5 Besluit bodemenergiesystemen

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Infrastructuur en Milieu over de voorhang Besluit bodemenergiesystemen (29383, nr. 173).

De voorzitter:

De spreektijd bedraagt twee minuten per fractie, inclusief het indienen van moties.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. De technologische ontwikkelingen op het gebied van bodemenergiesystemen gaan hard. Dat is mooi, want hierdoor reduceren we de uitstoot van CO2 en wordt bovendien energie lokaal opgewekt. Om te zorgen dat we de ondergrond efficiënt gebruiken bevat de AMvB Bodemenergiesystemen enkele regels. De fractie van de ChristenUnie is echter bezorgd over de vraag of we met deze regels niet te veel achter de feiten aanlopen. Daarom heb ik een drietal moties om het besluit aan te scherpen. Tevens verzoek ik de minister, niet te lang te wachten met de evaluatie van de regelgeving en zo nodig nog deze kabinetsperiode met nieuwe voorstellen te komen.

Motie

De Kamer,

constaterende dat in de AMvB bodemenergiesystemen geen wettelijke verplichting voor een registratiesysteem voor gesloten bodemenergiesystemen is opgenomen en de minister voornemens is om op langere termijn aan te sluiten bij de Basisregistratie Ondergrond;

overwegende dat de aanleg van bodemenergiesystemen onverminderd doorgaat, waardoor de kans op knelpunten met interferentie vanwege niet bekende gesloten systemen toeneemt, wat kan resulteren in hoge maatschappelijke kosten;

overwegende dat op korte termijn een praktische oplossing is gekozen en de invoering van een registratiesysteem dus wettelijk kan worden vastgelegd;

overwegende dat de invoering van een centraal registratiesysteem de uitdrukkelijke wens van de markt is;

overwegende dat een latere invoering van de registratieplicht leidt tot hogere kosten en een wettelijke verankering daarom noodzakelijk is;

verzoekt de regering, alsnog de registratieplicht voor gesloten bodemenergiesystemen wettelijk te verankeren en op te nemen in het besluit, en concreet uit te werken hoe de kortetermijnoplossing voor het registratiesysteem binnen de termijn van in werking treden gerealiseerd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 174 (29383).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over de energiebalans. Ongewenste milieueffecten moeten natuurlijk worden voorkomen, maar het besluit lijkt op dit punt wel erg strikt. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de AMvB bodemenergiesystemen wordt voorgesteld dat een structurele onbalans in de energiebalans voor grote open en gesloten bodemenergiesystemen niet is toegestaan en dat hiervoor wordt gerekend met een termijn van drie jaar waarbinnen de energiebalans moet worden gerealiseerd;

overwegende dat verstedelijking een stijging van de bodemtemperatuur heeft veroorzaakt en dat afkoeling van de bodem met enkele graden door bodemenergiesystemen dit effect compenseert;

overwegende dat meerjarige klimaatcurven laten zien dat er in Nederland een paar jaar achter elkaar koudere regenachtige of juist warme zomers kunnen zijn, en dat door het toestaan van een ruimere energiebalans deze langjarige schommelingen kunnen worden opgevangen en daarmee een grotere energiebesparing kan worden bereikt;

overwegende dat een te grote onbalans in de energiebalans ook kan worden hersteld door in de milieuvergunning hierover eisen op te nemen en een plan van aanpak te vragen waarmee de energiebalans wordt hersteld;

overwegende dat voor kleinere systemen een volledig koudeoverschot al toegestaan is en een beperkt koudeoverschot voor grotere systemen milieutechnisch hetzelfde effect heeft;

overwegende dat door het toestaan van een beperkt koudeoverschot voor grotere systemen de toepasbaarheid van bodemenergie sterk wordt vergroot, aangezien in veel woningen en gebouwen de verwarmingsvraag groter is dan de koelvraag;

overwegende dat in interferentiegebieden via het masterplan altijd strengere eisen aan de energiebalans kunnen worden gesteld;

verzoekt de regering, in de AMvB bodemenergiesystemen een ruimere energiebalans toe te staan door:

  • - de standaardtermijn te verlengen van drie naar vijf jaar;

  • - het opnemen van een opstartperiode van twee jaar waarin een ruimer voorschrift voor de energiebalans geldt;

  • - voor grotere bodemenergiesystemen een beperkt koudeoverschot toe te staan, dat nader wordt ingevuld in onderliggende regelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 175 (29383).

Mevrouw Wiegman, u bent al ver over uw spreektijd heen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb nog een laatste, heel korte motie. Het is een heel technisch probleem en alleen al het uitspreken van het woord "bodemenergiesystemen" vraagt veel tijd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de AMvB bodemenergiesystemen interferentiegebieden tweedimensionaal worden behandeld;

overwegende dat een driedimensionale benadering efficiënter gebruik van de bodem(energie) mogelijk maakt en dat daarmee open en gesloten systemen binnen een gebied gezamenlijk kunnen worden gerealiseerd;

verzoekt de regering, bij de aanwijzing van interferentiegebieden de derde dimensie een zwaardere rol te laten spelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 176 (29383).

De heer Leegte (VVD):

Ook wij hebben de brief gekregen van de Nederlandse Vereniging voor Ondergrondse Energieopslag, maar die niet vertaald in moties, zoals u dat hebt gedaan. Heeft de ChristenUnie ook een eigen visie op bodemenergiesystemen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het feit dat ik hier sta met deze moties betekent dat wij ons hierin erg goed kunnen vinden. Het ontwikkelen van een visie op de bodem moet een steeds belangrijker onderdeel worden van onze visie op ruimtelijke ordening. Hoe gaan wij de dingen praktisch regelen? Aan de ene kant moeten wij ervoor zorgen dat er voldoende ruimte is voor de markt om dingen te realiseren, aan de andere kant moeten wij ervoor zorgen dat er goede milieueisen zijn en dat er goed gecontroleerd kan worden.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Bodemenergiesystemen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een duurzame energiehuishouding. U, de minister en de aanwezige collega's, kennen de VVD als een partij die niet kiest voor technieken, maar voor normen of doelen, zo u wilt. Als er voor het behalen van die doelen een aanpassing van de regels nodig is, werken wij daar graag aan mee. Dat geeft namelijk een level playing field voor de verschillende technieken waarmee op de markt geconcurreerd kan worden. Over de vraag welke techniek dan het beste is, heeft de VVD geen mening. Als de politici hadden moeten zorgen voor de opvolger van de langspeelplaat, zaten wij nog vastgebakken aan cassettebandjes, als wij die nu tenminste al ontwikkeld zouden hebben. Met andere woorden: de focus van deze wet is om het mogelijk te maken dat er goede bodemenergiesystemen worden ontwikkeld. Het leuke van de bodem is, dat je er driedimensionaal in kunt werken. Waar je boven de grond moeilijk een fabriek op palen boven een huis kunt zetten, kun je onder de grond wel warmte winnen onder een plek waar ook olie zit of kun je schaliegas winnen onder een plek waar mensen kunnen wonen. Het zijn willekeurige voorbeelden. Daarom is het van belang dat wij gaan doen aan ruimtelijke ordening onder de grond. Graag krijg ik een toezegging van de minister dat zij zal kijken welke gaten er nog in de ondergrondse planning voor de ruimtelijke ordening zitten, zodat tuinders die naar warmte boren niet per ongeluk toch olie boven de grond krijgen.

Net als iedereen hebben ook wij de brief van de Nederlandse Vereniging voor Ondergrondse Energieopslag gekregen, maar wij hebben daaruit geen moties gedestilleerd. Wij vragen de minister wel of het klopt dat voorzien wordt in een evaluatie over een jaar of drie, zodat er eventuele verbeteringen aan de wet kunnen komen die aansluiten bij de snelle technologische ontwikkeling van bodemenergiesystemen die in de sector plaatsvinden.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ik aarzel. Het is misschien een domme vraag, maar ik weet het antwoord echt niet. De heer Leegte sprak over gaten. Bedoelt hij fysieke gaten of gaten in de wetgeving?

De heer Leegte (VVD):

Ik bedoel gaten in de wetgeving. Wij hebben voor buisleidingen een atlas, wij hebben voor kabels iets, maar voor dit onderwerp bestaat een gat.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Het CDA is blij dat de regering de mogelijke wildgroei van bodemenergiesystemen reguleert. De nauwe betrokkenheid van provincies en gemeenten, goed op de hoogte van de lokale bodemkwaliteit, drinkwatervoorzieningen en bouwactiviteiten, onderschrijven wij. Het CDA kijkt uit naar de uitkomsten van het praktijkonderzoek naar temperaturen van retourstromen en verzoekt de minister bij dezen om de uitkomsten en mogelijkheden voor aanvullende koeling met het bedrijfsleven te bespreken.

Aanvullend hebben wij nog de volgende vraag aan de minister. Wat gebeurt er met ondergrondse energiesystemen na afloop van hun functie, bij het faillissement van een bedrijf of aan het einde van de levenscyclus? Wie is verantwoordelijk voor het verwijderen van het systeem? Wij zien dat het wijzigingsbesluit iets regelt voor de software, de vloeistof en de energiebalans, maar wat gebeurt er met de hardware? Het CDA hoopt dat regelgeving op dit punt voorkomt dat in de ondergrond een onbenut systeem van roestige buizen ontstaat. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met het wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen de bouw van energiesystemen geregeld is;

voorts overwegende dat het besluit open laat of de fysieke infrastructuur in de bodem dient te worden verwijderd na het einde van het gebruik of de levensduur;

van oordeel dat het belangrijk is dat bodemenergiesystemen aan het eind van gebruik verwijderd worden uit de ondergrond en de kosten hiervoor voor rekening dienen te zijn van de eigenaar;

verzoekt de regering, toe te werken naar een aanvullende regeling inzake het verwijderen van de systemen aan het einde van de levensfase of bij het overbodig worden van de functie, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 177 (29383).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. De ondergrond is groot, maar niet onbeperkt. Is schaliegaswinning wel te combineren met warmte-koudeopslag of met de opslag van kernafval? Deelt de minister de visie van D66 dat voor de ondergrond ook een zorgvuldige planning nodig is?

Het besluit kan op twee knelpunten scherper. Ten eerste bij het verzekeren van de kwaliteit en ten tweede bij het benutten van het potentieel. Daarom dien ik twee moties in, met het verzoek aan de minister om het beleid snel te evalueren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland potentieel is voor het verdubbelen van de hoeveelheid duurzame energie afkomstig uit bodemenergiesystemen in 2020, bijvoorbeeld in de glastuinbouw, en dat het benutten daarvan een bijdrage kan leveren aan de 14%-doelstelling voor duurzame energie uit het regeerakkoord;

overwegende dat bij het benutten van dit potentieel een belangrijke rol ligt bij de provincies, vanwege hun rol in de ruimtelijke besluitvorming en vergunningverlening;

overwegende dat Nederland conform artikel 13 van de richtlijn voor hernieuwbare energiebronnen moet stimuleren dat decentrale overheden de toepassing van bodemenergiesystemen bevorderen;

verzoekt de regering om in overleg met de provincies:

  • - per provincie kansrijke gebieden te identificeren voor bodemenergiesystemen;

  • - in overleg een streefgetal per provincie af te spreken voor de ontwikkeling van bodemenergie;

verzoekt de regering tevens, de Kamer regelmatig te informeren over de mate waarin het potentieel benut wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 178 (29383).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland potentieel is voor het verdubbelen van de hoeveelheid duurzame energie afkomstig uit bodemenergiesystemen in 2020, bijvoorbeeld in de glastuinbouw, en dat het benutten hiervan een bijdrage kan leveren aan de 14%-doelstelling voor duurzame energie uit het regeerakkoord;

overwegende dat bij het benutten van het potentieel aan duurzame energie, het rendement van de gerealiseerde bodemenergiesystemen een belangrijke bepalende factor is;

constaterende dat het op dit moment nog niet mogelijk is om algemene regels te stellen over het te behalen energierendement, terwijl dit wel een prioriteit is voor de volgende fase van de regelgeving;

verzoekt de regering om in overleg met provincies en gemeenten in te zetten op het in de watervergunning of de omgevingsvergunning opnemen van minimale rendementseisen, gericht op het optimaal benutten van het Nederlandse potentieel aan bodemenergiesystemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 179 (29383).

Wij zijn aan het einde van de inbreng van de Kamer gekomen. Ik schors even zodat de minister zich op de ingediende moties kan beraden. Zij beschikt ook nog niet over alle moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister is inmiddels weer in vak-K gearriveerd. Zij kan nu ingaan op de moties.

Zojuist heb ik de minister tekortgedaan door haar niet welkom te heten. Dat had ik natuurlijk moeten doen. Bij dezen heet ik haar alsnog welkom.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Mijnheer de voorzitter. Ik had behoefte aan een korte schorsing omdat sommige moties heel technisch van aard waren en ik wil daarop toch een goede reactie kunnen geven.

Mevrouw Wiegman vroeg of wij achter de feiten aanlopen en of wij een snelle evaluatie willen regelen. Op de feiten zal ik bij de bespreking van de drie moties ingaan. Een snelle evaluatie willen wij regelen. Ik heb dat ook gezegd in mijn antwoorden aan de Kamer. Wij zullen de evaluatie binnen drie jaar houden, opdat wij snel kunnen zien of nieuwe aanpassingen nodig zijn. Uiteindelijk hebben wij de AMvB bodemenergiesystemen vooral in het leven geroepen om alle goede initiatieven mogelijk te maken en te voorkomen dat de initiatieven die er nu zijn averechts uitwerken. Dat zie je op sommige terreinen: allerlei systemen worden wel geïmplementeerd, maar ze interfereren met elkaar en behalen daardoor onvoldoende rendement. Wij hopen hiermee de systematiek te verbeteren. Dat is ook het doel van de meeste moties. Ik zal daarop ingaan.

Ik ga eerst in op de motie van mevrouw Wiegman over de registratieplicht voor gesloten bodemenergiesystemen. Ik begrijp dat mevrouw Wiegman wil dat wij ook in de tussentijd alvast registreren. Ik denk dat wij nu ongeveer conform de motie aan de slag zijn. In 2015 zullen wij een basisregistratiesysteem introduceren. Omdat wij dan in de jaren tot 2015 nog een wettelijke grondslag ontberen, hebben wij met het IPO afgesproken dat een voorlopige of tijdelijke registratie een plek kan krijgen in het landelijk grondwaterregister. Volgens mij heb ik daarmee de vraag van mevrouw Wiegman – wat doen wij om dit in de tussentijd op te lossen? – beantwoord. Wij doen het net ietsje anders dan voorgesteld, maar volgens mij is het inhoudelijk wel wat zij beoogt.

Dan ga ik in op de motie van mevrouw Wiegman op stuk nr. 175. Aangezien sommige systemen een wat langere aanloop nodig hebben, wordt in deze motie gevraagd de standaardtermijn te verlengen van drie naar vijf jaar. Ook wordt gevraagd om een opstartperiode. Vijf jaar is een te lange periode om bij te kunnen sturen als het misgaat. Om die reden hebben wij de grens van drie jaar opgenomen. Ik denk dat wij na de evaluatie van de individuele systemen altijd kunnen besluiten dat iets wat zich tot die tijd niet als slecht heeft bewezen, uiteindelijk nog wat langer kan doorgaan. Pas na vijf jaar kijken levert naar onze mening echter een risico op. Ik wil deze motie dan ook ontraden.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

In de overwegingen is te lezen waarom ik voorstel om de verlenging toe te staan. Je hebt namelijk een meerjarig inzicht nodig om iets te kunnen beoordelen. Als de minister dat te lang vindt, vraag ik mij af hoe zij omgaat met de overwegingen die ik noem. Op basis waarvan zegt zij dat die periode te lang is en dus korter moet zijn?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb gezegd dat wij vrij snel zullen evalueren. Omdat wij nu nog niet precies kunnen zien wat de gevolgen zijn, is de periode van vijf jaar risicovol als een disbalans vijf jaar wordt toegestaan. Door die korter te houden kunnen wij ingrijpen als dat nodig is. Dat laat onverlet dat je altijd een verlenging kunt overwegen als je bij de kleinere systemen of bij systemen waarbij nog enige aanloop nodig is, na drie jaar constateert dat er geen problemen zijn. Ik zou echter niet bij voorbaat die vijf jaar willen toestaan.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Een van mijn overwegingen is dat je eerder zou moeten kunnen ingrijpen. Dat deel ik ook wel, maar via het masterplan kunnen toch altijd strengere eisen worden gesteld? In mijn motie stel ik voor als basishouding te kiezen voor deze periode. In principe doen wij het dan, en dan kijken wij ondertussen wel of zaken niet uit de hand lopen, en dan kun je altijd nog strengere eisen stellen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij moet je wel helder zijn van te voren en aangeven binnen hoeveel jaar je zo'n energiebalans wilt beoordelen. Daarom hebben wij die grens van drie jaar gesteld. Vervolgens kunnen wij er door evaluatie achter komen of dat de juiste grens is. Je kunt niet op basis van een masterplan alsnog ingrijpen en zeggen: ik kijk nu naar drie jaar, maar je hebt wel vijf jaar te gaan en ik zie dat er effecten zijn die wij niet hebben beoogd, ik grijp nu in. Ik heb dus echt wel die grens nodig om dat goed te kunnen doen.

Mevrouw Wiegman heeft een derde motie ingediend over de driedimensionale benadering. Wat mij betreft is die nu al mogelijk. Dit staat ook in de nota van toelichting. Het is dus nu al mogelijk om die derde dimensie een grotere rol te laten spelen. Deze motie is naar mijn mening overbodig, maar het oordeel is daarmee aan de Kamer.

De vierde motie heeft betrekking op de vraag van mevrouw Van der Werf hoe de fysieke infrastructuur is geregeld. Dat is inderdaad heel belangrijk. Als er wordt gebouwd, wordt vaak nog voor de bouw de fysieke infrastructuur aangelegd en de vraag is wat je doet als die niet meer wordt gebruikt. Daarover zijn afspraken gemaakt. De bestaande infrastructuur moet volledig worden gevuld nadat hij is afgeschreven zodat er geen vloeistoffen meer doorheen kunnen, maar de infrastructuur moet wel in de grond blijven. De reden is dat de infrastructuur vaak eerst is afgelegd en daarna is er een pand opgezet. Dat gaat soms heel erg diep en als die infrastructuur dan uit de grond moet worden gehaald, kan daarmee heel veel schade worden aangericht, onder meer aan de grondwaterniveaus. Daarvoor bestaat dus een regeling. Misschien wil mevrouw Van der Werf de motie aanhouden, opdat ik in een brief kan laten weten wat wij nu doen en waar dat allemaal geregeld is. Zij kan dan vervolgens beoordelen of dit naar haar mening afdoende is.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

In dat voorstel kan ik mij goed vinden. Ik krijg graag een brief met alle ins en outs over het opruimen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dank u wel.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van der Werf (29383, nr. 177) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Er ligt nog een vraag van de VVD-fractie over de ruimtelijkeordeningsprincipes; die vraag kwam ook terug in de inbreng van de D66-fractie. Ik kom binnenkort met een structuurvisie op de ondergrond – ik zal die in november naar de Kamer sturen – juist omdat er zo veel gebeurt in de bodem en wij daarvan steeds intensiever gebruikmaken. Dan kun je niet volstaan met visies op de bovengrond en alles wat wij daarvoor nodig hebben; wij moeten ook overgaan naar de ondergrond. Daaruit zal ook blijken op welke plekken dit goed is geregeld en waar eventueel nog de gaten zitten, waarover zojuist ook verwarring ontstond. Ik kom hier snel mee naar de Kamer.

Namens de VVD-fractie is ook gevraagd naar de evaluatie en op die vraag heb ik al antwoord gegeven.

De CDA-fractie heeft nog gevraagd naar de praktijkervaring met de temperatuur. Er loopt op dit moment inderdaad een proef, die is al zo goed als afgerond. Daaruit blijkt dat de temperatuur waarschijnlijk nog verder omhoog kan naar dertig graden, maar een paar dingen moeten nog worden uitgezocht. Ik heb nog enkele weken nodig en dan kom ik terug naar de Kamer. Het ziet er in ieder geval positief uit.

Dan liggen hier nog de opmerkingen en moties van de D66-fractie. Ik vind beide moties sympathiek, maar ik zal op beide hetzelfde antwoord geven. Ik snap heel goed wat inhoudelijk wordt gevraagd, maar voor beide geldt dat dit naar mijn mening een taak is voor de provincies en de gemeenten. Wij helpen hen wel met een handreiking hoe zij daaraan invulling moeten geven, maar het ligt echt op hun vlak. Ik wil die taak dus niet terugnemen. Wij begeleiden ze, geven ze "guidance" op dit onderwerp. Ik hoop dat hieruit blijkt dat dit ons aan het hart gaat, zonder dat we meteen in taken en bevoegdheden van provincies en gemeenten willen treden. Ik ontraad deze moties daarom niet om hun inhoud, maar vanwege de overdracht van taken en bevoegdheden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik begrijp de reactie van de minister. Het is geenszins de bedoeling om deze taken terug te brengen naar het rijksniveau, maar ik zou graag willen dat het Rijk vanwege het gemeenschappelijk belang en de link met de rijksdoelstelling een positieve, stimulerende rol blijft spelen jegens provincies. Ook wil ik dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden van de bijdragen en de cumulatieve inspanning van de provincies en gemeenten ten behoeve van die rijksdoelstelling, want daarover hebben we het vaak in deze Kamer. Ik zal kijken of ik de moties in die zin wat kan aanpassen, zodat duidelijker wordt dat ik niet beoog dat het Rijk die taak overneemt, maar een stimulerende rol van het Rijk wil zien in juist de begeleiding van provincies en gemeenten, omdat dit wel bijdraagt aan de rijksdoelstelling. Ik ben blij dat de minister daarover begon.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Misschien kunnen we dit als volgt doen. Wij willen inderdaad die stimulerende rol spelen, die handreiking en begeleiding bieden. Ik wil echter niet degene zijn die de minimumeisen of streefgetallen formuleert; dat moeten ze echt zelf doen. Voor de terugkoppeling waarom u eigenlijk vraagt, zouden we bijvoorbeeld bij de evaluatie kunnen laten zien wat van onze rijksdoelen is waargemaakt door de provincies en gemeenten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is inderdaad niet de bedoeling van mijn moties om het Rijk minimumeisen te laten vaststellen, maar wel om in overleg met de provincies te bekijken of zijzelf tot een dergelijke vaststelling kunnen komen. Dat zou namelijk een toegevoegde waarde hebben. Ik bedoel zeer nadrukkelijk dat het Rijk hierin een stimulerende rol speelt. Misschien kan de minister nog eens kijken naar de aangepaste moties en haar advies daarna heroverwegen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kan nu al zeggen dat ik een stimulerende rol wil spelen, dus misschien zijn moties niet eens meer nodig. Maar dat is aan de Kamer zelf.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van dit VSO. Volgende week dinsdag stemmen wij over de moties. Ik dank de minister. We schorsen nu enkele ogenblikken voor het volgende VAO.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven