12 Afschaffen verblijfsduurbeperking

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met onder meer afschaffen van de verblijfsduurbeperking in het voortgezet onderwijs, bewaken van de examenkwaliteit in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, alsmede uitbreiding van de staatsexamenmogelijkheden (32558).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. D66 steunt in grote lijnen de maatregelen die in dit wetsvoorstel worden voorgesteld. Het is belangrijk dat de wet maatwerk biedt voor leerlingen en, waar dat niet algemeen aanvaard is, dat maatwerk in ieder geval niet in de weg staat. Scholen kunnen leerlingen straks zonder toestemming van de inspectie een jaar langer op school houden als dat beter is voor de leerling. Wij vertrouwen erop dat leraren best kunnen inschatten wat goed is voor hun leerlingen. Toestemming van de inspectie is dan overbodige bureaucratie. Goed dat scholen die ruimte krijgen.

Scholen hóéven leerlingen niet een extra jaar op school te houden; het is een optie. Als het beter is voor de leerling, kan een school besluiten de leerling zonder diploma naar het vervolgonderwijs te sturen. De Raad van State merkt terecht op dat de daadwerkelijke veranderingen sterk afhankelijk zullen zijn van de regels die de school zelf hanteert. Daarmee is het effect van de wijziging wellicht beperkt. Gaat de minister op de een of andere manier toezicht houden op toepassing van deze maatregel?

Het opheffen van de maximale verblijfsduur betekent dus geen recht voor de leerlingen om langer op school te blijven. Kan een leerling, kunnen de ouders ergens afdwingen dat hij of zij een jaar langer mag blijven? Is er een beroepsinstantie voor leerlingen en ouders die het niet eens zijn met een besluit van de school? Wat betekent het feit dat scholen leerlingen nog steeds zonder diploma mogen doorsturen voor de doelstelling uit het regeerakkoord om de drempelloze doorstroom naar het mbo af te schaffen? Betekent het voorstel dat scholen in principe geen leerlingen zonder diploma naar het mbo sturen? Om te voorkomen dat leerlingen geen diploma halen, bestaat het gevaar dat scholen leerlingen die de huidige maximale duur wel eens niet zouden kunnen halen, lager inschalen. Heeft leerlingen langer op school laten blijvend negatieve gevolgen voor de rendementscijfers van de school?

Eerder dit jaar voerden wij een uitgebreid debat over de leerplicht. Wij pleitten toen al voor een leerrecht. Volgens D66 is het van belang dat een leerling ook op het avondonderwijs terechtkan om onderwijs te volgen als dat op dat moment het beste bij de omstandigheden past. Tijdens het overleg werd duidelijk dat het met de melding van verzuim niet in iedere gemeente altijd even goed gaat. Hoe is het nu geregeld dat verzuim van een leerplichtige leerling in het avondonderwijs daadwerkelijk wordt gemeld? Wie is nu verantwoordelijk voor het melden van het verzuim? Wie meldt dat straks bij de gemeente?

De kwaliteit van het onderwijs moet onomstreden zijn. Hoe belangrijk de kwaliteit van examens is, hebben wij in het hbo gezien. Het is dus belangrijk dat de inspectie scholen waar de examenkwaliteit dubieus is, aanpakt. Mijn belangrijkste vraag is hoe negatieve gevolgen voor de leerlingen worden voorkomen. Kan het zo zijn dat de leerling nadelen ondervindt van het moeten afleggen van het staatsexamen? Is het onderwijs bijvoorbeeld afgesteld op het schoolexamen en sluit de stof voor het staatsexamen hier op aan? Leerlingen mogen niet de dupe worden van fouten van de school. Hoeveel ruimte krijgt de school om tot verbetering te komen? Ontstaan de verschillen tussen het schoolexamen en het centraal examen over het algemeen geleidelijk? Zo ja, wanneer krijgt de school dan de waarschuwing dat de kwaliteit van de examens beter moet? Hoeveel tijd krijgen de scholen na de eerste constatering om de kwaliteit te verbeteren? Klopt het dat alleen de indicatoren van het verschil tussen schoolexamen en centraal schriftelijk examen voldoende basis vormen om de examenbevoegdheid te ontnemen?

Ten slotte een enigszins principiële opmerking over de bewaartermijn. Men gaat ervan uit dat een leerling in het voortgezet onderwijs op zijn vroegst op 15-jarige leeftijd een diploma kan behalen en dat hij dit na zijn 65ste levensjaar doorgaans niet langer nodig heeft, zodat een bewaartermijn van 50 jaar noodzakelijk is voor de gegevens die nodig zijn voor het opstellen van de "Verklaring afgelegd examen". Volgens ons echter zal de leerling die nu 15 jaar is, ook na zijn 65ste moeten doorwerken. Daarom is mijn vraag of de bewaartermijn van 50 jaar wel voldoende lang is. Of is dit kabinet van plan iedere hervorming op de arbeidsmarkt de komende tien jaar te blokkeren? Dat lijkt mij niet de juiste oplossing. Volgens mij is hier sprake van een technisch foutje in de wet. Wat zal de minister daaraan doen? Kan de minister daarnaast aangeven op welke wijze de privacy van de gegevens gewaarborgd is?

De heer Çelik (PvdA):

Voorzitter. Zo ontevreden als wij waren bij het vorig debat, zo tevreden zijn wij over dit voorstel. Op veel punten komen er aanpassingen voor zaken die op dit moment een blokkade vormen voor leerlingen die een latere groei doormaken en willen stapelen. De wetswijziging zorgt ervoor dat de gekke blokkades die in de jaren tachtig en negentig zijn opgeworpen, verdwijnen. Daarmee wordt voorkomen dat talent onnodig de pas wordt afgesneden.

Ik kan kort zijn over het voorstel. Een diploma moet waarde hebben en alles wat de waarde van een diploma omlaag haalt, moet tegengegaan worden. Ook daarover is het wetsvoorstel ontzettend duidelijk. Het is leuk voor leerlingen als zij bij een examen laag scoren en bij schooltoetsen steeds op een hoger cijfer uitkomen. Op die manier kunnen zij slagen, maar feitelijk hebben zij dan niets aan hun diploma, omdat het niets waard is. Ook dat wordt met deze wet voorkomen. Wij zijn op dit punt redelijk tevreden en wensen de minister veel succes met de wijziging.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. De tevredenheid van de heer Çelik kan ik alleen maar delen. De verblijfsduurbeperking wordt afgeschaft. De mogelijkheden voor leerlingen om zich via vavo te kwalificeren, worden uitgebreid. De bevoegdheid kan worden ingetrokken als er te grote verschillen zijn tussen schoolexamens en centrale examens. Via staatsexamens kunnen op het vmbo andere diploma's behaald worden dan alleen maar het diploma voor de theoretische leerweg. De bewaartermijn wordt verlengd. Dit zijn allemaal stappen naar meer transparantie, een veel betere doorstroming, stapelen, herkansen, maatwerk en het centraal stellen van de leerling. Dat is precies wat de CDA-fractie voor ogen staat.

De minister merkt in de nota naar aanleiding van het verslag op dat de vo-scholen geen verblijfsduur korter dan de cursusduur kunnen hanteren. Leerlingen kunnen wel een klas overslaan. Tegelijkertijd geeft de minister aan dat dit maar zelden gebeurt. De vraag is waarom dit zo zelden gebeurt, want juist voor excellente leerlingen – en de minister spreekt regelmatig over excellentie – moet het toch een uitdaging zijn om bijvoorbeeld sneller door het vwo te gaan. Welke belemmeringen spelen hierbij een rol, voor zover er geen wettelijke belemmeringen zijn?

Het leveren van maatwerk, bijvoorbeeld door leerlingen langer op school te laten, kan ook leiden tot een negatief effect op het rendement van de vo-school. Dat is eigenlijk een beetje vreemd, want de school komt tegemoet aan hetgeen leerlingen nodig hebben, maar als beloning voor het maatwerk krijgt die school een minnetje op de onderwijskaart. Dat moet toch anders kunnen.

Over het onderscheid tussen een half en een heel punt verschil tussen schoolexamens en centraal schriftelijke examens, zegt de minister dat er precies voor het halve en het hele punt is gekozen op basis van advies van deskundigen. Maar welke uitgangspunten zijn gehanteerd? Hoe zijn we tot het halve en het hele punt gekomen? Wat te doen als het verschil wel groot is, maar dan de andere kant op, namelijk als schoolexamens lager worden beoordeeld?

Tot slot. Ik heb een amendement ingediend op dit wetsvoorstel dat tot doel heeft om Nederlandse examens in het buitenland mogelijk te maken. De Kamer voert al enige tijd een discussie met als voorbeeld het Vespucci College op Curaçao. Deze school moet haar leerlingen naar Bonaire – dit is weliswaar Nederlands grondgebied – sturen voor het afleggen van het staatsexamen. Het blijkt dat deze problematiek niet eenvoudig oplosbaar is, omdat de Wet op het voortgezet onderwijs niet van toepassing is op scholen in het buitenland. De vraag is of het mogelijk is om dit obstakel weg te nemen door het opnemen van een speciale regeling in de Wet op het voortgezet onderwijs. Gedacht kan worden aan een regeling die bestaat uit de volgende elementen. 1. Onze minister kan voor het afleggen van het staatsexamen een of meerdere locaties buiten Nederland aanwijzen. 2. Tot het afleggen van het staatsexamen op een locatie als bedoeld in de vorige zin, worden alleen kandidaten toegelaten die bij aanmelding voor het staatsexamen schriftelijk akkoord zijn gegaan met de wettelijke voorschriften ter zake van het staatsexamen. 3. Indien de kandidaat minderjarig is, wordt het schriftelijk akkoord meeondertekend door de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat.

