2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Kooiman aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat er nog steeds veel misstanden zijn in de kinderopvang.

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Als ouder moet je natuurlijk altijd kunnen rekenen op goede en veilige kinderopvang. Ik sta hier vandaag omdat dit helaas nog niet het geval is. Van de 70.000 kinderopvangcentra heeft maar 60% de boel op orde. De oorzaak hiervan kan zijn dat de GGD-inspectie heeft gezegd dat de kinderopvang nog niet schoon genoeg is, maar ook dat er onvoldoende leidsters zijn op de groep. Als ouder wil je natuurlijk dat beide altijd in orde zijn en dat je altijd te maken hebt met goede, veilige en schone kinderopvang.

In Nederland hebben wij het zo geregeld dat de gemeente erop toeziet dat de kinderopvang die kwaliteit kan bieden en de instructies van de inspectie nakomt. Helaas treden veel gemeenten niet op als het hierbij misgaat. In een op de vijf gemeenten zijn het toezicht en de handhaving niet op orde. Mijn belangrijkste vraag aan de minister is dus hoe hij ervoor gaat zorgen dat een ouder met kind altijd kan rekenen op goede kinderopvang. Hoe gaat de minister gemeenten dwingen dat het toezicht op de kinderopvang altijd goed gebeurt, bijvoorbeeld doordat de gemeente altijd het handhavingsadvies van de GGD-inspectie opvolgt en doordat de gemeente het geld besteedt aan toezicht op de kinderopvang?

De kinderopvang heeft heel veel te lijden door de bezuiniging op de kinderopvang. De SP wil niet dat ouders gedwongen thuis komen te zitten door de bezuiniging op de kinderopvang. Helaas komt het ook voor dat de kinderopvang probeert om de kinderopvang betaalbaar te houden door bijvoorbeeld te bezuinigen op het aantal leidsters op een groep. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de bezuinigingen op de kinderopvang nooit ten koste gaan van de kwaliteit?

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Kooiman zei dat de kinderopvang nog onvoldoende op orde is. Er gaat gelukkig heel veel wel goed bij de kinderopvang. Veel ouders zijn er dan ook tevreden over. Ook kunnen kinderopvangbedrijven die het goed doen, daardoor groeien en hun kansen in de markt pakken.

De allereerste verantwoordelijkheid voor kwaliteit bij de kinderopvang ligt bij de ouders zelf, die moeten controleren dat daar waar zij hun kind naartoe brengen, alles goed voor elkaar is. De tweede verantwoordelijkheid ligt bij de ondernemer. Die moet ervoor zorgen dat hij datgene levert waarop de ouders recht hebben. De overheid, ten slotte, moet ervoor zorgen dat zij dit goed controleert. Daarvoor hebben wij een uitstekend systeem opgezet. Wettelijk is vastgelegd dat de GGD's 100% gaan controleren. Als een bedrijf met kinderopvang wil beginnen, gaat de GGD daar eerst naar toe, en als het bedrijf eenmaal is begonnen, gaat de GGD er drie maanden later nog een keer naartoe. Ook dat is vastgelegd. Als de GGD met aanbevelingen komt, kan de gemeente volgens de wet vervolgens actie ondernemen. De onderwijsinspectie controleert of de gemeenten dat daadwerkelijk doen.

Bij een op de vijf gemeenten is het nog niet helemaal voor elkaar, zei mevrouw Kooiman terecht. Met alle gemeenten waar het nog niet helemaal voor elkaar is, hebben wij echter wel verbeterafspraken kunnen maken. De andere 80% van de gemeenten heeft zijn toezicht op orde. Ik denk dat wij daar blij mee mogen zijn.

Wat is daarvoor de beste garantie? Die wordt natuurlijk gevormd door de plaatselijke gemeenteraad. Deze speelt net zo'n belangrijke rol in de gemeente als de Kamerleden hier spelen. Als een bepaalde gemeente op een lijst staat van plaatsen waar men het nog niet voor elkaar heeft, moet de gemeenteraad daar ervoor zorgen dat hij het college van B en W erop aanspreekt. Dit zal vervolgens door het college moeten worden opgepakt.

Daar is natuurlijk geld voor nodig. Het geld dat nodig is voor de GGD's en de gemeenten, hebben wij beschikbaar gesteld. Eerst is dit voor een deel structureel en voor een deel incidenteel beschikbaar gesteld, en met ingang van volgend jaar zal het helemaal structureel zijn en wordt het bedrag ook nog eens verhoogd. Ik denk dat wij op deze manier een goed stelsel hebben, en dat de ouders daaruit optimale zekerheid kunnen halen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Het is natuurlijk ontzettend krom dat je de eerste verantwoordelijkheid voor goede, betaalbare en veilige kinderopvang bij de ouders zelf neerlegt. We hebben hier te maken met een verantwoordelijkheid die de overheid zelf moet nemen. Ik heb een aantal vragen aan deze minister gesteld en hem een aantal voorstellen gedaan. Ik hoop dat hij deze voorstellen opvolgt, want dat hoor ik nog niet in zijn antwoorden. Je kunt gemeenten natuurlijk verplichten om een advies van de GGD-inspectie over te nemen. Waarom doet de minister dit niet? Helaas is het geld voor de kinderopvang niet geoormerkt, zoals wij dat noemen. Het geld dat de gemeenten nu krijgen voor toezicht op en handhaving ten aanzien van de kinderopvang, kan op dit moment net zo goed besteed worden aan lantaarnpalen en stoeptegels. Waarom verplicht de minister gemeenten niet om het geld dat bestemd is voor kinderopvang ook daaraan te besteden?

Minister Kamp:

Het zou heel slecht zijn als ik de eerste verantwoordelijkheid voor de kinderen bij de ouders weg zou halen. Het gaat om het kind van deze ouders. Voor hen is het kind het belangrijkste dat zij hebben in het leven en op de wereld. Zij willen dat dit kind veilig is, ook als ze het tijdelijk uit handen geven. Ik denk dat ouders deze verantwoordelijkheid zelf ook voelen. Als ondernemers in de kinderopvang een kind accepteren, nemen zij daarmee de verantwoordelijkheid voor dat kind op zich. Dan moeten zij dat ook waarmaken.

Ik reageer op de aanbevelingen van mevrouw Kooiman. Als opvolging van de adviezen van de GGD verplicht wordt, zijn het geen adviezen meer, maar zijn het voorschriften. Ik denk dat we gemeenten mogen vertrouwen. Het college van B en W en de gemeenteraad hechten dezelfde waarde aan dit onderwerp als mevrouw Kooiman doet. Zij kijken heel serieus naar de adviezen van de GGD en bekijken welke van deze adviezen zij kunnen opvolgen. Misschien moeten zij wat meer doen, misschien wat minder, misschien iets anders. We mogen gemeenten dit recht niet onthouden.

Ik denk niet dat het noodzakelijk is om te bepalen dat geld verplicht besteed wordt. Je moet gemeenten niet voortdurend voorschrijven wat zij moeten doen. Gemeenten hebben hun eigen verantwoordelijkheid en hun eigen parlement, de gemeenteraad, die daarop toeziet. Zij hebben het geld dat zij van ons krijgen, hard nodig. Zij gebruiken dit geld ook voor dit doel. Als het anders is, is de gemeenteraad er om dit te corrigeren.

Mevrouw Kooiman (SP):

We weten allemaal nog hoe verschrikkelijk de zedenzaak in Amsterdam was. Ik wilde dit voorbeeld eigenlijk niet noemen, maar ik denk dat het hier wel op zijn plaats is. De minister zegt dat de eerste verantwoordelijkheid bij de ouders ligt, maar de ouders van de kinderen in de Amsterdamse zedenzaak wisten dit niet. Zij konden niet controleren of een kind in veilige handen was. In dit soort zaken moeten we de verantwoordelijkheid durven nemen. Gemeenten moeten deze verantwoordelijkheid ook kunnen nemen. Ik vind zelf dat ik een aantal heel goede suggesties doe. Ze zijn heel haalbaar. Ik stel bijvoorbeeld voor om het geld te besteden aan kinderopvang. Dit is namelijk nodig. Een op de vijf gemeenten komt de afspraak niet na dat zij goed moeten toezien op de kwaliteit en op de veiligheid van een kind. We willen ook dat ieder kind goed onderwijs volgt. Als je je kind naar de kinderopvang brengt, wil je er zeker van zijn dat het veilig is. Ik wil daarom dat de minister ervoor gaat zorgen dat het beschikbare geld besteed wordt aan kinderopvang. Ook wil ik dat hij ervoor gaat zorgen dat de adviezen van de GGD-inspectie niet zomaar in een bakje naast de prullenbak verdwijnen, maar opgevolgd worden.

Minister Kamp:

Mevrouw Kooiman mag bij iedere gelegenheid het voorbeeld noemen dat zij noemde. Ik denk dat wij dit voorbeeld voortdurend voor ogen moeten houden. Maar het is niet juist om te denken dat alle problemen opgelost zijn als de overheid de verantwoordelijkheid op haar schouders laadt voor 80.000 werkenden in de kinderopvanginstellingen, voor 50.000 gastouders, voor kinderopvanginstellingen die op 10.000 plaatsen samen met de buitenschoolse opvang hun werk doen. Veel beter is het als de overheid zorgt voor sluitend toezicht en voor goede wetgeving. Dat doen wij. De overheid moet ook zorgen voor geld. Dat doen wij ook. Ook spreken wij anderen aan op hun verantwoordelijkheid. Als wij deze verantwoordelijkheid samen dragen, hebben wij de beste garantie. 80% van de gemeenten voldoet op dit moment aan de eisen. Met de overige 20% van de gemeenten hebben wij een afspraak voor een verbeterplan. Elke gemeente die niet aan de eisen voldoet, heeft met ons een afspraak gemaakt over verbetering.

Naar boven