7 Verkeersveiligheid

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 8 september 2011 over verkeersveiligheid.

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Al voor de zomer hebben wij onze ernstige zorgen geuit over het voornemen tot het verlagen van de flitsmarge op de wegen waar 130 km/u mag worden gereden. Ik heb destijds een motie ingediend om te voorkomen dat er een andere flitsmarge zou worden ingevoerd. Die heb ik toen aangehouden en die zou ik volgende week opnieuw in stemming willen brengen. Ongeacht wat men nu vindt van die 130 km/u, gaat het de PVV-fractie erom dat automobilisten als gevolg van deze maatregel met een werkelijke snelheid van 132 km/u geflitst kunnen worden. Bij een overtreding van 2 km/u te hard rijden, kan er dus al een bon op de mat komen. Dat is een onwenselijke situatie. Daar moet die motie verandering in gaan brengen. Ik hoop daarbij op brede steun van de Kamer.

Mijn tweede motie gaat over het scooter- en snorfietsenbeleid bij de gemeenten. Voor de verkeersveiligheid is het belangrijk dat er een landelijke uniformering zal plaatsvinden voor het scooter- en snorfietsbeleid. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij scooter-, bromfiets- en snorfietsbestuurders veel onduidelijkheid is over waar zij mogen rijden omdat iedere gemeente op dit punt haar eigen verkeersregels bepaalt;

overwegende dat het in het belang van de verkeersveiligheid is dat er eenduidige regelgeving geldt;

verzoekt de regering om drie eenvoudige landelijke regels in te voeren met betrekking tot scooters, brom- en snorfietsen te weten: 1. alle snorfietsen (max. 25 km/h) te allen tijde op het fietspad; 2. alle scooters/bromfietsen (max. 45 km/h) binnen bebouwde kom (dus max. 50 km wegen) op de weg; 3. alle scooters buiten bebouwde kom (dus op wegen met hogere maximum snelheid dan 50 km/h) op het fietspad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 288 (29398).

De voorzitter:

Mijnheer De Jong, u zei "de tweede motie", maar ik heb eigenlijk maar één motie gehoord.

De heer De Jong (PVV):

Ik heb in dit verband al eerder een motie ingediend die ik heb aangehouden. Die zal echter opnieuw in stemming komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben een uitgebreid overleg gehad en dat zal ik natuurlijk niet overdoen, want daar houdt de voorzitter niet van. Ik sta hier eigenlijk om een wens van wethouder Wiebes uit Amsterdam te vervullen. De heer Wiebes is een VVD-wethouder, zoals menigeen weet. Ik breng zijn wens over middels een motie die ik zo dadelijk zal indienen. In het algemeen overleg zijn veel onderwerpen aan de orde geweest, omdat de verkeersveiligheid van groot belang is, zeker voor de kwetsbare deelnemers aan het verkeer. Ik heb destijds aandacht gevraagd voor de "bromscooters", zoals ik ze bijna zou willen noemen. Dit zijn de scooters waar je zonder helm op kunt rijden op het fietspad. Voor fietsers hebben deze scooters heel vervelende neveneffecten. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat snorfietsen verplicht gebruikmaken van het fietspad, tenzij de lokale wegbeheerder hen naar de rijbaan verwijst;

constaterende dat het aantal snorfietsen, met name snorscooters, snel toeneemt, hetgeen in diverse gemeenten leidt tot grote drukte en onveilige situaties op het fietspad;

constaterende dat de maatregel "brommers op de rijbaan" heeft geleid tot een afname van het aantal letselongevallen onder brommerrijders met meer dan 30%;

constaterende dat de gemeente Amsterdam voorstander is van een grootschalig experiment om snorfietsen – waaronder scooters – op de rijbaan te laten rijden in plaats van op het fietspad;

constaterende dat een snorfietsbestuurder zonder helm niet veilig aan het verkeer kan deelnemen op de rijbaan en er dus een helmplicht voor de periode van dit experiment zou moeten gelden;

constaterende dat de minister inmiddels heeft toegezegd haar medewerking te willen verlenen door onderzoeksgegevens ter beschikking te stellen, maar dat de gemeente Amsterdam ook van de minister afhankelijk is voor de invoering van een tijdelijke helmplicht;

verzoekt de regering om het mogelijk te maken een tijdelijke helmplicht in te voeren voor bestuurders van snorfietsen gedurende een experiment waarbij snorfietsen van de fietspaden naar de rijbaan gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 289 (29398).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb al verscheidene malen in de afgelopen periode mijn grote zorgen geuit over de grove snelheidsovertredingen die ook in de 30 kilometerzones plaatsvinden. Dit is levensgevaarlijk omdat daar vaak veel spelende kinderen zijn. Ik heb eerder dit jaar bij een veegwetje amendementen ingediend, maar die werden als enigszins vroegtijdig beoordeeld door mijn collega's en de minister. Ik werd doorverwezen naar het algemeen overleg over de verkeersveiligheid. Ik ben hier nu dus om dit via een motie aan de Kamer voor te leggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het rijbewijs in 30 kilometerzones pas wordt ingenomen bij een snelheid boven de 80 km/h;

overwegende dat het wenselijk is dat harder wordt opgetreden tegen grove snelheidsovertredingen, met name binnen de bebouwde kom;

verzoekt de regering, na overleg met betrokken partijen met voorstellen te komen om de grens van inname van het rijbewijs aan te scherpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 290 (29398).

