in de Kamer plaatsvinden. Daarbij gaat dus helemaal geen tijd verloren. Inzake de arbeidsmarkt en het sociaal akkoord in brede zin is nu over een heel groot pakket duidelijkheid geboden, zoals die al eerder is ontstaan over het woonakkoord. Naar ik hoop, zal dat ook zeer binnenkort gebeuren rond de zorg en de AWBZ in het bijzonder. De begrotingsbehandeling vindt gewoon op de gebruikelijke wijze en via het gebruikelijke tijdpad plaats. Daarbij gaat dus echt geen tijd verloren. Die stelling is niet vol te houden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik zal nog eens nadenken over het antwoord dat de minister hierop geeft. Een ding is wel duidelijk: de minister zegt dat duidelijkheid wordt gegeven, maar uiteindelijk moet er in beide Kamers voor deze maatregelen een breed draagvlak zijn. Dat is volgens mij de crux. Dat moeten we niet verder vooruitschuiven dan strikt noodzakelijk is. Als die duidelijkheid er niet komt, blijven al die andere afspraken namelijk toch nog boven de markt hangen.

Minister Dijsselbloem:

Laten wij dat verkennen. Gegeven de onzekerheid en met het sterretje erbij, besluitvorming pas rond de zomer, kunnen we het gesprek met de verschillende fracties over mogelijkheden en wenselijkheden inzake de begroting gewoon voortzetten.

Ik wil nog een opmerking maken over het Europese traject. De Kamer ontvangt op de kortst mogelijke termijn het stabiliteitsprogramma dat wij voor 1 mei naar Europa sturen. Het pakket van 1 maart zal daar een plek in krijgen. Daarbij zal in heldere bewoordingen worden vermeld dat hierover in het sociaal akkoord afspraken zijn gemaakt en dat het kabinet daarover pas definitieve besluiten zal nemen in de zomer, in de aanloop naar Prinsjesdag. Het debat over het stabiliteitsprogramma is naar ik meen al voor volgende week geagendeerd.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de regering.

De vergadering wordt van 16.21 uur tot 16.35 uur geschorst.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Het is goed dat er een akkoord is, maar of het een goed akkoord is, is ook na dit debat nog niet duidelijk. En of de premier het CPB gaat verslaan, weten we deze zomer. Het pakket van 4,3 miljard kwam, verdween en is weer terug. In dat pakket zit voor 1 miljard de nullijn in de zorg. Maar aan de zorgtafel kan die nullijn zomaar weer verdwijnen en dat betekent een gat in de begroting, een gat waarvan we weten dat je het na de zomer alleen nog maar kan dichten met meer belastingen.

Het is daardoor vandaag niet veel helderder geworden. Mijn eerste twee moties gaan dan ook over duidelijkheid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de besluitvorming over de begroting 2014 heeft uitgesteld, maar dat de kans zeer reëel is dat er in het najaar alsnog aanvullende maatregelen moeten worden genomen;

overwegende dat zekerheid over de inhoud van aanvullende maatregelen voor de begroting 2014 nodig is voor het creëren van het noodzakelijke vertrouwen en rust, en tevens nodig is voor het maken van afspraken met het parlement;

verzoekt de regering, zo snel mogelijk te besluiten over een pakket met aanvullende maatregelen voor de begroting 2014 en de Kamer hierover voor de zomer te informeren, zodat voor het reces de Kamer hierover nog een debat kan voeren met het kabinet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Slob, Van Haersma Buma en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33566).

De heer Pechtold (D66):

De tweede motie gaat over de infrastructuur.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het alleen zinvol is om de voorbereiding van projecten door te zetten als er concreet zicht is op financiering voor de uitvoering;

verzoekt de regering, op korte termijn duidelijk te maken hoe financiële dekking voor de 300 miljoen extra uitgaven aan infrastructuur gegarandeerd wordt, of aan te geven welke projecten afvallen indien de 300 miljoen er niet komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33566).

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Mijn derde motie gaat over het Buurmeijerproof – Buurmeijer was de man van die parlementaire enquête – maken van het sociaal akkoord.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het sociaal akkoord wordt voorgesteld dat de sociale zekerheid meer in handen komt van de sociale partners;

van mening dat er Iering getrokken moet worden uit de parlementaire enquête uitvoeringsorganen sociale verzekeringen;

spreekt uit dat sociale partners een belangrijke rol kunnen spelen bij het bevorderen van van-werk-naar-werk, maar dat de uitkeringsvoorwaarden en de uitvoering van sociale zekerheid overheidstaken zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (33566).

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Mijn laatste motie gaat over de kansen voor arbeidsgehandicapten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het sociaal akkoord is afgesproken om structureel 125.000 extra mensen met een arbeidsbeperking een baan te bieden;

verzoekt de regering, in 2013 een nulmeting uit te voeren van het aantal werkenden binnen de doelgroep van het wettelijke quotum en vanaf 2014 jaarlijks het aantal extra gerealiseerde werkplekken te monitoren;

verzoekt de regering tevens, in het eerste jaar dat het aantal gerealiseerde werkplekken voor mensen met een arbeidsbeperking achterblijft bij de afspraken, zonder dat hiervoor extern verklaarbare oorzaken zijn, het wettelijk quotum te activeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33566).

De heer Pechtold (D66):

Dat was het, voorzitter.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Wat een ontmaskerend debat, wat een chaos bij elkaar daar in vak-K. Niemand, niemand die nu nog gelooft dat de heer Rutte het CPB zal verslaan. Niemand die nu nog gelooft dat de 4 miljard extra ombuigingen en belastingverhogingen niet keihard zullen worden ingevoerd in augustus. De premier is vandaag opnieuw in zijn hemd gezet. Niemand die hem nog gelooft. De premier is nog wereldvreemd, leeft in een eigen sprookjeswereld, heeft geen idee van wat er speelt in de werkelijkheid en geen idee van wat de gevolgen zijn van zijn beleid voor de gewone mensen. Of het nu spacecake is of wereldvreemdheid, als je Nederlanders oproept om nieuwe auto's en nieuwe huizen te kopen, terwijl je hun eerst het geld uit de portemonnee klopt met miljarden aan lastenverzwaringen, aan hogere huren, aan hogere btw, aan een hoger eigen risico in de zorg en ga zo maar door, dan houd je de mensen straal voor de gek. De mensen – dat zijn de meeste mensen in Nederland – die niet een kleine anderhalve ton verdienen zoals de lachende minister-president Rutte, kunnen natuurlijk niet een eigen nieuwe auto of een duur nieuw huis met een zwembad kopen. Zij zijn al blij als zij met hun gezin de vaste lasten kunnen betalen, als zij hun baan kunnen houden, als zij niet op hun pensioen worden gekort.

Nederland heeft belastingverlaging nodig. Haal dat geld maar weg bij de miljarden die wij besteden aan ontwikkelingshulp, de miljarden die wij geven aan de Europese Unie, de miljarden die wij geven aan landen als Griekenland en Cyprus, aan de subsidies aan windmolens en andere linkse onzin. Dat dit allemaal niet gebeurt maar dat de belastingen juist worden verhoogd, bewijst dat de VVD de weg totaal kwijt is, dat de VVD semilinks clubje van jaknikkers aan de Partij van de Arbeid is geworden.

Mijn partij, de PVV, zal het verzet blijven leiden tegen een kabinet dat Nederland kapot bezuinigt en kapot belast. Dat doen wij hier in de Tweede Kamer, dat doen wij in de Eerste Kamer, maar dat doen wij ook op straat, zoals aanstaande zaterdag in Volendam. Het is hard nodig en het is geweldig om te doen.

Ik eindig mijn tweede termijn hetzelfde als mijn eerste termijn, en dat is met een harde maar wel een ware boodschap aan de minister-president: mijnheer de minister-president, premier Rutte, u weet het zelf nog niet, ongeveer als enige in dit land, maar niemand, niemand in Nederland gelooft en vertrouwt u nog.

