2 Europese top

Aan de orde is het debat over de Europese top van 13 en 14 december 2012 en het leningenprogramma Griekenland.

De voorzitter:

Wij hebben de spreektijden eerder met elkaar afgesproken. Zojuist hebben wij ook afgesproken dat de leden elkaar terughoudend zullen interrumperen, omdat de minister van Financiën om 12.00 uur de vergadering moet verlaten en wij erg geïnteresseerd zijn in zijn antwoorden.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik neem aan dat dit terughoudend interrumperen in het bijzonder de eerste tien minuten van het debat geldt.

De voorzitter:

Wij zullen zien.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Europa is op dit moment actief op twee sporen. Enerzijds zijn er de acute vragen rond de probleemlanden, vooral natuurlijk Griekenland, en de gevolgen van de schuldencrisis die Europa in haar greep houdt. Anderzijds werkt Europa aan een duurzame agenda, met antwoorden voor de lange termijn. Beide onderwerpen staan vandaag op de agenda en zullen ook aan de orde zijn tijdens de top in Brussel, die morgen plaatsvindt, en de vergadering van de Ecofin-Raad, waar de minister van Financiën vanmiddag naartoe gaat.

Vorige week is er al gesproken over Griekenland. De ministers van Financiën hebben een voorlopig akkoord bereikt. Griekenland krijgt meer tijd om af te betalen en Griekenland krijgt een lagere rente. Per saldo zal er dus extra geld naar Griekenland gaan. Voordat de CDA-fractie hiermee definitief kan instemmen, willen wij van de regering weten wat het definitieve oordeel van het IMF is over de schuldhoudbaarheid. Dat oordeel is mede afhankelijk van de schuldterugkoopoperatie die afgelopen maandag is afgerond. Kan het kabinet ons al informeren over de uitkomst en valt te verwachten dat de Griekse schuld hiermee uitkomt op 124% in 2020, zoals de eis van het IMF was? Het lijkt nu dat het ietsje hoger wordt; ik heb horen spreken over 126,5%. Wat zal dat volgens de minister van Financiën betekenen voor de eis die het IMF heeft gesteld?

Er is politiek het nodige te doen geweest over Griekenland en het extra geld, ook in relatie tot de belofte die de minister-president deed voor de verkiezingen. Inmiddels sluit de minister van Financiën een afschrijving op de lening zelf niet meer uit, zo bleek vorige week. Wat is de opvatting van de minister-president hierover? Vorige week zei hij nog dat hij een klein beetje afweek van de belofte om geen extra geld naar Griekenland te laten vloeien, maar als nu ook door hem wordt erkend dat wellicht moet worden afgeschreven op de hoofdsom, dan wordt het natuurlijk een totaal ander verhaal. Kortom, sluit de minister-president zich aan bij de opvatting van de minister van Financiën dat dit niet langer kan worden uitgesloten?

Vervolgens een opmerking over de belastingontduiking in Griekenland. Wat doet het kabinet om de zogenaamde Lagardelijst van Griekse belastingontduikers nu eens echt aan te pakken? Graag ontvangen wij de verzekering dat het kabinet dit punt op Europees niveau duidelijk op de agenda plaatst. Hetzelfde probleem geldt voor Cyprus, een volgend land dat onder druk staat en om steun heeft aangeklopt. Griekenland zit vol met het probleem van corruptie en zwart geld. Ik vraag de minister-president en de minister van Financiën of zij zich willen inzetten voor een zo streng mogelijke aanpak op Europees niveau van corruptie en belastingontduiking in Griekenland. Als Griekenland en Cyprus om steun vragen, mogen wij van hen eisen dat zij de corruptie en belastingontduiking aanpakken.

Ik wil overstappen naar de rest van de agenda van morgen, te weten de routekaart en de toekomst van de EMU, maar ik zie dat de heer Van Dijck een terughoudende interruptie wil plaatsen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voordat de heer Van Haersma Buma overstapt op het volgende onderwerp, wil ik hem een vraag stellen. Wij weten allemaal dat het CDA in een vorig leven steeds bij het kruisje tekende en het goed vond dat al die miljarden naar Griekenland gingen. Daar heeft het CDA steeds mee ingestemd. Nu is het CDA een wat kritischer toon toegedaan en dat siert deze partij. De vraag is natuurlijk of het CDA instemt met de volgende tranche van 44 miljard naar Griekenland.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U mag van het CDA verwachten, of wij nou in de coalitie zitten zoals de vorige periode, of zoals nu in de oppositie, dat wij met eenzelfde bril naar de toekomst van de Unie kijken. Dat betekent dus ook dat de derde tranche wat ons betreft afhangt van wat ik net aan de minister van Financiën vroeg, namelijk de steun van het IMF. Als de trojka de tijd rijp acht voor het volgende pakket, dan gaan we dat nu niet ineens tegenhouden omdat wij in de oppositie zitten.

De heer Tony van Dijck (PVV):

U begon over de lijst van Lagarde. Daarop staat de moeder van een ex-premier met 550 miljoen in Zwitserland. De afspraken zijn niet nagekomen, want ze zouden ambtenaren naar huis sturen. Dat hebben ze niet gedaan en nu hangt het ervan af. Als het IMF zegt "maak maar over", dan maakt u het over. U hebt zelf geen eigen mening en kijkt zelf niet naar de resultaten van de trojka en ook niet naar de resultaten van de lijst van Lagarde. U zegt: als het IMF het groene licht geeft, dan tekenen wij bij het kruisje.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik vind dat we wel fair moeten zijn ten opzichte van alle landen in Europa. Ook ten opzichte van Griekenland. Als wij een eis stellen en vragen deze na te komen, moeten we ook volgens dezelfde lijn een akkoord geven. Het kabinet en de Kamer hebben destijds gezegd dat het IMF erbij betrokken moet worden, het is niet alleen aan de Europese Unie. Daarom kennen we nu een trojka. Wij hebben gesteld dat het trojkarapport leidend moet zijn. Als we dat van tevoren zeggen, dan moeten we niet na afloop zeggen dat het ons toch niet zint. Dus inderdaad, als de trojka akkoord is, moet ook Nederland bereid zijn om in te stemmen. Waarom? Omdat uiteindelijk het behoud van de eurozone in ons belang is. Het is in het belang voor onze banen, want anders zouden we dat niet doen.

Ik was inmiddels overgestapt naar de routekaart voor de toekomst van de Europese Unie. Voor het CDA staat bij de beoordeling voorop dat Nederland een plek hoort te hebben in de kopgroep van Europa. Een miljoen banen in ons land zijn afhankelijk van Europa. Wij exporteren even veel naar Italië als naar de BRIC-landen gezamenlijk. De Nederlandse belastingbetaler heeft belang bij een sterk Europa voor de toekomst, een Europa dat de concurrentie aankan met de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en Azië. Als je dan niet voorin meeloopt, loop je het risico dat de trein doordendert terwijl jij op het perron achterblijft. Of je loopt het risico dat, als je toch op de trein stapt, je de richting niet kunt bepalen.

De premier heeft in de verkiezingscampagne zo'n afwerende toon naar Europa laten horen dat Nederland inderdaad achteraan is gaan hobbelen. Besluiten werden eerder ondanks Nederland genomen dan dankzij Nederland. Voor de top zei Nederland "nee'" en na de top toch maar "ja." Dat zijn twee gezichten: een voor Nederland en een voor Brussel. In mei zei de minister-president nog in het Financieele Dagblad dat hij niets voelde voor het invoeren van de mogelijkheid om het ESM rechtstreeks banken te laten herkapitaliseren. Tijdens de top een maand later gebeurde dat toch. In het debat voorafgaand aan de top verweet de premier mij te spreken over een bankenunie. Letterlijk zei hij: "Nu praten over een bankenunie betekent in feite dat je de problemen met de Italiaanse banken neerlegt bij de Nederlandse belastingbetaler." Een dag later droeg de premier toch bij aan een besluit om de bankenunie op termijn in te voeren.

Recentelijk, op 30 november, zei de minister-president in de Financial Times dat Nederland bevoegdheden terug moet krijgen. Dat is interessant. Ik vraag de minister-president aan welke bevoegdheden hij concreet denkt. Hoe gaat hij in Brussel steun verwerven voor wat hij voor het internationale podium in de Financial Times heeft gezegd? In de tussentijd heeft Nederland het afgelopen jaar natuurlijk de nodige bevoegdheden ingeleverd. Ik denk bijvoorbeeld aan de begrotingscommissaris. Die overdracht van bevoegdheden gaat door. Europees bankentoezicht op zich is natuurlijk al het overdragen van een bevoegdheid van de Nederlandsche Bank naar de ECB. Ik vraag de minister-president dan ook om niet zo krampachtig te doen alsof er geen bevoegdheden worden overgedragen. Als dat zo is, sta er dan ook voor en neem Nederland mee op dat pad!

Het concrete voorstel voor morgen is om het gemeenschappelijk bankentoezicht in maart 2013 te laten ingaan en vervolgens meteen over te gaan tot de mogelijkheid om banken rechtstreeks te herkapitaliseren. Het CDA steunt dat doel, maar het tijdpad moeten we goed bespreken. Is dat tijdpad realistisch, zo vraag ik de minister-president. En over welke banken hebben we het precies? Als de signalen kloppen, lijkt het namelijk of dit alleen over grote banken gaat. Is het echter niet van veel groter belang, zeker voor Nederland, dat bijvoorbeeld de Spaanse cajas daar ook onder gaan vallen?

Het kabinet heeft in de geannoteerde agenda en in de brief die op 30 november naar de Kamer is gestuurd heldere voorwaarden verbonden aan het overgaan tot directe kapitalisatie van banken. Laat ik helder zijn: dat is heel verstandig. Met het kabinet ben ik namelijk van mening dat we die stappen goed en zorgvuldig moeten zetten. Kan de minister-president aangeven wat er gebeurt als op de top blijkt dat niet aan al die voorwaarden kan worden voldaan? Zegt Nederland dan nee? Of doen we dan toch mee?

Ook heb ik een vraag over de manier waarop dat toezicht bij de ECB zal worden georganiseerd. Loopt Draghi, de bankpresident, niet het risico van twee petten? Hij is immers verantwoordelijk voor de prijsstabiliteit van de euro, maar dat kan wringen met de eis van het verhogen van de kapitaaleisen. Tussen die verschillende taken zou toch een Chinese Muur moeten staan, om maar eens het Nederlandse woord voor Chinese Wall te gebruiken? Graag hoor ik uw reactie.

Dan kom ik op het begrotingsbeleid. Het toenmalige kabinet introduceerde in de brief van 7 september 2011 de zogenaamde interventieladder, met oplopende invloed van de Europese Commissie naarmate landen zich minder aan de begrotingsdiscipline houden. De afspraken over de norm van 3% wil de Raadsvoorzitter verder aanhalen, en dat is goed. We moeten echter eerlijk zijn: dat kan ook voor Nederland gevolgen hebben. Als resultaat van de teruglopende economische groei of zelfs krimp volgend jaar verslechtert ook onze begroting. De Nederlandsche Bank maakte afgelopen maandag duidelijk dat het tekort in de komende twee jaren groter kan worden dan die 3%. Hiermee wordt feitelijk niet langer voldaan aan de eisen uit Brussel. Ik vraag de minister-president dan ook hoe hij daarmee in het licht van de Europese afspraken zal omgaan. Als ook Nederland weer boven die 3% uitkomt, wat doet de premier dan?

Voor het CDA staat buiten kijf dat Nederland vóór alles vertrouwen moet terugwinnen: vertrouwen in onze economie en vertrouwen in onze capaciteit om uit de crisis te komen.

Raadsvoorzitter Van Rompuy stelt nu ook contracten voor bij landen die economisch niet voldoende hervormen. Het Nederlandse kabinet wil meedenken over die contracten, maar wil tegelijkertijd de vrijheid behouden voor landen die zich wel aan de regels houden. Dat is een verstandige aanpak. In de conceptconclusies die wij eigenlijk niet mogen hebben maar die we wel hebben gelezen, lijkt het of Van Rompuy veel verder wil gaan dan het instellen van contracten voor alleen landen die zich niet voldoende aan de regels houden. Kan de minister-president een reactie geven op de mogelijkheid dat de Raad verder gaat en contracten wil afspreken met alle landen? Hoe zal hij daarmee omgaan? Ik zie dat ook de Nederlandse vakbonden zich daar zorgen over maken, want het betekent een inperking van ons budgetrecht.

De voorzitter:

Uw tijd is op.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De vragen die ik nog heb, kan ik in twee zinnen stellen. Als dat nog mag, voorzitter, heel graag.

De voorzitter:

Korte zinnen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan zal ik straks niet 50, maar 49 interrupties plegen. Het CDA heeft kritiek op de financial transaction tax. De regering heeft er in het regeerakkoord over geschreven, maar met een aantal voorwaarden. Wat als in Europees verband niet aan die voorwaarden wordt voldaan? Gaat de FTT dan wat betreft het kabinet nog wel door? Dat is al mijn laatste vraag. Wij kijken met spanning uit naar de resultaten van deze top.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Een klap in het gezicht van iedere democraat, dat is de geannoteerde agenda van de komende Europese Raad. Het is een historisch stuk, want hier dreigt een historische fout te worden begaan. De Nederlandse bevolking wordt straal bedrogen en voor de gek gehouden. Zonder het eerlijk te zeggen, wordt Nederland stapje voor stapje een politieke unie in gerommeld. Een doorgewinterde Brusselse diplomaat zei het vorige week als volgt in de Volkskrant: "De Europese grondwet die Nederland in 2005 zo krachtig verwierp, was een leeg vod vergeleken bij wat nu op tafel ligt. Het is revolutionair wat er nu gebeurt. Dit gaat echt ten koste van de nationale soevereiniteit."

De voorstellen van Van Rompuy zijn een regelrechte aanslag op de Nederlandse soevereiniteit. En wat doet dit kabinet? Het werkt er gewoon aan mee om Nederland in de uitverkoop te doen. De Nederlandse democratie wordt verkwanseld aan de Europese bureaucraten. Die strategie is niet nieuw: ze heet de salamimethode. Deze methode bestaat uit het opdelen van het onderhandelingsproces om met de andere partij overeenstemming te bereiken over meerdere kleine delen. Het onderhandelingsproces wordt bewust opgedeeld wanneer men verwacht dat de andere partij niet akkoord zou gaan met het onderhandelingsproces als dat in één keer zou worden gepresenteerd. De naam is afgeleid van de salami die altijd in kleine plakjes wordt gesneden voordat hij wordt opgediend. De salami waar we het over hebben, is de Europese superstaat. De Nederlandse kiezer zou natuurlijk nooit akkoord gaan met een Europese superstaat. Nederlanders willen namelijk baas blijven over hun eigen land en willen geen provincie van Europa worden. De politieke elite en de bureaucraten willen echter wel dat Nederland onderdeel wordt van de superstaat. Om dit te bereiken, gebruikt men de salamimethode.

Vandaag bespreken we weer een paar stappen op de geheime routekaart naar de Europese superstaat: de lidstaatcontracten, de begrotingsunie en de bankenunie. Allereerst het voorstel voor de lidstaatcontracten. Nederland zou worden verplicht tot het sluiten van een contract met de Brusselse bureaucraten. De inhoud van zo'n verplicht contract bevat de bevindingen van de macro-economische onevenwichtigheidsprocedure. Dat kan dus gaan over het beleid dat wij in Nederland willen voeren op tal van zaken, bijvoorbeeld over de onze arbeidsmarkt, onze belastingen, onze huizenmarkt en noem maar op. Allemaal zaken waar de politieke partijen hun verkiezingsprogramma over volschrijven. Die zouden meteen de prullenbak in kunnen, want verkiezingen zijn helemaal niet nodig met zo'n bindende contract. De Europese bureaucraten bepalen vanaf dat moment wat er gaat gebeuren, en niet de Nederlandse kiezer. Dat is onacceptabel.

De begrotingsunie, inclusief begrotingscapaciteit, is het tweede voorstel dat voorligt. De begrotingsunie moet bescheiden beginnen, maar zal snel uitgroeien tot inmenging in het begrotingsbeleid. Dat tast een van de meest fundamentele rechten van de Tweede Kamer aan: het budgetrecht. Wij willen helemaal niet dat er een eigen EU-begroting komt met eigen belastingen of euro-obligaties. Wij weigeren bindende contracten aan te gaan met de Europese Commissie over onze pensioenmarkt, arbeidsmarkt en woningmarkt. Daar gaan wij zelf over en niemand anders. Ik wil graag dat de minister-president toezegt dat hij een veto zal inzetten tegen deze plannen. Ik wil dat er een referendum komt, nog voordat er één millimeter soervereiniteit wordt overgedragen.

Ten slotte zou ik naast een referendum willen vragen om een tweederdemeerderheid in de Kamer in plaats van de helft plus één, voordat dit soort afspraken met de EU gemaakt zouden kunnen worden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik hoop dat de minister van Financiën afgelopen vrijdag heeft meegekeken, toen wij in de Kamer een rondetafelgesprek hadden met verschillende economen. Daaruit kwam duidelijk naar voren dat de euro een mislukt experiment is. Eén munt voor zeventien lidstaten met zeer verschillende snelheden en verschillende concurrentiekracht werkt niet. We staan nu op een kruispunt, zo concludeerden de economen. Een aantal economen stelde voor dat we teruggaan naar onze eigen munt, zodat Zuid-Europese landen weer kunnen concurreren met Noord-Europa. Andere economen, zoals Maarten Leen en Bas Jacobs, zeiden klip-en-klaar dat we moeten accepteren – let op minister – dat er een permanente geldstroom van Noord naar Zuid nodig zal zijn onder het mom van solidariteit. Het is wel zo solidair dat Nederland elk jaar weer miljarden overmaakt aan Griekenland, Spanje, Portugal, Italië en straks ook Frankrijk. Europese leiders kiezen duidelijk voor het behoud van de euro tegen elke prijs. Zo worden we een transferunie ingerommeld en uiteindelijk een politieke unie, maar dat mag natuurlijk niet zo heten. Het wordt daarom een economische unie genoemd, waarbij we solidair moeten zijn met zwakke lidstaten, of een bankenunie, waarbij we solidair moeten zijn met Spaanse zombiebanken. De PVV gaat niet lijdzaam toezien hoe we langzaam worden leeggeplukt door zwakke banken en zwakke lidstaten en hoe we langzaam verworden tot een provincie van Europa waarbij we zelf niets meer te zeggen hebben. De PVV kiest daarom voor een duidelijke exit: een exit uit de euro en een exit uit de Europese Unie.

De bankenunie moet er snel komen, niet zozeer vanwege het toezicht, hoewel ons dat wel wordt verteld. Nee, het gaat er natuurlijk om dat de failliete banken rechtstreeks toegang kunnen krijgen tot de pot van 500 miljard, het ESM. Dat is de echte reden. Daarom moet het allemaal snel. Hoe sneller, hoe beter. De banken in bijvoorbeeld Spanje zijn volledig ontspoord en behangen met giftige leningen die nooit meer worden afbetaald. De toezichthouder heeft zitten slapen of de banken hebben zaken verdoezeld. Feit is wel dat de belastingbetaler al de eerste 40 miljard aan dit zootje ongeregeld heeft mogen overmaken. Is dat het idee, mijnheer Rutte? Het bankentoezicht is een grote façade om te verdoezelen dat de belastingbetalers eerst de lidstaten en nu ook de verliezen van die banken mogen overnemen.

Ik ga in op Griekenland, waarover we vorige week ook al spraken. De PVV vindt het nog steeds onbegrijpelijk dat dit land weer 44 miljard krijgt toegeworpen. Het lost het echte probleem niet op. We zijn inmiddels 200 miljard lichter, maar de Griekse economie krimpt met 7% harder dan ooit, de staatsschuld is met 190% hoger dan ooit en de werkloosheid staat op een recordhoogte. Dit is geld gooien in bodemloze put en onze premier weet dat. Griekenland belooft van alles, maar we weten ook dat dit loze beloften zijn. Griekenland zou 150.000 van de 800.000 ambtenaren naar huis sturen, maar er komen er alleen maar bij. Griekenland zou voor 50 miljard privatiseren, maar de teller staat nu op 1,5 miljard. Griekenland zou de corruptie en de belastingontduiking aanpakken, maar de Lagardelijst met de namen van 200 fraudeurs is telkens weer kwijt. Wat dat betreft kan Markos Ruttos beter premier van Griekenland worden. Ook hij beloofde de kiezer "geen extra geld naar Griekenland; genoeg is genoeg". Maar nog geen drie maanden later gaat er weer een miljardje extra naar dit corrupte land, een cadeautje van de heer Rutte. In het algemeen overleg vorige week sloot de VVD zelfs niet uit dat te zijner tijd schulden zouden worden kwijtgescholden. Een derde steunpakket voor Griekenland is zelfs bespreekbaar. Hoe geloofwaardig is de VVD nog als het gaat om afspraken?

Tot slot vraag ik aan de minister-president om aan de burgers van dit land klip-en-klaar uit te leggen dat de 89-jarige moeder van ex-premier Papandreou 550 miljoen – meer dan een half miljard! – op een Zwitserse bankrekening heeft geparkeerd, terwijl dezelfde premier van de Nederlandse belastingbetaler vraagt om met miljarden bij te dragen aan dit corrupte land. Ik kan het de burgers van ons land niet uitleggen, maar misschien kan deze goedlachse premier dat wel.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. We zijn weer aan het verhuizen in dit pand. Daarbij vond ik deze oude krant, die ik nu in mijn hand heb. "Eurocrisis in een maand opgelost" kopte de Volkskrant ruim een jaar geleden, op 10 oktober 2011. Ik citeer uit het artikel: "Merkel en Sarkozy zijn vastbesloten voor het einde van de maand een alomvattend pakket te presenteren waarmee de eurocrisis wordt opgelost."

We zijn een jaar verder en in het eurosceptische Engeland is een poster over de Europese Unie nogal populair. De tekst daarvan is: blijf kalm en houd nog een top. Voor de historici – die zijn er onder ons – bevat deze tekst bekende verwijzingen. Maar nu komt hij toch echt: de Europese top waar we al maanden naar uitkijken. Twee rapporten staan centraal, namelijk een van de Commissie zelf en een van Van Rompuy. Het kabinet schrijft: "het is niet de bedoeling deze documenten als geheel goed te keuren of aan te nemen". Maar ik mag toch hopen dat er nu wel echt conclusies worden getrokken?

Ik kan de critici volgen als zij zeggen dat we Europa worden ingerommeld. Die critici hebben namelijk ook heldere oplossingen: opt-outs, landen uit de Unie zetten of zelf uit de Unie en een soort Noorwegen of Zwitserland worden. Ze hebben een overzichtelijke boodschap en dwingen ons daarmee ook helder te zijn.

Mijn partij wordt weleens verweten eurofiel te zijn. Dat mag, maar vergeten wordt dat juist D66 heel kritisch is op dit Europa, het Europa van technocraten. D66 wil een democratischer en slagvaardiger Europa. Daarmee geven we de Nederlandse kiezer meer invloed en kunnen we de critici van repliek dienen. Europa kost ons inderdaad geld. We gaan inderdaad soevereiniteit overdragen. Maar daar staat veel tegenover: economische groei, veiligheid en mensenrechten. De coalitiepartner van de premier durft dat eerlijke verhaal inmiddels ook te vertellen, getuige de Den Uyl-lezing van deze week. Deelt de premier die mening van collega Samsom?

