17 Wet uniformering loonbegrip

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 januari 2013 over de Wet uniformering loonbegrip (Wul).

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Er is de afgelopen weken veel onrust veroorzaakt onder Defensiepersoneel door de effecten van de Wet uniformering loonbegrip (Wul). Ik ga ervan uit dat dit onbedoelde effecten zijn, want de Wul heeft forse loonkortingen tot gevolg. Het vertrouwen van het Defensiepersoneel in de Defensieorganisatie daalt hierdoor tot een dieptepunt. Dit moet snel uit de wereld. Hierop moet snel actie ondernomen worden. Dat kan ook, want er zijn heel simpele oplossingen voor: de negatieve effecten van de invoering van de Wul voor Defensie opheffen en compenseren aan Defensiepersoneel, wat ons betreft zo spoedig mogelijk. Ik dien in dit verband de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de effecten van invoering van de Wet uniformering loonbegrip voor militairen onredelijk uitvallen, omdat zij wel geconfronteerd worden met de algemene verzwaring van de fiscale lasten – verhoging loon- en inkomstenbelasting – maar niet met het positieve effect van het wegvallen van de belasting op de compensatie van de inkomensafhankelijke bijdrage in de ziektekosten, omdat dat zij niet onder de Zorgverzekeringswet vallen;

constaterende dat de minister van Defensie het als haar missie ziet om niet te bezuinigen op de troepen en als hard uitgangspunt hanteert dat de operationele commando's worden ontzien;

van mening dat de oplossing van de Wul-problematiek voor militairen een verantwoordelijkheid is van het hele kabinet;

verzoekt de regering, militairen bij de Voorjaarsnota 2013 structureel te compenseren voor de negatieve inkomenseffecten van de Wul, zonder daarbij afbreuk te doen aan de missie van de minister van Defensie om niet te bezuinigen op de troepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (33400-X).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Defensie naar aanleiding van de effecten van de Wet uniformering loonbegrip voor militairen in overleg getreden is met het ministerie van Financiën over een objectiveerbare vergelijking van de inkomens van militairen met andere ambtenaren, de zogenoemde "pakketvergelijking";

overwegende dat de door het kabinet nu aangekondigde pakketvergelijking een periode van vele maanden in beslag zal nemen, waarna vervolgens nog politieke besluitvorming moet plaatsvinden over de structurele oplossing voor de Wul-problematiek;

overwegende dat de pakketvergelijking in het geheel niet bijdraagt aan het hervatten van het Georganiseerd Overleg Defensie, maar door het nu al controversiële karakter, de lange duur en ongewisse uitkomsten waarschijnlijk leidt tot een vertraging van de reorganisatie met een halfjaar;

verzoekt de regering, de negatieve inkomenseffecten van de Wul, die het gevolg zijn van fiscale wetgeving, voor militairen sowieso te compenseren, ongeacht de uitkomsten van de pakketvergelijking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (33400-X).

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Militairen leveren deze maand fors in op hun loonstroken, terwijl dit volgens het kabinet niet de bedoeling was. Minister Hennis heeft beloofd dit op te gaan lossen. Om haar belofte kracht bij te zetten, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Defensie aangekondigd heeft met een oplossing te komen voor de negatieve gevolgen van de Wul voor het loon van militairen;

verzoekt de regering, voor de Voorjaarsnota 2013 aan de Kamer een oplossing voor te leggen die voldoet aan de door de minister genoemde kenmerken:

  • - de oplossing is structureel van aard;

  • - de oplossing is voorzien van een heldere dekking, die niet gevonden wordt in de arbeidsvoorwaarden van militairen – geen "sigaar uit eigen doos" – en die dus los staat van de pakketvergelijking die de minister aangekondigd heeft;

  • - de oplossing beperkt de gevolgen voor het loon van militairen tot binnen de marge van -1,5% (conform het uitgangspunt in de brief van Defensie aan de bonden),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (33400-X).

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Voorzitter. Naast alle arbeidsperikelen waar militairen als gevolg van de reorganisatie mee te maken krijgen, heeft de invoering van de Wet uniformering loonbegrip per 1 januari 2013 een negatief effect op de inkomenspositie van de militairen. Wij hebben hier afgelopen week uitvoerig over gesproken. De minister toonde zich vastberaden om dit op te lossen. Die vastberadenheid is gisteren met een extra brief aan de Kamer voor een deel al getoond. De gevolgen zouden vastberaden moeten worden opgelost, dus deze stap is inmiddels gezet. De minister gebruikte zelf de uitdrukking "geen sigaar uit eigen doos".