Ik verzoek de minister om op grond van artikel 21a van de Wet op de Raad van State over deze aangelegenheid advies te vragen bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Hierbij kunnen de volgende vragen worden gesteld. Is een dergelijke regeling mogelijk? Is een dergelijke regeling uitvoerbaar en zo ja, onder welke voorwaarden? Ziet de Raad betere alternatieven om deze problematiek op te lossen? Als de minister bereid is om dit verzoek aan de Raad van State te doen, zal ik mijn amendement intrekken. Ik hoor het graag van de minister.

De heer Elias (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Met dit technische wetsvoorstel wordt een aantal onderwerpen geregeld die het tezamen wettelijk mogelijk maken wat er in de praktijk vaak reeds gebeurt, zoals we onder meer tijdens het algemeen overleg op 12 april jongstleden over doorstroom, stapelen en toelatingsbeleid in deze Kamer hebben besproken.

Het wetsvoorstel regelt dat de verblijfsduurbeperking, dus het aantal jaren dat je als leerling op school mag doorbrengen, wordt afgeschaft, zodat doorstroom en stapelen kunnen worden versoepeld en schooluitval kan worden tegengegaan.

De VVD is voorstander van dit besluit omdat hiermee de mogelijkheid wordt gecreëerd om ook binnen het vmbo – na de kaderleergang kan ook de theoretische leergang worden gevolgd – te stapelen zonder dat toestemming van de inspectie noodzakelijk is. Ook gaat het ongediplomeerde uitstroom tegen.

Ten tweede beoogt het wetsvoorstel dat leerplichtige leerlingen in het volwassenenonderwijs gemakkelijker hun opleiding in deeltijd kunnen afmaken. Leerlingen van 16 en 17 jaar die slechts enkele vakken willen halen binnen het volwassenenonderwijs – misschien zitten er wel een paar op de publieke tribune op dit moment – mogen dat momenteel niet omdat zij leerplichtig zijn en om die reden op een voltijdopleiding ingeschreven moeten staan. Dit leidt tot schooluitval. Door verruiming van de Leerplichtwet kunnen deze leerlingen op het volwassenenonderwijs alsnog de benodigde vakken halen om hun opleiding af te ronden.

Ten derde – zeer belangrijk voor mijn fractie – wordt de inspectie met dit wetsvoorstel de mogelijkheid geboden om tijdelijk de examenbevoegdheid aan een onderwijsinstelling te ontnemen indien de resultaten van de schoolexamens en die van het landelijk examen op die instelling te zeer van niveau verschillen. Grote verschillen tussen de schoolexamens aan de ene kant en het centraal examen aan de andere kant zijn voor de inspectie nog wel eens aanleiding om de kwaliteit van de betreffende school in twijfel te trekken. Op basis van opvallende verschillen kan de inspectie thans reeds verscherpt toezicht instellen. In dit wetsvoorstel krijgt de inspectie als ultimum remedium, als allerlaatste stok achter de deur, om het huiselijk te zeggen, de mogelijkheid de examenbevoegdheid te ontnemen. Scholen houden in dat geval wel de lesbevoegdheid, maar de leerlingen mogen op de betreffende school geen eindexamen doen. Het College voor Examens zal in dat geval de leerlingen een staatsexamen afnemen en de school betaalt de kosten daarvoor.

Ten vierde wordt een mogelijkheid gecreëerd het staatsexamen af te leggen op het vmbo, anders dan de theoretische leerweg.

Tot slot wordt de bewaartermijn van het basisregister examengegevens verruimd.

De VVD-fractie onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel dat immers samengevat het verbeteren van de kwaliteit van examens en examinering, het terugbrengen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters en het versoepelen van beperkingen voor doorstroom en stapelen in het voortgezet onderwijs beoogt. Mijn fractie heeft dat in het recente verleden reeds bepleit of ondersteund. Alleen al het feit dat de inspectie met dit wetsvoorstel de mogelijkheid wordt geboden om de examenbevoegdheid van onderwijsinstellingen te ontnemen als de schoolexamens en het landelijke examen te zeer van niveau verschillen, vormt voor mijn fractie ruimschoots aanleiding om dit verder technische wetsvoorstel te omarmen, omdat daarvan een vooruitwerkende en reinigende werking uitgaat.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Allereerst ga ik in op de afschaffing van de verblijfsduur. Een niet-gemaximeerde verblijfsduur voor het vmbo brengt een aantal voordelen met zich mee: het halen van een extra, hoger vmbo-diploma, laatbloeiers zijn ermee geholpen – we juichen dat ook toe – en bovendien zullen er door deze maatregel minder ongekwalificeerde leerlingen in het mbo 1 en 2 instromen. Dat is helemaal mooi. Toch hebben wij een vraag. Wij willen graag de zekerheid hebben van de minister dat dit het vmbo niet onverhoopt voor al te grote problemen gaat stellen en dat het in de toekomst niet om al te grote aantallen gaat. Wij willen de zekerheid hebben dat deze maatregel niet een ongewenst effect krijgt op de langere termijn.

Dan heb ik een tweede vraag over dit punt. Scholen houden de vrijheid om een kortere verblijfsduur te hanteren. Is de minister niet bang dat dat onduidelijkheid schept naar de onderwijsconsumenten: de ouders en de leerlingen? Stel dat de laatbloeier erachter komt dat hij toch een extra diploma wil halen, kan het dan zo zijn dat hij op een school zit die niet aan een langere verblijfsduur doet en hij er dan pas achter komt? Hoe gaat de minister hierin voorzien?

Dan over het verruimen van de Leerplichtwet om 16- en 17-jarigen de mogelijkheid te geven om via vavo enkele vakken af te maken. Dat heeft onze instemming. Het regelt in feite een bestaande praktijk en het helpt bovendien bij het terugdringen van het verzuim. De PVV-fractie vraagt zich wel af of het samenwerkingsconvenant over de verzuimregistratie wel het juiste instrument is.

Moet ik al afronden, voorzitter, want er branden allerlei lampjes?

De voorzitter:

Nee, het is wetgeving dus er gelden geen spreektijden.

De heer Beertema (PVV):

Oké. Het is wat ons betreft toch weer een beetje het good governancemodel waarin we vaker zwakke plekken geconstateerd hebben. Ziet de minister geen mogelijkheid tot verplichting van verzuimmelding voor deze groep leerlingen door het vavo zelf en de controle daarop door de leerplichtambtenaar, dus zonder die extra communicatielaag met die vo-school waar de leerling staat ingeschreven? Op papier zijn er geen belemmeringen in de uitwisseling van die verzuimgegevens, maar de praktijk van alledag zal toch laten zien dat dit model veel problemen gaat opleveren. Deelt de minister die zorg met ons en wat kan ze eraan doen om die zorg te verlichten? En wie is er nu eigenlijk aansprakelijk als er onverhoopt problemen zijn die samenhangen met dat verzuim: is dat de school die de leerlingen uitbesteedt of de school die de lessen verzorgt?

Dan kom ik tot het volgende punt: de substantiële verschillen tussen het gemiddelde cijfer van het schoolexamen en het gemiddelde cijfer van het centraal examen. Dit is ongewenst en de PVV-fractie steunt dan ook het wetsvoorstel om de minister de mogelijkheid te verlenen om een school tijdelijk de examenbevoegdheid af te nemen. Overigens vinden wij vijf jaar hersteltijd wel erg ruim. Waarom kan dat niet korter?

Dan wil ik nog een aanvullende opmerking maken op dit punt. Als leraar in het mbo heb ik altijd met jaloezie en een zekere ontroering gekeken naar de nieuwsberichten over vo-scholen die streng tot de orde werden geroepen als er sprake was van een te groot verschil tussen de gemiddelde cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen. Het gaat dan om halve punten. Er was sprake van ontroering, omdat ik als mbo-leraar zag hoe druk de politiek en de publieke opinie zich maakten over de zogenaamde dreigende verloedering van de vo-examens. O, o, het civiel effect stond onder druk en er was sprake van rechtsongelijkheid; foei foei, en dat terwijl in het mbo het vak Nederlands op heel veel opleidingen werd afgeschaft, examens hopeloos ouderwets werden bevonden en kennis achterhaald werd verklaard. Rechtsongelijkheid? Ja, vooral rechtsongelijkheid tussen enerzijds vo-scholieren, die kennelijk wel recht hebben op degelijk onderwijs dat kan rekenen op de bescherming van deze Kamer, en anderzijds mbo-scholieren en hbo-studenten, die wat dat betreft vogelvrij zijn.

De minister zegt dat dit wetsvoorstel ook het sluitstuk is van de escalatieladder als het echt uit de hand gaat lopen met een school. Dat ondersteunen wij van harte.

Wij ondersteunen ook de relatie met de Wet goed onderwijs en goed bestuur. Deze wet geeft de overheid het instrument in handen om effectief in te grijpen waar dat nodig is. Daarmee maakt de overheid wat ons betreft haar verantwoordelijkheid voor goed onderwijs waar. Ik wijs de minister erop dat zo'n instrument ook in het mbo en het hbo op zijn plaats zou zijn, nu meer dan ooit tevoren. Gelukkig worden daarvoor ook de nodige stappen gezet.

Het verruimen van de mogelijkheden voor de staatsexamens voortgezet onderwijs naar de beroepsgerichte leerwegen en de gemengde leerweg in het vmbo heeft onverkort onze steun. Het is van belang dat de mogelijkheden en talenten van deze groepen ook benut worden.

Wij stemmen in met de verlenging van de bewaartermijn voor de diplomagegevens. De privacy en de verlenging van de termijn bespreken wij liever tijdens het debat over het wetsvoorstel voor wijziging van de Wet onderwijstoezicht in verband met de instelling van een diplomaregister.

Ik vraag de minister om eens te kijken naar de mogelijkheid dat vmbo-leerlingen die enkele vakken willen afsluiten op een hoger niveau, het behaalde cijfer eventueel kunnen omrekenen naar het eigen niveau. Dat zou veel leerlingen die aarzelen om hiervan gebruik te maken, ertoe stimuleren om toch dat avontuur aan te gaan. Het zou ook de excellentie in het vmbo stimuleren. Dat is daar ontzettend hard nodig. Ik vraag de minister niet om dit nu onder te brengen in dit wetsvoorstel, maar ik wil graag een reflectie van de minister hierop.

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Omdat niets zeggen bij de behandeling van een wetsvoorstel gezien zou kunnen worden als mogelijke desinteresse, wil ik hier toch even verteld hebben dat de SP-fractie met veel plezier instemt met deze technische wijziging van de wet. Wij kunnen ons goed vinden in de voorstellen van de minister en wij zullen dus met volle overtuiging voorstemmen.

De vergadering wordt van 16.18 uur tot 16.23 uur geschorst.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Dank voor de vriendelijke woorden. Het is fijn dat je met elkaar in debat gaat over zo'n mooie wet en dat je hoort dat het wetsvoorstel Kamerbreed wordt gedragen. Ik moet eerlijk zeggen dat het een wetsvoorstel is dat in de vorige kabinetsperiode ontstaan is in debatten met de heren Depla en Biskop over het stapelen en doorstromen en alles wat daarbij kwam kijken. De heer Van Dijk was er vaak intensief bij betrokken, evenals de heer Van der Ham. Het was een mooie tijd en we hebben er mooie wetsvoorstellen aan overgehouden. Het is goed om die met elkaar te behandelen, want het sluit goed aan bij waar wij nu mee bezig zijn: kansen bieden aan jonge mensen; ook laatbloeiers kansen bieden, er scherp op zijn dat een diploma echt ergens voor staat en sanctioneren als dat niet het geval is. Het heeft vele elementen in zich.

Ik begin bij het ontnemen van de examenbevoegdheid. Daarover zijn diverse vragen gesteld en ik begin bij de vraag van de heer Van der Ham: waarin zit het verschil tussen het eindexamen en het staatsexamen? Het eindexamen bestaat uit een schoolexamen en een centraal examen. Het schoolexamen is aan de school en kan op meerdere momenten worden afgenomen. Het centraal examen is het objectieve moment van buitenaf. Het College voor Examens is daarvoor verantwoordelijk. Een staatsexamen bestaat uit een centraal examen dat qua afname gelijk is aan de centrale examens in het gewone onderwijs. Het mondeling staatsexamen wordt afgenomen door de specifieke staatsexamencommissieleden en hierin passen eigenlijk geen schoolexamens. De was wordt de deur uitgedaan, om het maar zo te zeggen.

Leerlingen ondervinden van deze constructie geen nadelen. Bij het staatsexamen gelden uiteindelijk dezelfde centrale examens als bij de dagscholen. Het commissie-examen wordt afgestemd op de onderwerpen die voor het schoolexamen voor de syllabi gelden. De facto doet men uiteindelijk hetzelfde, het is alleen niet de eigen school die het examen afneemt.

In welke gevallen zal er sanctie worden opgelegd, vraagt de heer Van der Ham. Ik verwacht dat de wettelijke mogelijkheid preventief gaat werken. Iedereen staat op scherp, want niemand van de school moet eraan denken het examen te verliezen. Dat is immers de kroon op je werk en daar is een school trots op. Indien de inspectie gedurende drie jaar toch te grote verschillen tussen de cijfers SE en CE constateert, dan zal zij de school daarop aanspreken. De school krijgt dan, afhankelijk van de grootte van het verschil, een herstelperiode van drie of vijf jaar. Ik kom dadelijk nog te spreken over de lengte waarover de heer Beertema het had. De school wordt jaarlijks door de inspectie gewaarschuwd, dus dat instrument op de achtergrond is echt een heel zwaar instrument. We pakken het niet zomaar beet, het is eerder een stok achter de deur. Als er onvoldoende verbetering is opgetreden, dan is het einde oefening en dan zal de zaak worden overgedragen aan het staatsexamen.

De heer Van der Ham (D66):

Het zal weinig voorkomen en ik denk ook dat het een grote preventieve werking heeft. Dat ben ik met de minister eens. De heer Beertema heeft er ook op gewezen, maar is in sommige exceptionele gevallen drie jaar niet veel te lang? Kunt u als het erg slecht gaat niet al bij één jaar zeggen: nu is het over?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De inspectie zal er zeker scherper op gaan zitten, maar dan is het vijfjarenverhaal voorbij. Als het tussen een half en één punt is, dan heeft men vijf jaar de tijd om het af te bouwen. Het kost immers enige tijd om je schoolexamens anders in te richten. Als het erboven zit, dan is het nog maar drie jaar en is het echt einde oefening. De heer Biskop stelde een vraag over een halve punt en hoe je daarop uitkomt, maar dat is echt een heel subtiel gemiddelde waar we uiteindelijk op uitkomen. Het is veel meer de beweging die je op gang brengt die wezenlijk is. In the end is het toch ook het instrument. Wij weten dat er nogal wat niet-bekostigde scholen zijn die al langer op deze lijn zitten. Het kost echt tijd om eraf te komen, dat is ons wel duidelijk.

De heer Van der Ham (D66):

Ik denk dat drie en vijf jaar voor 99% van de gevallen voldoende zal zijn, maar we zijn hier met wetgeving bezig. Is er een hardheidsclausule of zijn er extra mogelijkheden om in te grijpen op het moment dat er exorbitante verschillen worden geconstateerd? Hebt u nog ergens een noodrem?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Mag ik daar in tweede termijn op terugkomen? Misschien zit het in de algemene wetgeving. Voor deze wet is het in beginsel zoals ik zojuist heb uiteengezet.

Er is gevraagd hoe de norm van maximaal 0,5% is ontstaan. Per individuele leerling kan het verschil tussen SE en CE verschillend zijn. Dat weten wij allemaal; dat hebben wij zelf ook meegemaakt. De een scoort beter op het schoolexamen en de ander op het centraal examen. Het is helemaal niet erg als je op het schoolexamen hoger scoort dan op het centraal examen, maar het gaat ons erom dat de objectieve meting van buiten niet wordt opgetrokken door het mindere schoolexamen, om het maar zo te zeggen. Dat is wel een wezenlijk verschil. Die 0,5% is dus alleen een probleem als het schoolexamen hoger uitkomt dan het centraal examen. Ik ken ook scholen waar het andersom is. Dat is op zich een goede zaak, want dan zijn ze nog wat kritischer dan in het centraal examen, althans, daar waar vakken elkaar ook daadwerkelijk overlappen.

Deskundigen zijn van mening dat het ook per vak kan verschillen. Bij het ene vak scoort het CE hoger dan het SE en bij het andere vak andersom. Je toetst namelijk verschillende vakken en vaardigheden bij de beide examens. Voorkomen moet worden dat alle leerlingen bij het SE hoger scoren en daarmee compensatie meekrijgen voor het CE. Dat is natuurlijk de zorg. De deskundigen – Cito, CvE en de examenmakers – hebben vastgesteld dat een verschil gemiddeld niet hoger hoeft te zijn dan 0,5%. Dat is vastgesteld op basis van gegevens die men in de loop der tijd in redelijkheid heeft opgebouwd. Daarbij is nog aangetekend dat het uiteindelijk gaat om een gewogen gemiddelde van drie examenjaren over alle vakken waarvoor een SE en een CE bestaan. De verschillen in de vakken onderling middelen dus uit. Dat duidt er ook op hoe zorgvuldig een en ander is aangepakt, zo zeg ik tot de heer Biskop. Het is echt buitengewoon evenwichtig en zorgvuldig.

De D66-fractie heeft gevraagd of het klopt dat de indicator van het verschil tussen CE en SE genoeg basis vormt voor de examenbevoegdheid. Jazeker. Daar gaat het om in dezen; dat moet gewoon op orde zijn. Ik heb net aangegeven hoe zorgvuldig wij dat in deze wetgeving doen.

Er is gezegd dat negatieve gevolgen voor kinderen moeten worden voorkomen. Tijdens de hersteljaren blijft de situatie ongewijzigd. Alleen in het laatste jaar wordt de school gemeld dat, voor de leerlingen die dan in het voorlaatste jaar zitten, alleen een centraal examen en geen schoolexamen mag worden afgenomen. Deze melding volgt alleen als al zeker is dat de sanctie moet worden opgelegd. Men is dus echt goed op de hoogte. Doen wij dat niet, dan worden de schoolexamens en eventueel de centrale examens nog door de eigen leraar beoordeeld terwijl de feitelijke eindexamens door de staatsexamencommissie worden afgenomen. Dat is natuurlijk toch een beetje vreemd. Er treedt dus geen negatief effect op voor de leerlingen als de school dit ook als zodanig uitvoert. Het is dus echt heel zorgvuldig.

Over de herstelperiode van vijf jaar heb ik al het nodige gezegd, dus dat ga ik niet herhalen.

Ik kom bij het blokje Leerplichtwet. Hoe wordt het verzuim van de leerplichtleerlingen in het vavo gemeld aan de gemeente? Dat moet gebeuren door de vo-school. Daarvoor moet het vavo een afspraak maken, een convenantje sluiten, met het voortgezet onderwijs. Wettelijk is de uitlenende school namelijk verantwoordelijk voor deze leerlingen. Dat is de school die wij bekostigen en daarmee is het bevoegd gezag daar verantwoordelijk. Wel moet worden afgesproken dat als het vavo constateert dat er wordt gespijbeld, de vo-school op de hoogte wordt gesteld. Die meldt de leerling aan via het digitale loket, zodat hij of zij direct bij de leerplichtambtenaar terechtkomt. Het vereist dus wel een overeenkomst tussen het vavo en het vo. Dat gebeurt nu ook al. Het vavo moet daar wel scherp op zijn. Kinderen horen gewoon op school te zitten, zeker als ze nog leerplichtig zijn. Het is goed om dat even met elkaar af te spreken.

Ik kom bij het afschaffen van de verblijfsduurbeperking, iets heel belangrijks wat ook echt vanuit de scholen op ons afgekomen is en wat in de Kamer is uitgekristalliseerd tot wetgeving. Ik benadruk nogmaals dat dit echt teamwork was met de Kamer. De zorg van de heer Beertema was dat de afgeschafte verblijfsduurbeperking zou leiden tot een grote toename van ongediplomeerde leerlingen die op het vmbo dreigen te blijven. Wij hebben gekeken hoeveel aanvragen er de afgelopen jaren bij de inspectie zijn gedaan. Dat waren er zo'n 60 per jaar. De inschatting is dat dit zal oplopen tot zo'n 75 tot 80 per jaar. Ik kan niet garanderen dat het geen grotere groepen worden, maar dit is ongeveer het beeld. Eigenlijk creëren wij in het vmbo nu dezelfde situatie als in de bovenbouw van het havo en het vwo. Daar mochten de jongeren wel blijven en dat was eigenlijk heel gek, want vmbo'ers worden zo ongediplomeerd van school geholpen. Die onrechtvaardigheid zetten wij eigenlijk recht. Het zal ongeveer gaan zoals het in het havo en het vwo gaat. Misschien is het hier en daar iets gemakkelijker om te blijven zitten, maar dat kan net het duwtje in de rug zijn voor een kind dat nog jong is, om door te groeien voordat het naar het mbo gaat.

De heer Van der Ham vroeg wat het feit dat scholen leerlingen nog steeds mogen doorsturen zonder een diploma, betekent voor de doelstelling uit het regeerakkoord om de drempelloze instroom naar het mbo af te schaffen. In mbo 1 houden wij een en ander overeind. Dus daar kan een leerling binnen komen en de stappen zetten naar mbo 1 en mbo 2. Wij moeten inderdaad de drempelloze plek behouden in ons bestel, dus die blijft er dan ook in.

Stel dat de leerling en diens ouders het er niet mee eens zijn dat de leerling niet langer mag blijven. Is er dan een beroepsinstantie? Het begint natuurlijk altijd met overleg met de ouders en het kind. Dat hoor je ook altijd en dat zie je ook altijd. Op basis van artikel 24b van de WVO is men in het voortgezet onderwijs verplicht om een klachtenregeling te hebben. Iedere school is verplicht aangesloten bij een klachtencommissie. Ouders proberen natuurlijk eerst om er met de school netjes uit te komen. Als dat niet lukt, kunnen zij bij de klachtencommissie terecht. Die brengt vervolgens een advies uit. Op basis daarvan moet de school het besluit heroverwegen. Indien leerlingen en ouders het met het besluit niet eens zijn, kunnen zij uiteindelijk naar de bestuursrechter, voor wat betreft het openbaar onderwijs, of naar de burgerlijke rechter, voor wat betreft het bijzonder onderwijs. Het voortgezet onderwijs moet er natuurlijk altijd voor zorgen dat een kind weer ergens anders onder de pannen komt; dat hoort er wel bij. Daarover hebben wij al eerder met elkaar gesproken tijdens algemeen overleggen.

Wat betekent het nu dat scholen in principe geen leerlingen zonder diploma naar het mbo sturen? Welnu, het kan wel, maar dan naar mbo 1.

Bestaat het gevaar dat scholen, om te voorkomen dat leerlingen geen diploma halen, de kans dat leerlingen de huidige maximale duur wel eens niet zouden kunnen halen lager inschatten? Het is eigenlijk op dit moment hetzelfde. Nu kan het ook gebeuren. Nu heeft de school alleen wat meer ruimte om het zelf uiteindelijk binnen de desbetreffende jaren op te lossen. De maximale verblijfsduur wordt losgelaten, maar wij hebben nog wel steeds het schema waarbij je in principe natuurlijk in vier jaar de lesstof doorloopt. Ik schat in dat dit niet minder hoeft te worden, omdat de school er eigenlijk mogelijkheden bij krijgt en deze niet afgenomen worden. Het maatwerk neemt juist toe.