De kabinetsreactie op het rapport van Van Rompuy had het hele verhaal kunnen vertellen. Het was de uitgelezen kans voor Rutte II. Er is geen sprake van gedogen meer, de verkiezingen zijn achter de rug en de blik kan op de toekomst worden gericht. Het werd helaas een ongeïnspireerd verhaal, zonder nieuwe voorstellen en zonder ideeën voor de lange termijn. De minister van Buitenlandse Zaken gaf dat vorige week in een algemeen overleg tot mijn verbazing eerlijk toe. Hij wilde ook af van wat hij zelf de "Europese quickstep" noemde. Die gaat namelijk als volgt: niets aan de hand, niets aan de hand, voldongen feit. Dat is een goede analyse, maar ik zie dit kabinet eerder een Haagse polonaise dansen dan een quickstep. Er wordt immers om de feiten heen gedanst.

Een perspectief op de Europese toekomst ontbreekt. Onduidelijkheid regeert, over de maatregelen en over het tempo. Een bankenunie kan helpen; die kan positief uitpakken, zo lees ik. De Commissie kan de mogelijkheid krijgen of zou de bevoegdheid kunnen krijgen om het begrotingstekort aan te pakken, zo lees ik. Maatregelen tegen landen die de afspraken schenden, kan een volgende stap zijn. Die geannoteerde agenda is vaagheid, vaagheid, vaagheid. Natuurlijk kan het kabinet niet spreken namens andere landen, maar ik vraag het kabinet om ten minste aan te geven wat het zelf wil, wie ons wel en niet steunen en wat we kunnen verwachten. Ik word graag beter geïnformeerd over het Europese speelveld, in alle geannoteerde agenda's. Wij zijn niet uw tegenstander maar uw medestander, zeg ik tegen de minister-president.

Ik kom te spreken over de verschillende voorstellen. Daarbij volg ik de geannoteerde agenda van het kabinet. Allereerst kom ik op de lidstaatcontracten. De Commissie wil contracten verplichten voor landen met structurele problemen. Van Rompuy wil dat dit geldt voor alle eurolanden. Het kabinet volgt de Commissie. Waarom? Hoe denkt het kabinet over diepteonderzoeken naar alle lidstaten, zoals Van Rompuy voorstelt? Mijn fractie vindt het een groot nadeel dat lidstaatcontracten intergouvernementeel zijn en daarmee niet onder de Europese vlag vallen. Is het haalbaar om dat op de Europese top te bepleiten?

Stel zo snel mogelijk een bankenunie in, zeiden de economen die wij vrijdag spraken tijdens de hoorzitting. Wij vroegen of dat zonder de euro kan. Daarop zei bijvoorbeeld Jacobs dat dit ondenkbaar is. Er wordt dus gepleit voor een Europees bankentoezicht en een Europees depositogarantiestelsel. Mijn grote vraag is: wie betaalt dan vervolgens de negatieve erfenis uit het verleden? Wie draait op voor banken die slechte leenbeslissingen namen? Hoe zorgen we ervoor dat aandeelhouders dat gaan betalen in plaats van belastingbetalers?

Ik kom bij het gemeenschappelijk economisch beleid. Mijn fractie wil net als Van Rompuy dat lidstaten grote hervormingen bespreken voordat ze worden vastgelegd. Maar wat zegt Rutte II? Het is een mogelijke verbetering. Ik vind dat weer zo'n voorbeeld van geen standpunt. Waarom zegt het kabinet niet hoe het er uitziet en hoe het staat? Mijn fractie is voor een grotere stem voor Europa bij landen die zich niet houden aan begrotingsafspraken. Denk aan het Europees semester, de landenspecifieke aanbevelingen van begrotingscommissieris Rehn. Toen hij dit jaar iets zei over de hypotheekrenteaftrek, zat de VVD in de gordijnen en nu wordt Nederland in de gaten gehouden. Europa maakt zich zorgen over onze huizenprijzen en hoge particuliere schulden. Een zwaardere stem van de Commissie betekent een onafhankelijke scheidsrechter die landen echt kan aanpakken. Wat vindt het kabinet hiervan?

Het laatste punt is – en dat is misschien veelzeggend – de democratische legitimatie. Daar schiet het kabinet echt tekort. Het bepleit versterking van nationale parlementen. Ik vraag mij af of een democratischer Europa daarbij dan geen speerpunt is. Gekozen commissarissen en die individueel kunnen wegsturen, daar lees ik niets over in de brief. Een Europees Parlement dat zelf wetten kan indienen, ook daarover lees ik niets. Stappen naar een politieke unie, ook daarover lees ik niets. Ik zou zeggen: kabinet, word nou wakker, want we hebben al een soort Europese regering. Tel alle toppen bij elkaar op en zie dat onze ministers vaker in Brussel zitten dan in de Trêveszaal; sterker nog, we beginnen vandaag om 9.00 uur omdat de minister van Financiën naar Brussel moet. Dat is de realiteit. In de brief staat ook niets over soevereiniteit en nauwelijks iets over bevoegdheden, terwijl dat de discussie is. Wat gaat Brussel doen, wat blijft Den Haag doen en hoe verankeren we dat goed in onze democratie?

De heer Koolmees spreekt zo meteen over Griekenland en het crisismanagement eromheen. Ik heb eigenlijk nog maar één vraag aan de minister-president. Hij heeft morgen vier minuten om Van Rompuy toe te spreken. Ik zou graag straks die vier minuten van de minister-president, dus dat speechje, horen.

De voorzitter:

Uw collega heeft nu nog tweeënhalve minuut voor zijn inbreng.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik wil het inderdaad hebben over Griekenland. Om te beginnen wil ik de minister van Financiën bedanken voor zijn beantwoording van vorige week en ook mijn complimenten uitspreken voor zijn eerlijke en zakelijke verhaal. Ik vind het een heldere strategie. Op grote lijnen ben ik het heel erg met hem eens. Er zijn geen gemakkelijke oplossingen en er zijn ook langzamerhand lichtpuntjes aan het ontstaan in Griekenland. De schuldenterugkoop lijkt nu geslaagd, maar ik heb wel de vraag aan de minister van Financiën wat op dit moment de stand van zaken is op dit punt en hoe het IMF hier in zit. De vraag is namelijk of het voldoende is, want tegelijkertijd zijn er veel signalen dat het niet voldoende is. We hebben het de vorige week gehad over Angela Merkel, Gerrit Zalm en Tom de Bruijn en vrijdag hebben we een en ander ook weer gehoord van al die experts in de rondetafelbijeenkomst.

Ik vind het positief dat de minister de vorige week heeft aangegeven dat hij verdere ondersteuning niet uitsluit, bijvoorbeeld in de vorm van kwijtschelding op een later moment of een nieuw pakket in 2014 of 2015. Dat vind ik verstandig maar niet genoeg. Ik ben ook benieuwd hoe de minister-president hiertegen aankijkt en of dit inderdaad eenheid van kabinetsbeleid is. Is ook de minister-president van mening dat een nieuw pakket niet uit te sluiten valt?

Wat mij betreft gaat het om drie dingen, in de eerste plaats discipline, in de tweede plaats realisme en in de derde plaats perspectief. Wat betreft die discipline heb ik alle vertrouwen in deze minister. Hij houdt goed de druk op de hervormingen en dat is ook nodig, want we hebben de afgelopen jaren gezien dat het nodig is. Door de eenzijdige nadruk op discipline verliest het geheel van het pakket wel aan draagkracht. Het realisme en het perspectief, zeker in Griekenland, ontbreken. Er worden ontzettend veel pijnlijke maatregelen genomen maar de Grieken hozen terwijl het water blijft binnenstromen. Zolang er geen absolute zekerheid is dat zij het hoofd boven water kunnen houden, vlucht talent het land uit en blijven buitenlandse investeerders weg. Die prijs van onzekerheid is heel erg hoog. Dat hebben we afgelopen weekend weer gezien in Italië. Berlusconi behoeft maar te suggereren dat hij terugkomt en Italië betaalt gelijk 5 miljard euro rente per jaar meer. Gelet op de onzekerheid voor Griekenland zijn de groeipercentages waarmee nu in de prognoses van het IMF wordt gerekend, onrealistisch. Er moet meer perspectief komen op een definitieve oplossing. Daarmee wil ik niet zeggen dat wij nu moeten gaan kwijtschelden, zo van "hier hebt u een hoop geld en veel plezier ermee". Je moet wel zeggen – nog tien seconden, voorzitter – "dit is een stip op de horizon en die kunt u bereiken onder deze strikte voorwaarden". Ik hoop dat die stap in Europa snel wordt gezet. Alleen de zweep erover is namelijk niet genoeg. Daarom hoor ik graag van de minister wat zijn realistische visie is op het perspectief van Griekenland.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Het waren er twintig. Ik geef het woord aan de heer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Er wordt snel gesproken. Ik wil het toch even iets rustiger uitgelegd krijgen, daarom stel ik nog even een vraag. Het is natuurlijk bijna niet te volgen op deze manier; anders moeten wij het stenografisch verslag van morgen afwachten.

De heer Koolmees noemt kwijtschelden geen optie, maar hij zegt wel dat er een stip aan de horizon moet komen. Hij zegt ook dat de groeiprognoses niet echt realistisch zijn. Wat is dan die stip aan de horizon?

De heer Koolmees (D66):

In het verleden hebben we bijvoorbeeld bij Mexico gezien, dat het mogelijk is om onder condities kwijt te schelden. Dat heb ik vorige week ook tijdens het algemeen overleg gezegd. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat wij ervoor zorgen dat de schuld in 2015 op een houdbaar niveau komt als de Grieken die en die hervormingen in Griekenland doorvoeren. Daarmee hebben de Grieken niet alleen het perspectief dat ze niet tegen die schuldenberg blijven aankijken, maar zien ze ook waarvoor ze het doen. Dan blijven ze niet tegen de klippen op bezuinigen. Het IMF heeft daar nog geen twintig jaar geleden ervaring mee opgedaan in Mexico. Dat is echt het perspectief dat Griekenland nodig heeft. Anders zegt de bevolking dat Griekenland na het doorvoeren van al die bezuinigingen nog steeds een schuld van 180% voor de deur heeft liggen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Is dit een optie die de komende dagen moet worden ingebracht?

De heer Koolmees (D66):

Ik vind inderdaad dat deze optie moet worden ingebracht, juist om dat perspectief te bieden, om ervoor te zorgen dat het talent dat in Griekenland aanwezig is, niet het land verlaat, en om ervoor te zorgen dat buitenlandse investeerders terug kunnen gaan. Dan kan de economie inderdaad weer gaan groeien, waardoor de resterende schuldenlast weer draaglijker wordt.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Er wordt steeds een vergelijking gemaakt met Mexico, maar het grote verschil met Mexico is natuurlijk dat Mexico een eigen munt heeft. Die heeft Mexico gedevalueerd. Daardoor kon het de export en de binnenlandse consumptie aanwakkeren. Die mogelijkheid heeft Griekenland niet. Dat kwam ook tijdens de hoorzitting naar voren. Het feit dat er geen wisselkoersmechanisme is, gooit voor de zuidelijke landen die proberen te concurreren op prijs, gewoon de deur dicht. Zij kunnen immers niet concurreren. Er is dus geen stip aan de horizon. De enige stip die de heer Koolmees geeft, is het kwijtschelden van schulden.

De heer Koolmees (D66):

Er zijn ontzettend veel economen en ontzettend veel meningen. Ik heb afgelopen vrijdag ook andere meningen gehoord. Uiteindelijk gaat het om concurrentiekracht: kan Griekenland concurreren op de wereldmarkt, kan het producten kwijt aan het buitenland? Daarvoor is een devaluatie nodig. Het is om het even of dit een interne devaluatie is, waarbij de kosten in Griekenland dalen, of een externe devaluatie via het wisselkoersmechanisme. Ik ben van mening dat Griekenland veel beter af is binnen de Unie en binnen de eurozone, omdat het daardoor kan profiteren van de gemeenschappelijke markt en van het vrije verkeer van kapitaal en goederen. Ik ben het dus niet met de heer Van Dijck eens dat een grexit beter is voor de Grieken. Bovendien vinden de Grieken dat zelf ook niet, want zij hebben nog geen zes maanden geleden verkiezingen gehad en er toen voor gekozen om binnen Europa te blijven.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijck, u wilt weer interrumperen. Het gaat allemaal van de tijd af die straks overblijft om met de minister te praten, maar ga uw gang.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Heel kort. Het goede is natuurlijk dat de Griekse bevolking erbij wordt gehaald. Je kunt wel hervormingen afspreken met als cadeautje het afschrijven van schulden, maar bij de volgende verkiezingen kunnen die hervormingen worden teruggedraaid. Dan zijn de schulden echter wel al kwijtgescholden. We hebben gezien dat het na elke verkiezing alle kanten kan opgaan. Hoe committeert de heer Koolmees de Grieken dan aan die afspraken?

De heer Koolmees (D66):

Dat is een terechte vraag van de heer Van Dijck. Daarom zeg ik ook dat je geconditioneerd schuld moet kwijtschelden. Als Griekenland aan de hervormingen voldoet, dan wordt de schuld kwijtgescholden; voldoet het niet aan de hervormingen, dan gebeurt dat niet. Dat is wel de voorwaarde. Je moet de druk erop houden. Daarom heb ik ook tegen de minister van Financiën gezegd dat ik het eens ben met de nadruk op discipline. Die moet er vooral blijven. Je moet echter ook een perspectief bieden door een stip op de horizon te zetten: als jullie dit doen, dan hebben jullie ook weer groeiperspectief.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Koolmees zal het met mij eens zijn dat de basis voor een munt convergentie van concurrentiekracht is. Denkt hij nu echt dat de Grieken over tien of vijftien jaar eenzelfde concurrentiekracht hebben als Nederland en Duitsland?

De heer Koolmees (D66):

Ik kijk even iets verder terug in het verleden. In 1982 hadden we in Nederland de "Dutch disease". Toen was Nederland het voorbeeld van een slecht werkende economie. Wij betaalden de sociale uitkeringen uit de gasopbrengsten. Tien jaar geleden was Duitsland "the old man of Europe". Duitsland had een slechte economie en zou nooit meer de oude worden. Nu zijn Nederland en Duitsland echter zeer concurrerende economieën geworden door tien jaar lang beleid van hervormingen, loonmatiging en investeringen in productiviteit en onderwijs. Ik ben derhalve niet somber over de groeipotentie van Griekenland. Als daar goede maatregelen worden genomen, goede hervormingen worden doorgevoerd, dan heeft Griekenland wel degelijk perspectief. Misschien speelt duurzame energie daar nog een rol in.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik heb de heer Koolmees tijdens het vorige debat een artikel doen toekomen. Hoe kijkt de heer Koolmees dan aan tegen literatuur waaruit blijkt dat er sinds de invoering van de euro helemaal geen convergentie is? Er is gewoon sprake van divergentie tussen de Zuid-Europese en de Noord-Europese landen.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb in maart van dit jaar een paper geschreven over de eurocrisis. Daarin heb ik ook juist dit punt benoemd. In de afgelopen tien jaar zijn als gevolg van de euro de rentes in zuidelijke landen teruggelopen. Daarmee werd gemaskeerd dat de concurrentiekracht in die landen achteruitliep. Dat is volgens mij het echte probleem. Daarom beginnen wij ook met een bankenunie. Wij willen voorkomen dat het geld wegstroomt naar zuidelijke landen, waardoor het concurrentievermogen onderbelicht blijft. Als je zo'n bankenunie invoert en als je ook een macro-economische onevenwichtighedenprocedure doet, dan krijg je daarmee zicht op die concurrentiekracht en kun je ook vroegtijdig ingrijpen.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Bij deze Europese Raad ligt een routekaart voor die moet leiden tot de voltooiing van de economische en monetaire unie. In de praktijk is het niet anders dan een regelrechte coup van federalisten die dromen van de Verenigde Staten van Europa. Ze hebben na Griekenland en diverse andere steunlanden de smaak te pakken en willen overal het economische en begrotingsbeleid kunnen dicteren. We waren sluipenderwijs al hard op weg, maar tijdens deze Europese Raad zal de premier worden gevraagd, met dit doel in te stemmen. Als het aan de SP ligt, zegt de premier daar keihard "nee" tegen. Wij doen de Nederlandse economie, de begroting en daaraan gekoppeld onze werkgelegenheid en welvaartstaat niet in de aanbieding in Brussel. Met deze route kan ook niet worden ingestemd zonder instemming van de Nederlandse bevolking. Net als in 2005 zal hier een referendum over moeten worden gehouden.

De regering ontkent het politieke belang van deze top door te zeggen dat formele besluitvorming nu niet aan de orde is. Bij deze top wordt echter een richting ingeslagen waar straks geen weg meer van terug is. Het stoplicht moet daarom op rood worden gezet. Rood als het gaat om het voorleggen van begrotingen aan Brussel voordat het hier Prinsjesdag is. Ja, de begrotingsafspraken moeten beter worden nageleefd, maar wel op een slimme manier. We moeten niet te snel en te hard bezuinigen, waardoor de economie en daarmee het verdienvermogen van overheden wordt geschaad. Zijn de mogelijkheden om landen aan te spreken indien het uit de hand loopt, niet al groot genoeg?

Er moet ook rood licht zijn als het gaat om het creëren van een speciale begroting voor de eurozone, met uiteindelijk een Europees ministerie van financiën. Economische schokken zouden we in onze eigen begroting moeten kunnen opvangen. De Europese begrotingsregels moeten dat mogelijk maken. De regering zegt dat zij een eurozonebegroting afwijst, maar het voorstel staat wel in de conceptconclusies. Gaat de regering ervoor zorgen dat dit uit de conclusies verdwijnt?

Rood licht geldt ook voor de lidstaatcontracten waarin we ons verplichten de economische aanbevelingen van de Europese Commissie uit te voeren. Waarom zou de Commissie beter in staat zijn om bijvoorbeeld het probleem van de Nederlandse woningmarkt en hypotheekrente te doorgronden dan wijzelf? Waarom wil de regering de Europese Commissie nog meer macht geven om via omgekeerde meerderheidsbesluitvorming op dit soort terreinen maatregelen eventueel zelfs met een boete af te dwingen?

Tot slot de democratische pijler. Nationale regeringen zouden volgens het rapport niet in staat zijn om de belangen van de EU als geheel te behartigen. De regering deelt de opvatting dat het Europees Parlement dat beter kan. Dat is voor ons geen gelijkwaardig alternatief. Geef nationale parlementen ook binnen de EU een formele rol, anders zullen ze ons niet serieus nemen.

Samenvattend: de premier moet zich fel verzetten tegen deze coup in drie fasen. Als hij nu zwijgt, heeft hij straks geen recht van spreken meer.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ik ga door over de bankenunie in de plannen van Van Rompuy. De regering lijkt te zijn vergeten hoe de crisis is begonnen: met de bankensector. De liberalisering van de financiële markten en van het internationale kapitaalverkeer heeft de risico's en de onderlinge afhankelijkheden vergroot. Moeten we niet terugkijken, en bekijken of we niet zijn doorgeschoten met die liberalisering? De discussie gaat nu heel erg over hoe we het toezicht institutioneel moeten vormgeven en veel te weinig over wat er inhoudelijk aan het toezicht moet worden verbeterd, over de aanpak van speculatie, over de onwenselijkheid van veel te grote banken, over het scheiden van nuts- en zakenbanken. Waarom niet eerst de sector gezond maken? Zie hoe traag het proces verloopt; het zou toch idioot zijn om alvast fondsen als het Resolutiefonds te gaan optuigen, depositogarantiestelsels aan elkaar te knopen en banken te herkapitaliseren uit het ESM? Is het overigens niet vreemd om dat laatste mogelijk te maken en tegelijkertijd het verhaal te houden dat banken en landen van elkaar moeten worden losgekoppeld? Of we het willen of niet, uiteindelijk zie je dat in de praktijk overheden de klappen moeten opvangen. Dat kunnen we zo veel mogelijk voorkomen door regels die ervoor zorgen dat de sector de klappen zelf opvangt. Volgens mij is de minister dat met ons eens. Laten we daar dan eerst werk van maken, in plaats van grote potten geld neer te zetten voor landen en banken die onverantwoordelijk bezig zijn geweest.

Ik zou graag van de minister van Financiën willen weten wat zijn standpunt is ten aanzien van Engeland met betrekking tot de stemverhouding in de Europese Bankenautoriteit. Is hij het met ons eens dat Engeland daarin geen veto moet krijgen, ook niet samen met een paar andere landen? Ik maak me er anders grote zorgen over dat Engeland verbeteringen in het toezicht zal kunnen gaan tegenwerken, omdat het vooral kijkt naar de belangen van de City.

Nu Griekenland. De winst van het debat van vorige week was dat de realiteitszin in de Kamer lijkt te zijn teruggekeerd. Inmiddels heerst bij alle partijen de overtuiging dat afschrijving op de Griekse staatsschuld vroeg of laat onvermijdelijk is. De coalitiepartijen en de minister draaien er nog wat omheen, maar ook zij sluiten uiteindelijk afschrijving op de Griekse staatsschuld niet uit. Volgend jaar, wanneer de Duitse verkiezingen voorbij zijn en wanneer vrijwel alle schuld in publieke handen is, staan we hier wéér. Ga mij dan niet vertellen dat niemand had kunnen voorzien dat het erger zou worden met Griekenland. Mijn antwoord zal dan zijn: u wist in december 2012 dondersgoed dat Griekenland verder in de problemen zou komen. Dat krijg je, wanneer Griekenland niets meer kan verkopen vanwege de Europese bezuinigingsdrift. Dat krijg je, wanneer je jezelf rijk rekent door de gekozen oplossing financieel veel te rooskleurig voor te stellen. Dat krijg je, wanneer je net doet alsof Griekenland onder deze omstandigheden al over een paar jaar zelfstandig geld kan ophalen. De vraag is dan alleen nog: bij wie wordt op de schuld afgeschreven en wanneer? Volgens de minister is het onverstandig om nu af te schrijven op de Griekse staatschuld. Ik wil tegen de minister precies het omgekeerde zeggen: het is zeer onverstandig – en vele economen in het rondetafelgesprek van vorige week vrijdag zeiden dat met mij – om het afschrijven steeds uit te stellen. Dat is in de afgelopen jaren gedaan, kijk naar het resultaat: de economie is met een kwart gekrompen, de werkloosheid is een kwart en als jongere kun je al helemaal geen baan meer vinden. Het land is vervallen in armoede en de sociale onrust neemt zorgwekkende vormen aan. Het argument van de VVD en de PvdA is: dan houden we de druk erop. Het net niet laten verzuipen van de Griekse economie lijkt mij bepaald niet de beste manier om de economie daar op gang te helpen. Welke financiers willen lenen aan een land dat volgend jaar 190% schuld heeft? Welke investeerders willen investeren in een land dat zijn producten niet meer verkoopt vanwege de Europese bezuinigingsmanie? Welke bedrijven willen zich vestigen in een land dat sociaal is ontwricht?

Nu de vraag: wie gaat er betalen? Over een jaar hoeven we die vraag onszelf niet eens meer te stellen, want dan is er nauwelijks nog schuldpapier in private handen. Dan gaan wij die rekening betalen. Het is wel heel erg cru om te horen dat banken, speculanten, hedgefondsen, partijen die bewust een risico hebben genomen om aan Griekenland te lenen en daaraan goed geld konden verdienen, er goed mee wegkomen. Volgens de minister gaat de private sector bijdragen door de terugkoop van obligaties. Dat is toch echt een gotspe. Een hoop van dit schuldpapier is namelijk niet zo lang geleden tegen een veel lagere prijs gekocht door speculanten. Wanneer je in mei dit jaar dat schuldpapier zou hebben gekocht, dan zou je daar de afgelopen week op de veiling wel 100% winst op hebben kunnen maken. Wie redden we eigenlijk? Wie spekken we? Uiteindelijk zullen wij moeten betalen voor de terugkoop van obligaties, want die hele constructie komt erop neer dat Griekenland dat geld weer van ons leent.

