5 Vragenuur

Vragen van het lid Slob aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht "Twist met Franse vissers vraagt om overleg".

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Vorige week zijn er, helaas niet voor de eerste keer, acties gevoerd door Franse vissers tegen hun Nederlandse collega's bij Boulogne-sur-Mer. Er zijn banden doorgestoken, er zijn netten vernield, er zijn havensluizen geblokkeerd. De Franse vissers claimen min of meer het alleenrecht op het vissen in het Kanaal. Dat druist in tegen de regelgeving en tegen de vergunningen die aan Nederlandse vissers zijn verleend. Het is onacceptabel dat dit gebeurt. Wij zijn blij dat de staatssecretaris vorige week direct in actie is gekomen, maar ik heb nog wel een aantal vragen voor haar. Hoe kan het dat ondanks een eerder afgesproken gedragscode opnieuw dit soort ontoelaatbare calamiteiten ontstaan? Deelt de staatssecretaris onze opvatting dat het onacceptabel is en dat de Nederlandse vissers ook maximale bescherming verdienen? Wat is er precies aan de hand? We begrijpen dat er verschil van mening is over de vangstmethodes van de Nederlandse vissers, maar we weten allemaal dat de methodes die daar door de Nederlandse vissers worden toegepast, juist uitermate duurzaam zijn. De staatssecretaris heeft contact gehad met haar Franse collega. Zij heeft een brief gestuurd en ook met hem gesproken. Wat hebben deze gesprekken opgeleverd? Deze situatie mag namelijk niet langer voortduren.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal de Kamer verslag doen van het gesprek dat ik gisteren met mijn Franse ambtsgenoot Cuvillier heb gevoerd. Net als de heer Slob ben ik niet alleen geschrokken, maar ook zeer bezorgd over wat zich heeft voorgedaan in Boulogne-sur-Mer. De tegen de Nederlandse vissers geuite bedreigingen en de aangebrachte vernielingen zijn ronduit onacceptabel. Dat is de boodschap die ik niet alleen per brief maar gisteren ook mondeling heb overgebracht aan mijn Franse collega.

De heer Slob vraagt hoe het kan dat deze calamiteiten zich opnieuw voordoen. Dat is exact de vraag die ik ook aan mijn Franse collega heb gesteld. In juli 2011 zijn er namelijk afspraken gemaakt tussen Nederlandse en Franse vissers in een zogenaamde "code of conduct", waarin ook over het gedrag ten opzichte van elkaar de nodige regels staan. Bij mijn weten hebben de Nederlandse vissers zich tot op heden precies gehouden aan alle regels en afspraken. Je kunt dus niet anders dan concluderen dat datgene wat gebeurd is, echt onaanvaardbaar is.

Gisteren heb ik de Franse minister gevraagd om alles te doen wat in zijn vermogen ligt om de Nederlandse vissers bescherming te bieden, niet alleen op zee, waar bijvoorbeeld een vaartuig vernield is, maar ook in de haven. Daar zijn, zoals de heer Slob al opmerkte, maar liefst elf auto's vernield. Er zijn bijvoorbeeld banden lek gestoken. Ik heb aangedrongen op handhaving van de Europese regels, vrije toegang tot de haven van Boulogne-sur-Mer en het tegengaan van vernielingen en intimidatie. De Franse minister deelt deze opvatting.

De onderliggende kwestie is natuurlijk – dat kun je wel vaststellen – dat de Nederlandse vissers heel succesvol zijn. Dat mag echter niet de problemen opleveren die we nu zien.

