4 Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (32814).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken, Landbouw en Infrastructuur van harte welkom. Correctie, ik hoor nu dat het niet "Infrastructuur" maar "Innovatie" is. Wat erg dat ik dat niet weet! Beetje bijdehand doen en het dan niet weten. Dat is vreselijk. Fijn dat u er bent, minister, en dat u het wel weet. Dat is ook heel prettig.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Tijdens het verzamel-AO over energie vorige week heb ik een aantal vragen gesteld over e-laadpalen. Ik dank de minister zeer voor zijn antwoorden daarop. Eigenlijk hoort het onderwerp vandaag op de agenda thuis, omdat we het vandaag hebben over infrastructuur, waarbij de zogenaamde ontvlechting, of in goed Nederlands de splitsing, een belangrijk onderdeel is van de implementatie.

In de nota naar aanleiding van het verslag legt de minister duidelijk uit dat de netten bedoeld zijn als onafhankelijk platform, waarop de markt kan functioneren en waartoe iedere marktpartij non-discriminatoir toegang heeft. Netbeheerders staan niet aan de lat om commerciële activiteiten te ontwikkelen. In de antwoorden op mijn vragen stelt de minister tegen verstoring van marktwerking te zijn.

In dat licht is het onbestaanbaar dat stichting e-laad haar activiteiten kan uitvoeren. Het plaatsen van gratis laadpalen is hetzelfde als wanneer de Gasunie gratis gasfornuizen zou gaan uitdelen. Netbeheerders hebben geen rol bij het uitdelen van zogenaamd gratis e-laadpalen, die overigens helemaal niet gratis zijn. De vraag is dan ook waar de laadpalen van betaald worden. Hiervoor zijn twee mogelijkheden. Of de netbeheerder ontvangt te veel inkomsten uit de netwerktarieven, waarmee de palen dan betaald kunnen worden. Of de netbeheerder houdt dividend in, dat normaal gesproken wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders, namelijk de lagere overheden, die nu gebukt gaan onder bezuinigingen. De stichting e-laad zou dan de bezuinigingsinvulling van de lagere overheid aangeven. Dat is onwenselijk.

Wie het interview met de directeur van stichting e-laad door het energiepersbureau Energeia leest, ziet meteen dat de ambities verder reiken dan het tijdelijk ontwikkelen van een markt. Een groepje mensen wil met gemeenschapsgeld een winkeltje gaan bouwen en vraagt of het plaatsen van laadpalen een wettelijke taak kan worden voor de netbeheerders, waarbij de kosten van de laadpalen over alle Nederlanders omgeslagen kunnen worden. Als je dat dan weer leest, besef je dat de palen dus kennelijk helemaal niet gratis zijn. Het antwoord op die vraag is wat de VVD betreft klip-en-klaar: nee, dat kan niet en dat moet niet. Het is ook een absurde vraag. Het zou hetzelfde zijn als wanneer Shell zou vragen om de bouw van tankstations uit de algemene middelen te laten plaatsvinden, zodat mensen met een auto de mogelijkheid hebben om te tanken. Zoals ik al zei: Gasunie vraagt ook niet of zij gratis gasfornuizen mag uitdelen op kosten van alle Nederlanders, ook van hen die elektrisch koken.

De stichting e-laad claimt innovatie te bevorderen, maar onduidelijk is hoe zij dit doet en hoe de financiële stroom eruitziet. Wel is echter duidelijk dat zij commerciële partijen in de wielen rijdt en daarmee voor Sinterklaas speelt, maar daarvoor is het het verkeerde seizoen. Kan de minister aangeven op welke wijze stichting e-laad marktpartijen faciliteert met de opgedane kennis over laaddata om de genoemde concurrentie- en innovatiekrachten te bevorderen? Wat doet de stichting concreet? Kan de minister transparantie geven over de manier en omvang van de middelen waarmee e-laad op dit moment is gefinancierd? Hoeveel geld is er inmiddels in gestoken en hoeveel gaat er nog naartoe? Hadden dit geld en deze managementtijd niet veel beter gebruikt kunnen worden om storingen te voorkomen, zoals in Haaksbergen, de Bommelerwaard en onlangs nog in Amersfoort en Rotterdam? Hoe is daarnaast het proces van afbouw van taken en verantwoordelijkheden van e-laad georganiseerd? Er zit namelijk een einddatum aan. Hoe gaat de overdracht plaatsvinden? Is de minister het verder eens met de redenering dat de activiteiten van e-laad leiden tot marktverstoring? Is de minister het ermee eens dat er al in 2012 moet worden gestopt met de uitrol, die commerciële partijen zo graag willen uitvoeren en waarmee je een houdbaar systeem krijgt?

Zelfs netbeheerders hebben beperkte middelen, maar zij hebben wel een belangrijke maatschappelijke taak. Zij moeten er namelijk voor zorgen dat de energiehuishouding in Nederland overal op orde is. Bovendien moeten zij investeren om de netten slimmer te maken voor de optimale inzet van hernieuwbare energie. De slimme meters; vanochtend heeft de minister de eerste ervan aangezet. Vanmiddag gaat hij dat doen, zegt hij. Radio 1 loopt vooruit op de werkelijkheid, excuus. Daar zit precies de crux. Wie kijkt naar de stroomstoringen zoals in Haaksbergen, de Bommelerwaard, Utrecht en Rotterdam, ziet dat er veel werk is. Daar ligt ook de verantwoordelijkheid van de netbeheerders, tenzij zij stiekem een andere agenda hebben. Misschien zien zij de stroomstoring als een middel om de bevolkingsgroei in de krimpregio's te bevorderen en dat is natuurlijk een heel ander verhaal! Maar zonder gekheid, wat is de visie van de minister op de netten in Haaksbergen en de Bommelerwaard, die nu zeer gevoelig zijn voor storingen omdat ze aan het einde van de lijn liggen? Moeten zij niet van meerdere kanten ontsloten worden? Op welke manier kan voor deze gebieden een oplossing worden gevonden? Of is zo'n oplossing onbetaalbaar en moeten zij gewoon leven met de kans op storingen?

De voorzitter:

Mijnheer Samsom, fijn dat u er bent.

De heer Samsom (PvdA):

Excuus voor mijn verlate komst. Het had met mantelzorg te maken.

De heer Leegte maakt een heel punt van het e-laadsysteem, het faciliteren van het vervoer per elektrische auto. Vervolgens zegt hij dat het nodig is dat de netbeheerders de stabiliteit van het net bewaken. Zou elektrisch vervoer in de toekomst daaraan een bijdrage kunnen leveren door bijvoorbeeld elektrische auto's de enorme pieken en dalen in stroom te laten opvangen? In dat geval zou de heer Leegte kunnen overwegen dat elektrische laadpalen wel degelijk behoren tot de essentiële doelstelling van de netbeheerders, namelijk het stabiel houden van het net.

De heer Leegte (VVD):

Elektrische auto's lijken de toekomst te hebben. Ze hebben alleen een nadeel: ze zijn duur in de aanschaf en hebben lage variabele kosten. Zo'n systeem moet dus veel kilometers maken, maar dat kunnen ze nu net niet. De crux is hoe de actieradius van elektrische auto's kan worden verhoogd. Het is dan ook waarschijnlijk, zoals initiatieven in Helmond laten zien, dat je in de weg lussen krijgt en dat die dingen op inductiespanning gaan rijden. Het is dus waarschijnlijk dat die auto's een heel ander uiterlijk krijgen dan ze nu hebben en een heel andere infrastructuur nodig hebben dan wij nu zien. Misschien krijg je uiteindelijk de Opel Ampera, die met een "range extender" elektrisch rijdt. Het is onduidelijk hoe die toekomst eruit zal zien. In zo'n situatie is het niet bestaanbaar dat netbeheerders op basis van te hoge tarieven die zij vragen voor het transporteren van stroom, investeringen doen die marktpartijen willen oppakken, want juist marktpartijen kunnen inschatten waar de risico's zitten. Ik ben niet voor elektrische auto's en ik ben er zeker niet tegen. Ik verwacht een grote toekomst daarvan. Ik vind het alleen principieel verkeerd dat met gemeenschapsgeld winkeltje wordt gespeeld, terwijl commerciële partijen graag die investeringen willen doen, maar nu uit de markt worden geconcurreerd.

De heer Samsom (PvdA):

Nu wordt het werkelijke meningsverschil iets duidelijker. Dank daarvoor. De heer Leegte vindt dat commerciële partijen dit zouden moeten doen.

De heer Leegte (VVD):

Ja.

De heer Samsom (PvdA):

Dat is helder. De heer Leegte vindt ook dat netbeheerders een publieke taak hebben en vooral in publieke handen moeten blijven en dat het stabiliseren van het net een publieke taak is. Mocht de minister op basis van onderzoek of anderszins kunnen betogen dat elektrisch rijden via oplaadpalen wel degelijk een bijdrage levert aan de stabiliteit van het net, is de VVD dan bereid om haar visie te heroverwegen? Of wil zij ook dan commerciële partijen?

De heer Leegte (VVD):

Het is een publieke taak, maar ik heb niet gezegd dat die in publieke handen moet blijven. Ik vind dat de overheid over de regulering gaat en niet over het bezit. Dat is een vrij principieel punt. Nu is de overheid eigenaar, maar het is voor mij geen principiële zaak dat het altijd zo moet blijven. Dat is het eerste punt.

Het tweede punt: dat is helemaal de vraag. Wij zeggen ook niet dat de Gasunie gratis fornuizen moet uitdelen, omdat zij dan beter inzicht heeft in het kookgedrag en de gasstromen dan beter kan verzorgen. Wij zeggen ook niet dat de Gasunie gratis gaskachels kan uitdelen, omdat zij dan betere marktinformatie krijgt over het gebruik van gas in winterperiodes. Nee, dat is een gescheiden taak.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, mijnheer Samsom.

De heer Samsom (PvdA):

Helaas hebben we na één interruptie nu twee meningsverschillen, maar dat is over het beheer van het net. Ik dacht dat de VVD altijd wilde dat dat publiek bleef, maar toch. De Gasunie deelt geen gasfornuizen, dat is niet de analogie, de Gasunie zorgt voor een gasaansluiting in ieder huis. Analoog daaraan zorgt de netbeheerder voor een elektrische aansluiting voor iedere auto. Dát is de analogie, mijnheer Leegte. Als u daar eens over nadenkt, komen we in de komende jaren – het hoeft niet van vandaag op morgen – wellicht tot elkaar bij een gezamenlijk investeringsplan voor een publieke zaak.

De voorzitter:

Ik had het nog niet eerder gezegd, maar eigenlijk wil ik de interrupties in tweeën. Ik had u eerder moeten waarschuwen, maar dat doe ik nu met mevrouw Van Tongeren. We maken een frisse start!

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Is de heer Leegte ervan op de hoogte dat bij de introductie van aardgas in Nederland wel degelijk, misschien niet geheel gratis, maar wel met bijzonder veel korting, de ovens die toen op mijngas draaiden, zijn omgebouwd naar aardgas? Net als nu was er toen, om de markt op gang te krijgen, een financiële aanmoediging nodig. Waarom vond de heer Leegte dat toen klaarblijkelijk wel goed – dat wordt immers de hele tijd als voorbeeld gebruikt – terwijl hij dat nu bij het op gang brengen van een transitie naar elektrisch vervoer opeens volstrekt onredelijk vindt?

De heer Leegte (VVD):

Wat u al zegt: toen was het ook niet gratis, dus nu ook niet. Een e-laadpaal is geen stopcontact, maar een ingewikkeld systeem met een ingewikkelde ICT-achtergrond, met een back office. Dus is het niet goed dat je dat door partijen laat doen die geen commerciële activiteiten mogen hebben, ook niet van GroenLinks. Het is principieel niet goed om nu ineens toe te staan om commerciële activiteiten te gaan ondernemen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik constateer gewoon dat de heer Leegte dit waarschijnlijk niet wist en zijn voorbeeld gekozen heeft. Ik vind het ook vreselijk jammer dat de VVD in eerste instantie samen met GroenLinks optrok om het elektrisch autovervoer te bevorderen, en nu alles in het werk stelt om het elektrisch autovervoer volledig af te remmen.

De heer Leegte (VVD):

Die constatering is voor uw rekening.

Een goede Europese infrastructuur is cruciaal voor de ontwikkeling van een een concurrerende economie. Een betere integratie van de infrastructuur leidt tot lagere kosten. Als men het net dan ook nog slim maakt, helpt dat bij het stimuleren van hernieuwbare energie. Het ontwikkelen daarvan is belangrijk om minder afhankelijk te worden van fossiel. Kijk 's avonds naar de televisie, en alle geopolitieke argumenten vliegen je om de oren. Tevens brengt hernieuwbare energie een paradigmaverschuiving. We doen nu het licht aan, waarop de energiecentrale gaat leveren, straks gaat het waaien, of gaat de zon schijnen, waarop de energie haar weg moet vinden. De consequentie van die omwenteling is enorm, en dwingt ons om na te denken over de vraag hoe wij energie kunnen opslaan en hoe wij op grotere, lees Europese schaal vraag en aanbod kunnen balanceren. Een goed functionerende infrastructuur voor energie is de drager van de economische groeimachine, en een middel om ons te helpen uit de crisis te groeien.

De VVD heeft drie punten ten aanzien van voorliggend wetsvoorstel: de administratieve lasten, de directe lijn en het toezicht. De minister geeft een reactie op de brief van Tata Steel en de gesprekken met Schiphol over de administratieve lasten voor eigenaren van een gesloten distributiesysteem. Hij geeft in de nota van wijzigingen aan, de administratieve lasten te verlichten en de verplichting van een gescheiden boekhouding te vervangen door een informatieplicht aan de NMa. Dat is goed, want daarmee krijgt de Nederlandse industrie een gelijk speelveld in vergelijking met de industrie in de ons omringende landen. Ik wil de minister danken voor de nota van wijziging, die wij van harte steunen.

Ten aanzien van de directe lijn heeft de VVD een amendement gemaakt, omdat nu nog sprake is van onzorgvuldige implementatie van de Europese richtlijn. Een populaire slogan is dat we een kop op nationale wetgeving zetten, maar formeel schrijft de Europese richtlijn de directe lijn voor, naast de gesloten distributielijn en de gereguleerde netten. Het amendement doet dus niets anders dan wat Brussel anders zal gaan herstellen. Maar inhoudelijk is het amendement ook van belang, omdat het het Nederlandse bedrijfsleven helpt, dat belang heeft bij een directe lijn, naast het gesloten distributiesysteem. Met excuses voor deze begrippen, voor de luisteraars. Een directe lijn is in het amendement gedefinieerd als één of meerdere verbindingen en hulpmiddelen, bestemd voor het transport van elektriciteit die zonder tussenkomst van een net waarvoor een netbeheerder moet worden aangewezen, een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsafnemer met elkaar zal verbinden. Woonwijken vallen daar dus uitdrukkelijk buiten. Ik zie dat mevrouw Van Tongeren een vraag wil stellen.

De voorzitter:

Gaat u mijn werk erbij doen?

De heer Leegte (VVD):

Ik ga rustig door. Woonwijken vallen daarbuiten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik wist niet dat alleen het opstaan al zo'n effect heeft op de VVD-fractie.

De voorzitter:

Ik zou het vaker toepassen als ik u was.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Precies.

Ik vind het amendement op zichzelf sympathiek. Wel heb ik er een twijfelpunt bij, waarover ik graag de collega van de VVD hoor en misschien straks ook de minister. Hoe voorkom je nu dat bedrijven op die plekken de directe verbinding gebruiken en daar waar het duurder is, de kosten afwentelen op alle gebruikers? Dus de publieke voorzieningen gebruiken waar het moeilijk is om dit voor elkaar te krijgen en waar het goedkoop en gemakkelijk is het privaat doen, waardoor de extra kosten bij de consumenten terechtkomen.

De heer Leegte (VVD):

Dat is hier uitgesloten omdat een directe lijn juist veronderstelt dat er geen net aan vastgekoppeld is waar de normale markt zijn weg kan vinden. Ik noem als voorbeeld AVEBE in Ter Apelkanaal. Dat bedrijf heeft een zetmeellijn en daarnaast zit de speksmelter. De zetmeellijn levert elektriciteit op en die gaat naar de speksmelter. Dat is een directe lijn en daar heeft men voordeel van. Het is onnodig om extra administratieve lasten met betrekking tot zo'n lijn te hebben, zoals je dat met een gesloten distributiesysteem nog wel hebt. Dit kan ook het geval zijn bij een warmtekrachtkoppeling op een bedrijf, waarbij groene stroom rechtstreeks wordt gekoppeld aan een fabriekshal. Dat zijn allemaal voorbeelden van een directe lijn. Academische ziekenhuizen hebben ook directe lijnen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik begrijp het amendement en ik begrijp deze voorbeelden. Een bedrijf gaat keuzen maken op basis van de kosten. Dus het kiest voor een directe lijn als hem dat financieel het beste uitkomst. Als het bedrijf net wat verder ligt of als het net iets ingewikkelder is, zou dat bedrijf het publieke net kunnen gebruiken. Hoe zorg je er nu voor dat waar het goedkoop en gemakkelijk is het bedrijf de directe lijn kiest en waar het duurder en ingewikkelder is, de kosten afgewenteld worden op het publieke net?

De heer Leegte (VVD):

Ik weet niet zeker of ik de vraag goed begrijp. Het gaat mij er juist om dat bedrijven de mogelijkheid moeten hebben om goedkoop met elkaar stroom te gebruiken en uit te wisselen. Dat is het doel. Een directe lijn is niet gekoppeld aan het net. Dus je hebt niet die afwenteling. Een bedrijf heeft stroom die over is. Welnu, die kun je dan weggooien of je kunt die via een directe lijn doorgeleiden naar de buurman. Over die directe lijn moet je dan niet tarieven gaan afspreken en codes aanvragen. Je moet ook niet het systeem hebben van de meldingsplicht bij de NMa. Het gaat gewoon om een kabelafspraak tussen twee buren. Als de afspraak niet werkt, knip je het lijntje door en dan zoek je op een andere manier stroom.

De directe lijn komt op veel plekken voor in Nederland in de situatie van een geïsoleerde producent en een geïsoleerde afnemer van elektriciteit. Het amendement voorkomt onnodige administratieve lasten en gedoe. Het stimuleert de samenwerking tussen Nederlandse bedrijven en geeft dezelfde mogelijkheden als die welke ondernemers hebben in de ons omringende landen. Er is nog iets wat belangrijk is: het stimuleert ook decentrale en hernieuwbare energie. Je kunt dan denken aan warmtekrachtkoppelingen en zonnepanelen. Het aardige is dat op twee manieren een dubbelslag wordt gemaakt die Brussel formeel voorschrijft. Dus om verschillende redenen beveel ik dit amendement warm aan bij mijn collega's.

Ten aanzien van de toezichthouder heb ik de volgende vraag. Het stimuleren van de economie is de corebusiness van de minister van Economische Zaken. Hij heeft dat gisteren in de Volkskrant geschreven maar heeft dat ook laten zien bij NedCar. Tegelijkertijd maakt de minister toetsingscriteria waaraan de NMa moet toetsen, valt de op afstand gezette NMa onder de verantwoordelijkheid van de minister en heeft hij de mogelijkheid om met beleidsregels direct te sturen binnen de NMa. Ook is er nog een soort spanning met het ministerie van Financiën dat belang heeft bij een zo hoog mogelijk rendement uit die aandelen, omdat dit teruggaat naar de algemene middelen. Mijn vraag is of die verwevenheid van al die functies binnen het ministerie van EL&I rondom de NMa niet tot problemen zou kunnen leiden. Zou de NMa in haar specifieke rol bijvoorbeeld niet bij het ministerie van Justitie ondergebracht kunnen worden? Ik heb daar geen vooropgezette mening over. Het is meer een vraag die ik aan de minister stel. Ziet hij dat er problemen zijn of vindt hij dat we ons op dat punt geen zorgen behoeven te maken?

Ik kom tot een afronding. We behandelen vandaag een technisch ingewikkeld wetsvoorstel dat ongelofelijk belangrijk is voor de concurrentiepositie in Europa. De verwachting is dat het Europese marktaandeel van de wereldeconomie rond 2035 zo'n 7% van de wereldeconomie is. En willen wij onze welvaart op peil houden om zorg, onderwijs en al die andere belangrijke zaken te kunnen betalen, dan moeten wij in Europa verder gaan met het slim samenwerken en het verder integreren van onze energie-infrastructuur. Deze richtlijn en de wet, zoals wij die toepassen, dragen daar belangrijk aan bij.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Tot mijn spijt kan ik de afloop van het debat niet afwachten, want ik word als lid van de tijdelijke commissie Spoor dadelijk boven verwacht, net als u, meen ik. Ik kan daar uiteraard als lid niet ontbreken. Ik moet de minister van EL&I daarom tot de stemmingen in spanning laten omtrent ons stemgedrag. Ik zal echter wel met belangstelling zijn antwoorden lezen.

In tegenstelling tot de SP-fractie heeft dit kabinet een principiële hekel aan koppen op Europese regels, tenminste volgens het regeerakkoord. Maar als het zo uitkomt, dan duiken er opeens wel koppen op. Zie bijvoorbeeld de nieuwe regels voor particuliere netten in dit wetsvoorstel. Voor de recreatienetten is de minister inmiddels, na brede kritiek vanuit de Kamer, teruggekomen op zijn aanvankelijke voorstel. Voor grotere netten, zoals dat van Tata Steel, heeft hij zijn voorstel eergisteren afgezwakt. Dank daarvoor, want daar zijn wij het mee eens.

De SP-fractie heeft bij de schriftelijke inbreng gevraagd welke problemen er zijn in verband met de particuliere netten. Het antwoord was: in de praktijk krijgt de NMa niet vaak te maken met problemen op particuliere netten; voor zover dat wel het geval is, gaat het meestal over de vrijheid van afnemers om een eigen leverancier te kiezen. Hieruit blijkt dat het fenomeen van de directe lijnen in de praktijk geen probleem is. De SP-fractie steunt daarom het amendement-Leegte/Van der Werf.

Kan de minister mij nog eens uitleggen hoe wij de selectieve banvloek van het kabinet op koppen bij Europese regels moeten duiden? Wat zijn de criteria om toch extra eisen te stellen, bovenop een Europese richtlijn? Ik neem toch aan dat de afweging objectiever gemaakt wordt dan op basis van de mening van de minister.

Wij hebben in onze inbreng gevraagd waarom er geen voorhangbepaling in de wet is opgenomen voor de lagere regelgeving die er onderdeel van vormt. Volgens de minister is dat niet nodig en betreft het louter techniek en bepalingen die direct voortvloeien uit de Europese richtlijn. Met de gegeven toelichting lijkt ons een voorhang niet nodig. Ik heb daar nog wel een vraag over. Zijn die betreffende AMvB's en de ministeriële regeling op dit moment al in concept gereed? Vindt de minister ook dat het logisch zou zijn om nieuwe AMvB's en ministeriële regelingen voortaan voor de plenaire behandeling in concept aan de Kamer toe te sturen, zodat wij in ieder geval meer zicht hebben op de samenhang van het totale instrumentarium?

Ik kom op de verplichte eigendomscheiding tussen netwerk en productie en het leveringsbedrijf. Deze is drie jaar geleden in Nederland doorgevoerd en heeft geleid tot de uitverkoop van NUON en Essent. Bij de behandeling van het wetsvoorstel werd destijds steeds aangevoerd dat wij dat moesten van de EU. Maar, zoals de SP destijds al stelde, dat is niet waar. Het is een teken aan de wand dat een aantal van de grootste Europese lidstaten, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië, niet kiezen voor het OU-model, de totale eigendomsontvlechting. Zijn de prijzen van gas en elektriciteit in die landen ten gevolge van de keuze voor een meer geïntegreerd organisatiemodel hoger of lager dan in Nederland? Je zou verwachten dat deze vraag, als totale ontvlechting echt zo voordelig is, gretig beantwoord wordt door de regering. Maar helaas, dat vind ik tamelijk onthutsend, wordt onze vraag helemaal niet beantwoord, althans niet kwantitatief. Houdt de Europese Unie echt geen statistieken bij over de feitelijke ontwikkeling van net- en energietarieven voor groot- en kleinverbruikers in de lidstaten, zodat wij kunnen controleren wat de effecten zijn van de drie eigendomsmodellen die de derde richtlijn toestaat? Zo ja, vindt de minister van EL&I dan, net als de SP, dat de Europese Unie dat soort informatie moet gaan verzamelen en op een gebruiksvriendelijke manier beschikbaar moet stellen?

Dan een vraag over de eigendomsverhoudingen bij de interconnectoren, aanlandings- en opslagfaciliteiten. Het wetsvoorstel stelt hier geen eisen aan. Kan er door de NMa wel worden ingegrepen als één private partij een hoog aanbod verwerft in meerdere van dergelijke voorzieningen? Of vertrouwt de minister volledig op de werking van het prijsmechanisme om misbruik van monopolie te voorkomen?

De SP-fractie heeft in haar schriftelijke inbreng gevraagd naar de ontwikkeling van de reservecapaciteit in de elektriciteit- en gasnetwerken. De minister ziet hier geen probleem, heeft geen beeld van de reservecapaciteit en vertrouwt erop dat de NMa er bij de toetsing van de kwaliteits- en capaciteitsdocumenten van de netbeheerders op let dat er voldoende wordt bijgebouwd. Hoe kan er dan congestie, filevorming, op het net ontstaan? De ontwikkeling van de productiecapaciteit in Nederland wordt sinds de liberalisering van de energiemarkt niet meer door bedrijven onderling afgestemd. Het kan voorkomen dat er ineens een tsunami aan nieuwe productiecapaciteit bij komt, zoals een paar jaar geleden in het Westland. De SP-fractie wil dat de ontwikkeling van reservecapaciteit op het net op regionaal en landelijk niveau beter inzichtelijk wordt gemaakt, zodat we kunnen controleren of de filevorming echt wordt aangepakt. Dan kunnen we ook zien of de NMa wellicht te veel focust op lage tarieven, met het risico dat we straks weer spertijden moeten invoeren.

Ik hoorde vanmorgen voor dag en dauw al een reportage op Radio 1 waarin werd gesuggereerd dat de slimme meter nu op grote schaal zal worden uitgerold. Heb ik iets gemist? De SP-fractie was en is nog steeds voorstander van een grootschalige uitrol wanneer overtuigend is aangetoond dat de slimme meter slim is voor de consument en niet alleen voor de energiebedrijven. Drie jaar geleden, bij de behandeling van het wetsvoorstel over de slimme meter, waren de verhalen over energiebesparing met behulp van de slimme meters niet meer dan een mooie toekomstdroom. De werkelijkheid was toen dat die meters handig zijn voor de energiebedrijven om op afstand te kunnen meten, aan te sluiten en af te sluiten. Daarom heeft een Kamermeerderheid toen aangegeven dat de Kamer de beloofde voordelen eerst aangetoond wil zien voordat deze slimme meters bij de consument door de strot geduwd worden. Inmiddels zijn we bijna drie jaar verder. In september krijgen we de evaluatie van de proefperiode. Kan de minister bevestigen dat in deze evaluatie in ieder geval ook kwantitatief onderbouwd zal worden ingegaan op de in de proefgebieden aangetoonde baten in de vorm van energiebesparing, extra mogelijkheden voor het optimaal benutten van eigen duurzame energieproductie en dergelijke? Kan de minister ook aangeven of de evaluatie zal ingaan op de ervaringen met experimenten om bij betalingsachterstand de doorlaatwaarde te beperken als alternatief voor volledige afsluiting?

Europese richtlijnen moet je invoeren. We gaan echter zelf over een kop op die richtlijn. De Nederlandse wet heeft sinds drie jaar een dikke neoliberale kop op de Europese eis inzake de scheiding van netwerk, productie en levering. Ik vraag me af hoe dat te rijmen is met het regeerakkoord, waaronder ook de handtekening van de minister van EL&I prijkt.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ik kom even terug op de slimme meters. Als de evaluatie aangeeft dat er daadwerkelijk sprake is van besparing, vervalt dan de eis van de SP-fractie over onder andere privacybescherming en is de SP-fractie dan wel bereid om de slimme meter te verwelkomen?

De heer Paulus Jansen (SP):

Het hoofdargument voor de SP om niet voor een verplichte uitrol te zijn, was destijds het ontbreken van baten voor de consument. We hebben altijd ten principale gezegd dat de slimme meter een heel goed instrument kan zijn om verduurzaming te faciliteren. Onze principiële houding is dus positief, maar alle baten die destijds door de toenmalige minister geclaimd werden, bijvoorbeeld een energiebesparing van een aantal procenten, heeft hij destijds nooit kunnen onderbouwen. Sterker nog: ik zie nog steeds geen onderbouwing van die baten. Ik hoop er wel op en ik hoop dat zo snel mogelijk wordt aangetoond dat die baten er zijn, maar zolang zij er niet zijn, vind ik het niet erg logisch om consumenten toch te verplichten om hier gebruik van te maken; het lijkt mij dat ook mevrouw Van der Werf dat niet erg logisch vindt.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ik heb daar grote verwachtingen van. Ik zie natuurlijk ook uit naar de evaluatie, maar volgens de SP zijn er dus baten als er daadwerkelijk energiebesparing wordt gerealiseerd. In dat geval zijn wij dus allemaal voor de slimme meter.

De heer Paulus Jansen (SP):

Privacy, de dataveiligheid en het tegengaan van economische criminaliteit zijn uiteraard ook belangrijke en interessante punten voor die evaluatie, maar ik ga ervan uit dat iedereen in deze zaal vindt dat wij dit goed moeten regelen. Ik ga ervan uit dat dit goed te regelen is.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Gisteren stond ik hier in een debat met de staatssecretaris van Financiën, de heer Weekers. Toen heb ik nog even toegelicht hoe de Partij voor de Vrijheid zit in het verhaal van de EU. Tot mijn verbazing leidde dat tot allerlei "welkom"-reacties uit de Kamer in de zin van: welkom bij de familie. Wat heb ik gisteren gezegd? Mijn fractie is voorstander van economische samenwerking binnen de Europese Unie. Wij willen zeker ook bijdragen aan bevordering van de interne markt. Dat is altijd de lijn geweest van mijn fractie en dat zal ook altijd de lijn blijven. Vandaag hebben wij het opnieuw over een pakket afkomstig uit het vermaledijde Brussel. Ik heb gisteren ook durven zeggen dat er af en toe iets fatsoenlijks uit Brussel komt. Als iets aantoonbaar bijdraagt aan de positie van de Nederlandse consument, het Nederlandse bedrijfsleven en de economische samenwerking, zijn wij daar natuurlijk voorstander van.

Als wij het pakket waarover wij het vandaag hebben in de basis bekijken, het zogenaamde derde energiepakket, heb ik een open vraag aan de minister. Als de minister hoopt op een positieve visie van de Partij voor de Vrijheid op de implementatie van het derde pakket, zou de minister dan in zijn eigen woorden kunnen toelichten waarom hij van mening is dat dit derde energiepakket leidt tot een verbetering in zijn algemeenheid van de positie van de Nederlandse consument en het Nederlandse bedrijfsleven? Kunnen wij de link van de energiemarkt een-op-een doortrekken naar economische samenwerking en bevordering van de interne markt? Ik hoor graag de visie van de minister.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik kom even terug op de houding van de PVV ten opzichte van de Europese Unie. Ik begrijp dat de heer Van Vliet zegt dat de PVV heel pragmatisch is. Als de Unie goede dingen doet, zijn wij ervoor en als de Unie slechte dingen doet, zijn wij ertegen. Goh, dat lijkt heel erg op het standpunt van de SP! In dat verband vraag ik mij af waarom de fractievoorzitter van de PVV de SP ervan beschuldigde tegenwoordig zo op de hand van Europa te zijn. Wij hebben immers de houding van de heer Van Vliet al sinds jaar en dag aangenomen. Hoe zit dat, mijnheer Van Vliet?

De heer Van Vliet (PVV):

Ik proef hier toch een heel …

De voorzitter:

Ik proef hier vooral een onderwerp dat niet op de agenda staat. De heer Van Vliet geeft antwoord en daarna gaan wij door met het onderwerp.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik wil een nuancering brengen. Ik heb het hier duidelijk over economische samenwerking en bevordering van de interne markt. Dat is altijd de lijn van de PVV geweest. Als het niet meer over economische samenwerking gaat, trekken wij de grens: stoppen, wegwezen, geen richtlijnen of verordeningen. Wij bepalen zelf welke gaslampen op onze terrassen mogen branden. Daarom vraag ik de minister of hij kan uitleggen waarom het pakket de economische samenwerking bevordert en de positie van de Nederlandse consument verbetert.

De heer Paulus Jansen (SP):

Verandert de PVV-fractie bij dit wetsvoorstel dan van mening over unbundling, het knippen van netwerken en de productie- en leveringsbedrijven? Of zit de PVV nog steeds op de klassieke lijn op dit punt?

De heer Van Vliet (PVV):

Over de unbundling – ik noem het maar even de splitsingwet – kom ik straks te spreken. Ik hoop dat de heer Jansen nog tijd genoeg heeft om daar even naar te luisteren.

Mijn oprechte vraag aan de minister, back to basics, is dus of het pakket de economische samenwerking en de interne markt bevordert. Ik vraag hem om in een paar woorden, die ook begrijpelijk zijn voor Henk en Ingrid, uit te leggen waarom hun positie met dit pakket wordt verbeterd en waarom de PVV hier positief tegenaan zou moeten kijken.

Dan de splitsingwet. De unbundling heeft vanaf het begin onze warme interesse gehad. Het is een kernpunt in het pakket waarover wij vandaag spreken. Over de splitsingswet bestaat nogal wat onduidelijkheid. Wij hebben gezien dat de energiebedrijven in Nederland tegenstander waren van die wet en zich vervolgens ook tot de rechter hebben gewend. Nadat de rechter in eerste aanleg zei dat de Nederlandse Staat gelijk heeft, bleek in beroep dat de rechter vond dat de Nederlandse Staat geen gelijk heeft en dat splitsing op de bedoelde wijze niet aan de orde is, want in strijd met EU-recht. De splitsingwet loopt echter juist vooruit op het EU-recht. Vervolgens is de zaak aanhangig gemaakt bij de Hoge Raad. Het oordeel van de Hoge Raad had er eigenlijk al moeten zijn. Het komt nu eind februari. Mijn vragen aan de minister zijn de volgende. Wat is de verwachting van de minister over de uiteindelijke uitkomst wat betreft de splitsingswet? Die vraag is voor ons heel belangrijk, want van begin af aan is mijn fractie voorstander geweest van de splitsingswet, en wel om een heel duidelijke reden: die splitsing, die unbundling, leidt ertoe dat de netten in publiekrechtelijke handen blijven. Als je zegt dat levering en productie een marktgegeven zijn, zit je op een liberale koers. Maar als iedereen onbeperkt toegang moet houden tot de netten en deze minstens voor 51% in publiekrechtelijke handen moeten blijven, is die unbundling daar een ideaal middel voor. Vandaar dat mijn fractie vanaf het begin voorstander was van de splitsingswet. Daarom vraag ik de minister: als de Hoge Raad onverhoopt stelt dat de splitsingswet niet deugt, wat is dan het gevolg? We krijgen dan blijkbaar een nieuw keuzemoment uit de mogelijkheden die Brussel op dit terrein biedt. Hoe gaat het pakket er dan uitzien? Graag de visie van de minister hierop. En als uiteindelijk blijkt dat die splitsingswet niet deugt naar het oordeel van de Hoge Raad, wat betekent dat dan voor de energiebedrijven in Nederland? Kunnen wij dan nog een schadeclaim verwachten van bedrijven als Essent en Nuon, die wel zijn gesplitst, in tegenstelling tot andere bedrijven die dit on hold hadden gezet? Graag ook een visie hierop.

Als de splitsingswet niet doorgaat, zal er ergens een soort unbundling komen. Er zijn daarvoor een aantal modellen, die de heer Jansen ook heeft geschilderd. Hoe moet ik dit zien in relatie tot de clausule van het level playing field? Wat is de situatie in andere EU-lidstaten precies, hoe ver zijn zij met die splitsing? Hebben wij straks al een level playing field in de casus dat de splitsingswet wel toepassing vindt? En hebben we dat level playing field ook in de casus dat we een andere keuze moeten maken, als die splitsingswet onverhoopt niet doorgaat? Graag een visie van de minister hierop.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik neem aan dat dit de bijdrage van de heer Van Vliet was over de splitsingswet. In dat geval heb ik een vraag over de positie van de nutsbedrijven Eneco en Delta, allebei voor 100% in publieke handen. Vindt de fractie van de PVV, net als de SP, dat die bedrijven hun netwerk gewoon in eigen huis moeten kunnen houden? Of wil de PVV hen toch gaan dwingen, in lijn met wat de regering wil? Ik wilde eigenlijk zeggen "uw regering", maar het is de door de PVV gedoogde regering. Hoe staat de PVV daarin?

De heer Van Vliet (PVV):

Het antwoord heb ik net eigenlijk al gegeven. Wij zijn voorstander van de splitsingswet. Als deze straks doorgaat, als de Hoge Raad straks zegt dat de overheid het goed heeft gedaan, betekent dit dat Delta en Eneco hun netten zullen moeten afsplitsten, zoals Nuon en Essent dat eerder ook hebben gedaan. In ieder geval heb je dan op de Nederlandse markt een level playing field. In dat geval is mijn heel belangrijke vraag: hoe zit het met dat level playing field als we over de grens kijken, naar de splitsing in andere EU-lidstaten?

De heer Paulus Jansen (SP):

De PVV realiseert zich toch ook dat ze daarmee de deur openzet voor de verkoop van Eneco en Delta?

De heer Van Vliet (PVV):

Zoals ik net heel duidelijk in mijn betoog heb uitgelegd, zijn wij er voorstander van dat de netten in Nederland in publiekrechtelijke handen blijven. Dat is altijd onze lijn geweest. Voor zover het leveringsbedrijven worden, commerciële bedrijven, is dat aan de vrije markt, maar het gaat de PVV erom dat de consument en de bedrijven onbeperkte toegang houden tot de netten. Die staan uiteindelijk voor de waarborging van de levering, voor de leveringszekerheid. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Jansen.Met de clausule van het level playing field sluit ik mijn bijdrage over de splitsing af.

Kijkend naar het totaalpakket en de vraag of dit wel of niet acceptabel is, valt mij één ding op, namelijk dat Nederland de NMa als nationale controlerende instantie aanwijst, die daarvoor ook passende bevoegdheden zal krijgen. Waarom moet daarbij dan toch weer sprake van een nieuw Europees agentschap zijn voor de coördinatie tussen die energy regulators? Waarom nu weer zo'n agentschap met overbetaalde Europese ambtenaren, waarop echt niemand in de Europese Unie zit te wachten? Kunnen we daar niet van afzien? Ik roep de minister hiertoe op.

De implementatiedatum voor het hele pakket is volgens mij allang overschreden. Kijkend naar de precaire financiële situatie van ons land, vraag ik wat de risico's zijn voor Nederland. Kunnen wij een zogenaamde ingebrekestellingprocedure verwachten van de Europese Commissie? Zo ja, wat zijn dan de mogelijke risico's voor Nederland? Zo nee, hoe zit dat dan in andere Europese lidstaten? Gaat uiteindelijk iedereen dat pakket implementeren of niet? Ik laat het voor het moment hierbij, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman heeft laten weten dat ze niet deelneemt aan het debat. Ik kan daardoor het woord geven aan mevrouw Van der Werf van de CDA-fractie.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Er ligt vandaag een wetsvoorstel voor voor de implementatie van Europese regelgeving, in dit geval op het gebied van elektriciteit en gas. Er is iets wat de meeste Europese richtlijnen kenmerkt en dat is dat ze zaken harmoniseren waar lidstaten al mee bezig zijn. Dat is op zichzelf uitstekend, want net als de minister is de CDA-fractie voorstander van een goed werkende interne Europese markt, de bescherming van consumenten en een level playing field.

Door uit te gaan van bestaande situaties regelen richtlijnen vaak een situatie die in het verleden is ontstaan. De bestaande situatie wordt aangepast op staande Europese doelstellingen. Bestaande instellingen en bedrijven en bestaande posities worden over het algemeen bevestigd. Dat is tegelijkertijd het probleem dat de CDA-fractie met deze wetswijziging heeft. De wet regelt de situatie van gisteren en vandaag, maar niet de energiewereld van morgen. Is deze wetswijziging voldoende om toekomstige ontwikkelingen op te vangen?

De CDA-fractie heeft een aantal vragen aan de minister, maar voordat ik die stel, sta ik stil bij de mogelijkheid om de wet meer toekomstproof te maken. In de toekomst worden wij geconfronteerd met ontwikkelingen als lokale energiebedrijven, decentrale opwekking door particulieren, bedrijven die voor hun energie zorgen door windenergie, zonne-pv, biovergisting, geothermie en wat al niet meer. Dat betekent dat burgers en bedrijven in de energieketen diverse posities gaan bekleden. Ze zijn zowel producent als afnemer en leverancier. Nu hebben ze nog het energiebedrijf nodig om hun activiteiten op het net te faciliteren, maar in de toekomst doen ze wellicht onderling zaken. Misschien is er straks wel een app, waarmee het ene bedrijf zijn zelf opgewekte, tijdelijk overtollige elektriciteit kan uitwisselen met een bedrijf dat net krap zit.

Zo'n uitwisseling tussen twee bedrijven: hoe zou je dat moeten noemen? Welke tarieven gelden dan? Wie betaalt het transport? Hoe realiseren we dat er daadwerkelijk duurzame energie wordt uitgewisseld? Wie houdt de boekhouding hiervan bij? Wie faciliteert het proces? Een ESCo? En door wie wordt die dan weer gecontroleerd? En wat als die twee bedrijven door een grens worden gescheiden? Is dit met andere woorden een wet van gisteren en vandaag of is het ook een wet van morgen?

Waar valt de situatie van zelflevering onder? Een directe lijn? Waar valt collectieve opwekking onder? De minister wijst vaak terecht op het gevaar van fraude en daarom zou het goed zijn om het bij wet te regelen. Waar valt het leveren van elektriciteit in kleine kring onder? Ik doel dan bijvoorbeeld op de kas in de wijk, want die heeft ook afnemers nodig. Het aangekondigde fenomeen "power to gas": kunnen wij elektriciteit omzetten in gas? Dat zou wel enorm schelen in snelheid en transporttarieven. Onder welke wet valt dat dan? Vandaag kwam een bericht naar buiten over "Buizen voor stoom in Botlek". Is dat een directe lijn? Zit daar een netbeheerder op? Zit daar een ontheffing op?

Voorzitter. De CDA-fractie wil de wet beter aan laten sluiten op de huidige praktijk, want wij zien daar wel degelijk directe lijnen. Dat is ook de reden dat ik samen met de heer Leegte een amendement hierover heb ingediend. Anderzijds wil de CDA-fractie de wet prepareren op toekomstige situaties. Een aantal van die situaties heb ik zojuist beschreven, maar wie weet tot welke creatieve constructies burgers en bedrijven in staat zijn. De CDA-fractie heeft een amendement ingediend dat een regelvrije ruimte regelt bij Algemene Maatregel van Bestuur. Op grond daarvan kan in de Elektriciteitswet en de Gaswet bij wijze van experiment worden afgeweken van de wetten of de hierop gebaseerde uitvoeringsregelgeving. De afwijking dient bij te dragen aan ontwikkelingen op het gebied van decentraal opwekken en van duurzame elektriciteit of duurzaam gas.

Ik weet dat het ministerie werkt aan het programma STROOM. Ik zou heel graag van de minister horen, ook om te kijken hoe wij nu omgaan met het toekomstproof maken van deze wet, wat er straks in STROOM wordt geregeld. Wanneer kunnen wij verder dat programma tegemoet zien en hoe verhoudt het zich tot het amendement dat ik zojuist heb aangekondigd?

Dan nu mijn vragen. Het is een goede zaak dat de minister een afspraak heeft gemaakt met RECRON over de recreatienetten. Zelfregulering omzeilt een flink aantal bezwaren van de Kamer tegen het gesloten distributiesysteem zonder ontheffing. Volgens mij is dit al een goed voorbeeld van het gebruik van regelvrije ruimte. Complimenten aan de minister voor het ruimte geven aan de ondernemers en voor de minister en zijn voorgangers dat wij in Nederland eigenlijk al zo ver op weg zijn met de implementatie van de regels.

Met consumentenbescherming wil de minister de wet versterken, maar ik merk in mijn omgeving dat consumenten lang niet altijd weten waar zij terecht kunnen met klachten. Er is een single point of contact bij ConsuWijzer. Wil de minister in zijn contacten met de netbeheerders vragen om dit ook duidelijker op hun sites te vermelden?

Het CDA heeft in eerdere debatten al aangegeven zich zorgen te maken over oplopende kosten voor consumenten als gevolg van een stijgende energierekening. Naast een stijgende energieprijs betalen zij ook mee aan de CO2-heffing, SDE-opslag, stijgende transporttarieven et cetera. Het CDA pleit ervoor dat kosten voor investeringen in het net pas in laatste instantie worden gesocialiseerd. Alleen als echt alle aansluitingen profiteren van de investering is socialisering een optie. Voor de opwaardering van kwaliteit van gas, de upgrading van netten voor gesloten distributiesystemen zonder ontheffing, waar de baten een specifieke groep gelden, willen wij geen afwenteling op consumenten en andere kleingebruikers. Graag een reactie van de minister.

Ook als ik lees dat transmissie- en distributiesysteembeheerders een tienjarig netwerkontwikkelingsplan gaan ontwikkelen, vraag ik mij af wie daarbij het consumentenbelang vertegenwoordigt. In ieder geval is dit een stuk waar ik als Kamerlid graag een blik op werp. Kan de minister er iets meer over zeggen?

Voorzitter, ik nader het einde. Ik heb geen tijd die meeloopt, dus misschien geeft u mij alle ruimte. Ik geef het maar even aan!

Iets over duurzaamheid, hoewel het amendement en mijn vragen over stroom daar ook over gaan. Graag krijg ik een toelichting waarom Nederland geen gebruik maakt van de optie om duurzame energie voorrang te geven. Ik vind dat tegenstrijdig met wat wij in eerdere stukken hebben gelezen en gehoord van de minister. Er staat nu dat Nederland kiest voor een marktgebaseerd systeem. Wat betekent dat precies?

Dan is er een interessante passage op pagina 6 van de nota naar aanleiding van het verslag. Hier lees ik dat wind- en zonne-energie zich in een gunstige concurrentiepositie bevinden vanwege de lage marginale kosten. "Daarnaast zullen de kosten voor de emissie van CO2 een steeds belangrijker rol spelen bij de marginale kosten. Op basis daarvan scoren CO2-arme vormen van elektriciteitsopwekking, zoals duurzame energie, kern- en gascentrales, beter dan bijvoorbeeld steen- of bruinkoolcentrales." Ik wil deze passage even koppelen aan een discussie die wij hadden tijdens het AO energie, waaruit naar voren kwam dat de CO2-heffing onderdeel uitmaakt van de marktprijs van energie, waarop ook de prijs van duurzame energie is gebaseerd. Dit is gunstig voor de hoogte van de SDE, maar maakt het voor afnemers onmogelijk de CO2-heffing te omzeilen, ook als zij duurzame energie willen kopen. Graag een reactie van de minister.

Waarom gaat het bij gas alleen om onderhandelde toegang en niet om het handhaven van de mogelijkheid van gereguleerde toegang, zoals de richtlijn mogelijk maakt? Gereguleerde toegang is aan de orde om te bereiken wat de minister wil, namelijk zo goed mogelijke toegang van ook nieuwe partijen. Maar bij onderhandelde toegang kan de dominante partij tarieven tijdelijk verlagen, waardoor business cases van de toetreders niet rondkomen. Graag een reactie. Nieuwe soorten gas, nieuwe aanbieders. Wie zorgt voor de kwaliteit op het net en wie betaalt dat?

Nog iets over slimme meters. Ik heb net al aangegeven dat het CDA daar een voorstander van is. Wij hebben inderdaad het idee dat dit zeer zal bijdragen aan energiebesparing en dat er dan ook voldoende baten zijn voor de consument om een gevoelig liggend element als privacy daaraan toch ondergeschikt te maken. Er zijn veel meer terreinen waarop andere partijen al kunnen meekijken. Maar wie draait op voor de kosten van de meters? Komen deze kosten te liggen bovenop de toch al torenhoge energiekosten voor de kleinverbruikers? Het CDA bepleit voorzichtigheid op dit punt.

Mijn laatste punt betreft de ministeriële toets. In het kader van een level playing field kan het CDA zich hierin vinden. In de nota naar aanleiding van het verslag lees ik: "Als een toetsing plaatsvindt, bestaat de mogelijkheid tot interventie ingeval van overname van een ontvlochten bedrijf door een verticaal geïntegreerd bedrijf indien naar het oordeel van de minister een risico kan ontstaan voor openbare veiligheid, leveringszekerheid of voorzieningszekerheid." Een prachtige zin, waarvan ik hoop dat iedereen die heeft gevolgd. Maar waar ik eigenlijk naartoe wil, is de vraag of dit betekent dat in de toekomst wellicht anders wordt gekeken naar een mogelijke overname of fusie, of aankoop van aandelen van een bedrijf zoals het Russische Gazprom, dat duidelijk anders omgaat met ontvlechting. Dat is mijn laatste vraag aan de minister.

De heer Van Vliet (PVV):

Nu mevrouw Van der Werf daar toch staat, heb ik nog een vraag aan haar over het amendement-Leegte/Van der Werf. In de toelichting staat: "Vanuit een oogpunt van bevordering van duurzame elektriciteit is het wenselijk te voorzien in een regeling van directe lijnen". Dat vind ik nu zo jammer ... Is het benoemen van een aparte tussencategorie van directe lijnen, waar ik zelf voorstander van ben, niet überhaupt een nastrevenswaardig iets, zonder dat dit per se gekoppeld moet worden aan het opwekken of bevorderen van duurzame elektriciteit?

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ik denk dat het duurzame elektriciteit juist mogelijk maakt. Deze wordt immers decentraal opgewekt en gaat vervolgens vaak naar één andere afnemer. Ik heb het idee dat directe lijnen zeer bijdragen aan duurzame energie. U hebt gelijk, mijnheer Van Vliet, ook andere vormen van energie zouden over die directe lijnen kunnen gaan.

De heer Van Vliet (PVV):

Als dat zo is, hoop ik dat mevrouw Van der Werf dat met collega Leegte in de toelichting kan benadrukken. Vervolgens zal ik mijn hersens er nog eens over laten kraken, alvorens ik het voorleg aan mijn fractie.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Daar draag ik graag aan bij.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie is voorstander van het derde Europese energiepakket en van dit wetsvoorstel. Je kunt erover twisten of het wel zo verstandig was om de energiemarkt te liberaliseren. Wat de GroenLinks-fractie betreft niet. Wij zitten nu met ministers die praten over duurzame energie, terwijl marktpartijen kolencentrales bouwen, mede met steun van de overheid, maar zeker ook door de liberalisering. Het lijkt mij immers onwaarschijnlijk dat de overheid energiecentrales voor de overproductie bouwt. De markt doet dat wel. Maar goed, als die markt dan geliberaliseerd is, moet je het goed doen. Dan moet je ervoor zorgen dat de energienetten in publieke handen blijven en dat de productie en het transport van energie volledig van elkaar gesplitst zijn. Een slechte liberalisering is echt het ergste van beide werelden. Nu we eraan zijn begonnen, moeten we het ook goed doen.

De GroenLinks-fractie is om de volgende redenen voor volledige ontvlechting van de productie en het transport van energie. Het zou onwenselijk zijn als de energienetten zouden dienen als onderpand voor commerciële avonturen van energiebedrijven. Dat is een serieuze bedreiging voor de betrouwbaarheid van het net en de leveringszekerheid. Bovendien kan het betekenen dat de energieprijzen voor consumenten omhoogschieten als een energiebedrijf verliezen op dit soort buitenlandse of binnenlandse avonturen via de energieproductie- en transportkosten doorrekent aan de consument.

Even een tussenvraag: hoe zit het met het toezicht op de derivatenhandel van de elektriciteitsbedrijven? Deze vraag heb ik wel vaker gesteld, maar nu we het ene na het andere semipublieke bedrijf in grote financiële problemen zien komen – vorige week waren het Vestia en Amarantis en wie weet wat er volgende week gebeurt? – lijkt het me heel verstandig dat de minister kijkt naar het, volgens mijn fractie, zeer haperende toezicht hierop. Dit is overigens wel een klein beetje beside the point.

Het is belangrijk dat alle energieproducenten non-discriminatoire toegang krijgen tot de energienetten. Hoe verhoudt dit zich tot de voorrang voor schone energie op het hoogspanningsnet? Wat is de stand van zaken in Nederland? Hoe is dit geregeld? Wij vinden beide namelijk belangrijk. Het is voor alle energieproducenten, maar in het bijzonder voor de kleine producenten van duurzame energie, belangrijk om goede toegang tot het net te hebben. Er is al eerder gesproken over de warmtekrachtkoppeling en de windenergie. Ook de producenten hiervan moeten goed het net op kunnen.

Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de energie-infrastructuur echt toekomstbestendig wordt? Er komen grote hoeveelheden schone energie op het net. Helaas gebeurt dit in Nederland nog niet zo veel als mijn fractie zou willen, maar in de ons omringende landen al wel. Wij zijn bezig met een geïntegreerd energienet. Wat doet deze minister daaraan, zodat de windenergie, de lekkere Nederlandse windenergie, in de toekomst door heel Europa kan worden getransporteerd? Daar zijn investeringen voor nodig, die in de toekomst zullen lonen.

Nu kom ik bij het onderwerp waarover ik net een interruptiedebatje had met mijn collega van de VVD-fractie. Ik zal nog een keer proberen het uit te leggen. De minister begrijpt het ongetwijfeld wel. De Europese richtlijnen in dit wetsvoorstel bieden de mogelijkheid om een ontheffing te geven voor gesloten distributiesystemen. Deze systemen zijn geografisch beperkt. Dat begrijpen we. Dat werd beschreven door mijn collega Leegte. De richtlijn biedt echter ook de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen voor directe lijnen. Dat is hetzelfde als een gesloten distributiesysteem – dit lepel ik op uit de begeleidende tekst – maar zonder geografische beperking. Tata Steel kan dan dus bijvoorbeeld restwarmte leveren aan een bedrijf dat op een grote afstand ligt. Hoe zit dat precies? We gebruiken het publieke net als het echt niet anders kan. De kosten worden verdeeld over de burgers, die toch al veel meebetalen aan de publieke netten door de manier waarop we verdisconteren wat de grootverbruikers en de consument moeten betalen. Het gaat niet over de hoeveelheid die je gebruikt, maar over de aansluiting. Ik zie de minister knikken, dus is mijn punt bij hem aangekomen. Ik ben voor het gebruiken van duurzame energie, restwarmte en de zaken die mevrouw Van der Werf opnoemde, maar hoe voorkom je cherry picking, waardoor het namelijk nog duurder wordt voor de burger? Ik citeer de minister uit zijn brief over Tata Steel: "Op basis van de nu beschikbare kennis en inzichten acht ik het niet verantwoord op deze analyse vooruit te lopen." Waarom schrijft hij dat? Heeft dat misschien iets te maken met cherry picking? Hoe ziet de minister dat? Het lijkt ons heel verstandig hier goed naar te kijken, voordat we deze zaken overhaast invoeren. Wellicht geeft de wetgevingsagenda STROOM een mogelijkheid om dit goed doordacht te doen. De GroenLinks-fractie is tegen overbodige regeltjes, dus staan we op zichzelf sympathiek tegenover het amendement. Mijn twijfels zitten echter vooral in deze hoek.

Kan de minister uitleggen waar hij de bevoegdheid neerlegt voor het geven van ontheffingen voor de interconnectoren? Welke onderbouwing heeft hij daarbij?

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Allereerst bied ik mijn excuses aan voor mijn late binnenkomst. Ik moet misschien ook iets eerder weg. Op dit moment zit mijn zoontje met griep drie etages hoger bij mijn secretaresse op de bank. Wellicht moet ik de mantelzorg even overnemen, maar ik neem aan dat het kabinet mij dankbaar is voor deze financieel voordelige vorm van combinatie van arbeid en zorg. Ik hoorde overigens net dat hij naar deze zaal zit te kijken. Hij is vijf jaar.

De zaal is niet gevuld, de publieke tribune ook niet helemaal. Dat is wel vaker zo als er grote stappen in de toekomst worden gezet zoals bij deze wetgeving het geval is. De stappen zijn niet groot genoeg. Daar kom ik aan het eind van mijn bijdrage op terug. Niettemin zetten we weer een stap in de richting van een beter energienet voor een betere energievoorziening.

Allereerst kan ik niet nalaten om te benadrukken dat ik soms wel eens trots ben op de wetgevende arbeid van dit parlement. Ik ben er altijd trots op, maar soms meer dan gemiddeld. Dat is nu het geval. Het is allemaal in de schriftelijke bijdrage gebeurd en het is jammer dat zich dit aan het oog van het publiek onttrekt. In deze wetgevende arbeid kwam het kabinet met een voorstel en stelde de Kamer zich vervolgens als volksvertegenwoordigers open voor wensen en grieven vanuit de samenleving. De Kamer trof daarin een gezamenlijk belang aan. Dit belang legde de Kamer bij het kabinet neer en zij vond daar een luisterend oor. Ik heb het over de recreatienetten. Een ogenschijnlijk detail, maar voor honderdduizenden mensen in dit land die zo'n woninkje hebben of er verblijven, een belangrijke kwestie. Er dreigde daar een grote en onnodige kostenverhoging plaats te vinden en dat is dankzij dit parlement en dankzij de minister en regering, niet gebeurd. Nogmaals, dat vindt allemaal in de schriftelijke, zogenaamd dode wetgeving plaats. Het is echter belangrijk, vandaar dat ik het hier in deze plenaire zaal nog even aanroer.

Mijn fractie heeft nog wel meer wensen. Die wensen gaan vooral over het net van de eenentwintigste eeuw. In de twintigste eeuw bestond het elektriciteits- en het gasnet uit staal en koper. In de twintigste eeuw is er echter meer nodig om het net te laten draaien. Slimme meters zijn al genoemd en ik kan het niet nalaten om te blijven proberen mijn collega's in de Kamer ervan te overtuigen dat een slimme meter aan het eind van een draadje in de eenentwintigste eeuw niets anders is dan een essentieel onderdeel van dat draadje. Het gaat dus niet om consumentenbelangen, het gaat niet om commerciële partijen die wel of geen winst zien. Het gaat om een algemeen maatschappelijk belang, namelijk het draaiende houden van onze energievoorziening. Vroeger was een draadje genoeg, tegenwoordig moet er aan het eind van het draadje een intelligente kast zitten om vraag en aanbod op de juiste manier aan elkaar te koppelen. Het wordt ingewikkelder maar het wordt ook beter.

Bij de koppeling van vraag en aanbod horen ook laadpalen. Net als de slimme meter vormen deze een integraal onderdeel van het net van de toekomst. Auto's moeten in staat zijn om de grote pieken op te vangen en vervolgens de energie weer te gebruiken als de automobilist ermee gaat rijden. Deze grote pieken ontstaan door de duurzame energieopwekking met zon en wind. De zon schijnt en de wind waait nu eenmaal niet altijd op de juiste momenten. Het opvangen en vasthouden van energie is een essentieel publiek onderdeel van het draaiende houden van een net. Het is daarom wat mijn fractie betreft een taak voor de publieke netbeheerder, die hiermee opgezadeld is en eigendom is van de overheid.

Er zijn nog veel andere aspecten. Ik zal proberen om elk nieuw aspect zo snel mogelijk door de Kamer te krijgen, want we hebben haast. Het aspect dat ik nu wil bespreken is gas. Het invoeren van groen gas is een kunst op zich. Mijn fractie heeft al eens eerder betoogd dat de invoering hiervan, analoog aan de invoering van het elektriciteitsnet, zou moeten worden gesocialiseerd. Dan zet je bij het grote net een apparaat neer waarmee groen gas kan worden omgezet in bruikbaar, brandbaar aardgas. De kosten van die installatie moeten door iedereen worden betaald. Het profijt van die installatie is immers voor iedereen, want het leidt tot een groenere gasvoorziening.

De minister heeft weleens iets over dit soort plannen gezegd en heeft er weleens mee gekoketteerd maar ik hoop dat de plannen ook concreter worden om dat type maatregelen toe te staan. Het kan als het gaat om de wetgeving, dus daar hoeven we niets meer aan te doen, dat scheelt.

De heer Leegte (VVD):

Over het nut van slimme meters verschillen wij niet van mening. Daarover ging mijn maidenspeech tenslotte, een belangrijk moment. Ook over het nut van laadpalen verschillen we niet van mening. Waarover we misschien wel van mening verschillen, is de vraag wie dat betaalt. De heer Samsom zegt dat bufferen belangrijk wordt. Dat is waar. Je buffert in een elektrische auto. Vindt hij dan ook dat een stichting zoals stichting e-laad elektrische auto's gratis moet uitdelen om die buffercapaciteit voor elkaar te krijgen?

De heer Samsom (PvdA):

Nee, nee, nee. We hadden het net al over fornuizen en over de aansluiting van het fornuis. Precies hetzelfde is hier het geval. Fornuizen hoeven niet gratis te worden uitgedeeld. Ook de auto's hoeven dus niet gratis te worden uitgedeeld. De infrastructuur die nodig is om het net op orde te houden, is publiek. Dat deze infrastructuur niet gratis is, weet de heer Leegte ook. Zijn partij is er altijd als eerste bij om dat te benadrukken. De infrastructuur is gesocialiseerd. Zij is door iedereen betaald. Dat is in dit geval gerechtvaardigd, omdat het ook voor iedereen in de samenleving profijt oplevert. Het stelt ons namelijk in staat om een duurzame energievoorziening met een aanbod en een vraag die veel fluctueren draaiende te houden.

De heer Leegte (VVD):

Ik kan het met de heer Samsom eens zijn voor zover het gaat om een kabel die onder de grond ligt tot aan een bepaalde plek, zeg Amsterdam, waarop een partij een tankstation bouwt voor de elektrische auto, met een betaalsysteem erachter en met ingewikkelde ICT. Dat kan toch niet gesocialiseerd worden?

De heer Samsom (PvdA):

Ik probeerde net uit te leggen – ik blijf dat doen – dat het in de vorige eeuw ging over het draadje. Daar zijn we het over eens geworden. Ik geloof dat indertijd, bij de aanleg van de waterleiding, alleen de SGP tegen een gesocialiseerde en voor iedereen aangelegde waterleiding was, maar we zijn inmiddels een stuk verder. We zijn al een tijdje de 21ste eeuw in. Draadjes alleen zijn niet meer genoeg. Aan het einde van het draadje moet iets intelligents zitten, iets wat zelf nadenkt en met de gebruiker meedenkt. Dat onderdeel hoort er nu gewoon bij.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

De heer Samsom heeft misschien ook gehoord wat ik gevraagd heb aan de minister: wie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van gas op het net? Ik vind dat de heer Samsom heel snel overgaat op het onderwerp socialisering. Zou hij zich ook kunnen voorstellen dat de leveranciers zeggen: dit is het net, wij moeten hierop met elkaar ons gas leveren en een installatie aanschaffen waardoor de gaskwaliteit wordt opgewaardeerd? Dan wordt het dus niet gesocialiseerd, maar blijft het bij de belanghebbenden.

De heer Samsom (PvdA):

Dat is een intelligente vraag, waarvoor ik mevrouw Van der Werf bedank. Zij wijst mij op een omissie. Ik had eerder, in een langer debat, al eens voorgesteld om de kosten voor zo'n installatie 25–75 te maken. 25% is dan voor rekening van degene die het gas aanlevert en 75% is gesocialiseerd door de netbeheerder. Dan vormt de 25% een prikkel om niet, in termen van groen gas, kletsnat gas aan te leveren, waardoor je alleen maar hoge kosten maakt. Het invoeren van elektriciteit op het net gebeurt door TenneT of door een lagerespanningsnetbeheerder als dat zo uitkomt. Ik vind dat het invoeren van groen en duurzaam gas gelijkerwijs gefaciliteerd moet worden door de netbeheerder, ook omdat hij dan oog kan houden voor de kwaliteit ervan. Er moet wel een prikkel blijven om goed gas te blijven maken en aan te leveren. Zeker bij groen gas is dat belangrijk. Ik ben het dus eens met mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Nou, dank. Prima. Fijn.

De heer Samsom (PvdA):

Maar nou de minister nog. Tot nu toe praten we er veel over. Ik hoop op niet al te lange termijn initiatieven te zien op dit terrein.

Voorzitter. Ik zei het al: we zetten een mooie stap in de toekomst, maar er is meer nodig, veel meer. Ik vertelde al dat mijn zoontje van vijf op dit moment boven naar dit debat zit te kijken. Als hij groot is, heeft hij een andere, betere wereld nodig. Daar hoort een betere energievoorziening bij dan we vandaag de dag hebben. Deze energievoorziening moet betrouwbaar zijn – dat hebben we op dit moment op orde – en betaalbaar. Betaalbaarheid is mogelijk, maar alleen als het ook duurzaam is. Duurzame energievoorziening vergt investeringen die zich uitstrekken tot ver buiten Lobith of de Vaalserberg. Dat moet een Europees project worden. Tot nu toe zijn we er in het eerste, tweede en derde energiepakket niet in geslaagd om één Europees project vorm te geven. Mijn klemmende oproep aan deze minister is daarom om niet op te houden. Hij moet de toekomst veiligstellen en naar Europa stappen. Europa is toch al een project dat op zoek is naar een missie. De minister heeft een missie voor Europa. Ik zou graag zien dat de minister zich de eigenaar maakt van de opdracht om het vierde energiepakket vorm te geven, op korte termijn. Europese energienetten moeten daarin daadwerkelijk worden geïntegreerd. De Europese landen kunnen dan gezamenlijk de grote dingen die nodig zijn, ondernemen, plannen en financieren, zoals offshorewind en de invoer van zonne-energie uit Zuid-Europa of zelfs uit Afrika. Dat is de enige methode om de toekomst echt veilig te stellen. Aan het eind van de wetgeving rondom het derde energiepakket concludeer ik tevreden dat we dit pakket goed hebben afgerond. Laat ik zeggen dat we het gaan afronden, want we moeten de tweede termijn nog even afwachten. Ik vind wel dat we nu al moeten beginnen aan het vierde energiepakket.

De vergadering wordt van 11.25 uur tot 11.40 uur geschorst.

Voorzitter: Van Beek

Minister Verhagen:

Voorzitter. Normaal geef ik mijn reactie op de amendementen aan het eind van mijn betoog, maar er zijn nu slechts twee amendementen, die ik direct mee wil nemen als ik het onderwerp behandel van de gesloten distributienetten en de directe lijnen.

Ik begin met het wetsvoorstel zelf. De Nederlandse wetgeving voldoet in ieder geval op hoofdlijnen – ik doel op netbeheer, onafhankelijkheid van productie en levering, onafhankelijke toezichthouders en een goede borging van de positie van de kleinverbruiker – aan het derde energiepakket. Het derde pakket vraagt echter wel om een aantal wijzigingen. Het gaat daarbij met name om regels met betrekking tot beheer van de interconnectoren, versterking van de consumentenbescherming, invoering van de mogelijkheid tot ontheffing van gesloten distributiesystemen, een level-playing-fieldclausule, aangescherpte regels voor de beheerder van gasopslagen en een aantal technische wijzigingen. We hebben ons in het wetsvoorstel strikt beperkt tot datgene wat echt nodig is voor de implementatie en dus geen nationale kop aangebracht.

In reactie op mevrouw Van Tongeren en mevrouw Van der Werf zeg ik dat we met dit wetsvoorstel belangrijke stappen zullen zetten richting het toekomstbestendig maken van de energievoorziening en de infrastructuur op de Europese markt.

De heer Samsom vroeg in dit kader of ik de toekomst ook wil veiligstellen in het kader van een vierde energiepakket. Dat was eigenlijk de kern van zijn slotbetoog. Op dit moment liggen er in Brussel twee belangrijke bouwstenen voor van wat de heer Samsom het vierde pakket noemt, namelijk het infrastructuurpakket en de Roadmap 2050. Met die bouwstenen werken we verder aan een geïntegreerde, sterke en duurzame energiemarkt. De Kamer weet dat het Nederlandse kabinet dat van groot belang vindt.

De heer Jansen vraagt hoe zich dit überhaupt verhoudt tot de nationale koppen, waar het kabinet toch een tegenstander van is. Juist in dit voorstel hebben we geen nationale koppen opgenomen. Ik kan dus niet volstaan met het overschrijven van de richtlijnen. Sommige lidstaten doen dat, maar ik probeer er ook voor te zorgen dat het past in onze nationale wetgeving. Het moet immers wel werkbaar blijven. Er is dus echt geen sprake van een nationale kop. Dat is naar mijn mening niet opgenomen.

De heer Van Vliet vroeg wat de risico's zijn van het nog niet geïmplementeerd zijn van deze richtlijn. De implementatiedatum van dit energiepakket was maart 2011. We lopen dus zo'n jaar achter. Toen hadden nog weinig lidstaten de implementatie van het derde pakket afgerond en de Commissie heeft toen informeel aangegeven dat de lidstaten nog zo'n zes maanden extra de tijd kregen, maar daar zitten we nu dus ook ruim overheen. Vandaar dat we een ingebrekestelling hebben gekregen voor het niet implementeren van de derde elektriciteits- en gasrichtlijn en ons om een reactie is gevraagd binnen twee maanden. We hebben in november de Europese Commissie op de hoogte gesteld van de laatste stand van zaken van het implementatietraject. De Commissie heeft toen geen verdere stappen ondernomen, maar wel informeel aangekondigd dat zij een volgende stap richting Nederland wil zetten, namelijk een met redenen omkleed advies. Dat is een opmaat naar een verzoek van de Commissie aan het Hof van Justitie om Nederland een last onder dwangsom of boete op te leggen. Een last onder dwangsom kan oplopen tot zo'n € 250.000 per dag en een boete tot zo'n 5 mln., en dat lijkt mij in deze tijd niet handig. De hoogte van de boete verschilt dus van geval tot geval; er zijn geen stappen of treden benoemd. Feit blijft echter dat we haast moeten maken.

Ik ga nu in op de definitie directe lijn en neem daarbij uiteraard ook de amendementen mee die daarover gaan. Met dit wetsvoorstel ontstaat het volgende kader. We hebben de landelijke netbeheerders TenneT en Gasunie en regionale netbeheerders zoals Enexis en Liander. We hebben gesloten distributiesystemen of directe lijnen voor kleine netten zoals Tata Steel of Schiphol. Er is een directe lijn als een geïsoleerde producent met een geïsoleerde gebruiker verbonden is. Gesloten distributiesystemen vormen een nieuw element in ons Nederlandse systeem. Tot nu toe kenden we de systematiek van private netten, veelal van industriële aard, waarvoor de NMa een ontheffing heeft gegeven om een netbeheerder aan te wijzen. De richtlijn staat handhaving van het oude regime in de weg. Nadat er signalen kwamen dat het model met gesloten distributiesystemen hoge administratieve lasten kent, heb ik na overleg met partijen als Schiphol en Tata Steel ruimte gevonden om die lasten aanzienlijk te beperken. De heer Samsom merkte terecht op dat ook het in het schriftelijk verslag besprokene hieraan ten grondslag heeft gelegen. Er is straks geen verplichting meer om jaarlijks een gescheiden boekhouding te presenteren. Het eerste onderdeel van de nota van wijziging die ik op verzoek van de Kamer gisteren gestuurd heb, gaat hierover.

De heer Leegte probeert met zijn amendement op stuk nr. 11 eigenlijk het derde pakket compleet te implementeren. Ik heb in mijn brief van 14 februari al aangegeven dat ik bereid ben een nieuw onderzoek te doen naar de directe lijn. Ik heb echter ook aangegeven dat ik het volledig implementeren van de directe lijn zoals in de richtlijn is opgenomen, onverantwoord vind. Als ik het amendement van de heer Leegte lees, word ik in die opvatting bevestigd. Deze vorm van directe lijnen creëert een wildgroei die we niet meer kunnen herstellen. Het betekent namelijk dat veel gesloten distributiesystemen – lokale initiatieven, vroegere private netten – en wellicht zelfs grotere onderdelen van de regionale netten als een directe lijn zullen worden bestempeld. Ten eerste is dat niet de bedoeling van de richtlijn. Ten tweede, en dat vind ik nog veel belangrijker, wijs ik de heer Leegte erop dat aan een directe lijn eigenlijk geen eisen worden gesteld. Dat betekent dat er geen tariefregulering, geen vrije leverancierskeuze, geen consumentenbescherming en geen toezicht is. Dat zijn allemaal forse nadelen. De huidige vormgeving zou er bovendien toe kunnen leiden dat het netbeheer wordt uitgehold. We zouden daarmee de bestaande kostensystematiek op de helling zetten. Grote investeringen waar regionale netbeheerders voor staan, zullen dan over steeds minder aangeslotenen kunnen worden omgeslagen. Ik was het wat dit betreft absoluut eens met mevrouw Van Tongeren. In reactie op de heer Jansen merk ik ook op dat een directe lijn niet hetzelfde is als een ontheven net, zoals hij stelde. De NMa kan regels stellen voor een ontheven net, maar niet voor de directe lijn. Ik ontraad daarom dit amendement.

Wat ik wél goed vind aan het voorstel van de heer Leegte, is dat hij de ambitie verwoordt om ruimte te geven aan duurzame initiatieven en dat hij ervoor wil zorgen dat partijen niet tussen wal en schip raken. Daarom stel ik in de laatste nota van wijziging voor om de overgangstermijn voor het decentraal opwekken van duurzame energie te verlengen tot een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. Mevrouw Van der Werf heeft hier ook over gesproken. In de herziening van de Elektriciteitswet en de Gaswet ga ik ruimte zoeken voor een derde categorie van netten, namelijk die van kleine, lokale duurzame netten. Ik denk dan aan maximaal 500 aansluitingen, net als bij de gesloten distributiesystemen, één aansluiting op het net en een hoofdstuk gericht op duurzaam opgewekte energie. Ik ben dus een model aan het uitwerken waarmee ik de ontwikkeling van dit soort netten kan bevorderen conform de wens uit de aangenomen motie van mevrouw Van der Werf om decentrale duurzame opwekking te ondersteunen. In de tweede nota van wijziging bied ik de ruimte voor duurzame private netten om op termijn in het voorgenomen regime in te stromen.

De heer Leegte (VVD):

De minister ontraadt mijn amendement met het argument dat hij risico's ziet en weinig voordelen. De risico's die hij ziet, herken ik echter niet in de definitie van de directe lijn. Dat gaat namelijk om een geïsoleerde producent en een geïsoleerde afnemer, zoals we dat bijvoorbeeld kennen van academische ziekenhuizen. We kennen het ook van AVEBE in Ter Apelkanaal. Daar gaat van de zetmeellijn een lijntje naar de vetsmelter om de hoek. Je kunt je voorstellen dat het gaat gebeuren in het Groene Hart, waar boeren bezig zijn biogas te maken. Dat zou in een directe lijn naar Heineken kunnen. Van de uitholling waarvoor de minister vreest, is geen sprake. Sterker nog, het werkt versterkend voor de ontwikkeling van duurzame energie. Het leidt tot kostenverlaging voor de samenleving. De voorbeelden die de minister noemt, zullen er niet gauw komen, want het gebeurt juist zonder invloed van de netbeheerder. Ik begrijp dus niet goed welke voorbeelden de minister voor zich ziet als hij over risico's spreekt.

Minister Verhagen:

Wij vinden de definitie in de richtlijn niet goed, althans niet goed genoeg. Een "geïsoleerde afnemer" wordt niet genoemd in de richtlijn of in het amendement. De suggestie die de heer Leegte nu wekt, komt dus niet overeen met de tekst van zijn amendement en de tekst van de richtlijn. Mijn bezwaar is dus niet alleen dat een aantal zaken überhaupt niet geregeld is. Daarmee bedoel ik de consumentenbescherming, het toezicht, en de vrije leverancierskeuze waar de heer Leegte toch ook altijd een groot voorstander van is. Dat wringt ook pas indien het een veel bredere werking zou krijgen, aangezien het netbeheer als zodanig wordt uitgehold door het voorstel van de heer Leegte: de bestaande kostensystematiek gaat op de helling en daardoor worden de kosten over steeds minder afnemers uitgespreid. Uiteindelijk worden daarmee veel meer mensen aangepakt dan ik wenselijk vind en dan de heer Leegte wenselijk zou moeten vinden. Ik heb bezwaar tegen dit amendement, omdat de consequenties daarvan veel verder reiken dan de heer Leegte zelf zegt te beogen.

De heer Leegte (VVD):

In het amendement is sprake van geïsoleerde situaties. In mijn toelichting staat ook dat woonwijken worden uitgesloten; daar zit ook de zorg van de minister. De minister vindt dat het net wordt uitgehold, maar ik zie dat niet. Als de minister dat echt een risico vindt, herinner ik hem aan de blokverwarming. Een aantal blokken had verwarming. Er ontstond druk op de tarieven. Toen is er ingegrepen door de tarieven te verhogen in zo'n blok dat systematisch verwarmd werd. De minister heeft dus mogelijkheden om in te grijpen als hij vindt dat hij te weinig geld binnenkrijgt. Hij heeft de mogelijkheid om belasting te heffen over andere dingen; dat sluit ik ook helemaal niet uit. Principieel gaat het erom dat wij ontwikkelingen zoals bij AVEBE en de vetsmelter ernaast of bij de academische ziekenhuizen niet onder de administratieve lasten willen laten vallen. De Europese richtlijn sluit het ook uit en daar zijn wij het helemaal mee eens. Bovendien wordt een ontwikkeling zoals bij Heineken mogelijk gemaakt, dat vanuit het Groene Hart koeien biogas laat maken om daarmee de Heinekenfabriek van stroom te voorzien. Dat gebeurt zonder tussenkomst van de netbeheerder en holt dus ook niets uit.

Minister Verhagen:

Ik heb ook gezegd dat dát het positieve element van het amendement is. Daarmee worden duurzame initiatieven in de toekomst mogelijk gemaakt. Daarom heb ik ook gezegd dat we de gedachte hierachter verder moeten laten uitzoeken. Ik zeg de heer Leegte toe dat ik dat meeneem. Laten we uitzoeken hoe we de risico's die wij allen zien, kunnen beperken en hoe wij de goede elementen van het amendement in de wetgeving, die ten gevolge van stroom wordt opgezet, kunnen meenemen. Ik kom de heer Leegte dus tegemoet ten aanzien van die wens. Ik ben het ook met hem eens dat het fantastisch zou zijn als Heineken de stroom van de koeien in het Groene Hart kan gebruiken. Prachtig! Echter, laten we goed uitzoeken hoe wij de risico's die aan het amendement kleven, kunnen wegnemen bij de verdere uitwerking. Laten we het afbakenen, zodat we de bezwaren van het kabinet kunnen minimaliseren.

De heer Samsom (PvdA):

De minister schetst het goed: er zit een voordeel aan het amendement, namelijk het bevorderen van initiatieven voor duurzame energie, en er zit een nadeel aan, namelijk de mogelijke uitholling van het voor iedereen belangrijke elektriciteits- en gasnet. Ik blijf echter met een dilemma zitten. De minister doet nu een toezegging om dat voordeel in de toekomst te materialiseren, maar dat voordeel heb ik nu nog niet. Zolang het er op deze manier ligt, is mijn fractie van plan om voor het amendement te stemmen, teneinde het voordeel te kunnen pakken. We zien het nadeel, maar dat is te ondervangen. Wij maken dus een net iets andere afweging, tenzij de minister een toezegging kan doen die nu iets waard is. De minister zegt: laten we nog bekijken. Ik ken de geschiedenis van de zelflevering, omdat ik er zelf vaak voor gepleit heb via een andere route. Dat liep elke keer dood. Ik snap de goede bedoelingen dus wel, maar de minister moet het onze fractie niet kwalijk nemen dat wij boter bij de vis willen, voordat wij onze stem ten gunste van het amendement heroverwegen.

Minister Verhagen:

Ik kan niet in de boezem van de Partij van de Arbeid bekijken hoe zij mijn toezegging op dit punt weegt. De voorbereidingen van STROOM zijn in volle gang. Het komt er dus aan. Ik zeg in de Kamer – daar kan de heer Samsom mij aan houden – dat ik die elementen daarin meeneem. Als hij echter overweegt om voor dit amendement te stemmen, dan geef ik ernstig in overweging om in ieder geval een aantal elementen toe te voegen aan het amendement – dat geef ik ook aan de heer Leegte mee – zodat je in ieder geval de risico's ondervangt waarvan je nu al op je klompen aanvoelt dat die gelopen worden. De heer Leegte moet het amendement dan op zijn minst zodanig beperken dat het alleen voor industriële locaties geldt, dat het alleen geldt voor geïsoleerde afnemers en dat er een meldplicht komt bij de NMa, zodat we weten welke directe lijnen er zijn. Anders zijn al die nadelen van onvoldoende consumententoezicht, onvoldoende vrije keuze et cetera volop aanwezig. Dat wil de heer Leegte ook niet.

De voorzitter:

Mijnheer Leegte, volgens mij probeert u voor de tweede keer hetzelfde onderwerp ter sprake te brengen.

De heer Leegte (VVD):

Ja, maar wel met nieuwe informatie.

De voorzitter:

Ik probeer wat druk op de ketel te houden. Dat begrijpt de heer Leegte.

De heer Leegte (VVD):

Ik zal het kort houden. De minister ziet brede steun in de Kamer en denkt positief mee …

Minister Verhagen:

Ik vrees dat die op mij afkomt!

De heer Leegte (VVD):

Volgens mij is een uitweg met een nota van wijziging uit te sluiten, omdat het over woonwijken gaat. Volgens mij is dat de kern. Ik wil nakijken in hoeverre we het amendement kunnen aanscherpen om die zorg weg te nemen. De minister kan misschien nadenken over een nota van wijziging om de zorg nog verder weg te nemen. Zijn suggestie over de NMa lijkt me echter niet goed. Die moet namelijk bekijken wat er in de wet staat. Dan draaien we dus rond en dat leidt tot niets anders dan tot administratieve lasten. Over het eerste deel wil ik dus nadenken, maar over de tweede suggestie zeg ik vanuit een buikgevoel dat we dat niet moeten willen.

Minister Verhagen:

Met de meldplicht bij de NMa krijg je zicht op de vraag welke directe lijnen er zijn. Met andere woorden, juist de wildgroei kunnen we dan tegengaan. Anders kan de heer Leegte namelijk niet uitsluiten dat er ineens allerlei netten onder directe lijnen gaan vallen die we er helemaal niet bij willen hebben vanwege de grote nadelen die hieraan verbonden zijn. Het totale net krijgt dan namelijk veel meer kosten via de consument op zijn bordje.

De heer Samsom (PvdA):

Omdat we hier toch over een amendement discussiëren, waar het beter van wordt, zeg ik tegen de minister dat de meldplicht mijn fractie juist wel een aardig idee lijkt, zonder dat daar dan meteen consequenties voor de wetgeving aan vastzitten. Die is immers uitgezonderd van regelgeving via een directelijndefinitie. Een meldplicht lijkt me juist een goed idee, omdat de NMa dan weet hoeveel wildgroei er onder haar paraplu plaatsvindt.

De andere suggestie van de minister, om het alleen tot industriële locaties te beperken, maakt het voordeel kleiner, en overigens ook het nadeel. In de afweging voor mijn fractie valt het dus niet heel anders uit. We zullen afwachten hoe het amendement zich in aangepaste vorm aandient en dan beslissen.

Minister Verhagen:

Dat wacht ik af.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik wil nog wat uitleg van de minister over wat een industriële locatie is. Een van de voordelen is natuurlijk ook dat het in een buurt kan of dat een boerderij zijn asbestdak door zonnepanelen vervangt en aan zichzelf levert op verschillende plekken. Hoe zit het daar dan mee? Wat zou dan de industriële locatie zijn? Zoals mijn collega Samsom zegt, haal je dan niet alleen een nadeel ervan af, maar ook een voordeel. Is er geen andere manier om de nadelen eraf te halen zonder ook de voordelen weg te nemen?

Minister Verhagen:

Dat kun je dus doen met de geïsoleerde afnemers. Dan bouw je daar in ieder geval een grens in, zodat het zich niet uitstrekt tot netten die wij absoluut niet als directe lijn willen omschrijven. Als de heer Leegte bereid is om mee te kijken, stel ik voor om via de ambtelijke ondersteuning het amendement op dit punt aan te passen, zodat we wetstechnisch een formulering kunnen vinden, rekening houdend met de zorgen die leven. Een nota van wijziging is ook mogelijk, want dan heb ik het helemaal in eigen hand, maar ik geloof niet dat dit recht doet aan de intenties van de indieners. Tata en Camelot kunnen we dan gewoon afbakenen, dat is helder. Maar goed, daar komen we dan nog wel over te spreken.

Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 12 van mevrouw Van der Werf over de regelvrije ruimte voor lokale duurzame initiatieven. Ik sta op zichzelf wel achter de ambitie die uit het amendement spreekt, namelijk om ruimte te geven aan lokale duurzame initiatieven. Wat mij betreft komen er drie soorten netten naast de regionale netbeheerders, te weten het gesloten distributiesysteem, dus netten met maximaal 500 niet-huishoudelijke afnemers op een bedrijventerrein, de directe lijnen zoals nu geregeld in het wetsvoorstel en de kleine lokale duurzame netten met maximaal 500 aansluitingen waar het hoofdzakelijk duurzaam opgewekte energie betreft. Ik kan mij wel vinden in het experimenteerkarakter van het voorgestelde amendement. Dat biedt namelijk ook de mogelijkheid om op een beheerste manier te onderzoeken welke ruimte burgers en bedrijven nu precies nodig hebben om dit stimuleren. Toch raad ik het amendement op dit moment af omdat ik het belangrijk vind dat we dit model eerst bespreken met alle betrokken partijen, namelijk netbeheerders en bestaande en opstartende collectieve energieleveranciers. Normaal hebben we bij wetgeving ter zake altijd een consultatie, waarbij we van tevoren de reacties aftasten van het hele veld, de Consumentenbond et cetera. Dat zou in dit geval echter niet aan de orde zijn, aangezien mevrouw Van der Werf een wijziging voorstelt waarover de consultatie met de betrokken partijen niet heeft plaatsgevonden. Ik zeg toe dat ik ook in het kader van STROOM met een voorstel kom dat volledig in lijn is met wat mevrouw Van der Werf aangeeft. Ik zal ervoor zorgen dat het geheel overeenkomt met de wensen die zij heeft op dit punt. Ik zou echter wel eerst graag die consultatie willen hebben, want het nu al regelen zou in strijd zijn met het kabinetsbeleid ten aanzien van het voorkomen van nationale koppen. Bovendien heeft het wachten op STROOM het voordeel dat we nu niet snel een regeling maken, maar dat we zorgvuldig met de betrokkenen kunnen overleggen zodat het echt geschikt is voor de energie van de toekomst waar mevrouw Van der Werf terecht naar verwijst.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Dit roept wel een aantal vragen op. Experimenteerruimte maakt heel veel mogelijk. Moet je dat dan gaan overleggen met de partijen? Wat zegt het nu eigenlijk? Dat experimenten mogelijk zijn. Welke van de partijen in het veld kan daar bezwaar tegen hebben?

Verder verwijst de minister naar STROOM. Ik kan mij wel iets voorstellen bij de snelheid die dit amendement bewerkstelligt, maar er zit natuurlijk wel een reden achter, namelijk dat het inderdaad snel mogelijk wordt. Er ligt de motie-Van der Werf/Wiegman over de lokale opwekking. Wanneer gaan we dit dan wel wettelijk regelen? Dat blijf ik namelijk heel erg belangrijk vinden.

Minister Verhagen:

Ik zeg u toe om dat te regelen in het wetsvoorstel dat gekoppeld is aan STROOM. Dan is het een beetje afhankelijk van de behandeling in de Kamer wanneer dat precies in werking treedt. Dat hebt u dus deels zelf in de hand. Deze zomer komt STROOM en daarin komen dan die regels te staan. Dus deze zomer hebt u dit voorstel van mijn kant. Dat is dus over drie, vier maanden. Het moment van behandeling is uiteraard aan de Kamer. Dat heb ik niet in de hand.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Dan heb ik nog de technische vraag hoe die twee wetten zich tot elkaar verhouden, dus STROOM en deze wet.

Minister Verhagen:

Met de wijzigingsvoorstellen heb ik de mogelijkheid om datgene wat we in STROOM regelen via nationale wetgeving te doen. Dat kan daarin passen. Dat botst niet. Wat wij hier doen is, mede gelet op het feit dat wij al te laat zijn met de implementatie van deze wetgeving, puur datgene wat noodzakelijk is, zonder nationale kop. Ik zeg toe dat datgene wat ik in STROOM ga voorstellen, binnen de kaders van het derde pakket mogelijk is. Daar zal geen frictie tussen zitten. Anders zouden wij dat hier nu ook niet kunnen doen.

Ik ga naar de ontvlechting en de samenwerking. Wij hebben in het derde energiepakket regels over een betere scheiding van eigendom en beheer van landelijke netten ten opzichte van activiteiten op het gebied van levering en productie. Het kent gedetailleerde bepalingen om ervoor te zorgen dat die ontvlechting van netwerken in de verschillende lidstaten op een meer gelijk niveau komt. Er zijn drie modellen voor opgenomen in het derde pakket. Voor Nederland geldt het model van volledige eigendomsontvlechting. Dat heeft ook te maken met de keuzes die wij in het verleden op dat punt hebben gemaakt. Daarmee wordt dus ook de non-discriminatoire toegang tot de elektriciteits- en gasmarkt verzekerd en wordt afwenteling van commerciële risico's uit productie en levering op het netwerk voorkomen, hetgeen juist de leveringszekerheid en het investeringsklimaat ten goede komt.

Omdat de Europese markt steeds meer met elkaar verbonden is, is het ook van belang dat transmissiesysteembeheerders, zoals GTS en TenneT, op Europees niveau met elkaar gaan samenwerken. Daarvoor hebben wij samenwerkingsorganisaties voor beheerders van landelijke elektriciteits- en gasnetten, waarin met name wordt overlegd over uitbreiding van grensoverschrijdende verbindingen en koppeling van investeringsplannen.

De heer Van Vliet heeft gevraagd wat de stand van zaken is met betrekking tot de juridische procedure, in relatie tot de splitsingswet van destijds. Alle processtukken zijn gewisseld. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd en het wachten is op de uitspraak van de Hoge Raad. Die stond geagendeerd voor 28 oktober 2011, maar dat is inmiddels uitgesteld en staat nu op de rol voor 24 februari aanstaande. De Hoge Raad kan grofweg de volgende uitspraken doen. Ten eerste volledige vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Dat betekent dan dat de Staat in het gelijk wordt gesteld. De Hoge Raad kan dan de zaak zelf afdoen, dan wel de zaak verwijzen naar een ander gerechtshof voor afhandeling. Ten tweede volledige verwerping van het cassatieberoep. Dit betekent dat de Staat volledig in het ongelijk wordt gesteld. Ten derde het voorleggen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dat betekent dat de Hoge Raad nog niet tot een definitieve uitspraak komt, maar daarvoor eerst antwoorden van het Hof van Justitie nodig heeft.

Er is gevraagd naar de effecten die een uitspraak kan hebben op het voorliggende wetsvoorstel. Indien de Staat in het ongelijk wordt gesteld of indien er prejudiciële vragen worden gesteld, zullen in een Algemene Maatregel van Bestuur de Europese ontvlechtingseisen ten aanzien van landelijke netbeheerders moeten worden opgenomen. Omdat de nationale eisen op dit moment onverbindend zijn, is dat voorlopig ook vastgelegd in een AMvB die ik binnenkort ga consulteren. Meer dan dit kan ik er nu niet over zeggen, juist omdat het onder de rechter is. Het is niet aan mij om daar nu dieper op in te gaan, aangezien dan de scheiding der machten met voeten getreden zou worden.

De heer Jansen heeft gevraagd of de prijzen van gas en elektriciteit in het VK, Frankrijk en Duitsland hoger zijn, omdat daar geen volledige eigendomsontvlechting is geïmplementeerd. De prijzen zijn niet een op een afhankelijk van het ontvlechtingsmodel. De brandstofmix, de belastingen en de interconnectiecapaciteit met andere landen spelen hierbij ook een belangrijke rol. Bij het steeds Europeser worden van de energiemarkt is er wel zeer nadrukkelijk sprake van prijsconvergentie. Dat betekent dat die prijzen naar elkaar toe bewegen. De prijzen in Nederland, België en Duitsland zijn bijvoorbeeld op de meeste momenten inmiddels hetzelfde. Het ontvlechtingsmodel biedt in ieder geval wel de garantie dat er onafhankelijk een netwerk wordt ontwikkeld en dat er niet meer wordt geïnvesteerd dan kostenefficiënt is, of juist te weinig. Het is mij niet bekend of de Europese Unie structureel de transporttarieven in alle lidstaten monitort. Wel vindt er in 2013 een evaluatie plaats van het model door de Commissie. Als blijkt dat dat model onvoldoende werkt, dan de Commissie wijzigingsvoorstellen doen.

De heer Samsom (PvdA):

Dit biedt mij de gelegenheid om een actueel vraagstuk aan dit wetsvoorstel te koppelen. De minister heeft een brandbrief uit Delfzijl ontvangen over, alweer, verschillen in transporttarieven tussen Duitsland en Nederland. Met name de zware industrie in Nederland zegt daarvan nadeel te ondervinden. Heeft de minister in antwoord op eerdere vragen van naar ik meen mijn collega van het CDA al laten uitzoeken hoe dat zit? Is hij van plan om daaraan op enigerlei wijze iets te doen?

Minister Verhagen:

In Duitsland hoeven de grote energieverbruikers geen transportkosten te betalen. In het steeds zo genoemde "ideale model" van Duitsland zijn het wel de consumenten die de transportkosten betalen. De grote aluminium- en energieslurpers hoeven dus niet te betalen voor de kosten van het transport, maar die worden wel door de gewone, individuele Duitse burger betaald. Ik denk dat die binnenkort ook wel zal gaan piepen. Overigens zijn er in Duitsland op dit punt ook vanuit de consumentenhoek vragen gesteld en bezwaren kenbaar gemaakt. Naar aanleiding van de eerder gevoerde discussie heb ik Europees Commissaris Oettinger een brief gestuurd waarin ik hem heb gevraagd of deze gang van zaken, ook met het oog op het level playing field, eigenlijk wel is toegestaan. Volgens mij is die niet toegestaan en is er sprake van oneerlijke concurrentie. Dat heb ik in een brief aan de Europese Commissie kenbaar gemaakt. Ik heb er ook, als ik het wel heb, afgelopen dinsdag met mijn Duitse collega over gesproken tijdens de vergadering van de Raad. Ik heb hem aangegeven dat er sprake is van oneerlijke concurrentie. Bedrijven, eerst in Zeeland en nu ook Aldel in Delfzijl, ondervinden daar grote nadelen van, omdat zij meer kosten hebben dan hun Duitse collega's over de grens.

De heer Samsom (PvdA):

Het is dus aangekaart, maar op dit moment is er al een kostennadeel voor Aldel. Voor Zalco geldt dat niet, want dat bedrijf is al weg. Is er niet een of andere manier om dit goed te maken, al was het maar tijdelijk, totdat het met die gekke Duitsers is opgelost? Als het ook maar enigszins mogelijk is, werkt mijn fractie daar graag aan mee. Als het probleem pas wordt opgelost nadat een fabriek is omgevallen en wanneer de mensen van die fabriek geen baan meer hebben, zouden we onszelf immers wel op ons hoofd krabben.

Minister Verhagen:

De kwalificatie ten aanzien van de Duitsers laat ik achterwege; ik begrijp dat de PvdA dat normaal ook doet. Ik heb destijds geprobeerd, ook in overleg met TenneT, om Zalco een vergoeding te geven in relatie tot het balanceren. Wat u met de elektrische laadpalen voorstaat, kan in dit geval natuurlijk ook heel goed. TenneT was op dat punt bereid om een fors bedrag, ook in het kader van de lange termijn, aan te bieden, maar wilde wel de garantie dat bij vooruitbetaling ook zoveel jaren gebruik zou kunnen worden gemaakt van die capaciteit. Die garantie kregen we niet. Dat was de reden waarom Zalco tot ons grote verdriet uiteindelijk omviel.

Bij Aldel speelt een ander aspect. Daar heeft een openbare aanbesteding plaatsgevonden. Men vroeg meer dan andere bedrijven met dezelfde capaciteit en men kreeg dat dus uiteindelijk niet. Daardoor heeft Aldel weer extra problemen. Ik vind dit overigens een verantwoordelijkheid voor het bedrijf. Als er sprake is van een strohalm of van een mogelijke financiële compensatie voor de contraprestatie die je levert, moet je er bij het bepalen van de vraagprijs rekening mee houden dat je een reële kans moet maken. Dat is tot mijn spijt niet gebeurd.

Ik heb ten aanzien van Aldel herhaald wat ik al ten aanzien van Zalco had gezegd: wij zouden op dit punt interveniëren bij de Commissie. Dat hebben wij gedaan. Ik kan niet zomaar even zeggen dat ik hetzelfde systeem introduceer als in Duitsland; dat geld heb ik überhaupt niet. Naar mijn mening zou dit in strijd met de Europese regels zijn. Zelfs als dat niet het geval is, heb ik het geld niet. Het gaat niet alleen om Aldel. Morgen komt dan Tata enzovoort en dan is het een heel ander verhaal. Het grootste bezwaar tegen deze gang van zaken is het volgende. Er wordt hierbij altijd gewezen op Duitsland als het geweldige groene model. Maar wat doen die grappenmakers? Die willen ETS compenseren én zij rekenen de transportkosten niet. Dan vraag ik mij af welk model groener is. In de Kamer wordt het Duitse models soms geïdealiseerd. Wij kunnen er echter geen stukjes uit halen. Wij kunnen niet selectief shoppen. Het moet om het hele systeem gaan.

De heer Van Vliet (PVV):

Schön ist das hier! Regeren is vooruitzien. Ik neem aan dat de minister dat met mij eens is. Ontvlechting is toch een van de wezenlijke onderdelen van het derde energiepakket. De Hoge Raad komt straks met een oordeel. Ik begrijp dat de minister niet op de stoel van de rechter kan gaan zitten. Ook wij honoreren de trias politica. Als straks de splitsingswet in huidige vorm geen stand houdt en de Hoge Raad de Staat der Nederlanden niet in het gelijk stelt, dan moet er echter een plan B zijn. Ik hoor de minister zeggen dat er een Algemene Maatregel van Bestuur komt. Zit daar dan de nieuwe aanpak in?

Minister Verhagen:

Wij zijn van mening dat de splitsingswet een goede zaak is en in lijn met wat Europa beoogt. De Kamer was dat ook tot in den treure van mening. Nu er een procedure loopt, waarin bepaalde partijen dit betwisten en wij ons eigen standpunt via de landsadvocaat verdedigen, gaat de heer Van Vliet mij toch niet vragen naar een plan B? Dat is toch de wereld op zijn kop? Wij zijn van mening dat de splitsingswet absoluut in lijn is met wat de Europese Commissie beoogt ten aanzien van de energiemarkt en ook absoluut in lijn is het met derde energiepakket. Het maakt ook dat het systeem ten aanzien van de andere lidstaten meer in onze richting gaat. Om die reden hoeven wij relatief weinig te wijzigen aan de nationale wetgeving bij de implementatie van het derde pakket. In de AMvB staat een terugvaloptie om, hoe dan ook, het derde pakket kunnen implementeren. Anders krijgen wij die boete van 5 mln., waarover wij het eerder al hadden.

De heer Van Vliet (PVV):

Danke schön!

Minister Verhagen:

Ik kom te spreken over de interconnectoren. Het is van belang dat er voldoende transportcapaciteit is tussen de verschillende landen in de Europese markt. Hierdoor ontstaan efficiënte prijsvorming en betere levenszekerheid. Hierover zijn natuurlijk wel grensoverschrijdende verbindingen nodig, ook wel interconnectoren genoemd. Ook de interconnectoren in Nederland dienen aan het model van volledige eigendomsontvlechting te voldoen. Dat is ook in het wetsvoorstel geregeld.

Mevrouw Van Tongeren vraagt wie bevoegdheid heeft tot het verlenen van vrijstelling voor de interconnectoren. Die bevoegdheid ligt bij mij. De NMa adviseert mij daarover. Een interconnector met een ontheffing is dus een uitzondering die alleen is toegestaan wanneer die interconnector in een gereguleerde situatie niet zou worden gerealiseerd. Als wij het van belang vinden dat zo'n interconnector tot stand komt, en die er niet zou komen ingeval van volledig reguleren, bestaat voor mij de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen, uiteraard na advies van de NMa.

De heer Jansen vraagt of de NMa kan ingrijpen als private partijen meerdere interconnectoren in handen hebben. Ook hier geldt volledige eigendomsontvlechting als regel. Daarmee is uitgesloten dat de partijen marktmacht zouden kunnen hebben. Die zijn immers niet actief in productie en levering. Alleen in geval van ontheffing zou een partij met productie en levering kunnen investeren in de interconnectoren. De NMa, de Europese Commissie en ikzelf zien toe op de eisen en bekijken of een ontheffing zinvol is. Dat is echt een terugvaloptie, die alleen kan worden geaccepteerd als de interconnector niet in het gereguleerde regime kan worden gerealiseerd.

Ik ga naar de onafhankelijkheid van de toezichthouder. De onafhankelijkheid van en de handhaving door toezichthouders was tot voor kort zeer wisselend geregeld in Europa. Er bestaan grote verschillen op het gebied van onafhankelijkheid, taken en bevoegdheden. In het derde energiepakket worden maatregelen genomen ten behoeve van de harmonisatie. De NMa was al geruime tijd een onafhankelijke toezichthouder, dus in Nederland verandert er in essentie niet veel. Er worden in het wetsvoorstel alleen enkele technische toevoegingen gedaan voor de taken van de NMa, met name ten behoeve van de nieuwe taak om de samenhang te bewaken tussen de voorgenomen uitbreiding van TenneT en de Europese netontwikkelingsplannen, en de nieuwe taken gericht op de samenwerking met andere Europese toezichthouders. De heer Van Vliet vond dat overbodig, althans hij vreesde dat Europese samenwerking op dat punt met een instituut overbodig zou zijn. Het derde energiepakket regelt niet meer en niet minder dan dat de nationale toezichthouders, waarover we dus binnen de Europese Unie de volledige bevoegdheid hebben, samenwerken in een nieuw agentschap. Dit kan advies uitbrengen, juist om te zorgen voor een betere harmonisatie, zodat niet alleen het toezicht overal op dezelfde wijze is geregeld. Dit is echt geen dubbel werk. Het kan aanbevelingen doen aan de nationale toezichthouders, de transmissiesysteembeheerders, het Europees Parlement, de Europese Raad en de Europese Commissie. Dat is dus zeker geen dubbel werk ten opzichte van de NMa. De NMa blijft doen wat ze deed.

De heer Leegte vroeg of het niet beter zou zijn om de NMa onder te brengen bij de minister van Justitie. Normaal worden zulke zaken besproken bij formaties en portefeuilleverdelingen, maar dat laat onverlet dat hij die vraag stelde. Het is belangrijk dat de NMa onafhankelijk is. De onafhankelijkheid is gewaarborgd doordat de NMa een zelfstandig bestuursorgaan is; ze neemt dus onafhankelijk besluiten. De NMa is werkzaam op belangrijke onderdelen van het departement van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Dat is de reden waarom ik de beleidsverantwoordelijke minister ben. Dit betekent niet meer en niet minder dan dat ik alleen maar verantwoordelijk ben voor het goed functioneren van de NMa; ik kan dus niet op haar stoel gaan zitten. Juist omwille van de goede marktwerking en het tegengaan van oneerlijke concurrentie is het belangrijk dat de NMa valt onder het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en niet onder dat van Veiligheid en Justitie. De collega van Financiën heeft weer een andere rol in dezen, omdat hij aandeelhouder is van TenneT en GTS. Ook hij kan echter niet op de stoel gaan zitten van de NMa, ook niet als die uitspraken doet die hem onwelgevallig zijn. Ik kan dat ook niet, ik kan daar niet ingrijpen. Uiteraard is dat zo geregeld omwille van die onafhankelijkheid. Inderdaad kunnen er verschillende belangen zijn vanwege de marktwerking en aandeelhouders. Ook daarom is het goed dat de NMa onafhankelijk is. Overigens wil dat niet zeggen dat mijn handen nooit jeuken.

Ik kom bij de resterende vragen. Allereerst de vrij principiële en geharnaste inbreng van de heer Leegte over de rol van de stichting e-laad. De doelstelling van de netbeheerders via de stichting stichting e-laad is tweeledig. Allereerst is dat het stimuleren van de markt voor elektrisch vervoer. Gisteren hebben we besproken dat dit van groot belang is. Tegelijk moet zij gegevens verzamelen voor de netbeheerders. Concreet participeert stichting e-laad in een overleg, waarin kennis en vragen worden uitgewisseld zodat de elektrische rijder uiteindelijk bij alle openbare laadpunten in Nederland terecht kan, ongeacht de exploitant. En het is natuurlijk van groot belang dat je op de ene plaats niet een andere stekker nodig hebt dan op de andere plaats. Ook storingen en foutmeldingen wisselt men hier uit om snel tot oplossingen te kunnen komen. Daarnaast maakt stichting e-laad afspraken over technische standaarden en over een verrekeningssysteem.

De heer Leegte vroeg mij meer inzicht te geven in de omvang van de financiering van e-laad. Netbeheerders hebben 25 mln. vrijgemaakt voor de periode 2009–2012. Deze kosten worden niet gefinancierd uit de tarieven. De investeringen komen namelijk ten laste van de winst van de werkbedrijven. Publieke aandeelhouders van de netwerkbedrijven hebben hiermee ingestemd.

Ik onderstreep dat ik erg blij ben met het werk van e-laad en de deelnemende netbeheerders. Er stond namelijk geen enkele laadpaal in Nederland. Je kunt wel zeggen dat mensen zo'n auto moeten kopen, maar als ze alleen thuis stroom kunnen pakken, dan is het eigenlijk onbegonnen werk. Wij hebben ervoor gekozen, mede naar aanleiding van de motie-Rutte/Halsema, om het te stimuleren en die beslissing kon tot nu toe altijd op breed draagvlak rekenen. Ik denk dat wij hier echt een stap kunnen zetten.

De investering van 25 mln. door de netbeheerders wordt dus niet gefinancierd uit de tarieven, maar uit de eigen middelen van de netwerkbedrijven. En al met al vind ik dat ze goed werk hebben afgeleverd. Er is nu een markt ontstaan. Wij hebben het op gang gebracht en wij kunnen ook nog wel stappen zetten om het tot volle wasdom te laten komen. Dat is de reden waarom wij lagere bijtellingstarieven hanteren voor elektrische auto's. Daar is nu door sommige fracties een kanttekening geplaatst, maar ik vind dat echt niet passen bij mijn streven deze markt op gang te brengen door zelf een stevige push te geven.

Hoe het ook zij: het is waar dat wij langzamerhand een omslagpunt naderen. Ik bedoel daarmee dat er meer initiatieven uit de markt kunnen komen. De marktpartijen moeten de komende tijd dan wel laten zien dat ze de markt ook echt kunnen bedienen. Er is gezegd dat dit marktverstoring is. Ik ben daarover al helder geweest. Ik heb namelijk eerder gezegd dat om marktverstoring te voorkomen netbeheerders alleen taken mogen uitvoeren die hen wettelijk zijn opgedragen. Voor marktactiviteiten gelden de voorwaarden van de wet markt en overheid, zoals geen kruissubsidiëring en integrale kostendoorberekening. Het kader is dan ook volstrekt helder. Er komt geen en er is geen wettelijke rol voor netbeheerders. Een laadpaal neerzetten is niet hetzelfde als een laadpaal exploiteren. Deze palen zullen ook in de toekomst niet uit de tarieven worden gefinancierd. Juist vanwege dat omslagpunt kijk ik natuurlijk kritisch naar toekomstige activiteiten van e-laad. Op dat punt kunnen wij elkaar dus vinden. Al met al vind ik nog steeds dat dit soort activiteiten wel door netwerkbedrijven maar niet door een gereguleerde netwerkbeheerder kunnen worden gedaan. Als aandeelhouders ervoor kiezen om hierin via het netwerkbedrijf te investeren, dan kan dat. Het is aan de aandeelhouders om daartoe te beslissen.

De heer Samsom pleit ervoor om de laadpaal te zien als een onderdeel van de publieke taak van de netwerkbeheerders. Ik ben het met hem eens dat elektrische auto's kunnen bijdragen aan de stabiliteit van het net. Dat zie je bijvoorbeeld bij Better Place, want die hebben het eigenlijk als een gereguleerd systeem. Better Place introduceert niet alleen de elektrische auto, maar levert ook de complete infrastructuur hiervoor aan bedrijven die grootschalig elektrische auto's leasen. Better Place gebruikt het juist voor de piekbelasting, want in de tijd dat de auto ongebruikt voor het kantoor staat, kan men het gebruiken voor de stabiliteit van het net. En dat is precies wat de heer Samsom wil. Overigens is het daarvoor niet noodzakelijk dat de netbeheerder de laadpaal verzorgt. De netbeheerder verzorgt natuurlijk wel de aansluiting op de laadpaal. Hierdoor wordt het mogelijk dat de gebruiker via de slimme meter de dingen doet die de heer Samsom voorstaat. De heer Samson heeft heel mooi en beeldend aangegeven wat de toekomst ons kan brengen op dit punt.

De heer Leegte wees erop dat gebieden als Haaksbergen en de Bommelerwaard gevoelig zijn voor storingen. In 2009 heeft TenneT na de stroomonderbreking in de Bommelerwaard in opdracht van de toenmalige minister van Economische Zaken onderzoek gedaan naar dit soort gebieden. Het betreft de zogenaamde "uitlopergebieden". Deze hebben een grotere kans op een langer durende stroomuitval. Helaas zijn er in Nederland 82 van dergelijke gebieden. Op basis daarvan heeft TenneT een investeringsprogramma opgezet ter grootte van zo'n 127 mln. Dat programma is gericht op elf uitloopgebieden. De Bommelerwaard zit daar niet bij. Als alle uitlopers zouden worden aangepakt, dan zou dat nog eens 594 mln. extra kosten. Uit onderzoek blijkt dat de maatschappelijke kosten aanzienlijk hoger zijn dan de maatschappelijke baten die hieruit voortkomen. Op basis daarvan en gelet op deze economische tijden hebben wij bepaald dat dat onverantwoord is. Dat is ook gewisseld met deze Kamer.

De heer Jansen vraagt hoe het met de ontwikkeling van de reservecapaciteit zit. Om het jaar komt er van de netbeheerders een kwaliteits- en capaciteitsdocument waarin staat welke knelpunten zij voorzien op het net als daarvoor niet tijdig maatregelen worden genomen. Daarin staat verder welke maatregelen zij nemen om die knelpunten te voorkomen dan wel te verhelpen. De NMa ziet toe op naleving van dat kwaliteits- en capaciteitsdocument en handhaaft als dat nodig is. Ik speel daarin als minister geen operationele rol. De NMa beoordeelt het kwaliteits- en capaciteitsdocument van de netbeheerders en kijkt daarbij kritisch naar de prognoses van de transportvraag, de capaciteitsmaatregelen et cetera.

Desondanks kunnen capaciteitsknelpunten niet geheel worden uitgesloten. In de praktijk kunnen er daardoor kosten ontstaan, bijvoorbeeld als congestiemanagement moet worden toegepast na aansluiting van nieuwe afnemers in de situatie van transportbeperking. Daartegenover staat dat het aanhouden van onnodig grote transportcapaciteit veel extra geld kost.

De heer Jansen stelde ook een aantal vragen over de slimme meter. Ik ben vanmiddag aanwezig in het kader van de start van de kleinschalige uitrol. Ik zeg dat zo nadrukkelijk omdat ik op Twitter zag dat de heer Jansen vreesde dat het om een grootschalige uitrol zou gaan. De kleinschalige uitrol is formeel van start gegaan op 1 januari jongstleden. Volgend jaar praten wij met elkaar over de start van die grootschalige uitrol. Tijdens de kleinschalige uitrol wordt er gemonitord en wordt er inderdaad energie bespaard. Er wordt nagegaan of mensen inderdaad tevreden zijn en de privacy gewaarborgd is, plus alle elementen waarop mevrouw Van der Werf wees. Aan de hand daarvan willen wij aantonen dat er voordelen aan zitten. Op basis van die informatie kunnen wij volgend jaar een afgewogen besluit nemen.

De heer Jansen vroeg naar de mogelijkheden om met de slimme meter de doorlaatwaarde te beperken die kan helpen om consumenten minder snel af te sluiten. Omdat wij zeker willen weten dat dit veilig kan, kunnen netbeheerders en leveranciers nu nog niet van die functie gebruik maken. Dat is nu nog niet meegenomen in de kleinschalige uitrol. Als wij zeker weten dat het veilig kan, kunnen wij dat altijd meenemen in de grootschalige uitrol.

Mevrouw Van der Werf vroeg naar de consument in relatie tot de kosten. De kosten worden door de kleinverbruikers opgebracht via het meettarief dat consumenten betalen. Die meter maakt altijd onderdeel uit van de netinfrastructuur. De kosten daarvan worden gesocialiseerd. Het is daarom overigens wel belangrijk dat de NMa toezicht houdt zodat alleen de efficiënte kosten via de tarieven, zoals het meettarief, kunnen worden doorberekend. De slimme meter is inderdaad een forse investering op weg naar de slimme netten. Ik herken dus de zorg dat wij moeten opletten dat de burger niet onnodig met veel kosten wordt opgezadeld. Daarom is ook niet in de wet vastgelegd dat netbeheerders bovenop de slimme meter ook nog eens aan iedereen een slim apparaat met extra toepassingen gaan leveren. Ik zie voor het laatste element – dat zal de heer Leegte aanspreken – met name een rol voor de markt. Dan hebben wij de voorwaarden gecreëerd en kan de markt er met allerlei handige applicaties voor zorgen dat uw koelkast niet te veel gebruikt.

De betrouwbaarheid en betaalbaarheid van onze energievoorziening is een groot goed voor alle Nederlandse afnemers. Ook is het voor alle afnemers van belang dat het net de transitie naar duurzame energie ondersteunt. Die verdere internationalisering, de noodzaak om ook binnen Europa steeds meer duurzame energie in te passen en de facilitering van decentrale initiatieven waar u zelf een warm voorstander van bent, zullen hoe dan ook vragen om fikse investeringen. Omdat wij hier allen baat bij hebben, vind ik het gerechtvaardigd dat deze kosten via de tarieven worden gesocialiseerd.

Daarbij heb ik wel al in het energierapport aangekondigd dat ik vind dat de kostenverdeling in Europees verband evenwichtiger moet zijn. Ik ben blij dat hiertoe ook in het infrastructuurpakket voorstellen worden gedaan.

Daarnaast wil ik ook bezien hoe de kosten van de netten evenwichtiger kunnen worden verdeeld tussen producenten en afnemers, uiteraard wel met inachtneming van het level playing field van leveranciers, evenals het Nederlandse vestigingsklimaat. Dit zijn dus ook allemaal elementen die wij meenemen in het kader van STROOM.

Dan vraagt mevrouw Van der Werf hoe het zit met de CO2-heffing. Een hoge CO2-prijs is in principe altijd in het belang van investeringen in duurzame energie. Dat geldt dus ook voor diegenen die zelf duurzame energie inkopen. Het omzeilen van die CO2-heffing is daarom niet aan de orde voor investeerders in duurzame energie.

De CO2-prijs wordt door vervuilende producenten verrekend in de elektriciteitsprijs en komt zo terecht in die prijs op de groothandelsmarkt, waarop die onrendabele top van duurzame energie vervolgens wordt gecorrigeerd. Dus in die zin is het voor afnemers inderdaad niet mogelijk de CO2-prijs te omzeilen, ook als zij elektriciteit uit duurzame bronnen kopen, maar ik acht het ook niet wenselijk om dat te corrigeren, want de elektriciteitsprijs op de markt komt tot stand op basis van tal van factoren, waaronder de CO2-prijs. Maar wil duurzame energie op termijn kunnen groeien, dan is het ook van belang dat zij een normaal onderdeel van die elektriciteitsmarkt gaat uitmaken. Juist voor de concurrentiepositie – duurzame energie wordt namelijk relatief goedkoper – is het van belang dat de CO2-prijs hierin een rol speelt.

Ik acht het ook niet effectief, want afnemers van elektriciteit uit duurzame bronnen corrigeren voor de CO2-prijs betekent simpelweg dat de onrendabele top groter wordt en dat er meer SDE-plus nodig is. Dus de directe afnemer is dan misschien, sec naar zijn eigen portemonnee kijkend, beter af, maar de belastingbetaler draait daarvoor op, dus die krijgt dit dan via een omweg weer terug.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ik snap volledig wat de minister zegt. Ik heb zelf ook de oplossing niet. Ik blijf vinden dat er iets raars in zit dat dit niet te omzeilen is. Ik heb nog mijn hoop gevestigd op de Green Deal van Akzo Nobel en Nyrstar die hier verder naar kijkt, dus laten wij dat afwachten.

Minister Verhagen:

Dank u. Dan wachten wij dat gezamenlijk af.

Mevrouw van der Werf vraagt waarom alleen de onderhandelde toegang en niet de mogelijkheid van gereguleerde toegang wordt gehandhaafd. De richtlijn biedt de keuze tussen onderhandelde en gereguleerde toegang. Gereguleerde toegang handhaven is onnodig en creëert ook ongewenste onzekerheid, terwijl degene die flexibel gas wil een prima positie heeft op de huidige gasmarkt. De bestaande vorm van gereguleerde toegang dateert uit de tijd dat de gasmarkt nog niet geliberaliseerd was. Inmiddels, twaalf jaar later, is die gasmarkt volledig geliberaliseerd, inclusief de flexibiliteitsmarkt. Marktpartijen hoeven heden ten dage niet meer direct toegang tot een gasopslaginstallatie te hebben. Alle partijen kunnen veel simpeler hun flexibel gasproduct kopen op de handelsplaats Title Transfer Facility (TTF). Men kan daar blokken gas met verschillende looptijden kopen. Door stapeling van die blokken kan iedereen zelf een flexibel gasportfolio samenstellen.

Sinds kort biedt GasTerra, na goed overleg met de NMa, die toeziet op de flexibiliteitsmarkt, nieuwe geprofileerde jaarproducten, uurproducten en balanceringsproducten aan. GasTerra biedt via de onafhankelijke APX ook een dienst voor seizoensflexibiliteit aan op TTF. Deze flexibiliteitsproducten worden ook wel een virtuele opslag genoemd. Ze zijn snel verkrijgbaar, marktconform en voldoende aanwezig. Om deze producten te kunnen leveren, zijn er wel opslagvoorzieningen nodig. Hoe belangrijk dat is, is de afgelopen koude weken weer eens gebleken. Dat is immers de reden waarom wij hier geen last hadden van het wegvallen van het Russische gas. Rusland had immers meer gas nodig voor eigen gebruik. Tegelijkertijd had Duitsland weinig wind en al helemaal geen zon. Wij hebben kunnen zeker stellen dat daar überhaupt energie geleverd kon worden. Met andere woorden: gas blijft zelfs in de stoutste dromen van de heer Samsom absoluut nodig als back-up. Dat is ook de reden dat wij bezien hoe wij naast de bestaande opslagvoorzieningen nieuwe kunnen realiseren.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Het is waar dat het nu is geliberaliseerd. Ook onder de vigerende wetgeving, waarin gereguleerde toegang mogelijk is, bestaat die liberalisering al. We hebben echter nooit gebruik hoeven maken van regulering, misschien juist omdat dit een stok achter de deur is. De minister geeft een aantal waarborgen waardoor de onderhandelde toegang toch een mogelijkheid biedt voor nieuwe toetreders. We praten over een goed werkende interne energiemarkt. We zijn dus voor nieuwe toetreders, maar we hebben in Nederland wel een dominante partij. Stel dat deze zegt: wij verlagen nu tijdelijk onze tarieven. Maakt dat het niet ontzettend lastig voor nieuwe toetreders om hun businesscase rond te krijgen? Als dat wordt uitgesloten door de waarborgen, kan ik ermee leven, maar ik heb er mijn twijfels over.

Minister Verhagen:

In wezen is de regulering een extra belemmering voor investeerders. Het bouwen van gasopslagen is risicovol. Opslagen worden gebouwd met een tijdshorizon van vele tientallen jaren. Een investeerder heeft dus behoefte aan zekerheid en bestendigheid in de regulering over een langere periode. Daarom moet de investeerder, maar ook de consument, worden geholpen om te kiezen voor onderhandelde toegang bij gasopslagen. Dat doen Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ook. Met die keuze wordt namelijk aan investeerders in gasopslagen zekerheid en bestendigheid geboden. Als we nu gereguleerde toegang opnemen in de wet, creëren wij onzekerheid voor investeringen in Nederland. Mevrouw Van der Werf deelt onze ambitie voor een gasrotonde, maar dit is hiervoor vooral nadelig.

Het is echter aan de NMa om op grond van de Mededingingswet, en dus niet op grond van de Gaswet, te bepalen of iemand misbruik maakt van zijn machtspositie. Die stok zit dus wel degelijk achter de deur. Ik denk dat er op dat punt aan de zorgen van mevrouw Van der Werf tegemoet kan worden gekomen.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

De minister zegt dus dat de NMa de stok achter de deur is en dat het niet mogelijk is dat er verstoring optreedt door een dominante partij.

Minister Verhagen:

Dat klopt. Daarnaast vormt de Noordwest-Europese flexibiliteitsmarkt nog een ander element, waardoor het voor iemand die er misbruik van wil maken, helemaal onaantrekkelijk wordt. De NMa kan een partij dus tot de orde roepen, maar door de Noordwest-Europese flexibiliteitsmarkt is het ook al vrijwel uitgesloten dat de situatie die mevrouw Van der Werf vreest, zich zal voordoen.

Ik heb nog twee vragen liggen. Mevrouw Van Tongeren en mevrouw Van der Werf vragen naar de stand van zaken van het congestiemanagement en de AMvB. Voor de kerst heeft de Kamer een brief over de voortgang ontvangen. Het doel van de AMvB is bekend: in het besluit worden de regels voor congestiemanagement nader uitgewerkt, met als nieuw element het realiseren van voorrang op het net voor elektriciteit uit vernieuwbare bronnen. Het besluit ligt nu bij de Raad van State. Na ontvangst van het advies kan het besluit worden gepubliceerd, gelijktijdig met de ermee samenhangende artikelen uit de Elektriciteitswet. Zodra de AMvB rond is, heeft groene stroom voorrang bij het transport als er sprake is van congestie. Van de Europese Commissie hebben we overigens ook een positieve reactie ontvangen: het Nederlandse congestiemanagement is conform de Europese regels. Dat is dus goed. Op een aantal punten vind ik de argumentatie echter onvoldoende duidelijk. Daarom hebben we daar nog contact over met de Commissie.

Mevrouw Van Tongeren vraagt naar de derivatenhandel van marktpartijen. Een betrouwbare energiemarkt is van groot belang voor efficiënte prijsvorming en een goed investeringsklimaat. Ik heb daarvoor reeds een wetsvoorstel in voorbereiding, ter implementatie van de Europese verordening voor een integere en transparante energiegroothandelsmarkt. Dit ligt op dit moment voor advies bij de NMa. Volgende week start een internetconsultatie daarover. Dan zal ik het waarschijnlijk eind maart naar de Raad van State sturen. Daarna bied ik het uiteraard aan de Kamer aan.

Ik denk dat ik daarmee het merendeel van de vragen beantwoord heb. Ik hoop op een voorspoedige voortzetting van dit debat.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Wij moeten nu in ieder geval schorsen. Ik kijk even rond. Is mijn conclusie juist dat u geen behoefte hebt aan een tweede termijn? Daar zou u mij enorm mee helpen. Ik begrijp dat u wel behoefte hebt aan een tweede termijn. Ik stel voor dat we die na de schorsing houden.

Minister Verhagen:

Voorzitter, dan zeg ik u toe dat ik alleen op de moties reageer.

De voorzitter:

Wacht even. Als ik de tweede termijn vóór de schorsing zou doen, zou dat helpen? De minister moet immers ook weg. Gaat het om een aantal korte opmerkingen of krijg ik hele betogen? Iedereen maakt een handgebaar dat ik herken als doorgaan. We gaan door met de tweede termijn van de kant van de Kamer.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Ik kom even terug op mijn amendement. Ik zal nadenken over wijzigingen en vraag de voorzitter daarom om niet vanavond te stemmen maar dit uit te stellen. Waar ik nog over aarzel is de vraag waarom deel A van het amendement geen en deel B wel "cherry picking" is. Ik vraag de minister dan ook of hij een concreet voorbeeld kan geven van die wildgroei. Het is mij namelijk onduidelijk waar die zou kunnen optreden.

Verder is het belangrijk te constateren dat een directe lijn geen net is. Dat is nu juist de grap ervan. De zorgen die de minister heeft, gaan over netten. Een directe lijn is dat juist niet en het weglaten van de directe lijn geeft onnodige lasten voor bijvoorbeeld AVEBE en is daarmee een kop op Europese wetgeving. Dat is ook hoe ik de PVV in dit soort dingen tegemoetkom.

De minister zegt dat het e-laadpalen gestimuleerd moeten worden. Dat mag wat kosten en daar gaan dan informatiestromen op en neer. Ik dien hiervoor de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het neerzetten van e-laadpalen gedaan wordt op basis van het argument "marktontwikkeling" en deze palen daarom "gratis" worden aangeboden;

constaterende dat "gratis" niet bestaat en de palen door netbeheerders betaald worden;

overwegende dat marktontwikkeling impliceert dat de marktinformatie over het gebruik van elektrisch rijden met alle spelers in de markt gedeeld wordt;

verzoekt de regering, inzicht te geven in de wijze waarop de verkregen marktinformatie aan alle spelers in de markt ter beschikking wordt gesteld;

verzoekt de regering tevens, inzicht te geven in het proces van de afbouw van taken en verantwoordelijkheden van de stichting e-laad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leegte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32814).

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik hoorde de minister straks mompelen dat hij wellicht een vraag overgeslagen had. Volgens mij was dit de vraag van de Partij voor de Vrijheid, namelijk de principiële vraag of het hele derde pakket wel ten goede komt aan de Nederlandse consument en het Nederlandse bedrijfsleven. Als het antwoord bevestigend is, bevordert het de interne markt en economische samenwerking en dan zouden zelfs wij kunnen instemmen. Ik heb helaas geen antwoord mogen vernemen. Daarom dien ik ter aansporing de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland het derde energiepakket van de EU gaat implementeren;

overwegende dat dit pakket de werking van de energiemarkt in de EU moet optimaliseren en daarmee de interne markt moet bevorderen;

constaterende dat het bovenstaande in het belang van de Nederlandse consument en van het Nederlandse bedrijfsleven moet geschieden;

verzoekt de regering, de implementatie van het derde energiepakket na twee jaar te evalueren en de Kamer hierover te informeren, waarbij de nadruk moet liggen op de realisatie van voordelen voor de Nederlandse consument en het Nederlandse bedrijfsleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32814).

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Ik vind dat het CDA een prachtig amendement heeft, gericht op experimenteerruimte. De minister brengt daar drie dingen tegen in. Ten eerste noemt hij het overleg met partijen. Dat wijs ik van de hand. Ik denk dat bij experimenteerruimte geldt dat men kan reageren wanneer men wil. Ten tweede zegt de minister dat er ten aanzien van de implementatiewet een nationale kop is. Daar ben ik gevoelig voor. Ten derde zegt de minister – en daar ben ik het meest gevoelig voor – dat hij de uitvoering van de motie-Van der Werf/Wiegman, waarin wordt gevraagd om te kijken naar de decentrale systemen, erbij zal meenemen.

Ik ben bereid om te overwegen om uit te stellen wat ik wil. Dan wil ik wel de toezegging dat het amendement dat er nu ligt, een-op-een in STROOM komt en dat we dit snel gaan behandelen. Ik wacht het oordeel op mijn motie af. Ik ga deze nu voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het decentraal opwekken, leveren en gebruiken van energie, zowel voor als achter de meter, wettelijk niet verankerd is, terwijl een groeiend aantal (collectieven van) kleinverbruikers decentraal duurzame energie wil opwekken;

constaterende dat de Elektriciteits- en Gaswet onvoldoende ruimte biedt voor collectieven van verbruikers die zich op duurzame wijze van energie willen voorzien;

constaterende dat de implementatie van het derde pakket energierichtlijnen vooral ziet op de energievoorziening van het heden en te weinig op die van de toekomst;

constaterende dat het wettelijk kader onvoldoende ruimte biedt voor de ontwikkeling van netten ten behoeve van het decentraal opwekken, leveren, uitwisselen en gebruiken van energie;

overwegende dat ruimte binnen de wettelijke kaders kan worden vormgegeven als een experiment, binnen verantwoorde financiële kaders voor het Rijk;

verzoekt de regering, de ontwikkeling van dit soort netten te bevorderen en een daartoe strekkend voorstel voor aanpassing van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 in te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (32814).

Ik constateer dat mevrouw Van Tongeren en de heer Samsom afzien van hun tweede termijn.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de opmerkingen in tweede termijn.

De heer Leegte vroeg om een concreet voorbeeld van wildgroei. Ik kan de gevolgen van het amendement van de heer Leegte niet geheel overzien. Om die reden wil ik een nieuwe analyse doen. Ik voorzie gevaren. Die heb ik ook geschetst in mijn antwoord. Het is echter moeilijk om een concreet voorbeeld te geven. Stel nu eens dat alle nieuwe woonwijken dadelijk een directe lijn hebben en alle GDS'en geen fatsoenlijk toezicht en geen fatsoenlijke bescherming genieten van de aannemers. Dan zouden we onszelf toch voor de kop slaan, omdat we niet iets meer tijd hebben genomen om dit eens even fatsoenlijk te analyseren?

Ik ga verder met de moties. In zijn motie verzoekt de heer Leegte om nadere informatie over de e-laad. Ik ben helder geweest over de rol en de taken van netbeheerders en marktpartijen. Ik heb ook het omslagpunt geschetst, waarbij we ook in de gaten moeten houden dat er geen oneerlijke concurrentie vanuit een publieke instelling verricht wordt. Juist vanwege het feit dat ik daar helder over geweest ben, vind ik de motie van de heer Leegte deels overbodig. Als de heer Leegte met deze motie vraagt om extra informatie, stuur ik hem deze uiteraard toe. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.

Ik ga verder met de motie van de heer Van Vliet op stuk nr. 14. Wij evalueren de wet elke vier jaar. De heer Van Vliet vraagt nu om tussentijdse evaluatie van een aantal specifieke onderdelen na twee jaar. Dat lijkt mij niet efficiënt. Bovendien is het een beslag op het ambtelijke apparaat, dat naar de mening van de heer Van Vliet beter gereduceerd kan worden, iets waarvoor we ook voorstellen hebben gedaan. Ik ontraad dus de motie, maar ik zeg toe dat ik over vier jaar, bij de gebruikelijke evaluatie, alle vragen zal meenemen die de heer Van Vliet heeft gesteld. Die zijn namelijk zeer relevant. Ik ben ervan overtuigd dat de wetswijziging ten faveure is van het bedrijfsleven en van de consument, zoals de heer Van Vliet vraagt. Op die expliciete vraag is mijn antwoord dus volmondig "ja". Dat neem ik mee in de evaluatie die we gepland hebben voor over vier jaar.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik hoor de minister en ik trek de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Vliet (32814, nr. 14) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Minister Verhagen:

Dank u wel.

Tot slot ga ik in op de motie-Van der Werf op stuk nr. 15, waarin de regering wordt verzocht om de ontwikkeling van in de motie genoemde netten te bevorderen en een daartoe strekkend voorstel voor aanpassing van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 in te dienen. Dat zeg ik de Kamer toe. Ik zie de motie dus als steun voor de weg die wij via STROOM zullen bewandelen en laat het oordeel aan de Kamer. Of mevrouw Van der Werf trekt de motie in en ik voer de motie uit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen in verband met dit wetsvoorstel vinden plaats na het reces, zodat nog aan een aantal zaken gewerkt kan worden. We hebben het debat over dit wetsvoorstel nu in elk geval afgerond.

De vergadering wordt van 13.00 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

Naar boven