Hoe kan het toch dat er al die jaren niets is gedaan aan de grootschalige belastingontwijking? Terwijl de gewone Grieken hard moeten bloeden, heeft de rijke Griekse elite zijn geld allang weggesluisd naar belastingparadijzen. Wat zegt dit over de prioriteiten van de trojka?

Voorzitter. Mijn partij zal niet instemmen met de gepresenteerde houtje-touwtje oplossing, een oplossing die aan elkaar hangt van irreële veronderstellingen, die de lasten niet neerlegt waar ze horen te liggen en die geen oplossing biedt voor het probleem. Het is een doormodderscenario waardoor wij uiteindelijk een nog veel hogere rekening zullen moeten betalen. Dat is niet goed voor de Grieken, niet goed voor Europa en niet goed voor Nederland.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Wat wordt de opstelling van Nederland bij de komende EU-top? Gaan we onder aanvoering van de heer Van Rompuy immer gerade aus verder op de glibberige euroweg waarop we terecht zijn gekomen of durven we ook lessen te trekken uit gemaakte fouten in het verleden en stellen we, waar dat mogelijk en nodig is, gericht onze koers bij? Wij zien de komende EU-top als een heel belangrijke top, niet alleen voor de toekomst van de euro, maar ook voor de toekomst van de Europese Unie.

We hebben inmiddels een aantal brieven met kabinetsreacties ontvangen. Ik constateer dat die reacties een aparte studie waard zijn. Aan de ene kant zie je soms glasheldere teksten, bijvoorbeeld over het afwijzen van een Europese begroting, ook al lijkt die intussen onderdeel te zijn van de voorliggende plannen. Aan de andere kant zie je soms heel vage teksten. Zo wees de heer Pechtold terecht op die teksten waaruit niet echt duidelijk wordt wat we precies gaan doen. Ik denk dat wij van het kabinet mogen verlangen dat men heel gericht aangeeft waar zijn eurokompas op gericht is. Ik zeg nadrukkelijk "ons kabinet", want de afzonderlijke partijen kijken soms heel verschillend naar Europa. Pas als we het kompas van het kabinet kennen, kunnen we het kabinet echt controleren en onze eigen voorstellen indienen.

De koers van de heer Van Rompuy is wel helder. Uiteindelijk is hij gericht op het toewerken naar een meer politieke unie. Durft het kabinet klip-en-klaar uit te spreken daar geen voorstander van te zijn? Of wordt nu met heel erg wollig taalgebruik een rookgordijn gelegd om de politieke meningsverschillen tussen Partij van de Arbeid en de VVD over de koers van Europa te verbergen? Dat zou een heel slechte zaak zijn. Gezien de voorstellen die op tafel liggen, is de vraag gerechtvaardigd of we de komende dagen verder de integratiefuik in zwemmen of dat we op blijven komen voor onze nationale soevereiniteit. Dat laatste natuurlijk in het besef dat samenwerking in Europa meer is dan alleen een monetaire unie. Ik zou daar een hele dik streep onder willen zetten.

In de stukken van de heer Van Rompuy en in de kabinetsreacties wordt van tijd tot tijd gesproken over weeffouten, weeffouten die hersteld moeten worden. De grootste weeffout in de eurozone is echter dat er landen zijn toegetreden die wij niet in de eurozone hadden moeten toelaten. Er zijn landen toegetreden die niet voldeden en nog steeds niet voldoen aan de criteria voor een optimale muntunie. Het was de verwachting dat al die sterk verschillende economieën in de loop van de jaren wel naar elkaar toe zouden groeien. Nu is meer dan ooit duidelijk dat die verwachting naïef was. We weten inmiddels beter. Welke consequenties trekt het kabinet hieruit voor zijn opstelling tegenover Europa en voor de keuzes die nu gemaakt moeten worden? Wij taxeren de situatie als heftig. Er is ook heel veel wijsheid nodig. Niet alles kan ook zomaar worden teruggedraaid. Wij moeten daar reëel in zijn, zeg ik als vertegenwoordiger van een fractie die tegen de euro was en tegen de toetreding van Griekenland. Landen zijn echter toegetreden en wij dragen daarvoor verantwoordelijkheid. Wat wij nu in ieder geval moeten doen, is het zogenaamde "Tina-denken" doorbreken, waarbij Tina staat voor "There is no alternative". Wij moeten de ruimte nemen om opties tot ons te nemen. en die niet zomaar klakkeloos aan de kant te schuiven. Met name in de situatie van Griekenland is dat heel belangrijk. Er zijn voor Griekenland geen gemakkelijke en – dat zeg ik er gelijk bij – geen goedkope oplossingen, maar wij zullen, met Griekenland als de belangrijkste casus op dit moment, nadrukkelijk de mogelijkheid moeten openhouden van teruggang naar een eigen munt, om op die wijze te kunnen devalueren. Dat kan een bijdrage leveren aan het economisch herstel van landen die gebukt gaan onder een overgewaardeerde munt, in combinatie met een grote buitenlandse schuld. Ik vraag het kabinet, daarop te reageren.

Voor een langetermijnvisie is het ook van belang dat wij exitcondities vaststellen. Die zijn er nu niet, maar het kabinet heeft daarover al een eerste passage opgenomen in het regeerakkoord. Die is nog wel wat voorzichtig. In een interview met de Süddeutsche Zeitung heeft de minister-president er wat meer woorden aan gewijd. Ik roep het kabinet op om te bevorderen dat die exitcondities er komen. Ik ben bereid om de Kamer daarover een uitspraak voor te leggen. Ik vraag de minister-president om hiervoor met kracht aandacht te vragen in Europa. Laten wij de langetermijnvisie die nu wordt gecreëerd en waarover wij nu spreken, gebruiken om dit daarin mee te nemen. Wat ons betreft is het behoorlijk urgent en ook cruciaal voor het verder functioneren van de eurozone in de komende jaren.

Ik vraag ook aandacht voor het vraagstuk van de democratische legitimatie. Het kabinet stipt dit ook wel aan in de brieven, maar waar leidt het uiteindelijk toe? Het lijkt ons van zeer groot belang dat wij dit vraagstuk serieus nemen. Ik denk ook aan de burgers in Nederland, die bij tijd en wijle niet meer kunnen volgen wat er gebeurt. Het gaat om duizelingwekkende bedragen. Het gaat om motivaties waar wij burgers in zullen moeten meenemen. Het gaat ook om het budgetrecht van nationale lidstaten en parlementen. Dit is een heel serieuze en ernstige zaak, die wij ook zullen moeten bewaken. Het betreft ook het functioneren van een instelling als de ECB, die de afgelopen tijd heeft gebalanceerd op het randje van zijn mandaat als het gaat om het bewaken van de prijsstabiliteit. Kortom, waar gaan wij met elkaar op dat punt op inzetten?

Ik vraag ook aandacht voor de steeds groter wordende kloof tussen eurolanden en niet-eurolanden. Ik kijk daarbij ook naar de voorstellen van Van Rompuy en cum suis. Ik maak mij daar zorgen over, want de euro is belangrijk voor Nederland – ik zeg het iedereen na die dit zal opmerken – maar de interne markt is misschien nog wel vele malen belangrijker. Als wij zozeer inzetten op het veiligstellen van de euro en het bij elkaar houden van de landen die nu deel uitmaken van de eurozone, lopen wij het risico dat wij lidstaten die niet bij de euro behoren – ik denk bijvoorbeeld aan het Verenigd Koninkrijk – steeds verder van ons verwijderen, met alle gevolgen van dien, ook voor het functioneren van de interne markt. Als er op dat punt grote ongelukken gaan gebeuren, zijn wij pas echt goed ver van huis.

Tot slot ga ik in op de bankenunie. Ik ben benieuwd waar het kabinet nu precies staat als het om de bankenunie gaat. Ik hoorde de heer Pechtold zeggen dat alle economen zeiden dat die er zo snel mogelijk moet komen. Ik heb in elk geval vrijdag één econoom – dat was de heer Boot – horen zeggen: beter geen bankenunie dan een foutieve bankenunie. Kortom, wij moeten even heel goed opletten met elkaar wat wij gaan doen, want de risico's voor Nederland zijn onvoorstelbaar groot en de schade die kan ontstaan als er stappen worden gezet die niet goed doordacht zijn, zou wel eens vele malen groter kunnen zijn dan wij nu misschien met elkaar vermoeden. Als wij erachter komen, is het echter te laat.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. "We the people, in order to form a more perfect union", een prachtig citaat uit de preambule van de Amerikaanse grondwet. Er valt veel te zeggen over wat er fout is gegaan bij de invoering van de euro. Ik zou zeggen: lees het stuk van de 70 economen uit 1997. Mede op initiatief van oud-Kamerlid Kees Vendrik van GroenLinks schreven zij toen dat het risico van de invoering van de EMU levensgroot is. Ze waarschuwden dat de Europese begrotingsregels voor procyclisch beleid zouden zorgen. Dat is ook wat er nu gebeurt. We the people, in order to form a more perfect union. We the people, en dus niet wij de technocraten. Europa komt steeds verder af te staan van de burgers in de lidstaten en de technocraten – van wie ik erbij wil zeggen dat het geen Brusselse types zijn, maar onze eigen regeringsleiders – proberen Nederland en alle andere lidstaten er beetje bij beetje verder in te rommelen. Dat geschiedt met de voorliggende voorstellen, die compromissen over compromissen zijn, en met stukken die uitblinken in eufemismen. Nederlanders zijn echter niet gek. Er kunnen wel verdragen worden gesloten en er kan tot overeenkomsten worden gekomen op Europese toppen, maar als er geen draagvlak is voor Europa bij de bevolking, komen we nooit verder. Veel mensen staan positief tegenover Europa, maar willen zich er niet in laten rommelen, zoals ze vaak zelf zeggen. Wat gaat het kabinet doen om het draagvlak voor Europa onder de bevolking te vergroten? Gaat het kabinet het eerlijke verhaal vertellen en burgers erbij betrekken?

Wie stelt dat de plannen uit het rapport-Van Rompuy leiden tot een totale unie, schetst een karikatuur. Sterker nog, die plannen leiden niet eens tot een volwaardige bankenunie, slechts één onderdeel. Een Europees garantiefonds voor spaardeposito's ontbreekt. In het tussenrapport van Van Rompuy van eind oktober stond nog wel een verwijzing naar een common deposit guarantee mechanisme, maar dat is verdwenen uit het eindrapport, vermoedelijk onder Duitse druk. Geloofwaardige Europese garanties voor spaartegoeden tot een bepaald maximum, liefst door middel van een Europees fonds dat door de bank gevuld wordt, zijn van groot belang voor een geloofwaardige bankenunie. Anders blijft er kapitaalvlucht dreigen wanneer banken in de problemen komen. De Nederlandse regering heeft eerder terecht geconstateerd dat een Europees resolutiefonds en depositogarantiestelstel van belang zijn voor Nederland met zijn grote, opgeblazen bankensector. Gaat de minster zich ervoor inzetten dat het common deposit guarantee mechanism terugkeert in de routekaart van Van Rompuy? Tijdens de hoorzitting vatte Arnoud Boot het zo samen: een slechte bankenunie is slechter dan geen bankenunie. Het rapport dat nu voorligt, biedt geen uitzicht op gezamenlijke schuldfinanciering door middel van euro-obligaties of een schuldverminderingsfonds. De democratische voorstellen zijn uiterst vaag, terwijl een geloofwaardig stappenplan naar een sterke muntunie hard nodig is om de euro uit de crisis te helpen. Van Rompuy laat zich te veel taboes opleggen. De voorgestelde eurozonebegroting valt te zien als alternatief voor eurobonds en schijnt wel op Duitse steun te kunnen rekenen. Mits goed vormgegeven, kan zo'n eurozonebegroting inderdaad als een schokdemper fungeren die de muntunie versterkt.

Voor GroenLinks is het van belang dat het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer even veel zeggenschap hebben als bij de normale Europese begroting. Het kabinet staat afwijzend tegenover de eurozonebegroting, met als argument dat de eurozonebegroting potentieel leidt tot hoge kosten voor Nederland en dat ze de druk kan verminderen om hervormingen door te voeren. Dat is een karikatuur. Bij de eurozonebegroting gaat het om een verzekeringsmechanisme waarvan alle eurolanden op enig moment profiteren, op het moment namelijk dat ze met aanmerkelijk slechtere conjuncturen te maken krijgen dan andere eurolanden.

Ik heb nog een aantal specifieke vragen over het banktoezicht. Ook kleinere banken kunnen grote problemen veroorzaken, zo zagen we bij de Spaanse cajas, zeker wanneer zij zo zijn verstrengeld, onderling en met de lokale en de regionale politiek, als de Duitse Sparkassen. Natuurlijk zullen in de praktijk nationale toezichthouders een groot deel van het werk doen, maar het gaat erom dat de Europese toezichthouder bij alle banken kan ingrijpen. Kan de minister aangeven wanneer hij overtuigd is dat de ECB klaar is om toezicht te houden op alle banken? Zal de regering zich ervoor inzetten dat alle banken onder ECB-toezicht vallen, zoals de Europese Commissie, het Europees Parlement en de ECB bepleiten? Deelt de minister met mij de mening dat de ECB zo snel mogelijk verantwoordelijk wordt voor het toezicht op alle banken? Wat is hier volgens de minister voor nodig? Kan hij toelichten aan welke voorwaarden de ECB op dit moment nog niet voldoet?

En dan Griekenland. Hoewel er gelukkig een tijdige oplossing voor Griekenland is gevonden, heeft de eurogroep de kans laten lopen om tot structurele oplossingen voor Griekenland te komen. Wij weten immers allemaal dat een herstructurering of afwaardering van schulden eigenlijk onvermijdelijk is. Het IMF hamert hierop, Moody's geeft aan dat het nodig is en ook Coen Teulings van het CPB heeft nu al meerdere keren de noodzaak van kwijtschelding benadrukt. Met het gekozen pakket aan maatregelen heeft de eurogroep geprobeerd de discussie voor zich uit te schuiven om hieraan voorlopig te ontkomen. Dat is ook wat dit kabinet doet. Hoe beoordeelt de minister de adviezen van het CPB en het IMF? Vindt hij hun adviezen niet deskundig of onjuist? Zo nee, waarom worden deze adviezen dan niet ter harte genomen? Waarom wordt schuldkwijtschelding niet in het vooruitzicht gesteld als Griekenland laat zien dat het voldoende hervormt? Hoewel de schuldenterugkoop zich in eerste instantie gunstig leek te ontwikkelen, is de 30 miljard nog steeds niet bereikt. Griekenland heeft de aanbiedingstermijn met één dag verlengd. Wat zijn de gevolgen voor de schuldhoudbaarheid van Griekenland als de schuldenterugkoop minder succesvol uitpakt dan gewenst? Is de minister het met mij eens dat gepresenteerde cijfers over de schuldhoudbaarheid van Griekenland hierdoor uiterst onzeker zijn? Experts en economen hebben sterke twijfels over de resultaten die Europa presenteert over de schuldhoudbaarheid van Griekenland. Zij vrezen dat ze niet reëel zijn, want keer op keer blijven de groeicijfers tegenvallen. De kans op terugbetaling wordt steeds kleiner naarmate wij Griekenland verder laten afglijden. Is het nu niet beter om nu ons verlies te nemen en een van de leningen aan Griekenland kwijt te schelden? Graag een reactie van de minister.

Het is goed om ook stil te staan bij de verantwoordelijkheid van de noordelijke landen. Het gaat vaak over schuld en boete in deze crisis. Het zijn de Zuid-Europese landen die er een zootje van hebben gemaakt, maar er is net zo goed een verantwoordelijkheid voor de Noord-Europese landen, want ook wij hebben geprofiteerd van de macro-economische onevenwichtigheden die jarenlang in de Unie hebben bestaan. Wij waren er zelf bij toen wij deze onvolmaakte Unie met elkaar oprichtten.

Daarom vraag ik tot slot van het kabinet of het minder de houding van schuld en boete wil aannemen en meer wil streven om met elkaar te strijden voor een "more perfect Union".

De heer Van Bommel (SP):

De heer Klaver begon zijn betoog tamelijk kritisch. Hij zei dat de burger niet gek is en dat wij niet een unie ingerommeld moeten worden. Maar dat dreigt hier toch wel te gebeuren. In de conclusies worden vergaande voorstellen gedaan. Wanneer wij dat pad op gaan, is daarvan geen weg meer terug. Dat is precies wat de heer Klaver beschrijft. Wij worden een unie ingerommeld, een totale unie. Als hij die kritiek uit, vraag ik aan hem of hij de premier zomaar carte blanche geeft om in te stemmen met die conclusies.

De heer Klaver (GroenLinks):

De heer Van Bommel en ik hebben een traditie. Meestal leest hij iets voor van wat er in mijn spreektekst staat. Ik zou hem bijna uitnodigen om dat nu weer te doen omdat ik letterlijk aangeef dat mensen die zeggen dat wij hiermee naar een totale unie gaan een karikatuur schetsen. Wij hebben niet eens een volwaardige bankenunie. Mijn kritiek op dit kabinet en eigenlijk op alle Europese leiders is dat wij niet ver genoeg gaan en dat de stappen die wij zetten zorgen voor een onvolwaardige unie. Wij zetten eigenlijk maar weinig stappen echt vooruit. Daarom zijn wij ook kritisch over het pakket dat voorligt, bijvoorbeeld als het gaat om de bankenunie. Ik ben het eens met de woorden van de heer Boot dat wij met een slechte bankenunie nog veel veder van huis kunnen raken. Het verschil tussen de partij van de heer Van Bommel en GroenLinks is dat wij wel vooruit willen naar meer Europese integratie. Ik geloof wel in één Europa. Ik durf hier zelfs te stellen dat ik wel geloof in een federaal Europa, maar dan wel door echte stappen vooruit te zetten, eerlijk te zijn tegen de burger en mensen daarin mee te nemen.

De heer Van Bommel (SP):

Zou de heer Klaver nu eens gewoon antwoord willen geven op mijn vraag? U zegt dat de burger niet gek ik en dat wij een unie ingerommeld worden. Kijkt u nog maar eens naar uw tekst. Laat u het zomaar gebeuren dat wij een unie ingerommeld worden? Of vindt u ook dat de burger daarover moet kunnen meepraten en de premier gewoon eerlijk moet zijn over wat er hier voorligt?

De heer Klaver (GroenLinks):

Wij zitten in een Unie. Ik wil dat wij daar een betere Unie van maken. Dat wij de schulden van Griekenland zullen moeten kwijtschelden, ziet iedereen van mijlenver aankomen. Iedere keer nemen wij heel kleine stapjes daar naartoe. Dat is nodig voor politiek draagvlak. De Brusselse realiteit is immers dat daar 27 regeringsleiders aan tafel zitten, zodat men stapje voor stapje vooruit moet. De mensen in het land begrijpen echter heel goed dat de kwijtschelding van de Griekse schulden onvermijdelijk is. Zij zien dat zij daar stapje voor stapje mee naartoe worden genomen, terwijl hun vertegenwoordigers, de regeringsleiders, juist zeggen dat het niet zal gebeuren en dat daarmee nog gewacht wordt. Daar zit mijn voornaamste kritiek. Ik wil juist dat wij veel verder integreren in Europa en dat wij richting een federaal Europa gaan.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Het gaat vandaag ergens over. Het gaat erom of wij wegvluchten in de warme antonpieckromantiek van de natiestaat, of met het gezicht naar Europa en de rest van de wereld gaan staan. Laten wij ons verleiden tot vereenvoudigingen – voor of tegen Europa – of durven wij hier het echte verhaal te vertellen? Het mag duidelijk zijn waar de PvdA-fractie voor kiest. Bij deze Europese top moeten wij stappen nemen om de banken te beteugelen en moeten wij een betere balans vinden tussen stabiele overheidsfinanciën en de maatschappelijke werkelijkheid die daarachter schuilgaat. Tevens moeten wij voorkomen dat wij, in onze ijver om daadkrachtig te zijn, vergeten dat het Europese project staat of valt met het draagvlak. Op die drie punten zal ik ingaan.

Ik begin met de bankenunie, de belangrijkste opgave voor deze top. De PvdA-fractie is voorstander van een dergelijke unie, om de doodeenvoudige reden dat de financiële sector allang over de grenzen heen opereert. Ook is de omvang van de financiële sector zodanig dat nationale garantiemechanismen tegen hun limiet aanlopen. De vicieuze cirkel van bankencrises en schuldenproblemen van landen moet doorbroken worden. Het perspectief op een bankenunie heeft bijgedragen aan de relatieve rust die nu op de financiële markten heerst. Dat is prettig, maar wij moeten ons daardoor niet in slaap laten sussen. De bankenunie moet er dus komen, zo snel als mogelijk, maar niet sneller dan verantwoord is. Wij onderschrijven de voorwaarden die door het kabinet verwoord zijn.

Wel hebben twee aandachtspunten. Het toezicht op de banken zou zich over alle banken moeten uitstrekken. Berichten dat een compromis in de maak is, waarbij kleine banken worden uitgezonderd, baren ons zorgen. Was de les van Spanje niet dat juist de kleine banken voor grote problemen kunnen zorgen? De PvdA-fractie meent dat in geval van faillissementen de private sector altijd de eerste klap moet opvangen, zodat de kosten voor de belastingbetaler minimaal zijn. Deelt de regering deze opvatting? Welke mogelijkheden ziet zij voor de zogenaamde bail-in debt? Hoe kijkt zij aan tegen recente Amerikaanse en Britse voorstellen van die strekking?

De heer Pechtold (D66):

Ik heb een korte vraag. Het is toch geen onbelangrijk land, te weten Duitsland, dat erop hint om kleine banken erbuiten te houden? Is voor de heer Servaes een uitkomst mogelijk waarbij de Duitsers het voor elkaar krijgen dat niet alle banken onder dat toezicht vallen?

De heer Servaes (PvdA):

Zoals ik zei, vind ik dat een zorgelijke ontwikkeling. Het is kwalijk als de kleine banken erbuiten zullen blijven. Ik lees alleen maar in de kranten wat de stand van de onderhandelingen is, dus ik hoor eerst graag van de regering hoe zij dat apprecieert.

De heer Pechtold (D66):

Dat is bijna dezelfde vage tekst die ik in de kabinetsannotatie lees. De heer Servaes spreekt van "een zorgelijke ontwikkeling", maar ik wil graag weten waar de PvdA-fractie staat. Vindt de PvdA-fractie een uitkomst waarbij de kleine banken worden uitgezonderd – de heer Servaes en ik delen de mening dat dit niet het geval zou moeten zijn – een begaanbare weg? Zo ja, dan kunnen wij gezamenlijk een oproep doen aan het kabinet om niet in te stemmen met een bankenunie als niet alle banken daaronder vallen.

De heer Servaes (PvdA):

In heb heel duidelijk gezegd dat ik het onwenselijk vind. Dat is een duidelijke oproep aan het kabinet. Ik hoor graag eerst van het kabinet hoe het er met de onderhandelingen voorstaat.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Er werd gezegd dat de private sector als eerste moet bijdragen. U weet ook dat wij net 40 miljard hebben gegeven aan de Spaanse banken. De vraag is nu in hoeverre de private sector heeft bijgedragen.