De heer Roemer (SP):

Mevrouw de voorzitter. Toen wij net het kwartiertje schorsing hadden, zat ik me het volgende af te vragen. Mensen die naar het debat gekeken hebben en die werkzaam zijn in de zorg, mensen die op zoek zijn naar een baan, ondernemers wie het water aan de lippen staat, zouden die vandaag, na dit debat, meer vertrouwen in hun toekomst hebben gekregen of niet? Ik ben bang voor het laatste, hoewel er een mooie kans op tafel lag, namelijk een sociaal akkoord waarvan ook wij vinden dat er een aantal zaken in staan die een verbetering zijn ten opzichte van het regeerakkoord. Dat was een kans geweest om ervoor te zorgen dat het vertrouwen omarmd wordt vanuit de politiek en dat we de positieve elementen voor die mensen eruit zouden halen.

Een van de belangrijkste elementen is: haal de bezuinigingsdrift van tafel. Zorg dat mensen het gevoel krijgen dat we gaan investeren in werk en onderwijs, in koopkracht en binnenlandse besteding, zodat die allemaal op gang komen. Zorg dat bedrijven die willen, weer lucht krijgen en dat we meteen met plannen komen voor een nationale investeringsbank. Zorg dat we met plannen komen zoals ik die heb voorgesteld met betrekking tot de woningbouwcorporaties, zodat de verhuurderheffing wordt omgezet in een stimulering en een verplichting om te gaan investeren. Dit wordt zelfs gesteund door de vereniging van woningbouwcorporaties Aedes, door werkgeversorganisaties en door de vakbeweging. Maar nee, het kabinet steekt de kop in het zand en zegt: dat gaan we niet doen, want we denken er zelf inmiddels ietsje anders over.

Eén ding is duidelijk: er zijn verschillende interpretaties van dit akkoord waar het gaat over bezuinigen, bezuinigen, bezuinigen en vasthouden aan die Brusselse 3%. Dat heeft niets te maken met en heeft zelfs een negatief effect op het vertrouwen, de economie en de toekomst. Dat is zeer spijtig en is eigenlijk ook een belediging van de sociale partners, die er nadrukkelijk heel anders over denken.

Als het kabinet straks met goede voorstellen komt, zullen wij die gewoon op inhoud beoordelen en zullen we voor die voorstellen stemmen. Als het kabinet echter met een bezuinigingsagenda blijft komen, wordt de kans op brede steun in de samenleving, in de Kamer en bij sociale partners fors minder. Ik hoop oprecht dat het kabinet in tweede instantie tot nader inzicht komt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vrees dat de bescheiden euforie die het gevolg had kunnen zijn van het afsluiten van een sociaal akkoord uit is gebleven door onduidelijke communicatie en uiteenlopende interpretaties van wat er is afgesproken. "Bezuinigingen zijn van tafel en zijn slecht voor het herstel", zeggen de sociale partners. "Als we genoeg geld uitgeven, maakt de resulterende groei de bezuiniging wellicht ook niet nodig", zegt de minister-president. "Dat optimisme deel ik niet", zegt de fractievoorzitter van de VVD. "Of het nu 2,9% of 3,2% is, vind ik niet zo belangrijk", zegt de ene minister. "3% is een erezaak", zegt de andere minister.

Dit alles heeft de potentiële effecten op het vertrouwen geen goed gedaan. Ik geloof, anders dan sommige partijen, helaas ook niet dat het versneld heronderhandelen over een anders ingevuld pakket dat wel zal doen. Daarom vroeg ik het kabinet, voor 2014 dezelfde lijn te volgen als voor dit jaar: als het tegenvalt, niet extra bezuinigen. Ik heb helaas niet de indruk dat het die kant opgaat.

Ik wil graag twee moties indienen. De eerste gaat over het banenplan. Dat moet volgende week naar Brussel worden gestuurd. De minister van Sociale Zaken heeft toegezegd het plan nog voor die tijd met het parlement te zullen delen. De Europese Commissie roept op om in dat banenplan ook aandacht te hebben voor vergroening. Ik wil het kabinet daartoe aanmoedigen met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet als onderdeel van het nationaal hervormingsprogramma uiterlijk april 2013 ook een nationaal banenplan naar de Europese Commissie moet sturen;

overwegende dat de Europese Commissie oproept, werkgelegenheid te stimuleren door de belasting op arbeid te verlagen en dit te financieren door hogere milieuheffingen;

verzoekt de regering, vergroening op te nemen in het banenplan om zo duurzame werkgelegenheid te scheppen en dit banenplan zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Slob, Pechtold en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (33566).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Omwille van de tijd ga ik meteen over naar mijn tweede motie. Die gaat over het arbeidsquotum. De GroenLinks-fractie en het kabinet delen de ambitie, zo lijkt het, maar zijn het oneens over het daarbij in te voeren instrumentarium. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een koppeling moet zijn tussen een deur dicht in de sociale werkvoorziening en een deur open in een bedrijf;

constaterende dat de komende jaren werkgevers niet wettelijk verplicht zijn om arbeidsgehandicapten aan te nemen;

constaterende dat het kabinet voornemens is om vanaf 2015 te bezuinigen op de sociale werkvoorziening;

verzoekt de regering, de bezuiniging op de sociale werkplaatsen te koppelen aan de mate waarin sociale partners en overheid erin slagen, mensen met een arbeidshandicap een duurzame plek op de arbeidsmarkt te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (33566).

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. In eerste termijn heeft de 50PLUS-fractie nog geen antwoord gekregen op de vraag over de werkgroep interdepartementaal Beleidsonderzoek Inkomens- en vermogenspositie en subsidiëring 65-plussers. Het zal duidelijk zijn dat mijn achterban daar erg bezorgd over is. Daarnaast heeft 50PLUS, net als de Raad van State, de ouderenbonden en veel jongerenorganisaties, grote problemen met de verlaging van de opbouwpercentages. Wij willen graag weten wat daar de gevolgen van zijn. Daarom dienen wij de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de fiscale aftrekbaarheid van de pensioenpremies, het zogenaamde Witteveenkader, wenst te beperken door de opbouwpercentages te verlagen tot 1,75%;

constaterende dat het als gevolg van deze maatregel zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, zal worden om een adequaat pensioen op te bouwen;

overwegende dat deze constatering gedeeld wordt door onder meer de Raad van State in zijn advies omtrent het wetsvoorstel en de Stichting van de Arbeid tijdens de onderhandelingen over het gesloten sociaal akkoord;

constaterende dat de Raad van State het tevens niet wenselijk vindt dat wijzigingen van het Witteveenkader vooruitlopen op te verwachten wijzigingen van de Pensioenwet;

constaterende dat tevens ten minste de centrale ondernemingsraden van Ahold, DAF, Océ, NS, KPN, Shell, Rabobank, Philips, Unilever, PostNL, ASML, TNT Express, Essent, Heineken en de ANBO de noodklok hebben geluid omdat ook zij zien aankomen dat een degelijke pensioenopbouw straks niet meer mogelijk zal zijn;

verzoekt de regering, haar standpunt, inhoudende dat het nog steeds mogelijk is om na 40 jaar werken een pensioen op te bouwen van 70% van het middelloon, te onderbouwen door een financiële berekening van een actuaris alvorens over te gaan tot aanpassing van het Witteveenkader en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (33566).

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Ik wil nog kort drie opmerkingen maken en afsluiten met een welgemeende waarschuwing in een heel gevoelige kwestie.

Mijn eerste opmerking gaat over de duidelijkheid die geboden wordt over het aanvullende bezuinigingspakket. Ik heb de motie-Pechtold mee ondersteund, omdat het ons van groot belang lijkt dat daar eerder duidelijkheid over komt. Voor het herstel van vertrouwen is duidelijk ook heel hard nodig.

Mijn tweede opmerking heeft te maken met de vraag wanneer de wetgeving komt. Ik was blij dat het kabinet het nog eens helder bevestigde: ja, wij zullen in het najaar met het totaal van die wetgeving komen, zodat er niet weer maatregelen in vrijblijvendheid zullen eindigen. Dat is een heel goed en belangrijk punt.

Een derde opmerking betreft de vraag wat we van dit sociaal akkoord kunnen verwachten. Ik heb nog eens gekeken naar het beroemde Akkoord van Wassenaar van 24 november 1982. Het viel mij op dat de tekst van het akkoord heel bescheiden was. Dat die later zo heel bijzonder bleek te zijn, was omdat die het begin was van een groeiproces, ook van het vertrouwen tussen sociale partners. Ik vind dat we dit sociaal akkoord ook die kans moeten bieden. Je moet nu niet alleen genadeloos analyseren wat er wel en niet in staat, maar ook waarderen dat dit het begin is van een herstel van vertrouwen tussen sociale partners.