De heer Slob vraagt hoe het nu verder gaat. Frankrijk moet zich natuurlijk gewoon aan de regels houden. Daarnaast heb ik de Franse minister aangeboden om op zeer korte termijn zelf af te reizen naar Boulogne-sur-Mer, niet alleen om aan de Franse vissers het signaal af te geven dat het wat mij betreft menens is, maar ook om verder te spreken over het gezamenlijke onderzoek naar de visstanden. Dat is al eerder afgesproken, maar het komt maar heel langzaam van de grond, en dat ligt zeker niet aan de inzet van Nederland.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik dank de staatssecretaris voor de inspanningen die ze tot nu toe heeft verricht. Ik denk dat het goed is dat ze zich zo inzet voor de sector. Ik vraag me wel af of het nu afgelopen is. Zijn de acties nu gestopt? Zijn de blokkades van de sluizen nu gestopt? We hebben in Europa een interne markt en deze vissers hebben gewoon een vergunning om te vissen. Het is dan toch onacceptabel dat ze daarin op deze wijze gehinderd worden? Zijn deze zaken nu gestopt? Als dat niet zo is, vraag ik de staatssecretaris om met klem, bij wijze van spreken vandaag of misschien zelfs via onze minister-president, de Franse collega te sommeren om maatregelen te nemen om deze zaken te stoppen. Nogmaals, dit is niet acceptabel.

De staatssecretaris spreekt over een vervolgonderzoek naar visstanden. Voor zover ik weet, ligt dat onderzoek er al en zijn de uitkomsten daarvan al eind vorig jaar naar buiten gekomen. Ik vraag daar haar aandacht voor. Ik heb namelijk de indruk dat dit misschien gebruikt wordt om de zaken op de lange baan te schuiven. Er moet gewoon nu worden ingegrepen. Deze acties moeten worden gestopt en men moet de ruimte krijgen waar men recht op heeft. De Franse vishandel vraagt hier overigens ook zelf om. Gisteren is een delegatie vanuit Frankrijk naar Nederland gekomen. Zij zit ook in de maag met datgene wat de Franse vissers doen. Dat schaadt zelfs de Franse handel.

Er is nu schade ontstaan. Wat gaat de Nederlandse regering doen om de vissers te ondersteunen, om te zorgen dat ze compensatie kunnen krijgen voor de schade die ze hebben opgelopen? Het belangrijkste punt is echter dat het nu onmiddellijk moet stoppen. Vandaag. Het had al gisteren moeten gebeuren, want dit is niet acceptabel.

Staatssecretaris Dijksma:

De inzet die de heer Slob verwoordt, is geheel de mijne. Ik heb gisteren in het gesprek met de Franse minister klip-en-klaar duidelijk gemaakt dat er deze week opnieuw vanuit Nederland gevist moet kunnen worden in de wateren voor Boulogne-sur-Mer en dat de vis ook naar de haven gebracht moet kunnen worden, zonder geweld en zonder incidenten. Ik ga ervan uit dat de Franse collega zich aan de afspraak houdt.

Ik heb ondertussen, vandaag nog weer, contact gehad met de Fransen, omdat wij dit alles immers ook bevestigd willen zien. Ik ben bereid om zelf af te reizen naar Boulogne-sur-Mer om te kijken of men inderdaad vrije toegang heeft. Er wordt van alles gedaan, ook door onze ambassade, om de druk op de Fransen te maximaliseren. Dat doen we niet alleen. De Vlaamse premier heeft gisteren een soortgelijk gesprek gevoerd met de Franse collega. Bij het onderzoek, dat bij mijn weten nog niet is afgerond, trekken wij gezamenlijk op. Wij proberen de Britten en de Belgen daarbij te betrekken, maar wij doen dat niet om de zaak vooruit te schuiven. Dat staat in mijn ogen namelijk los van het stoppen van de gewelddadigheden. Ik zeg toe dat ik de Kamer per brief op de hoogte zal stellen van de ontwikkelingen in dit dossier. Als daar aanleiding toe is, doe ik dat heel snel. De boodschap moet immers helder zijn: onze vissers moeten zeker in deze situatie vrij toegang hebben en hun werk kunnen doen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezeggingen die zij aan de Kamer heeft gedaan. Ik dank haar dat ze daar persoonlijk heen wil gaan. We wensen haar alle sterkte en steun toe en hopen dat zij ervoor kan zorgen dit zo snel mogelijk wordt beëindigd.