De heer Servaes (PvdA):

We spreken hier over twee verschillende zaken. We praten over de bankenunie en over de vraag hoe we het systeem nu opzetten. In het geval van Spanje hebben we besloten om het probleem dat te groot werd nu aan te pakken. We willen in de toekomst wel dat dit anders georganiseerd wordt en dat er mechanismen worden ontwikkeld waardoor de private sector wel degelijk steeds de eerste klap opvangt.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat is in de toekomst. We hebben net 40 miljard aan belastinggeld in de richting van de Spaanse banken gestuurd. De private sector waar u zo'n groot voorstander van bent, de aandeelhouders, de grootgraaiers, de top en het bestuur hebben niets bijgedragen. Sterker nog, de directeur van een Spaanse bank verlaat met een exitbonus, een gouden handdruk van 18,6 miljoen, een grote Spaanse bank. De belastingbetaler in Nederland betaalt 40 miljard om die bank te redden en de directeur zelf pakt 18,6 miljoen voor bewezen diensten!

De heer Servaes (PvdA):

Ik ken dit specifieke voorbeeld niet. U zult begrijpen dat ik dat als sociaaldemocraat absoluut geen goede zaak vind. Het lijkt mij goed dat het kabinet daarop reageert. Ik merk wel dat de PVV het idee ondersteunt om de private sector de eerste klap te laten opvangen, dus misschien kunnen we later samen zaken doen.

Ik ga verder met de visie van het kabinet dat de solidariteit binnen Europa gegrondvest moet zijn op solide afspraken die de economieën nader tot elkaar brengen. Wij onderschrijven dat en we waarderen het bijzonder dat het kabinet niet meer uitsluitend kijkt naar tekort- en schuldnormen, maar vooral ook oog heeft voor de achterliggende factoren die van invloed zijn op economieën. Wij verwachten veel van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure, maar denken wel dat er nog zaken buiten beschouwing worden gelaten. Wat doet het met een land wanneer 50% van de jongeren zonder werk zit? Wat als de armoede toeneemt terwijl de elite haar kapitaal wegsluist naar het buitenland? Wat als een basisvoorziening zoals de gezondheidszorg onder druk komt te staan? Ook dat zijn onevenwichtigheden en we moeten voorkomen dat we in een race to the bottom terechtkomen. Een economische unie kan niet zonder een sociale unie, niet als excuus om het rustig aan te doen, maar om de juiste afgewogen hervormingen tot stand te brengen. Deelt het kabinet deze analyse en, zo ja, hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat er een sociale unie komt? Is het kabinet bijvoorbeeld bereid om binnen de onevenwichtighedenprocedure te ijveren voor extra criteria zoals inkomensverdelingen of investeringen die groei en banen opleveren? Hoe kunnen we fundamentele sociale grondrechten beter waarborgen?

Over de twee meest besproken elementen van Van Rompuy, de contracten en de begrotingsfaciliteit, heb ik het volgende. Natuurlijk moeten de contracten de beleidsvrijheid voor lidstaten die zich aan de regels houden niet inperken. Er is wel wat voor te zeggen om landen al in een vroeg stadium preventief bij te sturen, juist om echte problemen te voorkomen. Zelfs landen waarin formeel geen problemen zijn, zouden zich wel degelijk op vrijwillige basis kunnen binden. Hoe kijkt het kabinet daartegenaan?

Veel economen spreken zich uit voor een vorm van financiële ondersteuning van zwakkere economieën, zo bleek tijdens de hoorzitting van de Kamer. Hun structurele hervormingen en de verbetering van hun concurrentiekracht is ook in ons voordeel, zo is de redenering. Het vrijspelen van extra middelen ligt erg gevoelig, dat begrijp ik. Aan het optoppen van de huidige EU-begroting kleven bezwaren. Toch geven de Commissie en Van Rompuy aan dat het denken hierover nog in een embryonaal stadium zit. Dat biedt dus ruimte voor eigen initiatief. Heeft de regering nagedacht over alternatieven en kan daarbij bijvoorbeeld gedacht worden aan betrokkenheid van de Europese investeringsbank?

Tot slot het democratisch draagvlak, de breinbreker voor ons allen. Hoewel wij soms opgejaagd worden door de snelheid van de markten – de snelheid van een muisklik – zullen wij ons altijd moeten richten op de snelheid van democratie. De PvdA vindt de aandacht voor de democratische legitimiteit in de diverse rapporten niet getuigen van erg veel visie. De regering richt zich wel erg eenzijdig op een versterkte rol van nationale parlementen. De PvdA is van mening dat Europese en nationale controle elkaar aanvullen en dat op beide sporen moet worden ingezet. Het aardige is dat wij vandaag hier en in het Europees Parlement parallel een debat voeren over ditzelfde onderwerp.

De voorzitter:

Uw tijd is op.

De heer Servaes (PvdA):

Wij roepen de regering op om met uitgewerkte voorstellen te komen over de versterking van het draagvlak voor Europese besluitvorming. Dat kan bijvoorbeeld bij het debat over de Staat van de Unie dat wij begin volgend jaar voeren.

Het gaat vandaag ergens over. Het gaat over de toekomst van Europa en de rol die Nederland daarin speelt. De PvdA roept de regering op om dit debat met betrokkenheid, visie en een open geest aan te gaan.

De heer Pechtold (D66):

Europa bepaalt zijn toekomst. Nederland staat echter afzijdig en heeft geen mening, met name niet op het punt van democratie. Wat is de mening van de PvdA-fractie? Ik heb zojuist een aantal concrete zaken genoemd die niet alleen de nationale parlementen versterken, maar ook Europa zijn democratie geven. Ik ben het namelijk met u eens wat betreft economie, unie en sociale unie, maar daar hoort een democratische unie bij. Wat is de inzet van de PvdA?

De heer Servaes (PvdA):

Wat prettig dat ik wat extra spreektijd krijg om hierover dan toch nog wat uit te weiden. Wij zien ook mogelijkheden op Europees niveau. Ook daarin vinden wij elkaar. Wij hebben in ons verkiezingsprogramma een aantal voorstellen gedaan, zoals Europese lijstverbindingen. Beide mogelijkheden zijn er dus: het is een tweesporenoplossing.

Wat ik in het debat lastig vind, is dat wij ons allen laten binden door de mogelijkheden die we binnen de huidige verdragen hebben. Wat mij betreft zouden we in ieder geval in onze gedachtegang een stap verder kunnen gaan door zelfs over zaken als dubbelmandaten na te denken. Onze oproep aan de regering is om al die ideeën samen te vatten. Er ligt een aantal aardige adviezen van bijvoorbeeld de Raad voor openbaar bestuur en de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Laten we daar eens een goed debat over voeren. Het debat over de Staat van de Unie lijkt me daarvoor een prima gelegenheid.

De heer Pechtold (D66):

Te laat. Wederom te laat. Europa bepaalt zijn toekomst. De critici hebben gelijk als ze zeggen dat we Europa ingerommeld worden wanneer er wel concreet besloten wordt over een bankenunie, maar de PvdA pas bij het debat over de Staat van de Unie ergens in het voorjaar wil kijken naar de democratie. Dat moet toch gelijk opgaan? De PvdA heeft invloed op wat er morgen gebeurt. Met de PvdA kunnen wij hier als Kamer zeggen: over de versterking van de democratie en de zeggenschap van burgers over Europa moet morgen in die top niet alleen besloten worden, maar er moeten ook concrete voorstellen op de agenda staan, zoals u en ik ze samen doen.

De heer Servaes (PvdA):

Volgens mij zijn we het ontzettend met elkaar eens. De vraag is alleen wat er morgen allemaal precies besloten wordt. Er moet een besluit worden genomen over een bankenunie. Ik heb u al gezegd dat dat het belangrijkste besluit is dat voorligt. Daarna wordt er gesproken over een routekaart voor al die andere dingen. Voor de PvdA is democratisch draagvlak daarbij essentieel. Daarover wordt morgen echter niet besloten. Morgen worden er geen nieuwe modellen voor democratie in Europa afgehamerd.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Servaes doet mensen die hechten aan nationale soevereiniteit af als mensen die verlangen naar de tijd van Anton Pieck. Hij overleed in 1987, 25 jaar geleden. De soevereine natiestaat heeft hem in ieder geval overleefd. Wat we nu meemaken, is een stap op weg naar het opheffen van de nationale soevereiniteit. De routekaart die wordt afgesproken, gaat immers heel duidelijk over het poolen, ofwel het rouleren van economische soevereiniteit. Hij gaat over gemeenschappelijke besluitvorming en over nationale budgetten en begrotingen. Waarom stemt de heer Servaes er zo gemakkelijk mee in om dit weg te geven?

De heer Servaes (PvdA):

Ik heb geprobeerd het beeld te schetsen dat er geen simpele oplossingen zijn. Wij zijn onderdeel van Europa. Er zijn problemen in Europa en die moeten opgelost worden. Nu wordt voorgesteld om uit Europa te stappen en achter de dijken met antonpieckhuisjes te doen alsof er niets aan de hand is, maar dat is niet mijn oplossing.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is ook helemaal niet mijn suggestie. De SP wil helemaal niet uit de Europese Unie. Maar waarom gaat de heer Servaes zo gemakkelijk akkoord met een routekaart die moet leiden tot het weggeven van nationale soevereiniteit over onze begroting en onze economie? Want dat is wat op het spel staat.

De heer Servaes (PvdA):

Ik ontken dat er dingen weggegeven worden. Ik ontken dat er soevereiniteit weggegeven wordt. Er worden inderdaad bevoegdheden gedeeld. Dat komt doordat wij harde lessen geleerd hebben van de afgelopen jaren. Ik vind het aardig dat de Socialistische Partij zich aantrekt wat ik hier zeg – de strofe was wellicht voor andere partijen bedoeld – maar ik ontken dat hier sprake is van het opheffen van soevereiniteit.

De heer Madlener (PVV):

De heer Servaes kan het wel ontkennen, maar in de stukken staat gewoon dat er plannen ontwikkeld worden om de soevereiniteit over te dragen. Het kabinet gaat eraan meewerken om die plannen verder te ontwikkelen. Het wordt dus wel tijd dat de PvdA gaat nadenken over een standpunt in dezen. De heer Servaes spreekt met dédain over onze natiestaat, over ons land, Nederland, waar hij kennelijk helemaal niet van houdt. Ik vind dat hij een standpunt mag innemen: is het voor de PvdA acceptabel dat dit kabinet plannen meeontwikkelt die een stuk soevereiniteit gaan overdragen?

De heer Servaes (PvdA):

Het moet me van het hart dat ik deze opmerking niet waardeer. Natuurlijk houd ik van ons land, zoals wij allemaal van ons land houden. Daarom zitten wij hier en debatteren wij met elkaar over de richting die ons land op gaat. Ik neem aanstoot aan de opmerking van de heer Madlener en zou willen dat hij er afstand van neemt.

Wij nemen wel degelijk standpunten in over de vraag waar we naartoe gaan. We onderschrijven de kabinetsvisie op hoofdlijnen. Daarbij is er inderdaad sprake van overdracht van bevoegdheden en van het poolen van bevoegdheden, maar er is géén sprake van dat wij onze soevereiniteit opgeven. Wij blijven soevereine landen binnen een intensief samenwerkingsverband in Europa. Dat is de visie van de PvdA.

De heer Madlener (PVV):

Dat is totale flauwekul, want het overdragen van bevoegdheden is natuurlijk ook het overdragen van soevereiniteit. In welke mate, daar kun je van mening over verschillen, maar er is sprake van overdracht van soevereiniteit. Ik vraag de heer Servaes of hij het normaal vindt dat een regering die nog op twintig zetels staat in de peilingen, onze bevoegdheden overdraagt en misschien wel contracten moet afsluiten die bindend zijn voor een volgende regering. Dat is toch absurd, daar kan de heer Servaes toch een mening over hebben?

De heer Servaes (PvdA):

Ik heb mijn mening net uiteengezet. Ik zie ook dat er een tamelijk brede Kamermeerderheid is om die kant op te gaan. Peilingen zijn aardig en daar kun je op sommige dagen heel vrolijk van worden en op andere wat minder, maar ik zie dat er een breed draagvlak is. Niet alleen bij de regeringspartijen maar juist ook bij een brede Kamermeerderheid is er draagvlak om deze stappen in Europa te zetten. Het zou mooi zijn als de heer Madlener zich daarbij aansloot, maar het is zijn keus om dat niet te doen.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Nijboer die bij dit bijzondere debat zijn maidenspeech houdt. Dat betekent dat hij voor één keer het voorrecht heeft om niet geïnterrumpeerd te worden. Ik heb overigens met hem afgesproken dat wij niet direct na zijn speech zullen schorsen, zoals gebruikelijk is, maar dat wij dat doen aan het einde van de eerste termijn als de heren in vak-K hun papieren bij elkaar halen. Ik heet de familie van de heer Nijboer van harte welkom.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Wij debatteren vandaag in het bijzijn van de minister-president en de minister van Financiën over een van de belangrijkste financieel-economische kwesties van dit moment: de eurocrisis. Voor mij als nieuw Kamerlid is dat een bijzonder en eervol moment om mijn maidenspeech te houden, in het bijzijn van mijn familie natuurlijk. Alvorens over de eurocrisis in Griekenland te spreken, zeg ik graag iets over mijn politieke idealen en drijfveren.

In het debat van vandaag worden verschillende ingewikkelde financiële termen gebruikt: bail in debt, EFSF-leningen, SMP-programma. Zo gaat het vaker bij financiële en economische debatten. Veel lastige terminologie, moeilijke Engelse begrippen en discussies over modellen komen daarin voorbij. Het doet mij denken aan de tijd dat ik in Groningen economie studeerde. We leerden daar dat economische modellen een gestileerde, versimpelde weergave van de werkelijkheid zijn. De werkelijkheid is in de economische theorie veelal te complex om volledig te kunnen omvatten. Modellen brengen problemen tot de kern terug, al bekroop mij soms het gevoel dat de modellen soms niet heel veel met de werkelijkheid te maken hadden.

Jan Tinbergen is een van de belangrijkste economen van Nederland. Hij zei ooit: economen zouden eigenlijk niets anders moeten doen dan uit het raam kijken om vervolgens te zien wat daar gebeurt en dat te verklaren aan de hand van de modellen in de economische wetenschap. Deze praktische benadering van de economie heeft mij altijd geïnspireerd. Wat betekenen die modellen voor het dagelijks leven van mensen? Wie gaan er schuil achter de getallen en cijfers en natuurlijk de politieke economie? Hoe bereik je met deze modellen dat je het leven van mensen een beetje beter maakt? Dat is voor mij de kern van de economie. Wat een betere wereld is, is natuurlijk niet waardevrij. Als sociaaldemocraat geloof ik in onze idealen: vrijheid, democratie, rechtvaardigheid, duurzaamheid, solidariteit. Zonder vrijheid is er geen leven, zonder democratie geen rechtsstaat, zonder rechtvaardigheid regeert willekeur, zonder duurzaamheid heeft de wereld geen toekomst en zonder solidariteit ontbreekt fatsoen.

Wellicht zijn deze idealen nog wat abstract. Ik permitteer mij nog één persoonlijk voorbeeld. Voor mij is de verwezenlijking van een van onze idealen het meest tastbaar geweest op 4 juni 2010. Toen mocht ik trouwen met de man die ik liefheb. Dat maakte diepe indruk, vanwege de liefde natuurlijk, maar ook omdat ik mij op die prachtige dag realiseerde dat een huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht slechts in een paar landen in de wereld mogelijk is en dat voor de grote vragen in het leven politiek echt verschil kan maken. Dat verschil maken wij hier met z'n allen. Daar mag ik sinds twee maanden, en vanaf vandaag vanaf deze plek, aan bijdragen. Over wat we de komende jaren in Nederland gaan doen, mag ik als volksvertegenwoordiger meebeslissen. Als financieel woordvoerder van de PvdA zal ik mij vooral richten op drie thema's: een solide begroting, een gezonde financiële sector en het bestrijden van de eurocrisis.

De PvdA heeft een traditie hoog te houden in het voeren van verantwoord begrotingsbeleid. Met Drees, Kok en Bos hebben we bewezen dat de staatsfinanciën bij ons in goede handen zijn. Ik ben ervan overtuigd dat Dijsselbloem in de toekomst in een adem in dit rijtje zal worden genoemd. Maar mocht de minister toch in verleiding komen, weet dan dat de PvdA-fractie hem op de nodige gestrengheid zal wijzen. Immers, juist sociaaldemocraten, wier hart uitgaat naar onderwijs, zorg en sociale zekerheid, moeten ervoor zorgen dat elke publiek uitgegeven euro zo goed mogelijk wordt besteed, niet alleen om draagvlak te houden voor de publieke zaak, maar ook in het besef dat elke publieke euro wordt betaald uit de portemonnee van gewone mensen. Hun portemonnee is ten gevolge van de economische crisis de komende jaren helaas minder gevuld dan voorheen.

Het tweede thema waar ik mij als Kamerlid de komende jaren sterk voor wil maken, is een dienstbare financiële sector. De risico's voor de overheidsfinanciën, de reële economie en de banen van zo veel gewone Nederlanders zijn simpelweg te groot gebleken. Het moet afgelopen zijn met woekerpolissen, met derivaten en andere rommel waarmee klanten zijn opgescheept. We komen hier nog vaak over te spreken.

Het derde thema is het onderwerp waar we vandaag over spreken: de eurocrisis. Ik beperk mij vandaag tot het leningenprogramma en de voortgang van Griekenland. De PvdA verwelkomt het akkoord dat nu op tafel ligt. Met dit akkoord kan Griekenland door met de ingezette noodzakelijke hervormingen en is er weer enig perspectief op economisch herstel. De PvdA stelt met instemming vast dat ook aan dit pakket zeer stevige voorwaarden zijn verbonden: het verbeteren van het belastingstelsel – al zal dat nog een lange adem vergen – en de aanpak van corruptie. Het is gewoon een schandaal dat de rijke Grieken niet, of in ieder geval veel te weinig, bijdragen aan het oplossen van de crisis in het land.

In de eerste termijn van het AO heeft de PvdA verschillende vragen gesteld over het pakket, onder andere over de slagingskans van de terugkoop van de Griekse obligaties. Hoe beoordeelt de minister de recente berichtgeving dat net niet het beoogde bedrag zou zijn opgehaald? Wat betekent dit voor de verwachting omtrent de houdbaarheid van de Griekse staatsschuld?

De PvdA-fractie heeft zorgen over de economische en sociale omstandigheden. Bij alle ingrijpende en noodzakelijke maatregelen blijft het voor de PvdA daarom noodzakelijk om ook oog te houden voor de menselijke gevolgen van de bezuinigingen. Is de minister bereid, in de volgende eurogroep daaraan expliciet aandacht te besteden?

Tot slot dank ik graag mijn collega's van de fractie en die van de commissie voor de warme ontvangst. Ik zie uit naar een discussie over uw ideeën, argumenten en voorstellen, in de overtuiging dat een goed debat net als in de economische wetenschap tot nieuwe inzichten en beter gefundeerde keuzes leidt. Ik verheug mij op de samenwerking in de komende jaren met u, voorzitter, met mijn collega's in de Tweede Kamer en met het kabinet. Dank u wel.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Mijnheer Nijboer, het is mij een genoegen om u van harte feliciteren met deze heel mooie maidenspeech. Ik kijk ook uit naar uw volgende inbreng.

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. Ook ik feliciteer de heer Nijboer met zijn mooie maidenspeech vol met idealen en praktische, haalbare zaken voor de nabije toekomst.

"Alles ademt voorwaarts, met of zonder burger." Dit zijn niet mijn woorden, maar die van Martin Sommer in de Volkskrant van afgelopen zaterdag. Het zijn woorden die volgens mij een breed gevoel van ongemak in onze samenleving weergeven. Ook hier in deze zaal moeten wij terdege met dat gevoel rekening houden. Zeker vandaag, nu wij een reeks voorstellen over de toekomst van Europa bespreken.

Voor u staat iemand die doordrongen is van het belang van Europa, het belang van Europese samenwerking. Ik ben iemand die gelooft dat Europa een heel mooie toekomst voor zich heeft en niet alleen een historie achter zich heeft. Ik ben ook iemand die gelooft dat Europa niet alleen het Avondland is, maar ook de komende eeuwen een fitaal werelddeel zal blijven. Wat ons betreft streven wij ook naar een Europa dat burgers niet berooft van hun nationale identiteit, geen federaal Europa dus. Wij moeten ook streven naar een Europa dat de burgers niet verliest in die ontwikkelingen. Als wij die burgers namelijk verliezen, dreigen wij alles te verliezen.

Wat ons betreft is een federaal Europa dan ook niet het antwoord op de huidige problemen. Wat wel de oplossing is, is een nuchtere analyse van de tekortkomingen uit het verleden en het daadkrachtig aanpakken daarvan. Vandaag bespreken wij een aantal van die voorstellen. Het gaat echter niet van vandaag op morgen. En ja, op korte termijn moeten we bereid zijn om besluiten te nemen om ervoor te zorgen dat de euro blijft voortbestaan. Dat is niet nodig omdat het leuk is, omdat die besluiten makkelijk zijn of omdat we het graag doen, maar juist om de euro als sterke munt en de interne markt te behouden. Dat is juist in het Nederlands belang. Wij danken het kabinet voor de toegezonden kabinetsinzet en de agenda en zijn blij met de nuchtere en zakelijke toon die wij daarin terugvinden.

Laat ik beginnen met een korte analyse van de wijze waarop wij de problemen zien. Wat ons betreft gaan wij terug naar het Verdrag van Maastricht, terug naar de onderhandelingen van 1991. Daarbij kunnen wij twee zaken constateren. In de eerste plaats zijn de gemaakte afspraken niet altijd nagekomen. In de tweede plaats zijn er een aantal omissies, een aantal weeffouten, in het systeem geslopen.

Een belangrijk onderdeel van het Verdrag van Maastricht was een no-bailoutclausule waardoor landen niet voor elkaars schulden hoeven op te draaien. Dit is om meerdere redenen door de markt niet geloofd en daarmee mislukt. Dat is ook van de redenen waarom landen té goedkoop konden financieren waardoor we nu met een té groot schuldenprobleem zitten. Daarnaast zijn in Maastricht een aantal afspraken gemaakt over begrotingstekorten, staatsschuld en transparantie, maar die zijn niet nagekomen dan wel slecht gewaarborgd.

Het voorgaande leidt voor de VVD tot de volgende vier conclusies. Ten eerste is de VVD voorstander van een strenge interventieladder met sancties en een uittredingsmogelijkheid voor landen uit de eurozone. Ten tweede zijn wij sceptisch over de waarde en betekenis van de geïntroduceerde landencontracten. Ten derde zijn wij tegenstander van een aparte Europese begrotingsfaciliteit. Ten vierde steunt de VVD de stapsgewijze en zorgvuldige invoering van een bankenunie.