Tot slot dan, een welgemeende waarschuwing in een heel gevoelige kwestie. Ik heb mij even afgevraagd of het op mijn pad lag om die vanmiddag te benoemen, maar ik doe het toch maar, omdat geen van de andere sprekers dat heeft gedaan. De mensen die achter de tafel zaten bij het sluiten van het sociaal akkoord, waren allemaal heel verstandige mensen, van VNO-NCW, van MKB Nederland, van CNV, van FNV, van het kabinet. Maar als je nog eens goed naar het plaatje kijkt, valt één ding op: het waren allemaal mannen. En, voorzitter, dan de waarschuwing: je moet daar tegenwoordig echt mee oppassen, want voordat je het weet, heb je een proces aan de broek!

(hilariteit)

De voorzitter:

Waarvan akte! Ik geef het woord aan weer een man, de heer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Moet ik mij nu gaan verexcuseren? Ik had mijn vrouw kunnen sturen of een van mijn drie dochters, maar dat kan volgens mij ook niet. Ik voer dus toch maar zelf het woord namens mijn fractie, waar overigens wel vrouwen in vertegenwoordigd zijn.

Namens mijn fractie, zowel de vrouwen als de mannen, bedank ik de bewindspersonen voor hun beantwoording in eerste termijn. Ik heb in eerste termijn gezegd wat volgens ons grote urgentie heeft, en dat is dat we proberen om gezamenlijk die maatregelen te nemen die uiteindelijk ervoor gaan zorgen dat we uit de crisis gaan komen, en dat alle mensen die nu langs de kant staan – en dat zijn er veel en veel te veel – weer perspectief geboden krijgen.

Ik constateer dat de sociale partners inmiddels geleverd hebben. Dat is een compliment waard. Nu is de politiek breed aan zet, kabinet, parlement en decentrale overheden. Mijn fractie vindt het belangrijk dat we de onduidelijkheid niet langer laten duren dan noodzakelijk. Daarom hebben we de motie van de heer Pechtold ook meeondertekend. Er is inderdaad al veel duidelijkheid gegeven, maar er blijft toch nog iets boven de markt hangen. Daar zijn redenen voor, maar we laten het niet langer duren dan noodzakelijk. Ik hoop dat de motie de steun krijgt van de Kamer, zodat we nog voor de zomer duidelijkheid kunnen geven.

Ik heb aandacht gevraagd voor het behoud en het stimuleren van werkgelegenheid, want daar gaat het om. Ik heb gezegd dat het kabinet zelf ook een aantal beleidsvoornemens heeft die negatief uitwerken voor de werkgelegenheid. Ik heb met name genoemd het masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen van staatssecretaris Teeven. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat behoud en stimuleren van werkgelegenheid in een tijd van crisis hoge prioriteit moet hebben;

overwegende dat kabinetsbeleid geen negatieve invloed op deze belangrijke prioriteit mag hebben;

constaterende dat het masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van staatssecretaris Teeven grote gevolgen heeft voor de werkgelegenheid, bijvoorbeeld in het oosten van het land als het voornemen om tbs-kliniek Veldzicht in Balkbrug te sluiten, wordt doorgezet;

spreekt uit dat er de komende weken bij de besluitvorming over deze plannen maximale ruimte wordt geboden voor het indienen van alternatieven om dergelijke schadelijke effecten voor de werkgelegenheid te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van der Staaij, Pechtold, Van Haersma Buma en Van Ojik.

Zij krijgt nr. 23 (33566).

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een motie. Die gaat over de afspraken uit het sociaal akkoord over het pensioenstelsel. Ik heb gewaarschuwd dat, zeker bij dit soort onderwerpen, generaties tegenover elkaar kunnen komen te staan. Dat moeten we echt voorkomen. Dat zou heel slecht zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de sociale partners tot 1 juni 2013 de gelegenheid geeft om alternatieven uit te werken voor de kabinetsmaatregelen over het pensioenstelsel;

overwegende dat het van groot belang is voor het draagvlak van het sociaal akkoord dat zowel oudere als jongere generaties zich in de maatregelen herkennen;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van de alternatieven voor de kabinetsmaatregelen over het pensioenstelsel, met de sociale partners te streven naar een evenwichtige verdeling van de effecten tussen de verschillende generaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van der Staaij, Pechtold, Van Haersma Buma en Van Ojik.

Zij krijgt nr. 24 (33566).

Mevrouw Thieme heeft mij laten weten af te zien van haar tweede termijn. Daarom geef ik nu het woord aan de heer Samsom van de Partij van de Arbeid.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de antwoorden in eerste termijn. Ik kan niet verhelen dat voor u een tevreden volksvertegenwoordiger staat. Toen wij als twee fracties zes maanden geleden begonnen aan deze exercitie en in het regeerakkoord opschreven dat we met sociale partners aan het werk zouden gaan om de arbeidsmarkt op vier cruciale thema's te hervormen, was er veel scepsis. Dat was begrijpelijke scepsis, want de vakbond zou in puin liggen en er zou geen medewerking kunnen worden gegeven vanuit maatschappelijk draagvlak. De maatregelen zouden te hard zijn en er zou maar een heel klein akkoordje mogelijk zijn op piepkleine onderdeeltjes. Niets van die ambitie zou gaan lukken.

We zijn zes maanden verder. Heel hard werken, grote inspanningen en de blik op het nationale belang van met name werkgevers en werknemers hebben ertoe geleid dat het wel gelukt is. Er ligt een sociaal akkoord. Er komt een activerender WW, er komt een eerlijker ontslagrecht, flexwerkers krijgen meer zekerheden en 125.000 mensen met een arbeidshandicap kunnen aan het werk tussen collega's. Dat zijn belangrijke hervormingen, die nu kunnen beginnen. Ik heb namelijk ook kunnen constateren, en ook daar ben ik tevreden over, dat iedereen in dit parlement, misschien op het blokje van de PVV na, het akkoord niet afwijst.

De heer Wilders (PVV):

Blok!

De heer Samsom (PvdA):

Blok, excuus. Blok! Ik had nog even de verkiezingsuitslag in gedachten, en die vijftien enorme zetels van de PVV. Maar goed, die waren wel duidelijk. Dit wordt niets wat hen betreft. De andere 135 zetels in dit parlement hebben gezegd: natuurlijk, we tekenen niet bij het kruisje; het akkoord is van het kabinet en van sociale partners, en wij beoordelen pas de wetsvoorstellen en de andere voorstellen die naar de Kamer komen. Ik heb echter reden om aan te nemen dat ik daar optimistisch over kan zijn. Als het kabinet kan doorgaan met de manier waarop het de afgelopen maanden heeft gewerkt, namelijk met een uitgestoken hand naar het parlement en met de bereidheid om naar elkaar te luisteren en maatregelen aan te passen waar nodig, dan kunnen de hervormingen van de Werkloosheidswet, van het ontslagrecht, van de Flexwet en van de Participatiewet daadwerkelijk vorm krijgen. Laten we daar geen dag mee verliezen, en aan de slag gaan. Dank u wel.

De heer Pechtold (D66):

Ja, en daarvoor is nodig dat ook wordt geluisterd naar partijen die niet in deze coalitie vertegenwoordigd zijn, of dat in ieder geval de samenwerking wordt gezocht. Mijn vraag is dus of de heer Samsom de motie steunt die ik samen met de collega's Slob, Van Haersma Buma en Van der Staaij heb ingediend over het naar voren trekken van de onzekerheid over het bezuinigingspakket.

De heer Samsom (PvdA):

Nee, want in die motie wordt de regering verzocht om voor de zomer te besluiten over dat pakket. In het sociaal akkoord, waar mijn fractie aan hecht maar ook de fractie van de heer Pechtold, staat juist de heldere afspraak dat er geen besluitvorming over dat pakket plaatsvindt tot na ommekomst van de Macro Economische Verkenning. De besluitvorming moet sowieso al op basis daarvan plaatsvinden. Het volgende is wel mogelijk. Ik ben blij dat de minister van Financiën, als eerstbetrokkene, heeft toegezegd dat er altijd gesprekken, verkenningen, kunnen zijn, om te bekijken hoe dat pakket eventueel vorm kan krijgen. Besluitvorming daarover vindt echter nog niet plaats. Zo is het ook helder afgesproken met de sociale partners. Dat is een afspraak van het kabinet. Ik wil die niet doorbreken, want ik hecht aan het sociaal akkoord. Besluitvorming vindt pas plaats na ommekomst van de Macro Economische Verkenning in de zomer. Dan wordt bekeken wat er nodig is en hoe we dat invullen.