Staatssecretaris Dijksma:

Dank u wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Intimidatie en gewelddadig gedrag zijn uit den boze; dat spreekt voor zich. De Partij voor de Dieren steunt de aanpak van de staatssecretaris daarin. Het valt mij echter op dat enkele weeffouten uit het Europees visserijbeleid hier niet worden benoemd, terwijl die wel degelijk aan de orde zijn. Ik noem als voorbeeld visserij toestaan op bestanden waarvan wij niet weten hoe groot de schade is. Dan zou je eigenlijk het voorzorgsbeginsel moeten hanteren. Ook die enorme overcapaciteit in de Europese vissersvloot kan ertoe leiden dat dit soort conflicten ontstaan. Dat praat niet het gedrag goed, maar als we die fouten niet durven te benoemen, voeren we hier maar een halve discussie. We passen het voorzorgsbeginsel dus kennelijk niet toe bij deze visbestanden én de overcapaciteit is zo groot dat er letterlijk sprake is van moordende concurrentie. Wat is de reactie van de staatssecretaris daarop?

Staatssecretaris Dijksma:

Daar kan ik drie korte dingen op zeggen. Ten eerste hebben wij wel degelijk een onderzoek vastgesteld, samen met de Fransen. Het ligt niet aan Nederland dat dit moeizaam van de grond komt. Ten tweede kan het nooit zo zijn, ik herhaal, kan het nooit zo zijn dat politiek gelijk wordt afgedwongen via geweld. Du moment dat de Franse vissers denken dat ze ook maar een millimeter verder komen op dit dossier door dit soort gedrag te vertonen, zijn ze bij mij, en ik neem aan ook bij mevrouw Ouwehand – dat heeft zij net zelf gezegd – aan het verkeerde adres. Ik heb nog een derde en laatste opmerking hierover. Vanzelfsprekend kijken wij heel goed naar alle visbestanden. Ik ben heel verheugd dat sinds december voor het eerst de wetenschap gevolgd wordt bij het bepalen van de toegestane visquota. Ook op dat terrein krijgt mevrouw Ouwehand volkomen haar gelijk. In mijn ogen heeft dat echter op deze manier niets met dit dossier te maken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De staatssecretaris corrigeerde zichzelf gelukkig, want ik dacht heel eventjes dat ze mij toch in de mond wilde leggen dat ik dat gedrag wel goed zou praten, maar dat is niet het geval. Daarover zijn we het eens. Blijft staan dat de overcapaciteit in de vissersvloot onhoudbaar is. Dat mag natuurlijk niet leiden tot dit soort gedrag, maar het is wel een feit. Dat zorgt op zijn minst voor wrevelige verhoudingen. Ik zou graag zien dat er een plan wordt opgesteld om de overcapaciteit aan te pakken.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat vergt echt een discussie die veel langer duurt dan de korte tijd die ik nu krijg. Zo er al sprake is van overcapaciteit, hebben we daar binnen de Europese regelgeving een adequaat antwoord op. Er zijn quota. Die worden vastgesteld op basis van de wetenschappelijke beoordeling van de bestanden. Daarnaast zijn er zeedagen. Je kunt dus maar een maximaal aantal dagen op zee varen. In deze situatie is overcapaciteit niet wetenschappelijk vastgesteld. Je kunt dus helemaal niet zeggen dat er sprake is van overcapaciteit. Daarnaast geldt dat de Nederlandse vissers zich gewoon aan de eerder afgesproken regels houden. Ik zie dus echt geen aanleiding om nu een andere positie in te nemen op dit dossier dan de positie die ik reeds heb geschetst.

De heer Bosman (VVD):

Er gaat heel veel subsidie voor visserij richting Frankrijk, terwijl innovatie daar sterk achterblijft. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat subsidiegeld voor visserij echt naar innovatie moet gaan? Dat helpt de Franse vissers. Op die manier zijn zij net zo goed als de Nederlandse vissers in staat om op een heel innovatieve en duurzame wijze te vissen. Daarmee wordt voorkomen dat we goed geld naar fout geld gooien. Ik ben heel benieuwd of de staatssecretaris zich daarvoor wil inzetten.

