2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Neppérus aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht dat belastingdruk voor bedrijven al jaren daalt en voor werknemers juist stijgt.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Zaterdagochtend las ik de Volkskrant en raakte ik wat in verwarring. Er stond dat de belastingen voor werknemers steeds omhooggaan en voor bedrijven steeds omlaag. Nu was de vennootschapsbelasting in 1980 48%, maar het hoogste tarief van de inkomstenbelasting was toen 70%; er is dus beslist iets veranderd. Toch gaat het in zo'n artikel nu eens over multinationals, dan weer over een fiscaal paradijs, dan weer over gewone ondernemingen, zoals de kruidenier om de hoek. Deze worden afgezet tegen gewone werknemers en de inkomstenbelasting voor hen. Eén ding wordt dan duidelijk: het beeld dat naar buiten komt, is kennelijk niet goed. Ik vond het in ieder geval een kriskras gebeuren. Daarom mijn eerste vraag aan de staatssecretaris: herkent hij dit beeld? Ten tweede: gaat het bij bedrijven alleen om de vennootschapsbelasting, of ook om de inkomstenbelasting? Nu krijgt namelijk iedereen een plakker met "het deugt niet" erop. Ten derde: hoe zit het met de vennootschapsbelasting, wijken wij echt zo af van andere landen of niet? Dat waren mijn eerste vragen.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Heel concreet vraagt mevrouw Neppérus naar aanleiding van dit artikel in de Volkskrant of ik dat beeld herken. Dat is niet het geval. Ik heb niet het beeld dat de belastingdruk voor bedrijven in de afgelopen jaren alleen maar is gedaald en voor werknemers juist is gestegen. In de pakketten die wij in het voorjaar met elkaar hebben afgesproken om het huishoudboekje op orde te krijgen en in het beleidspakket van het kabinet-Rutte/Asscher zie ik de lasten voor het bedrijfsleven eerder stijgen dan dalen.

Verder worden in het artikel appels met peren vergeleken en worden er conclusies getrokken in de vorm van pruimen. Ik snap best dat mevrouw Neppérus daar geen wijs uit kon; dat kon ik ook niet. Ik wil wel een aantal zaken schetsen die mij in het stuk opvielen. De gegevens die de Volkskrant gebruikt, gaan voor een deel over de collectieve lastendruk, niet over de belastingdruk. In de tabel waarop de Volkskrant zijn conclusies baseert, staan uitsluitend de opbrengsten van de loonbelasting tegenover die van de vennootschapsbelasting, terwijl bij de collectieve lastendruk voor werknemers geen rekening wordt gehouden met de premies voor volksverzekeringen en inkomstenheffingen. Er is ook helemaal geen rekening gehouden met werkgeverspremies in de sfeer van de sociale zekerheid en ook niet met de almaar stijgende zorgpremies, die voor de helft door werkgevers worden betaald.

Daarnaast zie ik in dit stuk geen correctie voor de stand van de conjunctuur. Alles wordt uitgedrukt in percentages van het bbp, het bruto binnenlands product. Het mag duidelijk zijn dat in een tijd van economische krimp – de afgelopen jaren zijn bijzonder slecht geweest – de winsten van bedrijven enorm onder druk zijn komen te staan, terwijl de lonen voor een belangrijk deel zijn doorbetaald. Dat verklaart onder meer het feit dat zeker in de laatste jaren de belastingen op winst – ik heb het over de Vpb – heel laag ogen, maar dat komt voor een deel door dat noemereffect.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik hoor nu weer andere elementen noemen. Dat doet vermoeden dat het plaatje wellicht niet compleet is. Ik heb er al moeite mee om dit te begrijpen, laat staan anderen. Hoe kunnen we bereiken dat mensen een volledig beeld krijgen van de echte belastingdruk? De staatssecretaris zegt dat we het hebben over het grote bedrijfsleven, maar niet over de kruidenier om de hoek. Het lijkt mij goed om een volledig beeld te kunnen krijgen. Nu krijgt iedereen een plakkertje op. Helderheid is hierbij echt nodig.