De heer Pechtold (D66):

Ik dacht: heb ik het nu verkeerd opgeschreven? Maar ik zie het woord "besluiten" nergens staan. De motie is heel duidelijk. In de motie staat: voor de zomer moeten zaken helder zijn. Het hele proces afgerond hebben, zou inderdaad moeilijk worden. Deze partijen roepen de regering echter op, net als de heer Samsom dat deed in eerste termijn, om rust en vertrouwen te creëren. Daarvoor is nodig dat je gaat praten over het pakket. Daar kan een bandbreedte in zitten. We weten allemaal dat de precieze getallen misschien nog niet duidelijk zijn. Daar was de minister van Financiën ook duidelijk over. We weten echter nog steeds niet wat er met de nullijn in de zorg gebeurt. Ook weten we nog steeds niet of het "dit pakket is", zoals de heer Zijlstra zei, of "een pakket", zoals de heer Samsom zei. Die verwarring hebben zij hier vandaag samen gecreëerd. Dat alles noopt ons hiertoe. Als dit als een dreigement overkomt, dan is dat maar zo, maar als je deelakkoorden wilt sluiten met partijen over kindregelingen, onderwijs, zorg en ga zo maar door, dan is dat heel moeilijk als er geen duidelijkheid is over de richting van het bedrag en de richting van de oplossingen.

De heer Samsom (PvdA):

Dat begrijp ik allemaal, maar de motie zegt heel helder: "verzoekt de regering zo snel als mogelijk te besluiten" – daar staat het woord "besluiten" – "over een pakket (…) en de Kamer hierover voor de zomer te informeren". Dat besluit moet dus voor de zomer vallen, anders wordt dat informeren zo lastig. Vóór de zomer. Dat is dus ook vóór de verschijning van de Macro Economische Verkenning. In het sociaal akkoord is een heldere afspraak gemaakt tussen het kabinet en de sociale partners. Ik heb al eerder aangegeven dat de PvdA-fractie die afspraak begrijpt en accepteert in het belang van het sociaal akkoord. We kunnen deze motie dus niet steunen. Ik heb zelf al aangegeven – mijn rol daarin is niet zo relevant, maar ook de minister van Financiën heeft het aangegeven – dat er altijd mogelijkheden zijn voor verkennende gesprekken om te bekijken welke kant uw ideeën opgaan en of er mogelijkheden zijn. Dat gesprek vindt altijd plaats, maar besluitvorming kan er pas zijn na ommekomst van de Macro Economische Verkenning.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De heer Samsom heeft in zijn eerste termijn al toegezegd dat hij verkennende gesprekken wil voeren. Dat kan, maar je moet toch iets hebben op basis waarvan je die gesprekken voert? Er moet een voorstel of iets dergelijks liggen, want je kunt niet in het wilde weg gaan praten. Waarop baseert de heer Samsom die gesprekken dan?

De heer Samsom (PvdA):

U wilde die gesprekken graag en ik wil daar graag in bewilligen. Er lag een pakket op tafel. Dat is op 1 maart gepubliceerd. Dat is nu van tafel. We hebben toen begrepen dat u allerlei suggesties hebt en dat begrijp ik nu weer. De minister van Financiën heeft aangegeven dat hij daar graag naar wil luisteren. In het voorbereidende proces voor het opstellen van de begroting – dat proces is nu al gaande op verschillende ministeries en elders kan ik u verzekeren – zijn er altijd mogelijkheden om daarover met elkaar van gedachten te wisselen. Dat is inderdaad in het kader van de uitgestoken hand en het maken van meer akkoorden over bijvoorbeeld kindregelingen, onderwijs, de zorg et cetera. Er zijn nog meer mogelijkheden. U kunt zelf de basis of een deel van de basis aanleveren. Hoe meer, hoe beter, zou ik haast zeggen. Uw invloed neemt erdoor toe.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Nu wordt het helemaal mooi. Het kabinet kan niet met voorstellen komen. Nadat eerst de polder aan zet is geweest, is het nu aan de oppositie om met een voorstel te komen voor de bezuinigingen in 2014 waarvan het kabinet zelf nog niet weet of die ervan komen! Dat kan helemaal niet.

De heer Samsom (PvdA):

Niets moet, maar u wilt het graag. Als u het niet wilt, dan wordt dit een beetje een merkwaardig gesprek. Ik heb begrepen dat u hier graag over wilde praten, althans dat zei de heer Slob toen hij bij de interruptiemicrofoon stond. Ik heb toen gezegd: dat lijkt me een interessante suggestie. Ik leg dat graag in handen van het kabinet, want dat voert toch de regie. De minister van Financiën heeft helder aangegeven hoe hij dat wil gaan doen.

De voorzitter:

Mijnheer Buma, tot slot.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ja, ik weet dat dit mijn laatste interruptie is. Anders krijg ik weer de furie van de voorzitter over mij heen en dat wil ik natuurlijk niet.

Ik begrijp dat de heer Samsom zegt dat dit niet voor de zomer besloten kan worden. Toch zit ik met het punt dat ik niet wil dat de Tweede Kamer gekkertje gaat spelen, terwijl iedereen weet dat die bezuinigingen er toch gaan komen. Als we de heer Pechtold nu eens vragen zijn motie te wijzigen? Hij kan "besluit voor de zomer" wellicht veranderen in "verzoekt de regering zo snel als mogelijk een concreet voorstel te doen voor een pakket".

De heer Samsom (PvdA):

Dat voorstel lag op tafel, maar is in overleg met sociale partners van tafel gehaald om de maatregelen uit het sociaal akkoord een kans te geven. Laten we wel wezen, daar gaat het natuurlijk om. Ik zou de laatste willen zijn, en ik neem aan dat dit ook voor de heer Buma geldt, die een afspraak, een belangrijk akkoord, zomaar breekt. We weten immers hoeveel die afspraken ons allemaal waard zijn. Ik ga geen spelbreker zijn. Ik begrijp die afspraak, ik accepteer haar en ik accepteer ook dat de minister van Financiën – ik zou hem daartoe willen aanmoedigen, maar dat hoeft niet eens – in gesprek gaat met ons allen bij de voorbereiding van de besluitvorming. De afspraak is echter helder: bij ommekomst van de Macro Economische Verkenning weten we precies welke taakstelling er ligt en zal in overleg met zovelen als mogelijk de begroting voor 2014 worden opgesteld.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik zou haast zeggen: graag of helemaal niet. We hebben in dit debat gewisseld, ook toen de heer Samsom in eerste termijn achter het spreekgestoelte stond, dat er een sociaal akkoord ligt en dat de kans heel groot is dat er een aanvullend pakket moet komen. Door de Kamer, ook door de ChristenUnie-fractie, is gezegd dat wij, sneller dan het kabinet nu wil, duidelijkheid willen krijgen over de vraag welke maatregelen dat ongeveer worden. In september kan er definitief besloten worden, want dan hebben we immers alle doorrekeningen en weten we wat er exact nodig is, maar intussen krijgen we wel een stukje inzage in en duidelijkheid over de maatregelen waaraan gedacht wordt. Volgens mij was dat de deal in de eerste termijn. Dat wordt in deze motie gevraagd. Als het woordje "besluiten" tot verwarring leidt, verander het dan in "over een voorstel praten" en dat wij definitief besluiten in het najaar. Dan zijn wij er volgens mij ook.