De Partij van de Arbeid dient hiertoe de volgende motie in, samen met collega Berckmoes-Duindam.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoering van de Wul een vereenvoudiging van de loonadministratie en een verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven ten doel heeft;

constaterende dat de invoering van de Wul voor de militairen ten opzichte van andere belastingplichtige werknemers onevenredig inkomstenverlies meebrengt;

van oordeel dat de bijzondere positie van militairen een eigen arbeidsvoorwaardenregeling rechtvaardigt;

verzoekt de regering, hiermee rekening houdend het negatieve inkomenseffect als gevolg van de invoering van de Wul zo veel mogelijk te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eijsink en Berckmoes-Duindam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (33400-X).

De heer Knops (CDA):

"Zo veel mogelijk" is een heel interessante toevoeging bij "compenseren". Kan mevrouw Eijsink uitleggen waarom "zo veel mogelijk" ervoor staat? In het debat sprak zij namelijk gewoon over "compenseren".

Mevrouw Eijsink (PvdA):

In het debat heb ik mij enorm toegelegd op de bijzondere positie van de militair. Er komt een vergelijking aan. Het woord "pakketvergelijking" vind ik erg ongelukkig gekozen, maar er komt een vergelijking aan. Collega Hachchi verwees al naar een aantal uitspraken van de minister. Daar refereer ik aan en daar hecht de Partij van de Arbeid zeer aan, met name aan de bijzondere positie van de militair, gerelateerd aan artikel 97 van de Grondwet ten aanzien van de inzet van militairen. Dan weet de heer Knops wat ik bedoel.

De heer Knops (CDA):

Ik ken mevrouw Eijsink als iemand die zeer nauwgezet formuleert. Het gaat natuurlijk om het dictum van die motie. De overweging vind ik niet zo interessant. In het dictum staat "zo veel mogelijk compenseren". Ik herhaal mijn vraag: waarom niet gewoon "compenseren" zonder de toevoeging "zo veel mogelijk"? "Zo veel mogelijk" kan namelijk betekenen dat maar voor de helft of voor een kwart wordt gecompenseerd.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik begrijp de opmerking van de heer Knops heel goed. In de brief die de minister gisteren aan de Kamer heeft gestuurd, staat dat de eerste drie maanden inmiddels gecompenseerd zijn. Dat hoort zo. Ik ga er ook van uit dat die vastberadenheid zich doorzet, zodat het niet incidenteel is voor dit jaar maar structureel voor de komende jaren.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Klein van de fractie van 50PLUS. Ik memoreer dat hij niet heeft deelgenomen aan het algemeen overleg van 23 januari. Desondanks is hij een spreker.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter, die constatering is terecht. Dat vereist enige bescheidenheid van mijn kant. Ik zal dan ook geen moties indienen, want dat zou niet chic zijn in deze situatie. In een kleine fractie heb je echter te maken met een tijdsprobleem.

Wij zijn zeer tevreden met de oplossing voor militairen wat betreft de toepassing van de Wet uniformering loonbegrip. De brief van 28 januari van de minister is in dezen correct en een goede aanzet om in verdere discussies ook de gepensioneerden daadwerkelijk te kunnen gaan compenseren.

De voorzitter:

Dat is kort maar krachtig. Als volgende is het woord aan de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik dien twee moties in. De eerste motie betreft de onterechte loonsverlaging voor militairen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Defensie nog geen structurele oplossing heeft om de negatieve inkomenseffecten voor Defensiepersoneel voortkomend uit de Wet uniformering loonbegrip (Wul) te compenseren na 2013;

verzoekt de regering, de negatieve inkomenseffecten die optreden als gevolg van de Wul voor Defensiepersoneel structureel te compenseren zonder dat dit ten koste gaat van deze groep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (33400-X).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De tweede motie is een algemene motie, dus die richt zich veeleer op de staatssecretaris. Dit is echter het VAO Wul, dus daarom grijp ik deze kans om die motie nu in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat van ouderen een zeer grote bijdrage wordt gevraagd om de overheidsfinanciën op orde te krijgen;