Ik zal nu nader ingaan op deze vier punten. Ik begin met de interventieladder. Wij zijn voorstander van een Europese Unie waarin de landen zich aan de afspraken houden. Bij landen die de regels aan hun laars lappen, moet de beleidsruimte geleidelijk worden ingeperkt. Wat ons betreft treden er dan semiautomatische of automatische sancties op, niet omdat we ons graag bemoeien met andere landen, maar omdat het uiteindelijk in het belang is van de welvaart en daarmee ook in ons belang. Als we dit niet doen, hebben de goede landen in Europa te lijden onder de kwade. Daarom is het ook te billijken dat de kwade beperkt worden in hun vrijheid. De beklimming van de interventieladder moet uiteindelijk leiden tot een opschorting van het stemrecht in de Europese Raad en de mogelijkheid van uittreding van landen uit de euro. Dat is voor ons essentieel in toekomstige verdragswijzigingen. Hoe ziet het kabinet een uittredingsscenario aan het einde van de interventieladder? Is er steun voor binnen Europa? Maakt dit, wat het kabinet betreft, onderdeel uit van de aanstaande verdragswijziging?

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Verheijen gaat als Limburger terug naar Maastricht. Dat is zeer begrijpelijk. Het gebeurt waarschijnlijk ieder weekend. Hij stelt een paar indringende vragen over de exitvoorwaarden, maar dat zijn vragen. De komende dagen liggen de plannen van Van Rompuy op tafel. Vindt de heer Verheijen dat ons kabinet een en ander actief moet inbrengen en niet moet wachten tot er ooit weer verdragswijzigingen komen? Vindt de heer Verheijen dat ons kabinet daarvoor op de barricaden moet gaan? Volgens mij zit er, terugkijkend, een weeffout in de huidige afspraken. Moet het kabinet draagvlak creëren om deze weeffout voor de toekomst te herstellen?

De heer Verheijen (VVD):

Het antwoord is, heel eenvoudig: ja. Wij zijn er voorstander van om dit nu in te brengen. Het is ook noodzakelijk om de weeffout te herstellen dat er geen ventiel is als landen zich structureel niet aan afspraken houden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dan wacht ik, met de heer Verheijen, met belangstelling af hoe het kabinet daarop zal reageren. Er zit nu iets meer scherpte in hetgeen de heer Verheijen tegen het kabinet zegt dan in zijn eerdere vragen.

De heer Merkies (SP):

Ik hoor altijd het verhaal over de weeffouten. Die weeffouten waren ontzettend groot en hebben hiertoe geleid. Vooruitkijkend vraag ik me af welke weeffouten we nu zullen maken. Ik denk aan het maken van een Europese begroting en individuele lidstatencontracten. De VVD kan hiervoor gaan liggen. Gaat de heer Verheijen dat ook zeggen?

De heer Verheijen (VVD):

Ik kom zo terug op die twee punten. Ik denk dat de toon in het debat nu een stuk zakelijker en nuchterder is dan in het begin van de jaren negentig. We zijn ons veel beter bewust van de effecten. Je kunt niet uitsluiten dat wij nu, vandaag, in dit tijdsgewricht, fouten maken, maar ik denk dat het debat een stuk nuchterder is. Wij zijn ons veel beter bewust van wat er op het spel staat. Ik kom zo terug op de twee concrete voorbeelden.

De voorzitter:

Kunt u daarmee leven, mijnheer Merkies? Het zou fijn zijn, met het oog op de klok.

De heer Merkies (SP):

Ik hoor dan graag van de heer Verheijen of hij ook vindt dat dit niet verder moet worden uitgewerkt. Als de VVD ertegen is of er sceptisch over is, maar wel zegt dat het verder moet worden uitgewerkt, geloof ik niet dat de VVD er ook echt voor gaat liggen.

De heer Verheijen (VVD):

Ik ben ook heel sceptisch over de tactiek om het verder uit te laten werken. Ik zie namelijk dat er voortdurend zaken verder worden uitgewerkt en vervolgens zwem je de fuik in. Wij – nu verklap ik al een deel van het verhaal – zullen sceptisch zijn over de landencontracten en een streep trekken bij een nieuwe eurobegroting.

Wij zijn voor een stapsgewijze en zorgvuldige invoering van een bankenunie. Banken en landen zijn op dit moment te veel aan elkaar gekoppeld. We hebben gezien dat dit gevaren met zich meebrengt. Uiteindelijk is een bankenunie zeker ook in het Nederlandse belang. Het invoeren van een bankenunie is echter ingewikkeld en dit dient dan ook zeer zorgvuldig te gebeuren, om ervoor te zorgen dat Nederland niet opdraait voor de slechte balansen en de slechte banken.

De voorzitter:

Mijnheer Buma, gaat het over het eerdere stuk? De heer Verheijen heeft namelijk gezegd dat hij nog terugkomt op die twee punten van de heer Merkies.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik heb een vraag over de bankenunie.

De voorzitter:

Oké, gaat uw gang.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik ben blij dat de heer Verheijen nu zegt voor die bankenunie te zijn. Dat is een totaal ander standpunt dan het standpunt dat de heer Blok voor de verkiezingen had. Toen noemde hij een bankenunie een blanco cheque voor Spanje en Italië. Erkent de VVD nu ook dat hiermee bevoegdheidheden zullen worden overgedragen aan Europa?

De heer Verheijen (VVD):

Ik wist dat een interruptie als deze zou worden gepleegd. Daarom heb ik de geschiedenis nagekeken in het kader van de bankenunie. De VVD heeft zich nooit principieel tegen een bankenunie verzet, maar wel tegen een onzorgvuldige invoering, dus tegen een slecht ingevoerde bankenunie. Wij vinden dat de bankenunie op dit moment noodzakelijk is en dat landen en banken moeten worden gescheiden. We zullen dat zorgvuldig invoeren. Gaan we daarmee bevoegdheden overdragen? Ja, natuurlijk zullen wij een aantal bevoegdheden in Europa met elkaar delen. Dat doen we vandaag en dat deden we ook in de afgelopen jaren. Dat is een autonoom soeverein besluit dat een land kan nemen. Dat is vergelijkbaar met 22 spelers in een voetbalveld die autonoom besluiten de komende drie kwartier een aantal bevoegdheden met elkaar te delen en die neer te leggen bij een scheidsrechter. Wij delen dus inderdaad bevoegdheden met elkaar. Wij zeggen als het ware tegen iemand: u bent nu scheidsrechter en als een van ons zich niet aan de afspraken houdt, dan moet u ingrijpen; dat is in het belang van ons allen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat is belangrijke informatie. Ik neem aan dat dit is afgestemd met de gehele VVD-fractie. Tot nog toe heeft de VVD altijd gezegd dat er in de afgelopen jaren geen bevoegdheden zijn overgedragen. Velen hebben altijd gezegd dat dit wel zo was. Dit wordt dus toch erkend, ook al is het na de verkiezingen. Nu gaat de VVD zelfs verder en zegt zij hardop: ja, de komende jaren zullen met de VVD meer bevoegdheden aan Brussel worden overgedragen. Dat is een belangrijke, nieuwe positie van de VVD.

De heer Verheijen (VVD):

Ik heb niet het idee dat dit een andere positie is. Bevoegdheden overdragen doen we bijvoorbeeld ook in de Benelux en op andere gebieden. Dat doen we ook in het dagelijks leven. Bij gemeenschappelijke regelingen tussen gemeenten worden bijvoorbeeld ook bevoegdheden overgedragen. Dat is iets anders dan soevereiniteit overdragen. Laat ik daar helder over zijn: soevereiniteit dragen we niet over, niet vandaag, niet gisteren en ook niet in de toekomst. Nederland blijft een soeverein land. We werken samen met 27 landen en leggen, ook in ons eigen belang, een aantal bevoegdheden neer.

De heer Pechtold (D66):

Dit is een woordenspelletje. Hiermee krijgen de critici van Europa van de VVD alle argumenten in de schoot geworpen. De VVD-fractie doet hetzelfde als Rutte. Eerst werd gezegd dat er geen soevereiniteit wordt overdragen. Vervolgens werd gezegd dat misschien in de toekomst soevereiniteit wordt overgedragen. Daarna werd gezegd dat andere landen soevereiniteit overdragen. Maar op een gegeven moment was het standpunt: de soevereiniteit is al overgedragen. Het moment waarop het gebeurt, is dus bij de VVD nooit te bepalen. Daarmee help je Europa om zeep.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Pechtold (D66):

Ik heb twee keer een motie ingediend waarin werd gevraagd om de Raad van State duidelijk te laten aangeven hoe het zit met nieuwe verdragen, hoe het zit met soevereiniteit en hoe het zit met de zeggenschap van Nederland ten opzichte van wat we in Brussel laten bepalen. De VVD heeft tegen deze moties gestemd. Als ik nu zo'n motie zou indienen, krijg ik dan eindelijk steun om dit een keer te laten bepalen, opdat we hier weten of we te maken hebben met overdracht van soevereiniteit?

De heer Verheijen (VVD):

Ik hoef dat niet door anderen te laten bepalen. We voeren daar nu een politiek debat over. Misschien hebben we een andere opvatting over het begrip "soevereiniteit". Nederland is uiteindelijk soeverein. Soevereiniteit is geen worst waar je elke week een stukje van afsnijdt. Het is net als met zwanger zijn. Je bent zwanger of je bent het niet. Je bent een soeverein land, een staat met de kenmerken geweldsmonopolie en belastinginning, of je bent het niet. De heer Pechtold denkt er misschien anders over, maar wij dragen soevereiniteit niet over. Wij delen wel bevoegdheden en zeggen tegen iemand: u bent nu scheidsrechter, u gaat die bevoegdheden uitoefenen. Dat is echt geen woordenspelletje. Daarin zit misschien wel het verschil tussen ons beiden.

De heer Pechtold (D66):

Je bent zwanger of je bent het niet, maar de vraag kan nog wel zijn: van wie? De heer Verheijen begeeft zich op een terrein waarop ik hem, denk ik, toch zal verslaan. Laten we terugkomen op de soevereiniteit. De vraag is wel degelijk wat we afstaan aan Brussel. Ik wil daar met u heel kritisch over zijn, maar ik wil ook de Nederlander, de kiezer, de critici geen zand in de ogen strooien. Dus ik vind het van groot belang dat we naast de bankenunie en de crisisoplossing, ook praten over de structurele hervorming van Europa en over wat dat betekent voor onze democratie, de nationale parlementen en het Europees Parlement, en wat het betekent voor de beslissingsbevoegdheid, want dat is soevereiniteit hier en daar. Ik vraag het u dus voor de tweede keer en ik zou nu graag daarop een antwoord krijgen; steunt u mij erin om de Raad van State, het allerhoogste adviescollege dat we hier hebben, hierover om advies te vragen?

De heer Verheijen (VVD):

Ik zou niet weten wat wij de Raad van State zouden moeten vragen op dat punt. Wij hebben hier een debat. Mijn stelling is – daarom wens ik ook dat het verdrag op een aantal punten wordt aangepast – dat zolang je ergens uit kunt stappen, dus zolang je zelf kunt beslissen om mee te doen of om er op enig moment, wellicht theoretisch, uit te stappen, je soeverein bent. We besluiten in soevereiniteit om een aantal bevoegdheden ergens centraal neer te leggen om die daar te laten uitvoeren. Dat is echt geen subtiliteitsverschil of woordenspelletje. Wij staan voor dat soevereine land.

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, over een uur moet de minister van Financiën weg en er zijn nog een paar leden die wat willen zeggen voordat het zover is. Dus misschien dat u een korte interruptie kunt plaatsen.

De heer Madlener (PVV):

Dit is mijn tweede interruptie, voorzitter.

De voorzitter:

Het gaat erom dat de minister van Financiën over een uur weg moet en u zo meteen heel erg boos wordt als hij uw vragen niet beantwoord heeft.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb de volgende vraag aan de heer Verheijen. Als je steeds meer bevoegdheden weggeeft, heb je natuurlijk steeds minder te vertellen over wat er gebeurt. Wij als Tweede Kamer, het hoogste orgaan, bepalen natuurlijk de koers. Maar wat vindt de heer Verheijen van het idee van een referendum? In de laatste verkiezingen heeft de VVD toch een sterk staaltje van kiezersbedrog laten zien. Voelt de heer Verheijen zich nog lekker bij het overhevelen van bevoegdheden nu hij weet dat de VVD haar eigen kiezers zo voor de gek heeft gehouden?

De heer Verheijen (VVD):

Ik ga niet in op de vooronderstellingen van de heer Madlener; dat scheelt ook in de tijd. Ik ben geen voorstander van een referendum. Wij hebben een mandaat gekregen van de kiezers. Dat staan wij hier met z'n allen uit te voeren. Ik ben juist heel terughoudend in welke bevoegdheden we uiteindelijk daar neerleggen. Ik zal mij zo dadelijk ook keren tegen die fiscal capacity, omdat die wat mij betreft een brug te ver is. Dus we gaan er heel secuur en zorgvuldig mee om. Tijdens en na de verkiezingen, elke dag als het moet, leggen wij daar verantwoording over af aan onze kiezers.

De heer Madlener (PVV):

Daar plaats ik nu dus juist vraagtekens bij, want het mandaat dat u van uw kiezers heeft was toch gegeven op heel andere gronden. Ik denk dat de meeste VVD-kiezers zich ernstig voor de gek gehouden voelen door de VVD en dat laatste doet u nu eigenlijk weer. Ik vraag u nu om aan de kiezer een duidelijke vraag te stellen. Gaan we door met het overdragen van bevoegdheden? In de stukken wordt gesproken van bindende contracten. Ik vind het toch wel vreemd dat u als VVD-fractie – ik neem aan dat u namens de hele VVD-fractie spreekt …

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Madlener (PVV):

Waarom durft de VVD het niet aan om de kiezer, de Nederlander te vragen of we op deze koers verder moeten gaan?

De heer Verheijen (VVD):

Elke vraag die u daarin zou willen stellen, is slechts een deelvraag. Ik houd hier een betoog waarin ik aangeef dat ik voor bepaalde dingen ben en tegen bepaalde dingen ben. Ik durf dat vandaag en morgen, elke dag uit te leggen, ook als kiezers daar sceptisch over zijn. Ik proef natuurlijk ook dat onbehagen dat u tegenkomt. Maar ik durf te zeggen: op die punten ben ik het met u eens en op die punten ben ik het niet met u eens en moeten we echt in het Nederlands belang een stap verdergaan. Dat durf ik vandaag maar ook morgen uit te leggen en ik durf ook samen met u de straat op te gaan om dat te doen. Dus bij dezen de uitnodiging.

De heer Klaver (GroenLinks):

Bijna ieder woord van de heer Verheijen vraagt om een reactie, maar ik zal dat zeker …

De voorzitter:

Dat kan ook in tweede termijn. Dat geef ik als advies.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik wilde juist zeggen dat ik dat zeker omwille van de tijd nu niet zou willen doen, maar op een punt wel. De heer Verheijen heeft het er voortdurend over dat de VVD een bankenunie altijd heeft omarmd. Ik vraag hem of hij mij kan uitleggen waarom in juni van het afgelopen jaar de VVD tegen de motie van de heer Samsom stemde waarvan het dictum als volgt luidt; verzoekt de regering om tijdens de Eurotop van 28 en 29 juni te pleiten voor sterk Europees bankentoezicht, solide beleid bij banken, meer financiële buffers in de kas bij banken, teneinde te komen tot een bankenunie met een Europees depositogarantiestelsel en een resolutiefonds als sluitstuk.

De heer Verheijen (VVD):

Het dictum van deze motie heeft zo veel onderdelen, dat ik op dit moment niet kan overzien welk debat daaraan voorafging. Wij zijn nooit principieel tegenstander geweest van een bankenunie. Wij hebben wel altijd enorme reserves gehad bij de wijze waarop de bankenunie wordt ingevoerd. Daar zal ik zo dadelijk nog op ingaan. Alleen onder heel strenge voorwaarden kun je een bankenunie realiseren. Dat zeg ik juist met het oog op de Nederlandse belastingbetaler. Ik vraag de heer Klaver om niet alleen te kijken naar de moties waar wij voor of tegen hebben gestemd, maar ook naar de officiële documenten en de inbrengen van de VVD. Naar mijn beleving zijn wij nooit principieel tegen een bankenunie geweest. Een van de weeffouten in het Verdrag van Maastricht is naar onze mening nu juist dat internationaal opererende banken worden gecombineerd met een nationaal toezicht door de landen.

De heer Klaver (GroenLinks):

In mijn bijdrage heb ik gesproken over het vertrouwen van burgers in Europa. Het is goed dat politici eerlijk en helder zijn over de weg die zij opgaan. De VVD beweert hier altijd voor te zijn geweest, maar als wij in deze Kamer gaan stemmen en onze hand omhoog moeten houden – bijna onze corebusiness, zou ik zeggen – dan blijkt uit het stemgedrag van de VVD dat zij daar steeds voor is gaan staan en geen bankenunie wilde. Wat is er gebeurd tussen juni 2011 en december 2012 waardoor de VVD daar toch weer positiever tegenover staat?

De heer Verheijen (VVD):

De heer Klaver houdt mij een motie voor met een enorm uitgebreid dictum. Daarin zitten allerlei elementen, onder andere de kapitaalseisen. Allerlei zaken spelen daarbij een rol. Ik kan op dit moment niet overzien welk debat aan die motie voorafging. Ik kan alleen zeggen dat de VVD in haar recente uitingen altijd terughoudend is geweest over de wijze waarop de bankenunie wordt ingevoerd. Een slecht ingevoerde bankenunie zou dramatisch uitpakken. Dat is al vaker gezegd. Wij zijn echter nooit principieel tegen een bankenunie, omdat wij juist begrijpen dat internationaal opererende banken in combinatie met toezicht door nationale overheden een probleem vormen voor de stabiliteit.

Wij zeggen het het vorige kabinet na: bij de bankenunie gaat zorgvuldigheid boven snelheid. Wij stellen hieraan dan ook drie voorwaarden. Eerst dient er een functionerend toezicht te zijn. Dan pas dienen resolutiemechanismen en een depositogarantiestelsel te worden gerealiseerd. Een review van banken en een opschoning van balansen gaan hieraan vooraf en alle banken dienen onderdeel uit te maken van het systeem. Verder dient er een gelijk speelveld te zijn dat gestalte krijgt door middel van een single rule book. Is het kabinet het met deze voorwaarden eens?

Over de landencontracten zijn wij zeer sceptisch. Ik vraag eerst aan het kabinet wat deze toevoegen aan het instrumentarium dat wij al hebben. Waarom gelden deze voor alle landen, zoals Van Rompuy voorstelt? Wat voegen zij toe aan de reeds bestaande correctieve arm en aan de programma's voor bepaalde landen die al lopen?

De VVD-fractie is tegenstander van de begrotingsfaciliteit waarover wordt gesproken. Het is niet wenselijk om binnen Europa een structurele solidariteit in de vorm van een transferunie te organiseren. Binnen de natiestaten lukt dat nog, soms met moeite, maar binnen Europa is dat niet wenselijk en zal dat geen haalbare kaart zijn. Een eigen aanvullende fiscal capacity, een open eurobegroting in handen van de Europese Commissie met extra middelen of aanspraak op lidstaten, zullen wij niet steunen. Hier trekt de VVD een heldere streep. Is het kabinet bereid om samen met ons die streep te trekken en te zeggen "tot hier en niet verder: geen extra eurobegroting en geen extra middelen"?

Voor een aantal van de zaken die ik eerder heb geschetst, zijn verdragswijzigingen nodig. De plannen van Van Rompuy geven hierover geen duidelijkheid. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de noodzaak en het tijdpad van de wijzigingen? Wil het kabinet ook ingaan op het tijdpad voor de bankenunie zoals de Commissie en Van Rompuy dat voor zich zien?

Wij zeggen vandaag een aantal keren "nee". Wij zeggen "nee" tegen eurobonds, "nee" tegen een federaal Europa en "nee" tegen een nieuwe extra eurobegroting. De VVD zegt echter ook graag "ja". Wij zeggen "ja" om Europa, en daarmee Nederland, vooruit te helpen. Wij zeggen "ja" tegen de handhaving van begrotingsafspraken, "ja" tegen voorstellen over de interne markt, die ook deze week weer voorliggen, een "ja" tegen de Single market act II die voorligt. Uiteindelijk moeten deze zaken er op termijn voor zorgen dat Europa weer gaat groeien en een dynamische economie wordt. Uiteindelijk zullen we er door een Europese samenwerking als een sterke economie toe doen op het wereldtoneel.

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Ik wil allereerst de heer Nijboer feliciteren met zijn zojuist gehouden maidenspeech. Ik zie uit naar de vele komende debatten samen met hem hier in dit huis.

Ik dank de minister van Financiën voor de uitvoerige antwoorden die hij vorige week in het algemeen overleg over Griekenland heeft gegeven. Ik dank hem vooral voor zijn stevige stellingname tegen al die geluiden en commentaren dat dit knip-en-plakwerk zou zijn. In het debat van vorige week heb ik een aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt, bijvoorbeeld over de groeiverwachtingen voor Griekenland en de principebereidheid om na 2014 nog twee instrumenten achter de hand te houden: renteverlaging en een verlaagde cofinanciering voor het gebruik van EU-fondsen. We hebben voorts gesproken over de daling van de schuld na 2020 en de schuldopkoop. Wat dat laatste betreft, hebben we van de minister gehoord dat de afspraken substantieel zijn. Mochten de middelen en instrumenten in de nieuwe afspraken onvoldoende zijn, bijvoorbeeld als de schuldterugkoop niet slaagt, dan zal de minister eerst terugkomen bij de Kamer. Dat was ook de toezegging die ik op dat moment wilde horen. Ik dank de minister daarvoor.

De actuele vraag is nu of de minister ons kan en wil informeren over de stand van zaken van die schuldterugkoop, ook naar aanleiding van berichten van vanmorgen in de media dat deze net niet is gelukt. Er staat "net" bij. Wat betekent dat? Hoe kijkt het IMF daar dan tegenaan? Ik hoop dat de minister ons daar nog even in mee wil nemen.

Zoals ik vorige week al aangaf, stemmen we als VVD in met de afspraken, zij het met de pest in ons lijf. We krijgen minder rente op de leningen aan Griekenland en we zien af van de winst die we zouden maken op het opkoopprogramma van de Europese Centrale Bank. Maar tegelijkertijd constateert onze fractie dat aan onze belangrijkste voorwaarde voor voortzetting van het hulpprogramma is voldaan. Er gaat geen nieuw geld naar Griekenland in de vorm van een derde steunpakket en er wordt niet afgeschreven op de leningen aan Griekenland. Wat de schuldafschrijving betreft, bleek zich vorige week bij veel partijen hier een merkwaardige gretigheid voor te doen om ook dat maar gelijk te regelen en zo alle druk van de ketel te halen.

Ik was het zeer eens met de minister die aangaf dat schuldafschrijving wel het aller-, aller-, allerlaatste is wat je nu moet doen. Het is onverstandig en ongewenst. Ik voeg daaraan toe dat het voor een land zonder primair overschot, zonder begrotingsoverschot, dat vooral nog voortdurend moet leren om zich aan alle afspraken te houden, ook het aller-, aller-, alleronverstandigste is om dat te doen. De schuld is ons drukmiddel om Griekenland uiteindelijk door hervormingen de moderne tijd in te slepen en te voorkomen dat andere schuldenlanden, zoals Portugal en Ierland, het hoofd laten hangen.

Er blijven tot slot nog drie zaken over die ik hier aan de orde wil stellen. Dat is allereerst de belastinginning in Griekenland of – vollediger gezegd – het gebrek daaraan, in en buiten Griekenland. Ook andere sprekers hebben daarover gesproken. Er is nog wel wat te halen bij rijke Griekse belastingfraudeurs, bijvoorbeeld bij oma Papandreou die bovenop de hellingen van de Matterhorn nog een ouzo'tje achterover slaat. De minister was vorige week ferm in zijn stellingname over zijn inzet met de collega-ministers van financiën op het gebied van de Lagardelijst en de druk op Griekenland om voortvarend te onderhandelen met bijvoorbeeld een land als Zwitserland. Wij hebben er vertrouwen in dat de minister erbovenop zit, maar we blijven wel de voortgang nauwlettend volgen.