De heer Samsom (PvdA):

De minister van Financiën heeft vrij helder aangegeven hoe hij te werk wil gaan. Het is aan hem om dat proces te regisseren. Hij is immers de minister van Financiën. Tegen u, mijnheer Slob, heeft hij gezegd dat er verkennende gesprekken daarover kunnen plaatsvinden waarin inderdaad helder kan worden welke ideeën er allemaal zijn. De deur staat open; als de agenda het toelaat, kunnen die gesprekken dus beginnen. Tot besluitvorming hierover komen wij – dat is heel helder – zoals eigenlijk alle jaren, na ommekomst van de Macro Economische Verkenning en dus op basis van de laatste gegevens daarin. Wie weet wat dit sociaal akkoord teweegbrengt? Wie weet wat de wereldeconomie nog doet in de komende maanden? Het kan anders zijn dan wat er nu ligt. Dan is er dus ook een andere uitdaging. Die wordt dan ingevuld en wat mij betreft met zo veel mogelijk partijen in dit parlement. Dat heb ik in het verleden vaker benadrukt en dat blijf ik benadrukken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Definitieve besluitvorming volgt inderdaad in het najaar. Dan hebben wij alle doorrekeningen en weten wij precies wat er nodig is. Dan kunnen wij de keuzes definitief maken. Kan het kabinet echter voor de zomer inzage geven in het doel waar naartoe gewerkt wordt en uit welk pakket er geput kan worden, als het nodig is? Dan kunnen wij een debat daarover voeren en creëren wij helderheid. Het is ook geen pretje voor partijen die daaraan mee zullen werken, want die steken hun nek ver uit. Ik hoop dat u dit alles niet gelijk weer de bankjes in drukt, want dan blijft het maanden stil in deze Kamer.

De heer Samsom (PvdA):

Nee, daarvoor bestaat enorme waardering. Ik heb die ook al eerder geuit, bijvoorbeeld bij het sluiten van het woonakkoord, dat ook belangrijk is. Niet alle partijen deden daaraan mee, maar wel de uwe, mijnheer Slob. Ik denk dat wij nu inmiddels zijn aanbeland bij het gesprek dat u had met de minister van Financiën. De verkenningen kunnen inderdaad plaatsvinden; de deur staat open.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. In 2004 kwam er een akkoord tot stand tussen werkgevers, werknemers en het kabinet. Toen kopte Trouw: "Jubel bij Museumpleinakkoord". Het ging destijds over een aantal grote hervormingen door het kabinet-Balkenende II, onder andere van de Ziektewet. Het is misschien een leuk detail dat de voorzitter van VNO-NCW, de heer Schraven, toen zei dat premier Balkenende "opriep om toch vooral de euro's goed te laten rollen." Ziehier de overeenkomsten met de huidige situatie. Zie echter ook de andere overeenkomst, namelijk dat er grote hervormingen voorlagen, dat daar draagvlak voor werd gevonden bij werkgevers en werknemers en dat ze werden doorgevoerd. Dat is de grote winst van dit akkoord: er liggen grote hervormingen voor, er is draagvlak voor bij de sociale partners en ze worden doorgevoerd.

Ik dank het kabinet voor de toezegging dat alle wetsvoorstellen dit jaar komen. Ik heb nog niet gehoord of daarin ook, daar waar mogelijk, bundeling zal plaatsvinden van bijvoorbeeld flex en versoepeling van het ontslagrecht. Misschien heb ik dat gemist, maar dat hoor ik dan alsnog. Wij zouden graag dat soort bundelingen zien, zodat wij voor de zomer van 2014 alles ook door de Eerste Kamer kunnen krijgen.

Het kabinet gaf aan dat wij ook bij tegenvallende cijfers de 3% moeten halen. Dat is helder. Dan ligt het pakket dat er nu is, op tafel. Ik zei zelf al dat, als de werkelijkheid verandert, misschien nog wel wat aan de inhoud verandert. Dit pakket ligt op tafel. Tegen de oppositiepartijen die het gesprek daarover willen aangaan, zeg ik het volgende: zij kennen het aanvullende pakket dat nu even van tafel is gehaald. De VVD is altijd bereid om met die partijen het gesprek aan te gaan over de alternatieven. Ik hoor heel veel over het proces, maar ik ben inmiddels heel nieuwsgierig naar de alternatieven.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De grote vraag is: het alternatief van wat? Er is immers geen pakket meer.

De heer Zijlstra (VVD):

Het pakket is door het sociaal akkoord even van tafel. Wij wachten namelijk af of de economie er in september bij de ramingen beter voor staat – ik hoop niet dat die er dan slechter voor staat – want dan hebben wij dit pakket misschien niet nodig. Ik heb namelijk al in eerste termijn uitvoerig uitgelegd dat dit pakket aanvullend op het regeerakkoord is. Een aanvullend pakket is alleen noodzakelijk als de economie slechter scoort dan we hadden voorzien en we niet op 3% uitkomen. Ik ben net als collega Samsom zeer bereid om verkennende gesprekken te voeren met de partijen die constructief willen nadenken over de vraag hoe een aanvullend pakket er uit zou kunnen zien, als dat dit najaar nodig is; de minister van Financiën is ook bereid om daarin een faciliterende rol te spelen. Wat er ligt is nu van tafel. Ik heb echter aangegeven dat voor de VVD het 1 maartpakket op tafel ligt, mocht het in september nodig zijn. Andere partijen hebben daar andere gedachten over. Ik hoor graag welke alternatieven zij hebben; dan ga ik het gesprek daarover graag met de andere zijde aan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ook hiervoor geldt dat in de details de verrassing zit. De heer Zijlstra zegt: het pakket is even van tafel. Vervolgens zegt hij: als het terugkomt. Hij heeft eerder in de krant gezegd: al die mooie praatjes dat het niet nodig is, geloof ik niet. Dat betekent toch dat het pakket "even van tafel" is en dan, misschien met enkele wijzigingen wat de grootte betreft, terugkomt?

De heer Zijlstra (VVD):

Dat hangt dus af van de daadwerkelijke situatie bij de ramingen van deze zomer, zoals dat overigens altijd gebeurt. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat dit het pakket is dat voorbij zal komen, mocht de situatie identiek zijn met nu en mocht het begrotingstekort 3,4% zijn. Ook moet er dan geen zorgakkoord tot stand zijn gekomen; daardoor kunnen namelijk ook dingen veranderen. Dat zijn allemaal voorbehouden. In deze discussie kan het slechts verkennend zijn, omdat de werkelijkheid nog door allerlei zaken kan veranderen. Ik ben ook nieuwsgierig. Als in de februariraming namelijk 3% had gestaan, dan was er geen aanvullend pakket samengesteld. Dan hadden we deze discussie niet gevoerd, maar had de regering bij een zomerraming van 3,4% toch gewoon met een aanvullend pakket moeten komen. Laten we het feit niet groter maken dan het is. Dit is de consequentie van de afspraak waar dit kabinet met kracht aan moet werken: eerste stap in het op orde brengen van de overheidsfinanciën is een begrotingstekort onder de 3% in 2014. De consequenties voor het beleid zullen wij bezien naar aanleiding van de raming van deze zomer.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het wordt nu helemaal mooi. Als het kabinet in februari iedereen had bedonderd met de mededeling dat we de 3% zouden gaan halen, was dat nu geen verrassing meer geweest. Echter, het kabinet heeft toen op basis van de CPB-cijfers eerlijk verteld dat dit probleem er is. Mijn punt is dat er een spel aan de gang is dat die bezuinigingen misschien niet terugkomen; die komen echter wel terug. Vervolgens wordt de hele oppositie gevraagd om mee te doen. Als wij dan vragen waaraan, zegt men: dat vertellen wij lekker niet. Zo werkt het niet.

De heer Zijlstra (VVD):

Volgens mij wordt de werkelijkheid een beetje omgedraaid. Het sociaal akkoord is helder. Wij besluiten op Prinsjesdag wat er daadwerkelijk nodig is op basis van de raming van deze zomer. Er lag een pakket dat is gebaseerd op de laatste CPB-ramingen; dat gaat eind volgende week naar Brussel toe. De minister van Financiën heeft dat punt klip-en-klaar uitgelegd. Van verschillende fracties hoor ik dat zij graag voor de zomer verkennende gesprekken willen voeren over de volgende vraag: mocht het nodig zijn om op Prinsjesdag een aanvullend pakket klaar te hebben, hoe zou dat er dan misschien, per ongeluk, eventueel kunnen uitzien? Dat gesprek gaan wij graag met de Kamer aan. Ik kan het verkeerd begrepen hebben, maar naar mijn opvatting was het een verzoek van de oppositie aan het kabinet en de coalitie om daarover het gesprek aan te gaan. De heer Samsom en ik hebben beiden in eerste termijn open aangegeven dat gesprek graag aan te gaan. Dan moet de heer Buma nu niet zeggen dat wij iets afwijzen wat hij graag wil; wij omarmen het juist.