Staatssecretaris Weekers:

Ik begrijp de roep om helderheid. Laat mij een poging wagen. Die poging waag ik niet nu, maar die zal ik op papier doen. Voor 23 januari aanstaande staat een debat gepland van de vaste Kamercommissie voor Financiën. Dat debat zal ook gaan over het vestigingsklimaat, over de belastingdruk van het bedrijfsleven, over het verdragennetwerk et cetera. Wat betekent een en ander voor wat bedrijven waar betalen? Laat mij een poging wagen om daarvan een helder beeld te schetsen. Wat zijn de feitelijke bewegingen?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ben blij dat de staatssecretaris dit toezegt. Volgens mij is het echter ook goed om de vergelijking met de werknemer te maken. Mensen vragen zich immers gewoon af hoe dit zit. Die vergelijking hoef ik niet op hetzelfde moment te ontvangen, maar ik wil ze wel graag ontvangen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal een poging wagen om wat meer duidelijkheid te scheppen. De vraag is vanuit welke route wordt aangevlogen. Het zou misschien goed zijn om naast de inkomstenbelasting voor werknemers de inkomstenbelasting voor ondernemers te zetten. De inkomstenbelasting voor ondernemers is een stuk lager dan die van werknemers. Daarvoor zijn goede redenen te geven. De vennootschapsbelasting voor het bedrijfsleven dat internationaal opereert, zou effectief nog wel eens wat lager kunnen zijn, omdat deze bedrijven bepaalde winsten elders kunnen neerslaan. Er kan ook sprake zijn van gebruikmaking van de deelnemingsvrijstelling. Het artikel in de Volkskrant zet de lezer wat dat betreft wat op het verkeerde been, door de belastingdruk van bedrijven uit te drukken als de vennootschapsbelasting, te delen door het resultaat vóór belastingen. Dat laatste is nog niet de belastbare winst. Er wordt dan namelijk geen rekening gehouden met de verliezen et cetera. Ik zal dus een poging wagen. Ik hoop dat we dan met elkaar een ordentelijke discussie kunnen voeren, zodat iedereen het gevoel heeft dat de lasten in dit land fair en rechtvaardig worden verdeeld.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Neppérus klaar is. De heer Dijkgraaf wil een vraag stellen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dit is een belangrijk onderwerp. We hebben gezien dat bij de inkomstenbelasting belastingtarieven lang niet gelijk zijn aan marginale tarieven. Het is goed dat dit inzichtelijk wordt gemaakt voor bedrijven. Ik heb eigenlijk twee vragen. De eerste is of dit ook in de tijd wordt gezet. In de Volkskrant wordt namelijk ook een ontwikkeling geschetst. We hebben bij de inkomstenbelasting stijgende tarieven in plaats van dalende tarieven gezien. Ik ben erg benieuwd hoe dat bij de bedrijven ligt. Ik heb de indruk dat ook deze tarieven eerder stijgen dan dalen. Ik hoor graag een bevestiging. Mijn tweede vraag is of de staatssecretaris in de brief ook ingaat op de positie van zzp'ers. Tot nu toe heeft de staatssecretaris gezegd dat hem dat eigenlijk niet zal lukken. Mijn fractie zou graag zien dat de positie van de zzp'ers in beeld wordt gebracht in de brief die is toegezegd. Die zzp'er moet immers uiteraard doorgroeien richting mkb.

Staatssecretaris Weekers:

Het lukt mij in elk geval niet om vóór 23 januari aanstaande de positie van zzp'ers uiteen te zetten. Ik heb de Kamer echter toegezegd dat ik dit onderwerp zou meenemen bij de uitwerking van de winstbox. De Kamer zal daarover nog vóór de zomer van 2013 een uitvoerige brief ontvangen.

De heer Dijkgraaf vroeg ook of ik een nadere beschouwing naar aanleiding van bijvoorbeeld het bericht in de Volkskrant, wat kan uitzetten in de tijd. Uiteraard zal ik dat uiteenzetten in de tijd. Ik zal daarbij vooral ingaan op de conjuncturele aspecten.

De voorzitter:

Dank u wel. Ook mijnheer Van Vliet wil een vraag stellen.

De heer Van Vliet (PVV):

Sommige Kamerleden vinden Nederland een belastingparadijs. Ik ben het daarmee volstrekt niet eens. Particulieren in Nederland moeten tot wel 52% belasting betalen. Dat is dus nog altijd meer dan de helft van het inkomen. We moeten er echter wel op letten dat de belastingdruk voor het bedrijfsleven in de pas blijft lopen. In Nederland hanteren we voor de vennootschapsbelasting een tarief van 25%. Kan de staatssecretaris bevestigen dat in Nederland voor iedereen 25% het gelijke geldende tarief is, uitgaande van belastingverdragen die het heffingsrecht voor Nederland toewijzen aan de in Nederland belastbare activiteiten?

Staatssecretaris Weekers:

De in Nederland belastbare winst wordt belast tegen het statutaire tarief. Dat is niet voor iedereen 25%, zo zeg ik tegen de heer Van Vliet, want we kennen een mkb-opstapje in de Vpb van 20%. Wat echter in Nederland is belast, is belast tegen het statutaire tarief.

De heer Groot (PvdA):

Volgens mij zal uit de vergelijking in de tijd blijken dat de belastingdruk voor bedrijven inderdaad is gedaald. Een andere vraag is hoe Nederland kan voorkomen dat het meewerkt aan internationale belastingontwijking. Zou de minister in zijn brief kunnen meenemen in hoeverre Nederland dat gaat doen, ook in relatie tot brievenbusmaatschappijen? Ik begrijp dat er een brief komt over de aanscherping van substance-eisen. Zou dit meteen in die brief meegenomen kunnen worden?

Staatssecretaris Weekers:

Die laatste brief heb ik inderdaad toegezegd, zodat hij meegenomen kan worden in het debat op 23 januari aanstaande. De heer Groot weet wat ik van brievenbussen vind. Als die niets hebben toe te voegen aan de Nederlandse economie, kom ik er niet voor in de benen. Wat mij betreft werken wij dus aan het vestigingsklimaat, maar alleen voor substance, om de welvaart in Nederland te vergroten en werkgelegenheid te creëren. Ik werk in internationaal verband heel goed samen, ook met de OESO, om ervoor te zorgen dat de lat hoger wordt gelegd. Ik wil daarbij wel een level playing field hebben. Vorige week heb ik een goed gesprek gevoerd met de topman van de OESO die het project trekt rondom belastingen en belastingontwijking. Nederland werkt hier buitengewoon goed aan mee en ik zal daar ook in de brief nader op ingaan.

De heer Bashir (SP):

Het beeld dat de Volkskrant afgelopen zaterdag schetste, is ook het beeld dat de SP-fractie heeft en dat we veel in het land horen. Als je door de tijd heen kijkt, is de belastingdruk voor grote bedrijven en multinationals alleen maar verlaagd, terwijl de lasten voor gewone mensen steeds meer zijn toegenomen. Ik daag de staatssecretaris dan ook uit om openheid van zaken te geven en te komen met een overzicht van beursgenoteerde bedrijven die in Nederland gevestigd zijn, waaruit blijkt dat inderdaad, zoals de staatssecretaris stelt, de druk van de winstbelasting op die bedrijven door de tijd heen niet is verminderd. Dat overzicht kan eventueel geanonimiseerd zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Staatssecretaris, graag een kort antwoord.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kom niet met een overzicht van beursgenoteerde bedrijven in Nederland en wat zij aan belasting betalen, simpelweg omdat artikel 67 van de AWR dat verhindert. Ik ben wel bereid om op geaggregeerd niveau cijfers te verschaffen. Dat heb ik ook voor de Eerste Kamer gedaan over de Nederlandse banken. Ik verwijs de heer Bashir naar die berichten.

De heer Klaver (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat hij wel naar het geaggregeerde niveau van de banken wil. Is hij ook bereid om dat voor de multinationals te doen? En als artikel 67 de staatssecretaris echt zo in de weg staat, is hij dan bereid om met een wijziging van de wet te komen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik ben niet bereid om met een wijziging van de wet te komen. Ik verwijs de heer Klaver naar de brief over artikel 67 die ik afgelopen voorjaar aan de Kamer heb gestuurd. Daarin heb ik exact aangegeven waarover ik wel gegevens kan verschaffen en waarover niet. Als ik de Kamer op haar verzoek gerichte informatie kan geven die niet tot een enkel bedrijf is te herleiden, ben ik zeker bereid om die te geven. Als er dus een informatiebehoefte bestaat bij de Kamer, ga ik daar zeker op in.

Naar boven