Een tweede punt is de druk op de privatiseringen. De minister heeft gezegd dat het tempo van privatiseringen weliswaar is aangepast aan dat van een land waar het woord "eigendom" soms nog een vreemd begrip is, maar dat de totaalopgave blijft staan. Dat betekent dat er een moment in de toekomst moet komen waarop wel een steviger tempo wordt betracht.

Ik heb ten slotte nog een enkele opmerking over een buurland van Griekenland: Cyprus. Voor Cyprus is een ongelooflijk grote hulpaanvraag ingediend. We hebben daar al een aantal keer over gesproken. Komt dit de komende dagen in de eurogroep aan de orde? De hulpaanvraag is enorm groot ten opzichte van het bbp. De minister heeft in het AO aangegeven dat er wellicht op 7 december meer duidelijkheid zal komen over de Cypriotische banken. Is die informatie al binnen? Wij hebben allemaal zo onze veronderstellingen wat er mis is in Cyprus en in het bankwezen, maar gelet op de verontrustende geluiden vraag ik de minister om met de nodige reserve en terughoudendheid te kijken naar die Cypriotische hulpaanvraag. Ik vraag hem om nadrukkelijk te kijken naar de vraag, wie men precies wil redden in het Cypriotische bankwezen: de gewone spaarders of zwarte miljardenvermogens. Ik vraag de minister om daar veel aandacht voor te hebben.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik wil beginnen met de heer Nijboer van harte te feliciteren. De bevlogenheid waarmee hij zijn verhaal neerzette, was prachtig. Ik zou zeggen: een jong talent. Als econoom herkende ik veel in hem. Hij haalde twee dingen aan: problemen tot de kern terugbrengen en de les van Tinbergen, "kijk uit het raam". Toen ik zelf tot onderzoeker werd benoemd aan de Erasmus Universiteit, werd mij dat ook gezegd: hier is je bureau, daar is het raam, kijk er vooral uit.

Als je met die bril naar de huidige problemen kijkt, spreekt mij ook aan wat hij zei over problemen terugbrengen tot hun kern. In de eurocrisis zijn er volgens mij maar drie keuzes. Je hebt scenario 1, waar we nu in zitten. Scenario 1 is simpelweg een transferunie. De heer Verheijen zei: ga terug naar Maastricht. Maar de aanname bij Maastricht was dat de landen zouden convergeren naar hetzelfde niveau en, wat betreft economische kracht, hun eigen broek zouden kunnen ophouden. Dan is er geen transferunie nodig. Wat is sinds die tijd gebleken? Dat dit volstrekt is mislukt. We willen niet in dat scenario zitten, ik hoor niemand pleiten voor zo'n transferunie, maar we zitten er wel in.

Redenerend vanuit die transferunie, kun je twee kanten op. Zo kun je ook die fout herstellen, dus niet alleen maatregelen nemen waardoor men zich aan het tekort en de norm voor de staatschuld houdt, maar ook structurele maatregelen nemen opdat die convergentie wel optreedt. Daarmee zit je in scenario 2. Ik hoor Partij van de Arbeid, VVD, CDA, D66 daarvoor pleiten, en ik hoor dat zij daar ook in geloven. Nu is geloven een groot goed in de samenleving, voorzitter; dat zult u zeker van ons geloven. Maar als je een en ander vergelijkt met de feiten, moet je wel een heel sterk geloof hebben. Kijk naar de feiten over de economische ontwikkelingen sinds de invoering van de euro. Je ziet dan niet wat men toen geloofde over een convergentie naar hetzelfde niveau. Nee, je ziet divergentie. Ook na alle maatregelen die we in de afgelopen jaren hebben genomen, zie je niet dat we naar een convergentie toe gaan. Ik vraag het kabinet dus: waar zijn die verwachtingen op gebaseerd? Van Rompuy gaat daar helemaal van uit. Gelukkig zie ik wat meer realisme bij het kabinet. Dank daarvoor, maar ook de maatregelen van het kabinet in dat scenario 2 gaan uit van convergentie. We moeten allemaal constateren dat die landen ook op termijn, zelfs met alle structurele maatregelen, niet convergeren naar datzelfde niveau. Dat is ook logisch. Kijk naar de natuurlijke hulpbronnen, kijk naar de aard van de bedrijvigheid, kijk naar de mentaliteit, kijk naar de beschikbaarheid van arbeidskrachten; het is gewoon onvoorstelbaar dat die landen naar hetzelfde niveau zullen toegroeien.

Daarmee kom je in scenario 3, waarin je met elkaar constateert dat er sprake is van divergentie. Je hebt dan een groep sterke landen en een groep minder sterke landen. Landen kunnen switchen tussen de ene en de andere groep; dat geef ik de heer Koolmees graag toe, want dat zie je in de economische historie. Het is echter mijn overtuiging – en die overtuiging wordt volgens mij gestaafd door de feiten – dat je op langere termijn twee groepen zult hebben. En als je twee groepen hebt, of drie, of misschien vier, zul je óf een transferunie hebben, óf een eigen munt voor die groepen. Ik ben het ermee eens dat je daar op korte termijn niet met alle landen naartoe kunt, maar de visie van Van Rompuy en de kabinetsvisie, die denken dat je er met één munt komt, zijn absoluut geen enkele oplossing voor de lange termijn. Onze conclusie is dat het rapport van Van Rompuy van ons in de papierversnipperaar mag. Het heeft ons zeer verbaasd dat hij niet aangrijpt op de inherente verschillen in verdiencapaciteit, terwijl er geen sprake is van een serieuze convergentie. Als je de kwaal niet helder aanwijst, zal je remedie ook falen.

Hiermee is ook gelijk duidelijk hoe wij tegenover Griekenland staan. Volgens ons is de voorgestelde oplossing geen oplossing. Daarmee zijn wij niet gediend, maar de Grieken ook niet Al die maatregelen zijn slechts uitstel van executie. Onder het verband ettert de kwaal gewoon door, zonder zicht op verbetering. Zij zijn ermee geholpen, wij zijn ermee geholpen door ze uitzicht te bieden op een terugkeer op termijn naar een eigen munt.

Van Rompuy wil ook een enorme groei van de Brusselse macht. Contracten: deze denk- en handelswijze zet de deur open voor verregaande bevoogding door Europa. Rupsje-nooit-genoeg krijgt alle ruimte om zich welig voort te planten. En wij willen daaraan niet meewerken. Men wil ook eigen belastingen heffen. Die komen erop neer dat de rijkere landen in goede jaren sparen voor de slechte jaren van anderen. De geschiedenis van Josef is in dit verband nogal eens aangehaald. Josef bouwde inderdaad in de goede jaren zijn korenschuren vol om de magere jaren door te komen, maar hij gaf het niet gratis weg! Het werd wel verkocht. Er moest wel voor betaald worden. Laten we dus niet in de val stappen dat we de transferunie vorm gaan geven via een Europese belasting. Wij willen geen transferunie.

Voorzitter. De SGP vindt het rapport van Van Rompuy dus geen goede gids voor de toekomst van de eurozone. Wij pleiten voor een koers die de werkelijkheid als vertrekpunt neemt. Er zijn gewoon inherente verschillen tussen eurolanden en die verschillen moeten op langere termijn ook hun beslag krijgen in verschillende munten. Wie dit scenario niet serieus neemt, zal blijven vergaderen over de toekomst van de euro, niet alleen nu, maar ook volgend jaar en over vijf jaar.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ook ik feliciteer de heer Nijboer van harte met zijn passievolle maidenspeech.

Ik sluit mij graag aan bij de mooie analyse van de heer Dijkgraaf over de inherente verschillen tussen de eurolanden. Daardoor moeten we inderdaad ook andere scenario's dan het scenario voor een transferunie durven bestuderen.

"Ik zal eerlijk zijn. Europa is onze zwaarste beproeving. Europa gaat meer geld kosten dan ooit was beloofd en we gaan meer bevoegdheden met elkaar delen dan we comfortabel vinden." Aldus Diederik Samsom. Soms lijkt het wel alsof de politiek vooral draait om het met veel aplomb brengen van de erkenning dat het allemaal niet mee gaat vallen, dat het niet gaat zoals beloofd, dat er zware offers moeten worden gebracht, het wassen van de handen in onschuld en de burgers voorhouden dat ze er maar aan moeten wennen om erger te voorkomen. Het is alsof de politici die het voor het zeggen hebben of denken te hebben, zich opstellen als objectieve beschouwers. Alsof politici niet de veroorzakers zijn van de problemen of degene die het ontstaan van de probleem hebben gedoogd, maar slechts de commentatoren die kunnen aangeven welke kant we op moeten voor ons eigen bestwil of omdat het nu eenmaal niet anders zou kunnen. Gewoon doorlopen mensen; er is niets aan de hand!

Frits Bolkestein heeft aangegeven dat de euro een gevaarlijke slaappil is gebleken die het dolce far niente van de zuidelijke lidstaten korte tijd mogelijk heeft gemaakt. Binnen de Europese politiek lijken soliditeit en solidariteit met elkaar verward te worden, aldus Bolkestein. Mijn fractie deelt die opvatting. Het aantasten van de soliditeit van de rijksbegroting van noordelijke lidstaten onder het valse voorwendsel van solidariteit met de zuidelijke lidstaten zal leiden tot aantasting van de soliditeit van allen.

Boven dit debat hangt de oekaze van de minister van Buitenlandse Zaken: de conceptconclusies van de komende top lagen allang op straat, maar er mocht niet over gesproken worden. Het moet niet veel gekker worden! Iedereen weet wat de conceptconclusies van de heer Van Rompuy zullen zijn, maar er mag niet over worden gesproken! Het is te danken aan de heer Omtzigt dat wij er nu wel over kunnen spreken, maar het is hoe dan ook tekenend voor de paniek die zich van onze Europese leiders heeft meester gemaakt. Ze moeten en zullen een onmogelijke missie tot een goed einde brengen en alle middelen lijken daarbij geoorloofd. Al ten tijde van de Europese grondwet gaf een ruime meerderheid van de Nederlanders aan, daarin geen fiducie te hebben. Sindsdien is de burger zo min mogelijk geraadpleegd. Het onderwerp is tijdens de recente verkiezingscampagne zorgvuldig gemeden. Voor zover het aan de orde kwam, bleef zelfs de minister-president hangen in holle verkiezingsretoriek, zoals: geen cent naar Griekenland. Hij wist dat dit niet waar was. Ook hiervoor geldt weer: als je maar met veel aplomb zegt dat het je spijt – in de trant van "heel eerlijk waar" – dan moet dat kunnen in de ogen van sommigen.

Frits Bolkestein en Arie van der Hek van de PvdA constateren dat wij in een fuik zijn gezwommen en dat wij niet weten hoe wij eruit moeten komen. Volgens beide heren moet de minister-president niet aarzelen om klare taal te spreken, ook al staat hij alleen. Wie alleen staat, heeft niet noodzakelijkerwijs ongelijk, ook al ligt er een baan als voorzitter van de eurogroep in het verschiet voor wie zich voegt naar de Europese plannen van dit moment. Wij zijn een manke muntunie ingerommeld, zonder daadkracht, zonder toekomst en zonder bestaansrecht. Wij worden nu vanuit diezelfde mistaxatie gedwongen om een monetaire unie en zelfs een politieke unie voor lief te nemen, koste wat kost.

De Europese Raad spreekt deze week over de plannen van de voorzitter van de Raad, Van Rompuy. Om het de regeringsleiders wat gemakkelijker te maken, heeft hij alvast conclusies op papier gezet. Ewald Engelen stelde deze week in het Parool terecht vast dat die conclusies zich op geen enkele wijze verdragen met onze democratische rechtsstaat, met wat burgers van hun leiders mogen verwachten en met de reikwijdte van het mandaat van onze leiders. Neem conclusie 12. Daarin wordt gesproken over gemeenschappelijk groeibeleid. Tegen beter weten in blijft economische groei het grote streven in Europa, hoewel steeds duidelijker wordt dat economische groei juist het probleem is en niet de oplossing. Onder het mom van gemeenschappelijk groeibeleid wordt echter voorgesteld om het budgetrecht te onderwerpen aan instemming van Brussel. Hoe wil het kabinet zoiets verkopen aan de burgers van dit land, die toch al steeds minder vertrouwen hebben in de politiek, met name waar het de Europese inzet betreft? Nederland als provinciale staten van Europa en het feitelijk opheffen van het budgetrecht van het Nederlandse parlement zonder dat een referendum im frage komt; mijn fractie wil van de minister-president de verzekering dat hij deze voorstellen met kracht van de hand zal blijven wijzen.

De minister-president speculeert in buitenlandse media over het mogelijke vertrek van lidstaten die zich niet aan de begrotingsregels kunnen of willen houden en over de mogelijkheid van een verdragswijziging, maar neemt daartoe vervolgens geen enkel initiatief. Het onder de 3% houden van het begrotingstekort blijkt een wassen neus, wanneer wij ons realiseren dat de gevolgen van de crisis in andere Europese landen nu al het zicht op de effecten van onze eigen bezuinigingsmaatregelen ontnemen. Kortom, wij houden vast aan een groeiscenario en een toekomstperspectief dat zijn wortels in het verleden heeft. In het verleden behaalde resultaten bieden echter geen garantie voor de toekomst. Dat gegeven begint zich nu op macro-economische schaal af te tekenen. Is het kabinet bereid, de vrijblijvende proefballonnetjes over de mogelijkheid van uittreding onafhankelijk te laten onderzoeken, of blijft het bij vrijblijvende en afwachtende suggesties? Is het kabinet bereid om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van een Europa van meer snelheden, inclusief de mogelijkheid van een gedifferentieerd muntsysteem? Als het kabinet dat niet wil, kan het dan aangeven waar het bang voor is? Waarom mogen er geen adequate voorzorgsmaatregelen worden genomen, terwijl voor iedereen zichtbaar is dat wij te maken hebben met een zeer uit de hand lopend monetair experiment waarvan de gevolgen zich kunnen ontwikkelen tot ongekende proporties? Heeft de feitelijke soevereiniteitsoverdracht die de heer Van Rompuy in zijn conceptconclusies voorstelt nu al kracht van wet voor dit kabinet? Durft Nederland nu al geen eigen mening meer te hebben over zijn positie in Europa en over de oplossing van de eurocrisis? Zijn wij bang geworden om na te denken over alternatieve scenario's, vanuit de angst dat nadenken daarover mogelijk de rampspoed zou kunnen voeden? De Partij voor de Dieren pleit voor het voorzorgsbeginsel. Laten wij werken aan alternatieve scenario's en het roer niet op voorhand uit handen geven. Deze crisis vraag om leiderschap dat verder gaat dan het streven om terug te keren naar "business as usual", waarbij alle verworvenheden van ons land in de waagschaal worden gesteld. Nederland is een mooi en uniek land. Het kan en mag niet gebeuren dat dit om zeep wordt geholpen op een troosteloze namiddag in Brussel, zonder mandaat van de burgers en zonder visie op alternatieven, vanuit het vooroordeel dat er geen weg terug zou zijn. Ik zie met belangstelling uit naar de reactie van het kabinet en ben voorts van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De voorzitter:

De heer Klein heeft laten weten dat hij verhinderd is, dus hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik stel voor, kort te schorsen. Dan kunnen wij de heer Nijboer feliciteren met zijn maidenspeech. Wij kunnen dan eventueel ook nog even onze handen wassen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Financiën voor de beantwoording in eerste termijn. Dat is in zijn geval ook de enige termijn.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Het feit dat de afronding van het debat dat wij met de vaste commissie van Financiën hebben gehad over met name het Griekenlandpakket nu plaatsvindt, heeft voor- en nadelen. Het nadeel is dat ik zo meteen weg moet om in de Ecofin-Raad te gaan spreken over bankentoezicht en andere onderwerpen. Het voordeel is dat ik aan de Kamer kan doorgeven wat de stand van zaken is bij de aanpak van het Griekse schuldenprobleem.

Gisteravond heeft Griekenland de resultaten van de schuldterugkoop van de Griekse obligaties telefonisch aan de eurogroep gepresenteerd. Griekenland had de termijn verlengd met enkele dagen, om de investeerders langer de mogelijkheid te geven om hun schuldpapieren aan te bieden. Er is in totaal voor 31,8 miljard euro aan biedingen ingelegd. De heer Klaver vermoedde dat we de 30 niet zouden halen. We hebben 31,8 opgehaald. Dat betekent in 2020 een schuldterugkoop die leidt tot een significante verbetering van de schuldhoudbaarheid met 9,5% in 2020. Dat is overigens minder dan verwacht. We komen niet helemaal aan de 224 die we als ambitie hadden geformuleerd. Daar hadden we ons gelukkig ook niet op vastgepind, omdat je bij dit soort inschrijvingen nooit precies weet waar je op uitkomt. De schuld blijft dus fractioneel hoger dan die 224.

De voorfinanciering van de terugkoop vergt 11,4 miljard en dat kan worden gefinancierd vanuit het lopende hulpprogramma gefinancierd door de EFSF, waarin zoals de Kamer weet in totaal 109 miljard zit. Dat programma zal niet worden verhoogd. Er hoeft geen extra geld in. Dat was een van de Nederlandse randvoorwaarden. Dat wordt nu uitgevoerd. Wij besluiten daar definitief over morgenochtend in de eurogroep. Alles wat de Kamer daar nog van vindt, neem ik graag mee. Dit is geen uitnodiging, maar slechts een feitelijke constatering.

Over het vervolg hebben we afgesproken dat het IMF deze uitkomst accepteert. Het hecht echter zeer aan de afspraak die we hebben gemaakt over het vervolg, namelijk dat we op gezette tijden de thermometer erin steken om te bezien of de Grieken voldoen aan de voorwaarden, of de resultaten op het goede pad liggen en of ze op tijd zijn. Zoals de Kamer weet hebben we nog enkele maatregelen achter de hand voor het geval dat nodig mocht zijn.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voor de CDA-fractie is dat van belang. De minister zegt nu dat het IMF akkoord is met een verhoging van 124 naar een iets hogere schuld in 2020. Dan nog zegt het IMF: wij gaan akkoord. Dan hebben we dus een ja van de trojka?

Minister Dijsselbloem:

We moeten heel precies zijn. Het korte antwoord is ja. Het iets langere antwoord is: ze zijn op zichzelf niet akkoord met een verhoging van dat getal, want dat vinden ze heel vervelend. Ze willen dat het getal zo laag mogelijk is. Ze accepteren echter wel dat dit, met deze inzet, met dit pakket, de uitkomst is van de schuldterugkoop. Dat doen zij onder twee procesafspraken. Om daar heel precies over te zijn: in april 2014 zullen we, als Griekenland zich aan de voorwaarden houdt en geen primair tekort meer heeft over 2013, opnieuw bezien waar we staan. Dan zullen we ook bezien of extra maatregelen nodig zijn. Onder andere zijn twee maatregelen benoemd, namelijk de cofinanciering en een verdere renteverlaging op bilaterale leningen. Dat is in april 2014. Vervolgens blijven we de vinger aan de pols houden en moet Griekenland jaarlijks een primair overschot gaan realiseren, zodat het daarmee ook zelf bijdraagt aan het verder verlagen van de eigen schuld. Aan die procesafspraken hecht het IMF zeer en wij hebben ons daar ook aan gecommitteerd. Daarmee accepteert het IMF deze uitkomst.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Prima. Betekent dit dat er nog wel een extra inspanning nodig is van de landen om naar die 124 te gaan, zodat het IMF akkoord is? Of gaat het IMF akkoord met een iets hogere schuld? Is nu al duidelijk dat er een extra inspanning nodig is?

Minister Dijsselbloem:

Nee, niet met zekerheid. Het pakket dat we nu hebben afgesproken, de maatregelen, de renteverlaging, het uitstel et cetera. is wat we nu doen. We gaan nu niet besluiten tot extra maatregelen. We accepteren deze uitkomst van de schuldterugkoopoperatie en hebben de afspraak gemaakt dat we in april 2014 verder zien waar we dan staan en wat de geprognosticeerde staatsschuldquote is in 2020. Als die niet zoals afgesproken op het beoogde niveau ligt, de 224 dus, zullen we dan besluiten over extra te nemen maatregelen. Dat is een procesafspraak.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Maar dat betekent dus dat de kans aanzienlijk groter is dat wij de 124 niet helemaal halen en dat daar een deel bij moet, terwijl wij dachten dat het dit wel zou worden. Je mag er toch van uitgaan dat dat gat van ruim 124 niet vanzelf dicht gaat?

Minister Dijsselbloem:

Het werkelijke verhaal – ik kan het niet mooier maken dan het is – is dat wij 1,5 procentpunt missen op die ambitie terug naar de 124. Er is nog een operatie gaande om holdouts terug te kopen. Dat zijn private obligaties die in de vorige operatie van de PSI, de private sector involvement, niet zijn ingeleverd. Daarover zijn nu nog onderhandelingen gaande. Dat kan nog eens 0,3% van die 1,5 procentpunten opleveren, dus er zijn nog allerlei acties gaande. Op dit moment weten wij dat de terugkoop van 1,5 procentpunt op weg naar die 224 niet gerealiseerd is. Daarvan hebben wij nog steeds wel bijna 10% in één klap verlaagd. Ik zeg nogmaals in de richting van al diegenen die in badinerende termen hebben gesproken over het pakket dat wij nu hebben neergelegd dat dat pakket vele tientallen miljarden omvat aan tegemoetkomingen, winsten die wij hebben laten lopen, rente die wordt verlaagd en zaken die worden uitgesteld. Het draagt dus direct bij aan een zeer substantiële verlaging van de Griekse staatsschuld.

De heer Merkies (SP):

Ik ga er even van uit dat dit het hele verhaal was over de schuldenterugkoop.

Minister Dijsselbloem:

Inderdaad.

De heer Merkies (SP):

Vanmorgen stond namelijk in de krant dat wij op 126 zouden uitkomen. Ik hoor de minister van Financiën nu over 1,5% spreken, dus dat kan ik niet helemaal met elkaar rijmen. Er werd gesproken over een gat van 6 miljard. Dan is het toch de vraag of de minister van Financiën dat dan een houdbare schuld vindt voor Griekenland.

Minister Dijsselbloem:

Geen misverstand daarover, er is altijd sprake geweest van 126,6 plus een aantal contingency measures. Dat zijn de achterliggende maatregelen die wij nog achter de hand hebben. Dus om heel precies te zijn, was het ambitieniveau van dit pakket om te komen tot die 126,6 en hadden wij nog maatregelen achter de hand waarover wij in 2014 zouden besluiten. Dat is nog steeds zo, alleen heeft de operatie 1,5 procentpunt minder opgebracht dan wij in het meest optimale scenario hadden gehoopt.

De heer Merkies (SP):

Dus dan zitten wij op 125,1. Vindt de minister van Financiën dit een houdbare schuld voor Griekenland? Hij gaat daar de hele tijd omheen.

Minister Dijsselbloem:

Ik ben echt helemaal nergens omheen gegaan. Ja, dat vind ik een houdbare schuld. Daarbij vaar ik op het IMF. Nederland heeft zelf het IMF er steeds bij gehaald. Als het IMF zou zeggen dat dit niet houdbaar is, de aannames niet vertrouwt en het pakket niet solide vindt, had Nederland het niet gesteund. Het IMF gaat hiermee wel akkoord en vindt het substantieel wat wij hebben gedaan, maar zegt er ook bij dat dat betekent dat de procesafspraak die wij hadden voor 2014 nu iets is vervroegd. Wij gaan nu in april 2014 opnieuw de thermometer erin steken. De kans is groter dat wij de achterliggende maatregel die wij nog achter de hand hadden, nodig zullen hebben. Nederland heeft daar niet zoveel problemen mee, want die verlaagde cofinanciering en een kleine verdere verlaging van de rente is wat ons betreft bespreekbaar. Voor andere landen ligt dat moeilijker, maar dat gaan wij dus medio 2014 zien.

De heer Koolmees (D66):

Heeft het IMF de afgelopen weken aangedrongen op een geconditioneerde schuldverlichting, zoals ik heb aangegeven in mijn eerste termijn? Is dat het standpunt van het IMF? Is dit een soort second-bestoptie waarmee het IMF kan leven maar is de voorkeursoptie van het IMF nog steeds een geconditioneerde schuldverlichting?

Minister Dijsselbloem:

In de besprekingen de afgelopen week heeft het IMF niet langer gepersisteerd bij schuld haircuts, dus verlaging van hoofdsommen.

De heer Koolmees (D66):

De minister zegt "in de afgelopen week", maar in de weken daarvoor is dat wel gebeurd, hoor ik uit dit antwoord. Waarom is de discussie dan toch niet verder gegaan over die geconditioneerde schuldverlichting terwijl heel veel experts en economen zeggen dat dit echt een maatregel is die weer perspectief kan terugbrengen? Waarom is de minister van Financiën hierin niet meegegaan?

Minister Dijsselbloem:

De aanname van economen is dat kwijtschelding de enige manier is om de staatsschuld reëel te verlagen, maar dat is feitelijk niet juist. Dit pakket leidt tot een substantiële verlaging van de staatsschuldquote, omdat de staatsschuld op dit moment nog steeds verder groeit, gegeven de economische situatie in Griekenland en de kosten van alle leningen. Onder meer zijn de kosten van leningen nu aanmerkelijk verlaagd en gaan de winsten op obligatieprogramma's terug naar de Grieken. Materieel verlagen wij de staatsschuld van de Grieken met 10%, alleen al door de operatie van de afgelopen dagen. De discussie wordt te smal gevoerd, alsof er maar één manier is om de staatsschuld van Griekenland, een waanzinnige last om de nek van de Grieken, geen misverstand daarover, te verlichten. Dat is niet juist. Het IMF heeft gezegd dat de staatsschuldquote omlaag moet. Dat was het hoofdpunt. Vervolgens heeft het IMF vastgesteld dat er verschillende wegen naar Rome leiden. Natuurlijk kan de staatsschuld gewoon worden doorgescheurd. Dat heeft niet onze voorkeur, zoals men weet, maar er zijn verschillende andere manieren om de staatsschuld van Griekenland te verlagen. Van die andere manieren maken wij gebruik. In dit pakket zit een reeks van maatregelen, langs verschillende wegen, die ertoe bijdragen dat de staatsschuldquote omlaag gaat met tientallen miljarden. Het IMF heeft gezegd: prima, dan doen wij het zo.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Dijsselbloem:

Het punt van het IMF is dus niet het instrument, maar het resultaat in termen van staatsschuldquote op termijn. Het gaat erom of er perspectief is voor de Grieken. Veel woordvoerders hebben daarover gesproken. Dat is cruciaal, want anders lopen wij gewoon vast.

Ik meen genoeg te hebben gezegd over het afschrijven op de hoofdsom. Het heeft onze voorkeur om het op andere manieren te doen. De fracties van de ChristenUnie en de SGP en ook anderen hebben gevraagd of een alternatieve aanpak mogelijk is. Inderdaad is een alternatieve aanpak mogelijk – die is altijd mogelijk, daarvoor zitten wij in de politiek – maar de eenvoudige gedachte dat Griekenland uit de euro stapt en dat het economisch perspectief van Griekenland daardoor in een continu proces van devaluatie op termijn beter wordt, durf ik te bestrijden. Het perspectief van Griekenland wordt alleen beter als er institutioneel structurele verbeteringen plaatsvinden in de economie en in markten die volstrekt op slot zitten en in handen zijn van enkele oligopolisten. Als dat niet gebeurt, komt de Griekse economie er niet bovenop, zoals ik in het algemeen overleg uitgebreid heb onderbouwd. Het gemakkelijke scenario van devaluatie zal de Grieken echt niet helpen. Dan ga ik nog voorbij aan wat in Griekenland zal gebeuren als het nu uit de euro zou stappen. Ik denk aan een bankrun, faillissement van de overheid, sociale onrust en dergelijke. De echte keuze die gemaakt moet worden – en dat is wat nu gebeurt in Griekenland – is die voor structurele hervormingen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Volgens mij heeft niemand in de Kamer gepleit voor gemakkelijke scenario's en gezegd dat een devaluatie een substituut is voor structurele hervormingen. Het is voor ons geen verhaal van of-of, maar van en-en. Ook bij een eigen munt zal Griekenland orde op zaken moeten stellen en zal het moeten zorgen dat de arbeidsmarkt en de productmarkt gaan werken. Griekenland zal, gegeven de historie, een probleem houden, ook als de beoogde hervormingen plaatsvinden. Dat geldt ook voor andere landen. Is de minister bereid om serieus te kijken naar de kansen en de risico's van het door ons beoogde scenario, misschien niet voor morgen of overmorgen, maar wel voor de langere termijn, om Griekenland echt zicht te bieden op structurele oplossingen?

Minister Dijsselbloem:

De minister-president zal zeker nog ingaan op de wijze waarop wij aankijken tegen mogelijke exitmechanismen. Het is altijd mogelijk dat landen uit een gemeenschappelijk arrangement treden, maar het is buitengewoon complex als dit midden in een crisis gebeurt. Dat zal onmiddellijk een uitstraling hebben op de eurozone als geheel. Als de eurozone niet eens in staat is om Griekenland erbij te houden – volgens mij zijn wij daartoe wel in staat en ik denk ook dat wij dit zullen doen – wat betekent dat dan voor eventuele grotere problemen die ons tegemoet zullen komen? De heer Dijkgraaf zegt dat wij moeten erkennen dat wij met dit scenario in een soort permanente transferunie terechtkomen. Inderdaad is er sprake van een transferunie, namelijk de transfer van een unie waarin er intern noch extern mechanismen waren om die convergentie af te dwingen, naar een unie waarin die mechanismen er wel zijn. Twee voorbeelden. Extern is er natuurlijk de rente. De financiële markten hebben niet een veel hogere rente gevraagd van landen waarvoor dat wel reëel zou zijn geweest. In Spanje en Griekenland, maar ook in andere landen, was de rente structureel te laag. Dat dwong deze landen dus ook niet tot een ander economisch beleid, die externe prikkel ontbrak. Er was ook geen intern mechanisme om structurele onevenwichtigheden aan te pakken. Die mechanismen brengen we nu aan. Je kunt erover twisten hoe ver dat moet gaan en wie de bevoegdheid moet hebben om uiteindelijk de beslissing te nemen, maar we bouwen nu aan mechanismen om de structurele onevenwichtigheid in de Unie structureel aan te pakken. Er zijn inmiddels externe prikkels en de interne mechanismen worden gebouwd. Dat betekent dat we de Unie geleidelijk aan sterker maken. Daar hoort ook nog het bankentoezicht bij.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De kernvraag is natuurlijk of de Griekse markt over een paar jaar concurrerend is met landen als Nederland en Duitsland. Dat geldt overigens ook voor andere landen. Wordt Griekenland wat betreft concurrentiekracht en handelsbalans vergelijkbaar met landen als Nederland en Duitsland? Iedereen heeft het erover dat de concurrentiekracht vergroot moet worden, maar dan nog zullen er op de langere termijn verschillen zijn. De financiële markten zien dat, die zijn niet dom en zien echt wel dat een structurele oplossing iets anders betekent. Wil de minister serieus werk maken van een neutrale analyse van de kosten en de baten, zodat wij meer zicht krijgen op de kosten en baten van alternatieve scenario's?

Minister Dijsselbloem:

Die analyses zijn er volop. Dankzij de ChristenUnie is er onlangs een gedegen werkstuk naast gelegd, dus die zijn er. De kernvraag is niet of alle landen en economieën uiteindelijk op hetzelfde niveau met dezelfde concurrentiekracht zullen uitkomen, want het antwoord daarop is "nee". Er zijn nu al grote verschillen, bijvoorbeeld tussen Nederland en Duitsland en tussen het Zuiden en het Noorden. De vraag is of de verschillen hanteerbaar zijn. Is er een Unie mogelijk waarbinnen de economische verschillen draagbaar zijn en niet leiden tot structurele onevenwichtigheden die ontsporen en tot spanning in de zone leiden? Nogmaals, we zijn nu een unie aan het bouwen die met externe prikkels en interne mechanismen de convergentie zal afdwingen. Zal die volledig zijn en zullen we uiteindelijk een perfect union krijgen? Nee, maar we hebben nog wel structuurfondsen en allerlei andere mechanismen waarmee we kunnen bijsturen. Daarvoor hebben we overigens geen nieuwe instrumenten nodig in de lijn van een nieuwe begrotingsstroom als de fiscal capacity.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb inmiddels al veel over Griekenland gezegd. Misschien nog een enkel punt over de belastingaanpak, want dat is een van de structurele hervormingen die cruciaal zijn voor Griekenland. Een land kan zichzelf niet op orde brengen als daar niet op een rechtvaardige en effectieve manier belasting wordt betaald. Daarop wordt op dit moment veel ingezet. De tranche die nu beschikbaar komt in het tweede hulpprogramma wordt uitgekeerd in drie tranches. We willen per tranche de vinger aan de pols houden. Een van die tranches kan in januari worden uitbetaald en dan stellen we opnieuw de vraag hoe het staat met de belastingherziening. Er moet een pakket wetgeving worden aangenomen en er gebeurt heel veel op het gebied van institutionele versterking van de belastingdienst in Griekenland. Nederland draagt daar rechtstreeks aan bij. We hebben daar mensen op de grond, zoals dat heet, om daaraan bij te dragen. Dat heeft onze grote prioriteit. Een motie van de geachte afgevaardigde Van Hijum is met zeer brede steun aangenomen. Deze is voor mij de komende tijd leidraad. Daarin wordt topprioriteit toegekend aan belastingherziening.

Ik was de heer Klaver nog een concreet antwoord verschuldigd op zijn vraag naar Griekse jachten in Nederland. Ik heb me daar onmiddellijk in verdiept. Er blijken hier enkele honderden jachten te zijn. We hebben de Griekse autoriteiten daarover eerder geïnformeerd, zodat zij daarover belasting kunnen heffen. Wij gaan dat opnieuw doen. Ik heb naar aanleiding van de vraag van de heer Klaver de Belastingdienst opnieuw gevraagd om die informatie opnieuw ter beschikking te stellen aan de Griekse autoriteiten. Omdat we ter plekke aanwezig zijn, kunnen wij ervoor zorgen dat er nu ook iets mee gebeurt. Voor de Grieken zelf is dit soort informatie-uitwisseling dus cruciaal om belasting te kunnen heffen. Dat geldt ook voor het verdrag tussen Griekenland en Zwitserland. De beroemde Lagardelijst gaat over een aantal zeer vermogende Grieken die hun geld op een bank in Zwitserland hebben staan. Zoals u weet is daar in het verleden niets mee gebeurd. Nu wordt gekeken wat in de oude lijst nog actueel is en wat daarmee nog gedaan kan worden. En nog belangrijker: er wordt onderhandeld over een belastingverdrag tussen Zwitserland en Griekenland. Ik heb dat in het AO allemaal uitgelegd. In januari meld ik u wat de stand van zaken daarvan is.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik dank de minister voor het uitgebreide schriftelijke antwoord over de Griekse boten die hier in Nederland onder Nederlandse vlag varen. Ik had ook een aantal vragen gesteld over het bedrijfsleven dat gebruikmaakt van belastingconstructies via Nederland. Ik ben zeer verheugd om te horen dat de Nederlandse Belastingdienst zelf al aangeeft dat hier boten geregistreerd zijn en zegt: hier hebt u de informatie en doe daar wat mee. Mijn vraag aan de minister is of dat ook gebeurt bij constructies die gebruikt worden door bedrijven die hier in Nederland geregistreerd zijn. Vindt daarover ook automatische gegevensuitwisseling met de Griekse overheid plaats?

Minister Dijsselbloem:

Dat is slechts ten dele het geval. Ik heb de brief nu niet bij de hand, maar ik dacht dat daarin op deze kwestie uitgebreider wordt ingegaan. Dividendbelasting moet bijvoorbeeld weer in Griekenland worden geheven. Die informatie wordt uitgewisseld.

De heer Klaver (GroenLinks):

De brief was uitgebreid en daarin werd hierop ook ingegaan. De focus lag echter vooral op de verschillende verantwoordelijkheden van de Nederlandse overheid en de belastingheffing die hier moet plaatshebben enerzijds, en de heffingen die moeten plaatshebben in Griekenland anderzijds. Mijn vraag is of de minister nog één keer met de Belastingdienst wil kijken of nu echt alle informatie wordt uitgewisseld en automatisch aan de Grieken wordt verstrekt om ervoor te zorgen dat zij een zo compleet mogelijk beeld hebben. Het is eigenlijk te erg voor woorden dat wij dit automatisch moeten doen omdat de Griekse belastingdienst niet op orde is. Volgens mij is het echter een gezamenlijk belang om ervoor te zorgen dat men in Griekenland zo veel mogelijk belasting gaat innen.

Minister Dijsselbloem:

Als wij beschikken over informatie die voor de Griekse belastingdienst relevant is en wij mogen die binnen de wetgeving delen, dan zullen we dat zeker doen. Dat zeg ik toe. Het meest concrete voorbeeld daarvan betrof de luxueuze jachten.

Ik denk dat dit genoeg is over Griekenland, ook met het oog op de tijd. Ik heb nog een enkele opmerking over Cyprus. Daarover is in de eurogroep van morgenochtend nog geen besluitvorming voorzien. Ik heb de documentatie van de trojka nog niet. U weet van mij dat ik geen enkel besluit neem als ik de documenten niet heb. Daartoe heeft de Kamer mij aangemoedigd. We gaan op basis van mondelinge mededelingen geen grote herstructureringsoperaties in gang zetten. Daarbij is er in het geval van Cyprus een extra aanleiding om ook de laatste onderzoeken echt in handen te hebben. Wij stellen ons ten aanzien van Cyprus zeer terughoudend op. Als we in dat land al overgaan tot een herstructureringsprogramma moet er echt sprake zijn van een grote bail-in. Ik kom daar zeker op terug zodra we die documenten wel hebben.

Dan kom ik op het bankentoezicht. Er is een aantal onderscheiden te maken. De eerste stap is het algemene bankentoezicht, het SSM. Dat is vandaag aan de orde, waarschijnlijk tot diep in de nacht. Daarin zijn een paar dingen voor ons heel belangrijk. Dat is ten eerste dat de kapitaalvereiste, de capital requirements directive, parallel met de richtlijn over de inrichting van het bankentoezicht wordt afgerond. De kapitaalvereisten op Europees niveau moeten worden verhoogd. Wat ons betreft gebeurt dat zelfs in een hoger tempo en op een hoger niveau. Die capital requirements directive is voor ons cruciaal. Die moet worden aangenomen.

Ten tweede gaan we wat ons betreft met dat bankentoezicht van start. Wij zijn daarvoor; geen misverstand daarover. Tegen de fractie van D66 zeg ik echter ook dat er heel veel achterliggende vragen zijn die je kritisch moet bezien. Hoe doe je dat? Voor welke banken geldt het? En onder welke voorwaarden? Europa is niet ja of nee, zoals u soms wel eens zegt, maar is een slag ingewikkelder dan dat. Een van de vragen die de heer Pechtold stelde in een interruptie op de heer Servaes is welke banken hier nou onder zullen vallen. U weet dat in het eindbeeld van Nederland alle Europese banken onder dat Europese toezicht vallen. Daar is veel discussie over. Een aantal landen wil dat niet en een aantal landen wel. Alles is nog in onderhandeling en in beweging, maar een uitkomst zou kunnen zijn dat banken met een balans vanaf 30 miljard euro onder het Europese toezicht komen te staan. Voor ons is het echter cruciaal dat de ECB rechtstreeks kan interveniëren en kan optreden als ze van oordeel is dat het foute boel is bij een kleine bank. Iedereen weet dat in kleine banken ook grote risico's verstopt kunnen zitten, zeker als je ze bij elkaar optelt. In dat geval hebben we de bepaling nodig dat de ECB bij kleine banken rechtstreeks kan ingrijpen. Dat zou voor ons een acceptabele uitkomst kunnen zijn.

De heer Servaes (PvdA):

Dit vraagt om wat verduidelijking. Ik lees net in het Financieele Dagblad dat er over compromissen wordt gesproken. Wordt het een compromis genoemd dat alleen nog systeemrelevante banken en banken die al aan het infuus liggen, onder Europees toezicht zouden vallen? Dat zou een totale uitkleding van de ambitie zijn. Ik begrijp het niet helemaal: er is toezicht of er is geen toezicht. Onder de grens van 30 miljard euro is er geen toezicht. Hoe verhoudt zich dat tot de Nederlandse inzet om te kunnen ingrijpen als het nodig is? Dat begrijp ik niet helemaal.

Minister Dijsselbloem:

In de plannen die er nu liggen, staat dat banken die in een steunprogramma zitten of willen komen, vanaf de start onder Europees toezicht vallen. Dat is de eerste stap. De tweede stap zijn de grote systeemrelevante banken die onder het toezicht moeten komen. Overigens hebben wij nog wel een kwaliteitstoets in de tijd ingebouwd, waar ik zo nog iets over wil zeggen. De vraag is namelijk wanneer we het overdragen. Deze stap gaat over de grote systeemrelevante banken die de heer Servaes in de krant heeft aangetroffen. De derde stap betreft de discussie of we daarna doorgaan met alle 6.000 banken van Europa. Sommige landen zeggen dat al die kleine regiobanken niet onder Europees toezicht gesteld hoeven te worden. Wij vinden dat riskant. We zoeken nu naar een oplossing waarbij er eventueel een minimumgrens komt van 30 miljard euro. Je kunt erover twisten of dat klein of middelgroot is, maar het idee is dat banken die onder de grens zitten niet direct onder Europees toezicht vallen. Ze vallen nog wel onder hun nationale toezichthouders, laat daar geen misverstand over zijn. Ze worden ook niet per direct gesloten, maar blijven gewoon bestaan. De nationale toezichthouders houden toezicht op deze banken, maar allemaal binnen een Europees stelsel.

De bepaling dat de ECB rechtstreeks kan ingrijpen als ze verontrustende signalen krijgt, is voor ons cruciaal. De heer Servaes vraagt of er nog toezicht is of niet. Er is altijd toezicht. Nationale toezichthouders houden toezicht op de kleine banken. De ECB houdt toezicht op de grotere banken waarbij de nationale toezichthouder overigens ook nog steeds toezichthoudend werk kan doen. Dat is allemaal nog onderwerp van discussie. De ECB hoeft het niet allemaal zelf te doen, maar het moet wel onder haar verantwoordelijkheid gebeuren. Zij stuurt aan en bepaalt de kwaliteitsstandaard.

De heer Koolmees (D66):

Het heldere antwoord van de minister leidt tot twee aanvullende vragen. Afgelopen vrijdag hoorden wij dat we ooit begonnen zijn met 6.000 banken in Europa. Dat zijn er ondertussen 4.000 geworden omdat er allerlei dubbeltellingen in zaten. De Rabobank werd bijvoorbeeld 100 keer in de lijst opgenomen omdat het allemaal kleine lokale banken zijn. Hoe voorkom je dat banken zich opsplitsen om onder de grens van 30 miljard euro te blijven, of dat ze aparte eenheden maken om niet onder het ECB-toezicht te vallen? Als je de ECB laat ingrijpen, terwijl een nationale toezichthouder toezicht houdt, moet politiek inmengingsgevaar voorkomen worden. Hoe doe je dat bij lokale banken, zoals de cajas maar ook de Landesbanken in Duitsland? Is het niet beter dat ...

De voorzitter:

We zouden maar één vraag doen, dus ik was al heel coulant. Ik geef het woord aan de minister voor een antwoord op de twee vragen.

Minister Dijsselbloem:

Het aantal banken is een gevoelig thema binnen bijvoorbeeld de Rabobank. Als je bij een Rabobank suggereert dat ze alle één bank zijn, heb je kans dat je ruzie krijgt met lokale bankdirecteuren die zeggen dat hun structuur echt anders in elkaar zit. Ik laat het maar even voor wat het is. Ik werk met het hypothetische aantal van 6.000 banken, dat altijd in het debat is aangehouden. We hebben geen discussie over het aantal banken, maar over de grootte van de bank en of daar een grens aan moet worden gesteld. Nogmaals, het heeft onze voorkeur om alle banken op een gegeven moment onder één toezichtkader en één toezichthouder te brengen. Ik zeg er ook bij tegen de fracties die enthousiast hebben gesproken over Europa dat Europa een onderhandelingsunie is. Er wordt gewoon onderhandeld. We zorgen ervoor dat onze belangen en de kwaliteit van het toezicht op onze banken, die cruciaal is, goed zijn belegd. Even voor het begrip, onze bancaire sector bestaat uit een viertal grote banken, waarvan drie heel grote, en een reeks kleintjes. Dit voorstel met de grens van 30 miljard heeft tot gevolg dat de vier grote er direct onder vallen, direct onder de ECB komen. De andere blijven voorlopig onder het toezicht van DNB vallen. 90% van de totale balans van de Nederlandse bancaire sector valt dan onder Europees toezicht. Dat is ook de verklaring waarom Nederland er zo aan hecht om de kwaliteitstoets te hebben of de ECB eraan toe is en of de ECB het voldoende kwalitatief en kwantitatief heeft uitgebouwd voordat we 90% van onze balanstotalen in de bancaire wereld overdragen aan Europees toezicht.

De heer Koolmees (D66):

Ik dank de minister voor dit heldere antwoord. Ik ben het eens met de stapsgewijze benadering hiervan. Het punt in de krant waarop ik vanochtend aansloeg, was dat Duitsland en Frankrijk een deal zouden hebben over de bankenunie. Er werd gesuggereerd dat de lokale banken buiten het mechanisme zouden vallen, terwijl we weten dat daar juist een hoop politieke inmenging zit. Ik roep de minister op, zich daartegen te verzetten als hij straks gaat onderhandelen over de banken.

Minister Dijsselbloem:

Ja, maar ik moet wel zorgvuldig met de partners omgaan. Het is overigens interessant dat wij op dit punt nauw samenwerken met Frankrijk, dat een vergelijkbaar bancair landschap heeft. Voor Frankrijk geldt net als voor Nederland dat het overgrote deel van de banken met deze maatstaf direct onder de ECB valt. De Duitsers ga ik niet verwijten dat er sprake zou zijn van politieke inmenging in het toezicht. Het is bekend hoe strikt Duitsland is wat betreft politieke inmenging in het bankenstelsel. Ik zou dat nooit durven suggereren.