De heer Pechtold (D66):

Ik begrijp dat de coalitie een groot probleem heeft met de betekenis van "van tafel". Ik ga haar helpen. "Aan tafel" betekent "kom, we gaan eten". "Om tafel gaan zitten" betekent "overleg plegen". Een voorstel "van tafel halen of vegen" is een voorstel "volledig afwijzen". Een voorstel "ter tafel brengen" is het "ter sprake brengen". "Je kaarten op tafel leggen" is "openlijk zeggen wat je bedoelingen zijn". Welke van de bovenstaande zullen wij de komende weken nu eens oprecht en open afspreken?

De heer Zijlstra (VVD):

Mijn enige conclusie na deze samenvatting van de heer Pechtold is dat hij wat zwaar getafeld heeft!

De heer Pechtold (D66):

De volgende was "onder de tafel drinken". Die uitdaging ga ik maar niet aan.

Wij zijn heel serieus. Wij vragen de heer Zijlstra met al onze wensen en met die van de coalitie voor deelakkoorden: is het wachten tot september? Dat kan natuurlijk. Dan zal minister Asscher met zijn kindregelingen tot september moeten wachten. Minister Bussemaker van Onderwijs zal dan ook tot september moeten wachten. Ook staatssecretaris Van Rijn zal dan tot september moeten wachten. De heer Zijlstra moet dus niet van de oppositie vragen om haar kaarten op tafel te leggen over wat haar mogelijkheden tot bewegen zijn ten opzichte van haar verkiezingsprogramma's, als boven de markt een bedrag hangt van als het meevalt 2 miljard en als het tegenvalt misschien wel 5 miljard. Dat kan vervolgens alles weer van tafel vegen. Als het de heer Zijlstra een lief ding waard is dat de ministers die hij in het zadel moet houden, de komende weken zaken kunnen doen met de oppositie, moet hij er dus voor zorgen dat hij de 4,3 miljard, waarover hijzelf verwarring heeft gesticht, de komende weken richting geeft. Dat moet niet alleen voor ons maar voor iedereen die zich zo langzamerhand afvraagt wat hij en het kabinet eigenlijk aan het doen zijn.

De heer Zijlstra (VVD):

Volgens mij is het kabinet aan het regeren. Dat moet het ook gewoon doen. Dat heeft het nu gedaan door een sociaal akkoord tot stand te brengen. Dat moet het doen door wetsvoorstellen naar de Kamer te brengen. Dat zal het ook snel doen. Dat is heel goed. Daarna moeten de wetsvoorstellen naar de Eerste Kamer. We gaan bekijken hoe het daar loopt. Waar er de mogelijkheid is om, ook in de Tweede Kamer, akkoorden te sluiten met partijen breder dan de coalitie, zal in ieder geval bij de VVD de deur altijd openstaan om gesprekken aan te gaan. Ik heb de indruk dat dit ook zo is bij de PvdA. Hetzelfde geldt voor verkenningen over eventuele aanvullende pakketten en over de vraag hoe die eruit kunnen zien. Het was bij het sociaal akkoord al zo en dat geldt hierbij ook: wij zullen dat gesprek altijd open aangaan en bekijken wat daaruit komt. Volgens mij is dit redelijk een herhaling van zetten van wat gezegd werd in eerste termijn en wat de heer Samsom in tweede termijn zei. Ik kan het niet nog duidelijker zeggen. De deur staat open. De heer Pechtold kan erdoorheen lopen of hij kan doen alsof hij dichtzit, maar hij staat echt open.

Ik vond de intentie van verschillende partijen heel goed. D66, GroenLinks, ChristenUnie, CDA en de SGP gaven allemaal aan dat zij snel duidelijkheid willen over de vraag hoe het met de financiën zit. Anders vrezen zij voor lastenverzwaringen. Ik lees daaruit dat deze partijen erop willen inzetten dat er, als het nodig is dat wij over aanvullende maatregelen praten, geen lastenverzwaringen in zitten. Dat vind ik heel goed, want dat spreekt de VVD aan.

De regering regeert en heeft een sociaal akkoord tot stand gebracht. Daarvoor krijgt zij de complimenten van de VVD. Ik denk en ik proef in dit huis vrij breed dat dit sociaal akkoord op zijn minst – laat ik het zo neutraal mogelijk formuleren – in zijn essentie niet wordt afgewezen, met uitzondering van de PVV. De heer Samsom gaf dat ook al aan. Dat is winst. Daar gaat het kabinet wat ons betreft snel en gezwind mee aan de slag, zodat wij deze maatregelen voor de zomer van 2014 door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer hebben geloodst.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Er ligt een sociaal akkoord en dat is goed. Het CDA zal dat sociaal akkoord op zijn inhoud beoordelen. Veel zal nog moeten worden uitgewerkt. Veel vragen moeten nog worden beantwoord. Er zal echter ook nog veel mist moeten optrekken. Dat is mist die de afgelopen week door de coalitie is verspreid. Het is mist over de vraag of voor 2014 nog extra bezuinigingen nodig zullen zijn. Laat ik nog een keer aangeven waarom het onderdeel van de bezuinigingen in de Kamer wel degelijk een belangrijke rol speelt, ook al begrijp ik hoe belangrijk de rest van het akkoord is. Voor het parlement speelt dat het waarschijnlijk moet vragen, beoordelen en mee moet praten over een bezuinigingspakket als eerste uitvloeisel van alles wat er is afgesproken. En als we dat op een goede manier wíllen doen, dan moeten we het ook op een goede manier kúnnen doen. Daar ontstaat het grote probleem. De premier houdt krampachtig de mogelijkheid vol dat er geen pakket komt. Vandaag is echter één ding duidelijk: er komt wel een extra bezuinigingspakket. Laat daarbij één ding duidelijk zijn: de hele maskerade van vandaag helpt niet om het vertrouwen dat in Nederland zo nodig is, te herstellen. Het CDA gaat het kabinet niet helpen om Nederlanders voor de gek te houden. Het CDA gaat het kabinet ook niet helpen om de sociale partners voor de gek te houden. Het CDA gaat het kabinet ook niet helpen om Europa voor de gek te houden. Herstel van vertrouwen vraagt om een eerlijk verhaal, niet om een spel over de vraag of bezuinigingen wel of niet van tafel zijn waarbij we allemaal weten dat ze terugkomen.

Daarom steun ik de motie van collega Pechtold. Daarin wordt het kabinet, met erkenning van het feit dat die duidelijkheid er op 1 mei niet kan zijn, opgeroepen om tijdig met voorstellen te komen. Als het dan nodig mocht zijn om in het parlement daarover te spreken, weten we waarover we het hebben en worden we niet op het allerlaatste moment geconfronteerd met voorstellen waar we moeilijk ja of nee tegen kunnen zeggen omdat we ze niet kunnen beoordelen. Daarom steun ik de motie-Pechtold. Het is de duidelijkheid die Nederland nodig heeft. Het is de duidelijkheid die het parlement vandaag vraagt.

De heer Pechtold (D66):

Ik zou graag in overleg met de collega's de motie die we zojuist hebben ingediend, de motie-Pechtold/Slob/Van Haersma Buma/Van der Staaij, als volgt wijzigen.

De voorzitter:

Dat is de eerste motie die u hebt ingediend?

De heer Pechtold (D66):

Ja, de motie op stuk nr. 16. Ik lees alleen even het gewijzigde dictum voor: "verzoekt de regering, zo snel als mogelijk een concreet voorstel te doen over een pakket met aanvullende maatregelen voor de begroting 2014 en de Kamer hierover voor de zomer te informeren, zodat voor het reces de Kamer hierover nog een debat kan voeren met het kabinet, met het oog op de definitieve besluitvorming na het verschijnen van de MEV-raming."

De heer Slob (ChristenUnie):

Nu we toch even naar de moties aan het kijken zijn, wil ik doorgeven dat de door mij ingediende motie op stuk nr. 23, over behoud van werkgelegenheid en het masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen, nu ook wordt ondertekend door collega Roemer.