Staatssecretaris Dijksma:

Het antwoord daarop is: ja. Dat is ook de Nederlandse positie. Het is een van de redenen waarom we bijvoorbeeld zo'n punt maken van meer ruimte voor de pulsvisserij. Dat is een innovatieve sector. Je moet er in Europees verband echter nog wel een paar andere landen achter krijgen. Dat weet de heer Bosman net zo goed als ik. We zijn daarmee aan de slag.

De voorzitter:

Mijnheer Dijkgraaf. Pardon, mijnheer Bosman, u wilt ook gebruikmaken van uw tweede mogelijkheid om een vraag te stellen?

De heer Bosman (VVD):

Ja, als dat kan.

De voorzitter:

Ja, dat kan. Dat hebt u door. Gaat uw gang.

De heer Bosman (VVD):

Er stond nog een vraag van de heer Slob open over de kosten die de vissers maken doordat ze nu op een andere plek moeten aanlanden. Wie gaat die vergoeden? Want, heel simpel, anders wordt de Nederlandse vis wel heel duur betaald.

Staatssecretaris Dijksma:

Maar niet door de Nederlandse overheid.

De heer Bosman (VVD):

Door wie dan wel?

Staatssecretaris Dijksma:

Dat lijkt me nou typisch zo'n onderwerp van gesprek dat op de agenda zou kunnen staan als ik mijn Franse collega ontmoet. Overigens ben ik altijd voor de gedachte dat degene die schade veroorzaakt, ook degene moet zijn die die schade betaalt. Volgens mij is dat zelfs ook nog een verkiezingsleus van de partij van de heer Bosman.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Complimenten aan de staatssecretaris voor de snelheid waarmee en de manier waarop ze dit oppakt. Nog voordat ik een tweet over de ergerlijke situatie kon plaatsen, was de staatssecretaris me al voor. Complimenten. Tegelijkertijd constateer ik: dit is niet de eerste keer. Met Bleker hebben we deze discussie gehad en nu zit de staatssecretaris erbovenop. Hoe kan het toch dat dit zich elke keer herhaalt? Hebben we wel voldoende machtsmiddelen om dit structureel te voorkomen?

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is een heel terechte vraag van de heer Dijkgraaf. In 2011 is op papier de afspraak, de code of conduct die ik al noemde, gemaakt tussen Nederland en Frankrijk. De veronderstelling mag zijn dat je je daaraan houdt. Kennelijk is dat bij dit deel van de Franse vissers niet het geval. Zoals gezegd: dat is onaanvaardbaar. We moeten dus alle wenselijke en denkbare politieke druk inzetten om ervoor te zorgen dat de Fransen zich aan hun afspraken houden. Ik heb de Franse vissers natuurlijk niet aan een touwtje, maar we moeten wel proberen om dit voorbij te laten zijn. Onze inzet is dezelfde. Ik kan hier een inspanningsverplichting beloven, maar helaas – zo is het nu eenmaal – geen resultaatverplichting.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dank voor dit antwoord. Dat betekent dus dat de staatssecretaris bereid is om alles wat enigszins redelijk mogelijk is, in te zetten. In een vorig debat heb ik, met een knipoog, de staatssecretaris al eens opgeroepen om de marine erop af te sturen. Dat zal te ver gaan. De staatssecretaris begrijpt echter wel wat ik bedoel, namelijk maximale druk. Dit moet zo snel mogelijk opgelost zijn.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik begrijp heel goed wat de heer Dijkgraaf bedoelt. Laat ik het zo zeggen: natuurlijk zetten we alle middelen in die noodzakelijk en – ik zeg het erbij – proportioneel zijn. Dat doen we niet alleen. Dat doen we zij aan zij met de Vlaamse premier en met onze vrienden uit het Verenigd Koninkrijk, die voor exact hetzelfde probleem staan. We bevinden ons dus in goed gezelschap wat dat betreft.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer.

Naar boven