De heer Slob (ChristenUnie):

De vraag is wel wat de minister uiteindelijk doet als men toch dit soort grenzen gaat hanteren. We zeggen steeds dat we moeten leren van gemaakte fouten. Juist kleine banken – denk aan wat er in Spanje is gebeurd – hebben nogal wat problemen veroorzaakt. Als men de grens van 30 miljard gaat hanteren, zijn we toch niet bezig om echte oplossingen te bedenken?

Minister Dijsselbloem:

Ik heb gezegd dat voor ons bepaling A cruciaal is. Er is ook een B, waarin staat dat de ECB rechtstreeks kan ingrijpen wanneer er zorgen zijn. Het is puur aan de ECB zelf, en niet aan politieke inmenging of de nationale toezichthouder, om hulp in te roepen. De ECB moet zelf kunnen beoordelen dat het ergens niet goed gaat en kunnen zeggen: we gaan daar in. Dat is de bepaling onder B. Die is cruciaal. Als die bepaling erbij blijft staan, kunnen wij daarmee uit de voeten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Toch blijft het schimmig. Frankrijk wordt genoemd, maar Duitsland heeft belangen als het gaat om die kleine banken. Die wil men ook graag onder de radar houden, misschien niet om allerlei dingen af te dekken, maar er spelen politieke afwegingen mee om dat zo te doen. We worden dan meegezogen in een agenda waar we eigenlijk helemaal niet in mee zouden willen worden gezogen. Even los van de tweede bepaling die erbij staat, de minister hoort daarover toch klip-en-klaar stelling in te nemen en dat als niet-acceptabel neer te zetten in Brussel als hierover wordt gesproken?

Minister Dijsselbloem:

Volgens ons is de kwaliteit van de ECB cruciaal hierin. De kwaliteit maakt ook dat wij het vertrouwen kunnen hebben dat als de ECB wil ingrijpen, hij dat ook zal doen. Daarom is de tweede bepaling, onder B, zo belangrijk voor ons. De heer Slob zegt dat dit niet voldoende is en dat we moeten vasthouden aan de 6.000, maar wij zitten daar een slag anders in. De 6.000 heeft onze voorkeur. We denken dat dit aantal het eindscenario zou moeten zijn. Cruciaal is dat de ECB autonome bevoegdheid krijgt om in te grijpen waar nodig is, bij alle banken. We zullen zien hoe dit zich vandaag en vannacht zal ontwikkelen.

Voorzitter. Bij de directe bankenherkapitalisatie zit een grote zorg. Toezicht is één, maar de vraag is waar vervolgens de rekeningen naartoe gaan van de problemen die ontstaan, wie een resolutie betaalt wanneer dat nodig is et cetera. Onze stelling is dat directe herkapitalisatie kan plaatsvinden zodra de ECB effectief toezicht kan houden op de Europees gesteunde banken, maar niet eerder. Dat is cruciaal. Wij bouwen daar een toetsmoment voor in.

Over de inzet van directe herkapitalisatie moet met unanimiteit worden besloten. De onderhandelingen daarover worden niet vandaag afgerond en ook niet in de Europese Raad van deze week. De onderhandelingen gaan de komende maanden nog verder. Het moet nog helemaal worden uitgewerkt. Er moet nog een uitwerking op technisch niveau plaatsvinden. Besluitvorming daarover is niet eerder dan in maart volgend jaar voorzien.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De minister van Financiën zegt dat er vandaag geen besluiten worden genomen. Maar volgens mij worden ze morgen wel genomen omdat in maart het toezicht moet ingaan en dan zelfs meteen zou worden overgegaan tot het direct kapitaliseren van banken.

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat is echt onjuist. Het benodigde instrumentarium, het juridisch kader, wordt nog uitgewerkt. Besluitvorming daarover is niet voor vandaag of morgen voorzien.

De heer Verheijen (VVD):

We hebben een aantal voorwaarden aan het bankentoezicht gesteld. Het betreft een review vooraf: schone banken en dan pas deelnemen aan het stelsel. Hoe ziet de minister dat voor zich, ook in relatie tot het tijdpad? Wij zijn daar sceptisch over. En is de minister van mening dat het ESM-verdrag moet worden gewijzigd voor een directe herkapitalisatie van banken?

Minister Dijsselbloem:

Wij moeten het resolutiemechanisme en de herkapitalisatie van banken even uit elkaar houden. Ten eerste geldt voor de herkapitalisatie van banken wat ik net in reactie op de heer Buma zei. Niet-levensvatbare banken en bad banks komen niet in aanmerking voor directe herkapitalisatie. Dat is cruciaal wat ons betreft. Ten tweede moet de problematiek van niet-levensvatbare banken wat ons betreft worden afgewikkeld door nationale overheden. Dit betreft allemaal stappen vooraf die wij dus niet op Europa afwentelen. Ten derde komen bad banks onder strikte voorwaarden wel voor steun in aanmerking, maar dan indirect via nationale overheden. Het single resolution mechanism behelst veel meer. Het ingewikkelde is dat wij nu een stelsel invoeren dat je eigenlijk wilt invoeren als alles een beetje op orde is. Wij voeren het echter in terwijl er nog allerlei problemen verstopt zitten in banken. Binnen het kader van directe herkapitalisatie en de voorwaarden die wij daaraan stellen moeten wij dus nog oude problemen oplossen.

Straks hebben wij die problemen als het goed is opgelost, hebben wij het toezicht uitgerold en moet er ook een resolutiemechanisme op Europees niveau komen. Dat behelst wat ons betreft een fonds, een aparte autoriteit op Europees niveau en een kader. Daarbij is de koppeling tussen toezicht en resolutie cruciaal. De beslissing dat er resolutie moet plaatsvinden, kan niet ergens anders worden genomen dan waar de rekening wordt betaald. In deze tussenfase, de overgangsperiode, moet er zeggenschap, een eindoordeel, voor de nationale toezichthouder blijven voordat kan worden besloten tot het intrekken van een vergunning van een bank of een andere vorm van resolutie. Dat is een belangrijk punt voor Nederland. In de eindfase, wanneer het toezicht volledig, op orde en effectief is en er een Europees resolutiemechanisme is, komen die zaken weer bij elkaar: het toezicht, de resolutie en de kosten daarvan.

De heer Verheijen (VVD):

Ik dank de minister voor deze toezegging. Kan hij ook toezeggen dat hij zich niet laat leiden door de agenda en het tijdpad dat Van Rompuy heeft gepresenteerd, maar dat wij voortdurend inhoudelijk kunnen toetsen of het toezicht effectief is en wij de volgende stap kunnen zetten? Kan de minister dus zeggen dat de plannen van Van Rompuy, het tijdpad, daarbij voor hem niet leidend zijn?

Minister Dijsselbloem:

Nee, die zijn voor de Nederlandse regering inderdaad niet leidend. Voor ons zijn een aantal inhoudelijke stappen leidend. Wij moeten ervoor zorgen dat de financiële positie van deelnemende banken op gelijk niveau wordt gebracht. Er moet gewerkt worden aan een single rulebook, gemeenschappelijke regelgeving aan de hand waarvan resolutie kan plaatsvinden. Dat is overigens makkelijker gezegd dan gedaan, want het betreft de harmonisatie van een enorme set regelgeving voor banken en de afwikkeling van de problematiek van banken. Ook moet in relatie tot het resolutiemechanisme bij risicodeling een volledige bail-in van private crediteuren mogelijk worden gemaakt. Dit zijn allemaal zaken die nog geregeld moeten worden. Overigens is de afronding van dit hele proces pas voorzien in 2018, maar mijn toezegging staat dat Nederland langs deze lijn buitengewoon vasthoudend zal opereren.

De voorzitter:

Ik kijk naar de klok en ik weet dat u al weg had moeten zijn. Ik neem aan dat u daar zelf ook een beetje op gelet hebt. Ik stel voor dat u uw betoog afmaakt. Volgens mij is een aantal grote punten aan de orde geweest. Daarna krijgen de leden nog de kans om vragen te stellen.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb nog maar een paar kleine punten. De fractie van de SP heeft een vraag gesteld over de zeggenschap van het Verenigd Koninkrijk in de Europese Banken Autoriteit, de EBA. De heer Merkies vroeg of ik het met hem eens ben dat het Verenigd Koninkrijk geen veto moet krijgen. Ja, dat ben ik met hem eens. Het Verenigd Koninkrijk krijgt, zoals het er nu ligt, ook geen veto binnen de EBA. Er is wel een ingewikkelde situatie. Straks hebben we een gezamenlijk toezichtmechanisme, met eurolanden en niet-eurolanden. De EBA geeft natuurlijk veel inhoudelijke kaders aan waarbinnen dit allemaal zal plaatsvinden. De niet-eurolanden hechten zeer aan voldoende zeggenschap in dit proces en willen niet door de eurolanden worden uitgehoekt in de besluitvorming. Er is nu dus discussie over de vorm van een dubbele meerderheid, waarbij zowel de groep niet-eurolanden als de groep eurolanden in meerderheid akkoord moet gaan. Dat betekent dus niet dat het Verenigd Koninkrijk in zijn eentje dingen kan tegenhouden.

Het CDA heeft gevraagd hoe het zit met de toezichtfunctie binnen de ECB. De heer Buma noemde dit de Chinese wall, de Chinese muur. Nederland heeft zeer aangedrongen op een goede scheiding tussen de monetaire taak en de toezichttaak van de ECB. Ook Duitsland heeft dit zeer nadrukkelijk gedaan. Er is een heel aparte institutionele vormgeving voor gekomen, met een aparte wijze van besluitvorming. Het moet wel binnen het verdrag gebeuren, omdat we het verdrag op dit moment niet kunnen en niet willen wijzigen. Formeel vindt de uiteindelijke, definitieve goedkeuring van beslissingen dus nog steeds binnen het bestuur van de ECB plaats. Er is echter geregeld dat de hoofdbesluitvorming zal plaatsvinden binnen de supervisory poot van de ECB. De heer Draghi zal dus geen twee petten dragen. Er komt een aparte voorzitter voor de toezichttak binnen de ECB.

GroenLinks heeft een vraag gesteld over het depositogarantiestelsel op Europees niveau. De heer Klaver ziet graag dat er nu al voorstellen zijn om het dgs op Europees niveau te regelen. Onze redenering hierbij is dat dit inderdaad een onderdeel is van de volledige bankenunie, maar dat dit wel het sluitstuk is. Dat is de volgorde. We gaan eerst de wetgeving rondom het bankentoezicht realiseren. Vervolgens gaan we dit uitrollen en gaan we ervoor zorgen dat de ECB wordt uitgebouwd. Het aantal banken dat daaronder valt, wordt steeds groter. Parallel daaraan werken we aan het resolutiemechanisme, het fonds et cetera. Als allerlaatste, het sluitstuk, kun je denken aan een Europees dgs. Daar wordt overigens in Europa nog zeer verschillend over gedacht.

Dat is het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Zijn er nog vragen? De heer Merkies? Ik begin met de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dan krijgen we een rustige inleiding, met daarna vuurwerk van de flanken.

Ik heb inderdaad gevraagd naar het depositogarantiestelsel. Ik begrijp dat dit het sluitstuk is. Mijn zorg is dat we hetzelfde zullen doen als bij de oprichting van de EMU, namelijk dat we allerlei stappen zetten en daarbij de politieke unie vergeten. Als de druk in Europa eenmaal van de ketel is, is het vervolgens moeilijk om volgende, verregaande stappen te zetten, bijvoorbeeld in de richting van een depositogarantiestelsel. Kan de minister zeggen of datgene wat er nodig is in de routekaart komt te staan en dat zo'n depositogarantiestelsel dus wel op tafel komt? Daarbij komt dus de aantekening dat het wel het sluitstuk moet zijn.

Minister Dijsselbloem:

Ja, met de aantekening dat harmonisatie van het dgs op nationaal niveau daaraan vooraf moet gaan. Dat zou al een geweldige winst zijn.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat zou een stapje vooruit zijn. Het volgende punt dat ik hier wil maken, is belangrijk voor mijn fractie en voor de beoordeling van de uiteindelijke plannen. Is er sprake van een stip aan de horizon? Is er tussen al die landen overeenstemming over de vraag waar het uiteindelijk heen zal moeten? Het lijkt mij evident dat er op die weg nog vele hobbels zijn en dat over het ideale tijdspad valt te discussiëren. Het is belangrijk dat er in ieder geval commitment is in het kader van de vraag waar het eindstation ligt, want als dit niet het geval is, ben ik heel erg bang dat we niet verder komen zodra de druk enigszins van de ketel is. Ik ben bang dat verdere integratie dan zal stokken en dat we over tien jaar weer met dezelfde problemen zitten als nu.

Minister Dijsselbloem:

Er is sprake van een dilemma dat we voortdurend in de Europese besluitvorming terugzien. Als we niet de stip aan de horizon zetten, geen data noemen en niet bepalen wanneer die stap moet worden gezet, dan is er geen druk op het proces. Maar als we nu al duidelijk maken wanneer een Europees dgs wordt ingesteld, dan halen we de druk van de voorliggende voorwaarden af. We moeten de Europese bankensector immers eerst op orde brengen. We kunnen niet de risico's die besloten liggen in allerlei banken met slechte balansen in een dgs gooien, waarbij de Nederlandse belastingbetalers en de Nederlandse spaarders mede de last moeten dragen van problemen die in andere landen jarenlang zijn verwaarloosd. Die stip staat er dus, maar ik committeer mij niet aan de vorm of aan het jaartal. Ik vind dat een aantal kwalitatieve problemen moeten worden opgelost. Als de heer Klaver achter mij staat te duwen en mij vraagt om die problemen wat sneller op te lossen, dan is dat prima. Ik wil dat heel graag.

De heer Merkies (SP):

Wij zijn het erover eens dat kwaliteit voorop staat. Maar waar hangt die kwaliteit van af? Ik hoor de minister van Financiën namelijk zeggen dat de ECB dit bepaalt. Dan bepaalt de ECB dus zelf of hun eigen toezicht voldoende is. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Minister Dijsselbloem:

Het is maar hoeveel vertrouwen je hebt in deze instelling. Wij hebben hier veel vertrouwen in. Het is de vraag wanneer die grote groep van grootbanken overgaat naar het Europese toezicht. In de discussie in Brussel werd gezegd dat dit half 2013 zou gebeuren. Vervolgens vond men dat dit 1 januari 2014 het geval zou moeten zijn. Wij hebben echter gezegd dat er veel meer tijd nodig is. Je kunt zo'n toezichtstelsel bij dat fantastische instituut van de ECB niet zo snel optuigen. Er is nu sprake van juli 2014. Dat is al winst. Wij hebben ook gezegd dat wij eraan hechten om van de ECB zelf een onderbouwde analyse te ontvangen, waarin ons wordt geadviseerd dat het kan. Wij willen graag dat de ECB aangeeft: hier staan we, dit hebben we gedaan, deze kwaliteit hebben we nu opgebouwd en we kunnen deze verantwoordelijkheid nu aan. Dat signaal van de ECB zelf is voor ons erg belangrijk.

De heer Merkies (SP):

Dan heeft de minister van Financiën wel heel erg veel vertrouwen in de ECB. Het is dan toch de vraag wie de ECB controleert, anders wordt het net zo'n verhaal als "wij van WC-EEND".

Minister Dijsselbloem:

In het bestuur van de ECB zit ook de president van de Nederlandsche Bank en de presidenten van centrale banken in andere landen. Zij hebben veel ervaring in toezicht. Zij weten waar het over gaat. Het is dus misschien wel een nieuwe taak voor het apparaat van de ECB, maar niet voor de leiding van de ECB. De bestuursleden doen dat in hun landen immers al sinds jaar en dag. Zij kunnen dit dus beoordelen. Als de president van de Nederlandsche Bank het signaal geeft dat het niet goed gaat, dan gaat het niet goed.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Zoals ik in mijn inbreng al heb gezegd, is het idee van de hele bankenunie en het hele bankentoezicht ingegeven omdat het ESM beschikt over een pot van 500 miljard, waar die banken graag rechtstreeks met hun handen in willen zitten. Dat is de enige reden. Er is nu al 40 miljard gegeven aan Spaanse banken, terwijl er nog geen toezicht is en terwijl het nog helemaal niet duidelijk is in hoeverre de verantwoordelijken voor de puinhoop bij de Spaanse banken vervolgd worden en daarvoor aansprakelijk worden gesteld. Dat wordt allemaal niet gesteld. Wij geven 40 miljard van ons belastinggeld aan Spaanse banken, terwijl die Spaanse directeuren met een gouden handdruk van 18,5 miljoen, 16,5 miljoen en 14,5 miljoen naar huis gaan. Ik heb hier een overzicht daarvan. Dan mag deze minister uitleggen aan de Nederlandse belastingbetaler dat het een verantwoorde stap is.

Minister Dijsselbloem:

Ik noem eerst de feiten. Het is niet waar dat de Nederlandse belastingbetaler 40 miljard op tafel heeft gelegd om de Spaanse banken te redden. Die 40 miljard komt uit het ESM. Daar staan we met zijn allen garant voor.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat is hetzelfde.

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat is niet hetzelfde. Geld rechtstreeks overmaken is echt wat anders dan banken herkapitaliseren vanuit een fonds op basis van leningen. Die banken worden versterkt. Daar is een diepgravende analyse aan voorafgegaan. Die banken zijn totaal blootgelegd. Er is geen bankensector in Europa waar we inmiddels met z'n allen zo veel van afweten als de Spaanse bankensector. De verwachting was overigens dat de problemen nog veel groter zouden zijn. In die zin valt die 40 miljard nog mee. Dat bedrag van 40 miljard gaat vervolgens gepaard met uitgebreide voorwaarden betreffende niet alleen de Spaanse overheid die er nu nog tussen zit maar zeker ook de banken, inclusief het bankenbeleid.

De voorzitter:

De vraag was wat u vond van de bonussen die deze bankdirecteuren hebben gekregen.

Minister Dijsselbloem:

Nou, de vraag was iets breder dan dat en ik heb die hiermee beantwoord.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dit is nu typisch het geluid zoals in Europa altijd verkondigd wordt. U moet gewoon het eerlijke verhaal vertellen aan de belastingbetaler. De belastingbetaler staat voor 40 miljard garant voor Spaanse banken. U kunt dan wel zeggen dat het ons geen 40 miljard kost, maar dan wijs ik op Griekenland ten aanzien waarvan nu wordt gesproken over afschrijven en noem maar op. Dat gaat ons gewoon geld kosten. Die banken staan op omvallen en zullen omvallen. Die 40 miljard stoppen wij erin in de hoop dat we het ooit terugkrijgen. Dat we het terugkrijgen, daarvan zegt de PVV: vergeet het maar. En daarvan zegt deze minister nog steeds: dat krijgen we terug. Deze minister weet net zo goed als ik dat net zoals met Griekenland we dat geld niet terugkrijgen. De vraag is in hoeverre de verantwoordelijken die de banken zo ver hebben laten komen en die onverantwoorde risico's hebben genomen, betrokken worden bij de boetedoening van waar we nu staan. Als ik zie welke bonussen die mannen daar krijgen, als ik zie dat de toezichthouder daar heeft zitten slapen en niet wordt aangesproken en als ik zie dat de aandeelhouders en de achtergestelde obligatiehouders niet worden aangesproken, dan constateer ik dat de rekening wordt gelegd bij de belastingbetaler en dat de grootgraaiers bij die banken er met een dikke, dikke fooi tussenuit gaan.

Minister Dijsselbloem:

Het probleem van deze vraag is dat het geen vraag is. Het is een betoog en ook nog eens een betoog met heel verkeerde aannames. Aanvankelijk werd gesteld dat wij 40 miljard overdragen aan de banken. Dat is niet waar, het is een leningsprogramma, leidend tot een herstructurering van banken. Dat gaat gepaard met strikte voorwaarden, ook ten aanzien van het bestuur en het toezicht op de Spaanse banken. Daaraan voorafgaand vindt een herstructurering plaats van de Spaanse bancaire sector. Er worden gewoon banken gesloten. Die zijn niet meer levensvatbaar en die gaan we ook niet herkapitaliseren, want dat heeft geen zin. Er wordt een bad bank gecreëerd waarin een aantal risico's wordt afgezonderd en gesaneerd. Dus het is een operatie die diep ingrijpt in de Spaanse banken. We doen dat niet met plezier maar het is wel nodig. De Spaanse bankdirecteuren komen daar zeker niet beter uit.

De heer Madlener (PVV):

Dat laatste zullen we dan nog maar zien. Ik wil eigenlijk over een ander probleem spreken. Niet alleen bij de banken is het een rommeltje in Europa maar ook bij de Europese Commissie zelf. Die Commissie heeft veel te veel geld uitgegeven en is daarom met een acuut probleem komen te zitten. Ik heb inmiddels begrepen dat het gaat om 10 miljard euro die zij te veel heeft uitgegeven. Zowel de begroting voor 2012 als die voor 2013 laat overschrijdingen zien. Een overschrijding van 10 miljard betekent volgens mij dat Nederland daar ruim een half miljard aan bij moet dragen. Klopt dat?

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat klopt niet. De begroting 2013 moet nog van start gaan, dus daar zit ook geen overschrijding in. Er zijn de afgelopen jaren wel meer verplichtingen aangegaan dan dat er uitgaven mogelijk waren. Omdat het Meerjarig Financieel Kader nu afloopt, komen die verplichtingen in een keer boven water. Brussel heeft gewoon veel te veel verplichtingen toegestaan. Overigens hadden de lidstaten kunnen ingrijpen. Het is bekend hoe Nederland daartegen aankijkt. Wij hebben daar grote problemen mee. Wij hebben ook tegen de aanvullende begroting voor 2012 gestemd. Wij hebben de Commissie opgeroepen om in te grijpen, om te bezuinigen en om zelf te herprioriteren en ons niet om extra geld te vragen. Het Parlement en de Commissie wilden de begroting voor 2013 verhogen. Om die reden hebben wij ook daartegen gestemd. De heer Madlener vraagt wat het Nederland exact kost. Het is een lager bedrag. Ik heb het nu niet paraat, maar de verhoging van zowel de verplichtingen voor 2012 als de begroting voor 2013 betekent inderdaad een extra rekening voor Nederland. Die komt overigens keurig naar de Kamer in de vorm van een suppletoire begroting.

De heer Madlener (PVV):

Er zit dus inderdaad een financiële tegenvaller in die is veroorzaakt door Europa. We horen nog hoeveel het is. Ik hoor graag zo snel mogelijk waar Nederland aan toe is, want die financiële tegenvaller kunnen we nu niet gebruiken.

Minister Dijsselbloem:

De besluitvorming is echt zeer recentelijk afgerond. Wij hebben daarbij tegengestemd. De doorrekening daarvan ontvangt de Kamer zo snel mogelijk.

De heer Verheijen (VVD):

Misschien heb ik het gemist, maar de directe herkapitalisatie van banken staat niet als instrument in het ESM-verdrag. Het vorige kabinet is het al een keer gevraagd en heeft toegezegd dit uit te zoeken. Is hiervoor een wijziging van het ESM-verdrag nodig? Ik zie al dat wij daar zo dadelijk antwoord op krijgen.

Minister Dijsselbloem:

De heer Verheijen krijgt daar zo dadelijk antwoord op.

De heer Verheijen (VVD):

Het antwoord op deze vraag is voor ons in ieder geval relevant gelet op de stappen die worden gezet.

Minister Dijsselbloem:

Dat gaan we uitzoeken.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik wens de minister van Financiën een goede reis en een goede vergadering in Brussel. Ik schors de vergadering voor de lunch.

De vergadering wordt van 12.24 uur tot 13.00 uur geschorst.

Naar boven