De voorzitter:

Deze wijzigingen horen officieel via de Griffie te worden doorgegeven. Ik heb het zojuist toegestaan bij de heer Pechtold, omdat het bij de reactie van de regering handig is als bekend is dat moet worden gereageerd op een gewijzigde motie. Ik hoop, mijnheer Slob, dat u deze wijziging nog even via de Griffie wilt doorgeven. Dank u wel.

Het kabinet heeft verzocht om een schorsing, zodat het de antwoorden en de reactie op de moties goed kan voorbereiden.

De vergadering wordt van 17.28 uur tot 17.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister-president voor zijn reacties op de ingediende moties.

Minister Rutte:

Voorzitter. Mag ik u vragen daarna ook het woord te geven aan de andere bewindslieden? Zij zullen ieder een paar moties behandelen. Ik zal zelf de motie op stuk nr. 16 voor mijn rekening nemen.

Voordat ik daaraan toekom, wil ik allereerst zeggen dat wij dit een buitengewoon goed debat vinden. Zoals de heren Samsom en Zijlstra in verschillende bewoordingen zeiden, is er niet gezegd dat men tegen het sociaal akkoord is. Er zijn in verschillende appreciaties positieve uitlatingen gedaan over het sociaal akkoord. Er is ook zeer gedeelde waardering voor de organisaties van werkgevers en werknemers voor het feit dat het sociaal akkoord is afgesloten. Dit betekent voor het kabinet een opdracht om nu met gezwinde spoed over te gaan tot het uitvoeren van alle noodzakelijke wetgeving. Ik heb daarover in eerste termijn een toezegging gedaan aan de heren Zijlstra en Van der Staaij. Die toezegging staat.

Vanwege de aanvullende vraag van de heer Zijlstra die ik niet heb beantwoord in eerste termijn, voeg ik daaraan toe dat wij dat in samenhang zullen doen. Dat kan betekenen dat wetsvoorstellen gelijktijdig worden ingediend, dat in wetsvoorstellen naar elkaar wordt verwezen dan wel dat sommige zaken in één wetsvoorstel zitten. Dat moeten wij nog precies uitsorteren. Het betekent ook dat de samenhang tussen de verschillende zaken steeds goed zichtbaar is en dat ook daarop integraal beleid wordt gevoerd.

Ik heb nog een motie te beantwoorden, te weten de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 16 over het pakket. Ik moet deze motie ontraden, ook na de aanpassing. Anders zouden wij echt in strijd handelen met het sociaal akkoord. Dat neemt niet weg dat in eerste termijn zowel door mijzelf als door Jeroen Dijsselbloem het nodige erover is gezegd naar aanleiding van opmerkingen van de heer Slob, de heer Pechtold en anderen – in tweede termijn heeft de heer Buma zich bij hen aangesloten – en ook in reactie op het interruptiedebat met onder anderen de heer Samsom. Dat staat. Wij willen dat er in een als-danscenario landingsrechten zijn. Zoals de motie er nu ligt, moet ik die echter ontraden. Ze zou echt in strijd zijn met het sociaal akkoord en daarmee schadelijk zijn voor de kans van slagen van het sociaal akkoord.

Voorzitter. Ik mag u in overweging geven om, misschien in dezelfde volgorde, de bewindslieden het woord te geven om een aantal andere moties te behandelen.

De voorzitter:

Ik zal die overweging overnemen en geef het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik was de heer Krol nog een antwoord schuldig op zijn vraag over de interdepartementale werkgroep die bezig is voorstellen te formuleren om de inkomensafhankelijke fiscale ouderenregelingen af te schaffen. Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2013 aangekondigd die interdepartementale werkgroep in te stellen. De daarbij behorende opdracht is ook in de Miljoenennota zelf opgenomen. Op dit moment is men bezig die opdracht uit te voeren. Zodra het rapport van de werkgroep gereed is, zal het kabinet de resultaten, vergezeld van een kabinetsreactie, waarschijnlijk kort na de zomer naar de Kamer sturen.

Het is mij een eer om de motie-Pechtold op stuk nr. 18 te preadviseren, die gaat over het Buurmeijerproof maken. Ik heb net in een interruptiedebat al aan de heer Pechtold toegezegd dat de adviesaanvraag aan de SER zal moeten bevatten dat het sociaal akkoord Buurmeijerproof wordt, omdat wij de lessen uit het verleden willen leren. Ik verzoek de heer Pechtold dan ook om deze motie nu aan te houden en die eventueel te laten herleven als hij of de woordvoerder SZW, die ook heel goed in dit beleidsterrein thuis is, vindt dat mijn toezegging onvoldoende is neergeslagen in die adviesaanvraag. Als de motie nu in stemming wordt gebracht, ontraad ik die. Wat de uitvoering van de sociale zekerheid betreft, kan het gaan om dingen die niet Buurmeijerproof zijn. Het kan ook gaan over de interpretatie van de nieuwe verantwoordelijkheid van sociale partners om mensen uit een uitkering naar werk te helpen. Buurmeijerproof is reeds toegezegd en komt in de adviesaanvraag. Mijn verzoek op dit moment is om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Aanhouden en anders ontraden.

Minister Asscher:

En anders ontraden.

Over de motie-Pechtold/Roemer op stuk nr. 19 probeer ik heel precies met de heer Pechtold te communiceren, althans als hij daar fysiek toe in staat is. Er komt een nulmeting in 2013, dus dat onderdeel van de motie is geen enkel probleem. Vanaf 2014 gaan wij monitoren. Er wordt jaarlijks bepaald of er voldoende banen worden gerealiseerd. Het is niet vrijblijvend. Als de motie bedoeld is om het niet-vrijblijvende karakter van de afspraken in het kader van het sociaal akkoord nog eens te bekrachtigen en dat dit betekent dat het eerste jaar dat meetelt voor het quotum, namelijk 2015, in 2016 beoordeeld wordt en dat dan ook het quotum door het kabinet geactiveerd kan worden, dan heb ik geen bezwaar tegen de motie. Dan lees ik de motie als het nog eens bekrachtigen van de niet-vrijblijvendheid, de bindendheid van de afspraken in het sociaal akkoord. Ik voeg daaraan toe dat dat ook geldt voor de banen aan de overheidskant. Mevrouw de voorzitter, u zult begrijpen dat ik de heer Pechtold even vraag om bevestiging van mijn interpretatie, want dan laat ik het oordeel over de motie graag aan de Kamer. Anders zou ik de motie moeten ontraden.

De heer Pechtold (D66):

Ik kijk even naar mijn mede-indiener, de heer Roemer. Waar het ons om gaat, is dat niet pas voorbij de horizon het quotum geëffectueerd wordt. Als de minister zegt dat het jaar 2015 het jaar is waarop het quotum door het kabinet beoordeeld en geëffectueerd wordt, dan is dat een uitleg waar wij beiden mee zouden kunnen leven.

Minister Asscher:

Waarbij de heren Pechtold en Roemer begrijpen dat je pas in 2016 over 2015 kunt oordelen en dat je dan inderdaad het quotum kunt activeren. Het is niet fair om in 2015 al een quotum over 2015 te effectueren.

De heer Pechtold (D66):

Nee, je zult altijd op grond van de cijfers moeten oordelen, en dat kan pas aan het eind van het jaar. In 2015 moet het getal van 5.000 gehaald worden. Als januari 2016 blijkt dat het niet gehaald is, gaat het quotum in.

Minister Asscher:

Ik maak de Voorzitter en de Kamer excuses voor het feit dat wij hier even voor nodig hebben, maar ik wil én de indieners tegemoet komen én trouw zijn aan wat ik met sociale partners heb afgesproken. Wij hebben geschreven: in 2016. Daarvan zegt de heer Pechtold: dat is akkoord. Wij plakken er nu geen maand op. Ik heb de uitleg van de heer Pechtold gehoord. Daar moet ik van wegblijven. Wij hebben elkaar begrepen. In het eerste jaar nadat de verplichting voor het quotum meetelt, dus 2016, kan het quotum geactiveerd worden als de afspraken niet gehaald zijn. In dat geval laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

De heer Pechtold (D66):

In 2014 is het streefgetal 2.500. Dat is een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. In 2015 is het getal 5.000 een resultaatsverplichting. Als in 2016 blijkt dat het in 2015 niet gehaald wordt, gaat het quotum in. Dat moet, heel kort, de conclusie zijn.

