15 Mogelijke uitzetting jonge asielzoeker

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dam voor een punt van orde.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Namens de woordvoerders van een groot aantal fracties, namelijk die van de PvdA, de SP, GroenLinks, de ChristenUnie en D66, verzoek ik om het VAO over de mogelijke uitzetting van een jonge asielzoeker pas om 21.15 uur te laten beginnen vanwege overleg.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter. Dat lijkt mij geen probleem.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Ook voor mijn fractie is dat geen probleem.

De voorzitter:

In dat geval zal ik de vergadering om 21.15 uur heropenen en schors ik haar nu even.

De vergadering wordt van 20.57 uur tot 21.15 uur geschorst.

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 oktober 2011 over de mogelijke uitzetting van een jonge asielzoeker.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. We hebben zojuist een debat gehad dat niemand onberoerd kan laten en dat heeft het dan ook niet gedaan, een debat over een bijzondere jongen, Mauro, die in één keer in het middelpunt van de belangstelling en van het politieke debat staat. In verband met de beperkte spreektijd wil ik mij concentreren op één punt dat in het debat aan de orde is gekomen en waar ik met de minister een discussie over had. Het ging over het alternatief dat er nog rest, nu de minister besloten heeft om geen gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid, namelijk het alternatief van het studievisum. Ik heb aan de minister gevraagd of hij bereid is om de procedure daaromtrent zo snel mogelijk uit te voeren, omdat blijkt, ook uit contacten die ik zojuist nog gehad heb met het UAF, dat de aanvraag van Mauro, als hij er een zou doen, een kansrijke aanvraag is en daarmee een reëel alternatief, nu de weg naar een definitieve status is afgesloten.

In het debat dat wij met de heer Voordewind hadden, heeft deze aangegeven dat een dergelijke procedure bij het UAF negen maanden zou duren. Het UAF heeft echter aangegeven, bereid te zijn om daar een spoedprocedure van te maken, zodat er snel een besluit zou kunnen worden genomen. Op dat punt heb ik dan ook een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat alle verblijfsaanvragen van Mauro en verzoeken om toepassing van de discretionaire bevoegdheid in het verleden door de voorgangers van de huidige minister voor I&A telkens zijn afgewezen;

constaterende dat de minister voor I&A tot eenzelfde afweging en beslissing is gekomen als zijn voorgangers;

constaterende dat Mauro nimmer in het bezit van een verblijfsvergunning is geweest en nimmer aanspraak op een verblijfsvergunning heeft kunnen maken;

constaterende dat de minister voor I&A heeft aangegeven dat het Mauro, gelijk aan andere vreemdelingen, vrij staat om een aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf in te dienen, gericht op een verblijf voor studiedoeleinden;

constaterende dat de minister voor I&A heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om, vooruitlopend op de daadwerkelijke indiening van een daartoe strekkende aanvraag, daarover nu reeds een definitief oordeel te geven;

constaterende dat vanuit de samenleving (meer in het bijzonder, het UAF) aan Mauro financiële en andere steun is toegezegd om een studie te kunnen volgen, waarmee naar verwachting aan een belangrijke voorwaarde zal worden voldaan om zijn studieloopbaan te kunnen vervolgen en zijn toekomstkansen te vergroten;

verzoekt de regering, een eventuele aanvraag van Mauro voor studie met voortvarendheid af te handelen en daarbij alle mogelijke regelingen aan te wenden, opdat Mauro het perspectief wordt geboden om zijn verblijf in Nederland voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1462 (19637).

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Dit is zo schaamteloos! Er blijft eigenlijk maar één ding over, namelijk dat de procedure maar een beetje snel moet gaan. Is de heer Knops het met mij eens dat de minister, maar eigenlijk ook de heer Knops zelf, bevestigd heeft dat de aanvraag gedaan moet worden vanuit het land van herkomst – hij moet dus eerst terug naar Angola – en vervolgens, als hij een diploma niet haalt, mbo-3, misschien mbo-4, misschien ook nog hbo, dat hij dan terug moet keren naar Angola, zonder enige status?

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik heb zojuist in het debat ook al aangegeven dat dit een andere weg is dan de weg die de heer Spekman voorstaat. Het is echter een weg vol kansen. Wij hebben van het UAF gehoord dat er, gezien de situatie waarin Mauro zit en de opleiding die hij volgt, mogelijkheden zijn in dit traject. Wij moeten die kansen aangrijpen, want, zeg ik tegen de heer Spekman, het kan niet zo zijn dat wij de lijn die wij met zijn allen hebben afgesproken, het beleid dat wij met zijn allen hebben ingezet, om één situatie verlaten. Ik heb in het debat ook al aangegeven dat er heel veel Mauro's zijn die wij niet kennen, over wie wij nu niet gesproken hebben. Ook die hebben recht op gelijke behandeling. Dit is dus een reëel alternatief. Hij zal moeten voldoen aan de richtlijnen die voor iedereen gelden, maar uit onze informatie is gebleken dat, gezien zijn situatie, als hij een aanvraag doet – dat moet hij uiteraard zelf beslissen – die zeer kansrijk is.

De heer Spekman (PvdA):

Dit is absoluut geen alternatief. Met een beetje wil en een beetje durf had uitzetting gemakkelijk voorkomen kunnen worden. Alternatieven zat. Maar nu weer dit. Dit is natuurlijk niets. Als die jongen al zo lang in onzekerheid is, waarom doet de CDA-fractie het hem dan aan om het zwaard van Damocles boven zijn hoofd te laten hangen? Als hij zijn opleiding niet haalt, moet hij alsnog uitgezet worden. Dat is toch gruwelijk! Daar kan de CDA-fractie toch nooit genoegen mee nemen?

De heer Knops (CDA):

De heer Spekman gaat nu al uit van een situatie die zich helemaal niet hoeft voor te doen. Ook in het debat ging hij uit van de situatie dat het niet goed gaat. Dit is een situatie waarin kansen liggen. Het is misschien niet het alternatief dat de heer Spekman voorstaat, maar het is een reëel alternatief. Het is ook getoetst door de UAF. Die heeft gekeken wat voor opleiding Mauro doet en of dat een kansrijke opleiding is. Dat geldt niet alleen voor hbo-studenten, maar ook voor mbo-studenten. Ook daar zijn mogelijkheden voor. Het is gewoon een kans die hij nu krijgt. Absolute zekerheid, in vergelijking met de andere situatie van een definitieve vergunning, is er op dit moment niet voor Mauro, maar met zijn opleiding, zijn achtergrond en de opstelling die hij in de afgelopen tijd getoond heeft, als een voorbeeld in de samenleving, zou het hem moeten kunnen lukken.

De heer Spekman (PvdA):

Het spijt mij zeer, maar uiteindelijk blijft het zwaard van Damocles boven zijn hoofd hangen. Daarmee zet de CDA-fractie Mauro gewoon op de schopstoel, langer en langer en langer. Ik kan dat eigenlijk niet aanzien.

De voorzitter:

Dit was geen vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ook ik zie het als een schijnoplossing. Mauro wordt blij gemaakt met een dooie mus. Wij hebben de optie eerder besproken met de minister. Toen heeft de minister gezegd: ik moet eerlijk zijn; kijkend naar de voorwaarden die daarvoor staan, regulier, komt hij niet voor een dergelijk visum in aanmerking. Nu staat de CDA-fractie hier en die put daar nog hoop uit. Waar komt die hoop vandaan als de minister eerder die uitspraak heeft gedaan? Sterker nog: de minister heeft het debat afgesloten met de opmerking dat Mauro terug moet. Is de CDA-fractie ten minste bereid toe te staan dat Mauro in Nederland de aanvraag kan doen? Is dat ten minste de inzet van de CDA-fractie?

De heer Knops (CDA):

De minister heeft in het debat aangegeven dat hij niet nu, staande het debat, een uitspraak kan doen over de vraag of Mauro, als die opteert voor een dergelijk visum, daarvoor in aanmerking komt. Ik begrijp dat, zoals ik ook in het debat heb gezegd. Het zou zeer onzorgvuldig zijn als wij op dit moment, zonder alle feiten te kennen, zeggen dat wij dit gaan regelen en dat vervolgens blijkt dat Mauro niet aan de regels voldoet. Wij vinden namelijk wel dat iedereen aan de regels moet voldoen.

De UAF heeft al jarenlang ervaring met studenten-vluchtelingen. Uit de contacten die ik met deze organisatie heb gehad, geeft zij aan dat de situatie van Mauro kansrijk is en dat het de moeite waard is een studievisum aan te vragen en dat zij zich daarvoor wil inzetten en Mauro wil helpen en begeleiden om dit mogelijk te maken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als Mauro de reguliere procedure moet volgen, moet hij het studievisum aanvragen in het land van herkomst. Dit betekent dus dat hij linea recta terug moet naar Angola en daar moet wachten op de behandeling van zijn aanvraag. Ook ik heb even contact gehad met de UAF. Daar heeft men mij gezegd dat er een wachtlijst is, dat de standaard wachttijd op dit moment negen maanden bedraagt en dat men het onredelijk vindt om Mauro helemaal naar voren te schuiven, aangezien dat niet eerlijk zou zijn tegenover andere aanvragers. Het uitgangspunt van de UAF is: gelijke monniken, gelijke kappen. Wij hebben dus twee verschillende berichten gehoord. Het blijkt dat Mauro toch terug moet naar Angola en dat hij daar zijn visumaanvraag zal moeten afwachten. Als hij al een visum krijgt, zou dat een wonder zijn.

Eerder zijn de minister en ook de CDA-fractie akkoord gegaan met een wijziging van de regels. Wij hebben het de hele dag al over de regels, maar de regels zijn eerder gewijzigd in het geval van Sahar. Waarom in dit geval niet, kijkend naar deze regeling van het studievisum, de jongen in Nederland zijn visum laten aanvragen?

De heer Knops (CDA):

Ik weet niet wanneer de heer Voordewind contact heeft gehad met de UAF, maar ik heb net voor dit debat nog contact gehad met de UAF. Op één punt verschil ik met de heer Voordewind van mening. Ik heb in het debat zojuist betoogd dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Daarbij heb ik één uitzondering gemaakt, namelijk in het geval van Mauro. Ik heb gezegd dat het, gezien de situatie waarin hij nu verkeert en de onzekerheid die er is, gerechtvaardigd is om de procedure te versnellen. Ik vind het bijzonder vreemd dat de heer Voordewind dat niet ondersteunt. Hij wil toch ook dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt?

De heer Schouw (D66):

Ik denk dat zelfs het woordje "schaamlap" te prestigieus is voor deze CDA-motie. Deze motie, zo houd ik de heer Knops, de vertegenwoordiger van de CDA-fractie, voor, is toch niet meer en niet minder dan een beschrijving van de bestaande procedure?

De heer Knops (CDA):

Dan heeft de heer Schouw het niet helemaal juist, want het punt dat nu juist in de motie naar voren komt en dat ik in het debat met de minister ook heb gemaakt, is dat ik van de minister snelheid in de afwikkeling van deze situatie van Mauro verwacht. Ik verwacht dat de minister dit met voortvarendheid oppakt en dus niet achteraan in de rij aansluit. Dat is de uitzondering die ik maakte, mijnheer Schouw!

De heer Schouw (D66):

Dit is een beschrijving van de bestaande procedure met een toevoeging, namelijk het woord "voortvarendheid". Had er dan nog "voorrang" van gemaakt; dan had het nog ergens op geleken! De heer Knops heeft echter ook gezegd dat deze motie een alternatief is voor blijven. Ik zou hem dan ook willen vragen of ik dat goed heb geïnterpreteerd. Is deze motie nu het alternatief voor blijven en is de CDA-fractie met deze motie dus van mening dat Mauro moet blijven?

De heer Knops (CDA):

De heer Schouw heeft in het debat heel goed gehoord wat wij gezegd hebben. Wij hebben het verzoek van een aantal andere fracties aan de minister ondersteund om nogmaals te kijken of het mogelijk is om voor Mauro een discretionair besluit te nemen, na eerdere afwijzingen van staatssecretaris Albayrak en minister Hirsch Ballin. We hebben daarover twee uitgebreide sessies met de minister gehad en hij heeft onze fractie ervan overtuigd dat dit niet kon, hoe hard het ook klinkt. Ik sta hier ook met gemengde gevoelens op dit punt. Wij hebben er begrip voor, maar daarmee houdt het niet op. De heer Schouw heeft in het debat namelijk gesproken over "steun uitspreken". Dan moet je ook kijken naar alternatieven. Natuurlijk, het is geen volstrekt gelijkwaardig alternatief, maar het is wel een perspectief dat vol zit met kansen. Mauro is een voorbeeld en wij zouden willen dat alle mensen van buiten die in Nederland zijn zich zo opstelden. Mensen als Mauro moeten de kansen krijgen en de kansen nemen die er zijn. Ik hoop oprecht dat Mauro dat ook gaat doen.

De heer Schouw (D66):

Mijn vraag was betrekkelijk eenvoudig. Dit wordt door de CDA-fractie gepresenteerd als het ei van Columbus, sterker nog, als een alternatief voor blijven. Ik moet mijn vraag aan de heer Knops helaas herhalen: is dit nu het alternatief voor "blijven" en is "blijven" de ultieme wens van de CDA-fractie? Daar kan volgens mij een heel eenvoudig "ja" of "nee" op worden gezegd.

De heer Knops (CDA):

Dit is een alternatief, omdat de andere route niet mogelijk is. Dit is een alternatief dat geen status heeft die vergelijkbaar is met een definitieve status, maar wel de kansen in zich heeft om die status uiteindelijk te krijgen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Wat hoopt biedt, is dat het CDA zo gemakkelijk van standpunt verandert dat er volgende week wel weer een nieuw standpunt kan liggen. Kan de heer Knops zich nog herinneren dat hij met mij op het pleintje aan het voetballen was met Mauro, of met mij voor de camera's van VARA Ombudsman stond, of te gast was bij Radio 1? Weet de heer Knops nog wat hij toen heeft gezegd? Hij heeft namens de CDA-fractie gezegd dat dit zo uniek was dat het onmenselijk zou zijn om hem uit te zetten en dat een discretionair besluit moest worden genomen. Ik kijk ook mevrouw Van Nieuwenhuizen aan, want zij heeft ook heel grote woorden over deze zaak gesproken. Wat zijn die woorden waard?

De heer Knops (CDA):

Collega Koopmans heeft al eerder zo'n verzoek gedaan, ook aan staatssecretaris Albayrak, net als de heer Dibi en een aantal andere collega's. Dat geeft aan dat meerdere leden in dit huis het een bijzondere zaak vinden, in ieder geval bijzonder genoeg om er aandacht voor te vragen bij de verantwoordelijke bewindspersonen. Meer dan bij al die andere afwijzingen daarvoor ben ik van mening dat deze minister in dit traject zeer zorgvuldig en transparant aan de Kamer heeft aangegeven wat de mogelijkheden en onmogelijkheden waren. Wij hebben het verzoek aan de minister gesteund om er goed naar te kijken, omdat er voldoende argumenten waren om te kijken of Mauro kon blijven, maar wij hebben uiteindelijk moeten constateren dat de minister er niet aan kan voldoen. Aan het adres van de heer Dibi merk ik op dat het beleid dat wij hebben afgesproken, niet iets is wat wij vorig jaar hebben bedacht. Ook in de vorige kabinetsperiode was het al staand beleid. Wij hebben de plicht, dat beleid uit te voeren. Als de minister gebruik maakt van zijn discretionaire bevoegdheid, moet hij dat naar eer en geweten doen. Daarvoor is de minister aangesteld en dat moet de Kamer controleren.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dus de heer Knops en mevrouw Van Nieuwenhuizen van de VVD hebben voor hun beurt gesproken. Dat moet dan toch de conclusie zijn? U hebt voor uw beurt, voordat u überhaupt wist wat het oordeel over deze zaak zou moeten zijn, een jongen en zijn gezin de hoop gegeven dat hij mocht blijven. Door uw woorden en die van de VVD ontstond er ineens een meerderheid in de Kamer. Het beeld van die meerderheid heeft Mauro en zijn ouders de hoop gegeven dat hij niet uitgezet zou worden. Zij zitten op de publieke tribune, biedt ze uw excuses aan! Wees eerlijk! Op het podium was u wel bereid te zeggen dat hij mocht blijven, dus dan mag u nu op dit podium zeggen: je moet eruit! Om nu opnieuw valse hoop te creëren met een soort studievisum, is slopend voor zo'n kind.

De heer Knops (CDA):

De heer Dibi mag kritiek hebben op de wijze waarop wij dat hebben gedaan. Als nog een keer iemand ons vraagt om een zaak te bepleiten waar we zelf in geloven, kunnen we daar op voorhand niet aan meedoen, omdat er een risico in zit dat het niets wordt. Daarna zouden we immers door de heer Dibi beschuldigd worden dat wij al steun hebben uitgesproken. Geachte heer Dibi, u kunt een aantal dingen over mij zeggen, maar u hebt verschillende dingen gezegd die niet kloppen. U moet zich wel aan de juiste feiten houden. Ik heb mee gevoetbald, ik heb een brief geschreven en ik heb aangegeven dat ik het verzoek steun. Dat heb ik overigens niet alleen gedaan, dat hebben meerdere Kamerleden gedaan, en wel om goede redenen. Het is nog wel zo in dit staatsrechtelijk bestel dat wij als Kamer het beleid bepalen; de regering voert het uit en de discretionaire bevoegdheid is aan de minister. Als wij vinden dat het beleid aangepast moet worden, en daarin verschillen wij wellicht van mening, dan moet u dat via wetgeving doen.

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter spreken? Dat is zeker in dit debat van belang.

De heer Dibi (GroenLinks):

Wij hebben in meerderheid gezegd: minister, maak gebruik van die discretionaire bevoegdheid. De woorden van de heer Knops waren glashelder: ik zal Mauro sowieso blijven steunen. Dat is dus ongeacht welke informatie er nog van de minister zou komen! Het CDA heeft een standpunt ingenomen, ook de heer Koopmans, en ineens wordt er uit het niets gedraaid. Daarmee heeft u iemand valse hoop gegeven. Ik hoorde net in de wandelgangen CDA'ers zeggen dat zij dit niet pikken. Hopelijk kan het nog in iets moois veranderen, maar ik vind excuses wel op zijn plaats: u hebt verwachtingen gecreëerd bij mensen die nu nier waar gemaakt worden omdat er een politiek spelletje wordt gespeeld tussen de minister en de PVV.

De heer Knops (CDA):

Wat de heer Dibi nu zegt, is natuurlijk volstrekte onzin, laat ik het maar gewoon zo zeggen. Wij toetsen dit aan beleid. Er ligt zelfs een brief waarin staatssecretaris Albayrak indertijd heeft aangegeven hoe de discretionaire bevoegdheid ten aanzien van schrijnendheid moet worden geïnterpreteerd. Ik wil het debat van zo-even niet helemaal overdoen, daarin is dit uitgebreid besproken. U hebt een andere opvatting over asiel- en vreemdelingenbeleid. Dat moet u via de wet regelen. Wij zitten hier ook om bestaand beleid te toetsen en iedereen in gelijke gevallen gelijk te behandelen. We moeten niet van dit asielbeleid een willekeurbeleid maken, want dat is het slechtste wat ons kan gebeuren.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Een korte opmerking vooraf. Ik vind het toch wel iets moois hebben dat de heer Knops zegt dat de volgende keer dat een schrijnend geval zich voordoet waar hij in principe achterstaat en waarvoor hij wel kansen ziet, hij heel hard moet nadenken of hij dan nog wel meedoet. Die verantwoordelijkheid kunnen wij toch helemaal niet nemen? Dat is helemaal de verantwoordelijkheid van de CDA-fractie.

Ik vind het toch wel iets aparts hebben om nu te zeggen: hoe zeer ik het ook waardeer dat er gezocht is naar oplossingen, we hebben geen oplossing gevonden in het asielbeleid en komen nu met een oplossing in het reguliere traject. Het is toch raar dat je eerst zegt dat je iemand hier niet als asielzoeker wilt hebben, hij mag hier niet zijn in ons land, maar we willen ook wel weer dat hij blijft. Waarom doet u dat eigenlijk, vraag ik via de voorzitter aan de heer Knops?

De heer Knops (CDA):

We hebben een- en andermaal aangegeven dat we dit een bijzondere situatie vinden. Wat wij nu voorstellen is niet meer en niet minder – het enige verschil is de snelheid en het commitment van de minister om dat te bewaken – dat Mauro net als alle anderen gebruik kan maken van deze regeling. Het is een legale regeling. Wij zijn niet voor een willekeurbeleid, een uitzonderingenbeleid, maar dit is een regeling waarvan ook anderen gebruik kunnen maken en waarvan al heel veel mensen succesvol gebruik hebben gemaakt. Ik zou niet weten wat er vreemd aan is om het op deze manier te doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het is vreemd, omdat we het hier hebben over iemand die ons verzoekt om hier te mogen blijven met een asielstatus. Hij wil een asielstatus omdat hij asielzoeker is. Dan is het wat gek om te zeggen dat we het niet kunnen doen, maar hem nog wel een ander duveltje uit het doosje aanbieden. Stel je voor dat dat inderdaad het geval is, hoe reageert de heer Knops dan op de uitlatingen die wij onder andere van de ouders hebben gehoord dat dat niet een-twee-drie haalbaar is?

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Hoe je het ook wendt of keert, het is een mogelijkheid als de ene weg is afgesloten. Mevrouw Gesthuizen zegt dat Mauro een asielaanvraag heeft gedaan, maar die is wel afgewezen. Het dossier is vanmiddag aan de orde gekomen. Sinds 2007 heeft hij te horen gekregen dat hij het land moet verlaten. Hij is gebleven. Ik verwijt dat niemand, maar dat is wel het geval. Uiteindelijk is het nu zo dat na een gerechtelijke uitspraak ook deze minister in derde termijn na staatssecretaris Albayrak en minister Hirsch Ballin, tot de conclusie komt dat het niet kan. Hij heeft zorgvuldig met de Kamer zijn beweegredenen gedeeld. Men kan zich daarbij neerleggen of kijken welke andere mogelijkheden er zijn.

Mevrouw Gesthuizen heeft ook een vraag gesteld over de ouders. Ik begrijp heel goed dat die ouders – en dat geldt ook voor Mauro – op dit moment heen en weer geslingerd worden en zich afvragen waar zij aan toe zijn. Zij hebben niet zonder reden een asielaanvraag ingediend. De rechter heeft die getoetst en afgewezen. Dat is heel hard voor Mauro. Hij is al jaren hier, deels door toedoen van de overheid, maar ook omdat hij niet vertrokken is toen het moest. Hij is in een gezin terechtgekomen en is daaraan gehecht. Wij vonden het een bijzondere situatie en dat is ook precies de reden waarom wij die brief geschreven hebben. Ik kan mij heel goed voorstellen dat die ouders zich afvragen wat zij nu moeten doen en of zij wel gebruik kunnen maken van de regeling. Ik heb in eerdere termijnen in het debat heel nadrukkelijk gezegd dat het uiteindelijk aan Mauro en zijn pleegouders is en aan niemand anders om te beslissen of zij gebruik gaan maken van die optie.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Mag ik de barmhartigheid van het CDA zo uitleggen dat er wordt gezegd: het is aan jou beste jongen; hier hebben wij een brandend hoepeltje, dat houden wij op vier à zes meter hoogte en als jij daar doorheen kunt springen, ben je welkom in ons land?

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Dit is echt een karikatuur. Het UAF heeft mij bevestigd dat er op grond van de vooropleiding die Mauro nu volgt, en dat is geen hbo-opleiding, wel degelijk mogelijkheden zijn. Niet iedereen hoeft te springen door een hoepel die op vier meter hoogte ligt. Er zijn ook hoepels die lager liggen. Voor meer mensen bestaat deze mogelijkheid. Ik begrijp werkelijk niet dat mevrouw Gesthuizen deze mogelijkheid dan zo weggooit. Het is immers wel een kans voor iemand die hier prima zou passen. Hij is weliswaar in de ene procedure afgewezen en daar moeten wij ons bij neerleggen, maar hij heeft de kans om via een andere procedure mogelijk wel die status te krijgen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Er zijn absoluut geen voordelen te ontdekken aan deze dag, serieus niet, maar de minister heeft wel zijn ware gezicht getoond. Ik zeg het heel eerlijk, wij zien een minister die niet de durf en blijkbaar ook niet de wil heeft om tegen de coalitiepartner en tegen de gedoogpartner te zeggen: Dit is wat ik wil; dit is waarvoor ik als minister voor Immigratie en Asiel sta en dit is de praktische uitwerking van wat ik laatst heb opgeschreven in het tijdschrift Christen Democratische Verkenningen. Migratie als kans, niet alleen maar als nadeel. Wij hebben nu heel duidelijk gezien dat deze minister misschien wel op de ministersstoel zit maar niet zelf de dienst uitmaakt. Dat is een nadeel voor de democratie, maar vooral, zoals vandaag is gebleken, een nadeel voor de persoon over wie wij de hele dag hebben gesproken: Mauro Manuel.

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister voor Immigratie en Asiel de discretionaire bevoegdheid heeft om in individuele gevallen een verblijfsvergunning te verlenen vanwege bijzondere omstandigheden;

overwegende dat de Angolese asielzoeker Mauro Manuel als alleenstaande minderjarige vreemdeling al bijna tien jaar in Nederland verblijft en hij tijdens die verblijfsperiode geworteld en ingeburgerd is geraakt in de Nederlandse samenleving;

overwegende dat hij tijdens die verblijfsperiode een lange en hechte familiaire band heeft opgebouwd met zijn pleegouders en pleegbroertje;

van mening dat de uitzetting van Mauro naar Angola een inbreuk maakt op zijn recht op privé- en gezinsleven en daarmee van onevenredige hardheid is;

verzoekt de regering, ten aanzien van Mauro Manuel zijn discretionaire bevoegdheid te gebruiken en hem een verblijfsvergunning te verlenen voor verblijf in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1463 (19637).

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik hoef mij na de uitleg van de heer Knops geen enkele illusie te maken over het stemgedrag van de CDA-fractie op dit moment. Er is zaterdag echter een congres. Ik heb gisteren de eer gehad om naast de voorzitter van de jongerenafdeling van het CDA te zitten. Er is nieuw bloed, er is toekomst in het CDA en ik heb er vertrouwen in!

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Als er vandaag iets duidelijk is geworden voor de fractie van D66, is het wel de gijzelende werking van het gedoogakkoord, waarbij de minister de opdracht heeft geaccepteerd om heel beperkt gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Ook is de gijzelende werking van de gedoger duidelijk geworden. Die heeft – D66 kan het niet anders zien – tegen de minister en tegen de twee regeringspartijen gezegd: kijk, één Sahar-regeling is voldoende en daarna houdt het gesodemieter op. Schrijnende gevallen, zoals dat waarover wij vandaag hebben gesproken, zijn daardoor buiten de boot gevallen. Daar kunnen wij heel uitvoerig en heel lang over praten, maar at the end of the day is het gewoon niets anders dan dat deze minister en de twee regeringspartijen onder het juk zitten van de heer Wilders, onder het juk van de gedogers.

Ik ga niet herhalen wat verschillende leden van het CDA hebben gezegd over de positie van Mauro, maar hij zou sowieso moeten blijven. Vandaag zien wij wat daarvan terecht is gekomen. Wij zien vandaag ook – ik hecht er toch wel aan om dat te zeggen namens de fractie van D66 – de nuloplossing, een echte nuloplossing, waar de CDA-fractie mee komt. Dit is geen alternatief en het is geen oplossing, het is helemaal niets.

Ik heb nog één vraag aan de minister. Daarna dien ik twee moties in. De minister zei op het laatste moment in het algemeen overleg een opmerkelijk zinnetje, namelijk: terugkeer is nu aan de orde. Heb ik dat goed verstaan, zo vraag ik de minister. Heeft hij echt gezegd dat terugkeer nu aan de orde is, aan het eind van dit verhaal?

Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de Angolese asielzoeker Mauro Manuel geen verblijfsvergunning wil verlenen voor verblijf in Nederland;

overwegende dat Mauro Manuel vanwege deze negatieve beslissing een klacht indient bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens;

verzoekt de regering, de uitzetting van Mauro Manuel aan te houden totdat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak heeft gedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw en Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1464 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister voor Immigratie en Asiel herhaaldelijk heeft beweerd zijn beleid een menselijk gezicht te willen geven;

overwegende dat dezelfde minister verscheidene malen heeft gesteld te worstelen met het gedoogakkoord;

constaterende dat het afgelopen jaar bij herhaling is gebleken dat in individuele gevallen van een humane en rechtvaardige oplossing geen sprake was;

overwegende dat de minister voor Immigratie en Asiel verwachtingen schept door beweringen te doen over een rechtvaardig en menselijk beleid die hij vervolgens niet waarmaakt;

verzoekt de regering, aan de Kamer en de samenleving duidelijk te maken waar zij voor kiest: het uitvoeren van het gedoogakkoord en dan ook te stoppen met het wekken van verwachtingen die niet waargemaakt worden of ondubbelzinnig afstand te nemen van het gedoogakkoord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw en Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1465 (19637).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is maar één conclusie mogelijk na het debat van vandaag en de vertrouwelijke briefing van gisteren: het is een zeer teleurstellend debat. De minister heeft Mauro nog niet eens aan kunnen bieden om zijn aanvraag in Nederland te doen. Het enige dat Mauro aangeboden krijgt, is de toezegging dat de minister tot een snelle procedure, een snelle afhandeling van zijn zaak zal overgaan. Het is dus een non-oplossing. Het is een schijnoplossing waarmee valse hoop wordt gegeven. Als Mauro al in aanmerking komt voor een studievisum, moet hij eerst heel lang in Angola zitten om dat aan te vragen. Dat kost hem ook nog eens geld.

Mocht hij dan ooit weer in Nederland belanden, dan kan het zomaar zijn dat hij na anderhalf jaar studie, als beloning voor het behalen van zijn diploma, alsnog wordt uitgezet naar Angola. Dit is zeer teleurstellend. Daarom hebben de heer Spekman en ik een motie opgesteld. De heer Spekman zal die dadelijk voorlezen. Deze motie is bedoeld om Mauro en soortgelijke kinderen – we hebben van de minister begrepen dat dit een beperkte groep is – een verblijfsvergunning in Nederland aan te bieden. Dit willen wij doen, omdat wij hierbij te maken hebben gehad met een falende overheid. Er is namelijk sprake van een lange procedure, het gaat om mensen die zijn geworteld in Nederland et cetera.

Voor het geval deze motie het niet haalt en Mauro wel een visum krijgt aangeboden voor een studie, dien ik met pijn in mijn hart de volgende motie in. Ik vind namelijk, net als de heer Spekman, dat als Mauro hier zijn opleiding heeft afgerond, hij op z'n minst niet met goed fatsoen kan worden teruggestuurd naar Angola. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Angolese asielzoeker Mauro een studievisum krijgt aangeboden;

overwegende dat dit zijn tijdelijke verblijf in Nederland verlengt, maar dat dit geen enkele zekerheid biedt voor zijn toekomstig verblijf in Nederland;

van mening dat het onrechtvaardig is om het verblijf van Mauro, die al bijna tien jaar in Nederland is en onderdeel uitmaakt van het gezin van pleegouders, afhankelijk te maken van het behalen van zijn studie;

spreekt uit dat Mauro niet wordt uitgezet als hij zijn mbo-opleiding onverhoopt niet zou halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Spekman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1466 (19637).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik noemde dit debat zo-even ongemakkelijk. De SGP-fractie heeft er namelijk grote moeite mee als de Kamer in de positie wordt gebracht om als een soort parlementair gerecht te moeten beoordelen of iemand wel of niet in Nederland mag blijven. Naar onze overtuiging gaat de Kamer op deze manier op de stoel van het bestuur en de rechter zitten. Dat is niet de rol van de Kamer. Mijn fractie blijft daarom bij haar lijn om geen moties te steunen over het al dan niet verlenen van een verblijfsvergunning in individuele situaties. Wij zullen dus geen enkele "Mauro-motie" steunen.

Het is wel altijd goed om aan de hand van individuele situaties kritisch te kijken naar het beleid dat onder deze persoonlijke kwesties ligt en de uitvoering die eraan wordt gegeven. Al lange tijd wordt een streng beleid gevoerd. Het is niet gemakkelijk om in Nederland een verblijfsvergunning te krijgen. De SGP-fractie steunt dat strenge beleid. Het is terecht dat in het verleden tot aanscherping is besloten toen bleek dat een ruimhartig toelatingsbeleid onbarmhartig uitpakte. Het leidde er namelijk toe dat jonge kinderen vanuit landen als Angola en China naar Nederland kwamen en van hun familie werden losgescheurd. Zij werden naar Nederland gestuurd als investering van de familie in de toekomst. Dat wil toch niemand?

Mijn fractie steunt het daarom dat het beleid streng is. Wij hechten er echter wel aan dat bij elk beleid waarbij sprake is van heel belangrijke beslissingen, een veiligheidsventiel is opgenomen, te weten dat van een hardheidsclausule. Wij kunnen nooit volstaan met het afgaan op de automatische piloot en op het "regels zijn regels". Wij moedigen de minister daarom aan om van de afwijkingsbevoegdheid ruimhartig gebruik te blijven maken. Elke uitzetting na langdurig verblijf in Nederland roept volstrekt begrijpelijke en terechte emoties op. Die emoties zijn er uiteraard bij de betrokkene, maar ook bij iedereen die daaromheen staat. Die emoties spelen bij iedereen. Als er één ding humaan is, is het wel een snelle besluitvorming en uitvoering, positief of negatief. Ik heb niet de illusie dat dit morgen ineens goed zal gaan, maar laten wij daarvoor alles op alles zetten, ter voorkoming van situaties die door iedereen als buitengewoon onbevredigend worden ervaren. Terugzenden na langdurig verblijf wordt door iedereen als buitengewoon onbevredigend ervaren.

Rechtvaardigheid en barmhartigheid blijken hierbij samen de sleutelwoorden te zijn. Wie alleen voor rechtvaardigheid of alleen voor barmhartigheid kiest, maakt zich er te gemakkelijk van af. In beleid moeten rechtvaardigheid en barmhartigheid niet tegen elkaar worden uitgespeeld, maar moeten zij hand in hand gaan. Het blijkt steeds een moeilijke opdracht te zijn om daarin een goede balans te vinden.

De heer Schouw (D66):

Ik dank de heer Van der Staaij voor zijn mooie woorden. Hij liet aan iedereen weten dat zijn fractie geen enkele "Mauro-motie" zal steunen. Ik zeg er maar even bij dat hij dat om hem moverende redenen niet doet. De CDA-fractie heeft ook een "Mauro-motie" ingediend. Gaat de heer Van der Staaij ook deze Mauro-motie van het CDA niet steunen?

De heer Van der Staaij (SGP):

De lijn die ik hierin onafhankelijk heb neergezet, geldt voor alle politieke partijen die met zo'n motie komen, van welke aard en strekking dan ook, hetzij positief, hetzij negatief. Dat is ook een motie die toegespitst is op een individuele situatie en die zullen wij dan ook niet steunen. Overigens vind ik het wel prima als in een situatie als deze, maar ook in allerlei andere situaties, gebruik wordt gemaakt van mogelijkheden voor visumaanvraag voor studie en dergelijke.

De heer Schouw (D66):

Er komt dus geen steun van de SGP-fractie voor de Mauro-motie. Dan weten we dat ook weer van het CDA.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

We hebben vanmiddag al even van gedachten gewisseld. Ik heb de heer Van der Staaij vanmiddag tijdens het debat al gezegd dat ik het wat kwalijk vind om steeds maar weer te moeten horen dat het eigenlijk niet moreel juist zou zijn om hier te debatteren over individuele gevallen. Ik heb daar problemen mee, omdat de SGP-fractie toch regelmatig vragen stelt over meestal christelijke asielzoekers die terug moeten. Ik snap niet zo goed waar nou precies de lijn ligt tussen je wel en niet bemoeien met een zaak, of je bemoeien met een zaak en vervolgens daar nog verder het debat over aangaan. Maar ik heb wel een concrete suggestie voor de heer Van der Staaij: als hij niet wil stemmen, niet voor wil stemmen, en hij zich eigenlijk helemaal niet wil uitspreken – tegenstemmen is ook je uitspreken, je hebt maar twee smaken – waarom verlaat hij dan niet gewoon de zaal op het moment dat er gestemd moet worden? Heeft hij daar al aan gedacht?

De heer Van der Staaij (SGP):

Wij hebben hier twee smaken: voor of tegen moties. En ik ga hier niet weglopen. Dat is mijn antwoord op het laatste punt. Het andere punt is dat mevrouw Gesthuizen er moeite mee heeft als ik het niet moreel juist vind om over individuele situaties te spreken. Ik heb niet gezegd dat ik dit moreel onjuist vind, maar ik heb gezegd dat ik dit staatsrechtelijk onzuiver vind. Dat is iets anders. Ik heb er echt moeite mee als wij hier in individuele situaties, met de mensen op de tribune bij wijze van spreken, gaan opbieden in wat de meest humane oplossing is. Zo moet dat toch niet? Wij moeten met elkaar kijken wat wij een goed en eerlijk beleid vinden, maar we moeten het niet hier op deze manier tot een soort politieke arbitrage maken of we in een individuele zaak wel of niet gebruik maken van de discretionaire bevoegdheid. Dat is in ieder geval de opvatting van de SGP-fractie. Daar mag mevrouw Gesthuizen het mee oneens zijn of niet.

Haar laatste punt was: maar waarom wel vragen stellen in individuele zaken en niet tot een oordeel willen komen in moties? Ik vind dat dus echt verschillend. Ik heb met grote vrijmoedigheid in de loop van de tijd bij alle ministers en hun voorgangers individuele situaties voorgelegd. Ongeacht de achtergrond, of dat nou om christenen of om niet-christenen ging, het criterium was of het een schrijnende situatie is. Daar werd soms van gezegd: goed dat we die zaak zien, die is een reden om van de discretionaire bevoegdheid gebruik te maken. En soms werd gezegd: nee, dat doen we niet. In die gevallen heb ik het daarbij gelaten en die zaken niet hier gebracht en gezegd: laten we nu eens even een parlementair oordeel daarover geven. Ik heb gerespecteerd waar uiteindelijk de bevoegdheid ligt, namelijk bij het bestuur in dezen en bij de rechter die zich daarover uitlaat.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De SGP gooit het nogal vaak op het staatsrecht. Dat mag, maar ik hoor daarin wel degelijk – dat heeft de heer Van der Staaij vanmiddag in het debat zeer duidelijk gemaakt – een moreel oordeel over het feit dat een deel van de Kamer hier wenst te spreken over een individueel geval. Maar het zij zo. Ik blijf erbij dat ik het een vage scheidslijn vind. Als ik een belachelijk antwoord krijg van de minister op een vraag die ik heb gesteld, dan pak ik door. Ik meen de SGP te kennen als een partij die ook doorpakt, ook als zij de eerste keer nul op het rekest krijgt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is onze rol om over alle moties die wij hier voorgelegd krijgen, het oordeel te geven of wij voor of tegen zijn. In dit geval geldt als wij tegen zijn dat wij vinden dat het niet de rol en de taak van de Kamer is. Dat betekent niet dat wij vinden dat de minister per se wel of niet van zijn discretionaire bevoegdheid gebruik moet maken in allerlei situaties. Wij vinden dat de Kamer niet in die situatie terecht moet komen. Nogmaals en tot slot, mevrouw Gesthuizen hoort daar toch een moreel oordeel in, maar ik gebruik die term niet. Als zij een moreel oordeel wil horen: ik waardeer haar ijver en inzet in deze zaak. Dat is een moreel oordeel. Dat is een goede zaak, alleen helaas op een verkeerde manier ingevuld.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Van der Staaij heeft gereageerd op het voorstel voor Sahar. Wat was toen zijn reactie?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb ook op die zaak met terughoudendheid gereageerd. Ik heb ook nooit gezegd dat Sahar wel of niet een verblijfsvergunning moet krijgen. Ik heb mij geschaard bij degenen die zeiden: minister, kijk daarnaar. Ik vond het prima dat daar een beslissing over kwam, die ook een bredere reikwijdte kreeg.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Van de Staaij zegt: ik vond het prima. Maar die regeling was gebouwd rondom Sahar. Het ging om een Afghaans meisje dat dreigde te worden teruggestuurd naar Afghanistan. Dat is heel specifiek. De minister heeft toen gezegd: dit is een heel specifieke regeling. Daar heeft de heer Van der Staaij wel mee ingestemd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb hier geen moties gesteund, ook niet in de zaak-Sahar en de vele individuele zaken die in de loop van de tijd naar voren zijn gebracht. Ik ga wel graag altijd de discussie aan over de vraag of wij het beleid moeten aanpassen. Dat kan ook heel goed naar aanleiding van individuele zaken. We kunnen praten over de criteria voor schrijnendheid en we kunnen praten over de beleidsregels en de wijze waarop die zijn vormgegeven, maar dat is en blijft iets anders dan "mijnheer X of mijnheer Y willen we hier wel of niet houden".

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, laatste maal.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als de PvdA en de ChristenUnie met een regeling komen rondom Mauro, dus niet voor Mauro, maar rondom Mauro, dan begrijp ik dat de SGP daar eventueel sympathiek tegenover staat.

De heer Van der Staaij (SGP):

We zullen elk voorstel voor een regeling op de eigen merites heel graag beoordelen. We zullen ook toetsen of het een verstandige regeling is. Wij zijn nogal huiverig voor allerlei criteria van "als je het een aantal jaren volhoudt, dan word je beloond met een verblijfsvergunning". Daar hebben we in het verleden immers heel veel ellende van gezien. Daarmee werd juist uitgelokt dat de termijnen werden opgevuld. Daar moeten we dus wel heel voorzichtig mee zijn. Maar we kunnen het debat erover voeren.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Spekman.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Dank. Ik dacht dat mevrouw Van Nieuwenhuizen, mijn collega van de VVD, nog het woord zou voeren, maar de VVD laat het blijkbaar helemaal lopen. Misschien is dat ook wel tekenend voor deze situatie. Het legt de gruwel bloot, de onverschilligheid en soms ook de gemakkelijkheid. We hebben hier met z'n allen gestaan en gevoetbald, behalve de heer Fritsma, en we geloofden ergens in. De heer Knops zei in juni dit jaar: het is uniek. En toch, uiteindelijk, laten we Mauro vallen als een baksteen. Ik kan daar echt niet over uit. Ik begrijp ook niet dat mensen zichzelf in de spiegel kunnen aankijken om zo'n jongen, die hier zo thuis is, die hier zo past, terug te sturen naar een land waarvan hij totaal de taal niet meer kent en de cultuur niet snapt. Dat vind ik onbegrijpelijk. Ik kan er met mijn hoofd niet bij. En dan wordt er gezegd: hebben we wel een keuze? Natuurlijk hebben we een keuze! Er is een keuze voor de discretionaire bevoegdheid. Maar de minister durft het niet, mag het niet. Hij moet ook terughoudend zijn van het regeer- en gedoogakkoord. Er wordt niet ruimhartig – zo zeg ik tegen de heer Van der Staaij – gebruikgemaakt van de discretionaire bevoegdheid. Nee, die moet beperkt worden. Dat is belangrijk. Daar gaat het om in deze discussie. Daarvan wordt nu iemand geslachtofferd, iemand die nu in de zaal zit. Dat vind ik een gruwel. Er is een andere keuze, en daar heb ik een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Angolese asielzoeker Mauro Manuel als alleenstaande vreemdeling al bijna tien jaar in Nederland verblijft en hij tijdens die verblijfsperiode geworteld en ingeburgerd is geraakt in de Nederlandse samenleving;

overwegende dat Mauro tijdens die verblijfsperiode een lange en hechte familiaire band heeft opgebouwd met zijn pleegouders en pleegbroertje;

overwegende dat er slechts een zeer beperkte groep ex-ama's bestaat die op zo'n jonge leeftijd naar Nederland is gekomen, hier zo lang is verbleven en deel is gaan uitmaken van een pleeggezin;

van mening dat de uitzetting van Mauro naar Angola inbreuk maakt op zijn recht op privé- en gezinsleven en daarmee van onevenredige hardheid is;

verzoekt de regering, een regeling te maken op grond waarvan Mauro en een beperkt aantal kinderen in een vergelijkbare situatie een verblijfsvergunning krijgen;

verzoekt de regering voorts, in deze regeling als criteria voor verblijf op te nemen dat het kind:

  • - als alleenstaande minderjarige vreemdeling naar Nederland is gekomen, op een leeftijd jonger dan elf jaar;

  • - langer dan acht jaar in Nederland verbleven is;

  • - gehecht geraakt en gebleven is in een pleeggezin,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spekman en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1467 (19637).

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik ga afronden, want ik zie dat mijn spreektijd bijna om is. Vandaag is een belangrijke dag. We hebben vandaag een keuze om nog iets te doen. Ik geloof niet meer dat de minister dat mag of dat hij veel zal bewegen. Ik heb gezien wat de prietpraat is die tot nu toe wordt ingediend door de coalitie. Ik zou bijna op mijn knieën willen vallen voor de CDA-fractie als ik haar vraag: neem je verantwoordelijkheid en zelfstandigheid en kies voor Mauro; het kan best; laat je niet ringeloren door allerlei woorden dat er geen keuze is. Die keuze is er wel. En jullie hebben die keuze!

(geroffel op de bankjes)

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Nederland heeft aan twee Nederlanders gevraagd, een kind op te vangen en is het nooit komen ophalen. Daarom konden deze twee Nederlanders jarenlang ongestoord de moeilijkste en mooiste taak in de wereld verrichten: een kind grootbrengen. En groots is Mauro; dat zien we wel aan het debat dat we vandaag voeren over hem in de Tweede Kamer.

De minister vindt dat niks, want ik citeer: Mauro had moeten weten dat hij geen status had. Een tienjarig kind had moeten weten dat hij geen status had. De ouders hadden moeten weten dat hij op een gegeven moment weer zou moeten vertrekken, dus foei dat jullie van hem zijn gaan houden in alle jaren dat de overheid geen besluit heeft genomen.

Het studievisum dat nu als oplossing op tafel ligt, is een politieke oplossing voor de minister en zijn conflict met de PVV, maar niet voor Mauro en zijn familie. Dat is de bittere politieke realiteit van vandaag. Geert Wilders is de minister voor Immigratie en Asiel. Hoe graag deze minister Mauro ook wil laten blijven – wij weten namelijk allemaal dat deze minister Mauro wil laten blijven – het mag niet. Als hij Mauro wel laat blijven, dan trekt de PVV de stekker uit het kabinet. Dat is nu toch de situatie? De PVV heeft toch gedreigd haar steun aan het kabinet in te trekken als de minister deze jongen laat blijven? Graag een reactie.

De laatste hoop is gevestigd op het CDA en het congres van het CDA. Als het CDA deze jongen uitzet, dan zet zij haar eigen christelijke waarden uit; die zet zij dan bij het grofvuil. Dat doet het CDA alleen maar vanwege haar gedoogpartner. Mijnheer Knops, u kunt schudden met uw hoofd, maar de PVV maakt uw partij kapot en u werkt daar vrijwillig aan mee.

(geroffel op de bankjes)

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik eindig met een laatste zin voordat ik een motie indien. Dank aan de ouders omdat zij Mauro hebben opgevangen en grootgebracht. Hartelijk dank, in ieder geval namens de GroenLinks-fractie, maar volgens mij spreek ik namens de hele Kamer.

(geroffel op de bankjes)

De heer Dibi (GroenLinks):

Met pijn in het hart dien ik de volgende motie in, omdat er een soort van oplossing is die wij willen ombouwen tot iets met betekenis.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een verzoek tot afgifte van een reguliere verblijfsvergunning wegens studie in Nederland voorafgegaan moet worden door een in het herkomstland aangevraagde machtiging tot voorlopig verblijf;

overwegende dat dit in het geval van Mauro Manuel niet kan worden gevergd;

verzoekt de regering om Mauro Manuel, in afwijking van het gestelde in de Vreemdelingenwet 2000 en in het Vreemdelingenbesluit 2000, te ontslaan van de verplichting om in zijn herkomstland Angola een machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1468 (19637).

De heer Dibi (GroenLinks):

Als Mauro een visum moet aanvragen, dan moet dat vanuit Nederland gebeuren, maar niet vanuit een voor hem vreemd land.

De vergadering wordt van 22.04 uur tot 22.23 uur geschorst.

De voorzitter:

De minister heeft om nog iets meer tijd gevraagd. Ik schors tot half elf.

De vergadering wordt van 22.23 uur tot 22.37 uur geschorst.

Minister Leers:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun inbreng. Wij hebben vanmiddag zeer ruim de tijd genomen om over deze belangrijke zaak met elkaar te spreken. Wij hebben bij elkaar zo'n drieënhalf uur gedebatteerd. Volgens mij hebben wij ook alle argumenten uitvoerig gewisseld. De kern is dat wij in ons land democratische regels hebben vastgesteld ten aanzien van het asielbeleid. Ik benadruk dat wij deze regels al vele jaren geleden hebben vastgesteld. Ook vorige kabinetten hielden zich eraan. Op basis van die regels zijn de asielverzoeken van de heer Mauro Manuel afgewezen. De overwegingen daarbij waren helder. Hij is geen vluchteling, hij loopt geen gevaar, hij is gezond en al heel vroeg wisten hij en de pleegouders dat hij geen status kreeg en dat hij terug moest. Die afwijzing – ik zeg het nog een keer, want anders zijn daar twijfels over – is door de rechter getoetst en ook door de Raad van State.

Omdat ik sta voor een eenduidige toepassing van het beleid en ik niet op basis van willekeur wil beslissen, heb ik ook besloten, geen gebruik te maken van mijn discretionaire bevoegdheid, net zoals mijn voorgangers. Ook zij vonden deze zaak onvoldoende schrijnend. Het zou ook niet fair zijn, zo zeg ik nog een keer, om onder druk van de politieke opportuniteit dat nu wel te doen, hoe spijtig dat natuurlijk op zich ook is. Dat is wat wij vandaag gewisseld hebben, en het is niet anders. Het perspectief van Mauro Manuel op de mogelijkheid van een asielaanvraag is daarmee wat mij betreft helder geschetst.

Natuurlijk heb ik goed geluisterd naar de Kamer. Ik snap ook heel goed de gevoelens. Het gaat om emotie. Wij hebben vandaag ook vastgesteld dat zodra een individueel geval een gezicht krijgt, eigenlijk de argumenten niet meer tellen. Dan gaat het om de emotie.

Voorzitter, als u mij toestaat, wil ik de moties langslopen. Dan kom ik vanzelf bij de toelichting daarop.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag naar aanleiding van de inleiding van de minister. Heel Nederland vindt eigenlijk dat deze jongen moet blijven. Vandaag zijn er peilingen geweest. Zelfs een deel van de achterban van de PVV zegt: deze jongen is gewoon een jonge Limburger die in Nederland moet blijven. Deze minister wil deze jongen eigenlijk ook laten blijven, laten wij wel wezen. Laten wij daar niet omheen draaien en doen alsof de minister eigenlijk vindt dat hij weg moet. Dan is er eigenlijk maar één conclusie te trekken, en die is dat collega Wilders de minister niet toelaat om hem te laten blijven. Waarom zegt de minister dat niet gewoon? Als hij zijn eigen beleid niet mag voeren, waarom is hij dan eigenlijk nog minister voor Immigratie en Asiel? Waarom, als hij toch alleen doet wat de PVV wil dat hij doet?

Minister Leers:

Ook deze argumenten van de heer Dibi hebben wij gewisseld tijdens het overleg. Ik heb in de afgelopen periode dat ik minister ben op dit terrein, mezelf verschillende malen in de spiegel moeten aankijken met de vraag: waar sta je nu en wat zijn de mogelijkheden die je hebt? Ik had een ambitie toen ik hieraan begon en die ambitie heb ik nog steeds. Ik sta voor rechtvaardigheid, en ik sta hier ook om uiteindelijk mezelf in die spiegel te kunnen blijven aankijken, ook naar de toekomst toe. Ik heb vastgesteld dat het hierbij gaat om een afweging die rechtvaardig is. Wij hebben met zorgvuldigheid bekeken of iemand asielstatus moet kunnen krijgen, dat wil zeggen een bescherming moet kunnen krijgen. Dat is het bijzondere van een asielstatus: krijgt hij bescherming? Die afweging is uiteindelijk negatief uitgevallen, niet alleen door mij maar ook door mijn voorgangers. Als ik dan eerlijk wil zijn en me niet onder druk van de opportuniteit wil overgeven aan zeggen dat ik nu maar vriendelijk ga zijn in een individueel geval, moet ik durven te staan waarvoor ik sta. Ik sta hiervoor. Ik heb vanmiddag gezegd: ik hoef mij niet te schamen voor dit beleid. Dit is een afgewogen, eerlijke beslissing, waar ik voor sta.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dit zijn precies de woorden die deze minister uitsprak bij Sahar: die ouders hebben gefrustreerd, het is willekeur, en ik ga niet gebruikmaken van mijn discretionaire bevoegdheid. En uiteindelijk kwam er een regeling. Waarom? Er werd een munt opgegooid, het werd kop, en het was Gerd. Nu wordt er een munt opgegooid en is het munt en is het Geert. Kinderen zijn ruilhandel geworden in een politieke strijd tussen het kabinet, deze minister, en de PVV. Waarom zegt de minister niet gewoon waar het op staat? Hij wil hem laten blijven, maar hij mag niet blijven van de PVV omdat de PVV anders de stekker uit dit kabinet trekt.

Minister Leers:

Ik heb vanmiddag gezegd dat dit voor mij geen spelletje is en dat ik ook niet van de afdeling koehandel ben. Ik gooi geen munten op over asielzoekers. Ik heb de heer Dibi en ook alle andere leden duidelijk gemaakt dat er bij het beleid inzake Sahar een andere omstandigheid was, namelijk een bericht van de UNHCR dat zich in Afghanistan een zorgelijke situatie aan het ontwikkelen was, met name voor meisjes. Ik heb dat op basis van een ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken uiteindelijk voorgesteld. Daar had de heer Dibi heel veel kritiek op, dat is ook zo opmerkelijk. Toen was hij mijn grootste criticaster op dat beleid en nu wil hij dat ik dat beleid ga toepassen op deze jongen. Dan zeg ik: dat is opportunistisch. Dan zoekt hij iedere mogelijkheid op om uiteindelijk maar voor één geval op te komen. Ik zeg gewoon dat ik daar niet in meega. Ik wil mezelf in de spiegel kunnen blijven aankijken, hoe moeilijk dat vaak ook is. Ik wil geen willekeur gaan toepassen.

De heer Dibi (GroenLinks):

GroenLinks wil een structurele oplossing en tot deze er is, zullen we elk kruimeltje dat wij krijgen om kinderen die hier geworteld zijn, te laten blijven, aangrijpen. Ik heb niet voor niets moeder Teresa geciteerd vandaag: liever één dan honderd, zeg ik ook tegen het CDA. Als het er één is vandaag, slepen we die binnen, totdat dit kabinet bereid is om een structurele oplossing te vinden voor kinderen die hier al jaren wonen.

Dan mijn laatste vraag. Het duurde vier jaar totdat de overheid dit gezin duidelijkheid gaf. Wat hadden deze mensen in die vier jaar moeten doen? Hadden ze hem in een aparte kamer moeten stoppen en hem geen liefde moeten geven? Uiteindelijk is hij toch tussen wal en schip geraakt en een Nederlander geworden. Dan kan de minister wel wijzen op streng beleid, maar dat moet je voor nieuwe gevallen doen. Korte en snelle procedures voor nieuwe gevallen, maar dit geval is er nu eenmaal. Laat hem gewoon blijven.

Minister Leers:

Ik wil graag twee antwoorden geven. Het eerste gaat over de opmerking dat de pleegouders geen liefde hadden moeten geven. Dat is natuurlijk onzin. Ik was er blij om dat er vanmiddag op de bankjes werd geroffeld om de pleegouders te bedanken. Ik bedank hen ook, want zij hebben geweldig goed werk gedaan om een jong kind een thuis, liefde en betrokkenheid te geven, maar dat neemt niet weg dat dit jonge kind hier binnen is gekomen op basis van een asielverzoek. Dat asielverzoek is afgewezen en dan moet je ook zo fair zijn om te zeggen: dan hebben we geldende regels.

Dan het tweede punt. De heer Dibi zegt dat hij doorgaat met individuele gevallen, totdat er nieuw beleid is. De heer Spekman en de heer Schouw hebben dat ook gezegd. Ik heb er geen moeite mee als men nieuw beleid ter discussie wil stellen, of als men zegt: we zoeken nieuw beleid, maar laten we het dan niet nu op basis van willekeur doen. Laten we dan zoeken naar nieuw beleid. De heer Spekman en de heer Voordewind hebben daarvoor een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Dan kunnen we een ordentelijke discussie hebben, waarvan ik nu heb aangegeven dat het er bij mij niet ingaat dat nieuw beleid leidt tot een aanzuigende werking voor de gevallen van mensen die langer willen procederen. Dat is voor mij het grootste probleem. Ik wil daar wel over praten, maar dat moeten we niet doen aan de hand van een individueel geval, waarbij wij op basis van individuele overwegingen een beslissing nemen waarvan ik zeg dat ik daar niet in meega.

De heer Spekman (PvdA):

We komen zeker nog te spreken over dat wetsvoorstel, maar het gaat nu wel over een individueel geval. Het gaat om de keuze wat wij vanavond hier met elkaar doen. De minister zegt de hele tijd dat er geen keuze is en dat hij het zorgvuldig heeft gedaan. We hebben een aantal vertrouwelijke sessies gehad. Ik kan daarover niet uit de school klappen, maar ik kan wel zeggen dat ons niet duidelijk is gemaakt waarom de alternatieven die wij aanreiken, geen alternatieven zijn. Het verhaal over de discretionaire bevoegdheid klopt niet, net als het verhaal over een kleine regeling voor alleen pleegkinderen, waarover Defence for Children een voorstel heeft gedaan. Dat kan wel. Minister Leers kwam met heel hoge aantallen, maar die kan hij niet hard maken. Hij heeft mij geen naam kunnen noemen van een ander kind, en dat heb ik hem nu al zes keer gevraagd. Het laatste is een eerlijke weg: laat hem alvast hier blijven, stuur hem niet terug en doe iets aan die studie, maar ook daarover wil minister Leers niets zeggen. Er is een kans, als er maar een wil is en een beetje durf, maar deze minister heeft die niet. Waarom niet?

Minister Leers:

Ik heb vanmiddag, maar ook bij de besloten overleggen, alle argumenten op tafel gelegd die ik had om iets te onderzoeken. Ik ben door alle aspecten en onderdelen van het asielbeleid heengegaan. Vervolgens ben ik door alle aspecten van het reguliere beleid heengegaan. Ik heb precies laten zien waarom ik de afweging heb gemaakt die ik moest maken. Ik had niet opener kunnen zijn; men heeft dit allemaal kunnen zien.

Vervolgens was de vraag: waarom ga je niet discretionair? Daarvan heb ik gezegd: discretionair betekent dat er een opeenstapeling moet zijn van schrijnende omstandigheden. Die zijn er in dit geval niet. Er is geen vluchteling, er is geen gevaar, Mauro is gezond en men wist dat hij terug moest gaan. Moet ik dan nu zeggen omwille van de politieke druk en omwille van het feit dat dit ene geval een gezicht heeft gekregen: toch maar even discretionair? Zo zit ik niet in elkaar. Dat zal ik ook nooit doen. Al zou het bij wijze van spreken mijn laatste daad hier zijn! Ik ben er echt van overtuigd dat dat een verkeerde weg is.

Ik heb al gezegd: als u het beleid wilt veranderen, is dat uw goed recht. Laten we daar met elkaar over praten, maar laten we geen beleid veranderen, wat leidt tot een aanzuigende werking, waardoor mensen de hoop krijgen dat ze, als ze maar een aantal jaren rekken en trekken, dan toch een vergunning krijgen. Daar ga ik niet in mee. Maar ik ben bereid met u te zoeken naar mogelijkheden om de problemen van jonge mensen die in een lastige positie zitten, op te lossen, maar niet via willekeur.

De heer Spekman (PvdA):

Ik ben niet voor willekeur, ik kies voor Mauro. Ik kies ervoor dat hij hier moet blijven, dat hij hier zijn toekomst kan opbouwen. Volgens mij gaat daar het debat over. De kern van de discretionaire bevoegdheid is dat je altijd moet kijken of er sprake is van een unieke situatie. Die is er wel degelijk. Er ligt een uitgebreid rapport, ook nog eens uit 2009. Dat is er. Er is ondertussen weer tijd verstreken. Dat betekent dat deze jongen totaal geen band meer heeft met Angola en dat zijn pleegouders er terecht voor hebben gezorgd dat hij niet eerder werd uitgezet, omdat dat onverantwoord zou zijn volgens een orthopedagogisch rapport. Daar moeten we toch achter staan! We willen toch niet dat mensen teruggestuurd worden als wetenschappers zeggen dat dat onverantwoord is! Dan moeten we toch blij zijn dat we in Nederland voogden en pleegouders hebben die hun verantwoordelijkheid nemen!

Minister Leers:

Ook mijn voorganger mevrouw Albayrak – uw eigen staatssecretaris – en mijn voorganger de heer Ernst Hirsch Ballin hebben geen aanleiding gevonden om in het complex van factoren de discretionaire ruimte toe te passen. Er is sinds die tijd niets veranderd. Het enige wat veranderd is, is dat de tijd verstreken is. Nu word ik gevraagd die discretionaire ruimte in te zetten. Ik heb net aangegeven dat ik dat niet doe, omdat ik vind dat er geen schrijnende situatie aan de orde is, dat dat willekeur zou betekenen en dat ik dan ook vind dat ik al die anderen, die minstens zo erg zijn, in gelijke mate moet behandelen. En dat is de reden waarom ik heb gezegd: dat ga ik niet toepassen.

De heer Spekman (PvdA):

Er zijn drie manieren om hem hier te houden. Het is mij om het even welke we gebruiken. Ze zijn volgens mij alle drie gerechtvaardigd en verantwoord. Ik wil nog één ding over die discretionaire bevoegdheid zeggen. Ik heb echt de overtuiging dat het er nu om gaat. Nu is de keuze of hij uitgezet moet worden, ja of nee. De situatie is echt uniek. Dat is uw verantwoordelijkheid. Ik vind dat u die moet nemen. Als u die verantwoordelijkheid niet neemt, pak dan of die regeling of zorg dat hij met een studentenvisum niet wordt uitgezet als hij toevallig niet in staat is om te slagen voor zijn diploma. Dat is de keuze. Die keuze ligt hier in de Kamer. Als u hem niet durft te maken, hoop ik dat het CDA hem wel maakt als fractie.

Minister Leers:

Hoezeer ik u ook begrijp, als wij dit vandaag zouden doen, voorspel ik u dat morgen de volgende Mauro zich aandient, en overmorgen de daaropvolgende Mauro. Veel asielzoekadvocaten hebben mij er al op gewezen dat als hier discretionaire bevoegdheid aan de orde zou zijn, zij dan ook met hun cliënt zullen komen. Daarmee krijg ik een beleid dat op willekeur is gebaseerd en dat een hele reeks mensen gaat betreffen. Daarvan heb ik gezegd: dat vind ik niet verstandig. Laten we praten over uw beleid, over uw initiatiefvoorstel. Ik zie met belangstelling uit naar dat gesprek. Maar niet op basis van dit individuele geval.

De heer Schouw (D66):

Ik begrijp dat het voor de minister natuurlijk ook een moeilijke en zware dag is geweest, maar aan het eind van zijn inleiding gaf hij toch een beetje een sneer richting criticasters. Ik voelde me daardoor aangesproken. De minister zei: wanneer het gaat om concrete gevallen, gaat het niet meer om beleid maar gaat het om emotie. Volgens mij klopt daar echt helemaal geen hout van. Als het gaat om concrete gevallen, gaat het natuurlijk gewoon heel simpel om de uitvoering, de uitwerking en het effect van het beleid. En om dat af te doen met een soort emotionele reflex, daar voel ik me niet prettig bij. Kan de minister daar nog eens even op reflecteren? Kan hij aangeven wat hij daar nu precies mee bedoelde?

Minister Leers:

We gaan – en ik wil dat met plezier doen – het debat deels overdoen. Ik heb dat gebruikt in de context waarin ik heb geschilderd hoe wij met ons asiel- en immigratiebeleid moeten omgaan. Ik heb gezegd dat het mijn voornemen is om aan de voorkant streng en selectief te zijn maar ook snelheid te betrachten. Het is te gek voor woorden dat ik nu een jaar minister ben en bijna iedere dag opnieuw word geconfronteerd met mensen die hier al tien, twaalf, veertien, zestien jaar zitten. Daarom heb ik als een van mijn eerste daden een pakket van stroomlijning voorgesteld. Dat is één. Het tweede is dat als mensen na de procedure afvallen, je ook zo flink moet zijn om te zeggen dat zij dan ook terug moeten. Ik heb dus ook een pakket ontwikkeld voor de terugkeer.

Uit zijn lichaamstaal maak ik op dat de heer Schouw kennelijk niet geïnteresseerd is in mijn antwoord. Ik moet wel altijd luisteren naar de vragen van de Kamer en ik probeer ook een eerlijk antwoord te geven. Om verder te gaan met mijn verhaal: het zijn twee samenhangende dingen. Ik heb daarvan gezegd dat als je A zegt, je ook B moet zeggen. In die gevallen waarin mensen terug moeten, moeten wij ook zo flink zijn om dat te doen.

De heer Schouw (D66):

Daar wilde ik juist naartoe. Daarom heb ik aandachtig geluisterd, maar misschien gaan de emoties met de minister aan de haal. Dat neem ik hem ook niet kwalijk op dit tijdstip. De minister zegt: een vent een vent, een woord een woord; wie A zegt, moet B zeggen. Ik breng hem echter in herinnering dat hij zelf, weken geleden, ten opzichte van de Kamer de indruk heeft gewekt dat er wel wat te regelen viel met Mauro, dat er wel wat te doen viel. De minister wil nu in drie minuten tijd vierkant uitleggen dat er nooit en te nimmer iets speciaals geregeld zou kunnen worden. Hij had dat een paar maanden geleden moeten doen, want als hij toen duidelijkheid had gegeven dan hadden wij hier nu niet met elkaar gestaan. Waarom heeft hij dat toen niet gedaan?

Minister Leers:

Ook dit is besproken tijdens het algemeen overleg. De Kamer heeft praktisch unaniem, behoudens de fractie van de PVV, uitgesproken dat men iets wilde betekenen voor Mauro. Op verzoek van de Kamer heb ik in een besloten overleg verteld wat de mogelijkheden zijn. Toen heeft de Kamer tegen mij gezegd dat ik er nog eens goed naar moest kijken. Een bijna unanieme Kamer heeft mij een verzoek gedaan waarvan ik heb gezegd dat het heel moeilijk zou worden, maar dat ik de wens van de Kamer wel wilde honoreren omdat ik alle hoeken en gaten van het beleid nog eens wilde bekijken. Dat gaat de heer Schouw mij nu verwijten. Nu zegt hij dat ik verwachtingen heb gewekt, terwijl ik erbij heb gezegd dat het ontzettend lastig zou worden, dat ik geen resultaat kon garanderen maar dat ik, gelet op het verzoek van de Kamer, bereid was om het te doen.

De heer Schouw (D66):

De minister zegt nu dat er niets te regelen is. Het was wijs geweest als hij dat toen had gezegd. Ik kan de citaten erbij halen van het televisieoptreden van de minister. Hij zei toen: wij gaan kijken wat wij kunnen regelen. Mijn vraag betreft het volgende. De minister gaat dadelijk iets toezeggen over een procedure op verzoek van de CDA-fractie. Hij gaat daar ook kijken of hij iets kan regelen, zoals het versnellen van de procedure. Krijgen wij dan over een paar maanden weer zo'n antwoord van "ik heb niet toegezegd dat ik een procedure kon versnellen" en staat de Kamer dan weer met lege handen?

Minister Leers:

Haal dat spotje er maar bij, mijnheer Schouw! Voorzitter, laat de heer Schouw maar met het spotje komen waarin ik gezegd heb dat wij wel wat gaan regelen. Dat wil ik nog wel eens meemaken. Ik heb dat niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik bereid was om op verzoek van de Kamer alle zaken, alle mogelijkheden nog eens op een rijtje te zetten, maar dat er niet al bij voorbaat resultaat van mocht worden verwacht. Dat heb ik gezegd. Als de heer Schouw dat nu in een breder perspectief plaatst, is dat zijn zaak. Ik zou zeggen: kom met bewijzen! Verder houd ik mij vanzelfsprekend aan datgene wat ik de Kamer toezeg.

De voorzitter:

Goed. Ik krijg nu graag de adviezen over de moties.

Minister Leers:

Dat doe ik met plezier.

De voorzitter:

Wilt u korte en scherpe adviezen geven?

Minister Leers:

Voor zover dat mogelijk is, voorzitter, zeker. Ik begin met de motie-Knops op stuk nr. 1462 om een eventuele aanvraag van Mauro voor studie met voortvarendheid af te handelen. Het perspectief van Mauro Manuel op de mogelijkheid van een studie zal uiteindelijk worden bepaald door de aanvraag die hij zelf doet. Zoals ik in het algemeen overleg al heb toegezegd, zal ik de beoordeling voortvarend ter hand nemen en zal ik alle geldende regelgeving daarbij betrekken. Het feit dat – dit begreep ik vanavond – een professionele organisatie zoals het UAF heeft toegezegd die aanvraag te begeleiden, zie ik als een belangrijk signaal. Het maakt, wat mij betreft, de kans op succes natuurlijk veel groter. Ik ga er echter niet op vooruitlopen. Ik steun deze motie als de aanvraag wordt ingediend, en ik zal de motie dan ook uitvoeren.

Dan de motie op stuk nr. 1463 van mevrouw Gesthuizen en de heer Dibi over de discretionaire bevoegdheid.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik heb een praktische vraag over de uitvoering. Ik heb al gezegd dat die motie geen fluit voorstelt. De minister zegt iets toe en dan is die toezegging natuurlijk ook helemaal niets waard, tenzij de minister kan aangeven wat het betekent voor de opdracht die hij accepteert om een mogelijke aanvraag met voortvarendheid af te handelen. Wat betekent "met voortvarendheid afhandelen" in de praktijk? Gaat hij dan de voorkeur geven aan de afhandeling van deze aanvraag? Worden andere zaken dan niet afgehandeld? Komt deze aanvraag bovenop de stapel te liggen? Zet hij extra mensen in? Wat betekent nu eigenlijk zo'n oproep van de CDA-fractie aan de minister?

Minister Leers:

Voortvarend wil zeggen dat je het snel doet, zo snel als het kan. Ik weet niet wat de heer Schouw daaronder verstaat, maar het betekent gewoon – en ik vind dat ook zeer terecht, gelet op de wekenlange discussie en de onzekerheid die hier allemaal is opgeworpen – dat als er een aanvraag wordt ingediend en als ik die aanvraag heb getoetst, als de aanvraag dus getoetst kan worden aan de geldende regelgeving en als er ook nog een professionele organisatie bij betrokken is, het UAF – ik heb dat vanmiddag ook gezegd, dat is een goede club, die weet van wanten, die weet ook wanneer iets kansrijk is en wanneer niet – dan zal ik deze motie uitvoeren en dan zal ik dat voortvarend doen.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik wil dit begrijpen. Dit is een procedurele motie. Ze gaat over procedures die voortvarend moeten worden aangepakt. Wij weten dat dit vaak maanden gaat duren en we weten dat deze minister zegt: gelijke monniken, gelijke kappen. Ik vraag me echt af wat het betekent als de minister zegt: ik zie het als een inspanningsverplichting om een procedure met voortvarendheid af te handelen. Wat is er dan extra? Wat is er dan meer?

Minister Leers:

Ik kan niet meer zeggen dan ik hier gezegd heb. Als ik de stukken binnenkrijg, zal ik er snel naar laten kijken, opdat de onzekerheid niet nog langer voortduurt. Daar zal ik echter eerst wel een stuk voor moeten binnenkrijgen, een aanvraag met alle argumenten en met alle omschrijvingen erbij. Als ik die aanvraag krijg, dan zal ik daar snel naar kijken.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Tot slot. Betekent dat het verkorten van de doorlooptijd met de helft?

Minister Leers:

Ik heb geen idee hoeveel doorlooptijd er nodig zal zijn. Dat hangt puur van de aanvraag af. Als er één zinnetje staat in de trant van: ik heb eigenlijk niet zo'n zin, maar ik moet het doen, dan zal het snel bekeken zijn. Met andere woorden, het hangt puur van de aanvraag af en daar wil ik niet op vooruitlopen. Dat heeft immers ook geen enkele zin.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Blijkbaar is de minister normaal langzaam, als hij nu ineens snel moet zijn. Betekent deze motie niet feitelijk dat Mauro Manuel terug moet naar Angola?

Minister Leers:

Voorzitter. Daar kom ik straks op, want er ligt ook nog de motie op stuk nr. 1468 van de heren Dibi en Schouw rond de discussie of er wel of niet een mvv-plicht bestaat. Daar kom ik straks op.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik vraag het nu! Ik wil weten wet de CDA-motie betekent voor Mauro Manuel.

Minister Leers:

Wat mij betreft betekent de motie... Ik kan de motie helemaal gaan voorlezen.

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb geen behoefte aan voorlezen. Ik ken de motie zelf al uit mijn hoofd.

Minister Leers:

Waarom vraagt u mij dan wat ze betekent?

De heer Spekman (PvdA):

Omdat ik wil weten wat ze betekent. Als alleen maar de CDA-motie aangenomen zou worden, zou Mauro dan terug moeten keren naar Angola? Ja of nee?

Minister Leers:

Voorzitter. Dat is een vraag rond de mvv-aanvraag. Ik wil best nu ingaan op de motie op stuk nr. 1468, als de heer Spekman dat graag wil. Dat vind ik geen punt.

De heer Spekman (PvdA):

Nee, voorzitter. Ik vroeg naar de betekenis van louter de CDA-motie. Ik vraag niet naar de motie op stuk nr. 1468. Die ken ik ook. Ik vraag naar de motie op stuk nr. 1462. Betekent die motie niet feitelijk dat Mauro Manuel terug moet keren naar Angola?

Minister Leers:

Voorzitter. Ik heb net aangegeven dat in die motie staat: "verzoekt de regering, een eventuele aanvraag van Mauro voor studie met voortvarendheid af te handelen en daarbij alle mogelijke regelingen aan te wenden, opdat Mauro het perspectief wordt geboden om zijn verblijf in Nederland voort te zetten". Ik heb gezegd dat ik daarin wil bewilligen. Dat vind ik, zeker ook gelet op de betrokkenheid van de UAF, een positieve zaak. Ik kan daar positief tegenover staan.

De heer Spekman (PvdA):

De minister weigert antwoord te geven. Het antwoord is gewoon "ja". Mauro moet het visum aanvragen in Angola en vervolgens blijft het zwaard van Damocles boven zijn hoofd hangen, want als hij een keertje faalt, moet hij terug.

Minister Leers:

De heer Spekman gaat weer op de loop met zijn eigen interpretaties.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik zie dat het de minister hoog zit en ik zie ook dat de minister op zoek is naar een oplossing. Terecht heeft collega Spekman de vraag gesteld of Mauro eerst uitgezet moet worden voordat hij een studievisum mag aanvragen. Ik heb een meer algemene vraag over alle moties. Had de minister het zelf anders gewild, als hij daar draagvlak voor had gehad?

Minister Leers:

Opnieuw. Het gaat hier om een individueel geval. Dat is mij voorgelegd, inclusief de documenten uit eerdere jaren, en daar werd een beslissing over gevraagd. De vraag was of ik in dit geval asiel wil verlenen. Ik heb zojuist uitgelegd dat ik daar negatief op heb beslist. Asiel betekent immers bescherming en dat is in dit geval niet aan de orde. Daarna kwam de vraag of het niet voor de hand zou liggen dat ik mijn discretionaire bevoegdheid zou gebruiken, omdat het allemaal zo lang had geduurd, waardoor een schrijnende omstandigheid was ontstaan. Ook op die vraag heb ik negatief geantwoord, omdat de situatie niet dermate schrijnend is dat wij lange duur als schrijnend kunnen beschouwen. Vervolgens heeft men mij in het besloten overleg gevraagd om nog eens alle mogelijkheden op een rijtje te zetten. Dat heb ik gedaan. Ik heb aangegeven dat alle mogelijkheden die ik op een rijtje heb gezet, niet kunnen, tenzij er een concrete aanvraag ligt van de desbetreffende persoon op het gebied van studie. Dat is wat nu aan de orde is. Als die aanvraag er komt, zal ik die toetsen. De CDA-fractie vraagt mij om dat voortvarend te doen. Ik heb daarop gezegd dat ik dit zal doen. Ik weet niet wat ik nu nog meer moet antwoorden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dit is een meer persoonlijke vraag. De minister wist al dat vorige bewindspersonen negatief hadden besloten. Daar wordt door de minister zelf op gewezen. Had hij dit anders willen doen? Hij heeft niet voor niets lang onderzocht of er alternatieven waren. Als er draagvlak voor was geweest, had deze minister deze jongen dan niet willen laten blijven?

Minister Leers:

Wat wil de heer Dibi dat ik nu zeg? Dat ik gewenst had dat het bij de heer Manuel nog schrijnender zou zijn dan het al is? Moet ik dat zeggen?

De heer Dibi (GroenLinks):

Nee, dat u draagvlak had om hem te laten blijven. Had u dat niet het liefst gewild? Dit is een heel simpele vraag. Als de minister in zijn eigen hart kijkt, zou hij deze jongen dan willen laten blijven?

Minister Leers:

Ik heb in mijn eigen hart gekeken. Het gaat er niet om of ik als persoon deze jongeman een aardig iemand vind, want dat vind ik. Ik vind het een geweldige jongen. Ik denk dat hij hartstikke goed in zijn omgeving functioneert. Daar staat deze minister echter niet voor. Deze minister staat voor de handhaving van een integer asielbeleid. Deze minister moet gelijkheid betrachten ten opzichte van alle andere gevallen. Ik mag de term "deze minister" niet gebruiken, maar ik doe dat toch maar. Als minister zal ik het asielbeleid integer moeten houden. Daar sta ik voor, hoe moeilijk dat vaak ook is.

De voorzitter:

Ik stel voor dat men kortere vragen stelt en dat de minister korter antwoordt. Ik begrijp dat dit moeilijk is, maar er is sprake van een grote mate van herhaling.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Waar een wil is, is ook een weg, even los van de rails. Wij zien dat de minister wel wil, maar geen mogelijkheid, geen frame kan vinden om daar de oplossing in te zetten.

Mijn vraag gaat over de motie van de CDA-fractie, waarin uitgesproken wordt dat Mauro perspectief geboden moet worden op een verblijf in Nederland. Hoe ziet de minister die motie en vooral dit stukje in die motie? Ziet hij dat perspectief ook als het gaat om de periode na zijn studie?

Minister Leers:

Het gaat om de vraag of ik, als er een verzoek om een studievisum wordt ingediend, dat verzoek met voortvarendheid wil afwikkelen. Ik ben minister voor Immigratie en Asiel voor Nederland en niet voor België.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Sorry, het eerste gedeelte van het dictum van de motie begrijp ik, maar ik spreek nu over het tweede gedeelte van het dictum.

Minister Leers:

Daar staat: "opdat Mauro het perspectief wordt geboden om zijn verblijf in Nederland voort te zetten". Hij zit hier al, maar hij moet weg omdat hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. De gedachte is nu dat hij, als hij hier komt studeren, een voortgezet verblijf kan hebben. Daarvoor is het nodig dat hij een verzoek indient. Mij is gevraagd of ik een dergelijk verzoek snel wil afwikkelen. Daar heb ik "ja" tegen gezegd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Maar er staat iets voor, namelijk dat de minister zich zou moeten inspannen om alle mogelijke andere regelingen aan te wenden om Mauro een blijvend perspectief te bieden in Nederland. Dan hebben we het niet meer alleen over een studievisum, maar over alle andere regelingen.

Minister Leers:

Dat heeft ook te maken met de motie op stuk nr.1468. In de afweging die de minister moet maken of iemand voldoet aan de criteria is een inherente afwijkingsbevoegdheid aan de orde. Daar zou de minister gebruik van kunnen maken, maar dan moet hij eerst weten hoe die aanvraag eruit ziet en welke soort aanvraag het precies betreft. Pas dan kan hij kijken of hij gebruik kan maken van bestaande regelingen. Dat is een normale situatie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dus hij moet eerst weg en in Angola verblijven. Daar moet hij de hele procedure opstarten, waarschijnlijk negen maanden wachten en dan maar zien of hij voor de een of andere regeling in aanmerking komt.

Minister Leers:

Ik wacht de aanvraag af. Daarop gaan we toetsen en dan zullen we het zien.

Ik ben al uitgebreid ingegaan op motie op stuk nr. 1463. Ik ontraad aanvaarding van deze motie. In het algemeen overleg heb ik uitvoerig uiteengezet waarom ik geen gebruik zal maken van mijn discretionaire bevoegdheid. Dat ligt ook in het verlengde van datgene wat voorgangers van mij precies zo hebben gedaan.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Als het goed is, heeft de minister het over de motie-Gesthuizen/Dibi. Daarin heb hebben wij gevraagd om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid, waarover de minister inderdaad eerder heeft aangegeven dat hij niet van plan is die te gebruiken. Precies daarom spreek ik hem ook aan, want het is natuurlijk in eerste instantie aan de minister. De minister heeft steeds gezegd dat er geen sprake is van schrijnendheid en dat hij geen willekeur wil uitstralen. Er is geen sprake van willekeur, maar wel is er sprake van schrijnendheid. We hebben het hier over iemand die al bijna negen jaar in Nederland is, iemand die nog geen tien was toen hij werd weggestuurd. We hebben het over iemand wiens eerste asielaanvraag niet drie maar bijna vier jaar lang in behandeling is geweest bij de IND. Eerst was er namelijk wel een besluit, maar dat is weer ingetrokken. Daarna kwam er een definitief besluit van de IND. Vier jaar! Het gaat om iemand tegen wie door Nidos is gezegd dat hij zijn school wel mocht afmaken. Dat is de door de ministers aangewezen voogd, de toezichthouder die officieel door de regering is aangesteld. Het is dus iemand die op zeer jonge leeftijd eerst onthecht is uit zijn eigen omgeving, opnieuw wortel heeft moeten schieten en een frisse start heeft moeten maken en daar succesvol in is geweest. Die willen we opnieuw wegsturen. Die willen we weer losscheuren uit zijn omgeving. Dat is wel schrijnend. Laat er dan meer van dergelijke gevallen zijn. Wat is daar dan zo erg aan, als we voor nog tien, twintig of nog dertig mensen een dergelijke uitzondering moeten maken?

Minister Leers:

Ik heb vanmiddag uiteengezet dat schrijnendheid in bijna alle gevallen van afgewezen asielverzoeken aan de orde is. Alle afgewezen asielverzoekers ervaren het als schrijnend dat ze niet mogen blijven. Maar waar die discretionaire bevoegdheid om gaat, is een samenstel van omstandigheden die zo specifiek op het betreffende individu van toepassing zijn dat er sprake is van een buitengewone stapeling van schrijnende omstandigheden. Daar gaat het om. Dan heb ik het bijvoorbeeld over heel klemmende redenen van humanitaire aard die worden meegewogen, zoals ernstige medische problemen, het overlijden van een kind. Dat zijn de zaak waar het om gaat. Dat is hier niet het geval. De mogelijkheid van terugkeer is er. Het is een gezonde jongen. Hij heeft geen medische problemen. Hij wist dat hij geen status had. Met andere woorden, er is niet die buitensporige mate van schrijnendheid die normaal aan de orde is in het geval van discretionaire bevoegdheid.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter!

De voorzitter:

Nee, mevrouw Gesthuizen! Dit leidt tot een volledig nieuwe behandeling. In deze motie wordt alleen gevraagd of de minister zijn bevoegdheid wil gebruiken. De minister zegt dat hij dat niet wil. Dan moeten we niet opnieuw de hele inhoud gaan behandelen. Er zijn zeven moties en als u vijf maal drie vragen per motie stelt, worden er honderd vragen gesteld. Dat is een volstrekte herhaling van zaken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dit is mijn eigen motie! Dit is mijn eerste interruptie in het antwoord van de minister en ik ben bereid om het daarbij te houden. Maar ik wil wel vragen kunnen stellen bij de behandeling van mijn eigen motie.

De voorzitter:

Dan moet u ook echt op uw eigen motie ingaan en niet de hele zaak opnieuw behandelen!

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De minister verschuilt zich achter regels. Het punt van discretionaire bevoegdheid is nu juist dat deze minister de bevoegdheid heeft om van die regels af te wijken in het geval van schrijnendheid. Als we dachten dat we dat allemaal precies in de wet zouden kunnen vatten, hadden we het wel gewoon in de wet gezet. Er is aanleiding door al die punten die ik zojuist heb genoemd om vanuit puur humane overwegingen af te wijken van de regels. Dat zou kunnen betekenen dat het om nog een paar gevallen zou gaan. Laten het er nog twintig of dertig zijn, maar zou dat nou zo erg zijn? Dat is mijn vraag aan de minister.

Minister Leers:

Los van het feit dat het erg is, is het de vraag of het aan de orde is. Dat is de eerste vraag. Ook mijn voorgangers waren ervan overtuigd dat het niet aan de orde was.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Toen liepen er nog procedures!

Minister Leers:

Nog een keer: de discretionaire bevoegdheid gebruik je bij een stapeling van schrijnende situaties. Mevrouw Gesthuizen is het daar niet mee eens, maar dat is helaas wel de praktijk. Ik kan haar niet anders bedienen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Als iemand zich bij mij meldt met een nog lopende procedure zeg ik ook dat hij eerst naar de rechter moet.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen, dit was de vierde maal!

De heer Dibi (GroenLinks):

De minister zegt dat dit niet schrijnend genoeg is om van zijn unieke discretionaire bevoegdheid gebruik te maken. Kan de minister uitleggen wat er niet schrijnend is aan het uit elkaar halen van twee broertjes? Ze lijken misschien in eerste instantie niet op broertjes, maar het zijn in al die jaren broertjes geworden. Kan de minister aangeven wat er niet schrijnend aan is om een moeder haar kind af te pakken die net zijn moeder is geworden omdat zijn eigen moeder hem de deur heeft gewezen? Kan de minister mij aangeven wat er niet schrijnend aan is om een jongen die allemaal vrienden heeft gemaakt, klasgenoten heeft gemaakt en voetbalvrienden heeft gemaakt uit zijn gemeenschap te rukken? Wat is daar niet schrijnend aan?

Minister Leers:

Dat is allemaal schrijnend, zeker. Het is voor de personen in kwestie bijzonder schrijnend. Het gaat erom of je een uitzondering maakt op een beleid waarin een afwijzing heeft plaatsgevonden van het asielverzoek. Wat hier speelt, is dat de afwijzing al vele jaren bekend was. Men is toch gebleven, dus men wist dat men terug moest. Het gaat om een jongen die hier binnen is gekomen en geen status had. Er zijn veel anderen die wel zo'n status hebben en voor wie ook een schrijnende situatie ontstaat. Deze jongen had geen status. Hij moet terug omdat hij uitgeprocedeerd is. Wij moeten consequent durven zijn in die terugkeer. Hij heeft de kans gehad; de Nederlandse gemeenschap heeft deze jongen tot zijn achttiende jaar onderhouden en hem een opleiding gegeven. Ik vind dat heel behoorlijk.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het duurde vier jaar voordat de overheid een besluit nam. Op een gegeven moment mocht hij van de rechter blijven en wat gebeurde er toen? Toen ging deze minister in beroep omdat hij het oneens was met dit besluit. Ik kan er geen touw meer aan vastknopen. De minister zei zo-even dat het schrijnend is, maar tegelijkertijd is het niet schrijnend omdat hij zijn discretionaire bevoegdheid niet gebruikt. Is het nou schrijnend of is het niet schrijnend?

Minister Leers:

Ik krijg de heer Dibi niet overtuigd, wat ik ook zeg. Een dergelijke situatie is natuurlijk voor elk persoon schrijnend, maar de discretionaire bevoegdheid heeft betrekking op een zodanige stapeling van unieke omstandigheden dat je pas dan een uitzondering moet maken. Als ik de definitie zou moeten toepassen die u gebruikt, kan ik bijna voor elk geval de discretionaire bevoegdheid gebruiken en dat moet ik niet doen.

De heer Spekman (PvdA):

Ik zou graag zien dat de heer Leers de woorden terugneemt die hij net uitsprak dat Nederland Mauro achttien jaar heeft onderhouden. Dat vind ik heel vreselijke woorden.

Minister Leers:

Waarom is dat vreselijk?

De heer Spekman (PvdA):

Het is vreselijk omdat hij daarmee veel Nederlanders naar de mond praat die anders denken over asiel en migratie en spreken over de rekening van migratie. Dit is een ontzettend goede jongen die zijn stinkende best doet om in Nederland een bestaan op te bouwen. Hij is liefdevol onderhouden door pleegouders en u zegt: Nederland heeft hem achttien jaar onderhouden! Ik vind dat gruwelijk. Maar dat is niet mijn interruptie.

Mijn vraag is de volgende. In de criteria van schrijnendheid staat …

De voorzitter:

Wilt u uw vraag kort stellen?

De heer Spekman (PvdA):

Ja, ik zie dat de PVV-fractie daar al drie keer op heeft aangedrongen, die wil er graag vanaf. Vaak, maar niet uitsluitend, gebeurt het in een combinatie van factoren. Er staat "niet uitsluitend". Is dat niet precies de kern? U beperkt zich tot die factoren en vergeet de woorden "niet uitsluitend" uit het zinnetje, omdat u terughoudend moet zijn met de discretionaire bevoegdheid vanwege het regeer- en gedoogakkoord.

Minister Leers:

Ook dit punt hebben wij vanmiddag uitvoerig besproken. Ik heb een overzicht gegeven, een brief uit 2007, van mijn voorganger de heer Ernst Hirsch Ballin, waarin hij een omschrijving heeft gegeven wanneer de discretionaire bevoegdheid wordt toegepast. We hebben vanmiddag gesproken over de vermelding in het regeerakkoord dat er terughoudend gebruik zal worden gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om te voorkomen dat stringent beleid dat aan de ene kant gevoerd wordt, in een communicerend vat met de discretionaire bevoegdheid terechtkomt.

Dat was in het verleden wel zo. Vanwege de grote mate van discretionaire besluiten onder mijn voorgangers wordt nu gezegd dat het geen rommelpot moet worden om zaken op te lossen. Het moet echt gaan om een stapeling van schrijnende situaties die uniek is. Het gaat er niet om om allerlei probleempjes af te wikkelen die wij met elkaar in de politiek hebben.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Dat is precies het verschil. Het is een keuze die deze minister heeft gemaakt om af te wijken van de brief van minister Ernst Hirsch Ballin. Die maakte inderdaad veel meer gebruik van de discretionaire bevoegdheid omdat hij de menselijke kant zag. Hij viel soms niet alleen voor de combinatie van schrijnendheid uit die brief, maar ook voor het zinnetje "maar niet uitsluitend". Hij stond open voor de menselijke kant en dat zou deze minister ook moeten doen als hij dat mag!

Minister Leers:

Wij hebben inmiddels wel een generaal pardon achter de rug. Een grote groep mensen die in schrijnende omstandigheden verkeerde is via dat generaal pardon statushouder geworden. Dat moet de heer Spekman niet vergeten. Verder hebben wij in het regeerakkoord vastgelegd dat Nederland nu een heldere keuze wil maken voor een selectiever immigratiebeleid. Ik houd mij daaraan.

Voorzitter. Ik ontraad de motie op stuk nummer 1464. Het is staand beleid dat een verzoek bij het Europese Hof voor de rechten van de mens geen opschortende werking heeft.

Uiteraard ontraad ik ook de motie op stuk nummer 1465. Het is een politieke motie. Het zal duidelijk zijn dat ik geen afstand neem noch van het regeerakkoord noch van mijzelf.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een vraag over de vorige motie die betrekking heeft op het niet mogen afwachten van de procedure in Nederland. Ik heb begrepen dat de verdragen door de lagere rechters getoetst zijn. Zij hebben geoordeeld dat Mauro mag blijven vanwege het kinderrechtenverdrag. De Kinderombudsman schat in dat hij eigenlijk zou moeten mogen blijven. Hij is ook van oordeel dat het Europese Hof Mauro in het gelijk zal stellen. Is het dan niet verschrikkelijk dat hij eerst terug moet om later weer naar Nederland te mogen komen? Mauro krijgt namelijk gelijk bij het Europese Hof en minister Leers moet zijn beleid gaan aanpassen.

Minister Leers:

Voorzitter. Wij zijn nog lang niet toe aan het vertrek van de heer Mauro. Er zullen vertrekgesprekken plaatsvinden. Die zullen nog enige tijd in beslag nemen. Ik heb ook begrepen dat er een verzoek om een studievisum zal worden ingediend. Als het echter tot vertrek leidt, zullen wij dat op een fatsoenlijke manier doen. Wij zullen kijken welke middelen wij kunnen meegeven om een nieuwe toekomst op te bouwen in Angola. Zo ver zijn wij echter nog niet. Het indienen van een verzoek bij het Europese Hof heeft echter geen opschortende werking. Ik heb u dat gezegd en ik houd daaraan vast.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik was even de draad kwijt. Over mijn motie over het Europese Hof zei de minister dat het eigenlijk staand beleid is dat iemand niet wordt uitgezet als hij een procedure aanspant.

Minister Leers:

Voorzitter. Dat zeg ik niet. Ik zeg dat het indienen van een beroep bij het Europese Hof voor de rechten van de mens geen opschortende werking heeft.

Ik heb goed nagedacht over wat staat in de motie op stuk nummer 1466. Zoals het hier staat, kan het niet. Er staat namelijk: "spreekt uit dat Mauro niet wordt uitgezet als hij zijn mbo-opleiding onverhoopt niet zou halen." Als ik "ja" zou zeggen tegen deze motie betekent dit dat Mauro gewoon kan blijven. Hij begint dan weliswaar aan een studie, maar er is geen enkele prikkel om zich in te zetten om die studie af te maken. Op deze manier ontbreekt iedere prikkel. Ik lees dat zo. Nogmaals, er staat: "spreekt uit dat Mauro niet wordt uitgezet als hij zijn mbo-opleiding onverhoopt niet zou halen. Dan geef je iemand toch een vrijbrief"! Je zegt als het ware dat het niet uitmaakt wat hij doet, want hij kan wel blijven.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Daar heeft de minister inderdaad een punt. Ik ga hem helpen door voor te stellen om de motie zodanig aan te passen dat er staat: spreekt uit dat Mauro onafhankelijk van het feit of hij zijn mbo-diploma wel of niet haalt, niet wordt uitgezet.

Minister Leers:

Dat is volgens mij hetzelfde.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het grote onderscheid met de vorige versie is natuurlijk niet dat hij gestraft wordt als hij zijn diploma haalt of beloond wordt als hij blijft zitten.

Minister Leers:

Ik sta niet onsympathiek tegenover de gedachte die achter deze motie zit. De manier waarop de heer Voordewind de motie net formuleerde, lijkt mij echter niet verstandig.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Welke formulering vindt de minister dan wel verstandig? Misschien heeft hij suggesties? Ik ben bereid om de motie aan te passen, voorzitter.

Minister Leers:

Ik ga geen moties voor de heer Voordewind herschrijven. Dat moet hij zelf doen. Zoals het in deze motie staat, is het een hypothetische vraag en een heel raar dictum. Het dictum zoals het er nu staat, kan echt niet. Als de heer Voordewind een motie wil hebben om te voorkomen dat Mauro dat zwaard van Damocles boven het hoofd hangt – dat is de gedachte en die snap ik – moet hij toch iets anders bedenken. Dan moet hij het niet via deze motie op deze wijze doen. Dat is waar ik sympathie en begrip voor heb, maar het kan niet via deze weg.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Om dat zwaard weg te halen, moet je juist zeggen dat hij, ongeacht of hij zijn diploma haalt of niet, kan blijven. Anders blijft dat zwaard boven zijn hoofd hangen. Als hij dan blijft zitten, zou hij eventueel kunnen blijven. Dat is dus een beloning voor het feit dat hij zijn diploma niet haalt. Daar schiet die jongen ook niets mee op, want hij wil graag zijn diploma halen. Als hij echter zijn diploma wel haalt, wordt hij teruggestuurd.

Minister Leers:

Als je dat doet, zeg je tegen iemand: je krijgt een visum om hier een studie te doen, maar het maakt niet uit of je die afmaakt, of je die haalt of dat je er überhaupt moeite voor doet, want je mag blijven. Dan kun je hem net zo goed meteen een verblijfsvergunning geven. Waarom zou hij dan nog een studie doen? Met andere woorden: dit is een motie die werkelijk niet proportioneel is en die niet op een juiste manier is geformuleerd. De heer Voordewind moet met een andere motie komen als hij mij op dit punt zover wil krijgen dat ik daarin kan meegaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is natuurlijk het probleem met een studievisum. Als iemand zijn studie niet haalt, heeft hij sowieso een probleem. Als hij zijn diploma echter wel haalt, wordt hij beloond doordat hij linea recta wordt teruggestuurd. Dat is het probleem. Daarom proberen wij een formulering te vinden om ervoor te zorgen hij wel zijn studie mag afmaken, maar niet als straf linea recta terugmoet naar Angola.

De voorzitter:

Ik wil graag over naar de motie op stuk nr. 1467.

Minister Leers:

Dat is een uitgebreide motie.

De heer Spekman (PvdA):

U kunt het vervelend vinden voorzitter, maar ik heb echt nog een vraag.

De voorzitter:

Nog één vraag.

De heer Spekman (PvdA):

Ik zal mijn best doen. Ik hoorde de minister namelijk zeggen dat hij sympathiek tegenover de motie stond.

Minister Leers:

Nee.

De heer Spekman (PvdA):

Ja, minister dat hebt u echt gezegd.

Minister Leers:

Nee.

De heer Spekman (PvdA):

Dat moet de minister later maar teruglezen. Hij heeft gezegd: ik sta sympathiek tegenover de motie.

Minister Leers:

Nee, ik heb gezegd dat ik sympathiek sta tegenover de gedachte achter de motie.

De heer Spekman (PvdA):

Aha, maar de gedachte achter de motie is dat het zwaard van Damocles wordt weggehaald boven het hoofd van Mauro.

Minister Leers:

Dat heb ik gezegd.

De heer Spekman (PvdA):

Dan moeten wij dat vervolgens organiseren. De enige manier om dat te regelen is toch – anders snap ik niet waar dat "sympathiek" op slaat – om ervoor te zorgen dat hij zijn stinkende best moet doen. En dat doet hij. Zo kent de minister hem toch ook? Nou doet hij dat en hij zakt. Dat kan. Ik denk dat heel veel Kamerleden ook wel eens zijn gezakt. Toch krijgen die mensen nog een kans. Kijk, er zitten er heel veel. Mijn vraag is wat die sympathie nu waard is. Die sympathie moet dan toch ergens betekenis in hebben?

Minister Leers:

Zoals ik bij de motie van het CDA heb gezegd, is het sympathiek dat hier een poging wordt gedaan om iemand die geen asiel kan krijgen, de mogelijkheid te bieden om via een reguliere vergunning, namelijk voor studie, hier in Nederland zijn opleiding te volgen. Ik heb al gezegd dat als daartoe een aanvraag wordt ingediend, ik die met voortvarendheid zal behandelen en alle mogelijkheden daartoe zal bekijken. In dat verlengde zie ik deze motie ook. Als iemand dat mag, moet je hem de kans bieden om dat op een fatsoenlijke manier te doen. Het gaat echter wel om de opleiding. Die opleiding moet in het belang zijn van het land van herkomst. Er moet een duidelijke relatie zijn met de opleidingssoort. Daarnaast is er nog een aantal randvoorwaarden. Zo heb ik die motie gezien. Als het verzoek er ligt, wil ik nog eens goed kijken wat dat allemaal inhoudt. Ik wil dan ook kijken welke mogelijkheden er zijn om dat verzoek zo veel mogelijk in de lijn van de CDA-motie te honoreren. Er zal echter wel eerst een verzoek moeten liggen, want ik ga niet op hypothetische vragen in.

De heer Spekman (PvdA):

Even voor de duidelijkheid: dit is geen motie om hem te leren hoe hij moet overleven in Angola. Dit is een motie om hem hier te laten blijven, om ervoor te zorgen dat Mauro gewoon hier zijn bestaan en zijn toekomst kan vinden.

Minister Leers:

Als het alleen maar een motie is om hem hier te laten blijven, ontraad ik haar.

De voorzitter:

Kunt u uw oordeel over de motie op stuk nr. 1467 geven, minister?

Minister Leers:

Ik heb eerder al gezegd, ook in het debat van vanmiddag, dat wij beleid moeten maken op basis van een grondige probleemanalyse en niet op basis van individuele zaken. Vreemdelingen die afgewezen zijn, moeten wij niet stimuleren om lange tijd in Nederland te blijven om daarmee toch in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.

De criteria die in deze motie worden genoemd, zijn volgens mij arbitrair. Waarop is bijvoorbeeld het criterium gebaseerd dat een kind jonger dan elf jaar moet zijn geweest toen hij naar Nederland kwam? Waarop is het criterium gebaseerd van een verblijf in Nederland van langer dan acht jaar? Waarom zou dit niet moeten gelden voor iemand die net negen jaar is? Waarom zou dit alleen moeten gelden voor kinderen die in een pleeggezin verblijven. Kortom, de criteria lijken opgesteld op grond van een individuele zaak. Het is dus gelegenheidwetgeving. Daarom ontraad ik de Kamer het aannemen van deze motie.

De voorzitter:

Naar ik aanneem, vat ook de heer Spekman deze vragen op als retorische vragen.

De heer Spekman (PvdA):

Nee, voorzitter. Er is sprake van 75 pleegkinderen. Alleenstaande minderjarige asielzoekers die in een pleeggezin verblijven, verkeren in een vrij unieke situatie. Zij zijn namelijk geworteld in een familieverband. Het criterium van elf jaar is ook geen raar criterium. Het gaat namelijk om acht jaar in de minderjarige leeftijd; dat moet de minister bekend voorkomen en hij zal weten dat dit betekenis heeft. Die criteria zijn dus niet willekeurig gekozen. Opname in een pleeggezin doet iets met een kind. Dat is onderbouwd in wetenschappelijke rapporten. Daaruit blijkt ook wat de gevolgen zijn als zo'n kind terug moet naar het land van herkomst en onthecht raakt uit het pleeggezin. Overigens zal de SGP-fractie dat ook moeten erkennen. Wat is er dus willekeurig aan deze criteria? Komt dit niet juist tegemoet aan de wens van minister Leers om geen gebruik te hoeven maken van de discretionaire bevoegdheid? Komt dit niet tegemoet aan de wens om te bezien of er vergelijkbare gevallen zijn, om die allemaal recht te doen? Ik ken die vergelijkbare gevallen nog niet. De minister heeft nog geen namen genoemd. Ik ga ervan uit dat die ooit nog komen.

Minister Leers:

Ik kan alleen maar herhalen wat ik zojuist zei. Beleid maken wij op basis van een grondige probleemanalyse, niet op grond van individuele zaken. Deze motie is toegesneden op de situatie van Mauro Manuel. De heer Spekman is bezig met het zoeken naar een vergelijkbare groep. Ik wil weleens van hem weten wat er moet gebeuren met de kinderen die net een jaar minder oud zijn dan de elf jaren die in zijn motie worden genoemd. Wat moet er gebeuren met de kinderen die net een jaar minder lang in Nederland aanwezig zijn, of die niet in een pleeggezin opgenomen zijn geweest? Ik vind dit willekeurige criteria. Ik vind dit gelegenheidswetgeving. Daarom ontraad ik de Kamer het aannemen van deze motie.

De heer Spekman (PvdA):

Volgens mij heeft de oppositie gedaan wat de minister heeft nagelaten. Wij hebben drie serieuze pogingen gedaan om ervoor te zorgen dat Mauro in Nederland kan blijven. Wij hebben bezien wat daarvoor de gerechtvaardigde argumenten zouden kunnen zijn. De minister praat heel veel en zegt: ik heb mijn best gedaan. Ik heb daarvan niets gezien. Ik heb geen cijfers ontvangen en ik heb de minister dit niet horen onderbouwen. Ik heb alleen een waardeloos flutverhaal gehoord. Dit is in ieder geval een serieuze poging. De discretionaire bevoegdheid kan ook leiden tot een serieuze poging. Het wordt tijd dat de minister ook eens een serieuze poging gaat doen. In plaats daarvan doet hij alsof ik de minister ben en hij het Kamerlid dat beleid beoordeelt.

De voorzitter:

De heer Spekman stelde geen vraag. De minister gaat de volgende motie bespreken.

Minister Leers:

Voorzitter, voordat ik dat doe, wil ik opmerken dat de minister zich baseert op de bestaande wetgeving. Die is in de vele jaren die achter ons liggen zorgvuldig tot stand gekomen. Aan die wetgeving toets ik mijn beleid. Daar sta ik voor. De heer Spekman is echter bezig met gelegenheidswetgeving. Dat is zijn goed recht. De Kamer mag nieuw beleid ontwikkelen. Laten wij dat echter ordentelijk doen. Dat is mijn verhaal.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb de motie mede ondertekend. De minister heeft er steeds op gewezen dat hij geen regeling wilde maken voor Mauro alleen. Dat zou immers leiden tot willekeur. Juist daarom hebben de heer Spekman en ik deze regeling opgesteld. Die ligt in de lijn van het beleid rond Sahar. Dit hebben wij gedaan om de willekeur eruit te halen. Hiermee geven wij een eenduidige richtlijn voor de vijftien of twintig mensen die in een vergelijkbare situatie verkeren als Mauro. De minister noemt zelf deze aantallen. Waarom schuift hij deze regeling weg? Op deze manier spreken wij niet meer over Mauro, maar ook over alle gevallen achter Mauro.

Minister Leers:

De heer Voordewind heeft het over vijftien tot twintig gevallen. Ik heb vanmiddag al uitvoerig gesteld dat die aantallen uit de lucht gegrepen zijn. Mensen van Defence for Children hebben het over die aantallen gehad. Ik heb de Kamer al gezegd dat het gaat om 75 mensen of misschien nog wel meer. Dat is dus al een eerste punt van discussie. Een ander punt is dat ik bij mijn vragen blijf waarom de ene categorie hiervoor wel in aanmerking zou komen en de andere categorie niet. Daarom wijs ik af wat er in de motie staat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Deze cijfers spoken om het gebouw van de Tweede Kamer heen. Het aantal van 75 mensen is echter nooit onderbouwd. Wij hebben wel een oud lijstje van de minister gehad over mensen die voor hun elfde in Nederland zijn aangekomen. Ik meen dat het om een stuk of vijf kinderen ging die op negenjarige leeftijd in Nederland zijn aangekomen en om een stuk of tien kinderen die op tienjarige leeftijd in Nederland zijn aangekomen. Dat was het lijstje dat de minister ons heeft gegeven. Ik kom dus uit op vijftien mensen.

Minister Leers:

Ik heb ook nooit een onderbouwing gehad van het aantal van twintig. Ik erken zonder meer dat het ontzettend lastig is om dit te bepalen. Er zijn ongeveer duizend ex-ama's. Wij weten niet precies hoe die groep is samengesteld en wij weten ook niet welke mensen uit deze groep in de illegaliteit zitten. Als wij nieuw beleid maken, kan dat consequenties hebben. Als wij nieuw beleid maken, moeten wij weten welke effecten dat heeft. Daarin hebben wij nu geen inzicht.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het argument van illegaliteit zit niet in het voorstel van de heer Spekman en mij. Daarin is immers het criterium opgenomen dat het kind in een pleeggezin moet verblijven. Kinderen die in een pleeggezin zijn opgenomen, zijn door Nidos verwezen. Zij hebben ook een gezinsvoogd gehad. Deze kinderen zijn dus in beeld bij de overheid en zijn niet illegaal. De minister hoeft dus absoluut niet bang te zijn dat een heel grote groep illegalen hieronder gaat vallen.

Minister Leers:

Daarvan heb ik gezegd dat ik het arbitrair vind om alleen maar de alleenstaande minderjarige vreemdelingen te pakken die in een pleeggezin zitten. Wat is immers het onderscheidende van die groep ten opzichte van de anderen?

De voorzitter:

Zou u nu de volgende motie willen behandelen?

Minister Leers:

In de motie-Dibi/Schouw op stuk nr. 1468 wordt de regering verzocht om in afwijking van het gestelde in de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 Mauro Manuel te ontslaan van de verplichting om in zijn herkomstland Angola een machtiging voorlopig verblijf aan te vragen. Een belangrijke regel in onze toetsing bij regulier is dat je alle andere zaken dan asiel in het buitenland doet. Dat hebben wij vastgelegd. Ik heb net gezegd dat ik niet wil vooruitlopen op de aanvraag en dat de minister de bevoegdheid heeft tot een inherente afwijking. Hij mag bekijken of er zodanige omstandigheden zijn dat die mogen leiden tot het afzien van een bepaalde eis. Ik wil eerst eens weten hoe die aanvraag er uitziet. Om die reden kan ik hier niet op vooruitlopen. Ik wil dat niet doen. Dat lijkt mij zeer onverstandig. Ik wil eerst eens zien hoe die aanvraag er uitziet. Ik ga geen belofte vooraf doen. Afhankelijk van de aanvraag zal ik bezien of ik die inherente bevoegdheid moet inzetten.

De voorzitter:

Helder. Dank aan de minister.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik begrijp dat u snel dit debat wilt afronden, voorzitter, ook op verzoek van de PVV. Ik moet ook excuses maken aan collega Kortenoeven, die net laat weten dat hij zijn vliegtuig heeft gemist door dit debat van "linkse mafkezen". Hij had zijn vliegtuig ook gewoon kunnen nemen. Dat had de stemverhouding aanzienlijk verbeterd.

(geroffel op de bankjes)

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik had een vraag over mijn motie. De kern van de motie is om Mauro, als hij dan toch een studievisum moet aanvragen omdat de minister hem niet wil laten blijven …

Minister Leers:

Dat zei ik niet.

De heer Dibi (GroenLinks):

Wilt u hem wel laten blijven, minister?

Minister Leers:

Ik heb gezegd dat ik dat afhankelijk wil stellen van de aard van de aanvraag. Als het een zeer kansrijke aanvraag is waarin aan alle voorwaarden wordt voldaan en de aanvraag op dit punt zou struikelen, dan wil ik daarover gaan nadenken. Maar er moet eerst eens een aanvraag liggen. Waar u het over hebt, is allemaal zo hypothetisch. De minister heeft het recht om op basis van onderdelen te zeggen dat wordt afgezien van die eis, maar ik wil eerst eens weten hoe die aanvraag er uitziet.

De heer Dibi (GroenLinks):

Er is niks hypothetisch aan deze situatie, want dit is de enige strohalm die hij nog heeft. Dus de minister weet best dat dat studievisum dan maar wordt aangevraagd. De minister heeft geen oordeel gegeven over de motie. Hij laat de Kamer zelf kiezen. De vraag is of Mauro in Nederland die aanvraag mag doen, zodat hij niet eerst uitgezet hoeft te worden en dan weer terug moet komen. Als de minister dat niet steunt, is de CDA-motie ontmaskerd. Dan betekent die helemaal niks en wordt Mauro gewoon uitgezet.

Minister Leers:

Nog een keer, er komt een aanvraag. Daar ga ik althans van uit. Ik ken die aanvraag niet. Ik weet niet eens voor welke studie die zal zijn. Je moet dus eerst weten of aan de andere voorwaarden is voldaan. Ik wil weten of het een studie is die in het belang van het land van herkomst is, of die aan het middelenvereiste voldoet ... De heer Dibi kent al die argumenten en eisen. Als dan het probleem is dat hij daarvoor eerst terug moet naar Angola en het toch succesrijk zou zijn gezien alle andere randvoorwaarden, dan wil ik daar positief over denken, maar ik ga dat niet, vooruitlopend daarop, toezeggen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Zeg dan gewoon: ga weg. Dit is alleen maar valse hoop. Er zijn nog tig vragen die de minister nog beantwoord wil hebben. Wat hebben wij hier nou met elkaar afgesproken vandaag? De minister heeft toch urenlang met de CDA-fractie overlegd? Hij komt net uit de kamer van de fractievoorzitter van de CDA-fractie.

Minister Leers:

Is daar wat op tegen?

De heer Dibi (GroenLinks):

Daar is toch iets afgesproken? Mag Mauro in Nederland de aanvraag doen? Dat is het minste wat deze minister kan bieden.

Minister Leers:

Nog een keer. Ik zal een en ander bekijken op basis van de aanvraag. Ik wil geen verwachtingen wekken, want het heeft ook een grote precedentwerking. Als ik het bij de een doe, moet ik er bij de ander ook van afzien in een gelijke omstandigheid. Daarom wil ik weten hoe die aanvraag er uitziet. Is die zodanig op de persoon toe te snijden dat het terecht is om af te wijken? Ik ga dat niet bij voorbaat toezeggen. Daarmee zou ik een grote precedentwerking veroorzaken.

De heer Schouw (D66):

De manoeuvreerruimte van de minister is natuurlijk nul. Hij wekt nu voor de tweede, derde, misschien wel de vierde keer, verwachtingen die hij dadelijk misschien niet waar kan maken. Dat is meer een constatering. Ik wil de minister voorhouden dat de oplossing misschien wel weer van Europa moet komen in deze kwestie.

De voorzitter:

Kort graag.

De heer Schouw (D66):

Dat doe ik heel graag, voorzitter.

Naar aanleiding van mijn motie over het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het volgende. Als Mauro bezwaar aantekent, naar het Europees hof gaat en een zogenaamde interim measure aanvraagt, dan heeft dat wel opschortende werking. Met andere woorden, misschien is de oplossing heel eenvoudig. Laten we Mauro stimuleren om een interim measure aan te vragen. Dan blijft hij hier in ieder geval een heel lange periode in afwachting van de behandeling van het beroep bij het Europees Hof. Heb ik dat goed begrepen?

Minister Leers:

Om het heel kort te zeggen: de heer Schouw heeft daar gelijk in. Als een interim measure wordt opgelegd – dat zal het Europese hof bekijken – is de opschorting van het vertrek aan de orde.

De heer Schouw (D66):

Dat is een helder antwoord. Ziet de minister vanuit zijn verantwoordelijkheid mogelijkheden om te bevorderen dat er dan zo snel mogelijk een interim measure wordt aangevraagd?

Minister Leers:

Moet ik een interim measure gaan aanvragen? Dat is toch ridicuul! Er is een belanghebbende. Die vindt dat wij procedures niet doen zoals hij had gedacht. Hij kan daarvoor naar het hof gaan en het hof vragen om een interim measure op te leggen. Dit houdt in dat het hof mijn besluit bevriest. Die bevriezing heeft tot gevolg dat ik niet kan uitzetten. Dan heeft de heer Schouw gelijk. Maar het hof moet die afweging maken. Ik niet.

De heer Schouw (D66):

Mag ik de minister zo verstaan dat hij er in ieder geval geen stokje voor gaat proberen te steken als Mauro en zijn raadsadviseur die interim measure proberen aan te vragen?

Minister Leers:

Daarmee wordt gesuggereerd dat het kabinet of een minister een stokje steekt voor het doen van een beroep op een rechtsmiddel, namelijk een appel bij een hof met het verzoek om een interim measure toe te passen. Dat is natuurlijk helemaal van de gekke. Als Mauro of zijn advocaat dat doet, en het hof besluit tot een interim measure, dan houd ik mij daaraan.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn antwoorden en adviezen. Ik heb het verzoek gekregen van een aantal fracties om …

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een vraag omdat ik iets over Europa niet heb begrepen. Als ik die vraag nog mag stellen …

De voorzitter:

U mag nog één vraag stellen.

De heer Spekman (PvdA):

Is wat de minister nu zegt niet in afwijking van het oordeel van het kabinet over het besluit over de SGP? Bij die kwestie lag er een negatief besluit. Daar heeft het kabinet van gezegd: we gaan niet optreden in afwachting van het beroep. Blijkbaar doet het kabinet iets anders in het geval van Mauro dan in het geval van de SGP. Is dat niet raar?

Minister Leers:

Nogmaals. Mauro of zijn advocaat kan naar het Europees hof gaan. Als het hof besluit, kijkend naar de situatie die voorligt, om die interim measure op te leggen, die ik overigens in het verleden al een paar keer heb gehad, dan moet ik mij daarbij neerleggen. Dat zal ik ook doen. Ik moet dan afwachten waartoe het hof later zal besluiten. Dit heeft een opschorting van de procedure tot gevolg.

De heer Spekman (PvdA):

Bij de kwestie van de SGP is het toch zo dat het kabinet zelfstandig en niet in afwachting van iets bijzonders gewoon al heeft besloten om niet in te grijpen?

(geroffel op de bankjes)

Minister Leers:

Ik ben daar niet van op de hoogte. Althans, ik zou dat niet zomaar willen volgen. Ik wil mij vasthouden aan de normale praktijk. De normale praktijk is dat je een appel kunt doen op het hof. Het hof zal beslissen of het daarin meegaat.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter …

De voorzitter:

Nee, mijnheer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. De minister heeft geen oordeel gegeven over de motie op stuk nr. 1468. Ik wil echt geen inhoudelijke discussie. Het is onduidelijk wat de minister daarover zei.

Minister Leers:

Als het verzoek in de motie alleen bedoeld is om Mauro hier te laten, heb ik gezegd dat ik haar ontraad. Als de motie bedoeld is om mij in de gelegenheid te stellen om mijn eigen afweging te maken en te kijken of ik een inherente bevoegdheid moet toepassen als alle informatie beschikbaar is, dan zal ik er nog een keer naar kijken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik heb van een aantal fracties het verzoek gekregen om de vergadering ruim te schorsen opdat er fractieberaad kan plaatsvinden.

De heer Schouw (D66):

Wij hoorden het al; het lijkt wel zo'n tv-show waarin de achterban ook meepraat. Om welke fracties gaat het? Onze fractie heeft namelijk geen behoefte aan een schorsing, dus laat de fracties die behoefte hebben aan een schorsing maar naar voren komen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Daar hoeven wij helemaal geen geheim van te maken. Wij willen graag even een fractievergadering om de moties goed te kunnen bekijken.

De voorzitter:

De CDA-fractie is niet de enige. Daarom schors ik de vergadering om de fracties die gelegenheid te geven.

De vergadering wordt van 23.42 uur tot 0.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Mevrouw Van Miltenburg heeft een verzoek.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Wij willen graag nog een halfuur extra schorsing.

De heer Schouw (D66):

Dit is heel opmerkelijk. Ik wil graag een reden horen. Als die reden niet erg valide is, kunnen wij toch gewoon afspreken dat wij dinsdag verdergaan? Ik zie er namelijk niet het nut van in om het de hele nacht op te houden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ook gezien het late tijdstip en omdat de medewerkers al heel lang bezig zijn in de Kamer wil ik het voorstel om de stemmingen tot aankomende dinsdag uit te stellen, van harte steunen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Onze fractie steunt het voorstel om dinsdag te stemmen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

De fractie van de Partij van de Arbeid sluit zich daar graag bij aan.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik steun het verzoek van mevrouw Van Miltenburg.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie wil ook graag uitstel van de stemming.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het lijkt de fractie van de Partij voor de Dieren ook heel goed om dinsdag te stemmen. Dan hebben de fracties namelijk alle gelegenheid om de moties nog eens rustig te bekijken.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik vind het opmerkelijk hoe je in dit huis populair kan worden toegejuicht als je zegt "als jullie een kwartiertje extra willen, dan geef ik jullie een kwartiertje extra", zoals ik vanmiddag deed. Mijn fractie wil dit debat graag afronden, maar zij wil dat op een ordentelijke manier doen. Daarom vragen wij een halfuurtje extra. Iedereen is hier nu, laten wij dat halfuurtje erbij nemen zodat wij het vandaag op een nette manier kunnen afronden. Ik vraag mijn collega's om ook een keer een hand naar de coalitie uit te steken.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter! Ik heb om een uitleg gevraagd, maar die krijg ik niet. Ik stel vast dat een meerderheid mijn voorstel, uitstel van de stemmingen tot dinsdag, steunt. Ik hoop dat u dat nu als voorzitter concludeert.

(geroffel op de bankjes)

De heer Dibi (GroenLinks):

Wij kunnen allemaal tellen. Ik hoor graag van de voorzitter of er nu een besluit over het uitstel van de stemmingen kan worden genomen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik doe mijn verzoek mede namens de CDA-fractie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook de SGP-fractie acht het gerechtvaardigd om de schorsing die eerder werd toegewezen, te verlengen.

De voorzitter:

Daarmee is er een ruime meerderheid voor het honoreren van het verzoek om een schorsing.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik vraag het nu voor de derde keer en dan houd ik ermee op. Ik heb om uitleg gevraagd; waar zit de pijn, het probleem? De hele dag probeert de VVD-fractie het dossier "Mauro" erdoorheen te jassen, maar nu wordt er ineens, zonder valide toelichting en uitleg, begrip en van alles en nog wat gevraagd.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Er is vanavond een heel uitgebreid debat gevoerd. U hebt zelf op uitgebreide wijze allerlei argumenten gewisseld. Er is behoefte om nog even te spreken over alle punten die u zelf hebt ingebracht. Nogmaals, ik hoop dat u er begrip voor hebt dat wij daarvoor iets meer tijd nodig hebben dan wij eerder dachten.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dan gaan wij akkoord met een halfuur uitstel van de stemmingen.

De heer Schouw (D66):

Ik toon ook begrip voor het verzoek, maar dan moeten wij wel afspreken: een halfuur is een halfuur. Daarna is het wel eens klaar. Anders kom ik echt terug op mijn vorige verzoek.

De voorzitter:

Mijnheer Schouw, dat recht hebt u. Ik schors de vergadering voor een extra halfuur.

De vergadering wordt van 00.20 uur tot 00.50 uur geschorst.

Naar boven