overwegende dat veel ouderen reeds melding hebben gemaakt van een groter verlies aan koopkracht dan voorzien;

voorts overwegende dat deze koopkrachtdaling voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip;

verzoekt de regering, de negatieve inkomenseffecten als gevolg van de Wet uniformering loonbegrip te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (33400-X).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. We hebben vorige week een pittig debat gevoerd met de minister van Defensie over de tekortschietende wijze waarop het departement van Defensie de extreem negatieve gevolgen van de Wet uniformering loonbegrip voor militairen heeft gepareerd. De minister heeft vorige week duidelijk gemaakt dat zij in ieder geval voor de maanden april tot en met december compensatie zal bieden. Het was echter een raar verhaal dat zij dat voor de maanden januari tot en met maart niet zou doen. Ik heb de minister gevraagd om daar alsnog naar te kijken en ervoor te zorgen dat zij dit ook voor de eerste drie maanden van dit jaar kan doen. Ze heeft dat onderzocht en heeft ons gisteravond laten weten dat ze dat inderdaad wel kan doen en dat ze ook van plan is om dat te doen. Dat is een goed gebaar, niet in de laatste plaats voor de militairen in de laagste rangen, die het meeste worden getroffen door de extreem negatieve gevolgen van deze wet.

Het is ook van belang om het ijs dat zich tussen de minister en de militaire vakbonden had gevormd, weer te breken. Ik denk dat de minister hiermee een goede zet heeft gedaan om het overleg met de bonden te kunnen hervatten. Ik hoop dat dit gauw zal gebeuren en dat de minister wil inzetten op een structurele compensatie. Ik wens de minister daarbij veel succes en wijsheid. Zij zal inmiddels uit de moties die hiervoor zijn ingediend, hebben begrepen in welke richting de Kamer, en ook mijn fractie, denkt.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. In antwoord op de bijdrage van de heer De Roon zeg ik dat ook ik het overleg met de bonden spoedig hoop te hervatten. Daaraan wordt hard gewerkt. In reactie op zijn aanvullende vraag heb ik gisteravond inderdaad nog een brief naar de Kamer gestuurd. Daarmee komt het totaal op 49,5 miljoen om het leed in het jaar 2013 te verzachten. Zoals ik eerder heb aangegeven, ben ik linksom of rechtsom vastberaden om tot een structurele oplossing te komen voor de jaren 2014 en verder.

Wij hebben hierover vorige week uitvoerig gesproken. Ik zal het dus niet te lang maken en direct reageren op de moties. In de motie-Knops op stuk nr. 50 wordt gesproken over de Voorjaarsnota 2013. Eigenlijk is dit ook een antwoord op de motie-Hachchi/Knops op stuk nr. 52. Dat komt te vroeg. Bij de begrotingsbehandeling voor 2014 zal alles op zijn plekje vallen. Daarmee ontraad ik de moties.

De voorzitter:

Dat geldt dus voor de moties op de stukken nrs. 50 en 52?

Minister Hennis-Plasschaert:

Ja, dat geldt voor de stukken nrs. 50 en 52.

De heer Knops (CDA):

Het is voor mij relevant om te weten of zij de motie op basis van dat punt, namelijk de Voorjaarsnota en de begrotingsbehandeling, ontraadt. Of ziet zij nog meer elementen in de motie op basis waarvan zij de motie moet ontraden?

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik heb de motie net snel gelezen en ik sloeg aan op de woorden "Voorjaarsnota 2013". Dat is niet haalbaar. Daar komt bij dat de heer Knops – ik kijk nu nog even terug naar de tekst – in feite vooruitloopt op de verschillende alternatieven die de revue zullen passeren. Ik heb daarover al eerder gezegd: wij moeten nooit op voorhand oplossingsrichtingen uitsluiten. Het is juist goed om een totaaloverzicht en volledig inzicht te verkrijgen. De verschillende opties zullen in kaart worden gebracht. Het kabinet zal een keuze maken. Die zullen wij aan de Kamer presenteren.

De heer Knops (CDA):

Ik weet niet of de minister nu op mijn motie of op een andere motie reageert, maar ik lees dat niet in mijn motie. Dat zeg ik even voor de helderheid.