Minister Asscher:

Daarbij is er geen strijd met onze afspraken. Ik zie dit als een bekrachtiging van de niet-vrijblijvendheid van onze afspraken. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

Ik kom op de motie op stuk nr. 21 van de heren Van Ojik en Krol over de koppeling tussen de bezuiniging en de arbeidsplaatsen. In eerste termijn heb ik vrij uitvoerig aangegeven hoe wij die koppeling hebben opgenomen en hoe zij geactiveerd wordt. In het debatje tussen mij en de heer Pechtold werd duidelijk hoe serieus dit is. Dat betekent dat ik deze motie moet ontraden.

Dan de motie van de heer Krol op stuk nr. 22. Daar staan allerlei nare overwegingen over het Witteveenkader in. Er worden bijzonder veel bedrijven genoemd en opvattingen gegeven. Vervolgens wordt een verzoek gedaan dat ik graag inwillig. Ik wil het verzoek graag inwilligen door een actuaris in beeld te laten brengen hoe de effecten van Witteveen zijn voor verschillende generaties. De motie zelf wil ik ontraden vanwege al die opvattingen die wij onmogelijk tot de onze kunnen maken. Als het de heer Krol gaat om de inhoud van de zaak, heb ik geen probleem.

De voorzitter:

Ik heb het oordeel niet helemaal begrepen.

Minister Asscher:

Ontraden vanwege de overwegingen, terwijl het verzoek op zichzelf geen probleem oplevert.

Ik kom op de motie op stuk nr. 24 van de heren Slob, Van der Staaij, Pechtold, Van Haersma Buma en Van Ojik. Die motie vraagt de regering om te streven naar een evenwichtige verdeling van de effecten tussen de verschillende generaties. Zeker geen bezwaar daartegen. Wij zullen die wens doorvoeld overbrengen aan de sociale partners. Ik laat die motie graag aan het oordeel van de Kamer. We zien dit als een positieve motie die helpt bij het bekijken van mogelijke alternatieven in de komende vier weken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik had verwacht dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook zou reageren op de motie op stuk nr. 20. Maar ik begrijp dat een van de andere bewindslieden dat gaat doen. Prima.

Minister Asscher:

We hebben daar net een kwartier over vergaderd. Het vergroeningsaspect maakt dat de heer Kamp die motie zal behandelen.

De voorzitter:

De heer Pechtold heeft ook nog een vraag aan u.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil nog iets zeggen over de motie op stuk nr. 18, die gaat over het Buurmeijerproof zijn van de werkbedrijven. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gezegd dat de adviesaanvraag in de commissie komt, en dat dat volledig Buurmeijerproof wordt. We houden de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Pechtold stel ik voor, zijn motie (33566, nr. 18) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik begin met de motie van de heer Van Ojik c.s. op stuk nr. 20, waarnaar de heer Van Ojik net vroeg. Ik ga even voorbij aan de tweede overweging, waarin onder andere staat dat hogere milieuheffingen moeten worden ingevoerd. Dat is niet het voornemen van de regering. De milieuheffingen in Nederland zijn al relatief hoog als je kijkt naar de voor ons relevante omgeving. Ons wordt gevraagd, in het Nationaal Hervormingsprogramma, en in het bijzonder in het banenplan dat daarvan onderdeel is, aandacht te schenken aan vergroening. Dat spreekt ons zeer aan. We hebben de Kamer net geïnformeerd over onze voornemens met de groene groei, we zijn druk bezig met duurzame energie, en ik heb daarbij het energieakkoord genoemd. We zullen graag in het banenplan, in het Nationaal Hervormingsprogramma en in de brief die daarbij gevoegd wordt, hierop ingaan. Ik hoop dat we dat op die manier voldoende kunnen invullen. Dit is voor ons ook een mogelijkheid om met de sociale partners te praten over hun sectorplannen. Voor 2014 en 2015 is daarvoor 300 miljoen beschikbaar. Het is zeker denkbaar dat bij de uitvoering van de sectorplannen de vergroeningsaspecten worden betrokken. We zullen dat bij hen onder de aandacht brengen. Met deze uitleg, en met de afstand die ik heb genomen van de hogere milieuheffingen, betekent dit dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer kan laten.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik ben de minister daar uiteraard dankbaar voor. Even over de timing het volgende. Het eerste pakket moet voor 1 mei in Brussel liggen. Kan ik de instemming van de minister met de motie zo uitleggen dat we dat pakket ontvangen op een moment waarop we er in de Kamer nog over kunnen spreken?

Minister Kamp:

Ja. Het streven is om dat pakket begin volgende week bij de Kamer te krijgen.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. De motie van de leden Pechtold en Van Haersma Buma op stuk nr. 17 gaat in op de 300 miljoen extra uitgaven aan infrastructuur. Die intensivering was, zoals bekend, onderdeel van het pakket dat nu van tafel is, en waarvan we in de zomer gaan bezien of, en zo ja, in welke mate het pakket en dus ook dit onderdeel kan herleven. Mocht de indiener zich zorgen maken over de vraag of die projecten dan nog wel tijdig ter hand kunnen worden genomen: daar zijn ze op geselecteerd. Deze projecten zijn mede beoordeeld op de vraag of ze in 2014 ter hand kunnen worden genomen en of de schop dan de grond in kan. Wij zullen alles doen om de no-regretoptie open te houden. Als dit onderdeel van het pakket zou herleven, kunnen we daarmee leven. Ik moet de motie dus ontraden, aangezien vooruit wordt gelopen op de besluitvorming over het eventuele mogelijke pakket, later in de zomer.

In de motie van het lid Slob c.s. op stuk nr. 23 wordt uitgesproken dat de komende weken bij de besluitvorming over het Masterplan DJI een maximale ruimte wordt geboden voor het indienen van alternatieven et cetera. Het kabinet moet daarbij de heldere randvoorwaarde stellen dat het binnen de financiële randvoorwaarden blijft. Er zit op dit onderwerp een taakstelling van 380 miljoen. Ik heb hierover even contact gehad met de staatssecretaris en als de indieners die taakstelling onderschrijven – dat zou ik nu van de indiener moeten horen – kan het kabinet die ruimte bieden binnen de taakstelling. In ieder geval gebeurt er voor 1 juli niets onomkeerbaars en heeft de staatssecretaris aangegeven dat er ruimte is binnen de financiële taakstelling. Dan zou de motie dus ook kunnen worden aangehouden tot het debat.

De heer Slob (ChristenUnie):

We weten dat op een aantal plekken in het land – in de motie staat een voorbeeld, maar er zijn meer plekken – heel hard wordt gewerkt aan alternatieven. Men snapt daar ook wel dat dat binnen de financiële kaders moet, omdat men anders kansloos is om daar brede steun voor te krijgen in het parlement. Zo is deze motie dus bedoeld. Het lijkt mij wel erg belangrijk dat daar een uitspraak over volgt.

Minister Dijsselbloem:

Als de motie echt bedoeld is binnen de financiële randvoorwaarden, lijkt mij – dat zeg ik ook na overleg met de staatssecretaris – dat ik het oordeel aan de Kamer kan overlaten. Ik ga er wel van uit dat ook voor de andere ondertekenaars geldt dat zij zich committeren aan de financiële randvoorwaarden bij dit masterplan.

De heer Roemer (SP):

Als dat laatste er zo nadrukkelijk bij staat, haal ik mijn handtekening weg onder de motie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nog even voor de duidelijkheid: er wordt op verschillende plekken in het land gewerkt aan alternatieven. Die mensen willen graag de ruimte hebben om hun alternatieven in te dienen en hier te laten beoordelen. Dat laat natuurlijk onverlet dat ook voor mijn fractie geldt dat wij niet het volledige bedrag van die bezuiniging voor onze rekening nemen. Wij willen dat er ruimte wordt gecreëerd om hier alternatieven in te kunnen dienen. Dat is de kern van deze motie. Die motie hebben wij hier neergelegd en daar vragen wij steun voor.

Minister Dijsselbloem:

Dan moet ik de motie ontraden. De staatssecretaris heeft aangegeven – en dat bevestig ik hier – dat er ruimte is om met alternatieven te komen, maar wel nadrukkelijk binnen de financiële randvoorwaarden. Als die financiële randvoorwaarden niet worden geaccepteerd door de ondertekenaars, moet ik de motie helaas ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we komende dinsdag over de ingediende moties zullen stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven