4 Vragenuur

Vragen van het lid Helder aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Grof geweld trend bij jonge criminelen".

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Criminelen – misschien moet ik zeggen "crimineeltjes" – gebruiken op steeds jongere leeftijd grof geweld. De politie zegt steeds meer jonge, zeer gewelddadige criminelen te zien. Jonge daders die niet terugdeinzen voor het gebruik van grof geweld. Ik zal slechts één voorbeeld aanhalen, uit Rotterdam. Twee jongens van dertien jaar wilden met nauwelijks van echt te onderscheiden pistolen een supermarkt overvallen.

Criminelen zijn niet alleen steeds jonger, maar plegen gewelddadige misdrijven ook steeds vaker in groepsverband. Uit een onderzoek komt naar voren dat in de periode 2002–2010 gemiddeld bijna 63% van de gewelddadige vermogensdelicten in groepsverband werd gepleegd. Dit is veel meer dan de helft. De PVV vindt deze ontwikkelingen ernstig en zorgelijk en heeft daarom de volgende vragen aan de minister.

Wat gaat de minister doen om deze geconstateerde trend te keren? Voor zover hij verwijst naar de Top 600-aanpak in Amsterdam, vraag ik een reactie op de stelling van politiechef Julsing dat een aantal van deze criminelen die aanpak al is ontstegen.

De minister heeft eerder gezegd dat openlijke geweldpleging prioriteit heeft bij politie en justitie. Gaat de minister het voor hen makkelijker maken om alle daders veroordeeld te krijgen door de bewijslast te verlichten? Dat kan door ook in het strafrecht groepsaansprakelijkheid te creëren. De PVV heeft dit vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling als volgt verwoord: je was erbij, dus je bent erbij.

Neemt de (gewelddadige) criminaliteit onder twaalfminners, die nu de strafrechtelijke dans ontspringen, ook toe? Zo ja, is de minister bereid om bij hen gebruik te maken van de strafbaarverklaring zonder strafoplegging?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Dank aan mevrouw Helder voor haar vragen. De cijfers die ik heb, bewijzen nog niet wat door deze en gene vanuit de politie wordt gezegd. Dit neemt niet weg dat wij de situatie buitengewoon zorgelijk achten. De WODC-cijfers uit 2010 wijzen op andere zaken. Wij doen nog nader onderzoek, waarop ik nog zal terugkomen.

De Top 600-aanpak is voor ons een topvoorbeeld. Deze is bruikbaar bij de aanpak van de 89 jeugdbendes, die we op 28 maart in beeld hebben in een AO.

Over de groepsaanpak en de bewijslast heeft de staatssecretaris een brief geschreven, in het licht van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Daarin heb ik mijn lijn aangegeven. Bewijsrechtelijk is het dus mogelijk. Ik wil daarop doorkoersen.

Er is geen onderzoek waarin wordt bewezen dat er sprake is van een toename van criminaliteit onder 12-minners. Ook dit zal ik natuurlijk bekijken, maar we zullen dit langs de lijnen van de gesloten jeugdinstanties aanpakken. Mevrouw Helder kent die: registratie door de politie en jeugdzorg ten behoeve van de instanties. Dat werken we dus verder uit.

Tot slot zeg ik toe – we hebben namelijk op 28 maart een AO over de jeugdcriminaliteit – dat ik die cijfers voor dat AO precies in beeld zal brengen voor de Kamer, zodat we daarover een zinvolle, nuttige en juiste discussie zullen hebben.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik dank de minister voor de toezegging om met de cijfers te komen voor het AO over de jeugdcriminaliteit op 28 maart. Ik heb de minister horen zeggen dat hij het nader gaat onderzoeken en dat hij erop terugkomt. Daar valt de toezegging die ik net heb genoemd onder.

Ik heb de minister ook horen zeggen dat hij bezig is met de aanpak van de jeugdbendes en dergelijke. Daar past het voorstel van de PVV echter prima bij, namelijk om de bewijslast veel makkelijker te maken. Nu moet het OM bewijzen wie van die groep de fatale klap heeft uitgedeeld of de steen heeft geworpen waardoor de ruit is gesneuveld. Ik vraag de minister dus om dat makkelijker te maken. Diegene zat in de groep en diegene heeft dat veroorzaakt. Aanpakken die handel en dus ook die jeugdbende! Zo gaat het een stuk makkelijker. Nogmaals, waarom wil de minister dat niet doen?

Ik heb begrepen dat de minister de kwestie van de 12-minners gaat bekijken. Ik weet niet of dit onder de toezegging over het AO valt die hij net heeft gedaan. Zo nee, komt hij daar dan nog binnen een termijn van drie maanden in een brief aan de Kamer op terug?

Minister Opstelten:

Ten aanzien van het eerste verwijs ik nogmaals naar de brief die de staatssecretaris heeft gestuurd over artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Ik zeg toe dat ik in het kader van de rapportage over de 29 jeugdbendes zal aangeven hoe we daarmee omgaan en wat de mogelijkheden daartoe zijn. Dan kunnen we daarover in dat AO meer specifiek spreken aan de hand van concrete resultaten.

Ten aanzien van de tweede vraag zal ik graag in een brief aan de Kamer een nadere specificatie sturen. Dat vraag ik echter aan de staatssecretaris, omdat dit zijn portefeuille is.

Mevrouw Helder (PVV):

De minister blijft in mijn optiek een beetje weigerachtig wat betreft de groepsaansprakelijkheid. De PVV overwoog hiertoe een initiatiefwetsvoorstel in te dienen en dat ga ik nu gewoon doen. Misschien komt de minister dan tot een heroverweging. Dan kunnen we bekijken hoe we die kunnen combineren. De PVV gaat dus een initiatiefwetsvoorstel ter zake opstellen.

Kan de brief van de staatssecretaris binnen drie maanden naar de Kamer komen?

Minister Opstelten:

Ik zie het initiatiefwetsvoorstel graag tegemoet. Dat houdt ons namelijk beiden scherp.

Ten aanzien van het tweede punt is die termijn wat mij betreft geaccordeerd. Dat zeg ik graag toe namens de staatssecretaris.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Omdat je niet zomaar jeugdcrimineel wordt, is het heel goed om daar vroeg bij te zijn. Het is ontzettend stil over de opvoedingskampen. Ik wil daarop een reactie van de minister.

Wat denkt de minister over de stelselmatige aanpak van daders, zoals we die met drugsverslaafden hanteerden, waarbij iemand te horen kreeg dat hij bij het eerstvolgende delict voor langere tijd achter slot en grendel zou gaan?

Minister Opstelten:

Ten aanzien van de jeugdcriminaliteit en de kampen hebben wij, zoals ik zei, met elkaar de opstelling gekozen van registratie. Die is ingezet. Het tweede is een melding aan de jeugdzorg. Ik heb het dan over 12-minners. Daarna krijgen ze de behandeling in een gesloten inrichting als die nodig is, totdat die klaar is. Dat is de lijn die we hebben ingezet. Dat is een heel stevige lijn. Die moeten we nu ook effectueren. Wat het tweede punt betreft: ik denk dat wij elkaar daarop nadrukkelijk kunnen vinden. Wij doen niet anders dan heel daadkrachtig de pakkans verhogen. Wij halen de bendes van de straat, geven hun straf en een behandeling en brengen hen weer terug in de samenleving als zij daaraan toe zijn. Voor 28 maart zal ik erover rapporteren waar wij staan en hoe wij het doen. Dan hebt u een totaaloverzicht en kunt u mij beoordelen op die aanpak.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ook wat ons betreft verdienen zware criminelen zware straffen. Zwaarder straffen alleen helpt echter niet, want er komt een moment waarop men weer vrijkomt. Dan moeten wij ervoor zorgen dat men er beter uit komt dan men er in is gegaan. Anderhalf jaar geleden heb ik een motie ingediend waarin ik stelde dat jonge criminelen naast hun straf ter beschikking gesteld zouden moeten worden aan het onderwijs. Mijn vraag aan de minister is: wanneer gaat dit kabinet serieus werk maken van de uitvoering van die motie?

Minister Opstelten:

De staatssecretaris heeft de heer Marcouch al geantwoord. Ik noem nu weer de jeugdbendes en de Amsterdamse aanpak. Het gaat erom dat wij ervoor zorgen dat wij deze jongeren van de straat halen, opbergen en in de kraag vatten. Vervolgens moeten wij hun met maatwerk een gepaste behandeling geven, zodat zij weer in de samenleving komen op het moment dat dit verantwoord is. Ik denk dat wij elkaar daarin vinden. Het gaat om het resultaat. Ook op dat punt verwijs ik naar het AO van 28 maart.

Naar boven