Minister Hennis-Plasschaert:

Wij moeten niet belanden in een welles-nietesspelletje, maar zo heb ik de motie wel gelezen. Ik heb 49,5 miljoen uitgetrokken om tot een oplossing te komen voor het jaar 2013. Ik heb bij herhaling aangegeven dat ik alles op alles zet om tot een structurele oplossing te komen. Ik sloeg in eerste instantie aan op de woorden "Voorjaarsnota 2013", maar als ik nu snel lees, zie ik dat er ook ietwat te veel op de eventuele oplossingsrichtingen wordt vooruitgelopen.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik vraag de minister in hoeverre zij de motie op stuk nr. 52 afwijst vanwege de haalbaarheid om dit te doen voor de Voorjaarsnota 2013. Met een kleine aanpassing op dat vlak zou ik verwachten dat de minister het oordeel over de motie wel aan de Kamer zou overlaten.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik moet de antwoorden van zojuist herhalen. De Voorjaarsnota van 2013 komt te vroeg. Bij de uitwerking van de oplossingen loopt mevrouw Hachchi vooruit op hetgeen het kabinet zich heeft voorgenomen, namelijk om de verschillende oplossingsrichtingen in kaart te brengen, daarin een keuze te maken en die aan de Kamer te presenteren. In ieder geval wil het kabinet, linksom of rechtsom, tot een structurele oplossing komen.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik heb juist mijn best gedaan om niet vooruit te lopen. Sterker nog, mijn motie is helemaal ingericht op de woorden van de minister, zowel buiten dit huis, als vorige week nog tijdens het debat. Die staan letterlijk in mijn motie. Ik heb er niets bij verzonnen, ook de richting niet. Ik wil hierop dus graag een reactie van de minister. Als het gaat om de timing en als de voorjaarsnota te vroeg is, kan ik daar iets aan doen met een kleine wijziging. Als de minister vervolgens zegt dat zij de motie afwijst, omdat daarin te ver vooruit wordt gelopen, vraag ik de minister om de motie nog eens rustig te lezen. Daarin staan namelijk letterlijk alleen woorden die de minister zelf heeft gebruikt.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik denk dat ik in herhaling val, want natuurlijk ben ik ook in deze motie aangeslagen op de woorden "Voorjaarsnota 2013". Daardoor moet ik haar ontraden. Ook de rest van de motie voorziet echter in het verder invullen van de oplossingsrichting. Daarvan heb ik gevraagd om het kabinet de ruimte en de tijd te geven om bij de Kamer terug te komen met de keuzes die het kabinet heeft gemaakt.

De voorzitter:

Wij komen op de motie op stuk nr. 51.

Minister Hennis-Plasschaert:

De motie op stuk nr. 51 gaat over de pakketvergelijking. Ook daarover zijn al veel woorden gewisseld. Ik herhaal dat de pakketvergelijking niet verward moet worden met een arbeidsvoorwaardenpakket. Het gaat om veel meer. Er wordt dus niet alleen maar gekeken naar de primaire en secundaire inkomsten, maar vooral naar de speciale positie en taken van de militair. Het is van belang om een goed overzicht te krijgen, zodat goede en verantwoorde keuzes kunnen worden gemaakt. Ten behoeve van het departementaal overleg ben ik ervan overtuigd dat die pakketvergelijking cruciaal is voor het verder objectiveren van de positie van de militair. Daarmee kunnen we constructief werken aan een structurele oplossing voor dit probleem.

De voorzitter:

Ik raad dat u de motie ontraadt, minister.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ja, ik was wat langdradig. Mijn excuses daarvoor.

De voorzitter:

Ik heb het maar even geraden. We gaan naar de volgende motie.

Minister Hennis-Plasschaert:

In de motie-Eijsink/Berckmoes-Duindam op stuk nr. 53 staat verwoord wat ik en staatssecretaris Weekers bij herhaling hebben aangegeven tijdens het algemeen overleg van vorige week. Ik zie deze motie als een zeer belangrijk steuntje in de rug om interdepartementaal tot een structurele oplossing te komen. Ik laat deze motie aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

Ik zie dat u een vraag hebt, mevrouw Eijsink, maar de motie is oordeel Kamer.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Voorzitter, als u het goed vindt, wil ik de minister toch een vraag stellen. Ik doel op het antwoord op vraag 9 over de vergelijking van de positie van militairen met die van andere ambtenaren. Begrijp ik het goed dat de minister eigenlijk zegt – ik zeg het even in eigen woorden – dat daar mogelijk had kunnen staan of misschien wel had moeten staan "indachtig de bijzondere positie van de militairen"?

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik heb vorige week tijdens het algemeen overleg al aangegeven dat ik graag had gewild dat het woord "pakketvergelijking" niet was uitgevonden, omdat hiermee onnodig veel ruis op de lijn is ontstaan. Ik herhaal nog maar eens dat het om veel meer gaat.

De voorzitter:

Mevrouw Hachchi, uw motie hebben we al besproken.

Mevrouw Hachchi (D66):

Mogen we ook reageren op moties die collega's hebben ingediend?

De voorzitter:

Nou vooruit, als u het kort houdt.

Mevrouw Hachchi (D66):

Vooral omdat de minister de motie-Eijsink/Berckmoes-Duindam op stuk nr. 53 aan het oordeel van de Kamer laat, zou ik van haar willen weten wat zij onder de woorden "zo veel mogelijk" verstaat. Kan zij een bandbreedte geven?

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik denk dat we moeten vermijden om in herhaling te vallen. We hebben vorige week met elkaar gewisseld dat het niet acceptabel is dat militairen er meer op achteruitgaan dan anderen in Nederland. We hebben ook uitgebreid met elkaar gesproken over de aanvaarde marges.

Ik kom op de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 54. Ook hiervoor geldt dat er vooruit wordt gelopen op de structurele oplossing en de verschillende oplossingsrichtingen die allemaal de revue zullen passeren. Ik wil een goede en onderbouwde keuze maken. Dat heb ik net ook al gezegd. Ik heb een totaaloverzicht nodig. Ik heb volledig inzicht nodig. Dat betekent dat alle oplossingsrichtingen voorbij zullen komen. Het kabinet zal een keuze maken. Die zal ik vervolgens aan de Kamer presenteren.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De woorden "alle oplossingsrichtingen" maken mij juist bezorgd. De minister heeft toch ook gezegd dat de oplossing voor de negatieve inkomenseffecten geen sigaar uit eigen doos mag zijn?

Minister Hennis-Plasschaert:

Dat heb ik inderdaad gezegd. Daar doe ik op geen enkele manier afbreuk aan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als de minister dat serieus meent, zou zij deze motie gewoon kunnen steunen. Dit is namelijk precies de strekking van deze motie.

Minister Hennis-Plasschaert:

De motie die ik aan het oordeel van de Kamer laat, is de motie-Eijsink/Berckmoes-Duindam op stuk nr. 53. Daar herken ik mijzelf in. Ook de heer Weekers denkt daar zo over.

De voorzitter:

En wat is uw oordeel over de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 54?

Minister Hennis-Plasschaert:

Die motie ontraad ik.

De voorzitter:

Dan gaan we toch nog even naar de staatssecretaris luisteren. Ik dank de heer Van Dijk dat hij een motie heeft ingediend waarover de staatssecretaris nog iets kwijt kan in dit debat.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. De motie-Jasper van Dijk/Roemer op stuk nr. 55 gaat over de koopkracht van ouderen, meer in het bijzonder in relatie tot de Wet uniformering loonbegrip. Mede namens minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heb ik daar hedenochtend een brief over gestuurd naar de Kamer. Daarin ben ik uitvoerig ingegaan op diverse groepen, onder meer ouderen. Aan de hand daarvan kan de Kamer zien dat de Wet uniformering loonbegrip wel iets betekent voor de koopkracht van ouderen, maar dat de koopkrachtdaling niet voor een belangrijk deel daardoor wordt veroorzaakt. Overigens wijs ik erop dat de Kamer zelf bij de regeling van werkzaamheden heeft afgesproken dat die brief wordt toegevoegd aan de agenda van het debat over koopkracht, dat morgenochtend wordt gehouden. Daar zullen collega Asscher en ik met de Kamer in overleg gaan. Ik moet deze motie thans dan ook ontraden. Dat doe ik overigens niet alleen om inhoudelijke redenen. Procedureel gezien is zij morgen meer op haar plaats dan vandaag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank beide bewindspersonen voor hun aanwezigheid en hun deelname aan het debat van heden. We zullen aanstaande dinsdag over de zes ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven