28 Veiligheid en Justitie

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012 (33000-VI).

De voorzitter:

U kent het gebruik dat wij een eerste en een tweede termijn hebben. Vandaag beginnen we met de eerste termijn van de Kamer. Als er meer sprekers zijn van één fractie, dan delen zij de tijd en verdelen zij die tijd over de eerste en de tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Aan mij de eer om het spits af te bijten. Eén jaar Opstelten en Teeven op Veiligheid en Justitie is een jaar van vele plannetjes in de media. Het is een jaar waarin wetgeving van het vorige kabinet nog haar doorloop kende. Verder is het een jaar waarin we de eerste eigen wetgeving van dit rechtse kabinet niet alleen in de pers, maar ook in de Kamer hebben zien langskomen. Terugkijkend is dat geen reden voor blijdschap. Vooruitkijkend is het dat ook niet. Minister Opstelten maakt meer kapot dan u lief is. Dat is het motto. Nederland wordt er niet bepaald veiliger op.

Wat werkt er wel? De Partij van de Arbeid vindt dat er veel meer moet worden vertrouwd op de professionaliteit van de politieagent, de straatcoach, de reclasseringswerker, de officier van justitie, de rechter, oftewel de mensen uit de dagelijkse praktijk van justitie. Het recept voor succes zit in het hebben van goede mensen op de juiste plaats. Goede mensen verdwijnen nu vaak in managementfuncties. Kwaliteit en ervaring verdwijnen telkens weer uit de organisatie. Als je straatcoach blijft of "zittingsboer", zoals de praktijkofficier van justitie wordt genoemd, heb je geen respect. Dat moet worden omgedraaid. Beloon ervaring en kwaliteit zo dat zij blijven waar zij zo nodig zijn: op de werkvloer. Dat kan door de eerste stappen op het managementpad geen financiële promotie te laten zijn. Dat kan door, zoals bijvoorbeeld bij rechters gebeurt, ook kwaliteit een reden voor beloning en waardering te laten zijn. Ik vraag de minister en de staatssecretaris om een reactie op dit punt en ik overweeg een motie in te dienen.

Investeer in het gezag van de rechter. Investeer tot en met het gezag van de agent op straat. Samen met D66 heeft de PvdA een plan ontwikkeld voor de gele kaart voor de politie. De gele kaart is een geregistreerde waarschuwing. Willekeur en ergernis bij kleine overtredingen worden op deze manier voorkomen. De agent wordt niet gedwongen om voor relatief kleine overtredingen direct een ook in zijn ogen, zo bleek laatst weer, vaak onredelijk hoge boete op te leggen. De burger zal een boete veel sneller aanvaarden als hij al eens is gewaarschuwd voor hetzelfde feit. De agent wint aan gezag.

Voorzitter, bij dezen overhandig ik u "Gele kaart bij kleine overtreding", de initiatiefnota voor de geregistreerde waarschuwing, ook namens mevrouw Berndsen van D66.

De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik zal de initiatiefnota natuurlijk met interesse lezen, maar ik heb al een vraag aan de heer Recourt. Hoe verhoudt de nota zich tot de uitspraken, ook van de PvdA, over de noodzaak om de administratieve lasten bij de politie terug te dringen en daarmee capaciteit vrij te spelen? En hoe verhoudt zich de nota tot de reeds bestaande discretionaire bevoegdheid van de agent?

De heer Recourt (PvdA):

Ik dank mevrouw Hennis voor deze vraag. We hebben niet voor niets juist op dit moment samen met de D66-fractie deze initiatiefnota ingediend. Het is een voordeel – bovendien is dat de enige goede manier – om aan te sluiten bij de mogelijkheid van agenten om met een smartphone of een ander apparaat direct contact te leggen met het politiebureau. Men kan dan direct zien of iemand al is gewaarschuwd. Als die automatisering op orde is, wat in enkele korpsen al het geval is, dan is dit een efficiencywinst omdat je agenten langer op straat kunt houden. Ze hoeven namelijk maar 2 velden in te vullen, terwijl een huidige bekeuring 44 velden kent. Het scheelt dus een boel tijd.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

De heer Recourt had het over het gezag van de politie. Ik ben het wat dat betreft met hem eens. Maar gaan we het gezag van de politie in het straatbeeld terug laten keren door dit systeem? Nogmaals, hoe verhoudt dit voorstel zich tot de discretionaire bevoegdheid van de agent die ik en andere Nederlanders ervaren? Is dit werkelijk noodzakelijk of hebben we het over een overbodig en onnodig voorstel?

De heer Recourt (PvdA):

Uiteraard is het noodzakelijk omdat het een verbetering is. De discretionaire bevoegdheid blijft in stand. Ik heb het over de professionaliteit van de mensen op straat. De agent kan zelf de situatie inschatten. We willen hem niet van boven opleggen dat hij per se iets moet doen. Als iemand door rood rijdt omdat hij met spoed in het ziekenhuis moet worden opgenomen, ga je er als agent snel voor rijden naar het ziekenhuis in plaats van een bekeuring uit te schrijven. Dat is de discretionaire bevoegdheid en die houden we in stand. We geven alleen een handvat aan de agent die het zelf ook vervelend vindt om voor het vergeten van de autopapieren meteen een hoge boete uit te schrijven. We geven een handvat om de waarschuwing serieus te maken in plaats van iets willekeurigs.

De PvdA-fractie vindt dat investeringen in een veilige samenleving in het begin moeten worden gedaan. Laat jongeren sporten in plaats van rondhangen op een plein. Dat voorkomt misdaad. Alleen al in Amsterdam staan duizend jongeren op een wachtlijst om te kunnen gaan sporten. Ik vraag aan de staatssecretaris of Justitie een bijdrage kan leveren aan dit eerder met de Hein Roethofprijs onderscheiden preventieproject van het Jeugdsportfonds. Het is ontzettend belangrijk om juist in het begin te investeren in jongeren. In het verlengde hiervan het volgende. Vraag geen geld aan al die vrijwilligers van voetbalclubs voor een jaarlijkse verklaring omtrent het gedrag (VOG). Veiligheid en preventie moeten uiteindelijk door iedereen worden gedragen. Betrek alle vrijwilligers die als coach of wat dan ook bezig zijn met de sportclub en de jongeren. Jaag hen niet weg door hen kosten te laten maken voor een VOG. Zo telt iedereen mee. Op dit punt overweeg ik een motie.

Als het met die jongeren toch mis dreigt te gaan, investeer dan in de voorkant. Grijp direct stevig in bij de jongeren van wie je vermoedt dat ze de verkeerde kant opgaan. Betrek het gezin daarbij. Bekijk welke civiele mogelijkheden er zijn als het strafrecht onvoldoende soelaas biedt. Grijp in voor het te laat is en we alleen nog de armoedige optie open hebben van het hard-harder-hardst straffen zonder veel perspectief. Het vraagt een andere houding, namelijk een minder afwachtende. Het vraagt een goede professional op straat en in het veiligheidshuis. Die professional moet begrijpen wat de straatcode is en moet de achtergrond van de jongere kennen. Hij moet durf en gezag hebben en is zodoende meestal iemand die niet net op de arbeidsmarkt komt kijken. Daar moet je dus wel in investeren. Je moet erop vertrouwen dat hij of zij het beste weet hoe je een jongere moet aanpakken. Mijn collega Diederik Samsom heeft hier zinvolle dingen over gezegd op grond van zijn eigen ervaringen als straatcoach. Graag krijg ik op dit punt een reactie. Eén ding kan ik alvast zeggen: met 59 animal cops in Amsterdam wordt de veiligheid niet geholpen. Laten we die agenten anders inzetten.

De heer Brinkman (PVV):

Ik zag dat een partijgenoot van de heer Recourt een tweet had verstuurd over de caviapolitie, zoals hij die onheus noemde. Ik zou liever dierenpolitie zeggen. Die tweet ging over rechercheurs die naar de dierenpolitie gaan. Kan de heer Recourt aangeven hoe het geregeld is met de verwerving van de mensen die straks tot de dierenpolitie gaan behoren?

De heer Recourt (PvdA):

Nee, dat kan ik niet. Ik weet dat de wethouder in Amsterdam heeft berekend welke politiecapaciteit voor het Amsterdamse korps zou opgaan aan de caviapolitie, zoals deze wordt genoemd, of de dierenpolitie, zoals de partij van de heer Brinkman deze noemt. Dat zijn 59 mensen. Dat heeft mij enorm verbaasd. Ik ben heel benieuwd hoe dit voor alle korpsen uitpakt. Hoeveel agenten zijn er die niet op straat zijn, maar met de dieren bezig zijn?

De heer Brinkman (PVV):

Niet alleen ik noem het de dierenpolitie; ook de minister noemt het in de officiële stukken de dierenpolitie. Daar herinner ik de heer Recourt even aan.

Mijn antwoord op zijn vraag is: geen enkele. Geen enkele rechercheur gaat naar de dierenpolitie. Er is een openbare inschrijving en tot nu toe heeft geen enkele rechercheur gesolliciteerd. Misschien kan de heer Recourt dit in gedachten houden als hij weer met zijn collega over de dierenpolitie spreekt.

De heer Recourt (PvdA):

Ik had het niet over rechercheurs, maar over politieagenten. De dierenpolitie, of hoe je deze ook wilt noemen, gaat volledig van de capaciteit en het budget van de politie af. Als je mensen aan de ene kant inzet, kunnen zij niet aan de andere kant handelen. Er komt immers geen geld bij. Ik kan dus niet anders dan deze constatering maken.

Als eerste wil ik een compliment maken: iedere week op de voorpagina met een plannetje. Het soortelijk gewicht van de plannetjes laat overigens meestal wel te wensen over. Bij nadere bestudering stellen de plannetjes vaak niet zo veel voor. Afgelopen vrijdag nog lazen wij op de voorpagina van het Algemeen Dagblad dat het strafproces niet langer negen maanden, maar nog slechts één maand zal duren. Dat is revolutionair. Als je echter gaat zoeken welk geniaal beleid hier achter schuilt, kom je bedrogen uit. Ik heb gezocht op de site, maar daar kan ik niets vinden. Uit het stuk in het AD denk ik te kunnen afleiden dat het gaat om de OM-afdoening, die groter wordt gemaakt. Ik ben heel benieuwd hoe dit zit. Ik gebruik het als voorbeeld van het groots brengen van plannetjes, waarbij je uiteindelijk hard moet zoeken om na te gaan wat er aan de hand is.

Het afgelopen jaar hebben wij twee heren te zien gekregen die één boodschap hebben: als je er hard op slaat, wordt Nederland veiliger. Deze eenzijdige "law and order"-retoriek stelt in de praktijk gelukkig nog maar weinig voor. De wetgeving voor eigenrichting, het recht in eigen hand nemen, blijft gelukkig gelijk. Minimumstraffen komen nog en het verbod op opleggen van kale taakstraffen is, wederom gelukkig, beperkt. Het is dus vooral ketelmuziek in dit eerste jaar. Zo onschuldig is deze ketelmuziek echter niet. Op een fundamenteel niveau gaat er iets wezenlijks mis. In plaats van opgebouwd, wordt de rechtsstaat afgebroken door het vertrouwen langzaam af te breken. Breek je namelijk het vertrouwen af in de dragers van de rechtsstaat, de politieman, de officier van justitie, de rechter, dan maak je de samenleving sluipenderwijs onveiliger. De invoering van minimumstraffen, het niet langer toestaan van het opleggen van taakstraffen en het morrelen aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn allemaal voorbeelden waarbij het kabinet de rechter aan de kant drukt en uitspreekt geen vertrouwen meer te hebben in de rechter. Dat is niet gebaseerd op feiten, want de rechter straft jaar in jaar uit zwaarder. De maatregelen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de burger wil horen dat steeds strenger straffen moet. Dat is een doodlopende weg.

De heer Van der Steur (VVD):

Het is de heer Recourt toch niet ontgaan dat het kabinet ook op een heleboel punten en onderwerpen voorstelt om de strafmogelijkheden juist te verbreden, verruimen en differentiëren, waardoor de rechter meer ruimte krijgt om een passende straf toe te kennen? Daar lijkt de heer Recourt nu zo overheen te stappen.

De heer Recourt (PvdA):

Nee, hoor. Ik geef de heer Van der Steur direct gelijk dat er een groot aantal plannen is langsgekomen die goed zijn. Deze zijn een voortzetting van het beleid van het vorige kabinet. Daarmee wordt maatwerk geleverd. Er wordt bijvoorbeeld maatwerk geleverd bij voorwaardelijke veroordelingen of, recentelijk nog, door het aantal zaken van elektronisch toezicht uit te breiden. Daarop was eerder overigens gekort. Dat zijn goede plannen en die steunen wij dan ook.

De heer Van der Steur (VVD):

Dan is het merkwaardig dat de heer Recourt de conclusie trekt dat hier sprake is van volstrekte afbraak en het aan de kant drukken van rechters; ik citeer hem. Dit is juist helemaal niet het geval. De discussie over minimumstraffen zullen wij nog voeren. In het gros van de gevallen gaat het echter om het geven van meer ruimte aan rechters. Ik denk dan ook dat de feitelijke omstandigheden de conclusies die de heer Recourt trekt, niet ondersteunen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik betoog het volgende. Door voortdurend te zeggen dat het harder en strenger moet, geef je de impliciete boodschap af dat de rechter niet streng genoeg straft, terwijl hij juist steeds strenger straft en wij op Europees niveau redelijk vooroplopen. Die algemene teneur is uiteindelijk fnuikend voor het vertrouwen in diezelfde rechter, van wie iedereen zo afhankelijk is.

De heer Van der Steur (VVD):

Weet u wat fnuikend is voor het vertrouwen in de rechtsstaat? Dat is dat criminelen korte tijd nadat zij een misdaad hebben begaan, weer op straat staan en het slachtoffer of een nabestaande daarvan tegenkomen. Dit kabinet, de VVD-fractie, de CDA-fractie en de PVV-fractie hebben gezegd een einde aan die situatie te willen maken en dat doen wij ook. Dat is in het belang van slachtoffers en hun nabestaanden. Iedereen in Nederland heeft namelijk in de gaten dat op dat punt nog veel verbeterd kan worden. Het is jammer dat de heer Recourt dat niet inziet.

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben het voor een klein deel met de heer Van der Steur eens, namelijk dat je niet direct met een dader geconfronteerd moet worden. Het beeld dat het in Nederland maar een softe boel is en dat daders geknuffeld worden en meteen weer op straat staan, is echter flauwekul. In enkele gevallen is het niet op orde en moeten wij zeker harder straffen. Soms is die armoedige oplossing de enige oplossing, maar de stelling van de PvdA-fractie is: niet alleen harder straffen, maar ook perspectief bieden. Dat wil ik benadrukken, want dat mis ik bij dit kabinet.

Voorzitter. Ik was bij de doodlopende weg gebleven. Het is nooit streng genoeg en ongericht strenger straffen helpt niet. Doe wat werkt en vertrouw op de professionals, heb ik eerder al gezegd. Dat kan in een specifiek geval ook best strenger straffen inhouden – dat zeg ik ook tegen de heer Van der Steur – maar nooit zonder perspectief. Door de geplande bezuinigingen in de ggz zal een aantal niet langer behandelde verwarde mensen bijvoorbeeld delicten plegen. Juist het onbehandeld zijn en blijven, maakt dat deze groep relatief snel zal recidiveren en onder de voorstellen voor minimumstraffen zal vallen. Iedereen kan op zijn klompen aanvoelen dat vroegtijdig behandelen de samenleving veiliger maakt dan als men het op recidive laat uitlopen en een persoon maar lang wordt opgesloten tot de dag dat die persoon weer vrijkomt enzovoorts. Het is een proces van uitsluiting, van wij tegen zij. Ik zeg de minister en de staatssecretaris: doe wat werkt, zoals het vorige kabinet heeft bewezen.

Het beeld van gebrek aan vertrouwen in de professionals, de zogenaamde instituties, wordt nog eens versterkt als het kabinet niet duidelijk afstand neemt van de gedoogpartner, die het helemaal slecht opheeft met de rechten. Sterker nog, dat wordt ook niet beter door zelf te zeggen dat men qua Europese mensenrechten maar een toontje lager moet zingen. De brief die de minister hierover dit najaar namens het kabinet aan de Kamer heeft gestuurd, is zorgelijk.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik luister, maar de heer Recourt geeft eigenlijk zelf aan dat hij helemaal geen vertrouwen heeft in de professionals. Hij zegt namelijk dat mensen die in geestelijke nood verkeren, zullen recidiveren en dat die geen hulp meer krijgen, maar wij hebben in het gevangeniswezen toch speciale afdelingen waar mensen prima zorg krijgen? Dat is ook een voortzetting van het beleid van het vorige kabinet, maar deze staatssecretaris zet daar vooral op in. Dan hoeven die mensen toch helemaal niet te recidiveren? Feitelijk zegt de heer Recourt: het werkt allemaal niet, alleen de ggz buiten het gevangeniswezen is functioneel.

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben het met mevrouw Van Toorenburg eens dat er binnen de inrichtingen gelukkig opvang is. Anders dan mevrouw Van Toorenburg ben ik niet van oordeel dat die opvang even goed is als de geestelijke gezondheidszorg, de intensieve behandeling, daarbuiten. Ik maak me geen illusies: het is crisisbeheersing, het is zo goed mogelijk maar niet optimaal.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik schrik hiervan. De inspectie heeft namelijk aangegeven dat de zorg minstens zo goed is als buiten. Dat stond in een lovend rapport van de inspectie en daarom waren wij zo trots op de afdelingen in Amsterdam en elders. Die afdelingen waren namelijk in staat om binnen de geslotenheid van justitie, forensische afdelingen te maken die echt aan de gezondheidszorg konden tippen. Waarom zegt de heer Recourt dat dus? Als iemand in een inrichting geplaatst wordt waarvoor wij zo knokken dat daarin de juiste zorg wordt geboden, dan voorkomen wij toch recidive en hebben wij toch hetzelfde bereikt?

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb zelfs twee antwoorden. Mijn eerste antwoord is dat je moet voorkomen dat een persoon überhaupt een slachtoffer maakt en in de gevangenis terechtkomt. Daarmee pleit ik voor geestelijke gezondheidszorg aan de voorkant. Dat was mijn betoog. Voor mijn tweede antwoord ga ik terug naar mijn eigen ervaring. Mijn eigen ervaring is niet positief over de intramurale behandelmogelijkheden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik begrijp dat de heer Recourt eigen ervaringen heeft. Ik heb ook eigen ervaringen, maar die komen wel een beetje uit de oude doos. Je moet nu, dagelijks, bekijken wat er in het gevangeniswezen gebeurt. Dan zie je goede afdelingen. Ik ging erop in omdat de heer Recourt een koppeling maakte met minimumstraffen. Dan zouden wij iemand vervolgend straffen. Daarom stond ik op, want ik geloof namelijk wel in de geestelijke gezondheidszorg binnen de DJI.

De heer Recourt (PvdA):

Nogmaals, je moet voorkomen dat de geestelijke gezondheidszorg binnen de justitiële inrichtingen moet worden ingezet. Als er afdelingen zijn die goed functioneren, moeten we ervoor zorgen dat het landelijk wordt ingevoerd. Dat is meteen een mooie aansporing voor het kabinet.

Voorzitter. Zonder een gezaghebbende rechter hebben burgers geen vertrouwen meer dat zij door het recht beschermd worden en beklijft het valse beeld dat het in de praktijk maar een softe boel is en dat de gepakte boef slechts geknuffeld wordt. Dan gaat men zelf met de knuppel in de hand het recht halen en wordt men dus even vaak slachtoffer van diezelfde knuppel; het recht van de sterkste. Dat maakt de ketelmuziek van dit kabinet allesbehalve onschuldig.

Daar kom nog een tweede laag van schade aan de rechtsstaat bovenop: de reële plannen van dit kabinet, dit keer niet gebaseerd op de ideologie van strenge straffen, maar slechts op besparen. De drastische verhoging van het griffierecht, het toegangskaartje tot de rechter en de bezuiniging op toevoeging van de rechtsbijstand maken het recht tot koopwaar. Slechts als je het kunt betalen, kun je je recht halen. Het drastisch verhogen van het griffierecht is om vele redenen rampzalig voor burgers met een gemiddeld en laag inkomen. Voor hen wordt het financiële risico om in de procedure betrokken te raken, onaanvaardbaar hoog. Voor hen worden zulke drempels opgetrokken dat zij het wel laten om tegen de overheid op te komen. Ook als je de voorgestelde wijzigingen meeneemt, blijft de bezuiniging van 240 mln. in stand. Daar verandert helemaal niets aan. Het is dan ook een cosmetische maatregel, die een dag voor de begrotingsbehandeling voor de bühne is ingediend.

Ik geef een paar voorbeelden. Stel dat je ten onrechte een bestuurlijke boete van € 100 krijgt voor het verkeerd buitenzetten van de vuilniszak. Om je gelijk te krijgen voor de rechter, moet je eerst € 400 betalen, ook na de wijzigingen van deze week. Dat ben je kwijt als je verliest en er komt nog eens € 400 van de gemeente bij; een risico van € 800 voor een boete van € 100. Dan krab je jezelf wel twee keer achter de oren voordat je tegen een mogelijk falende overheid opkomt. Ik noem een ander voorbeeld. Je klaagt bij TROS Radar omdat je je opgelicht voelt door een bedrijf en vervolgens stelt dat bedrijf je aansprakelijk voor aanzienlijke schade. Het griffierecht dat je dan vervolgens moet betalen, is € 7500. Komt de zaak in hoger beroep, dan betaal je er nog eens € 18.750 bij. Zelfs als je gelijk krijgt, maar het bedrijf failliet gaat als gevolg van de publiciteit bij TROS Radar, dan ben je je geld van € 26.250 helemaal kwijt.

De voorzitter:

Mevrouw Helder heeft een vraag aan u. Ik wijs u overigens op de tijd.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoor de heer Recourt twee voorbeelden noemen. Denkt hij dat mensen over een boete van € 100 gaan procederen? Zo ja, vindt hij dan ook dat de Nederlandse belastingbetaler dat moet financieren in deze tijd?

De heer Recourt (PvdA):

Dit is een mooi voorbeeld. Door de verhoging van de griffierechten houdt de overheid mensen ervan af om op te komen tegen slechte besluiten. Als ik ten onrechte € 100 moet betalen, wil ik daar graag iets tegen doen. Dat ik vervolgens € 400 moet betalen om überhaupt mijn hand te kunnen opsteken, is echt een heel slecht signaal.

Mevrouw Helder (PVV):

Rest de vraag of de heer Recourt vindt dat de Nederlandse belastingbetaler dit allemaal moet betalen.

De heer Recourt (PvdA):

Ja. Er mag best een financiële drempel in zitten, maar als je met recht klaagt, moet de belastingbetaler dat betalen, zeker in de wetenschap dat in Nederland relatief weinig geprocedeerd wordt.

Daarmee kom ik bij het volgende deel van mijn betoog, namelijk dat 95% van alle conflicten niet voor de rechter wordt uitgevochten. Dat percentage kan alleen in stand blijven omdat je bij mediation of andere manieren weet dat je altijd nog naar de rechter kunt gaan als één partij onredelijk is. Ook dat stellen we in de waagschaal.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Recourt (PvdA):

Ik ga mij een beetje haasten. Concluderend op dit onderwerp: laten we het vertrouwen dat mensen in de overheid moeten kunnen stellen, niet ondermijnen bij het oplossen van conflicten. Iedereen, ongeacht de dikte van de portemonnee, moet zijn recht kunnen halen. Het recht is geen koopwaar. Ik heb een amendement ingediend om de bezuinigingen voor dit jaar op dit punt terug te draaien. Graag hoor ik daarover de mening van de minister.

Tot slot behandel ik nog wat kleine, losse onderwerpen. Ten eerste krijgt het CPB meer taken, maar niet meer geld. Ik denk bijvoorbeeld aan datalekken en de bevoegdheid om boetes op te leggen. We hebben hierover al gesproken in een AO. Ik overweeg om een amendement op dit punt in te dienen. Graag hoor ik de reactie van de minister.

Ten tweede vraagt de positie van Justitie in Zutphen kort om aandacht. Deze stad lijkt onevenredig zwaar getroffen te worden door alle veranderingen. Kan de staatssecretaris bekijken of het verlies aan hoogwaardige arbeidsplaatsen beperkt kan worden?

Ten derde zullen wij over enige tijd de wijziging van het BW behandelen, waarin ook nieuwe bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de bewindvoering en het mentorschap voor mensen die wilsonbekwaam zijn. Uit het veld verneem ik ernstige berichten over knelpunten bij familiebewindvoerders en familiementoren ten aanzien van een goede uitvoering van hun taak. Daarnaast dreigt vrijwillig mentorschap in een aantal regio's in ons land te verdwijnen, omdat VWS de subsidie afbouwt en het nieuwe beleid van Justitie nog niet is geëffectueerd. Kan de staatssecretaris met het veld in overleg treden en maatregelen nemen om dit te voorkomen, opdat wij straks niet alleen een goede wet hebben maar ook een goede praktijk?

Ten vierde vraag ik de minister hoeveel mensen die onder deze begroting vallen, een inkomen boven de balkenendenorm hebben en wat hij daaraan gaat doen.

Ten vijfde maakt de Partij van de Arbeid zich al jaren hard voor gedetineerde moeders met kinderen. De staatssecretaris is lovend over het project Betere Start, maar bezuinigt bijvoorbeeld op Het Gezin in Balans. Netto valt er steun weg. Waarom steunt de staatssecretaris deze onschuldige kinderen niet?

De Partij van de Arbeid staat voor een eerlijk en veilig Nederland. Ik hoop dat dit kabinet in het tweede jaar stopt met zijn valse retoriek en gaat bekijken wat daadwerkelijk werkt. Dat zijn de maatregelen die de Partij van de Arbeid voorstaat en die zij zal steunen als ze van de zijde van het kabinet komen. Alleen op die manier wordt Nederland veiliger.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ik neem de Kamer mee naar de buurten en de wijken, en ga in op de veiligheid aldaar. De meest venijnige vorm van criminaliteit is niet de kantoorfraude. De meest beangstigende vorm van criminaliteit is niet het doen en laten van illegale vreemdelingen. De criminaliteit die de samenleving het meest bedreigt en het sterkst ondermijnt, is niet de liquidatie van een crimineel op een motor of in een auto. Nee, de meest venijnige, meest beangstigende en meest ondermijnende vorm van criminaliteit is buurtterreur – het gaat om de fundamentele onveiligheid in de buurten, gewelddadige vrijheidsberoving door je eigen buren in je eigen straat – omdat het gevaar van insluiping, inbraak en vernieling in je eigen huis, elke dag, elke nacht, op elk uur opnieuw kan toeslaan, omdat het je eigen buren zijn die jou dit aandoen en omdat geen ontsnappen mogelijk is.

Vanuit heel Nederland nemen doodsbange, geterroriseerde en bedreigde Nederlanders contact met mij op. Zij komen van heinde en verre. Ik neem deze keer niet Gouda of Terweijde in Culemborg, maar het Friese dorp Hemelum in de gemeente Nijefurd als voorbeeld. Wanhopige bewoners benaderden mij na ruim 70 meldingen bij de politie van mishandeling, doodsbedreigingen, het dealen van drugs, lek gestoken autobanden en pogingen tot brandstichting. Een deel van de dorpsbewoners wilde verhuizen vanwege de jarenlange terreur van twee asociale en criminele gezinnen. De politie kwam pas opdagen uren nadat talloze meldingen waren gedaan, nam geen aangifte op en noemde de dorpsterreur "burenruzies". De burgemeester zat ziek thuis en het OM stuurde de bewoners een brief met het bericht dat het niets ging doen met hun zaak omdat het andere prioriteiten had. Een aantal slachtoffers is ondergedoken. Zij hebben hun woning ver onder de marktprijs te koop gezet.

Toen een bewoonster van Leeuwarden in de Leeuwarder Courant over mijn bezoek aan Hemelum las, schreef zij mij: Ik maak hetzelfde mee in Leeuwarden. Mijn buurman terroriseert mij ook. Als ik de politie bel, krijg ik van die ongemotiveerde, onbeschofte politieagenten aan de deur die tegen mij zeggen: mevrouw, het interesseert ons niets. Als mijn zaak weer geseponeerd wordt, ga ik het politiebureau met eieren bekogelen. Als het gesloten is uiteraard. Dat is het vaak. Elke avond na 18.00 uur is het politiebureau hier in Leeuwarden al dicht.

Voorzitter. De minister trekt zich uit de wijken terug. Hij zegt wel van niet en hij zegt ook dat hij extra agenten heeft – dus ja, een korreltje zout – maar ik kijk naar wat hij doet. Wat hij doet, is de veiligheidsbudgetten vernietigen, inclusief de justitie in de buurt, politiebureaus in de wijken sluiten en agenten en straatcoaches terugtrekken. Zelfs de nieuwe veiligheidshuizen staan op de tocht. Misschien stelt hij er wat tegenover, bijvoorbeeld een beweging in wijken beginnen, de normen uitdragen, met coaches de buurt in of buurtbewoners vertellen: zo doen wij het, zo moet het. Maar niets van dat alles. Dat is zo jammer, ik had er zo veel van verwacht. Helaas, de minister laat de burgers in de steek. De burgemeesters zitten met de handen in het haar en verzinnen dan maar rare dingen. In Terweijde heeft de burgemeester nota bene een samenscholingsverbod bedacht. Doodnormale burgers mogen daar dus niet meer met elkaar op straat praten. Dat is samenscholing. En dat terwijl iedereen weet om welke jongens het gaat, wat zij op hun kerfstok hebben en waar zij te vinden zijn. Toch worden ze niet gepakt.

De pakkans bij criminaliteit – de minister weet dat – is zo'n 10 tot 20%. Bij buurtterreur ligt de pakkans echter onder de 1%. Ik herhaal: onder de 1%. Iemand die voor het eerst wordt betrapt, heeft ongestraft al zeven misdaden begaan. Het is een groot drama. De staatssecretaris zou groot alarm moeten slaan en ons als Kamerleden te hulp moeten roepen. Hij leidt ons echter af en houdt ons zoet met strafmaten en dergelijke. Ik wil een zwaardere strafmaat voor criminelen die onze bejaarden in hun eigen huis bestelen. Maar ja, de staatssecretaris kan helemaal niet straffen. Er is namelijk nauwelijks iemand die bestraft kan worden, want er wordt nauwelijks iemand gepakt. Zie de leegstand in de gevangenissen. Ik was onlangs in de Bijlmerbajes. Daar staat een hele toren leeg. En wie toch gepakt wordt, mag van het OM met instemming van de minister de straat weer op, zoals de Amsterdamse zakkenrolster afgelopen week.

Het straattuig wordt niet gepakt, omdat er geen rechercheurs zijn die kunnen opsporen en er helemaal geen rechercheurs zijn die zodanig kunnen verhoren dat de jongens bekennen. Agenten lopen vaak zonder plan een beetje rond in de hoop op een heterdaadje. De echte rechercheurs heeft de minister uit de wijken gehaald. De minister laat deze wijken in de steek.

De heer Brinkman (PVV):

Het voorbeeld van Hemelum dat collega Marcouch aanhaalt, is al meer dan een jaar oud. Waarschijnlijk is dat het enige voorbeeld met een niet-allochtone dader die de heer Marcouch heeft kunnen vinden van de straatterreur waarover hij het heeft. Van Hemelum in Friesland had ik zelf nog nooit gehoord. Hij heeft daarover in december vorig jaar al Kamervragen gesteld. Het is dus oud nieuws.

De heer Marcouch noemt echter ook voorbeelden uit Leeuwarden. Ik heb ook voorbeelden uit Gouda, Utrecht en Amsterdam. Vindt de heer Marcouch het niet toevallig dat het allemaal gemeenten zijn waar de PvdA de burgemeester levert, waar slap wordt opgetreden door burgemeesters? Vindt hij het niet beschamend dat hij met dit voorbeeldje eigenlijk veronachtzaamt dat 30% van de straatterreur waarover hij praat, wordt gepleegd door allochtone daders?

De heer Marcouch (PvdA):

Dit is de manier van de PVV en collega Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Dit zijn feiten, mijnheer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):

Dit is uw manier om te verhullen dat uzelf deelneemt aan maatregelen die maken dat de mensen in de wijken zich onveilig voelen.

De voorzitter:

Via de voorzitter!

De heer Marcouch (PvdA):

Mijn verhaal gaat over de problemen in Gouda, Utrecht en al die wijken. Mijn constatering is dat dit kabinet, gesteund door de PVV – het kabinet van de PVV, de VVD en het CDA …

De heer Brinkman (PVV):

Wij zitten niet in het kabinet, mijnheer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):

U gedoogt, u neemt deel aan het kabinet.

De voorzitter:

U moet elkaar niet rechtstreeks aanspreken, maar via mij. Dat is een beetje ingewikkeld, maar dat voorkomt dat u elkaar te spontaan bejegent; laten we het zo maar noemen. U vervolgt uw betoog.

De heer Marcouch (PvdA):

De PVV …

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter, ten eerste heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag en ten tweede heb ik een vervolgvraag. Ik vraag de heer Marcouch dus om alsnog antwoord te geven op mijn vraag. Alle door hem genoemde en door mij daaraan toegevoegde voorbeelden hebben betrekking op steden waarvan de burgemeester geleverd wordt door de PvdA. Ik wijs ook op de constatering dat 30% van het straatterreurgeweld gepleegd wordt door allochtone jongeren. Daar wil ik graag een concreet antwoord op van de heer Marcouch, zonder wegduikgedrag, alstublieft.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik constateer dat de PVV met het kabinet in een gedoogconstructie zit waarin stevig wordt bezuinigd op de aanpak van die criminelen. Voor de PvdA-fractie maakt het niet uit wie die criminelen zijn; wij willen hen pakken! Ik daag de PVV ertoe uit om te investeren in die pakkans, maar dat betekent wel dat er meer rechercheurs en agenten moeten komen. Daar bent u niet voor; u geeft niet thuis. De PVV staat hier vaak dit soort verhalen op te houden om ons af te leiden van het feit dat zij, hoewel zij de macht heeft, niets geeft om die wijken en die onveiligheid. Zij kan daar immers iets aan doen, maar dat doet zij niet en zij schreeuwt wel veel.

De heer Brinkman (PVV):

De enige die hier hard aan het schreeuwen is maar dan zodanig dat hij geen antwoord geeft op mijn vragen, is de heer Marcouch. Laten we met elkaar gewoon constateren dat PvdA-burgemeesters er een janboel van maken. Ik reik de heer Marcouch echter graag de hand: is hij bereid om bij de PvdA-burgemeesters die aantoonbaar de veiligheid van de burgers niet kunnen garanderen, als Kamer de verantwoordelijkheid te nemen en om hand in hand die burgemeesters desnoods te ontslaan als zij wanbeleid en wanprestaties afleveren? Ik vraag dit via u, voorzitter, aan de heer Marcouch. Hij moet zich toch ook doodschamen voor een burgemeester zoals de heer Wolfsen in Utrecht, die het gewoon laat gebeuren dat een homofiel stel moet verhuizen omdat hij de veiligheid van die mensen niet kan garanderen? Daar moet ook de heer Marcouch zich dood voor schamen.

De heer Marcouch (PvdA):

Wij leven in een democratische rechtsstaat. Die burgemeesters worden aangesproken en beoordeeld door hun gemeenteraden. Wij zitten hier om met elkaar, als Kamer, het kabinet te controleren. Ik constateer dat dit kabinet met de PVV zich terugtrekt uit de wijken en van de mensen die daar onveiligheid ervaren. Het kan mij niets schelen of dat nou door autochtonen of allochtonen komt; het gaat mij erom dat wij die criminelen moeten pakken. Daarbij geeft de PVV niet thuis.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik vind dat de heer Marcouch deze discussie wel een beetje over zich afroept, want hij maakt gebruik van voorbeelden waar je heel veel andere goede voorbeelden tegenover kunt zetten. Ik hoop dat de heer Marcouch met mij van mening is dat wij het hier niet hebben over groepen maar over individuen die als individuen uit de boot vliegen en criminaliteit plegen en dat die individuen moeten worden aangepakt.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik neem aan dat ook mijn collega's de kranten lezen. Ik heb maar één voorbeeld genoemd om te laten zien hoe het gaat, maar we hebben de afgelopen periode gezien dat mensen uit hun wijken worden gejaagd.

Ik spreek geen etnische groepen aan, ik spreek groepen criminelen aan. Zulke groepen zijn soms aanwezig in wijken, zij maken die wijken onveilig. De fractie van de Partij van de Arbeid wil niet om dat probleem heen draaien, zij wil dat het wordt aangepakt.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik constateer dat de heer Marcouch meerdere voorbeelden noemt, waarvan twee uit Friesland. Ik voel mij daar als inwoner van Friesland iets meer bij betrokken. Het is naar mijn mening veel belangrijker dat wij die straatgroepen in kaart brengen, dat wij weten waarover wij het hebben en dat wij de harde kern aanpakken, maar het zijn nog steeds individuen. Daarom hoop ik dat hij afstand neemt van hetgeen de heer Brinkman zojuist zei over allochtonengroepen, want wij spreken over criminele jongeren die moeten worden aangepakt, autochtoon of allochtoon.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben dit helemaal eens met mevrouw Berndsen.

De minister laat de wijken in de steek. Ik doe een appel op hem om zich niet uit die wijken terug te trekken, om die wijken niet in de steek te laten. Laten wij die wijken juist heroveren op die jongens, de groepen criminelen die de wijken onveilig maken.

De minister heeft recentelijk iets bedacht om de pakkans van bijvoorbeeld overvallers te vergroten. Hij roept burgers op om situaties te filmen met hun mobieltje. Het is een aardig idee, maar het is ook weer een halve maatregel. Ik zal straks een motie voorstellen en de minister uitdagen om daarin reëel te zijn. Ik vraag hem om met mij een app te introduceren die het burgers mogelijk maakt om met hun mobiele telefoon beelden en foto's op te nemen en die direct te verzenden aan de politie. Dat is het geheim: op het moment dat er iets aan de hand is, krijg je de cruciale informatie en dat maakt de pakkans groter. Dit werkt alleen als de minister garandeert dat er rechercheurs zijn die de meldingen van burgers opvolgen, anders wordt ook dit een placebo dat net zo veel ontevreden reacties oproept en net zo slecht zal werken als bijvoorbeeld het Burgernet.

De heer Schouw (D66):

Ik heb vanochtend via de krant kunnen kennisnemen van dit interessante idee. Ik wil twee dingen aan de heer Marcouch voorleggen. Ten eerste, kan hij zich voorstellen dat het ook agressie kan opwekken als iemand opeens zijn cameraatje pakt en een filmpje maakt, en dat iemand daardoor misschien ook niet de hulp verleent die hij zou moeten bieden? Ten tweede, hoe denkt hij over de privacyaspecten van al dat filmen? Wij hebben hierover laatst nog een debat gevoerd en wij hebben toen gezegd dat de geweldsmonopolist gaat over het beschikbaar stellen van die beelden. Hoe is dit in het voorstel van de heer Marcouch verwerkt?

De heer Marcouch (PvdA):

Bij mij staat centraal dat de veiligheid van de burger heel belangrijk is. Er is nu een campagne: pak je mobiel en maak een fotootje. De risico's die de heer Schouw nu schetst, kunnen ook dan gelden. Bovendien roepen wij burgers – terecht – op om de politie te bellen als zij ergens getuige van zijn. Dat risico is er altijd en mensen maken die afweging op dat moment zelf. Het is wel belangrijk dat de politie heel snel kan zien waar je bent en wat er aan de hand is doordat je heel snel de beelden en de boodschap doorsluist. Dit over de veiligheid van de melder.

In de eerdere discussie is ook gesproken over de privacy en is gezegd dat wij niet willen dat mensen eigenhandig rechercheren. Zij moeten de beelden die zij hebben, beschikbaar stellen aan de politie. Deze app doet niets anders dan de knop op onze telefoon waarmee wij een noodoproep kunnen doen. Dit gaat over beelden en teksten, maar in wezen gaat het om hetzelfde. Het is een aanvulling erop.

De heer Schouw (D66):

Dank voor dit antwoord. Ik versta het punt van de privacy zo dat er een lik-op-stukbeleid moet zijn als degenen die de opnamen maken, niet erkennen dat er een geweldsmonopolist is die iets met die opnamen moet doen. Als zij het op hun eigen website zetten, moeten ze een vette bekeuring krijgen, om het populair te zeggen. Is de heer Marcouch dat met mij eens?

De fractie van D66 maakt zich wel een beetje zorgen over al dat gefilm en gedoe. Het leidt namelijk ook af van de directe hulpverlening. Is dat ook voor de Partij van de Arbeid een worsteling, of bepleit zij net als de twee crimefighters hier een streng lik-op-stukbeleid?

De heer Marcouch (PvdA):

Eerlijk gezegd zie ik het probleem niet. De heer Schouw spreekt over het geweldsmonopolie. We vragen mensen echter niet om te slaan of wat dan ook, alhoewel ook burgers de bevoegdheid hebben om mensen op heterdaad aan te houden. Het gaat om heterdaadsituaties waarvan een burger getuige is. Je maakt een filmpje en stuurt dat meteen naar de politie. De meldkamer ziet wat er aan de hand is en stuurt een politieauto gericht naar de situatie. Normaliter verloopt een melding bij 112 ook zo, maar die is dan verbaal. Ik begrijp de zorg over de privacy, maar het probleem hierbij zie ik niet meteen. Voor mijn fractie is het dan ook geen worsteling.

De heer Schouw (D66):

Ik zou zeggen: redden en dan filmen, en wel in die volgorde. Daar hoor ik de heer Marcouch helaas niet over. Ik herhaal nog even mijn vraag over al die mensen die de oproep van de heer Marcouch volgen en die filmpjes op hun eigen website zetten: krijgen zij dan een vette bekeuring van de overheid omdat dit niet de bedoeling is?

De heer Marcouch (PvdA):

Helpen betekent ook de hulpverlening mobiliseren. De heer Schouw creëert een tegenstelling die er niet per se is.

De heer Elissen (PVV):

WhatsApp? Best een aardig idee. De heer Marcouch roept burgers op om behulpzaam te zijn bij de opsporing door beeldmateriaal te verzamelen. Mogen zij dat volgens hem – wij hebben daar overigens geen probleem mee – dan ook zo snel mogelijk op internet zetten, onder de voorwaarde dat zij aangifte doen bij de politie en het materiaal ter beschikking stellen? Zij behoren niet, zoals de heer Schouw suggereerde, het risico te lopen dat strafvervolging en een bestuurlijke boete boven hun hoofd hangen.

De heer Marcouch (PvdA):

Wat ik voorstel, moet te regelen zijn. De technologie daarvoor is beschikbaar en de minister weet dat. Ik heb begrepen dat hij niet zo lang geleden een presentatie daarover heeft gehad. Op het moment dat er iets aan de hand is, wil de politie daarvan graag beelden krijgen, vandaar ook die campagne. Het is echter omslachtig om een foto te maken, naar huis te gaan, te uploaden, een e-mailadres in te toetsen en het dan pas door te sturen. De technologie staat toe om gewoon live beelden en foto's naar de politie te sturen. Normaliter moet je vertellen wat het signalement is. Met een collega als Hero Brinkman zie je overal allochtonen en loop je het risico dat je achter de verkeerde aan loopt. Met foto's en beeld kun je je niet vergissen.

De heer Elissen (PVV):

Ik begrijp dat de heer Marcouch wil meedenken in de techniek. Hij is het blijkbaar met me eens dat de individuele burger die slachtoffer wordt van een overvaller of een inbreker en een foto maakt, deze als de wiedeweerga op internet moet kunnen zetten. Liefst natuurlijk via politie en justitie, maar we weten ook dat dat loket niet altijd geopend is. Hij mag dan in ieder geval niet de dreiging van een strafrechtelijke vervolging of een bestuurlijke boete boven zijn hoofd hebben hangen. Deelt de heer Marcouch mijn opvatting dat dit te regelen moet zijn?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik denk te begrijpen wat mijn collega duidelijk probeert te maken. Ik ben er niet voor – dat ben ik met de D66-fractie eens – dat iedereen straks individueel en eigenhandig gaat rechercheren. Ik vind dat wij dat moeten overlaten aan professionals. Wat daarvoor nodig is, moeten wij overlaten aan de politie. Het politiewerk is een vak. Dat moeten wij aan die mensen overlaten.

De heer Elissen (PVV):

Ook ik ben niet op zoek naar zestien miljoen rechercheurs. Wij hebben het als overheid wel steeds over ogen en oren openhouden en beeldmateriaal verzamelen. Ik heb reclamespotjes gezien, met een zeer behendige minister die oproept om dat soort materiaal beschikbaar te stellen. Ik vind het dan een contradictie als wij dezelfde burger in het ongewisse laten en een eventuele strafvervolging boven het hoofd laten hangen of een bestuurlijke boete, zoals het College bescherming persoonsgegevens recent naar buiten bracht. Ik hoop dat de heer Marcouch met mij van mening is dat wij moeten opkomen voor burgers en kleine ondernemers. Als zij hun best doen en ons behulpzaam zijn, moeten zij niet gestraft kunnen worden.

De heer Marcouch (PvdA):

Het zou mooi zijn als ik de steun heb van de PVV-fractie om het kabinet ertoe aan te zetten om in te zetten op het verhogen van de pakkans. Daar zijn de slachtoffers en de burgers het beste mee gediend.

De voorzitter:

Let u op uw tijd, mijnheer Marcouch?

De heer Marcouch (PvdA):

De minister kan de samenleving deze wijkonveiligheid niet aandoen. De minister moet nu echt stoppen met de onzin van caviapolitie en burqajachten. Iedereen lacht hem uit vanwege de uiterst lage pakkans en de enorme aantallen plankzaken van agenten die de zaak meteen opgeven. De minister moet zich concentreren op de belangrijke zaken. Hij moet de wijken heroveren. De minister weet dat. Hij kent de beproefde methoden, maar hij draalt en treuzelt met de uitvoering. Daarom kan ik hem niet serieus nemen, alle praatjes ten spijt. De minister laat de bewoners van onveilige wijken gewoon door het ijs zakken in plaats van hun een stevig fundament te geven zodat zij vooruit kunnen.

Ik kom met drie goede voornemens die tot op de dag van vandaag nog geen vlees op de botten hebben gekregen.

De heer Brinkman (PVV):

Wat dat betreft, is het plaatje van de PvdA ook steeds hetzelfde. Het zijn kennelijk de wijken en de minister die het allemaal doen. Vooralsnog zijn het echter al die PvdA-burgemeesters die er een janboel van maken. Ik wil even terugvallen op een opmerking van de heer Recourt van de PvdA-fractie, die hiervoor sprak. Hij riep op de discussie niet te bezoedelen met valse retoriek. Zoals bekend, ben ik er als PVV'er groot voorstander van om geen valse retoriek te gebruiken, maar gewoon met feiten te komen. Ik hoor Marcouch nu weer spreken over de caviapolitie. Dat mag hij doen. Ik heb hem echter ook zien twitteren dat er rechercheurs naar de caviapolitie gaan. Ik vraag hem wat voor soort politiemensen er in de eerste tranche van de dierenpolitie zitten.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik constateer alleen dat er in het regeer- en gedoogakkoord staat dat er 500 dierenagenten moeten komen. De minister heeft niet zo lang geleden een kick-off gegeven aan dit initiatief. Ik vraag het kabinet wat de stand van zaken is en hoe het zit in de korpsen. Ik krijg echter signalen uit het land. Zo hoorde ik vandaag uit Amsterdam dat daar ongeveer 60 mensen vrij worden gemaakt voor de caviapolitie. De heer Brinkman kan daar om lachen, maar ik heb liever dat die agenten worden ingezet om de overvallers van onze bejaarden aan te pakken in plaats van voor de caviapolitie.

De heer Brinkman (PVV):

Mijnheer Recourt, gaat u uw collega aanspreken op valse retoriek?

De voorzitter:

Niet rechtstreeks, mijnheer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Dat wil ik via de voorzitter vragen aan de heer Recourt. De heer Marcouch heeft duidelijk de feiten niet op een rijtje en misschien heeft hij nog wel meer niet op een tijdje. Even voor de helderheid: de eerste 70 dierenagenten zijn gekomen uit de hondengeleiders. Die zijn verplicht uit de hondengeleiders gekomen. Daar was ik niet tevreden mee, want ik wilde graag een algehele vacatureopenstelling. Die is er gekomen. Ik vroeg de heer Marcouch hoeveel rechercheurs hebben gesolliciteerd bij de tweede openstelling van de vacature. Ik zal gelijk het antwoord daarop geven: geen een. Het hele verhaaltje van de heer Marcouch is dus een en al gelogen, over valse retoriek gesproken.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik vraag de PVV-fractie waar de echte rechercheurs blijven die het straattuig kunnen opsporen. Ik zie dat op dat terrein geen beweging wordt gemaakt, maar wel op het terrein van die 500 dierenagenten.

Waar blijft de terbeschikkingstelling aan het onderwijs, de tbo? Daarmee hebben wij voor ogen dat jongeren ter beschikking worden gesteld aan het onderwijs en dat zij, behalve dat zij hun straf moeten uitzitten, ook pas vrijkomen als zij een vakdiploma hebben. Dat vraagt om een maatregel van een kwalitatief goede school binnen de gevangenismuren.

Waar blijven het sociaal verhoor van ouders en de betrokkenheid van ouders bij het eerste moment dan wel de eerste aanhouding? Daarmee geven we de ouders immers de verantwoordelijkheid van het ouderschap en voor de opvoeding. Daarbij kunnen we de ouders ook in het veiligheidshuis vragen wat er aan de hand is in het gezin en waarom zij geen verantwoordelijkheid nemen voor de opvoeding. Ook kunnen we hun vragen hoe het zit met de andere kinderen. De resocialisatie kunnen we op deze manier goed regelen, maar we kunnen daarmee ook voorkomen dat de andere kinderen ontsporen.

De minister laat sowieso ook de agenten in de kou staan. Er komt geen extra salaris en ook geen extra capaciteit. Er is een gebrek aan steun door leidinggevenden en een gebrek aan training en opleidingen. Het geweld tegen agenten is amper afgenomen. De fracties van de PvdA en de D66 komen met een initiatief om hieraan iets te doen, analoog aan het voorstel voor een veteranenwet.

Ik vraag de minister om op te houden met zijn voornemen om 89 van de 1500 criminele bendes aan te pakken. Deze ambitie is veel te laag en de minister onwaardig. Ik roep hem op om werk te maken van het heroveren van de wijken. Ik roep hem op om met wel werkende oplossingen op te komen voor de bewoners in de straat die enorm veel schade ondervinden van zijn terugtrekkende bewegingen en van zijn getreuzel. Ik kom daarom straks met drie moties waarin ik zal bepleiten om de situatie voor de toezichthouders en het straattoezicht te verbeteren en om het veiligheidshuis te versterken. Het veiligheidshuis is een belangrijk orgaan in de wijk. Ik zal ook een motie indienen waarin een pilot wordt voorgesteld voor een jeugdrechtbank in de wijk.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Volgens mij moeten we even een ordedebatje voeren. Ik vind het erg raar dat een Kamerlid zichzelf totaal ongeloofwaardig maakt door, voordat hij aan het kabinet een vraag heeft gesteld, te zeggen dat hij een aantal moties gaat indienen. Op die manier kunnen wij beter direct het VAO houden. Wat heeft dit in vredesnaam voor zin?

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg, dit is een recht van een Kamerlid. Dit komt zelfs voor bij algemene politieke beschouwingen en dit wordt zelfs gedaan door woordvoerders van regeringspartijen. Dit is dus eerder vertoond, echt waar.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, we behandelen nu een begroting. Daarbij kunnen we het kabinet vragen stellen. Ik kan me voorstellen dat je denkt dat je hiermee indruk maakt. Als de Kamer debatteert en als men alleen indruk denkt te maken door aan te kondigen dat men een motie gaat indienen, vind ik dat toch wel heel bijzonder.

De voorzitter:

Wilt u een vraag stellen aan de heer Marcouch, mevrouw Van Toorenburg?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, voorzitter, ik vroeg u of wij hierover een ordedebatje kunnen houden. Ik vind dit namelijk erg vreemd, maar blijkbaar is dit de norm. Ik vind dat jammer.

De voorzitter:

Ik zeg niet dat dit de norm is, maar wel dat dit al langer voorkomt. Het is wel een ongebruikelijke gang van zaken.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik zeg dit niet om indruk te maken, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg heeft geen vraag gesteld en aan psychologie gaan we al helemaal niet doen.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik heb dus drie moties voorbereid.

De voorzitter:

U gaat ze toch niet nu al oplezen, mijnheer Marcouch?

De heer Marcouch (PvdA):

Nee, nee, ik kondig alleen maar aan dat ik ze ga indienen. Ik heb begrepen dat dit zo hoort.

De voorzitter:

Nee, u hoeft ze niet aan te kondigen.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ga ze niet voorlezen. Ik kondig ze alleen maar aan. Dat mag, begrijp ik van u, voorzitter.

De voorzitter:

Prima. U hebt uw maximale spreektijd al wat overschreden, dus het is misschien goed om nu af te ronden.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben klaar, voorzitter.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ben nu toch ook wat in verwarring gebracht. De heer Marcouch kondigt aan dat hij moties zal indienen. Verwacht hij dat het kabinet nog zal reageren? Als hij toch al moties gaat indienen, heeft het voor het kabinet weinig zin om nog op hem te reageren. Juist daarom houden wij een debat in twee termijnen. Zo heb ik het althans begrepen. Op deze manier heeft het stellen van vragen helemaal geen zin. Als de heer Marcouch toch al met een motie komt, zal het kabinet afwachten wat er uitkomt. Ik heb echter wel een probleem, want de onderwerpen die de heer Marcouch ter sprake brengt, vind ik interessant. Ik ken de inhoud van de moties echter nog niet. Wil de heer Marcouch dus een reactie op zijn vragen? Verder vraag ik hem wat hij gaat doen als de reactie van het kabinet heel positief is. Gaat hij dan alsnog met zijn moties aan de slag? Als dat het geval is, begrijp ik het niet meer.

De voorzitter:

Nee, laten wij dit kort houden. Kunt u kort antwoorden, mijnheer Marcouch?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik zit nog niet lang in de Kamer, voorzitter. Als de minister zegt dat hij gaat uitvoeren waar in de motie om wordt gevraagd, dan hoef ik uiteraard die motie niet in te dienen. In de tweede termijn kunnen wij de moties voorlezen. Ik kondig aan dat ik voornemens ben om moties in te dienen op een aantal terreinen. Ik heb nog niet gezegd dat ik ze zeker zal indienen. Als de minister zegt dat hij ermee aan de slag gaat, dan zal ik de moties niet indienen. Maar daarvoor moet ik uiteraard eerst de moties voorlezen.

De voorzitter:

Dat lijkt mij niet altijd nodig.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ga niet praten over die moties. Ik wil even terugkomen op het deel van het betoog van collega Marcouch waar hij het heeft over een werkbezoek dat hij volgens mij vorige week samen met een aantal collega's op uitnodiging van de gemeente in Amsterdam heeft afgelegd. Ook ik was daarbij. Hij refereerde aan het feit dat een deel van de Bijlmerbajes, De Schans, helemaal leegstaat. De bedoeling van het bestuur is volgens mij om De Schans met de top 600 vol te krijgen; ik hoop althans dat die vol komt. Wat vindt de heer Marcouch van de top 600-aanpak van Amsterdam?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben inderdaad bij dat werkbezoek geweest. Wat de PvdA-burgemeester van Amsterdam doet om die 600 op te pakken en op te sluiten, en vervolgens in de opsluiting te onderwerpen aan allerlei behandelingen teneinde recidive te voorkomen, vind ik natuurlijk heel goed. Dat bepleit ik hier ook. De heer Brinkman weet echter net zo goed als ik dat wij er meer dan 600 hebben en dat deze minister ook een verantwoordelijkheid heeft.

De heer Brinkman (PVV):

Als ik het goed begrijp, vindt de heer Marcouch de aanpak voor de top 600 helemaal niets, omdat het een druppel op een gloeiende plaat is, en vindt hij dat er gewoon harder moet worden opgetreden en dat de gevangenissen eerder vol moeten raken. Dat vind ik een pluspunt. Maar hoe wil hij dat bereiken? Dat wil hij door meer aandacht te besteden aan jongerenwerk en meer werk in de buurt, door veel meer praten, door reclassering en al dat soort zaken meer. Je moet toch gewoon de gevangenissen vol krijgen? Je moet dus zwaarder straffen en eerder straffen. We moeten er juist voor zorgen dat wij niet al die dingen doen die de heer Marcouch in zijn hele betoog heeft geopperd, zodat al die PvdA-vriendjes in de gemeentes weer aan het werk kunnen.

De heer Marcouch (PvdA):

Collega Brinkman heeft kennelijk zitten slapen. Ik heb het namelijk continu gehad over het verhogen van de pakkans. Ik had het over rechercheurs en over investeren in de pakkans. Tijdens het werkbezoek hebben wij juist gehoord dat de burgemeester van Amsterdam 250 rechercheurs heeft vrijgemaakt om de pakkans van de 600 te verhogen. Er zijn ook cellen vrijgemaakt om hen op te sluiten. Daarbij gaat het er niet alleen om, hen op te sluiten en lang te straffen. Het is ook zaak om er met de ggz, de GGD en allerlei andere partijen voor te zorgen dat de aanpak effectief is. Daar ben ik helemaal voor.

De voorzitter:

Ik wijs de leden erop dat wij vanavond nog een ander debat hebben. Zij moeten dus een beetje beperkt interrumperen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter. Ik zal iedereen even terugbrengen op deze planeet, aarde, anders dan de collega's van de PvdA zonet. Laat het duidelijk zijn: daadkracht en doorpakken kan deze bewindspersonen niet worden ontzegd. Met een enorme bevlogenheid geven zij vorm aan een veilig Nederland.

De VVD, als liberale partij, hecht veel waarde aan vrijheid. Wij willen ervoor zorgen dat mensen in vrijheid kunnen leven en dus niet gebukt gaan onder de overlast of misdaden van anderen. De afgelopen decennia is er heel veel geld en energie verloren gegaan. Steeds weer probeerden wij het de overlast gevende jongeren naar de zin te maken en keer op keer wilden wij calculerende criminelen een kans geven. Dat is de wereld op zijn kop. Dit kabinet heeft ervoor gezorgd dat de aandacht niet langer is gevestigd op de rechten van de dader maar op de rechten van het slachtoffer, en dat werd hoog tijd.

De aanpak van dit kabinet manifesteert zich ook in een betere organisatie. De nationale politie wordt in de steigers gezet. Weg met de toeters en bellen van de huidige koninkrijkjes, en niet langer 48 verschillende uitvoeringen van bijvoorbeeld de surveillanceauto. Het beheer komt in één hand en dus komt er een einde aan deze ontzettend geldverslindende wijze van werken. Heilige huisjes, gekoppeld aan de machtsvraag, worden voorgoed begraven, hoop ik. De bestuurlijke spaghetti wordt ontrafeld, met als gevolg meer capaciteit en, niet onbelangrijk, meer blauw op straat. Aangiften zullen sneller worden afgehandeld, en er worden meer boeven gevangen. De agent voelt zich weer gesteund en de inwoners van Nederland kunnen weer rekenen op de politie.

De heer Marcouch (PvdA):

Mevrouw Hennis zei dat we de afgelopen jaren hebben geïnvesteerd in de aanpak van overlastjongeren et cetera. Ik citeer niet, maar het kwam een beetje over alsof er eerst was geëntertaind en dat wij nu gaan aanpakken. Kan mevrouw Hennis aangeven waarbij zij dat constateert?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Het hele beleid van deze twee bewindspersonen is doorspekt met focus op het slachtoffer. Dat is dus niet alleen kijken naar de calculerende crimineel, zijn rechten, wat we met hem moeten doen en hoe we hem moeten paaien of hoe we het de overlast gevende jongeren naar de zin moeten maken door middel van reisjes of andere toestanden.

Nee, we bekijken hoe we recht kunnen doen aan de rechten van het slachtoffer. Dat is het uitgangspunt van dit kabinet. De heer Marcouch weet net zo goed dat werkelijk elke beleidsreactie en elk initiatief van dit kabinet die focus heeft. Dat kan de heer Marcouch niet ontkennen.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben het met mevrouw Hennis eens dat er in het verleden dingen gedaan zijn waarmee we niet het beoogde effect hebben bereikt. Misschien zijn in bepaalde gemeenten dingen gedaan die niet goed zijn. Mevrouw Hennis kan er toch niet aan voorbijgaan dat de voormalige minister van Justitie, Hirsch Ballin, stevig ingezet heeft op de aanpak van de overlastgroepen? Hij heeft deze groepen in kaart gebracht en heeft gedragsbeïnvloedende maatregelen getroffen. Hij heeft gekozen voor inzet op politie en justitie en op meer snelheid.

De voorzitter:

U moet korter interrumperen, mijnheer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):

Mevrouw Hennis doet met haar betoog het vorige kabinet tekort.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

O gossie, dat is natuurlijk niet de bedoeling. Natuurlijk hebben ook vorige bewindspersonen goede stappen gezet en mooie maatregelen genomen. Maar niet eerder was er zoveel aandacht voor de rechten van de slachtofffer.

Voorzitter. Met de nationale politie voelt de agent zich weer gesteund en kunnen de inwoners van Nederland weer rekenen op de politie. De afgelopen maanden heb ik naast heel veel enthousiasme ook enkele zorgen waargenomen over een eventueel gebrek aan ruimte voor lokale prioriteiten. Natuurlijk is het van belang om deze signalen serieus te nemen. Tegelijkertijd moet het duidelijk zijn dat burgemeesters en raadsleden net zo goed verantwoordelijk zijn voor een veilig Nederland. Vertrouwen in de lokale slagkracht is op zijn plaats. Zichtbare toezicht en handhaving zorgen voor meer orde en veiligheid. Blauw op straat moet dit natuurlijk doen, maar ook gemeenten dienen ergernissen en verloederingen zichtbaar tegen te gaan door de inzet van toezichthouders en handhavers.

Nationale veiligheid begint lokaal. De burgemeester heeft de regie als het gaat om het lokale gezag over de politie, om de openbare orde en om de veiligheid. Raadsleden moeten nauw betrokken zijn bij de uitvoering hiervan. Dat is nu al zo en met de invoering van een nationale politie zal dit niet anders zijn. Sterker nog, een stevige lokale inzet zal het succes van een nationale politie mede bepalen. Of we het nu hebben over de illegale prostitutie in Amsterdam, de wietschuren in Brabant of overlast op het strand van Zandvoort, al deze zaken vragen om een eigen benadering.

Wel is de VVD van mening dat we bij de verdere vormgeving van een nationale politie zeer scherp moeten zijn op de rol van de regioburgemeester. Hij of zij mag niet verworden tot een verkapte korpsbeheerder. De geluiden die ik nu verneem naar aanleiding van de structuren die in de regio's worden opgetuigd, stellen nog niet helemaal gerust. Ik ben echt van mening dat de status van de regioburgemeester gerelativeerd moet worden. Ik vraag de minister om hier bovenop te zitten.

Voorzitter: Bosma

De heer Marcouch (PvdA):

Ik vind ook dat je lokaal moet handelen. Bent u het met mij eens dat het beleid averechts werkt, omdat alle lokale mogelijkheden en middelen die het vorige kabinet heeft ingezet voor de lokale aanpak, nu helemaal weggehaald worden? Dat is toch in contradictie met wat u zegt? U haalt alle middelen weg en tegelijkertijd zegt u dat de gemeenten het moeten doen.

De voorzitter:

Wil de heer Marcouch via de voorzitter spreken?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Kan ik ervan uitgaan dat de heer Marcouch spreekt over de Van Montfrans-gelden?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik spreek niet alleen over de Van Montfrans-gelden. Als je dingen lokaal wilt aanpakken en als je camera's, straatcoaches en toezichthouders wilt inzetten, dan zijn middelen nodig. De minister trekt die allemaal terug.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Gelukkig is er ook nog zoiets als gemeentelijke autonomie en kunnen ook gemeenteraden, burgemeesters en wethouders heel goed prioriteiten stellen binnen de eigen begroting. De heer Marcouch weet heel goed dat grote maatregelen moeten worden genomen en dat 18 mld. moet worden bezuinigd. Dat vindt niet alleen op rijksniveau plaats, maar ook op regionaal en lokaal niveau. Gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor een veilig Nederland en moeten dienovereenkomstig de prioriteiten stellen op lokaal niveau.

De voorzitter:

Afrondend, mijnheer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik concludeer dat u alleen maar zegt …

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter spreken?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik concludeer dat mevrouw Hennis veiligheid een hoge prioriteit geeft, maar dat zij niets doet aan investeringen. Sterker nog, zij haalt alle middelen weg. Als belangrijkste thema's noemt zij nationale politie en strafmaat. Daar alleen wordt het niet veiliger mee.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Dit laat ik mij niet zeggen door de heer Marcouch, voorzitter. Ik denk dat hij heel goed weet – over valse retoriek gesproken – dat dit kabinet, dat bijna 0,5 mld. investeert in de veiligheidsketen, als geen ander laat zien dat het veiligheid serieus neemt. Overal elders, op alle andere beleidsterreinen, worden harde klappen uitgedeeld maar op dit beleidsterrein wordt bijna 0,5 mld. geïnvesteerd. Dat verdient applaus in plaats van slechts zure reacties.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik ben blij met de kritische woorden van mevrouw Hennis over de regioburgemeester. Ik ken diezelfde geluiden. Als ik het goed begrijp, wordt het zo ongeveer een halve dagtaak van de regioburgemeesters. Zou mevrouw Hennis er iets voor voelen om met D66 samen hierin op te trekken, de regioburgemeester uit het wetsvoorstel te halen en in de memorie van toelichting op te nemen dat de burgemeesters een voorzitter uit hun midden kiezen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Mevrouw Berndsen is verleidelijk als altijd, maar ik ga vooralsnog niet op haar voorstel in, omdat ik eerst de antwoorden van de minister en de behandeling van de nationalepolitiewet afwacht. Ik heb mijn zorgen geuit. Ik heb de minister verzocht om er bovenop te zitten en die status zo veel mogelijk te relativeren.

Mevrouw Berndsen (D66):

Wij komen elkaar daarover nog te spreken.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter. Ik kom op een heel ander onderwerp. Met enige regelmaat lezen we over types die ter ontnuchtering een nachtje op het politiebureau doorbrengen omdat zij laveloos op straat liggen, bezopen in de auto stappen dan wel door hysterisch en agressief gedrag de openbare orde verstoren. Insluiting ter ontnuchtering is een belasting voor de politie en niet zonder risico's. Kosten die moeten worden gemaakt voor een eventuele medische beoordeling, komen nu ten laste van de politie. Je roes uitslapen op kosten van de staat blijft voor de VVD een nogal vreemde gang van zaken. De zuiplap betaalt; 's avonds een vent, 's ochtends een kater en de rekening, dat is het uitgangspunt voor de VVD. De Nederlandse politie runt nu eenmaal geen hotel. Is de minister dit met ons eens? Zo ja, op welke wijze kunnen de kosten voor zo'n overnachting dan in rekening worden gebracht bij de zuiplap?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

En interessant voorstel van mevrouw Hennis. Ik heb er wel een vraag bij. Zij zegt: als je een strafbaar feit begaat, ga je er zelf voor betalen. Wil zij dit voorstel breder trekken?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik weet dat een oud-collega uit de Kamer, die op dit moment niet heel ver van mij vandaan zit, daar in het verleden pogingen toe heeft gedaan. Die werden echter steeds als juridisch onmogelijk bestempeld. Daarom heb ik nu mijn vraag beperkt. De dronkaard wordt normaal met een boete heengezonden terwijl er wel heel veel kosten zijn gemaakt voor diens overnachting, eventuele medische beoordeling etc. Ik vraag de minister serieus te kijken naar mijn voorstel en te bepalen of deze kosten direct in rekening kunnen worden gebracht bij de dronkaard. Hoe dat zal gebeuren, laat ik even over aan de minister. In tweede termijn kunnen we daarover verder praten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het voorstel is heel beperkt, zoals mevrouw Hennis al zegt. Je begeeft je echter wel op een glijdende schaal. Je laat immers het principe los dat in het strafrecht de staat tegenover de dader komt te staan. Waar ligt de grens? Moet bijvoorbeeld ook de opsporing in de sfeer van politieonderzoek erbij worden betrokken?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Het wordt nu echt veel te breed getrokken. Ik doe een voorstel binnen bepaalde kaders. Daarover wil ik het hebben. Ik begeef mij niet op een glijdende schaal en trek het ook niet breder, daaraan heb ik geen behoefte.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mevrouw Hennis wil het heel beperkt houden en dat snap ik ook. Dit heeft echter wel een precedentwerking, want je laat een principe los waardoor je een veel bredere discussie kunt opentrekken over het doorberekenen van kosten aan daders.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Of mevrouw Hennis onderkent dat je dit niet geïsoleerd kunt bekijken.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Niet alle zaken zijn gelijk, dus ik wil het echt houden bij het voorbeeld dat ik zojuist heb gegeven en mij daar ook toe beperken.

De heer Çörüz (CDA):

Het is een interessante gedachtegang van mevrouw Hennis. Haar voorstel betreft mensen die ter ontnuchtering een nacht in de politiecel doorbrengen. Haar argumenten gelden natuurlijk bijna identiek voor degenen die drugs gebruiken. Wat vindt zij van het idee om dat punt mee te nemen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Dat vind ik wel interessant. Dank u wel.

Er is niets heerlijker dan op een mooie dag met een motor door Nederland te toeren. Dat zal iedereen met mij eens zijn. Veruit de meeste motorrijders zijn liefhebbers. De VVD is de zogenoemde outlawmotorclubs echter spuugzat.

De heer Recourt (PvdA):

Ik werd getriggerd door het antwoord op de vraag van de heer Çörüz. Mevrouw Hennis houdt het namelijk of heel klein en laat haar voorstel alleen gelden voor de dronkaard, of ze moet het breder trekken. Dan vraag ik mij echter af of het ook moet gelden als de dronkaard een vernieling heeft gepleegd of als je dronken in de auto rijdt. Je kunt dan immers alle kanten op. Is het het principe van: je hebt iets gedaan wat je eigen schuld is en dus betaal je er maar voor? Of houden we het smal?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Natuurlijk heeft de heer Recourt gelijk. Ik heb een afgekaderde vraag gesteld. Daar wens ik antwoord op. Dat betekent echter niet dat we onze ogen moeten sluiten. Bij iemand die bijvoorbeeld totaal in een delirium raakt niet door alcohol- maar door drugsgebruik en ook ter ontnuchtering een nachtje wordt opgesloten, kunnen we dus best bekijken of ook bij hem gelijke problemen worden ondervonden in de praktijk.

De heer Recourt (PvdA):

Daarmee is toch meteen duidelijk dat beperkte kadering eigenlijk niet mogelijk is? Je moet dan toch het principe aan de orde stellen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Mijn vraag was echt gekaderd en daar blijf ik bij.

Voorzitter. Ik ga weer terug naar de motor. Ik zei dat het heerlijk was om door Nederland te toeren met de motor, maar dat de VVD de zogenoemde outlawmotorclubs echt spuugzat is. Er is sprake van rivaliserende bendes, afpersing, mishandeling, illegale handel en ook moord en doodslag. Het gaat hier allang niet meer om lekker toeren op de motor, maar om macht en groot geld. In publicaties worden de motorbendes neergezet als succesvolle misdaadondernemingen. Het criminele geld vindt zijn weg naar de bovenwereld via cafés, garages, tattooshops en zonnestudio's. Daarnaast zou de politie ook betrokkenheid constateren bij vechtsportgala's en growshops en in de veiligheidsbranche.

Dat dit onder onze neus kan gebeuren, is echt te gek om los te lopen. De geloofwaardigheid van de Nederlandse rechtsstaat is hiermee al een tijdje in het geding. Wat gaat de minister doen? Kan de Wet Bibob überhaupt nog iets betekenen in dezen? Is er concreet sprake van een outlawbikeraanpak? Zo ja, kan ik hier een uiteenzetting van tegemoet zien? Hoeveel outlawbikers zijn er in de afgelopen twee jaar eigenlijk vervolgd en veroordeeld en waarvoor? Met de aanpak van individuele leden voor bijvoorbeeld mishandeling of vuurwapenbezit behoren drugslijnen en illegale wapenhandel natuurlijk nog niet tot het verleden. Dat is evident. Hoe kan het echter dat het politie en justitie nog altijd niet lukt om deze clubs als criminele organisaties te bestempelen? Hoeveel overlast, drugs, vuurwapens, agressie en geweld moeten eraan te pas komen? Deze wilde outlawbikercriminelen vragen om wilde oplossingen. Kunnen we ervan uitgaan dat mislukkingen van politie en justitie uit het verleden nieuwe pogingen om deze clubs aan te pakken niet in de weg staan? Welke wettelijke belemmeringen zijn er op dit moment? Dat is een heel concrete vraag. Wellicht belangrijker is de vraag welke mogelijkheden de minister ziet om deze clubs een definitieve genadeslag toe te dienen. Is een wetswijziging noodzakelijk? Zo ja, welke is dat dan? Gaan de bewindspersonen hier werk van maken?

Vorige week las ik dat de Arbeidsinspectie opnieuw gaat kijken naar de werkomstandigheden bij de politie. Twee jaar geleden bleek namelijk dat te veel korpsen te weinig doen aan agressie en geweld tegen agenten. De VVD beschouwt de controle hierop natuurlijk als belangrijk. Die politieorganisatie moet altijd zijn toegerust op het doen van aangifte, het geven van een reactie aan de dader en het verhalen van de schade op de dader. Ook voor ons is een veilige publieke taak van groot belang. In dit kader vraagt de VVD meer ruimte voor het gebruik van geweld door de politie. Met sussende woorden alleen zijn het gezag en de geloofwaardigheid van de politie niet gediend. De agenten moeten zich gesteund weten als zij optreden. De interne cultuur is op tal van punten debet aan de ontstane situatie. Naast de structuren voor de nationale politie is een cultuuromslag in de hele organisatie minstens zo belangrijk. Hoe gaat de minister dit inzichtelijk maken?

Een ander gevoel bekroop mij bij het volgende punt van de inspectie. Politiemensen moeten soms te lang achtereen werken. Ook krijgen ze daarna niet voldoende rust, zo werd gesteld. Met geen woord werd gerept over de vele regels die de inzet van de politie steeds verder hebben ingeperkt. Deze regels zijn een grote ergernis van veel agenten zelf. De behoefte aan flexibiliteit is immers groot. Boeven en raddraaiers klokken niet om negen uur in en om vijf uur weer uit. Wordt er eindelijk werk gemaakt van een stelsel dat aansluit op het werkaanbod, desnoods in de vorm van een arbeidstijdenbesluit? Ook de ATW lijkt namelijk voor de nodige belemmeringen te zorgen.

De VVD-fractie vraagt ook aandacht voor de zogenoemde coldcaseteams. Die hebben hun meerwaarde de afgelopen jaren bewezen. Het signaal is duidelijk: al is de dader nog zo sluw, uiteindelijk trekken politie en justitie aan het langste eind. De komst van een nationale politie biedt een kans. Vele officieren houden een pleidooi voor een landelijk coldcaseteam. Pakt de minister deze handschoen op?

In dit kader vraag ik ook aandacht voor de gegevens die zijn opgeslagen in de voormalige bedrijfsprocessensystemen. Het OM beweert dat het allemaal wel meevalt, maar de geluiden vanaf de werkvloer zijn toch echt anders. De VVD-fractie doet dan ook een dringend beroep op de minister om dit serieus te nemen. Met één druk op de knop gegevens weggooien die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van oude moordzaken en vermissingen, is voor de VVD-fractie niet uit te leggen aan de nabestaanden. Ik krijg hierop graag een concrete reactie van de minister.

Nog even over de veiligheidshuizen. Die leveren een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. Bijna alle veiligheidshuizen signaleren echter dat het OM onvoldoende of te willekeurig aanwezig is. Het OM stelt op zijn beurt dat er onvoldoende capaciteit is om met meer manuren aanwezig te zijn, en dat interne werkprocessen van het OM niet aansluiten bij de behoeften van de veiligheidshuizen. Maar waar een wil is, is een weg. Een veilig Nederland is immers het doel. Zoals bekend leveren de veiligheidshuizen ook een belangrijke bijdrage aan de aanpak van veelplegers. Zo'n veelpleger kost de samenleving veel geld: tussen de € 250.000 en € 500.000 per jaar. In Ede heeft de inzet van het veiligheidshuis geleid tot een daling van het aantal veelplegers met zo'n 65%. Tel uit je winst. Is de minister bereid werk te maken van het beter en regelmatig aanwezig zijn van het OM?

Tijdens de werkbezoeken is intensief gesproken over het zorgmijdende gedrag van veelplegers. Als tijdens het resocialisatieproces begeleiding wordt geweigerd, heeft de samenleving het nakijken, omdat het hier niet zelden gaat om min of meer wandelende tijdbommetjes. Er zijn voorbeelden genoeg: van bedreigingen en verbale agressie tot het simpelweg in elkaar rossen van iemand in een rolstoel en erger. Dat is onacceptabel. Natuurlijk zijn er mogelijkheden via de rechterlijke macht, maar die lijken in de praktijk te beperkt. Dat is het geluid vanaf de werkvloer. Er is een groep actieve veelplegers waarbij maar één ding helpt: opsluiten. Laat daarover geen misverstand bestaan. Mijn betoog richt zich dan ook niet zozeer op de veelplegers die een ISD-maatregel opgelegd hebben gekregen, maar meer op de veelplegers die deze maatregel niet hebben opgelegd gekregen dan wel weer op vrije voeten zijn, claimen genezen te zijn en zorg en begeleiding weigeren. Zien de bewindspersonen ruimte voor een groter en breder dwangkader tijdens het resocialisatieproces?

De heer Recourt (PvdA):

Met genoegen hoor ik het betoog aan van collega Hennis-Plasschaert. Ik moet echter constateren dat er juist bezuinigd wordt op de begeleiding van zorgmijdende veelplegers. Is mevrouw Hennis-Plasschaert bereid alle initiatieven te steunen die de bezuinigingen ongedaan maken?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Bezuinigen betekent niet altijd gelijk iets afschaffen. Er kan ook op een efficiëntere manier worden geweigerd. Vandaar mijn vraag aan de bewindspersonen of er ruimte is voor meer dwangkader. Ik wil graag de antwoorden even afwachten, en dan kunnen we in tweede termijn daarop terugkomen.

De heer Recourt (PvdA):

De tweede termijn is heel kort. Daarom wil ik in ieder geval de uitgangspunten van de VVD-fractie weten.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ja, ik heb tien minuten, dus …

De heer Recourt (PvdA):

In tweede termijn zelfs. Zijn de uitgangspunten: laten we dat steviger aanzetten, steviger aankleden, en laten we kijken hoe we dat het beste kunnen doen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ja.

De heer Recourt (PvdA):

Goed. Dan wachten we het even af

De voorzitter:

Mevrouw Hennis-Plasschaert, u hebt nog negentien seconden.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Echt?

De voorzitter:

Nu achttien.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik ga toch even het volgende puntje maken over de meldkamer. De minister zegt heel vaak: we gaan het doen. Maar wanneer wordt dit ei gelegd? De geluiden vanuit het Veiligheidsberaad zijn weinig hoopgevend. De tien regionale eenheden zijn vertrekpunt, maar op basis waarvan? In Londen is één meldkamer voor een verzorgingsgebied met de omvang van Nederland, zo ook in New York. Wat houdt ons tegen? Waar praten we überhaupt over, alleen over noodhulp of bouwen we ook een intelfuntie in? Sluit het concept aan bij de toekomst, bij crisismanagement en bij de toenemende invloed van social media? Wat doen we met AMBER Alert en cameratoezicht?

Het centrale model is voor de VVD-fractie het uitgangspunt en het momentum is nu. Gebruik desnoods onafhankelijk onderzoek. We weten allemaal dat TNO een volledig uitgerust lab beschikbaar heeft. Ontwikkel, realiseer en proef; dit kan in een paar weken. Waar wachten we op?

Voor de VVD-fractie is het duidelijk dat deze bewindspersonen goed bezig zijn, maar let wel: de aandacht mag niet verslappen. Terwijl wij hier praten, vinden er buiten nog grove misstanden plaats en worden ouderen, ook in eigen woning, in elkaar geslagen. Dit overkwam de 76-jarige pianojuf Dini van den Assem afgelopen vrijdag. Het tuig dat hierachter zit, mag de dans nooit ontspringen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik heb nog een verduidelijkingsvraag aan mevrouw Hennis over de meldkamer. Hoor ik het goed dat zij zegt dat er wel één meldkamer voor heel Nederland kan komen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

In het centrale model kunnen er drie uitgiftepunten zijn. Het regeerakkoord is uiteraard leidend, maar het centrale model kan heel goed drie zijn, maar niet meer dan dat, dus zeker geen tien.

Mevrouw Berndsen (D66):

Dan zet ik toch vraagtekens bij hoe dat in de praktijk gaat. Op dit moment worden de politie-eenheden die de noodhulp draaien bij de politie aangestuurd vanuit de meldkamer. Dan is lokale bekendheid – het begrip "lokaal" definieer ik dan wat breder – van buitengewoon groot belang. Als voorbeeld geef ik wel eens de meldkamer in Hilversum. Als die centralisten het gebied niet zo goed gekend hadden, was de dader van de moord op de heer Fortuyn misschien wel veel moeilijker of helemaal nooit gepakt.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Berndsen (D66):

Hoe stelt mevrouw Hennis zich dat voor?

Voorzitter, we zijn wel bezig met een begrotingsdebat. Ik ben me bewust van wat er nog gaat komen vanavond, maar ik vind wel dat we de tijd mogen nemen om elkaar te bevragen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Mevrouw Berndsen gaat voorbij aan het feit dat er in andere landen één meldkamer is – dus geen drie – voor een verzorgingsgebied met de omvang van Nederland en dat dit daar geen enkel probleem oplevert. Haar zorgen over de regioburgemeester heeft zij net kenbaar gemaakt en die lijken wij tot op zekere hoogte te delen. Als mevrouw Berndsen echter op enigerlei wijze status wil toekennen aan de regioburgemeester moet zij vooral vasthouden aan tien meldkamers.

Mevrouw Berndsen (D66):

De meldkamer wordt aangestuurd vanuit de veiligheidsregio en niet vanuit de politie; dat staat in de Wet veiligheidsregio's. Dat is dus van een andere orde. Ik heb mevrouw Hennis gevraagd of zij vindt dat de werkwijze bij de politie op dit punt moet veranderen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Werken met een nieuw model zal enige aanpassing vragen. Als het elders goed geregeld is, ga ik ervan uit dat het ook in Nederland goed georganiseerd kan worden. Dit zeggen ook de diensten zelf, waaronder de politie.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over de begroting voor 2012 van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze begroting heeft tot doel om Nederland veiliger te maken. Ook binnen mijn deel van de portefeuille is het een duidelijke, stoere en heldere begroting. Er worden meetbare afspraken en ijkpunten ingebouwd, waarop wij de bewindspersonen in de toekomst kunnen afrekenen. De pakkans gaat concreet omhoog, de oplossingspercentages worden concreet hoger, criminaliteit wordt echt aangepakt en waar nodig wordt strenger gestraft. Rechters wordt de ruimte geboden – dit zeg ik specifiek tegen de heer Recourt – om binnen het kader van bredere mogelijkheden passende straffen op te leggen.

Collega Hennis heeft het al gezegd: heel essentieel voor de VVD-fractie is de verschuiving van de aandacht van het dadergerichte strafrecht naar het slachtoffergerichte strafrecht. Er komt meer begrip voor de positie van het slachtoffer. Heel belangrijk is ook een integrale benadering van het slachtoffer. Het slachtoffer hoeft niet zelf aan de slag om problemen te voorkomen; dit moet vanuit de zorg voor slachtoffers worden gedaan. Wij kijken dan ook met grote belangstelling uit naar het aangekondigde wetsvoorstel over de uitbreiding van het spreekrecht voor slachtoffers. Ik vraag de bewindspersonen wanneer wij dit wetsvoorstel tegemoet kunnen zien.

De VVD-fractie heeft desondanks grote zorgen over het recidivecijfer en deze blijft zij ook houden. Eerder dit jaar heb ik daarvoor al aandacht gevraagd. De cijfers zijn buitengewoon ernstig. We kunnen deze tegenwoordig heel mooi over een lange periode bezien. De tienjaarsrecidive bedraagt 75,6%. Wij spreken dan over ex-gedetineerden die in 2001 uit de gevangenis zijn gekomen en binnen tien jaar weer in aanraking zijn gekomen met justitie. Dat kan en mag niet zo voortgaan. Hetzelfde geldt voor de ex-pupillen van een justitiële jeugdinrichting in het jaar 2001. Van hen is in tien jaar tijd 81,5% opnieuw in aanraking gekomen met justitie. Dat zijn cijfers waarover de VVD-fractie echt heel ongelukkig is. De inzet van de VVD-fractie is er dan ook op gericht om op wetenschappelijke basis programma's te bieden, niet alleen in de gevangenissen, maar ook op andere manieren door middel van de reclassering, om er op termijn voor te zorgen dat de recidivecijfers omlaag gaan.

De heer Schouw (D66):

De heer Van der Steur en ik zijn het eens over de recidive. Ik ben echter wel benieuwd naar de aanpak. De heer Van der Steur sprak over wetenschappelijk onderzoek en kennis als basis voor het beleid. Daarmee ben ik het eens, maar naar mijn inzicht helpt hetgeen het kabinet wil, namelijk het opleggen van langere straffen, niet om het aantal recidivegevallen naar beneden te brengen.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ken de heer Schouw als een man met een wetenschappelijke achtergrond. De wetenschappelijke feiten zijn iets anders dan de heer Schouw nu doet vermoeden. Ten eerste is bewezen dat kortere gevangenisstraffen minder succesvol zijn voor het voorkomen van recidive dan langere gevangenisstraffen. Dat is een keer uitgerekend aan de hand van gevangenisstraffen van twee maanden en vier maanden. Ten tweede is het algemeen bekend en onmogelijk te weerleggen dat iemand die in de gevangenis zit, op geen enkele manier kan recidiveren. Alleen dat al betekent dat een gevangenisstraf, zeker als deze langer is, ervoor zorgt dat er minder recidive is. Dat werkt bijvoorbeeld zo op het gebied van de ISD-maatregel, waarbij veelplegers langer worden opgesloten. Deze maatregel is al eerder aan de orde gekomen. Uit wetenschappelijk onderzoek van Tilburg University is gebleken dat dit een heel positieve werking heeft op de recidivecijfers.

De heer Schouw (D66):

Hier is volgens mij een tweede knutselprofessor aan het woord. Wij hebben gisteren over de eerste knutselprofessor gehoord. De discussie gaat over een feit van algemeen belang. Als je mensen opsluit, kunnen ze niks doen, maar dan moet je ze echt allemaal levenslang opsluiten. Dat wil dit kabinet wel, maar dat is niet de juiste weg. Ik vind dat de heer Van der Steur zich moet richten op het woord "kennis", dat hij zelf net uitsprak. Ik noem de publicatie Sociale veiligheid ontsleuteld van het SCP waarin de prietpraat over langer straffen wordt ontmaskerd. Ik noem ook het WODC-onderzoek In de oude fout uit 2009, waarin wordt aangetoond dat minder straffen, maar een goede opvang en een goede reclasseringsbehandeling werkt om het aantal recidivegevallen naar beneden te brengen. Wil de heer Van der Steur daar eens op reageren? Dat wordt namelijk gesteld op basis van wetenschappelijke studies.

De heer Van der Steur (VVD):

Tot mijn grote vreugde kan ik de heer Schouw verwijzen naar de documenten die hijzelf in de hand heeft. Ik heb daar onder andere in het algemeen overleg over reclassering naar verwezen. Ik heb daarmee laten zien dat het juist essentieel is om na een gevangenisstraf ervoor te zorgen dat wij reclasseringswerk doen op basis van evidencebased wetenschappelijk onderzoek. Ik doel op het What works-programma, om heel precies te zijn. In combinatie met straffen op maat zal dit een daling van de recidivecijfers tot gevolg hebben.

De heer Schouw (D66):

Mijn stelling is dat langer straffen niet helpt. Ik stel vast dat de woordvoerder van de VVD-fractie geen enkel wetenschappelijk rapport of inzicht heeft dat dit weerlegt. Misschien is dit een uitdaging voor het kabinet om daar eens op te reageren. Is door middel van wetenschappelijk onderzoek aan te tonen dat het zogenaamde langer straffen van cowboys wel helpt?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik neem afstand van de kwalificaties die de heer Schouw in dit debat te berde meent te moeten brengen. Ik vind dat ook niet juist, zeker niet in het licht van het feit dat degenen tegen wie hij het zegt, zich niet kunnen verdedigen, omdat zij nog niet aan het woord zijn. Daarom zeg ik dit namens hen. Ik werp de gedachte verre van mij dat de heer Schouw gelijk zou hebben dat de VVD-fractie zich voor haar standpunten niet op wetenschappelijk onderzoek baseert. In essentie doet de VVD-fractie dat juist wel. Zij maakt ook een duidelijke keuze om de samenleving te beschermen, maar dat is kennelijk een andere keuze dan die de heer Schouw met zijn D66-fractie zou willen.

Ik ga verder met de innovatieagenda. Wij hebben pas kortgeleden een veelbelovende brief van het kabinet ontvangen, waarin de innovatieagenda voor de komende jaren wordt uiteengezet. Op een aantal belangrijke punten zal ons rechtsbestel worden verbeterd. Mediation wordt verder uitgewerkt en daarbij zullen wij samen met het kabinet optrekken. De VVD-fractie heeft namelijk een initiatiefwetsvoorstel over mediation in voorbereiding, zoals algemeen bekend is. Wij zullen werken aan de verbetering, de herziening, van de gerechtelijke kaart. Ik stel echter de volgende interessante vraag aan de minister. Wanneer verwacht hij dat de innovatieagenda concrete opbrengsten laat zien? Dat moet zich niet alleen uiten in financiële zin maar ook in een verbetering van de rechtsprocessen die wij in Nederland hebben.

Ook het onderwerp van de griffierechten ligt op tafel.

De voorzitter:

De heer Recourt heeft volgens mij nog een vraag over het vorige onderwerp.

De heer Recourt (PvdA):

Ja, ik merk dat ik op het juiste moment naar voren kom. Ik haak in op mediation in relatie tot de griffierechten. Is de heer Van der Steur het met ons eens dat toegang tot de rechter een noodzakelijke voorwaarde voor een succesvolle mediation is, in het kader van het "beschaduwen" van het recht? Om buiten rechte tot een gemeenschappelijke overeenkomst te komen, moet je je vertrouwd weten dat je alsnog naar de redelijke, onpartijdige rechter kunt als je er niet uitkomt of als een partij zich onredelijk opstelt.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb misschien op een andere manier dan de heer Recourt, als advocaat, veel ervaring met mediationprocedures opgedaan. Daarbij speelt juist het volgende. Er bestaat een rechtelijke procedure, maar het gaat erom dat mensen de daadwerkelijke behoefte hebben om samen een geschil op te lossen omdat zij herkennen er erkennen dat twee partijen die ruzie hebben maar die elkaar in de toekomst misschien weer nodig hebben, uit een geschil moeten komen. Er zijn veel meer mogelijkheden naast een juridische procedure, zoals de heer Recourt weet. Ik noem bindend advies, arbitrage; je kunt een geschil ook op alle allerlei andere manieren beslechten. Ik kijk de heer Recourt vragend aan, want ik heb nooit gezien dat de mogelijkheid van een juridische procedure de doorslaggevende reden is waarom mediation werkt. Dat heeft namelijk te maken met een goede mediator.

De heer Recourt (PvdA):

Waarschijnlijk heeft de heer Van der Steur dat nooit gezien, omdat de mogelijkheid bestond om je tot de rechter te wenden. Ik kon constateer dat mediators zelf, de Raad voor de rechtspraak, de Orde van Advocaten enzovoorts zeggen dat het achterliggende vangnet een van de succesfactoren van mediation is. Is de heer Van der Steur het daarmee eens?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb de heer Recourt al eerder horen zeggen dat er in zijn beleving met de invoering van de verhoging van het griffierechtenstelsel geen enkele mogelijkheid meer is om bij de rechter te komen, maar ik neem een simpel voorbeeld, waar veel ruzie over is: de overhangende takken van de boom in de tuin van de buren, waarbij de bladeren en appels in de eigen tuin terechtkomen. Ik pak even het voorbeeld erbij dat we gisteren hebben gekregen. Als men daarover wil procederen, kost dat de eisende partij € 125 aan griffierechten. De gedaagde partij hoeft bij die kantonrechterzaak niets te betalen. Waar is dan de belemmering van de toegang van het recht? Als je het zo belangrijk vindt om van de appels in je tuin af te komen, is een investering van € 125 toch niet teveel gevraagd? Op het moment dat je wint, krijg je het geld nog terug ook.

De heer Recourt (PvdA):

De heer Van der Steur weet net zo goed als ik dat mediation over overhangende appelboomtakken weliswaar voorkomt, maar niet zo heel veel. Mediation speelt veel meer bij echtscheidingen en een veelvoud van andere procedures, waar je heel andere rekensommetjes op los kunt laten en waar de drempel daadwerkelijk hoog is.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ben het daarover volkomen eens met de heer Recourt. Ik kijk weer even naar ons staffeltje. Bij familiezaken kost dezelfde procedure dezelfde € 125 in het huidige voorstel van het kabinet. Er zijn geen griffierechten voor de gedaagde. Vervolgens komt er echter een gigantische rekening van de advocaten om de hoek zetten; daar hoor ik de heer Recourt niet over spreken in het kader van de toegang van het recht. Hij moet mij in tweede termijn maar eens uitleggen hoe hij nu echt denkt over de kosten van de rechtspraak.

Voorzitter. Zo zijn we mooi aangekomen bij de griffierechten. Het voorstel dat er nu ligt, is aanzienlijk beter dan het eerdere voorstel dat op tafel heeft gelegen. Complimenten voor de manier waarop de bewindslieden daarmee zijn omgegaan. Er was veel onmin en veel zorg over het voorstel. Overigens leeft deze zorg ook bij de VVD-fractie. We zullen het voorstel dan ook zorgvuldig bekijken en wegen. We hebben daar in de afgelopen twee dagen nog niet genoeg tijd gehad. We hebben hierover alvast twee vragen. Mijn eerste vraag: is de minister bereid om in het kader van de begrotingsbehandeling toe te zeggen dat hij de effecten van de invoering van de verhoging van de griffierechten periodiek zal meten en zal monitoren wat er gebeurt met de toegang tot het recht? Mijn tweede vraag is een vraag van technische aard. Is de minister bereid om een knip te overwegen of te laten onderzoeken? We zouden een knip kunnen aanleggen bij het berekenen van griffierechten in de civiele procedures na de comparitie van partijen na antwoord. Na het eerste deel van de procesgang stopt deze in veel gevallen. Je zou kunnen overwegen om een tweede rekening te sturen als partijen besluiten om door te procederen. Als dat nodig is, kan het de griffierechten in eerste aanleg lager maken. Daar is de VVD-fractie op zich niet tegen.

De voorzitter:

Het voorstel over de griffierechten is eergisteren ingediend. Ik stel dus voor dat we daar niet te veel op ingaan.

De heer Van der Steur (VVD):

Maar het zit wel in de begroting.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik ga toch even in op de griffierechten, maar ik moet eerst zeggen dat ik met stijgende verbazing sta te luisteren. De heer Van der Steur presteert het om snoeiharde bezuinigingen, waarbij de rechtsstaat wordt uitgekleed, te verkopen als dure biologische biefstuk voor iedereen en lolly's voor de kinderen toe. Dat vind ik knap.

Ik heb de heer Van der Steur net het voorbeeld van de overhangende takken horen geven en hij zegt dat het allemaal wel meevalt, maar hoe zit het als de burger een conflict heeft met de overheid? Daar zit mijn grootste punt van zorg. De overheid maakt zich namelijk verdacht door de toegang tot de rechter voor burgers die een conflict hebben met de overheid, te beperken. Of heeft de heer Van der Steur daar ook zo'n mooi voorbeeld voor?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat heeft de heer Van der Steur ook. Als mevrouw Gesthuizen een onvermogende zou zijn, betaalt zij, als zij tegen de overheid procedeert, € 125 volgens het voorstel dat op tafel ligt. Misschien heeft zij dit bedrag eerder gehoord. Mocht zij een middeninkomen hebben, dan betaalt zij € 188. Dat gaat over de zaken waarop een laag tarief van toepassing is. Voor zaken waarop een hoog tarief van toepassing is, loopt het bedrag voor iemand met een middeninkomen op naar € 300. Wie boven het middeninkomen zit, komt uit op € 250 respectievelijk € 400. Dat is hier voorgesteld. Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de eerdere voorstellen. Iedereen liep te hoop tegen het tarief van € 500 in bestuurszaken. Daaraan is het kabinet in belangrijke mate tegemoetgekomen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De kosten gaan eigenlijk alleen maar omlaag, als ik de heer Van der Steur dit rijtje zo hoor noemen. In de visie van de VVD gaan de kosten voor mensen die een procedure willen aanspannen bij de rechter tegen beschikkingen en besluiten van de overheid dus alleen maar omlaag; zegt de heer Van der Steur dat nu?

De heer Van der Steur (VVD):

Nee, ik vrees dat mevrouw Gesthuizen het voorstel van het kabinet niet gelezen heeft. Dat is jammer, want dat maakt de discussie een beetje lastig. Er lag een voorstel waar veel bezwaar tegen was en daarop is er een aangepast voorstel gekomen. Ik spreek nu over het aangepaste voorstel. Daarvoor complimenteer ik de bewindslieden, omdat zij daarmee hebben laten zien dat zij geluisterd hebben naar de bezwaren die onder andere ook uit de samenleving zijn gekomen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nu komt de aap uit de mouw. De heer Van der Steur laat nu heel duidelijk merken dat het ging om een nog veel slechter voorstel. Dit voorstel is nu enigszins afgezwakt. Ik wil maar even gezegd hebben dat die € 125 voor een onvermogende – de heer Van der Steur gebruikte dat woord zelf – inderdaad te veel is en er dan dus niet geprocedeerd wordt.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter, u had helemaal gelijk: wij komen nog uitgebreid te spreken over die griffierechten. Toch heb ik nog een vraag. Ik geef de heer Van der Steur graag toe dat het vrij waardeloze voorstel iets minder waardeloos is gemaakt. Alleen, mij valt op aan het voorstel dat het 240 mln. moet opleveren, maar dat er voor 100 mln. wordt weggegooid omdat er compenserende maatregelen moeten worden genomen. Je haalt dus 240 mln. binnen en geeft tegelijkertijd 100 mln. uit om te compenseren. Dat is toch een domme beleidsregel.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ga het één keer doen. Ik doe het niet graag, maar de opmerking van de heer Schouw is zelf een beetje dom. Die 100 mln. is verwerkt in het voorstel dat op tafel ligt. De heer Schouw heeft niet helemaal begrepen hoe het voorstel in elkaar steekt. Ik denk dat het beter is dat ik het debat met de heer Schouw over dit onderwerp, gegeven zijn gebrek aan kennis, op een later tijdstip, bij de behandeling van het wetsvoorstel zelf, voortzet. Dat lijkt mij verstandiger, ook voor degenen die nu proberen om dit debat te volgen. Die zullen namelijk onmiddellijk ontdekken dat het vrij lastig is om op elkaar in te gaan als een van beiden de zaken wel kent en de ander niet.

De heer Schouw (D66):

Dat is ook een manier om je ervan af te maken. Dat lukt misschien op ledenavondjes van de VVD, maar niet hier. Het is heel simpel te volgen. Dit kabinet probeert 240 mln. binnen te harken, maar geeft van dat bedrag weer 100 mln. terug om te compenseren. Ik heb nog nooit een dergelijke maatregel gezien, waarbij aan de ene kant geld wordt binnengehaald en aan de andere kant een heel groot bedrag, namelijk 100 mln., wordt weggegooid. Iedereen begrijpt dit. Dat is toch geen normale regeling? Dat is toch een idiote regeling?

De heer Van der Steur (VVD):

Nee, dat is helemaal geen idiote regeling. Het gaat hierbij om een verhoging van de griffierechten voor iedereen. Vervolgens heeft het kabinet 100 mln. uitgetrokken om de effecten te compenseren die het, voor een deel mede naar aanleiding van opmerkingen uit de samenleving, ongewenst vindt. Daarmee ligt er nu een voorstel waarvan ik zeg: ik bezie het nog steeds met zorg, maar het is aanzienlijk beter dan wat er lag. Dat is ook de opmerking die ik heb gemaakt.

De voorzitter:

Afrondend, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Ik kan mij toch niet aan de indruk onttrekken dat de heer Van der Steur echt niet inhoudelijk reageert op deze kwestie. Misschien heeft dat te maken met zijn gebrekkige kennis op dit punt. Mijn conclusie is dat het rondpompen van geld, veel bureaucratie en veel regelgeving per saldo een hoop schade aan de samenleving toebrengt en financieel verhoudingsgewijs heel weinig oplevert.

De heer Dibi (GroenLinks):

Er ligt een gewijzigd voorstel waarover wij nog gaan spreken. Is het bezuinigingsbedrag lager in het gewijzigde voorstel? En kan de heer Van der Steur aangeven hoeveel een zwangere vrouw moet gaan betalen die onterecht ontslagen wordt en hoeveel een zzp'er moet gaan betalen die zijn geld niet krijgt voor de opdrachten die hij heeft uitgevoerd? Hoeveel moet een letselschadeslachtoffer gaan betalen die buiten zijn schuld om in een ongeluk is terechtgekomen? En hoeveel moeten mensen gaan betalen die in onmin leven en willen gaan scheiden? Kan de heer Van der Steur dat aangeven?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb een beetje een probleem. De heer Dibi stelt over het algemeen vragen waar ik het antwoord zelf op weet. Dat is mijn antwoord op de eerste vraag: wat is het totale bedrag van de bezuinigingen die ingeboekt zijn en waarover een akkoord is gesloten? De heer Dibi kent het cijfer waarschijnlijk nog veel beter dan ik. We weten het namelijk allebei. De heer Schouw heeft het ook net genoemd. Dus per saldo is die vraag al beantwoord, alleen vraag ik me dan af waarom de heer Dibi de vraag alsnog stelt. Voor alle andere punten verwijs ik de heer Dibi heel graag naar het wetsvoorstel, waarvan hij zelf al zei dat we dat binnenkort gaan bespreken. Het lijkt mij niet opportuun om het hele rijtje van de heer Dibi af te gaan; ik heb namelijk al een aantal van die voorbeelden genoemd. Als de heer Dibi dat zou willen, dan ligt het voor hem op mijn bureau. Hij kan het rustig inzien; dat is geen enkel probleem.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb geen enkel antwoord gekregen. In het gewijzigde voorstel gaat het om 240 mln. Dat is evenveel als in het vorige voorstel. Het is onbegrijpelijk om ineens lyrisch te doen over de effecten van het gewijzigde voorstel ten opzichte van het vorige voorstel, omdat het gewijzigde voorstel een even harde aanslag op de rechtsstaat is.

En dan die andere vraag. Ik pik één van de voorbeelden eruit, dat van een letselschadeslachtoffer, iemand die buiten zijn schuld bij een verkeersongeval betrokken is geraakt en zijn gelijk wil halen. Hoeveel moet hij gaan betalen door dit voorstel van het kabinet?

De heer Van der Steur (VVD):

Laat ik beginnen met het eerste punt. Ik geef wel degelijk antwoord op de vragen die de heer Dibi stelt. De heer Dibi stelt in het algemeen – hij doet dat wel vaker en ik vind dat ook wel leuk – vragen waarop hij het antwoord zelf al lang weet. Dan rijst de vraag waarom hij dan nog de vraag stelt, maar dat heeft kennelijk te maken met de manier waarop GroenLinks in dit geval politiek bedrijft.

De VVD heeft niet lyrisch gedaan over dit voorstel. Het is een voorstel dat wij met zorg bezien. De heer Dibi zal zich kunnen herinneren dat ik dat gezegd heb. Die zorg vloeit wel degelijk ook voort uit de vraag of de toegang tot de rechter door het huidige voorstel niet nog steeds, niet nog of nog steeds onevenredig moeilijk wordt gemaakt. Die zorg zal ik ook namens de VVD-fractie uiten bij de behandeling van het voorstel. Als de heer Dibi echter een antwoord wil op zijn vraag: het hangt af van de uiteindelijke schadeclaim. Als de schade € 90.000 zou zijn, zou je € 750 moeten betalen. Dat wordt dan later weer terugbetaald.

De voorzitter:

Afrondend, mijnheer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Een echte liberaal, een echte VVD'er, zou bij het horen van "kostendekkend maken van griffierechten" rode vlekken moeten krijgen, direct opheldering moeten vragen en tegen het kabinet moeten zeggen dat wij dit niet gaan doen. De heer Van der Steur kan wel zeggen dat wij het gaan checken, dat wij gaan monitoren of het drempels oplevert bij de rechter, maar iedereen weet het al lang. Alle mensen die geconsulteerd zijn, hebben gezegd dat dit een keiharde aanslag op de rechtsstaat zal zijn. De VVD zou juist een bondgenoot moeten zijn van de oppositie, die zegt dat dit te hard en te onevenredig terugslaat op mensen die hun recht willen halen. Vindt de heer Van der Steur het acceptabel dat in het voorbeeld dat ik noemde – maar ik kan nog tig andere noemen – iemand zo veel geld moet betalen om zijn recht te halen?

De heer Van der Steur (VVD):

Om antwoord te geven op het eerste punt, wij praten niet over kostendekkende griffierechten. Het is heel goed dat we dat de heer Dibi nog even uitleggen, want daarover bestaat dus een misverstand. De rechtspraak in Nederland kost 1 mld. Deze bezuinigingsmaatregel levert 240 mln. op. Er wordt al een bedrag betaald van om en nabij 150 mln. Deze twee maatregelen bij elkaar zorgen er dus nog niet eens voor dat de helft van de rechtspraak extern wordt bekostigd. De Staat betaalt nog meer dan de helft van de kosten voor rechtspraak bij. De heer Dibi heeft volkomen ongelijk; er is geen sprake van kostendekkende griffierechten. Als dat wel zo zou zijn, zou ik als VVD'er en als liberaal daarmee veel meer moeite hebben dan met het huidige voorstel. Dat dekt bij lange na de kosten niet. Het wordt wel zo genoemd, maar dat is niet juist.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wij hoorden net het voorstel van mevrouw Hennis-Plasschaert over een strafrechtelijk feit waarvoor betaald moest gaan worden, namelijk de kosten voor een verblijf in de cel. Als ik dit consequent doortrek, zou dit volgens de VVD moeten betekenen dat griffierechten betaald moeten worden voor het strafrecht. Klopt dat?

De heer Van der Steur (VVD):

Mevrouw Schouten zal deze vraag nader moeten uitleggen. Toen ik nog een cursus debatteren gaf, heb ik altijd geleerd dat een van de gevaarlijkste drogredenen de drogreden van het hellend vlak is. Dat is een drogreden dat je automatisch in de put eindigt als je a zegt, dat als je besluit om vandaag een glas cola te drinken, je morgen alcoholist bent. Dat is de argumentatie van mevrouw Schouten en ik volg die niet meer. Als zij die wil uitleggen, graag.

De voorzitter:

Fijn dat we nog wat debattraining van u krijgen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Fijn dat ik de mogelijkheid krijg om het uit te leggen. Het principe is namelijk hetzelfde. Er wordt gevraagd om bij te dragen in de kosten van een strafrechtelijk feit. Mevrouw Hennis noemde alcoholisme. Daar kwamen later drugs bij. Als je het principe dat je bijdraagt in de kosten als je een strafrechtelijk feit pleegt en voor de strafrechter wordt gedaagd, heel zwaar doortrekt, zouden ook griffierechten geheven moeten worden in het strafrecht. Klopt die redenering?

De heer Van der Steur (VVD):

Die redenering klopt van geen kanten. Als mevrouw Schouten dit een voorstel vindt, wat ik uit haar tekst begrijp, moet zij dat vooral indienen. De VVD-fractie zal op grond van onder andere een aantal internationale verdragen en onze eigen rechtsbeginselen dat voorstel afwijzen. Iets anders is dat wij het heel realistisch vinden, zoals mevrouw Hennis voorstelt, om te betalen voor roomservice die je krijgt van de politie. Dat is een ander verhaal.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wij gaan dat voorstel niet doen, inderdaad vanwege de door de heer Van der Steur gemelde reden. Omgekeerd kun je echter stellen dat ook het voorstel van zijn collega mevrouw Hennis dan geen stand houdt, omdat daarmee ook wordt bijgedragen aan kosten die samenhangen met het feit dat je een strafrechtelijk feit pleegt.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is iets heel anders. Mevrouw Schouten heeft het over griffierechten die je betaalt om toegang tot de rechter te hebben in het strafrecht. Dat is iets anders dan het doorbrengen van een nacht in een politiecel omdat je te veel hebt gedronken. Als mevrouw Schouten denkt dat het in een politiecel doorbrengen van een nacht en toegang tot de strafrechter als de overheid vindt dat jij een strafbaar feit hebt gepleegd, een en hetzelfde is, hebben we wel een interessante discussie, maar daar gaan we het dan op een later tijdstip misschien nog eens rustig over hebben. Ik begin mij dan echter wel enige zorgen te maken over wat de ChristenUnie in dit soort debatten gaat doen. Ik zie die vergelijking immers totaal niet en ik zou haar ook verre van mij willen werpen. Ik vind het ook een verkeerde gedachte; alleen al het opwerpen van deze suggestie lijkt mij helemaal fout.

De voorzitter:

Mevrouw Schouten, afrondend en kort.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dan hebben de heer Van der Steur en ik een verschil van mening, want ook het eerder door de VVD-fractie naar voren gebrachte punt, namelijk dat mensen na het plegen van een strafbaar feit zelf moeten bijdragen aan de kosten, houdt hier verband mee. Dat is volgens de ChristenUnie ook een hellend vlak. Dat zou de heer Van der Steur ook moeten weten.

De heer Van der Steur (VVD):

Mevrouw Hennis heeft het al duidelijk genoeg uitgelegd en ik zal het niet herhalen, maar ik ben het volledig oneens met de suggestie van mevrouw Schouten dat wij rekeningen moeten gaan sturen voor de toegang tot de rechter in het strafrecht. Dat vind ik een idioot idee. De suggestie die zij steeds maar weer opwerpt dat ik dat ook een goed idee zou vinden, is onjuist. Kennelijk leeft dit meer bij mevrouw Schouten dan bij de VVD-fractie.

Wij willen bij deze begroting weer eens, net als recent in het AO over het privacybeleid, als belangrijk uitgangspunt op tafel leggen dat de VVD-fractie steeds weer een zorgvuldige afweging tussen enerzijds privacy en anderzijds de veiligheid en de opsporing noodzakelijk vindt. Ik weet dat ik met name de heer Schouw daar een groot plezier mee doe, met als risico dat hij vervolgens weer opdraaft om daar iets over te zeggen. Per maatregel moeten wij steeds grondig met de bewindspersonen kijken naar de balans tussen die belangrijke begrippen voor onze samenleving. Ik vraag de bewindspersonen daarom of zij nog eenmaal, ook in het kader van deze begrotingsbehandeling, willen bevestigen dat zij bij alle voorstellen die wij nog gaan krijgen en waarmee wij Nederland echt veiliger gaan maken, steeds weer duidelijk oog zullen hebben en houden voor de daarmee samenhangende privacyaspecten en ons als Kamer in staat zullen stellen om die afweging zorgvuldig te maken.

De heer Schouw (D66):

Ik heb goed nieuws voor de heer Van der Steur, want de VVD en D66 strijden schouder aan schouder voor de privacy in dit land. De heer Van der Steur is natuurlijk net zo geschrokken als ik van de brief van de staatssecretaris, waarin wordt aangegeven dat de boetebevoegdheid van het CBP wordt uitgesteld en op sterk water wordt gezet en pas in een later stadium zal worden ingevoerd. Dat maakt het College bescherming persoonsgegevens een beetje tot een tandeloze tijger. Wil de heer Van der Steur er met mij voor strijden dat deze staatssecretaris op dit punt een beetje in de benen komt en een beetje tempo toont?

De heer Van der Steur (VVD):

De heer Schouw weet – want hij was daarbij – dat ik namens de VVD-fractie de gedachte van het CBP over de boete op maat heb gesteund. Tegelijkertijd geldt echter dat de VVD-fractie als geen andere fractie begrijpt dat je als staatssecretaris, met zoveel op je bord, ook keuzes moet maken: wat doe je het eerst en wat doe je daarna? Wij vinden het allemaal belangrijk, maar ik vind het persoonlijk nog belangrijker dat wij hier in de Kamer steeds weer zorgvuldige afwegingen maken over privacy en die balans en dat wij dat evenwicht in orde hebben dan dat wij op de kortst mogelijke termijn die boetebevoegdheid regelen. Ik ben het er echter wel mee eens dat dit een belangrijk punt is. Daarmee heeft de heer Schouw absoluut een punt en hij vindt mij daarbij, zoals hij zelf zo mooi de heer Opstelten citeert, schouder aan schouder.

De heer Schouw (D66):

Dat is een heel goed signaal, ook van u: tempo maken! Ik versta de heer Van der Steur dus zo dat wij deze staatssecretaris gaan manen tot tempo bij het komen met die maatregel om de boetebevoegdheid te regelen. We nemen dus echt geen genoegen met het antwoord van de staatssecretaris dat hij ook nog andere prioriteiten heeft, want dat past niet bij wat de twee bewindslieden in ieder geval pogen uit te stralen.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat laatste punt was geheel voor rekening voor rekening van de heer Schouw zelf. Ik heb daar iets anders over gezegd en ik ga verder met mijn betoog.

Ik vraag namens de VVD-fractie nogmaals aandacht voor Europese ontwikkelingen en de toekomst van Europa. Op juridisch gebied is er veel te doen en er moet ook veel gebeuren in Europees verband, maar ik wijs erop en waarschuw ervoor dat wij niet moeten doen alsof in heel Europa, in alle lidstaten op dit moment de rechtstelsels even ontwikkeld zijn als in bijvoorbeeld Nederland. Alle maatregelen die worden gelanceerd, moeten daarom zeer zorgvuldig daarop worden getoetst. Er moet goed worden bekeken welk effect ze hebben op Nederland en in de Nederlandse situatie opdat ons Nederlandse rechtstelsel niet aan erosie onderhevig zal zijn als gevolg van Europese richtlijnen en verordeningen. Ik vraag de bewindslieden mij daarin gerust te stellen.

Ik onderschrijf de prioriteiten die het kabinet heeft neergelegd in deze begroting.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De woorden die de heer Van der Steur zojuist sprak over de Europese situatie en het vertrouwen in elkaars rechtssystemen, zijn mij uit het hart gegrepen. De heer Van der Steur weet dat ook; wij proberen samen op te trekken op dit moment. Mag ik dan ook een reactie van deze woordvoerder van de VVD-fractie op hetgeen wij in verschillende debatten hebben gewisseld met de minister van Veiligheid en Justitie, die steeds maar zegt: wij hebben vertrouwen in de Europese rechtstelsels, bijvoorbeeld voor wat betreft het Europese arrestatiebevel?

De heer Van der Steur (VVD):

Dit zou een herhaling zijn van de standpunten die mijn fractie eerder heeft ingenomen en die mevrouw Gesthuizen heel goed kent. Ik noem het voorbeeld van het Europees onderzoeksbevel dat nu nog in Europa in ontwikkeling is. De VVD-fractie is er geen voorstander van om het op deze manier uit te voeren, met name omdat wij praten over landen met een ander rechtstelsel. Die landen hanteren het legaliteitsbeginsel, ieder misdrijf wordt daar per definitie vervolgd met als gevolg dat zij in Nederland hulp kunnen vragen voor wat wij bagatelzaken noemen. Dit acht ik in het kader van onze beperkte begrotingsruimte onverstandig. Om die reden kunnen wij samen met de SP optrekken – dat komt niet vaak voor, maar op dit punt doen wij dat zeker – om de bewindspersonen tot kalmte te manen en erop aan te dringen dat zij ervoor zorgen dat bijvoorbeeld zaken als de dubbele strafbaarheideis expliciet in dat soort verdragen worden opgenomen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Nog een korte opmerking en daarmee sluit ik af, want ik vrees dat ik geen sluitend antwoord zal krijgen op deze vraag. De heer Van der Steur ontwijkt mijn vraag. Ik heb hem namelijk gevraagd wat deze woordvoerder van de VVD-fractie vindt van de opmerkingen van minister Opstelten in de diverse debatten die wij met hem hebben gevoerd over onder andere het Europees arrestatiebevel. Daarin zei de minister onder meer: wij moeten vertrouwen hebben in elkaars rechtssystemen.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat uitgangspunt is juist, dat moeten wij ook hebben, maar wij moeten niet net doen of onze rechtssystemen dezelfde ontwikkeling kennen en dezelfde ontwikkelingsgraad hebben bereikt. Dat is iets anders. Ik steun de opmerking van de minister dat wij vertrouwen moeten hebben, dat is evident. Maar dit betekent niet dat je in dit stadium je eigen rechtstelsel al moet overdragen aan andere landen, omdat zij op dit gebied nog niet zo ver zijn ontwikkeld of een andere ontwikkeling hebben doorgemaakt dan Nederland, maar bijvoorbeeld ook omdat zij een ander uitgangspunt hebben. Ik heb al gezegd dat het legaliteitsbeginsel echt iets anders is dan het opportuniteitsbeginsel dat wij in Nederland hanteren.

Ik sluit af met een aantal vragen. Ik heb tijdens de vorige begrotingsbehandeling aan de bewindspersonen gevraagd of zij wilden zorgen voor een wetsvoorstel waardoor de rechterlijke macht intern meer mogelijkheden krijgt om elkaar disciplinair aan te spreken. De minister heeft toen toegezegd dat wij dit zouden krijgen en ik vraag hem nu wanneer hij dit wetsvoorstel aan de Kamer zal aanbieden.

Hetzelfde heb ik tijdens de vorige begrotingsbehandeling gedaan voor de klachtenprocedure. Het is heel lastig om als justitiabele, als je rechtszoeker bent of advocaat of op een andere manier betrokken bent bij een rechtszaak, een klacht in te dienen over de behandeling die je door een rechter ten deel is gevallen. Ik heb toen voorgesteld om op de website rechtspraak.nl een eenvoudig digitaal klachtenloket in te richten. Aan de rechtelijke macht moet worden gevraagd om terug te rapporteren en transparantie te betrachten opdat duidelijk wordt wat met die klachten is gedaan. De minister heeft toegezegd dat hij dit zou oppakken, maar ik heb er sindsdien niet veel meer van gehoord. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken.

Aan de staatssecretaris vraag ik hoe het zit met de vereenvoudiging van het teruggeven van gestolen goederen. Het is toch merkwaardig dat als je scooter vandaag wordt gestolen, de dader die zich dat goed wederrechtelijk heeft toegeëigend, eerst toestemming moet geven om de scooter terug te geven. Zo heb ik het in ieder geval begrepen. Kan de staatssecretaris vertellen wanneer dit systeem wordt veranderd?

Er is een uitgebreid debat geweest over het wetsvoorstel normering incassokosten. Vervolgens is aan de minister gevraagd om eens goed te kijken naar een staffel die een oplossing biedt voor zowel natuurlijke personen als rechtspersonen, zodat helderheid ontstaat over de vraag welke incassokosten betaald moeten worden. De minister zou daar nog over nadenken en in conclaaf gaan. Sindsdien hebben wij over dat wetsvoorstel niet veel gehoord. Ik ben zeer benieuwd wat de stand van zaken is.

Mijn laatste vraag heeft betrekking op gevangenissen, waarmee ik terugkom op een eerder ingenomen standpunt in een debat met de heer Recourt. Het is essentieel dat mensen die gedetineerd zijn, een optimale kans krijgen om terug te keren in de samenleving. De VVD-fractie ondersteunt dat uitgangspunt. Daar hoort bij dat je werkervaring moet opdoen. In dat licht moet je in de gevangenis al zo veel mogelijk werken. Wat schetst de verbazing van de VVD-fractie? In veel gevangenissen werken gedetineerden maximaal slechts twintig uur. Kan dat niet meer worden, bijvoorbeeld 40 uur zoals daarna in de samenleving van iemand zal worden geëist?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Gisteren zag ik de film De Heineken Ontvoering. Ik kijk even naar links en zie aan de reactie van de bewindspersonen dat zij hem ook hebben gezien. Het is ook echt een film voor die twee. Je wordt als kijker subliem meegevoerd. Eerst wat meer in de huid van de criminelen, later in de huid van de heer Heineken. Bij de scene waarin de heer Heineken thuiskwam en de pers op hem stond te wachten, moest ik even denken aan anderen, die ook tegen wil en dank opeens bekende Nederlander zijn en over wie iedereen een mening heeft gevormd. Ik wil echter bij iets anders stilstaan, namelijk de verontwaardiging die je als kijker naar deze fantastische film gaat voelen wanneer je wordt geconfronteerd met harde criminaliteit en met het feit dat daders niet altijd gepakt en bestraft worden. Dat maakt je als filmkijker kwaad. Je voelt de frustratie en de angst van de heer Heineken heel erg goed.

Helaas maken mensen dat in het dagelijks leven ook vaak mee. Daders gaan af en toe vrijuit. Door hun houding en hun gebrek aan berouw slagen zij er soms in om een blijvende bedreiging te zijn voor slachtoffers. Het is dan ook goed dat er de laatste jaren meer aandacht is gekomen voor slachtoffers. De overheid straalt terecht duidelijk uit dat asociaal en crimineel gedrag niet worden getolereerd.

Mevrouw Helder (PVV):

Mevrouw Gesthuizen zal beslist weten dat de heer Heineken voldoende geld had om de daders tot op Sint-Maarten te achtervolgen. De gewone burger kan dat niet. De overheid moet dat daarom doen, ook om te voorkomen dat burgers tot eigenrichting overgaan. Burgers kunnen het ook niet betalen. Is mevrouw Gesthuizen het niet met ons eens dat strenger straffen – in dit geval: langer opsluiten – wel degelijk helpt om de burger een hoger veiligheidsgevoel te geven en eigenrichting tegen te gaan?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dit is een fantastische vraag. Waarom? Omdat deze vraag mij de kans geeft om uiteen te zetten dat ik het helemaal eens ben – laat ik het simpel maken – met degenen die zeggen: als criminelen in de gevangenis zitten, kunnen ze op dat moment in ieder geval niet al te veel tot last zijn. Mensen die voor een rechts systeem zijn, vergeten echter altijd dat die mensen in de meeste gevallen weer vrijkomen. Daar zit de pijn. Als we te weinig doen aan het resocialiseren van en het investeren in mensen, lossen zij hun problemen niet op. Dan komen ze niet van hun verslavingen af en leren ze niet wat het is om een sociaal, meewerkend mens te zijn. In dat geval komen ze nog slechter uit de gevangenis dan ze erin gingen. Als samenleving zitten we dan nog veel meer met de gebakken peren. Dat is een ontzettend grote tekortkoming in alles wat ik hier de voorstanders van strenger straffen altijd hoor beweren.

Mevrouw Helder (PVV):

Mevrouw Gesthuizen meent dat rechts het patent heeft op langer straffen. Links heeft dan het patent op het kunnen verbeteren van mensen; iets wat ik niet zozeer onderschrijf. Mevrouw Gesthuizen gaat eraan voorbij dat dit is bedoeld om eigenrichting te voorkomen. Stel dat wij denken dat mijnheer X er eigenlijk weinig aan kan doen, dat hij één jaartje foei krijgt en daarna weer op straat komt. Dan zie ik het al gebeuren dat een burger – in dit geval zal het niet de heer Heineken zijn – het heft in eigen hand neemt. Is dat wat mevrouw Gesthuizen wil?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik wil graag effectief straffen. Wij hebben in de Kamer al verschillende keren gedebatteerd over dit soort zaken, zoals over de vraag of taakstraffen al dan niet effectief zijn. Laat ik het simpel stellen: als zou zijn bewezen dat van een strenger klimaat in Nederland – dat hebben wij de afgelopen jaren gekregen, want wij straffen nu zeer veel zwaarder dan een tiental jaren geleden – een zodanige afschrikkende werking uitgaat dat criminelen het wel uit hun hoofd laten om nog eens te proberen iemand te overvallen, te beroven of wat voor verschrikkelijke dingen dan ook uit te halen, zou ik geen enkel argument meer kunnen bedenken om, mits het binnen de grenzen van het humane blijft, strenger en harder te straffen. Als dat echter niet het geval is, zijn wij toch heel dom bezig als wij ze langer opsluiten en minder investeren in mensen die in de gevangenis zitten zodat zij nog slechter uit de "hogeschool voor de criminaliteit", de bijnaam die de gevangenis in Nederland heeft, komen? Dan zijn de slachtoffers immers echt niet meer te tellen.

Ik vervolg mijn betoog. Ik heb net gezegd dat het goed is dat de overheid uitstraalt dat asociaal crimineel gedrag niet wordt getolereerd. Die uitstraling is door beide bewindspersonen overgenomen. Zij zijn crimefighters met lik-op-stukbeleid, nul tolerantie, harde straffen en allerlei nieuwe maatregelen. Dit heeft één belangrijk doel: de Nederlandse samenleving veiliger maken. Daar zal ik dit kabinet dan ook op den duur op afrekenen. Ik maak mij echter grote zorgen. Dit kabinet bezuinigt namelijk juist ook op de essentie van waar het ministerie van Veiligheid en Justitie voor moet staan, namelijk op de toegang tot het recht en op de veiligheid. Waar ik bang voor ben, is dat de beeldvorming voor de twee bewindspersonen belangrijker is dan de wetenschap en de feiten.

Ik geef een voorbeeld. In de begroting staan prognoses. Met behulp van het Prognosemodel Justitiële Ketens wordt berekend hoeveel capaciteit er de komende jaren nodig is bij de rechtspraak, de rechtsbijstand en het Openbaar Ministerie. Ook wordt begroot hoeveel plaatsen er nodig zijn in het gevangeniswezen en tbs-klinieken en hoeveel zaken de reclassering zal gaan behandelen. Als ik deze cijfers mag geloven, worden de komende jaren minder geschillen voorgelegd aan rechters, gaat het Openbaar Ministerie fors minder zaken behandelen, gaan we minder mensen opsluiten in gevangenissen en tbs-klinieken, worden er minder werkstraffen opgelegd en vinden er minder gedragsinterventies door de reclassering plaats. Dat is feitelijk de grote goednieuwsshow van de twee heren die de scepter zwaaien op het ministerie. Gefeliciteerd. Dan mijn serieuze vraag: hoe kan dit nu allemaal? Is dat doordat alles beter gaat? Zijn er minder conflicten die aan de rechter moeten voorgelegd en is de veiligheid groter? Of komt dit doordat de prognoses en de begroting geldgedreven zijn: er is nu eenmaal te weinig geld beschikbaar, dus stellen wij de prognoses naar beneden bij? Ik hoor hier graag een reactie op.

Ik zei al iets over de verhouding van dit kabinet tot de wetenschap. Wat meer en meer opvalt, is dat het beleid van het kabinet op veel terreinen door vrijwel niemand wordt gesteund. Wetenschappers laten geen spaan heel van de beleidsvoornemens. Dat bleek bijvoorbeeld in een rondetafelgesprek over het adolescentenstrafrecht. Rechters zijn fel gekant tegen het wetsvoorstel dat minimumstraffen introduceert. De hele advocatuur loopt te hoop tegen de verhoging van de griffierechten en de bezuinigingen op de rechtsbijstand.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Er leek inderdaad wat onenigheid te bestaan over het adolescentenstrafrecht. Zo waren er mensen die op televisie zeiden dat zij het beeld niet herkenden dat jeugdigen die in een Pij-inrichting zitten later in de tbs terechtkomen. Heeft mevrouw Gesthuizen onlangs met de directeuren van de tbs-instellingen gesproken? Zij zeiden dat zij niets begrepen van de wetenschappers die dit iedere keer maar weer roepen omdat de tbs-instellingen wel degelijk vol zitten met ex-Pij'ers.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb die directeuren van tbs-instellingen nog niet gesproken. Dat ga ik wel doen, zeer binnenkort. Ik neem gewoon even mee wat ik heb gehoord van de woordvoerder van mijn fractie die aanwezig was bij de hoorzitting over het adolescentenstrafrecht. Zij zei dat er geen spaan heel is gelaten van de voornemens op dit terrein door de wetenschappers die daar aan tafel zaten.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het mooie is dat in de top van de tbs-instellingen academici zitten, die ook vaak een echt wetenschappelijke achtergrond hebben. Zij vinden het geweldig. Misschien is het inderdaad goed als mevrouw Gesthuizen met deze mensen spreekt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Zeker, het staat al in zowel mijn agenda als in die van de woordvoerder op dit terrein. Dat gaan wij doen. Wij hebben echter gehoord wat wij hebben gehoord. Ik ben zeker bereid om te luisteren naar de mensen die zeggen dat het net weer anders in elkaar zit. Ik loop niet de ene wetenschapper wel achterna en de andere niet, omdat de ene iets zegt dat mij welgevallig is. Laten wij dus gewoon beide visies nog meenemen. Wellicht tijdens dit debat komen wij er dan nog verder mee, en anders hopelijk snel daarna.

Ik was gebleven bij de advocatuur. De hele advocatuur loopt te hoop tegen de verhoging van de griffierechten. Ook de reclasseringswerkers worden nog niet in staat gesteld hun werk goed te doen. Zij verdoen hun tijd met formulieren en invulwerk op de computer. Wat is hierop de reactie van de minister en de staatssecretaris?

Ik kom bij de toegang tot het recht. Het aandeel van de bevolking dat in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp loopt al jaren terug. De vergoeding voor de advocaat wordt lager en de eigen bijdrage voor de rechtzoekende wordt hoger. De kosten voor het voeren van een rechtszaak worden zeer fors verhoogd. Het kostendekkend maken van de griffierechten is een forse aanslag op de rechtsstaat. De gang naar de rechter is straks alleen nog weggelegd voor wie het kan betalen. Hiermee wordt klassenjustitie geïntroduceerd. Dit zijn harde woorden, maar die zijn gerechtvaardigd door deze snoeiharde bezuinigingen. Deze zijn niet alleen snoeihard, maar zijn ook economisch gezien bijzonder onverstandig. Door het onbetaalbaar maken van de rechtspraak zullen bepaalde geschillen niet meer voor de rechter worden gebracht, bijvoorbeeld een geschil over een niet-betaalde rekening. De betalingsmoraal zal hierdoor dalen.

De heer Van der Steur (VVD):

Mevrouw Gesthuizen neemt heel grote woorden in de mond over de toegang tot het recht en de onbetaalbaarheid daarvan. Er lopen in Nederland bij de sector kanton momenteel 205.409 zaken. Elk jaar zijn er ongeveer zo veel zaken aanhangig. Daarvoor moet, conform het huidige voorstel, € 125 per zaak worden betaald. Bij deze 205.409 rechtszaken wordt dus € 125 griffierechten per zaak betaald. Men kan dat bedrag nota bene terugkrijgen als de zaak wordt gewonnen. Daarbij komt dat men indien nodig op basis van gefinancierde rechtsbijstand kan procederen. De SP-fractie kan in zo'n situatie toch niet volhouden dat dé toegang tot het recht voor al deze mensen volstrekt is afgesloten? Als mevrouw Gesthuizen dat namens de SP-fractie meent dat het wel zo is, ben ik het niet met haar eens.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat is in ieder geval een duidelijke constatering. Laat ik het heel simpel stellen. Als er 240 mln. netto wordt bezuinigd en er bovendien door woordvoerders in de Kamer wordt gezegd dat het met al die rechtszaken wel een beetje minder kan, dan wordt hiermee toch feitelijk de toegang tot de rechter beperkt? We maken het namelijk duurder. Er wordt bovendien grif toegegeven dat het aantal te voeren rechtszaken een stukje omlaag kan. Dan wordt toch de toegang tot de rechter afgeknepen? Ik kan er niets anders van maken.

De heer Van der Steur (VVD):

De toegang tot de rechter zou worden afgeknepen als 90% van bijvoorbeeld deze 200.000 rechtszaken, die in het laagste segment bij de kantonrechter plaatsvinden, niet meer zouden plaatsvinden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

U had het zojuist nog over 250.000 zaken, mijnheer Van der Steur.

De heer Van der Steur (VVD):

Het gaat om 205.409 zaken. Dat heb ik zojuist letterlijk gezegd, want ik las de tekst voor. Niemand gelooft dat deze zaken straks niet meer zullen plaatsvinden. Dat gelooft mevrouw Gesthuizen niet en dat geloof ik ook niet. Dat zal niet het effect zijn van een griffierecht van € 125. Dat geld krijgen mensen bovendien gewoon terug al zij de zaak winnen. Mensen die on- en minvermogend zijn, komen bovendien in aanmerking van gesubsidieerde rechtsbijstand. Mevrouw Gesthuizen zou zich veel meer zorgen moeten maken over de mensen met een middeninkomen. Zij kunnen straks hun advocaat niet meer betalen. Dat is pas een probleem.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat zei de ex-advocaat.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik kan het weten.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

U kunt het weten, ja, dat ze u niet konden betalen.

Het gaat niet om alle 250.000 zaken en ook niet om 90% van die zaken. Wij weten echter dat als wij de financiële drempel verhogen, een bepaald deel van de bevolking niet meer naar de rechter zal kunnen gaan. Het doet er niet toe of het daarbij gaat om de allerarmsten, voor wie de kosten voor hun zaken te hoog worden, of om mensen met een middeninkomen. Deze laatste mensen zullen zeggen: wij komen nergens voor in aanmerking en vallen tussen wal en schip. Het maakt mij eigenlijk niet heel veel uit voor welke groepen dit geldt. Als puntje bij paaltje komt, zullen de mensen die vermogend genoeg zijn, het heft in eigen hand kunnen nemen. Zij kunnen wel een dure advocaat betalen. Sterker nog, zij kunnen zelfs de duurste advocaat betalen. Dat geldt niet voor de mensen die minder vermogend zijn en die wel op de centen moeten letten. Ik vind dat een vorm van klassenjustitie.

De heer Van der Steur (VVD):

Mevrouw Gesthuizen zou eens moeten gaan praten met de 26 mensen of bedrijven die in Nederland rechtszaken aanspannen met een belang van 50 mln. of meer en die daarvoor € 100.000 griffierechten moeten betalen. Ik zou wel eens willen weten van mevrouw Gesthuizen of zij ook met die mensen gesproken heeft. Ze zegt dat ze met iedereen praat, dus ook met deze. Vinden deze mensen dat dit klassenjustitie is? Daar ben ik heel benieuwd naar.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb niet toegezegd dat ik met iedereen zou praten. Dat wil ik nadrukkelijk genoteerd hebben in het stenografisch verslag. Ik ben echter zeker bereid om met de mensen die hiermee te maken hebben, van gedachten te wisselen. Van woordvoerders in deze Kamer, ook van woordvoerders van de coalitiepartijen, heb ik gehoord dat het allemaal wel wat minder kan met de rechtszaken. Zij zeiden dat we best met 30% minder rechtszaken toe kunnen. Ik voorspel de heer Van der Steur dat de toegang tot de rechter wel degelijk zal worden afgeknepen, misschien niet voor iedereen, maar wel voor mensen die er eigenlijk wel gebruik van zouden moeten kunnen maken. Daarvoor zal mijn fractie blijven strijden.

Ik vind het vooral kwalijk dat in het bestuursrecht de griffierechten verdubbelen en in sommige gevallen zelfs verdrievoudigen. Als je het niet eens bent met een beslissing van de overheid, moet je die kunnen aanvechten. Ik vind het een grove schande dat dit financieel onmogelijk wordt gemaakt. De minister moet nu niet aankomen met zijn belofte dat hij 60% van de mensen een compensatie zal bieden. Dat is natuurlijk een schaamlap. Daarmee bezuinig je 340 mln. en geef je 100 mln. terug. Feitelijk wordt er dus 240 mln. weggehaald en dat moet door iemand worden opgehoest.

Ik kom te spreken over fraude. Vorige week hebben we in een algemeen overleg fraude al prominent op de agenda gehad. Het ging om financieel-economische criminaliteit. Minister Opstelten heeft diverse belangrijke toezeggingen gedaan. Op een enkel punt kom ik vandaag terug. Als het gaat om faillissementsfraude, moeten we constateren dat we veel minder boeven in de kraag vatten dan wij zouden willen. Bij een kwart van de faillissementen lijkt het te gaan om fraude, maar slechts in 2% van de gevallen waarin het mis is, wordt de dader gepakt. We moeten constateren dat we iets moeten veranderen. Ik heb heel serieus gesproken met een aantal mensen uit het veld. Zij hebben mij verteld dat het onder meer misgaat bij het OM, dat wel een faillissement mag aanvragen, maar dit veel te weinig doet, net als de fiscus. Daarom vraag ik de minister nogmaals hoe hij erover denkt om ook andere belanghebbenden de mogelijkheid te geven om hun beklag te doen bij de rechter-commissaris en daar eventueel een faillissement aan te vragen. Ik vraag om een serieuze reactie op dit serieuze voorstel.

Ik kom op het onderwerp gevangenisregime en recidive. Het maken van wetten kost geen geld en het lanceren van een voorstel om burgers zelf overvallen te laten filmen met een mobieltje ook niet, maar ik vind dit geen dappere keuzes. Dapper zou het zijn als het kabinet het voorstel zou verdedigen om mensen na detentie of tbs niet zonder begeleiding op straat te zetten en om zo de torenhoge recidive terug te dringen. Meer dan 70% van de mensen die in de gevangenis hebben gezeten, gaat opnieuw in de fout.

Dit kabinet wil harder straffen. Voor de slachtoffers lijkt deze redenering goed, maar het kabinet zit er natuurlijk helemaal naast. Als zoveel mensen die in de gevangenis hebben gezeten, weer de fout ingaan, zorgt dit voor meer slachtoffers. Als dit kabinet niet meer werk maakt van betere recidivebestrijding, dan weigert het slachtoffers te voorkomen. De staatssecretaris is er trots op dat hij gedetineerden gaat aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. Als iemand herhaaldelijk in de fout is gegaan of een hulpaanbod weigert, moeten zij het vanaf dit moment zelf maar uitzoeken. Deze uitspraken doen het misschien goed voor de bühne, maar ik vind het echt heel kwalijk om niet alles op alles te zetten om de tijd in detentie zo goed mogelijk te besteden.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoor mevrouw Gesthuizen zeggen dat slachtoffers moeten worden voorkomen door middel van gevangenisstraf. Ik ben blij om te horen dat mevrouw Gesthuizen het eens is met het voorstel voor levenslang toezicht op zedendelinquenten, vanaf het moment dat zij de gevangenispoort verlaten.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wij zijn er inderdaad groot voorstander van om mensen die een groot risico vormen voor de samenleving niet zomaar, zonder maatregel na een gevangenisstraf helemaal vrij, open en bloot in de samenleving neer te zetten. Ik zal heel goed luisteren naar de toelichting van de PVV. Ik moet mij nog even goed beraden op het voorstel van de PVV voor levenslang toezicht, maar ik ben zeker bereid om daar goed naar te kijken.

Ik noem drie punten ten aanzien van de tijd dat iemand gedetineerd is. Laat alle gedetineerden nuttige arbeid verrichten, zo mogelijk in combinatie met een opleiding. Laat ze aan hun problemen werken. Zorg dat alle verslaafden tijdens hun detentie behandeld worden. Bereid ze voor op een terugkeer in de samenleving. Op dit moment wordt eigenlijk alleen nog maar bezuinigd op de gemeenten en komt van nazorg weinig terecht. Wordt het niet eens tijd om hier werk van te maken, juist in het belang van de veiligheid van de samenleving?

Ik kom op het punt van de SBF-regeling (substantieel bezwarende functies). Het gevangenispersoneel heeft het niet gemakkelijk met dit kabinet vanwege dalende bezetting in de gevangenissen maar ook vanwege financiële problemen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Een deel van het gevangenispersoneel wordt ontslagen en de rest moet harder lopen. Met name het oudere gevangenispersoneel wordt nu heel hard gepakt. De regeling van het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) is vervangen door de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies. De details van deze regeling zijn ingewikkeld, maar de gevolgen zijn glashelder: mensen in een zware functie, gevangenispersoneel, moeten op hun 60ste stoppen met werken. Zij mogen vanwege hun zware functie niet doorwerken en gaan er tot een derde van hun salaris op achteruit. Vanaf 63 jaar mogen zij beginnen met het opeten van hun eigen pensioen. Op sbfmoeteerlijk.nl staan tal van schrijnende verhalen. Zo ga je toch niet met mensen om? De staatssecretaris moet niet verwijzen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het gaat hier namelijk om gevangenispersoneel. Ik ben voornemens hierover een motie in te dienen, gericht aan het gehele kabinet.

Ik kom bij mijn laatste punt, winkelcriminaliteit. Uit onderzoeken blijkt dat de schade door winkelcriminaliteit weer is gestegen. De schade als gevolg van diefstal bij Nederlandse winkeliers was in 2010 maar liefst 1,26 mld. Ik daag de regering uit om mijn voorstel over het voorschot op de schadevergoeding over te nemen. Nu geldt het alleen voor gewelds- en zedenmisdrijven, maar het moet ook vermogensmisdrijven gaan betreffen. Kan de regering in ieder geval becijferen wat dit voorstel kost?

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende spreker van de zijde van de SP is de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Graag wil ik de minister feliciteren, evenals alle agenten en alle burgers van Nederland. Door het afschaffen van de bonnenquota worden veel minder bonnen uitgedeeld. Dat betekent minder bureaucratie, minder agressie en meer tijd voor agenten om hun werk te doen. Het begon allemaal met een groot onderzoek van de SP, De agent aan het woord, waaruit bleek dat, tegen de afspraken in, 80% van de agenten nog steeds werd afgerekend op het aantal bonnen dat ze uitdeelden. Wij stelden voor om die bonnenquota af te schaffen en de minister nam dit voorstel over. Daarna hebben we samen maandenlang achter politiebaasjes moeten aanjagen. Die trokken zich namelijk nergens iets van aan en gingen gewoon door. En het is gelukt, voorzitter. We zijn geslaagd; samen hebben we die politiebaasjes klein gekregen en de bestuurscultuur bij de politie verbeterd.

Het politieonderzoek van de SP maakte ook het drama van de computersystemen bij de politie duidelijk. In dit geval waren het de grote politiebazen die er een puinhoop van maakten, samen met de burgemeesters van de grote steden. De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan en de minister heeft een plan van aanpak gemaakt. "Dat gaan we aanpakken, dat gaan we doen", hoor ik de minister heel vaak zeggen en dat blijken niet altijd loze woorden. De minister moet het echter wel goed doen. Bestuurders hebben honderden miljoenen euro's weggegooid en agenten opgezadeld met onmogelijke computersystemen voor het eigen prestige en het eigen gewin. Nu dreigen de agenten te worden gestraft en de bestuurders daarmee weg te komen. Nieuwe computersystemen kosten honderden miljoenen. De minister wil dat betalen uit het politiebudget. Dat betekent dat opnieuw honderden miljoenen euro's niet beschikbaar zijn voor agenten en voor de veiligheid op straat. De bestuurders falen, de agenten betalen. Ik vraag de minister om niet nog meer te plukken van de kale politiekip en om de nieuwe computersystemen te betalen met nieuw geld, zoals ook de heer Brinkman eerder al zei.

De heer Brinkman (PVV):

Nieuw geld bij de gemeenten, zeg ik tegen de heer Van raak. Dat lijkt me namelijk echt lik-op-stukbeleid, waar ook de SP altijd voor is. We kunnen schuldigen aanwijzen voor het wanbeleid van de vtsPN en de ICT bij de politie in het recente verleden. De heer Van Raak en ik weten heel goed wie die schuldigen zijn en misschien weet de minister dat ook wel. Het zijn in ieder geval de korpsbeheerders die het wanbeleid hebben veroorzaakt. Is de heer Van Raak het met mij eens dat die korpsbeheerders geshopt hebben met de portemonnee van de politie en niet met de eigen portemonnee? Vindt de heer van Raak het daarom gerechtvaardigd dat in ieder geval een deel van de kosten van de ICT – ik heb het niet over het gehele bedrag – bij die korpsbeheerders – lees: gemeenten – wordt gelegd?

De heer Van Raak (SP):

Daar ben ik het mee eens. We hebben de namen, de rugnummers, de adressen en de bankrekeningnummers. De beheerders zijn de boeven in deze kwestie. Daar kom ik straks nog op terug. Hen moeten we aanpakken. Het zal dan dus uit een ander potje moeten komen. Het Gemeentefonds is een optie. Het nadeel daarvan is alleen dat het ook dan weer tot nieuwe bezuinigingen bij gemeenten leidt en waarschijnlijk tot minder veiligheid op straat. Ik hoop steun te hebben van de heer Brinkman voor de opvatting dat het niet uit dit politiebudget kan.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben blij dat de heer Van Raak het idee opvat om dit van het Gemeentefonds af te halen. Daar ben ik erg blij mee.

Mevrouw Berndsen (D66):

Het is een pikant detail dat ook de minister een van de korpsbeheerders was. Gaat dan niet alleen de gemeente daarvoor opdraaien, maar ook het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waar de korpsbeheerders toen nog onder vielen?

De heer Van Raak (SP):

Dat lijkt me ook een goed idee. Ik ga straks even met de pet rond bij de minister. Misschien kan hij alvast wat doneren. Het lijkt me ook goed om geld te halen bij de ministeries. Laten we het als volgt doen. Laten we namens de heer Brinkman, mevrouw Berndsen en mij – dat is redelijk Kamerbreed – de vraag hoe we dat gaan betalen voorleggen aan de minister. We moeten het in ieder geval niet betalen uit het reguliere politiebudget, want daar is de krapte al te benauwend. Al die burgemeesters die de veiligheid van burgers voor eigen prestige in gevaar hebben gebracht, dreigen daar nu namelijk mee weg te komen. De Algemene Rekenkamer heeft de schuldvraag niet gesteld. Dat zal de Tweede Kamer moeten doen. Wij kunnen het ons niet veroorloven dat mensen die zo opzichtig falen, daar zo gemakkelijk mee wegkomen. Ik zal de Kamer alsnog een voorstel doen voor een parlementair onderzoek, te beginnen met een hoorzitting. Het lijkt me het beste dat we dit in de procedure kunnen regelen.

Ook de korpschefs dreigen ongestraft weg te komen, mevrouw Berndsen. Als ik kijk naar de plannen voor nieuwe computersystemen, maar ook naar de plannen voor de nationale politie, dan zie ik overal weer dezelfde koppen en dezelfde mensen. Dezelfde korpschefs die er een puinhoop van hebben gemaakt, mogen daar bij de nationale politie gewoon mee doorgaan, met dezelfde riante salarissen. Waarom kiest de minister niet voor nieuw blauw bloed? Waarom zijn het altijd dezelfde vriendjes tegen dezelfde exorbitante vergoedingen?

De heer Brinkman (PVV):

Ook wat dit betreft heb ik een ander voorstel aan de heer Van Raak. Ook wat dit betreft gingen dezelfde korpsbeheerders in de fout. Die korpsbeheerders hebben namelijk weer met dezelfde portemonnee geshopt en lucratieve voorstellen gedaan aan de korpschefs. De korpschefs bleven maar graaien en vonden het allemaal prima. Dit had uiteindelijk tot gevolg dat een korpschef die eigenlijk bij de politie moet verdwijnen als adviseur wordt aangetrokken en tot in lengte van dagen nog 2 mln. kan verdienen. Vindt de heer Van Raak eigenlijk ook niet dat het contract van deze mensen moet worden afgekocht? En dat ook die rekening moet worden gelegd bij het Gemeentefonds? Die mensen hebben immers geshopt met de portemonnee van de politie.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind in ieder geval dat die korpschefs die zo opzichtig hebben gefaald niet meer terug mogen komen. We hebben de namen en de rugnummers. Ik zie ze nu echter allemaal als kwartiermakers terugkomen. Daar heb ik mij vreselijk aan gestoord. Ook veel politieagenten hebben zich daar vreselijk aan gestoord. Dezelfde types lopen er weer allemaal rond. Ik vraag ook aan de minister waarom ze weer terug zijn, tegen dezelfde exorbitante vergoedingen. Laten we er dus als voorwaarde voor onze steun aan de nationale politie mee beginnen om ervoor te zorgen dat die korpschefs niet meer terugkeren bij de nationale politie. Daar kunnen we misschien samenwerken.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben het helemaal met de heer Van Raak eens, maar ik wil één ding afspreken met de heer Van Raak, namelijk dat de rekening moet liggen bij de vervuiler. In dit geval deden de korpsbeheerders het natuurlijk hand in hand met de korpschefs. Die vroegen zich echter ook af wat zij allemaal wel niet kregen aangeboden en ze dachten: laat ik het maar pakken. De korpschefs zijn graaiers. We moeten ze niet meer, maar de rekening moet gelegd worden bij de korpsbeheerders. Zij hebben die voorstellen namelijk gedaan en geshopt met de portemonnee van de politie.

De heer Van Raak (SP):

Als we ze kunnen plukken: graag! Korpschefs horen echter binnen het politiebudget. Ik ben het er helemaal mee eens wat de heer Brinkman zei over de korpsbeheerders. Agenten snappen het niet en hebben het gevoel dat zij worden gestraft voor iets waar ze het slachtoffer van zijn. Ik hoop dat de heer Brinkman – we zijn het immers met elkaar eens – het met mij eens is dat slachtoffers niet moeten worden gestraft.

Ik wil de minister graag het volgende rapportje aanbieden: "Voorkom dat dienders achter de rollator moeten surveilleren".

De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Raak (SP):

De meldkamer van de SP heeft een meldweek gehouden over agenten en de pensioenleeftijd waar 1258 agenten aan hebben meegedaan. 90% van hen vindt het onterecht dat de pensioenleeftijd voor agenten wordt verhoogd. Politiewerk is zwaar werk, fysiek en emotioneel. De jaren tellen dan echt. Op die leeftijd ren je ook niet zo gemakkelijk meer achter een jonge deugniet aan.

80% van de agenten stelt dat er op dit moment veel te weinig jonge agenten worden opgeleid om in de toekomst het aantal dienders op peil te kunnen houden. Dat komt door de korpsen, die er maar niet in slagen om jonge mensen te rekruteren. Maar het komt ook door de minister, die het onzalige idee heeft om flink te snijden in de opleidingen voor jonge agenten en in hun salarissen. Ik weet niet of de minister het weet, maar agenten zijn hier boos om. De bonden zijn hier boos om. Heeft de minister er al contact over gehad? Waarom gaat hij de opleidingen en de vergoedingen voor jonge agenten uitkleden? Dat is een heel domme bezuiniging, die ook veel problemen zal opleveren voor de toekomst. Jonge mensen haken af. Stop de onzalige bezuinigingen op de vergoeding voor jonge agenten in opleiding.

De SP-fractie maakt zich ook zorgen over de privatisering van de veiligheid in ons land. In gemeenten zijn overal te weinig agenten, maar vragen burgers wel om meer veiligheid op straat. Gemeenten gaan massaal over tot het aanstellen van toezichthouders. Dat leidt tot allemaal verschillende uniformen met verschillende bevoegdheden. In Rotterdam – de minister kent die stad goed – zijn 600 stadswachten, die ook steeds meer regulier politiewerk gaan doen zoals mensen aanhouden en in de boeien slaan. In steeds meer gemeenten groeit de kritiek op deze toezichthouders. Het zijn mensen die meestal van ontzettend goede wil zijn, maar vaak niet voldoende zijn opgeleid om dit moeilijke werk te doen. Ze zijn overigens nauwelijks goedkoper dan reguliere agenten. Bovendien verliest de reguliere politie op deze manier haar oren en ogen. De SP-fractie vreest dat gemeenten in aanloop naar de nationale politie steeds vaker genoodzaakt zullen zijn tot het inhuren van eigen beveiligers. Ik vraag de minister om een overzicht van het huidige aantal opsporingsambtenaren en hun verschillende bevoegdheden. Ik wil weten waarom we al dat dure geld niet gewoon investeren in echte agenten.

Onderzoek van de SP is altijd goed. Zij heeft een onderzoek gedaan onder brandweermensen. Daar zal de minister nog op reageren. Ik ben heel benieuwd naar zijn reactie, want daarbij gebeurt heel veel. 60% van de brandweermensen ziet bijvoorbeeld de regionalisering niet zitten. Bij de politie doen we afstand van de regio's, want dat blijkt niet te werken, maar bij de brandweer gaan we ze introduceren. Dat vind ik heel raar. Waarom heeft de minister niet geleerd van de fouten bij de politie, en gaat hij bij de brandweer nu exact hetzelfde doen?

Heel belangrijk: bij de brandweer wordt fors bezuinigd via de gemeente. Kazernes gaan sluiten, openingstijden worden verruimd, experimenten worden gedaan waar de mensen niet op zitten te wachten, bijvoorbeeld met minder mensen op een wagen, en C2000 werkt nog steeds niet. Om al die fouten in de toekomst te voorkomen, moet de stem van de werkvloer gehoord worden. De SP heeft zich eerder ingezet voor erkenning van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers en heeft een startsubsidie mogelijk gemaakt. Deze vereniging heeft haar nut meer dan bewezen. Is de minister bereid om met de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers in overleg te treden om te kijken of een structurele ondersteuning mogelijk is? 80% van de brandweermensen is vrijwilliger. Ik wil onzalige ideeën zoals de regionalisering of de experimenten met minder mensen op de wagen of allerlei andere experimenten voorkomen. Ook wil ik voorkomen dat we weer eens communicatiesystemen hebben die niet werken, omdat ze te klein zijn voor de grote vingers van de brandweermannen. Kortom, ik wil dat allerlei praktische zaken, die bij de politie nu redelijk goed lopen, ook bij de brandweer goed gaan. Ga eens met deze brandweervrijwilligers praten en kijk of een structurele ondersteuning mogelijk is.

De voorzitter:

Het goede nieuws van vandaag is dat ook de heer Çörüz zich heeft aangemeld als spreker. Hij is hierna aan de beurt. Het woord is nu aan mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. De inbreng van de CDA-fractie valt samen te vatten met de spreuk "samen Nederland veiliger maken". Dit kabinet staat voor een veiliger Nederland. "Paal en perk stellen aan criminaliteit, overlast en geweld", met deze woorden begint de beleidsagenda van 2012 van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De CDA-fractie steunt die aanpak. Uiteraard worden de randvoorwaarden voor een veilige samenleving geschapen door de overheid. Maar de samenleving wordt pas echt veiliger als de burgers bereid zijn om naar elkaar om te kijken, in plaats van weg te kijken. Daar wordt gelukkig op ingezet door burgerinitiatieven zoals Burgernet of door Postbus 51-reclames zoals Pak de overvaller. Pak je mobiel.

Het gaat echter verder dan dat. Veiligheid begint thuis. We spreken in dit huis vaak over de rol van ouders als hun kinderen ontsporen. We beperken soms de kinderbijslag, stellen ouders aansprakelijk, dwingen ze aanwezig te zijn bij rechtszittingen van hun kind et cetera. Het zijn stuk voor stuk maatregelen waar het CDA achter staat. Sterker nog, we hebben ze weleens samen aangedragen. We hebben bijvoorbeeld samen met de heer Marcouch een motie ingediend over het sociaal verhoor.

De rol van ouders is zo cruciaal. We komen daar meer en meer achter. Het wordt wat de CDA-fractie betreft hoog tijd om het thema eens wat fundamenteler te beschouwen. Als we ouders scherp in het vizier willen krijgen naar aanleiding van delicten van hun kinderen begint het ermee dat we ons een goed beeld moeten vormen van hun huidige positie in het jeugdstrafproces. Die blijkt namelijk heel erg marginaal. Ze hebben geen structurele plaats in het jeugdstrafrecht, ook niet bij de tenuitvoerlegging van de sanctie. Ouders hebben geen wettelijk recht op aanwezigheid bij verhoren door de politie. Ze zijn afwezig bij de voorgeleiding door de rc. Ze mogen vaak geen stukken inzien en staan aan de zijlijn. Gelukkig moeten ze inmiddels wel in de rechtszaal verschijnen, maar bij de sanctieoplegging dwingen we ze weer wat naar de achtergrond. Natuurlijk, we zetten steeds vaker allerlei gezinsaanpakken op, maar van standaardbemoeienis met het gezin als geheel om te helpen bij het verbeteren van de opvoedingsvaardigheden van de ouders is geen sprake. Jeugdige daders krijgen soms cursussen opgelegd die helemaal langs hun ouders heengaan.

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

En dan heb ik nog een voorbeeld: de slachtoffer-daderbemiddeling. Zou het niet veel beter zijn als de jeugdige daders zich bij deze gesprekken zouden moeten laten vergezellen door hun ouders? Die kunnen zien hoe hun kind reageert. Het is maar een voorbeeld. De CDA-fractie roept de bewindslieden op de ouders van kinderen die met de politie in aanraking komen eens grondig te laten analyseren en beoordelen. Maak hier een boeiende opdracht van voor het WODC. Kijk ook eens naar het buitenland waar – overigens niet altijd positieve – ervaringen zijn opgedaan met het steviger positioneren en aanspreken van ouders. We denken aan de parental liability for misaction and inaction of parental liability without fault. In Engeland kent men parental orders en child safety orders en dergelijke. De rol van ouders is zo belangrijk.

We willen in dit verband graag een schrijnende situatie aan de bewindslieden voorleggen. We kregen een brief van de heer Wieringa, een politieagent uit de regio Groningen. Hij schreef ons om te vragen of wij de volgende situatie ook heel erg vinden. Het gaat om ouders die bij de politie aan de bel trekken omdat hun kind vermist is en omdat ze bang zijn dat het in de klauwen van een loverboy terecht is gekomen. Op een bepaald moment zien zij dat het kind actief is op Hyves en vragen zij of de politie kan zien van welke computer dat afkomstig is. De politie vraagt het OM om opsporingsmethoden in te zetten om achter het IP-adres te komen, maar het OM zegt nee, omdat er nog niet heel duidelijk sprake is van een strafbaar feit en omdat het nog niet weet of er een delict is gepleegd waarvan het kind slachtoffer is. Wil het kabinet naast deze politieagenten gaan staan en bekijken wat er mogelijk in de wet moet worden gewijzigd, zodat deze mijnheer Wieringa niet meer zo'n noodoproep hoeft te doen aan de CDA-fractie, en ook andere fracties? Hij wijst namelijk ook op praktijkvoorbeelden van weggelopen kinderen die seksueel zijn misbruikt en in de greep zijn gekomen van loverboys. Heel graag een reactie van de bewindslieden hierop.

We hebben het over de rol van de ouders. Soms zijn de ouders thuis, maar soms zitten zij helaas zelf ook in de gevangenis, maar dan zijn zij nog steeds ouder. De staatssecretaris was onlangs aanwezig bij het symposium Vrouwen in detentie, in de pi Ter Peel, in aanwezigheid van prinses Máxima. Daar werden de voorlopige resultaten bekendgemaakt van het succesvolle opvoedprogramma Een betere start, een programma voor gedetineerde moeders die als opvoeder weer in hun kracht werden geplaatst. Wij weten dat kinderen van moeders in detentie een uiterst kwetsbare groep vormen. Zij hebben een heel grote kans om zelf ook in de criminaliteit terecht te komen. Uit onderzoek blijkt dat bij de kinderen van moeders die hebben deelgenomen aan Een betere start, die risicofactoren voor later delinquent gedrag echt afnemen. Ook nemen de gedragsproblemen van deze kinderen af. Bij kinderen van moeders die niet hebben deelgenomen aan het programma, nemen die problemen juist toe. Dat laatste vermoedden we al, maar dat is nu aangetoond.

Tot nu toe hebben 113 moeders en 168 kinderen eraan deelgenomen. Deze moeders, vaak zelf getekend met een verleden met geweld en misbruik, hebben een stevigere basis gekregen, waarop zij met hun kinderen kunnen voortbouwen. Voor niets gaat de zon op. De CDA-fractie wil hier vandaag een lans voor breken. We moeten ons goed realiseren dat iedere euro die wordt geïnvesteerd in de juiste begeleiding van gedetineerde moeders, een besparing van naar schatting € 3 oplevert in de toekomst. De toekomstige kosten van jeugdzorg, sociale zekerheid en criminaliteit nemen namelijk af. Over de voortgang van dit programma bestaat grote onduidelijkheid, omdat de financiering niet rond is. Kunnen de bewindspersonen ons geruststellen dat er in overleg met het ministerie van VWS al euro's zijn gevonden zodat dit waardevolle programma kan worden voortgezet?

Veiligheid begint thuis, bij die ouders die in hun kracht moeten worden gezet, maar veiligheid gaat ook verder. Het gaat ook om veiligheid in de buurt. Volgens de CDA-fractie is een belangrijke rol weggelegd voor de veiligheidshuizen. Gelukkig wordt dit opgepakt door het kabinet. Dichtbij burgers, op één locatie, werken tal van organisaties samen aan opsporing, vervolging en hulpverlening. De CDA-fractie hecht grote waarde aan deze veiligheidshuizen, maar mist nog een belangrijke schakel: de bewoners zelf. Er moet meer ruimte zijn voor betrokkenheid van de bewoners, die in hun buurt zoveel overlast en ellende ondervinden. In veel probleemwijken zijn de belangrijkste klachten van bewoners allerlei ergernissen, onfatsoen, hufterigheid, vervuiling, wangedrag en criminaliteit. Het gaat niet per se om heftige criminaliteit, maar om zaken die wel degelijk bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid.

In Engeland en in Wales is ervaring opgedaan met Reassurance Policing, zoals men dat daar noemt; de betrokkenheid van de lokale gemeenschap bij het vaststellen van prioriteiten van de politie. Zijn de bewindspersonen hiermee bekend? Reassurance Policing is een nauwe samenwerking, niet alleen zoals in de veiligheidshuizen tussen gemeente, politie, OM, reclassering en instanties, maar ook met winkeliers, de horeca en de bewoners. De problemen waarvan men in een bepaalde wijk de meeste last ondervindt, hebben voor de politie de hoogste prioriteit. De wijkpolitie zorgt ervoor dat de uitvoering voor de bewoners zichtbaar is, zodat zij merken dat er aan hun problemen wordt gewerkt. Zijn de bewindspersonen bereid om te bekijken wat dit voorbeeld voor Nederland kan betekenen en mogelijk zelfs een pilot te starten, in samenwerking met de veiligheidshuizen?

Wie zich niet veilig voelt, gaat de straat niet meer op. We hebben het vaak over oudere mensen die niet meer de straat op durven, maar wij weten ook dat ouders hun kinderen niet meer op straat durven te laten gaan, zelfs niet meer op de fiets naar een sportvereniging. De CDA-fractie doet vanaf deze plaats een appel op lokale bestuurders om ervoor te zorgen dat sportfaciliteiten veilig bereikbaar zijn en om bij de aanleg van terreinen rekening te houden met die bereikbaarheid en die veiligheid. Als er ergens sportlocaties worden gepland, doe dat dan in de buurt en niet mijlenver weg, zodat kinderen er niet zelf naartoe kunnen gaan. Zijn de bewindspersonen bereid om deze oproep onder de aandacht te brengen van de VNG? Ik zie dat de heer Marcouch iets wil vragen.

De voorzitter:

Dat zie ik ook, maar we gaan dat heel kort doen, want we moeten om 20.00 uur beginnen met een Europadebat, dus heel staccato.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben het eens met het betoog van mevrouw Van Toorenburg, maar de vraag is wat wij eraan gaan doen. Alleen maar een betoog houden helpt niet. Wat moeten de ministers doen en wat gaat u doen in de begroting, om ervoor te zorgen dat de veiligheid van de kinderen in die wijken wordt gewaarborgd?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We hebben natuurlijk een begroting waarin tal van onderwerpen staan over veiligheid in de buurt, maar wij gaan hier in Den Haag niet over de specifieke vraag waar in een gemeente een sportfaciliteit wordt geplaatst. Wij denken wel dat wij deze bewindspersonen daarop aan kunnen spreken, want zij zitten ook met de VNG om de tafel, om daar serieus aandacht voor te vragen. Wij horen dat uit onze wijken en van onze eigen CDA-raadsleden, dus laten wij bekijken of wij daar van deze kant ook een oproep toe kunnen doen.

De voorzitter:

Ik vraag u ook om korter te antwoorden, mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat gaat lukken.

Voorzitter. Wij vinden het heel belangrijk om te bekijken of wij de verklaring omtrent het gedrag gratis kunnen maken. Kan de staatssecretaris bekijken waar hij de helft van het geld vandaan zou kunnen halen? Wij denken dat het reëel is om een deel uit de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en een deel uit de begroting Veiligheid en Justitie te halen. Het kan toch niet zo zijn dat iemand die zich belangeloos, vrijwillig wil inzetten voor activiteiten met kinderen, moet bewijzen dat hij nooit eerder wat rottigs heeft uitgehaald, en daarvoor € 25 moet betalen, net als iemand die een aantal ouders wil inschakelen voor de Kindervakantieweken? Wij doen hiervoor een dringend beroep op de staatssecretaris.

Een paar losse puntjes. Wij hebben begrepen dat het SSR verdwijnt uit Zutphen. In die regio zijn al diverse klappen uitgedeeld. Eerst zouden zij langer blijven, mogelijk tot 2015 of 2018, maar inmiddels horen wij geluiden dat zij eerder weggaan. Kunnen de bewindspersonen ons geruststellen dat dit niet gebeurt? Wij maken ons daar grote zorgen over.

Wij steunen het pleidooi van de Partij van de Arbeid over het flankerend beleid wat betreft het mentorschap, want wij maken ons ook zorgen omdat die twee regelingen nog niet helemaal goed op elkaar aansluiten. Wij steunen ook het pleidooi van mevrouw Gesthuizen over de substantieel bezwarende functies. Wij willen graag dat de bewindspersonen zich daar intensief mee gaan bezighouden.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. In mijn bijdrage zal ik heel specifiek stilstaan bij de administratieve lasten voor de politieagenten, die niet alleen tijdrovend en kostbaar zijn, maar hen ook heel veel werklust ontnemen. Alle politieregio's hanteren een andere versie van het bonnenboekje, en dat veroorzaakt veel onduidelijkheid. De nationale politie dient een streep te zetten door dit versnipperde beleid. Een nationale politie betekent ook een nationale bon. Voor de aardigheid heb ik drie bonnen meegenomen van de korpsen Haaglanden, Hollands-Midden en Gelderland, die alle drie verschillend zijn, en dat voor zo'n klein land. In mijn naïviteit dacht ik dat wij maar één bon hadden, maar dat is helemaal niet het geval. Zowel de voor- als de achterkant verschilt.

Er zijn niet alleen verschillen in de lay-out, maar ook bij de richtlijnen en de aanwijzingen van het OM. In Arnhem, Gelderland-Midden, heeft het OM richtlijnen opgesteld die omschrijven hoe er moet worden omgegaan met een APV-overtreding alcohol nuttigen in openbare ruimten. Wanneer een diender hiervoor een bon uitschrijft, dient opgeschreven te worden dat de verdachte rook naar alcoholische drank, wat voor soort drank de verdachte bij zich had, dat de genoemde weg ligt binnen het door B en W aangegeven gebied waarvoor het verbod geldt, en soms moet zelfs een plattegrond worden bijgevoegd. Het artikel en de gemeentenaam van de APV dienen bij de bon gevoegd te worden. Andere parketten in Nederland hebben weer andere richtlijnen voor de afhandeling van een dergelijke overtreding.

De dienders hebben het idee dat het OM steeds meer richtlijnen opstelt. Men heeft het idee dat dit wordt veroorzaakt doordat de burger steeds vaker en met succes in bezwaar gaat. Het OM wil voorkomen dat deze bezwaren gegrond worden verklaard en vraagt om die reden allerlei extra informatie over de overtredingssituatie. Ik kan nog meer voorbeelden geven, zoals van flitspalen waarvoor allerlei certificaten bestaan. De agenten die met die flitspalen werken, moeten allemaal gecertificeerd zijn. Dat zijn allemaal voorbeelden van overbodige administratie.

Een ander punt dat dit proces versterkt, zijn de eisen van het OM. Politieagenten hebben het gevoel dat ook op andere gebieden de eisen van het OM steeds hoger worden. Waar vroeger zwart-witte kopieën voldoende waren, wil het OM nu graag kleuren zien, en ook nog met foto's. Dit leidt ertoe dat een dossier wordt teruggestuurd, wanneer er wel fotokopieën in kleur zijn bijgevoegd, maar een handtekening niet in kleur is gekopieerd. Daarnaast komt het ook vaak voor dat het OM een dossier terugstuurt en daarbij aangeeft dat bepaalde getuigen nog gehoord moeten worden Het komt zelfs voor dat bij een dergelijke teruggave al wordt aangegeven dat het een sepot zal worden, indien het getuigenverhoor geen invloed heeft op het verhaal. Agenten krijgen om die reden het idee dat zij zinloos werk aan het uitvoeren zijn. Bij sommige zaken kunnen zij van tevoren al inschatten dat het horen van de getuige geen nieuwe informatie oplevert, maar alleen resulteert in administratief werk.

De heer Brinkman (PVV):

Het is goed dat de heer Çörüz dit punt aansnijdt. Ik denk dat de minister daar wel wat mee kan, als hoofd van het Openbaar Ministerie. Er zijn ook problemen wat betreft het centraal beleid bij de openbare orde. In de nieuwe plannen geldt dat nog steeds voor de burgemeester, maar er zijn nog steeds burgemeesters die zeggen: ja, u kunt in Den Haag wel allerlei wetten afspreken, maar ik lap ze aan mijn laars en ik voer ze gewoon niet uit, of het nu gaat om koffieshops of illegale vreemdelingen die uitgezet moeten worden. Ik wil het CDA niet in een nog moeilijker parket brengen, maar is de heer Çörüz het met mij eens dat wij daarin één lijn moeten trekken?

De heer Çörüz (CDA):

Ik kan deze vraag heel concreet met ja beantwoorden. Op het terrein van koffieshops heb ik ook gewoon gezegd dat de burgemeester de wet moet uitvoeren, punt.

De voorzitter:

Fantastisch. Dat lijkt mij een prima antwoord; lekker kort.

De heer Brinkman (PVV):

Met alle respect, het is mijn vraag en ik ga over de kwalificatie van het antwoord. Ik vind het in zoverre een prima antwoord dat ik hierover een heldere afspraak wil hebben. Ik ga er misschien een motie over indienen, als de toezegging van de minister in eerste termijn mij niet bevalt. Is de heer Çörüz bereid om die motie met mij te ondertekenen?

De heer Çörüz (CDA):

Dan moet ik die motie zien. In het concrete geval van de burgemeester of de wethouder van Utrecht die wilde experimenteren met koffieshops, heeft het CDA duidelijk gezegd: no way.

Voorzitter. Ik ga verder met het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal, dat sinds 2003 bestaat. Agenten in Den Haag geven aan dat de afhandeling van een van de meest voorkomende strafbare feiten, winkeldiefstal, nog steeds niet goed is geregeld. Vooral de grote winkelketens gebruiken dat aangifteformulier bij winkeldiefstal op heterdaad. Een beveiliger of winkelpersoneel is bij heterdaad bevoegd om de verdacht aan te houden. Het winkeldiefstalformulier dient in dergelijke gevallen als aangifte. Dat scheelt agenten tijd bij de administratieve verwerking in BVH. Dit aangifteformulier is echter erg ingewikkeld en lastig in te vullen voor de beveiliging of het winkelpersoneel. Het wordt vaak niet in één keer juist ingevuld, terwijl het later corrigeren van de aangifte de agenten veel tijd en moeite kost. Zij moeten opnieuw naar die winkel of de beveiliging en het winkelpersoneel uitnodigen op het bureau voor de wijziging. Het is namelijk noodzakelijk dat de burger de fouten corrigeert en dat hiervoor opnieuw wordt getekend. We denken tijd te winnen, maar het wordt eigenlijk een grotere administratieve belasting voor de agenten.

Sommige bureaus worden afgerekend op een aantal gebieden, zoals het percentage fout ingevulde bonnen, het behalen van doorlooptermijnen van dossiers en het aantal aan het OM geleverde verdachten. Elk bureau schijnt er, naast deze administratie, ook weer een soort schaduwadministratie op na te houden, om te kunnen bekijken wat er allemaal wordt bijgehouden en of dat goed is.

Tot slot de Wet openbaarheid van bestuur, de Wob. Ik heb al eerder hieraan gerefereerd: zo langzamerhand is het een deelterrein van hobbyisten. Natuurlijk is het goed dat die wet op de openbaarheid bestaat, dat het bestuur wordt gecontroleerd. Maar als plannen met betrekking tot de Afghanistantop worden opgevraagd om te kunnen weten welke mensen op welke ambassades een wapen hebben, wordt die Wob misbruikt. Ik wil de minister nogmaals vragen om de verschillende gronden eens duidelijk te bekijken en af te baken voor de agenten, die al deze informatie moeten leveren.

Mevrouw Berndsen (D66):

Voorzitter. "We gaan het gewoon doen!" In meer inbrengen is dit motto van de bewindspersonen al naar voren gebracht. En zo was er bij de start van dit kabinet opeens één ministerie van Veiligheid en Justitie. D66 was en is nog steeds geen voorstander van deze samenvoeging. Eén minister, die gaat over de gehele keten van handhaving tot aan de rechterlijke macht, vindt D66 een te sterke concentratie van machten en daarom ongewenst. Waar zit de balans tussen de machten?

Met de titel "crime fighters" is bij deze bewindspersonen geen woord te veel gezegd. We worden overspoeld door aanvalsplannen en bombastische voorstellen, alsof we in oorlog verkeren. Repressie heeft de bovenhand en de ronkende retoriek van het regeerakkoord tiert welig. Als D66 vraagt naar de effecten van al die plannen en voorstellen, wordt die vraag weggewuifd. Waarom zou je namelijk geïnteresseerd zijn in effecten, als daadkracht als zoete broodjes over de toonbank gaat? Het mantra "harder, steviger, strenger" ligt deze bewindslieden voor in de mond bestorven; vergelding als leidmotief van onze samenleving.

D66 heeft de minister bij de algemene politieke beschouwingen gevraagd om een reactie op het onderzoek in het Tijdschrift voor Criminologie, waaruit bleek dat zwaarder straffen en langere celstraffen niet de oplossing zijn voor criminaliteit. Mijn collega Schouw zei het al: ook onderzoeken van het SCP en het WODC tonen dit aan. In plaats van een reactie op deze onderzoeken kregen wij van de staatssecretaris een onderzoek onder 1066 burgers voorgeschoteld. Wat willen de bewindspersonen nu eigenlijk daarmee aangeven over rechters? Dat zij niet hard genoeg straffen, dat de straffen niet ver genoeg gaan? Ontkent dit kabinet dat Nederland, in vergelijking met andere Europese landen, al heel streng straft? Vergeet dit kabinet gemakshalve dat "levenslang" hier, in tegenstelling tot in andere Europese landen, echt levenslang is? Deze zelfbevestiging van de staatssecretaris is zonde van het belastinggeld en eigenlijk een schaamteloze aanslag van nota bene een liberaal op het vertrouwen in de rechtspraak. Het voorstel voor minimumstraffen is een inperking van de rechterlijke vrijheid. Wordt straks de ongewenste tongzoen net zo zwaar bestraft als echte verkrachting? Het lijkt erop dat deze bewindspersonen een nieuwe tegelwijsheid hebben bedacht: genezen oogt beter dan voorkomen. Van preventie is in hun activiteiten namelijk weinig te bespeuren. Sterker nog, op sociale veiligheid wordt flink bezuinigd, ten koste van re-integratieprojecten en wijktoezicht.

Dit kabinet stelt vele prioriteiten op het terrein van veiligheid en justitie. Sommigen noemen dit daadkracht, mijn fractie noemt dit overkill. Ik vraag de minister om de Kamer een overzicht te sturen van alle prioriteiten, met de benodigde politie-inzet. Boven aan de prioriteitenlijst van de minister staat ongetwijfeld de nationale politie. "We gaan het gewoon doen" betekent kennelijk ook: knipper één keer met je ogen en het is gebeurd. Wat is het woord van de minister waard als hij het heeft over geen onomkeerbare stappen? Het wetsvoorstel moet immers nog door de Kamer, of de blauwe baas heeft al een gezicht. Burgemeesters staan voor voldongen feiten met het inrichtingsplan. Burgemeesters hebben hier nu al niets meer over te zeggen, dus hoe zorgt de minister dat zij straks als lokale gezaghebbers een fatsoenlijke positie hebben? Zoals eerder aangegeven, voor mijn fractie is de gezagspositie van de burgemeester een van de vijf toetsstenen voor een nationale politie.

Kortom, de voortvarendheid op dit dossier mag van de D66-fractie wel een tandje lager. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat deze minister, snel maar onzorgvuldig, een wet erdoorheen wil jassen die aan kwaliteit nog te wensen overlaat? En hoe staat het met die 49.500 agenten? Na de wassen neus van de 3000 en de – ik zal het netjes zeggen, meneer Brinkman – huisdierenpolitie is mijn fractie er niet bepaald gerust op dat de politiesterkte volledig ongeschonden blijft. Immers, die dierenpolitie van 500 gaat af van de huidige capaciteit, dus wellicht komen er minder rechercheurs, als zij gaan solliciteren.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter. Ik kan het niet laten om hier toch even op te reageren. Ik zit namelijk soms met kromme tenen te luisteren naar de opmerkingen over de dierenpolitie. Het is geen geheim dat deze voor de VVD niet echt een eerste prioriteit was. Maar doen alsof die dierenpolitie zit te wachten totdat er een eend verdrinkt en vervolgens niets onderneemt, lijkt mij volstrekt onzinnig. Kunnen we hier niet in alle eerlijkheid vaststellen dat die dierenpolitie gewoon ook zal worden ingezet voor het reguliere politiewerk, als er geen eenden aan het verdrinken zijn?

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik denk echt dat mevrouw Hennis hiervoor bij haar gedoogpartner moet zijn en niet bij mij. Met name de woordvoerder van de PVV heeft aangegeven dat hij een vrijgestelde dierenpolitie wil. Dat betekent dat deze wordt geschoold als dierenpolitie en dus ook als dierenpolitie zal worden ingezet. Als zij voor mevrouw Hennis niet helemaal vrijgesteld hoeft te worden, zou ik daar ontzettend blij mee zijn, want dat zou extra politiecapaciteit betekenen voor andere politiezaken.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

"Vrijgesteld zijn" betekent niet gaan zitten wachten en met je duimen draaien totdat er een eend verdrinkt. Zie hiervoor ook de brief van de minister van, naar ik meen, een paar dagen geleden. We moeten hier toch met elkaar in alle eerlijkheid kunnen vaststellen dat dit niet kan worden verstaan onder "vrijgesteld"?

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik ben blij met deze relativerende woorden van mevrouw Hennis. Zij heeft het over het verdrinken van een eend. Ik denk dan bij mezelf: waar zijn we in dit land in hemelsnaam mee bezig? Als de dierenpolitie andere dingen gaat doen, zou mij dat een heel lief ding waard zijn.

Ik kom te spreken over ICT. De ICT-voorziening van de politie moet worden vernieuwd. Vorige week nog hadden wij daarover een algemeen overleg. Wij voerden toen een discussie over de kosten die dat mee zou brengen, en over waar het geld eventueel vandaan zou moeten komen. Ik was toen al bezorgd, omdat ik dacht dat er onvoldoende geld zou zijn. Maar de minister heeft een brief gestuurd en op mijn vragen geantwoord. Al op dit moment wordt per jaar 650 mln. uitgegeven aan ICT. De minister geeft in zijn brief aan dat daar in de periode 2012–2017 nog een eenmalig bedrag aan zal worden toegevoegd. Een en ander loopt op tot ruim 4,2 mld. Je zou bijna denken dat de computers met gouden randjes worden bezet! Ik vraag de minister dus waaraan dat geld wordt besteed; de begroting is daar absoluut niet duidelijk over. En ziet de minister nog ruimte voor verdere besparingen, zodat er meer ruimte ontstaat voor innovatie en er hopelijk budget overblijft om te investeren in mensen?

De heer Van Raak (SP):

Weet u waarom het zo duur is? Omdat de korpsbeheerders en de korpschefs, de leiding van de politie in Nederland, er zo'n ongelooflijke puinhoop van hebben gemaakt. Omdat zij hun eigen prestige, hun eigen baan, belangrijker vonden dan de politieagenten en de veiligheid in de buurt; daarom kostte het zo veel geld. Is D66 het met mij eens dat wij dat geld niet weg gaan halen bij de veiligheid in de buurt of de agenten, maar bij de korpsbeheerders en de korpschefs?

Mevrouw Berndsen (D66):

Dat is D66 niet met de heer Van Raak eens. Ik kijk nu vooruit. De heer Van Raak weet ook dat uit een rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de verantwoordelijkheden nogal diffuus liggen. Wij hebben dat debat al gevoerd en ik ga dat niet overdoen. Ik heb een vraag voor de minister. Er is op jaarbasis 650 mln. beschikbaar en ik wil van hem weten of dat voldoende is om tot een goed systeem te komen. En laat hij het daarbij, of wordt dit een soort tweede UWV, waar het van 150 uiteindelijk 500 mln. is geworden? Ik wil een antwoord van de minister daarop.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb slecht nieuws voor mevrouw Berndsen. Deze discussie is niet gevoerd, deze discussie gaat nog beginnen. Ik verwacht zeker van mevrouw Berndsen steun voor een hoorzitting en een parlementair onderzoek, want de onderste steen moet hiervan boven. Maar is mevrouw Berndsen het met mij eens dat alle verantwoordelijken voor dit debacle bij de politie, in de nieuwe nationale politie niet meer terug moeten komen?

Mevrouw Berndsen (D66):

De Tweede Kamer gaat niet over het personeelsbeleid; daar gaat de minister over. Ik matig mij geen oordeel aan over mensen die zich hier niet kunnen verdedigen. Ik ga hierin dus niet mee.

De heer Van Raak (SP):

Maar de Tweede Kamer gaat wel over fraude en falen, waarschuwingen in de wind slaan, kritische rapporten onder de tafel schuiven. Dit zal tot op het bod uitgezocht moeten worden. Er kan geen nationale politie komen met hetzelfde bloed.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik constateer dat dit geen vraag aan mij was, dus ik hoef hierop niet te antwoorden.

Ik kom bij een ander punt: de regionalisering van de brandweer. De brandweer is ook een onderdeel van de veiligheidsketen. Ik vraag de minister of het klopt dat pas 10 van de 25 brandweerregio's zijn geregionaliseerd. Ik vraag hem ook op welke termijn de volledige regionalisering moet zijn bewerkstelligd. Daarbij vraag ik hem wat de regionalisering betekent voor de lokale inbedding van de vrijwilligers. Wij krijgen namelijk veel te horen dat zij zich nogal ontheemd voelen en ik verneem graag van de minister wat hij daarvan weet. Ik vraag de minister verder of hij het een goed idee zou vinden om te bekijken of een aantal beheertaken van de brandweer niet gelijk zou kunnen worden genationaliseerd, net als bij de nationale politie. Dit is een voorzichtige vraag. Ik heb er namelijk nog geen opvatting over of dat zou moeten, maar ik ben benieuwd hoe de minister hiernaar kijkt.

Volgens mij zei collega Van Raak al het nodige over het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid. Dat lijkt op de vtsPN. Ik vraag de minister of hij in ieder geval wil leren van de fouten die bij de vtsPN zijn gemaakt.

De rol van gemeenten in het veiligheidsdomein is onmisbaar. D66 is echter niet enthousiast over de voorstellen met betrekking tot de positie van de burgemeester en gemeenteraden. Verantwoordelijkheid zonder echte zeggenschap of bevoegdheden kan namelijk niet, deze minister weet dat als geen ander. Hoe wordt ervoor gezorgd dat burgemeesters niet louter een kop-van-jut worden, en voldoende middelen en slagkracht hebben om hun werk goed te doen? Weet de minister al wat hij gaat doen met het gammele wetsvoorstel in dezen?

Het zwaarder straffen van daders die geweld plegen tegen hulpverleners staat inmiddels behoorlijk op de kaart bij het kabinet. Maar hoe zit het met de ondersteuning van hulpverleners die door toenemend geweld hun werk niet meer durven doen? Heeft de minister bijvoorbeeld kennisgenomen van het bericht dat zelfs agenten weglopen bij agressie? Maar liefst 25% van de agenten trekt het niet. Trekt de minister zich dit aan? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat politiemensen mentaal beter worden toegerust op agressief gedrag?

Ik las in de krant dat iedere agent een smartphone krijgt waarmee boetes kunnen worden uitgeschreven. Dat zou een ideale ondersteuning kunnen zijn voor het idee van de gele kaart. Voor alle duidelijkheid, het is een idee vanuit de praktijk en ik vind dat wij het moeten omarmen.

De Nationaal Rapporteur kinderporno heeft onlangs in haar eerste rapportage aangegeven dat kinderen moeten worden beschermd tegen alle vormen van seksueel misbruik, dus zowel misbruik als het verspreiden of bekijken van beeldmateriaal. D66 steunt de oproep van de Nationaal Rapporteur om niet alleen op kinderpornografie, maar juist breder in te zetten op seksueel kindermisbruik. Heeft de minister zich op dit punt laten overtuigen door de Nationaal Rapporteur?

Kortom, in het veiligheidsdomein gebeurt veel, maar naar de mening van de D66-fractie wel erg eenzijdig en erg onzorgvuldig. Wij verwachten dan ook een uitgebreid antwoord van de minister op de genoemde punten. Mijn collega Schouw zal nu vervolgen.

De heer Schouw (D66):

Mevrouw de voorzitter en – ik zeg het de heer Van der Steur na – excellenties. Dat geeft toch een beetje niveau aan het debat. Dat heeft de voorzitter natuurlijk net gemist in het begin, maar dat was echt heel mooi. Mevrouw de voorzitter, excellenties.

De voorzitter:

Het is niet de bedoeling dat u hen rechtstreeks aanspreekt.

De heer Schouw (D66):

Dus ik maak dezelfde fout als de heer Van der Steur, probeert u te zeggen?

De voorzitter:

Ik ben er niet bij geweest, maar ik kan mij haast niet voorstellen dat hij die fout zou maken. Dit gaat overigens niet van uw tijd af. Ik zou maar gauw beginnen.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. De voorstellen, aanscherpingen en snelle oplossingen van dit kabinet schuren met de fundamenten van de rechtsstaat. D66 maakt zich dan ook zorgen over de uitholling van die rechtsstaat. Rechters en advocaten demonstreren niet voor niets, zo zou ik de excellenties willen voorhouden. Zij zien met lede ogen hoe wordt gezaagd aan de fundamenten en de rechtsstaat steeds lager op haar poten komt te staan. Voor D66 gelden vijf dingen.

1. De opgebouwde rechtsstaat moet niet worden afgebroken, maar moet juist worden versterkt.

2. Met een onafhankelijke en professionele rechter die rechtspreekt.

3. Een gewaarborgd recht op toegang tot een onafhankelijke rechter.

4. Met internationale en Europese verdragen over rechten en vrijheden voor burgers als anker voor beleid en wetgeving.

5. Waarin beleid en wetgeving zijn gebaseerd op kennis en niet zijn gebaseerd op veronderstellingen.

Kan het kabinet deze vijf D66-uitgangspunten onderschrijven? Zo nee, waarom niet?

Beperking van taakstraffen, invoering van minimumstraffen en langere celstraffen. De rechter wordt meer en meer gebombardeerd tot uitvoeringsorgaan van dit kabinet. Kan de minister nog eens uitgebreid toelichten hoe hij precies aankijkt tegen de zelfstandige en onafhankelijke positie van de rechter in onze rechtsstaat? Niet alleen de D66-fractie maakt zich er zorgen over, maar ook de beroepsgroep zelf. Het zou heel goed zijn als het kabinet haarfijn uitlegt hoe het aankijkt tegen die professionaliteit en zelfstandigheid.

Mijn partij vindt de verhoging van de griffierechten ook een uitholling van de rechtsstaat. Mijn fractie zegt dan ook: wij gaan het gewoon niet doen. Zelfs de Raad van State vraagt zich af of een substantiële verhoging van de griffierechten niet in strijd is met artikel 6 van het EVRM en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Burgers worden op veel te hoge kosten gejaagd, als zij hun recht willen halen. Dat is in strijd met het fundamentele recht op een vrije toegang tot de rechter. D66 vindt dan ook dat de toegang tot het recht voor ons allemaal gegarandeerd moet zijn. Mijn fractie vindt dat de toegang tot de rechter in onze Grondwet moet worden verankerd. Wat vinden de bewindslieden van dit voorstel?

Dit kabinet lijkt een verontwaardigde strijd te voeren tegen het EVRM en tegen het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het kabinet heeft het idee overgenomen om de margin of appreciation te verruimen, zodat Nederland zich minder hoeft aan te trekken van het Hof voor de Rechten van de Mens. Net als Rusland en Turkije, zeg ik er maar even bij. Essentiële mensenrechten die al 60 jaar lang een leidraad zijn voor onze wetgeving en rechtspraak moeten het afleggen – daar lijkt het in onze ogen tenminste op – tegen de topprioriteiten van dit kabinet: meer straf en minder asielzoekers. Dat zijn nu precies de twee onderwerpen waarop welgeteld 1500 zaken tegen Nederland lopen. D66 vindt dat dit kabinet geen initiatieven moet ontplooien die de reikwijdte of de doelstellingen van het EVRM afzwakken. Als het kabinet bedoelt zich in te spannen om de efficiency te veranderen, is dat een heel andere zaak. Ik vraag het kabinet graag om een ondubbelzinnige uitleg hierover. In de brief van de minister valt het woord "margin of appreciation" welgeteld twee keer. Hoe heeft het kabinet dit punt nu precies naar voren gebracht in Izmir?

De belofte van een privacywaakhond met tanden is inmiddels twee jaar oud. De staatssecretaris heeft die belofte bekrachtigd, maar afgelopen vrijdag begon opeens de terugtrekkende beweging. De boetebevoegdheid zal pas in een later stadium worden uitgebreid. Het kabinet toont hiermee aan hoe selectief het is in de zogenaamde daadkracht. Als puntje bij paaltje komt, is het toch net weer even geen prioriteit. Wat D66 betreft, is het verstevigen van het toezicht door het CBP wel prioriteit, juist nu databases en websites zo lek zijn als een mandje. Als de staatssecretaris daarover publiekelijk om commentaar wordt gevraagd, schuift hij graag de hete aardappel door naar het CBP, maar dat heeft geen tanden. Ik verwacht een ondubbelzinnige toezegging van het kabinet dat het hiervan werk gaat maken. Anders zal ik komen met een motie.

Concluderend. Er wordt geschuurd langs de randen van de rechtsstaat. D66 luidt daarover de noodbel. Ik mag u aankondigen dat wij binnenkort met een aanvalsplan komen, maar dan een aanvalsplan om de rechtsstaat verder te stutten en niet af te breken. Het is hoog tijd dat er in die rechtsstaat wordt geïnvesteerd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij hebben afgesproken dat wij 19.50 uur uiterlijk schorsen. Dan hervatten wij morgen om 15.00 uur met deze begroting, zodat wij vanavond ook nog op een redelijke tijd kunnen beginnen met het debat over Europa.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik zal met het oog op de klok proberen het zo kort mogelijk te houden. Ik dank het kabinet dat er een begin is gemaakt met een belangrijk punt voor de PVV: de minimumstraffen. In het wetsvoorstel is het bereik daarvan uitgebreid naar misdrijven waarop acht jaar of meer staat. Door deze aanscherping hoeven daders van diefstal met geweld, van geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel, van brandstichting en van mensensmokkel en producenten van kinderporno die opnieuw in de fout gaan niet meer op clementie van de rechter te rekenen. Omdat er terughoudend met interrupties wordt omgegaan, wil ik een antwoord geven op een mogelijke interruptie van collega Schouw. Er is wel een onderzoek gedaan naar de effectiviteit van strenger straffen. Ik verwijs naar het WODC-rapport Justitiële verkenningen 2008, nummer 2, "Afschrikking en generale preventie" en naar de bijdrage van de heren Van Velthoven en Suurmond. Ik laat de conclusie even voor wat die is, want ik denk aan de tijd. Straf is primair bedoeld als vergelding voor een misdrijf en ter voorkoming van eigenrichting. Ik heb dat net in een interruptie genoemd. Het doel is niet het verbeteren van de dader en hem transformeren tot een brave burger. Collega Gesthuizen haalde de film De Heineken Ontvoering aan. Een personage – ik zal geen naam noemen, want dan krijgen wij er een kort geding over – zegt daarin: ik krijg tien jaar, moet zeven jaar zitten. Tegen het slachtoffer zegt hij: en jij moet de rest van je leven over jouw schouder kijken. Zo moet het natuurlijk niet, dus de minimumstraffen worden toegejuicht.

Ook is het pleidooi van de PVV voor levenslang toezicht op zedendelinquenten door de regering gehoord. Er is een onderzoek gestart naar levenslang toezicht op zedendelinquenten die een tbs-maatregel hebben ondergaan. Een wetsvoorstel hiertoe is al in de maak. Ook hier is sprake van een uitbreiding. Niet alleen zedendelinquenten die een tbs-behandeling hebben afgerond, komen onder toezicht te staan. Nee, ook zedendelinquenten die een kale gevangenisstraf hebben gekregen, komen onder levenslang toezicht te staan. Bescherming van de slachtoffers staat voor de PVV voorop, dus dank voor het aangekondigde wetsvoorstel. Ik vraag de staatssecretaris wel of dit levenslange toezicht ook als een zelfstandige maatregel in het Wetboek van Strafrecht wordt opgenomen.

Er zijn natuurlijk onderwerpen die nog moeten worden geregeld. Wat de PVV betreft, is een daarvan de meerdaadse samenloop. Dat houdt in dat iemand die meerdere strafbare feiten heeft gepleegd en in één keer terechtstaat voor al die feiten een gevangenisstraf van in totaal maximaal een plus een derde maal het hoogste maximum daarvan opgelegd kan krijgen. Ter verduidelijking, de maximumstraf voor verkrachting is twaalf jaar. Iemand die tien verkrachtingen heeft gepleegd, gaat nu hoogstens zestien jaar daarvoor de cel in: twaalf jaar plus een derde maakt die zestien jaar.

Het komt er eigenlijk op neer dat voor de eerste verkrachting een straf wordt opgelegd terwijl voor de negen daaropvolgende verkrachtingen de straf nooit hoger kan zijn dan vier jaar. Wij vragen de minister of de staatssecretaris niet om een oordeel over een lopende zaak, maar in de media is naar voren gekomen dat Robert M. wordt vervolgd voor 67 feiten. Ziehier het belang van het afschaffen van de meerdaadse samenloop. Het verzoek van de PVV-fractie is dan ook om die regeling uit het Wetboek van Strafrecht te halen. Het plafond van een derde moet eraf, zodat de rechter met ieder feit apart rekening kan houden.

Daarnaast is de PVV-fractie van mening dat de meerdaadse samenloop de oplegging van minimumstraffen mogelijk in de weg staat. Als een dader die is veroordeeld voor een verkrachting na het uitzitten van zijn straf binnen tien jaar opnieuw voor een verkrachting wordt veroordeeld, krijgt hij een minimumstraf. Een dader die "de mazzel heeft" dat alle delicten gelijktijdig worden behandeld – de meerdaadse samenloop – komt echter niet in aanmerking voor de minimumstraf. Kunnen de minister en de staatssecretaris uitleggen hoe de bepaling van de meerdaadse samenloop zich verhoudt tot de minimumstraffen?

De PVV-fractie wil ook dat daadkrachtig kan worden opgetreden tegen straatterreur en uitgaansgeweld, juridisch gezegd: openlijke geweldpleging. Dit is geregeld in artikel 141 Sr. Naar de mening van de PVV zou dit aangepast moeten worden. Groepsleden kunnen wel allemaal worden vervolgd voor de openlijke geweldpleging, maar raakt iemand gewond, vallen er slachtoffers of worden er goederen vernield, dan wordt het erg lastig. Het Openbaar Ministerie moet dan bewijzen welk lid van de groep die handeling heeft gepleegd. Door de gehele groep strafrechtelijke aansprakelijk te stellen voor de ingetreden gevolgen wordt het bewijsrechtelijk probleem opgelost. Dit is nodig omdat mensen zich binnen de anonimiteit van een groep niet alleen onaantastbaar voelen, maar het in de praktijk ook nagenoeg blijken te zijn. Binnen een groep voelt men zich sterker dan wanneer alleen wordt opgetreden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik vind die obsessie met zwaarder straffen prima, maar ik heb een vraag aan mevrouw Helder. Waardoor laat een crimineel zich eerder afschrikken: een jaartje langer zitten, of een heel grote pakkans? Wat denkt zij?

Mevrouw Helder (PVV):

Dat hoort bij elkaar. Daarover hebben wij meermalen gedebatteerd. Vanzelfsprekend moet ook de pakkans omhoog. Dat heeft de minister in diverse AO's gezegd en het staat ook in de nieuwsbrief van het ministerie. De minister heeft gezegd: ik stel een paar taskforces in, want de pakkans moet wel degelijk omhoog.

De heer Dibi (GroenLinks):

De nieuwsbrieven en persberichten vliegen ons om de oren. Ik heb het echter over de vraag wat er concreet gaat gebeuren met de pakkans. Het is aan het kabinet en aan de PVV om het hoger maken van de straffen te verdedigen. Ik denk dat een crimineel er veel benauwder voor is om gepakt te worden dan om een jaartje of twee jaartjes langer te zitten. Op het punt van het vergroten van de pakkans zie ik concreet heel weinig. Kan mevrouw Helder mij uitleggen wat er concreet gebeurt om de pakkans te vergroten? Komen er meer agenten bij, wordt de kwaliteit van de agenten verhoogd? Wat gebeurt er op dat gebied?

Mevrouw Helder (PVV):

Ik vind het mooi dat de heer Dibi deze vraag stelt. Eerst werd immers van de hogere en strengere straffen gehakt gemaakt, maar nu laat de heer Dibi mij kiezen. Dat is al winst. Ik denk dat de heer Dibi van standpunt verandert over het hoger en strenger straffen.

Wat gaat er gebeuren om de pakkans te vergroten? Het moet allemaal nog gebeuren, maar het is wel aangekondigd. Ik haal een paar punten aan uit de nieuwsbrief: slimme camera's die na een alarm de beelden direct doorsturen naar de politie, burgers die een bijdragen kunnen leveren via "pak een dief, pak je mobiel", een speciale taskforce om het aantal overvallen terug te dringen, een taskforce om de straatroof terug te dringen, het Burgernet en het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Omwille van de tijd lijkt dit mij een heel goede opsomming. Ik kom terug op de vraag van de heer Dibi: beide zijn belangrijk en beide horen bij elkaar.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ter correctie: ik deel de obsessie met hoger straffen niet. De fractie van GroenLinks denkt dat de meeste winst te behalen is met het vergroten van de pakkans. Mevrouw Helder zegt dat wij op dat gebied een paar taskforces krijgen; dat heeft zij in de nieuwsbrief gelezen. Er komt een "pak je mobiel"-actie, waarbij je burgers verantwoordelijk maakt voor het opsporen van criminelen en ik hoorde nog iets. Wat gaan onze agenten echter doen? Komen er agenten bij om de pakkans te vergroten? Komt er meer kwaliteit bij de recherche? Wat gaat er concreet bij de politie gebeuren om de pakkans te vergroten?

Mevrouw Helder (PVV):

De beantwoording van die vraag laat ik graag over aan collega Brinkman, die de politie in zijn portefeuille heeft. Dat weet de heer Dibi ook. Collega Brinkman zal dadelijk wel op die vraag ingaan, als die al niet in zijn bijdrage aan de orde komt.

De voorzitter:

Mevrouw Helder vervolgt haar betoog.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik merk het volgende op ter onderbouwing van de groepsdynamiek. In Rotterdam loopt al ongeveer anderhalf jaar het project Hand in Hand. Dat project heeft het aanpakken van jonge hooligans tot doel. Daaruit is gebleken dat de meesten meelopers zijn, jongens die zich tegenover de groep willen bewijzen. Zij hebben ook tegenover de politie verklaard dat zij zich vanwege de kick en de spanning aansluiten. De groepsdynamische processen en de anonimiteit van de groep spelen daarbij ook een rol. In het kader van een veilige samenleving dient die dynamiek te worden doorbroken. Groepsleden hebben in het voorstel van de PVV de keuze als het uit de hand dreigt te lopen: ingrijpen of weggaan. Dat geldt voor iedere burger en dus ook voor leden van een groep. Als een lid dit niet doet, dan aanvaardt hij of zij het risico op het intreden van de gevolgen van een groepsgedraging. Kort samengevat: je was erbij, je bent erbij. Ik verwijs even naar het Burgerlijk Wetboek, waarin al een dergelijke bepaling staat. Voor de liefhebber: die bepaling, de civielrechtelijke hoofdelijke aansprakelijkheid, staat in artikel 166 van boek 6. De PVV wil graag ook zoiets in het Wetboek van Strafrecht terugzien.

Het dankzij de PVV bereikte levenslange toezicht op zedendelinquenten heb ik net al aangehaald. Er hebben mij geluiden bereikt dat er behoefte bestaat aan een zogenaamd cliëntvolgsysteem voor zedendelinquenten. Dit systeem moet een lijst bevatten van mensen die zich aan seksueel misbruik schuldig hebben gemaakt. Het gaat om personen die veroordeeld zijn en hun straf hebben ondergaan. In de huidige praktijk verdwijnen zedendelinquenten uit beeld. Zij duiken pas op als er weer een misdrijf is gepleegd. Met het cliëntvolgsysteem zou de politie zicht op dergelijke personen kunnen houden en kunnen nieuwe misdrijven en nieuwe slachtoffers worden voorkomen. Ziet de minister of de staatssecretaris iets in een dergelijk systeem, in aansluiting op of in combinatie met het levenslange toezicht dat geregeld zal worden?

Ik kom op iets van een heel andere orde, namelijk de benoeming en de nevenfuncties van rechters. Begin dit jaar opperde de PVV het idee dat rechters niet meer voor het leven benoemd zouden moeten worden. Hoewel de minister hier in eerste instantie negatief op reageerde, doe ik een nieuwe poging. De reden hiervoor is dat het argument van de minister niet juist is. Er is namelijk geen sprake van een schending van de scheiding der machten als rechters niet meer voor het leven benoemd zijn. Onafhankelijkheid van de rechterlijke macht vereist ook niet dat rechters voor het leven benoemd zijn. De regering moet een rechter echter niet kunnen ontslaan. Nederland gaat met de in de Grondwet opgenomen bepaling over het voor het leven benoemen van rechters verder dan artikel 6 van het EVRM en de daarop gebaseerde jurisprudentie vergen.

Wij hebben in Nederland de leer van de scheiding der machten maar ook van de checks-and-balances, een stelsel van elkaar wederzijds controlerende en in evenwicht houdende machten en instanties. De rechterlijke onafhankelijkheid is dus niet absoluut en mag ook geen oncontroleerbare macht in de samenleving zijn. Hoe staat de minister dus tegenover het idee om rechters niet meer voor het leven te benoemen, maar een van rechtswege aflopende ambtstermijn, die natuurlijk wel enige tijd moet duren, te introduceren? Als een rechter dan herbenoemd wil worden, volgt dezelfde procedure als bij de benoeming.

De heer Schouw (D66):

Ik plaats vraagtekens bij hetgeen mevrouw Helder zegt. Wij hebben namelijk juist afgesproken om rechters voor het leven te benoemen, omdat zij daarmee door heel weinig zaken bedreigd worden. Daarmee wordt de onafhankelijkheid van rechters gegarandeerd. Hoe heeft mevrouw Helder het nu voor zichzelf uitgewerkt? Krijgen rechters een aanstelling voor bepaalde tijd, bijvoorbeeld voor vijf jaar? Komt er geen nieuw contract als rechters niet voldoende harde, grote en massieve straffen hebben uitgedeeld? Moet ik het zo begrijpen?

Mevrouw Helder (PVV):

Die vraag is terecht. Ik begrijp waar de heer Schouw op doelt. Zo is het niet bedoeld. Rechters moeten gewoon niet meer voor het leven benoemd worden. Rechters zijn ook mensen – ik heb dat ook in een opiniestuk geschreven – en mensen maken fouten. Ik haal hierbij het voorbeeld van Lucia de B. aan. Rechters moeten niet dusdanig onaantastbaar zijn doordat zij voor het leven benoemd zijn. Zij moeten echter wel onafhankelijk zijn. Nogmaals, de regering zal een rechter niet ontslaan. De rechterlijke macht gaat zelf over de voordracht bij een eerste benoeming, zoals nu ook het geval is.

De heer Schouw (D66):

Dan zijn we er denk ik al. Mevrouw Helder zegt dat een rechter gecorrigeerd moet kunnen worden als hij of zij fouten maakt. Dat begrijp ik, maar dat kan toch al binnen het huidige systeem? Is mevrouw Helder bereid om mee te denken om binnen het huidige systeem een tandje scherper te zijn op disfunctionerende rechters, die we misschien wat harder moeten aanpakken?

Mevrouw Helder (PVV):

Daar willen we altijd over nadenken. Ik heb begrepen dat hierover in het voorjaar van 2012 een wetsvoorstel komt. Daar zullen we kritisch naar kijken, maar het is zeker gewenst dat het optreden tegen disfunctionerende rechters een tandje scherper wordt. Die geluiden komen ook uit de rechterlijke macht zelf. Ik blijf er echter bij dat voor het leven benoemd zijn niet nodig is voor de onafhankelijkheid. Binnen de rechterlijke macht kan dan worden gereageerd op fouten die rechters maken. Ik verwijs naar een onderzoek dat onlangs bij RTL Nieuws langskwam: in zo'n twintig jaar heeft één rechter er uiteindelijk na een stevig overleg voor gekozen om zijn biezen te pakken. Dat moet dus niet.

De heer Schouw (D66):

Tot slot. Voor mijn fractie is het wel belangrijk om de onafhankelijkheid te garanderen door iemand voor het leven te benoemen. Ik ben blij dat mevrouw Helder ook wil praten over mogelijkheden om binnen het huidige systeem strenger te kijken naar de paar rechters die niet goed functioneren.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik hecht eraan om namens de VVD-fractie op te merken dat wij ook niets zien in het voorstel om rechters tijdelijk te benoemen en daar een beoordelingssysteem aan te koppelen. Zoals mevrouw Helder weet, vinden wij wel dat rechters binnen de kaders van de rechterlijke macht aan de hoogste eisen moeten voldoen, juist omdat zij het voorrecht van een levenslange benoeming. Daarvoor zouden er intern betere disciplinaire maatregelen moeten zijn. Wij steunen de PVV vaak in haar uitgangspunten, maar dit uitgangspunt achten wij in strijd met de rechtsstaat.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat maakt de uitdaging alleen maar groter!

Voorzitter. Daarnaast is de PVV van mening dat rechters, inclusief plaatsvervangende rechters, geen lid dienen te zijn van de Eerste of Tweede Kamer. Nu is het slechts leden van de Hoge Raad niet toegestaan om tevens lid van de Eerste of Tweede Kamer te zijn. Reeds in april 2007 is de onwenselijkheid van het lidmaatschap van beide organen in de leidraad voor de toelaatbaarheid van nevenfuncties van de werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak opgenomen. Ook de heer Davids, voormalig president van de Hoge Raad, heeft hierover in het verleden zijn verbazing uitgesproken. Ik citeer hem op dit punt: “Met de trias politica als leidraad is het mij altijd een raadsel geweest waarom dat voor leden van de Hoge Raad geldt en niet voor bijvoorbeeld de kantonrechter in Groenlo”. Graag een reactie van de minister hierop.

Ik kom bij mijn laatste punt, de stichting Forum Levenslang. Dit forum zet zich in voor een meer humane tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf, onder andere door het bieden van een perspectief. Het forum streeft naar een met waarborgen omklede procedure waarin periodiek de noodzaak van verdere vrijheidsbeneming wordt getoetst, aldus de website. Let wel, dit gaat over mensen die een levenslange gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen. In normaal Nederlands: het zou dus zomaar kunnen dat de opgelegde levenslange gevangenisstraf geen levenslang zal zijn. Zo wordt de rechter ook nog eens op de verkeerde manier ingehaald. Als het eindoordeel na een zorgvuldige procedure luidt dat iemand een levenslange gevangenisstraf krijgt, dan dient dit oordeel in stand te blijven, vindt de PVV.

Nu is een aantal praktiserende rechters lid van deze stichting. Is de minister het met de PVV eens dat dit niet mogelijk moet zijn? Het kan niet zo zijn dat praktiserende rechters zich op deze wijze openlijk en impliciet negatief uitlaten over de levenslange gevangenisstraf die onderdeel uitmaakt van het Wetboek van Strafrecht. Het is niet aan de rechter om op deze wijze een oordeel uit te spreken over de betreffende wetgeving.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ondanks een grote crisis in de wereld, ondanks de diverse brandhaarden in de wereld en ondanks de wekelijkse jankparades van de linkse oppositie behandelen wij nu het zonnetje van het kabinet, de begrotingen van Veiligheid en Justitie. Dit kabinet gaat justitie en politie in ieder geval reorganiseren en laat veiligheid daadwerkelijk op de agenda staan. De politie staat wat dat betreft de laatste jaren onder grote druk, niet alleen qua werkdruk maar zeker ook organisatorisch. Dit heeft de beeldvorming rondom de politie zeer negatief beïnvloed. Soms terecht, maar vaak ook zeer onterecht.

In grote lijnen kampt de politie met een viertal grote problemen. Om te beginnen is de politie opgezadeld met een ineffectief computerprogramma, waar andere woordvoerders zojuist al over hebben gesproken en wij vorig week ook al over gesproken hebben.

Ten tweede is de politie in de beeldvorming vaak met de verkeerde dingen bezig, zoals het behalen van bonnenquota of het uitvoeren van radarcontroles waarbij boetes worden uitgeschreven voor 3 km/h te hard. Of men krijgt bij het doen van aangifte te maken met weigerachtige politieagenten. Of er is sprake van vele duizenden aangiftes met een daderindicatie die niet onderzocht worden en op de stapel blijven liggen.

Ten derde heeft de politie organisatorisch drie bazen. Voor de opsporing is er Justitie en uiteindelijk de minister van Justitie, en voor de openbare orde zijn er de huidige 25 korpsbeheerders, waarvan 13 van PvdA-huize; bij dat laatste wringt dan ook vaak de schoen. Sommige korpsbeheerders zijn niet opgewassen tegen hardnekkig openbaar ordegeweld en laten veelvuldig zien dat ze gediskwalificeerd zijn als burgemeester.

Tot slot is de vaak gehoorde klacht dat de politie niet zou doorpakken, niet zou durven optreden of gewoon te laks optreedt.

Dit waren de vier punten die ik in vogelvlucht zal behandelen. Wij hebben vorige week reeds gesproken over het onderwerp ICT. Ik zeg bij dezen nogmaals dat ik groot voorstander ben van het aanvalsplan van de minister. Ik hoop dat hij de operationele kennis van de diender op straat nadrukkelijker betrekt bij de plannen om te komen tot een beter systeem. Dat is namelijk van cruciaal belang voor het slagen van deze missie. Ik hoor graag van de minister hoe hij dat er specifiek bij betrekt.

Ik blijf erbij dat korpsbeheerders van de organisatie van de vtsPN een wanvertoning hebben gemaakt en dat wij nu puur als gevolg van mismanagement met een misbaksel zitten. Men heeft de politie met de rekening laten zitten en men heeft korpsbeheerders met de portemonnee van de politie laten shoppen. Uiteindelijk moet de politie op de blaren zitten. Dat vind ik onacceptabel en zoals ik zojuist ook tegen collega Van Raak heb gezegd: ik vind dat de vervuiler moet betalen. Ik vraag de minister nogmaals – ik heb toch de indruk dat ik wat dat betreft niet alleen sta in deze Kamer – om eens na te gaan of er met de minister van BZK gesproken kan worden over een participatie in deze kosten van de politie door die gemeenten die er nadrukkelijk met de pet naar hebben gegooid.

Ook in de organisatie van een nationale politie heeft de minister rekening gehouden met de ICT, door één persoon in de dagelijkse leiding van de nationale politie hiervoor verantwoordelijk te houden. Dat is een goede zaak. Kan de minister echter garanderen dat ICT-innovatie binnen de politie – dat is een heel belangrijk punt voor heel veel regio's, waaronder Twente en Amsterdam – ondanks die centrale leiding nog steeds mogelijk is?

Over de efficiency van de politie en de indruk dat de politie met de verkeerde dingen bezig is, heb ik het volgende te zeggen. Deze minister is zeer voortvarend geweest met de aanpak van de perverse bonnenquota. De heer Van Raak claimt dat als zijn punt, maar hij zal het met mij eens zijn dat hij daarbij in ieder geval altijd de PVV aan zijn zijde heeft gevonden. Deze minister is ook druk bezig om de bureaucratie en het grote aantal formulieren aan te pakken die kennelijk nodig zijn voor het vervolgen en het veroordelen van verdachten. Dat is een goede zaak en ik verwacht daar veel van. De oplossingspercentages zijn hartstikke ambitieus. Goed zo! Wij zijn echter nog maar net begonnen en op dat gebied moet nog heel veel gedaan worden.

Burgers zijn altijd geneigd om zaken te vergelijken. Natuurlijk is dat niet altijd terecht, maar het beeld is te vaak negatief. Dat is voor de reorganisatie en het behalen van doelstellingen vaak ook destructief. Het zou goed zijn als wij proberen een en ander recht te zetten in die beeldvorming. Waarom bekeuren wij nog steeds bij 3 km/h of 4 km/h te hard? Het zou mij ongeveer tien boetes per jaar schelen. Wij hadden toch afgesproken om de boetes te verhogen, om bij radarcontroles als standaard 10 km/u in te stellen en dan misschien de boetes te verhogen?

Ik kom daarmee meteen bij het volgende punt. In de begrotingssystematiek wordt altijd rekening gehouden met dat hoge bedrag aan inkomsten uit boetes. Het is iets van 600 mln. Tornen aan boetes betekent vaak dat je elders geld moet vinden om de gederfde boete-inkomsten te compenseren. Eerlijk gezegd begrijp ik dat systeem vanuit de begrotingssystematiek wel, maar het is eigenlijk net zo pervers als de bonnenquota. Kunnen wij die bedragen in de toekomst niet op een andere manier in de begroting wegzetten, zodat wij in de Kamer iets meer armslag hebben om eraan te tornen en te bekijken of wij ermee kunnen experimenteren?

Liever haal ik geld bij dienstauto's van politiebazen – heel veel politiebazen hebben namelijk een dienstauto – lucratieve bonussen voor hoge politiechefs en lucratieve contracten van korpsleidingen en toekomstige ex-korpsleidingsleden. Als ik lees dat de huidige korpschef van Amsterdam met zijn toentertijd door burgemeester Cohen afgesloten contract op zijn 56ste met pensioen kan en dat dit de belastingbetaler tot 2 mln. kan gaan kosten, denk ik dat er genoeg van dit soort graaiers zijn om het gat te dichten. Die lucratieve contracten zijn opnieuw door oude korpsbeheerders afgesloten, maar wel met geld van de politie. Het zijn weer de korpsbeheerders die, net als bij de ICT, opnieuw bij de contracten aan het shoppen zijn geweest met de portemonnee van de politie. Ook in dit geval vraag ik nadrukkelijk dezelfde systematiek van de vervuiler betaalt. Kan de minister van Veiligheid en Justitie niet eens bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aankloppen om te kijken of deze daarin kan participeren? Wat mij betreft kopen we die contracten af in plaats van een functie te verzinnen voor al die ex-korpsleidingsleden die straks allemaal overbodig zijn. Ik ken het helemaal, ik heb het gezien: ze worden adviseur, ze krijgen een bureautje ergens op een hoofdbureau, ze beginnen hun eigen adviesbureau, ze gaan hun eigen briefpapier stempelen en naast het korpsleidingssalaris dat ze verdienen, verhuren ze zich ook nog eens voor enkele tonnen per jaar als adviseur op de commerciële markt. Dat moeten wij toch echt niet willen. Al zijn het er een stuk of tien, biedt ze een contract aan, koop ze af en haal het geld bij de VNG. Dan zijn we ervan af.

De heer Dibi (GroenLinks):

Mij bekruipt een gevoel dat ik wel vaker heb als ik de heer Brinkman hoor spreken. Hij weet heel goed te vertellen wat er allemaal misgaat en probeert daar ook een groot nummer van te maken, maar wat gaat dit precies betekenen aan het eind van dit begrotingsdebat morgen? Wat is de agent dan opgeschoten met deze woorden?

De heer Brinkman (PVV):

Ik was bij mijn tweede onderdeel. Voor de beeldvorming vind ik dat de politie met de verkeerde dingen bezig is. Ik heb nu al aangegeven waar ik vind dat dit in de beeldvorming voor het publiek naar buiten toe een rol speelt. Uiteraard kom ik nog met allerlei voorstellen. Ik ga de heer Dibi echt nog heel erg blij maken met het veranderen van de standaardwapenuitrusting van de diender. Wij gaan de taser, waarvan hij misschien een heel groot fan is, aanpakken. Wij gaan kijken naar mogelijkheden om andere politiemensen niet meer de dienstplicht in Turkije te laten vervullen. Ik kom nog met heel veel heel goede voorstellen. Ik ga de heer Dibi echt bedienen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat wacht ik af, maar ik hoop dat het na vandaag meer is dan een taser en praten over Turken. Ik kijk uit naar die concrete voorstellen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik vind het wel jammer dat de heer Dibi dit nu tegen mij zegt. Ik heb net een aantal betogen van de oppositie gehoord en ik heb daarin werkelijk helemaal niets nieuws gehoord, maar misschien heb ik niet goed geluisterd. Dat zou natuurlijk kunnen, dat overkomt me wel vaker.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Die jijbakken zijn we ook al gewend. De heer Brinkman gedoogt het kabinet. Hij steunt het kabinet onder andere omdat veiligheid een prioriteit zou zijn. Dan moet hij ook concreet kunnen aangeven wat de individuele agent heeft aan de steun van de PVV aan dit kabinet. Er kan dan wel op gewezen worden dat de oppositie geen meerderheid heeft, maar de PVV kan ons een meerderheid opleveren om een aantal zaken te verbeteren voor agenten. Ik hoop dat als puntje bij paaltje komt en er concrete voorstellen op tafel liggen om de positie van agenten te verbeteren, deze meer inhouden dan alleen een taser bij de uitrusting.

De heer Brinkman (PVV):

Ik begon niet met jijbakken. Dat was de heer Dibi, die mij midden in een betoog over de politie, waarover ik straks met heel goede voorstellen kom, interrumpeert en meteen vraagt of ik met iets constructiefs kan komen. Nogmaals: ik ga de heer Dibi zeker bedienen en hij zal heel blij worden; misschien ook wel niet.

Ook binnen de politieorganisatie moet nog veel veranderen. Nog steeds wordt binnen bepaalde korpsen geworven met diversiteit als eis. Bij vacatures binnen de Nederlandse politie moet de beste het gewoon worden, ongeacht de afkomst. Kan de minister garanderen dat dit beleid eindelijk een halt wordt toegeroepen in de nationale politie? Ook de eeuwige neiging van de politie om Nederlands-Marokkaanse politieagenten in te zetten in buurten met een grotendeels allochtone afkomst, is volgens mij juist destructief voor de veiligheid en de veiligheidsgevoelens in de wijk. Als argument voor een dergelijke diender geeft de leiding vaak de kennis van de cultuur en de taal, maar daar steekt het 'm juist. Is het niet juist van belang dat de burger kennis heeft van de Nederlandse cultuur en taal? Het gaat er toch juist om dat de Marokkaanse straatjeugd die taal en cultuur begrijpt en spreekt? Ik heb mailtjes gekregen van burgers die schande spraken van het feit dat politiemensen Arabisch spraken met jeugd die juist heel goed Nederlands kon praten. Kunnen we niet gewoon afspreken dat binnen de politie, buiten het verhoren van verdachten, bij mensen die het Nederlands gewoon machtig zijn, geen andere taal wordt gesproken dan het Nederlands?

Naast het spreken van Nederlands is de PVV van mening dat de politie absolute onafhankelijkheid moet uitstralen. Dat gebeurt volgens onze overtuiging niet indien wij politiewerknemers toestaan om de islamitische hoofddoek te dragen binnen politiebureaus. Is de minister nog steeds voorstander van dit beleid?

Een grote bron van ergernis binnen de PVV is de regeling voor Turks-Nederlandse politiemensen om, vaak tijdens betaald verlof, te kunnen voldoen aan hun overgebleven dienstplicht van drie weken in Turkije. Ook kan het bedrag van ruim € 5000 dat voor de afkoop van dienstplicht betaald moet worden, renteloos geleend worden via de politie. De PVV is van mening dat er een einde moet komen aan deze regeling. In het algemeen is de PVV overigens van mening dat wij geen enkele Nederlandse diender kunnen tolereren in vreemde krijgsdienst, noch met een dubbel paspoort.

De heer Marcouch (PvdA):

Als die culturele competenties en die talen ertoe leiden dat wij die criminelen kunnen oppakken en opbergen, moeten wij het volgens de heer Brinkman dan zo doen of niet, als de consequentie is dat je hen anders niet te pakken krijgt?

De heer Brinkman (PVV):

De heer Marcouch gelooft nog steeds in sprookjes. Dat is in zekere zin natuurlijk ook hartstikke goed, want je moet ook altijd een bepaald ideaal nastreven. Ik ben echter niet helemaal op mijn achterhoofd gevallen. Na 22 jaar bij de politie weet ik dat die Marokkaanse diender er niet voor zorgt dat er meer daders binnenkomen. Het enige waar hij handig voor is, is dat hij in burger misschien mensen kan afluisteren in de tram als zij iets willen flikken en niet in de gaten hebben dat er een diender naast hen zit. Het is misschien ook handig voor het verhoren van verdachten, maar het is buitengewoon destructief als een groepje van twintig Marokkaanse jongeren de boel in Amsterdam-West loopt te versjteren, als twee Marokkaanse dienders dan naar hen toe lopen en als de Nederlandse burgers die gebeld hebben, dan zien dat die twee dienders Nederlands spreken met die Marokkanen, lachen, leuk en aardig doen, een schouderklopje geven en vervolgens, al lachend, weer weglopen. Ik krijg jaarlijks tientallen mails over dit soort incidenten. Dat moet gewoon stoppen. We moeten niet denken dat we vriendjes kunnen worden met dat soort Marokkaans straattuig. We moeten hen juist keihard aanpakken. Zij moeten de Nederlandse cultuur accepteren en zij moeten Nederlands spreken tegen een Nederlandse diender. Dat hele multiculti/geitenwollensokken-geneuzel dat wij er juist voor moeten zorgen dat er in een allochtone wijk heel veel allochtone dienders zijn, werkt alleen maar destructief voor het gezag van en het respect voor de politie.

De voorzitter:

Ik dacht dat u zou proberen om korte antwoorden te geven.

De heer Brinkman (PVV):

Dat heb ik niet beloofd.

De voorzitter:

O, dan ga ik u helpen.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik constateer dat ik geen antwoord heb gekregen op mijn vraag, maar ik gun het de heer Brinkman om zijn frustratie te uiten. Misschien kan dat een beetje therapeutisch werken. Het gaat mij erom dat ik hoor over stagnerende politieonderzoeken. Ik heb het helemaal niet gehad over Marokkaanse agenten. Ik heb het gehad over agenten die een extra taal spreken of die culturele competenties hebben die relevant zijn voor de pakkans. Ik constateer dat de heer Brinkman zegt: we laten de criminelen lopen als wij maar Nederlands spreken.

Wat vindt de heer Brinkman van het feit dat er politiekorpsen zijn die onderzoeken niet uitvoeren omdat zij Roma-talen niet in huis hebben? Zij kunnen georganiseerde misdaad niet aanpakken.

De heer Brinkman (PVV):

Zij moeten hun talen- en tolkenboekje updaten.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het is heel goed als ook onze dienders de Nederlandse taal spreken. Kunnen die tientallen e-mailtjes voor de tweede termijn, of in ieder geval voor mijn termijn morgen aan de Kamer worden gezonden? Ik wil de heer Brinkman best wel steunen in zijn voorstel om het kabinet te vragen dit onmogelijk te maken, maar ik heb het gevoel dat er van die tientallen niet veel overblijven. Als die tientallen e-mailtjes terecht zijn, geef ze dan aan de Kamer, want dan kunnen wij daarvan meteen werk maken.

De heer Brinkman (PVV):

Mensen die mij e-mailen, doen dat anoniem en ik geef de heer Dibi al helemaal niets. Ik heb geen zin om mee te werken aan mogelijke bewijsstukken, maar ik beloof dat ik de e-mailtjes het komende jaar zal doorsturen aan de heer Dibi. Ik hoop dat hij dan al die mensen zal beantwoorden.

Het derde punt heeft betrekking op de organisatie van de politie. Ik ben uiteraard zeer content met de behandeling in de Kamer van het wetsvoorstel nationale politie. Ik kan verzekeren dat de PVV samen met de coalitiepartijen haar uiterste best zal doen om deze wet gedegen maar ook zeer snel door de Kamer te laten behandelen.

Ik ben uiteraard zeer tevreden over het nationaliseren van het beheer. Natuurlijk kruisen beheer en beleid elkaar zo nu en dan en ik neem aan dat de minister daarvan dankbaar gebruikmaakt. Het probleem dat het beleid, lees voornamelijk de openbare orde, nog steeds bij de burgemeester ligt, is af en toe manifest. Nog steeds zijn sommige burgemeesters bestuurlijk ongehoorzaam en weigeren zij bepaalde formele wetgeving uit te voeren. Dit is de fractie van de PVV een doorn in het oog. Dit is absoluut onwenselijk. Ik heb sterke behoefte aan naming and shaming in dezen, namelijk een virtuele schandpaal voor bestuurders die weigeren vol continue de wet uit te voeren. Wat vindt de minister van dit idee?

Er zijn bestuurders – ik zal niet opnieuw burgemeester Wolfsen als voorbeeld nemen, maar ik noem bijvoorbeeld de burgemeester van Gouda – die niet in staat zijn hun burgers de bescherming te bieden waar zij recht op hebben, doordat zij niet geschikt zijn voor deze pet van het burgemeesterschap of omdat zij belangen van politieke vrienden willen dienen. Vaak wordt dit onderkend door de leden van de gemeenteraad, maar er wordt geen politiek gevolg aan gegeven. Ik heb hierover reeds een amendement ingediend bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar ik vraag aan de minister van Veiligheid en Justitie of hij van mening is dat een minister ook een oordeel mag hebben over wanprestaties van burgemeesters in het veiligheidssegment van gemeenten.

Het volgende probleem in de structuur en de organisatie van de politie is niet het beheer, maar de eenduidigheid en doortastendheid van het beleid van justitie en politie.

Mijn laatste punt heeft betrekking op het doorpakken van de politie. De burgers zeggen dat de politie vaak niet durft of gewoon te laks is. Ik moet eerlijk zeggen dat ik me die beeldvorming van burgers soms wel kan voorstellen. Het is echter vaak niet terecht, want vaak is een bestuurshandeling de oorzaak van de gedachte dat de politie niet doortastend optreedt. Ik neem als voorbeeld het incident bij de politie in Rotterdam waar uiteindelijk een aantal politiemensen gedwongen was hun vuurwapen te trekken, omdat zij werden belaagd door hooligans terwijl de ME een paar straten verderop, om de hoek van de straat liep te wachten. Er was informatie dat hooligans op rellen uit waren, maar ter vermijding van mogelijke escalatie werd de ME door dat zelfde bestuur niet meteen ingezet en achter de hand gehouden.

Ik heb al eerder gezegd dat de politie tot de dag van vandaag in sommige wijken nog no go areas hanteert. Ik heb zelf al eens een e-mail naar buiten gebracht waarin dit expliciet staat. Tegenwoordig gebeurt dit niet meer per e-mail, maar wordt dit in mondelinge briefings geuit. Er is een cultuur binnen de politie die denkt dat als je er lief en aardig uitziet en je lief en aardig bent tegen geweldenaars, tegen straattuig, men dan ook lief en aardig tegen jou is. Dat is echter vaak niet zo. Zachte heelmeesters maken in dat licht vaak stinkende wonden. Wil de minister hiertegen iets doen? Kan hij niet een bepaalde visie neerleggen bij mensen die het straks voor het vertellen hebben, ook in de openbare orde? Hij moet er een duidelijke regel van maken.

Een belangrijk punt bij geweldsaanwending van de politie is het traject daarna. De onzekerheid van de diender of hij het wel juist heeft gedaan, gaat gepaard met een maandenlang onderzoek van de Rijksrecherche. Totdat de uitslag daarvan bekend wordt, is er een schorsing of bureaudienst. Dit soort onzekerheden ontstaan vaak terwijl voor iedereen klip-en-klaar is dat de betreffende diender juist heeft opgetreden. Natuurlijk moet alles wel goed onderzocht worden. In de situaties waarin het klip-en-klaar is dat hij het goed gedaan heeft – soms is dat onduidelijk en dan kan het niet – zou de directe chef van die diender ongebonden een oordeel moeten kunnen vellen over mogelijke sancties en de mogelijke schuldvraag. Wat vindt de minister van die suggestie? Dat moet toch kunnen. Ziet de minister mogelijkheden om dit in de wet vast te leggen?

Ten slotte vraag ik aandacht voor de bewapening van de politieman. Standaard is de politie uitgerust met goede handboeien, een goed vuurwapen, maar een waardeloze korte wapenstok en onbetrouwbare pepperspray. De korte wapenstok – die is anders dan de lange wapenstok die ik vaak bij de mobiele eenheid heb mogen hanteren – is een klein kort dingetje dat wat mij betreft door de shredder kan worden gegooid. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat het een levensgevaarlijk ding is. Als je dat ding in je hand hebt en beseft dat je er niets mee kan uitrichten tegen die vent van twee bij twee, ben je wel een hand kwijt.

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman, we hadden 19.50 uur afgesproken. Daar was u echt bij.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb nog 53 seconden. Gaat u me nou op mijn laatste tien zinnen afkappen?

De voorzitter:

Nee, maar we hadden 19.50 uur afgesproken, dus u moet het snel doen. U was er echt bij; iedereen heeft dat gezien.

De heer Brinkman (PVV):

Dit is mijn laatste stuk.

De voorzitter:

U zei tegen mij dat u vier minuten zou spreken en het zijn er nu zestien.

De heer Brinkman (PVV):

Ik zei: drie blaadjes en vier minuten per blaadje.

De voorzitter:

Het zijn er nu in ieder geval zestien. Ga uw gang.

De heer Brinkman (PVV):

De korte wapenstok kan dus in de shredder. Pepperspray werkt slechts bij 90% van de burgers. Je zult maar net zien dat je die 10% tegenkomt op het moment dat je een belangrijke aanhouding moet doen. Ik zie ook grote problemen in geweld bij een aanhoudingssituatie. Er is geen goed wapen voorhanden in de huidige standaarduitrusting. Zou een wapen als de taser of de stroomstok uitkomst kunnen bieden? Voor het AT-personeel en een groot deel van de hondenbegeleiders is het al ingevoerd. De evaluaties daarover zijn zeer positief. De huidige politieman komt op straat mogelijk, ook door dit repressieve kabinet, vaker in aanraking met zwaar geweld. Wil de minister een onderzoek naar de huidige wapenuitrusting van de politieman toezeggen, en hierin de voor- en nadelen van het gebruik van de taser betrekken?

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De heer Elissen heeft er geen bezwaar tegen om morgen te beginnen. Wij stoppen nu met de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie. Dank voor uw bereidheid om mee te denken over een oplossing voor ons agendaprobleem. Wij hervatten de vergadering om 20.35 uur met het debat over de Europese top.

De vergadering wordt van 19.55 uur tot 20.35 uur geschorst.

Naar boven