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Ik wilde eigenlijk gewoon een vraag stellen aan de ministers. Ik was heel blij dat de minister van Veiligheid en Justitie tijdens het overleg over verkeersveiligheid onomwonden mijn plan van aanpak voor het tegengaan van scooteroverlast omarmd heeft. Hij heeft toen gezegd: dat gaan wij doen, punt. Bij beide ministeries ligt er een tijdje een voorstel om de registratie van scooterdiefstal ter hand te gaan nemen. Dit is ook onderdeel van het plan dat ik namens mijn fractie heb ingediend. Ik begrijp echter dat de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit geen reactie krijgt op het plan van de ministers.

Ik vraag de ministers dan ook hoe het staat met de uitvoering van het plan van aanpak, waarvan de minister van Veiligheid en Justitie zei dat we dit gaan doen. Krijgen we een brief? En op welke termijn? Kunnen we dan ook vóór de behandeling van beide begrotingen zien wat zij specifiek op het punt van de registratie van diefstal van scooters van plan zijn te gaan doen? Er zitten namelijk wat kosten aan vast; dat loopt niet in de tonnen maar eerder in de tienduizenden euro's. Ik neem toch aan dat zij dit zelf kunnen ophoesten, maar als zij dit niet doen, liggen de amendementen klaar.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Wij hadden een uitgebreid en goed overleg met de bewindslieden gevoerd. Veel zaken zijn daar al afgehandeld middels toezeggingen, of sterker: er is beargumenteerd waarom iets niet zou kunnen.

Ik houd twee punten over. Het eerste punt lijkt qua onderbouwing iets afwijkend van wat de heer De Jong van de PVV wil, maar het doel is hetzelfde. Wij willen een consequent beleid bij de controle en handhaving van alle snelheden en een beleid dat draagvlak heeft onder de bevolking. Daartoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van plan is, een uitzondering te maken bij het vervolgingsbeleid voor snelheidsovertredingen voor wegdelen met een maximumsnelheid van 130 km/h;

overwegende dat het ongewenst is dat wordt afgeweken van het consequente vervolgingsbeleid;

voorts overwegende dat het ook voor het draagvlak en begrip voor controle en handhaving ongewenst is als er bekeuringen worden gegeven voor snelheidsovertredingen van 1 of 2 km/uur voor wegdelen met een maximumsnelheid van 130 km/h, terwijl dat op alle andere wegen niet gebeurt;

tot slot overwegende dat het signaal dat een snelheidsovertreding op een weg met 130 km/h ernstiger is dan een snelheidsovertreding op een weg met een maximumsnelheid van 30 km/h en 50 km/h niet passend is, omdat juist op de 30 en 50 kilometerwegen de meeste ongelukken gebeuren en verkeersslachtoffers vallen;

spreekt als haar mening uit dat de voorgenomen wijziging van het vervolgingsbeleid niet gewenst is;

verzoekt de regering, van haar voornemen daartoe af te zien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aptroot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 291 (29398).

De heer Aptroot (VVD):

Voorts hebben wij gesproken over de brommobielen en de gekke situatie dat als mensen het rijbewijs wordt afgenomen omdat zij niet meer in staat worden geacht om op een veilige manier voor zichzelf en andere weggebruikers een auto te besturen, zij wel weer in een brommobiel kunnen stappen. Dat vinden we gek en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat automobilisten na inname van het A- of B-rijbewijs vanwege ongeschiktheid een auto te besturen, het recht hebben op een AM-rijbewijs waarmee deze bestuurders in een brommobiel mogen rijden;

overwegende dat hierdoor bestuurders die een gevaar zijn voor zichzelf en voor medeweggebruikers toch blijven rijden;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen waardoor het niet meer mogelijk is dat mensen die niet langer in staat zijn, veilig een voertuig te besturen toch automatisch in een brommobiel mogen rijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aptroot en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 292 (29398).

Na sluiting van de termijn hebben zich nog twee sprekers aangemeld. Het woord is eerst aan de heer Paulus Jansen van de SP.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik heb het genoegen om namens mijn collega Bashir twee moties in te dienen. De eerste heeft betrekking op de afhandeling van klachten over het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. In december vorig jaar is daarover een motie van de heer Bashir aangenomen. Wat ons betreft is het tempo van uitvoering van die motie onvoldoende. Vandaar dat ik de volgende motie indien, om daar meer richting aan te geven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er conform de aangenomen motie-Bashir (23398, nr. 253) nog altijd wordt gewerkt om te komen tot een onafhankelijke klachtencommissie voor het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR);

overwegende dat de Nationale ombudsman een herkenbare en laagdrempelige instantie is die veel mensen al goed weten te vinden;

constaterende dat de Nationale ombudsman bovendien de laatste periode heeft aangetoond dat hij goed in staat is om klachten over het CBR inhoudelijk te kunnen behandelen;

van mening dat het van groot belang is dat er zo snel mogelijk een daadkrachtig klachtenmeldpunt komt, vooral ook vanwege de reeds bekende problemen bij het CBR;

verzoekt de regering, de nog op te richten onafhankelijke klachtencommissie rijbewijzen onder te brengen binnen het takenpakket van de Nationale ombudsman en deze daarbij afdoende (juridische) middelen te geven om deze taak daadkrachtig te kunnen vervullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 293 (29398).

De heer Paulus Jansen (SP):

Mijn tweede motie kan ik het best inleiden met een tweet die ik vijf minuten geleden ontving van ene mevrouw Van Dam: "Mijn man heeft een spierziekte en betaalt elke drie jaar bijna € 200 aan een neurologenkeuring van nog geen vijf minuten." Die keuring heb je nodig om een rijbewijs te kunnen aanvragen. Dat is natuurlijk een vorm van zakkenvullerij die onacceptabel is voor mensen die toch al op hoge kosten gejaagd worden. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er voor het verkrijgen of voor het behouden van een rijbewijs in bepaalde gevallen eigen verklaringen moeten worden overhandigd en/of een medische keuring moet worden ondergaan;

constaterende dat veel mensen die een rijbewijs aanvragen of verlengen hierdoor op aanzienlijke kosten worden gejaagd, terwijl de reden hiervoor vaak volledig buiten hun schuld ligt;

constaterende dat er bovendien fors verschillende tarieven worden berekend door artsen of medische specialisten;

van mening dat het onwenselijk is dat een aanvrager van een rijbewijs onnodig op forse extra kosten wordt gejaagd;

verzoekt de regering om voor het verstrekken van een eigen verklaring alsmede voor de daarvoor vereiste medische keuringen voortaan de kostprijs te hanteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 294 (29383).

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Dank voor uw coulance om alsnog twee spijtoptanten toe te voegen aan deze agenda; ik was gelukkig niet de enige. Wij hebben goed overleg gehad met veel toezeggingen van het kabinet, zoals de heer Aptroot al verwoordde. Daarvoor mijn dank en waardering. Dit is een afronding van de punten waarover wij het niet eens zijn.

Mijn fractie heeft evenals andere fracties kanttekeningen gezet bij de aangekondigde bezuinigingen op de verkeersveiligheidorganisaties. Ik zou hierover een motie kunnen indienen, maar omdat het onderdeel uitmaakt van de begroting, vind ik het chiquer om bij de begroting daarop terug te komen. Vandaar dat u daarover nu geen concreet voorstel ziet, maar dat wil niet zeggen dat het voorstel van de baan is. Twee moties wil ik wel indienen en de eerste gaat over de overlast die hulpverleners steeds vaker ervaren op de weg.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat hulpdiensten regelmatig gehinderd worden door asociaal weggedrag, waaronder kleven, vooruit rijden en snijden;

overwegende dat dit de hulpverlening bemoeilijkt en kan leiden tot levensgevaarlijke situaties;

overwegende dat de aanpak van dit gevaar en deze overlast per regio verschilt;

verzoekt de regering om in samenspraak met hulpverleners, politie en Openbaar Ministerie tot een gezamenlijke, sluitende en landelijke aanpak te komen en de Kamer hierover komend voorjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 295 (29383).

De heer De Rouwe (CDA):

Dan mijn tweede en laatste motie. Begin dit jaar heeft mijn fractie samen met de PvdA-fractie een motie ingediend om asociaal scootergedrag harder aan te pakken door bij twee overtredingen over te gaan tot inbeslagname van de rijbevoegdheid. Later dit jaar kregen wij sterke signalen, ondersteund door onderzoeken, dat veel jongeren zonder rijbevoegdheid rijden. Daardoor heeft die aanpak geen toegevoegde waarde, want hoe kun je iets afnemen wat er niet is? Daarom dien ik een voorstel in, dat heb ik mondeling bij het AO al toegelicht, om veel sneller dan nu de scooter in beslag te nemen als iemand niet beschikt over zo'n rijbewijs. Daarvoor dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoering van het bromfietsrijbewijs moet leiden tot een grotere verkeersveiligheid;

overwegende dat de meest kwetsbare groep van jongeren die zich niet of nauwelijks bewust zijn van verkeersrisico's en die zichzelf overschatten en onkwetsbaar wanen in heel veel gevallen zonder rijbewijs rijdt;

overwegende dat inbeslagname van de bromfiets thans plaats kan vinden nadat een bestuurder zonder rijbewijs voor de derde keer betrapt is;

verzoekt de regering om met voorstellen te komen om de bromfiets eerder in beslag te nemen als blijkt dat de bestuurder niet beschikt over een geldig bromfietsrijbewijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 296 (29398).

De voorzitter:

Ik wil het eerste het woord geven aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Ik vraag haar om even aan te geven op welke moties zij een reactie zal geven en welke moties door de minister van Veiligheid en Justitie zullen worden behandeld.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik zal een reactie geven op de motie op stuk nr. 288 van de PVV over de drieslag. De motie op stuk nr. 291 die betrekking heeft op de snelheid van 130 km/u zal door de minister van Veiligheid en Justitie beantwoord worden. Ik geef ook een reactie op de motie van GroenLinks op stuk nr. 289 over de helmplicht. De motie op stuk nr. 290 van de ChristenUnie zal beantwoord worden door de minister van V en J. Ik zal een antwoord geven op motie nr. 292 van de heer Aptroot over het brommobiel. De minister van V en J zal ook ingaan op het antwoord van de PvdA op de registratie van diefstal. De moties van de SP zal ik weer beantwoorden en de moties van het CDA neemt de minister van V en J voor zijn rekening. Ik hoop dat het zo duidelijk is

Voorzitter. Wij hebben inderdaad een uitgebreid algemeen overleg gehad. Het is ook goed dat de minister van V en J en ik hier samen zitten, want vaak blijkt dat het beleid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en van het ministerie van Veiligheid en Justitie op dit terrein goed op elkaar aansluiten.

Ik loop de moties met u langs. Ik kom allereerst bij motie nr. 288 van de PVV waarin de regering gevraagd wordt om drie eenvoudige landelijke regels in te voeren voor scooters, bromfietsen en snorfietsen.

Het lastige is dat in deze motie het begrip scooter als voertuigcategorie wordt gebruikt, maar die bestaat eigenlijk niet. Wij hebben bromfietsen, die gaan tot 45 km/u. en snorfietsen die gaan tot 25 km/u en motoren. Als ik de motie zo mag interpreteren dat bij 2 met scooters bromfietsen worden bedoeld – namelijk de voertuigen die 45 km/u kunnen rijden – en niet de snorfietsen en de scooters buiten de bebouwde kom ook zo mag interpreten, wijs ik erop dat het nu al zo is als in de motie wordt gevraagd. Alle snorfietsen moeten al op het fietspad. Bij het verzoek onder punt 2 geldt dat bromfietsen die maximaal 45 km/u kunnen rijden gebruik moeten maken van de rijbaan, tenzij de gemeente er een verplicht fiets/bromfietsbord heeft neergezet en dus een reden heeft om dat op een andere manier vorm te geven.

Ik vind het onwenselijk om de snorfiets naar de rijbaan te verplaatsen, want die gaat 25 km/u en komt dan tussen verkeer dat veel sneller gaat. Dat levert gewoon gevaarlijke situaties op. Bovendien heeft de wegbeheerder de mogelijkheid om de snorfietser op bepaalde plekken van het fietspad te weren als hij denkt dat dit verstandig is en als dit ook veilig kan.

Bij punt 3 gaat het om buiten de bebouwde kom op wegen met een maximale snelheid alle scooters op het fietspad te zetten. Dat is reeds zo. De snorfietsen moeten op het fietspad indien dat er is. Bromfietsen rijden op de rijbaan, tenzij het bord van kracht is waarover ik zojuist sprak, dan rijden zij verplicht op het bromfietspad. Het is aan de wegbeheerder om bebording te kiezen. Als onder scooters bromfietsen worden verstaan, kloppen de drie spelregels al. Als er andere zaken onder worden verstaan, ontraad ik de motie omdat ik de snorfietser niet op de weg wil. Ik hoop dat het duidelijk is.

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Het is een heel verhaal en ik ben daar natuurlijk erg blij mee. Het is altijd goed als de minister uitvoerig antwoord geeft. Mijn probleem is dat er soms andere regels gelden. Ik noem bijvoorbeeld Amsterdam. En als ik vanuit Gouda met mijn scootertje naar Bodegraven wil, kan het zo maar zo zijn dat er toch andere regels gelden. Daarom hebben wij deze motie ingediend. Kan de minister garanderen dat als wij deze motie niet zouden indienen, er in heel Nederland overal dezelfde regels gelden?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Nee, dat heb ik net gezegd. In principe zijn de snorfietsen op het fietspad en de bromfietsen op de rijweg. Gemeenten mogen en kunnen daarop een uitzondering maken. Dat doen zij vaak terecht op basis van een inschatting van de veiligheid. Dat doen ze bijvoorbeeld als ze kunnen inschatten dat het op het fietspad niet veilig genoeg is om beide verkeersstromen af te wikkelen. Misschien schatten ze in dat de rijweg niet veilig genoeg is en brengen ze daarom de bromfiets naar het fietspad. De lokale wegbeheerder heeft die bevoegdheid en regelt dat in de eigen lokale regelgeving. Wat mij betreft is dat goed. De gemeenten hebben de mogelijkheid om maatwerk te leveren. De drie principes worden overal gehanteerd, maar er wordt soms van afgeweken. Ik wil niet zeggen dat dat niet meer mag. Indien zij zó wordt geïnterpreteerd, ontraad ik de motie.

Ik kom op de motie over de helmplicht. Mevrouw Van Gent vroeg mij om de heer Wiebes een handje te helpen. Dat had ik allang gedaan, of hij nu van de VVD was of niet. Immers, Amsterdam vraagt mij om een pilot mogelijk te maken om de snorfietsers de mogelijkheid te geven om op de rijbaan te rijden. Dat is mogelijk, dat kan de gemeente doen. Wij helpen met onderzoeksgegevens. Mevrouw Van Gent wil echter een stapje verder gaan: zij wil een helmplicht voor snorfietsers invoeren. In het algemeen overleg heb ik aangegeven dat dit een van de laatste folkloristische regels is die wij nog hebben. Ooit is de regel ontstaan voor het Zeeuws meisje dat geen helm op wilde. Toen hebben wij gezegd: voor de snorfiets, die langzaam gaat, moet dat tot de mogelijkheden behoren. Maar het is natuurlijk niet alleen daarvoor bedoeld. Het gaat ook om mensen die om lichamelijke of andere redenen zonder helm moeten kunnen rijden. Ik wil een kleine groep "wanbestuurders" niet de reden laten zijn om een grote groep Nederlanders die bewust kiezen voor een vervoermiddel zonder helm, daarmee te straffen. Het mooie is dat iedere individuele snorfietsrijder er zelf voor kan kiezen om een helm op te doen. Als zij in een gemeentelijke pilot verplicht worden om op de rijbaan te rijden, kunnen zij daarvoor kiezen. Iedereen die zich door de pilot onveilig voelt, kan maatregelen nemen. Je ziet tegenwoordig ook steeds meer fietsers met een helm. Nogmaals, ik wil dit geen verplichte regeling maken. Het zou ook zó lang duren, dat die pilot allang verouderd zou zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

In het algemeen overleg hebben wij het inderdaad over het Zeeuws meisje gehad. Ik heb toen gezegd dat ik zo langzamerhand een punthoofd krijg van deze reactie, en dat is ook lastig met een helm. Ik ben al best oud en ik weet dat je in de vorige eeuw zonder helm op een brommer mocht rijden. Je kunt dat heel liberaal aan de individuele brommerrijder overlaten, maar de overheid heeft toen uit het oogpunt van verkeersveiligheid besloten om de helm in te voeren. Ik vind deze reactie van de minister dus niet zo sterk. Ik weet dat het experiment in Amsterdam mag plaatsvinden, maar door de drukte daar is het vragen om ongelukken als je alle snorfietsers op het fietspad laat rijden. Als je de snorfietsers naar de rijbaan verplaatst, is het vanuit het oogpunt van veiligheid van belang om er een helmplicht aan te koppelen. Anders ontstaat een patstelling. Waarom laat de minister het niet toe om aan de pilot een helmplicht te koppelen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik zie een groot verschil met de verplicht gestelde brommerhelm, omdat het bij brommers om een veel hogere snelheid gaat, met alle gevolgen van dien. De helmplicht is gewoon geregeld in artikel 60 RVV uit 1990. Daarin staat dat bromfietsers een goed passende helm met een goede sluiting moeten dragen. Dat geldt niet voor de bestuurder en de passagier van een snorfiets. Als je dit al zou willen, moet je de regelgeving aanpassen. Dan ben je zo een hele tijd verder. Je kunt daar niet zomaar een tijdelijke ontheffing voor hanteren. De rompslomp die erbij hoort, naast de inhoudelijke onwenselijkheid, doet mij de motie ontraden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Pilots zijn ervoor om buiten de regels om te experimenteren om te bekijken of regels beter kunnen worden gemaakt, in dit geval voor de verkeersveiligheid. Ik zou eigenlijk heel precies van de minister willen weten waar dat staat en waarom dat niet op tijdelijke basis zou kunnen. Vervolgens kun je op basis van de resultaten van de pilot wel of geen verdergaande stappen nemen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Als je wilt afwijken van een wet, moet een wet ook experimenteerruimte bieden. Dit moet de Kamer van te voren opnemen in een wet, maar dit staat er niet. Ik noem artikel 60c, want mevrouw Van Gent wil het heel precies weten. Lid 1: Bromfietsers moeten een goedpassende helm dragen met goede sluiting. Lid 2: Dit geldt niet voor bestuurders en passagiers van een snorfiets. Dit is opgeschreven in juridische taal; ik heb het vertaald.

Ik kom op de motie van de heer Aptroot en mevrouw Dijksma op stuk nr. 291 over het rijbewijs voor de brommobiel. Zij vragen: als een rijbewijs wordt ingenomen wegens roekeloos rijdgedrag, is het dan niet gek dat je dan nog wel in een brommobiel of bromfiets mag rijden? Er zijn twee dingen: rijvaardigheids- en rijgeschiktheidseisen. Rijvaardigheidseisen gaan over de vraag of je in staat bent om te besturen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag of je overtredingen hebt begaan, zoals veel te hard rijden. Oftewel: ben je de regels die je hebt geleerd en het diploma dat je hebt behaald, waardig? Als iemand vanwege roekeloos rijgedrag een intrekking van zijn rijbewijs krijgt, geldt ook meteen een intrekking van de mogelijkheid om op een brommobiel of een bromfiets te rijden. Bij rijgeschiktheid gaat het erom of iemand geschikt is. Iemand mag bijvoorbeeld om medische redenen geen auto meer rijden, maar kan nog wel gebruikmaken van een bromfiets of een brommobiel. Tijdens de behandeling van dit onderwerp in 2006 heeft de Kamer er expliciet of bewust voor gekozen om geen geschiktheideisen te stellen voor deze groep. De reden daarvoor was dat ouderen die misschien om medische redenen niet meer met de auto mogen rijden, dan eigenlijk helemaal niet meer mobiel zijn omdat zij dan ook geen brommobiel of bromfiets mogen rijden. Dit is best een complexe vraag. De vraag is immers: als je iemand niet geschikt vindt om auto te rijden, vind je hem dan wel geschikt om met een brommobiel of bromfiets te rijden? Die keuze is toen expliciet gemaakt. Ik zou nu aan de Kamer willen overlaten of zij de wet daarop wil aanpassen. Ik zie in de praktijk echter geen probleem. Als mij wordt gevraagd wat ik er als minister van vind, zou ik dat niet willen veranderen. Ik zie namelijk niet dat in die groep meer ongevallen worden veroorzaakt. Je moet een regel aanpassen als er een probleem is, want de consequentie is wel dat heel veel ouderen die geen auto meer mogen rijden, dan ook niet meer op een bromfiets of een brommobiel mogen rijden. Het is een afweging tussen enerzijds mogelijke consequenties voor verkeersveiligheid en anderzijds mobiliteit van ouderen. Ik zie geen probleem. Als er geen probleem is, hoeft er niets te worden opgelost, maar ik laat dit over aan de Kamer.

De heer Aptroot (VVD):

Ik begrijp op zich de redenatie van de minister, maar ik krijg toch regelmatig meldingen binnen dat mensen, bijvoorbeeld omdat het gezichtsveld te beperkt wordt, even afsnijden met de auto en een fietser platrijden. Ze worden qua gezondheid te zwak en raken daardoor ook wel eens wat in de war, zodat ze op het gaspedaal trappen in plaats van op de rem. Dat lijkt mij met een brommobiel – die gevallen zijn er – net zo gevaarlijk als met een auto. Ik begrijp wel dat, als de motie wordt aangenomen, niet duidelijk is hoe wij het precies oplossen, maar dat de minister dan bereid is om de motie uit te voeren en te bekijken of we de bevoegdheid voor een brommobiel sowieso moeten intrekken of dat we een andere check hebben om te bepalen of het op dat punt nog wel zou kunnen. Dat laatste vind ik namelijk ook een mogelijkheid.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Misschien zou het helpen als ik tussentijds, voor de stemming, aangeef wat de mogelijkheden zouden zijn voor een check. Ik zou het namelijk vervelend vinden als mensen die echt geen auto meer kunnen besturen maar wel gebruik kunnen maken van een andere vorm van vervoer, daar meteen van uitgesloten worden. Ik kan dus wel even bekijken wat op dat punt de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Dan kan de motie misschien worden aangehouden totdat wij daar bericht over hebben gestuurd.

De heer Aptroot (VVD):

De minister kan de motie wat mij betreft – ik kijk even naar de mede-indienster, mevrouw Dijksma – als volgt interpreteren: wij signaleren een probleem, wij zouden willen kijken naar een oplossing en wij zouden ook even willen inventariseren hoe groot het probleem in de praktijk is. Dat zou kunnen betekenen dat er ook varianten zijn waarin, als men niet meer in een personenauto zou kunnen rijden, de brommobiel soms wel wordt toegestaan en soms niet. De minister kan de motie wat mij betreft zo breed interpreteren. Dan is er iets meer tijd dan voor de stemmingen van dinsdag en kan de minister even rustig onderzoek doen en met een voorstel komen. Wij dicteren dus niet hoe dat voorstel er exact uit moet zien.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Prima, ik kan prima uit de voeten met het voorstel van de heer Aptroot en mevrouw Dijksma.

Er zijn nog twee moties van de SP-fractie over het CBR. Een van die moties is niet in het AO aan de orde geweest, maar ik reageer er met liefde op. Die motie gaat over de onafhankelijke klachtencommissie van het CBR. We hebben gepolst hoe onder andere de SP-fractie daarover denkt. Ik kom deze maand met een brief over het CBR; daarin neem ik ook de klachtencommissie mee. Ik neig er op dit moment naar om een tijdelijke commissie bij de ombudsman neer te zetten, zoals de SP-fractie in de motie voorstelt. Die commissie is tijdelijk, omdat ik vind dat organisaties uiteindelijk zelf de klachten moeten kunnen behandelen. Daarmee hebben zij dan immers ook de volwassenheid om zelf te leren van hun klachten. Ik zal dus niet overgaan tot een volledige variant maar tot een tijdelijke variant waarmee dit, indachtig het feit dat hier nu te veel problemen mee zijn, ook elders wordt ondergebracht. Ik kom deze maand met een brief. Als de motie tot dan kan worden aangehouden om te zien of de brief voldoet, zou dat dus prettig zijn.

De tweede motie gaat over het medische aspect van het CBR. Dat hebben wij wel besproken in het algemeen overleg. Ik heb toen gezegd dat ik de medische problematiek tegen het licht wil houden. Ik heb daarbij overigens ook aangegeven dat het CBR de kostprijs rekent. Het CBR doet dus niets bovenop die onderzoeken. De doktoren en de artsen zijn in staat om hun eigen prijs in rekening te brengen. Die prijzen zijn gewoon vastgelegd. Er zijn afspraken met het Rijk over de bandbreedtes waarbinnen de Diagnose Behandel Combinaties vallen. Daarvoor geldt dus een vast bedrag. Het CBR brengt dus niets extra in rekening. Die onderzoeken maken wel deel uit van de regelgeving zoals die nu is. Wij hebben in de commissie besloten om die regelgeving opnieuw tegen het licht te houden om te bezien of al die onderzoeken nodig zijn. Dat is een andere vraag dan die over de kostprijs. In de motie wordt de regering verzocht om voor het verstrekken van de eigen verklaring alsmede voor de daardoor vereiste medische keuring voortaan de kostprijs te hanteren. Dat gebeurt nu al, zoal ik in het algemeen overleg al heb gezegd. Daarmee is deze motie overbodig. In het algemeen overleg heb ik al toegezegd dat ik een onderzoek zal laten doen naar de noodzaak van al die onderzoeken en dat ik daar in maart op terugkom.

De heer Paulus Jansen (SP):

Naar aanleiding van de reactie van de minister, ben ik bereid om mijn motie op stuk nr. 293 aan te houden.

Ik begrijp dat de minister afspraken heeft gemaakt over de medische keuringen. Ik noemde zelf het voorbeeld van de man met een spierziekte die eens per drie jaar voor € 200 even vijf minuten bij de specialist langs moet. Dat lijkt mij toch niet de kostprijs. Kan de minister daar geen enkele invloed op uitoefenen? Kunnen wij daar op een andere manier iets aan doen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Met artsen worden afspraken gemaakt – hiermee zit ik overigens in de portefeuille van de minister van VWS – over de kosten van een handeling. Je hebt bijvoorbeeld neurologische testen van heel klein tot groot, maar die zitten in één financieel blok. De een is dus relatief goedkoop uit en de ander relatief duur. Dat zijn die diagnosebehandelcombinaties. Er is vastgelegd van rijkswege wat daarvoor moet worden betaald. Dat is ook het bedrag dat in rekening wordt gebracht bij zo iemand.

Er is volgens mij een veel essentiëlere vraag, namelijk of die meneer wel elke keer een onderzoek moet laten doen of dat er kan worden gezegd dat er niets verandert aan zijn neurologische situatie. Ik heb het voorbeeld van epilepsiepatiënten genoemd. Als zij geen epileptische aanval hebben, kan niet worden getest of zij daar nog aan lijden of niet. De vraag is dan of zo'n onderzoek wel noodzakelijk is. De prijzen van medische onderzoeken zijn dus vastgelegd, maar daarmee zit ik echt in de portefeuille van de minister van VWS. Het CBR moet gewoon de kostprijs hanteren, dus maakt daar verder geen winst op. Voor zover ik weet, is dat dus geregeld. De discussie moet volgens mij veel meer gaan over de vraag wat er getoetst moet worden en wat niet.

De heer Paulus Jansen (SP):

Gaat de minister in haar brief ook in op dit aspect? Als dat het geval is, ben ik bereid om ook deze motie aan te houden. Het schrappen van niet-noodzakelijke keuringen is immers ook een heel grote stap in de goede richting.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De brief in de klachtencommissie komt komende maand. Ik heb afgesproken met de commissie dat het onderzoek in maart komt. Wij moeten even alles tegen het licht houden. In het afgelopen algemeen overleg is de vraag aan de orde gekomen of de huidige vormgeving nog wel logisch is. In maart kan ik, als al die medische keuringen tegen het licht zijn gehouden, met het CBR voorstellen doen om daar dingen in te veranderen of niet.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Paulus Jansen stel ik voor, zijn motie (29398, nr. 293) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De heer Jansen heeft niets gezegd over zijn motie op stuk nr. 294, dus ik ga ervan uit dat hij die in stemming brengt.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb al gezegd dat deze motie overbodig is.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun interventies. Ik begin met het beantwoorden van de vragen van mevrouw Dijksma. Ik herinner met dat nog heel goed. Ik was inderdaad enthousiast over haar voorbereidingen en haar plan van aanpak inzake scooterdiefstal. Wij steunen de aanpak van de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit waar het gaat om scooters. Ik zal heel constructief kijken naar het plan van mevrouw Dijksma. Ik vind het fair en juist om dat stevig te doen en snel. Daar houd ik wel van. Voor de behandeling van mijn begroting zal ik haar een reactie doen toekomen. Het gaat erom, elk misverstand te voorkomen. Mag ik het zo zeggen? Dit is geen omarmen, maar wel een positieve reactie op de interventie van mevrouw Dijksma.

Bij die reactie zal ik de kwestie van de registratie van de gestolen scooters betrekken. Mevrouw Dijksma heeft mijn reactie daarop dan in ieder geval voor de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie. Als ik het wel heb – ik zeg het uit mijn hoofd – zal die plaatsvinden op 1, 2 of 3 november. Zo kunnen wij ons daarop beiden mentaal voorbereiden.

Ik kom op de motie van de heer Slob op stuk nr. 290. Ik doe de heer Slob het volgende voorstel voor de wijze om daarmee om te gaan. Deze motie heeft op zichzelf mijn sympathie. Wij zijn in de Kamer immers met elkaar bezig om het asociale gedrag in wijken en in 30 kilometerzones aan te pakken. Ik heb daarbij echter ook te maken met uitvoeringsproblemen. Bovendien wordt het rijbewijs niet direct op straat ingevorderd. Dit betekent niet dat een asociale bestuurder zijn straf ontloopt. Er volgen zeer hoge boetes en lange rijontzeggingen en al dat soort zaken meer, zoals de leden weten. Als ik meteen ja zeg op het in de motie gevraagde, weten wij nog niet de effecten van het gewijzigde boetesysteem zoals ik dit heb ingevuld ter uitvoering van de met algemene stemmen aangenomen motie-Van der Staaij. Voor deze wijziging kan ik dus op steun van de Kamer rekenen. De kwestie die de heer Slob in zijn motie aansnijdt, speelt daarbij natuurlijk een rol. Als ik uit puur enthousiasme ja zeg op wat in zijn motie wordt gevraagd, moet ik uitkijken dat ik niet word geconfronteerd met onevenredige uitvoeringslasten: duizenden rijbewijzen op het bureau van de officier van justitie, terwijl ik elke dag bel om te vragen hoe het met de achterstand staat. Ik zou de heer Slob willen voorstellen om zijn motie aan te houden tot het voorjaar, wanneer wij ook een beetje het effect van het gewijzigde boetesysteem weten. Ik zal er dan serieus naar kijken. Die handreiking doe ik de heer Slob graag.

De heer Slob (ChristenUnie):

De minister vraagt om de motie nog even aan te houden omdat hij nog wil kijken naar de verandering in het boetesysteem, met de nieuwe geldbedragen, die hij kort geleden heeft aangekondigd. Op zich klinkt dat sympathiek. In dat systeem is het principe toegepast dat er in 30 kilometerzones hogere boetes worden uitgeschreven dan normaal het geval was, waarbij dezelfde systematiek gold als voor andere wegen. In feite pas ik hetzelfde nu toe in de systematiek voor de inname van het rijbewijs. Het is immers heel vreemd dat de 50 km sneller rijden dan is toegestaan ook in een 30 kilometerzone wordt gehandhaafd; hetzelfde gebeurt immers waar je 100 km/u mag rijden. Die verhouding is ook niet helemaal logisch. Wat ik doe met de motie, is dus eigenlijk het doortrekken van een principe. Hiervoor heb ik een aantal maanden geleden ook al voorstellen gedaan. Toen werd ik verwezen naar het algemeen overleg over verkeersveiligheid, dat wij nu gehouden hebben. Nu word ik weer naar het voorjaar van 2012 verwezen. Zo blijven wij een beetje bezig. De minister heeft volgens mij behoefte aan een duidelijke uitspraak van de Kamer. Wij vinden eigenlijk dat hieraan iets moet gebeuren. Wij vragen de minister om in overleg te gaan. Wij bepalen natuurlijk niet wat er uit dat overleg komt, maar dit is wel een wens van de Kamer.

Minister Opstelten:

Dat bespeur ik. Ik heb sympathie voor de motie van de heer Slob. Hij heeft er echter niets aan als de motie wordt aangenomen maar ik na enige tijd zeg: ik heb er nog eens naar gekeken en er met iedereen overleg over gehad, maar de motie is moeilijk uitvoerbaar. Ik doe hem de volgende handreiking. Ik zeg: wij hebben een gewijzigd boetesysteem. Ik wil met iedereen kijken naar het effect. Laat ik het omdraaien: de heer Slob houdt zijn motie aan en ik zeg hem toe dat ik, nadat ik met iedereen overleg heb gepleegd, met een inhoudelijk verhaal hierover kom. Onze gedachten sporen met elkaar. Ook ik wil de asorijders aanpakken, maar ik moet wel bekijken hoe we dit in de uitvoering moeten vormgeven. Als ik toezeg dat ik de motie ga uitvoeren, creëer ik huizenhoge verwachtingen. Ik wil op dezelfde koers gaan zitten als de heer Slob. Ik kom met een reactie en zal cijfers presenteren. Als de heer Slob zijn motie aanhoudt, kan hij beoordelen of hij de motie alsnog in stemming brengt.

De heer Slob (ChristenUnie):

De koppeling aan het gewijzigde boetesysteem vind ik niet zo plezierig, omdat de minister eigenlijk suggereert dat dit een remmend effect zal hebben. Wij willen echter een duidelijke grens stellen voor te hard rijden binnen een wijk. Wat ons betreft zou er tien kilometer af mogen; van de heer Aptroot zou er zelfs twintig kilometer af mogen, zodat bij een snelheid van 60 kilometer per uur het rijbewijs wordt ingenomen. Wij willen gewoon een duidelijke grens vaststellen. Ik zal de handreiking van de minister aannemen, maar ik vraag hem wel om bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie een brief te sturen waarin hij duidelijk maakt hoe hij hiertegenover staat. Uiteindelijk kunnen we dan bepalen of we de motie alsnog in stemming brengen. Als dit de afspraak kan zijn met de minister, houd ik de motie aan.

Minister Opstelten:

Dit kan een afspraak zijn tussen mij en de Kamer, specifiek met de heer Slob.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Slob stel ik voor, zijn motie (29398, nr. 290) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Opstelten:

Ik kom te spreken over motie-Aptroot op stuk nr. 291 over de flitsmarge op 130 kilometerwegen. Ik betrek daarbij ook de eerder ingediende motie van de heer De Jong. Ik kan er kort over zijn. Mijn collega en ik hebben uiteraard zeer eendrachtig geopereerd bij dit onderwerp. Zoals met alles in dit dossier was dit erg plezierig en had dit veel effect. Ik ga nu niet herhalen wat wij allemaal besproken hebben in het AO. Het oordeel over beide moties laat ik over aan de Kamer. Ik zou het wel op prijs stellen als de Kamer tot een duidelijke uitspraak komt.

Ik ga verder met de motie-De Rouwe op stuk nr. 295. Deze motie gaat over de ambulanceklever. Tijdens het AO heb ik al toegezegd dat ik dit per ommegaande zou aankaarten voor het eerstvolgende overleg met de VNG. Dat is gebeurd. Ik voel wel iets bij de motie, maar met dien verstande dat het kabinet natuurlijk geen taken overneemt die lokaal en regionaal zijn georganiseerd. Ik begrijp de motie als steun in de rug. Ik ga ermee naar de VNG. Wij zullen tot een gezamenlijk plan van aanpak komen. Daarbij zullen politie, Openbaar Ministerie en regionale hulpdiensten samenwerken. De regionale hulpdiensten vallen wat betreft hun optreden natuurlijk niet onder mijn verantwoordelijkheid; de regio is daarvoor verantwoordelijk.

Ik kom te spreken over de motie-De Rouwe op stuk nr. 296 over de invoering van het bromfietsrijbewijs en over het rijden zonder rijbewijs. De grote wens van de heer De Rouwe is dat scooters vaker en sneller in beslag worden genomen en dat er sneller wordt opgetreden. In de aanwijzing van het OM staat al wat er moet gebeuren als binnen drie jaar twee keer plaats dat er zonder brommerrijbewijs wordt gereden. In een dergelijk geval kan de scooter worden ingenomen. In feite is de praktijk van dit moment dus al zo dat wordt voldaan aan de uitspraak die de heer De Rouwe de Kamer voorlegt. Ik kan mij daarom voorstellen dat mijn antwoord voor de heer De Rouwe aanleiding is om deze motie in te trekken.

De heer De Rouwe (CDA):

Ik heb nog twee opmerkingen over deze motie. Ten eerste. Het is inderdaad een kanbepaling. Ik zie in de recente aanpak van de politie dat die niet gehanteerd wordt. Ook deze week zag ik in het nieuws dat verschillende scooters in beslag zijn genomen nadat iemand voor de derde keer gepakt werd. Ik vraag daarom de minister om nader te bespreken met het OM in hoeverre die kan-bepaling echt wordt toegepast. Daar gaat het mij om. Ten tweede wordt hier een termijn van drie jaar gehanteerd terwijl bij heel veel zaken op het gebied van verkeersveiligheid, bijvoorbeeld het beginnerrijbewijs, een termijn van vijf jaar wordt gehanteerd. Dat zou in dit geval een aanscherping betekenen. Kan de minister hier nader op ingaan? Als hij beide punten wil overnemen, dien ik geen overbodige motie in.

Minister Opstelten:

Op beide punten zeg ik "ja", daar wil ik glashelder op zijn.

De heer De Rouwe (CDA):

Voor de goede orde: ik zie dit als een prima toezegging en ik dien mijn motie op dit punt dus niet in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-De Rouwe (29398, nr. 296) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb nog even nagedacht over mijn motie op stuk nr. 294, over de medische keuringen. Ik ben bereid om deze motie aan te houden, in afwachting van de maatbrief over het aantal keuringen dat kan worden beperkt of ingetrokken.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Paulus Jansen stel ik voor, zijn motie (29398, nr. 294) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 18.00 uur tot 18.50 uur geschorst.

Naar boven