Worden de scholen gestraft als leerlingen blijven zitten? De opbrengstberekening wordt inderdaad gemaakt aan de hand van een aantal punten. De leerwinst bestaat uit het advies van de basisschool, de cursusduur, de resultaten en het centraal eindexamen. De cursusduur is inderdaad relevant en telt mee. Wij zijn bezig om te kijken of we nog verbetermiddelen hebben om de toegevoegde waarde van een school in beeld te brengen. Wij hebben het daarover vanochtend ook gehad in het overleg over het primair onderwijs. Het geldt ook voor het voorgezet onderwijs, waarbij het gaat om objectieve gegevens rond prestaties. Het is inderdaad één van de onderdelen van het toezichtskader. Dat klopt. Dat is ook wel een goede zaak, want men krijgt een bepaald advies mee. Als je in staat bent om een kind er vlotjes doorheen te helpen, heb je het als school prima gedaan. Het is niet het enige. Voortijdig school verlaten is ook een van de punten die meetellen. Uiteindelijk beoordeelt de Inspectie een school breed.

De heer Biskop (CDA):

Ik hoor de minister ook zeggen dat het tenslotte gaat om het leveren van maatwerk. Op deze manier zou dat maatwerk kunnen leiden tot een negatief effect. Dan hoor ik de minister zeggen: wij zijn bezig om te bezien of het beter kan. Kan de minister iets nader specificeren in welk kader dat is en hoe wij daar iets van horen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Wij zijn steeds bezig om te bezien hoe het beter kan. In het kader van het regeerakkoord willen wij op een bepaald moment voor een deel toe naar bekostiging naar toegevoegde waarde. Wij moeten bezien hoe wij dat nog scherper kunnen krijgen. Rondom het kader van de Inspectie is er altijd een zekere discussie. Elke keer wanneer ik mij erin verdiep, kom ik wel tot de conclusie dat de Inspectie een buitengewoon vernuftig stelsel heeft. Dat is niet zomaar ontstaan. Overigens is de beoordeling door de Inspectie altijd relatief, ook op dit punt. Alleen als er op een school meer leerlingen blijven zitten dan op vergelijkbare andere scholen, is er sprake van een negatieve score. Uiteindelijk wordt het dus altijd ook weer uitgemiddeld. Het telt wel mee, maar er is niets nieuws onder de zon. Het was al zo.

Ik kom op het afschaffen van de verblijfsduurbeperking. Scholen mogen zelf bepalen of ze gebruikmaken van de verruimde verblijfsduur. De heer Van der Ham vroeg ik of daar toezicht op ga houden. Dat zal ik niet echt doen. Het zit wel in het toetsingskader, maar het is juist bij de scholen zelf vandaan gekomen. De school beslist zelf; de school mag het benutten en hoeft niet meer langs de inspectie om een kind een jaartje langer te laten meelopen. Bijvoorbeeld het opwaarderen van je diploma van vmbo-bb naar vmbo-kb mag nu ook. Vroeger kon dat niet, want je kon niet langer op het vmbo blijven. Dat zijn allemaal mooie kansen die je een kind biedt. Dat vind ik ook een goede zaak.

De heer Van der Ham (D66):

Stel je voor dat je als ouder zegt: volgens mij is het verstandig dat mijn zoon of dochter een jaartje langer blijft. Stel dat een school dan om allerlei aanvechtbare redenen, waar je het althans niet mee eens kunt zijn, zegt: nee, dat doen wij toch maar niet. Daardoor kunnen de kansen van je kind in het voortgezet onderwijs verkleind worden. De minister heeft geschetst dat er dan allerlei beroepsmogelijkheden zijn. Omdat het de scholen echter zo vrij staat, is er helemaal niets waarmee je extra kunt toetsen. Ik zit daar een beetje mee, maar ik wil het niet weer helemaal dichtregelen. Daarom vraag ik de minister: kan er in dat soort omstandigheden een derde partij zijn die het kan toetsen? Dan kan worden beoordeeld of het in een bepaald geval verstandig is dat een leerling een jaartje langer blijft en een school daartoe maatregelen treft.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De school in kwestie moet dat zelf beoordelen. Dat is aan het team op de school, dat het desbetreffende kind kent. Zijn ouders het niet ermee eens, dan bestaan daarvoor nu ook al procedures. Vroeger moest zo'n kind gewoon van school, maar nu bieden wij de ruimte die juist door scholen is gemaakt. De Stichting Platforms VMBO heeft nu een folder voor mensen, waaruit blijkt: kijk, fijn, wij kunnen de jongeren vasthouden. Het is dus een beweging die van onderaf gekomen is. Ik heb daarom geen aanleiding om te veronderstellen dat een school zegt het niet te willen. Het is namelijk juist van onderaf gekomen. Nu moesten scholen zelfs kinderen de deur uit doen. Als het dan niet lukt, vind ik de klachtencommissie en de rechter de beste weg. Wie moet er anders tussen gaan zitten? Dan krijgen wij daarvoor een nieuwe instantie, maar dat wil ik voorkomen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik zit ook helemaal niet op zo'n nieuwe instantie te wachten. Misschien hoeven wij het niet vast te leggen in de wet, maar ik kan mij het volgende voorstellen. Uit de evaluatie over de manier waarop het zich allemaal ontwikkelt – die evaluatie zal ongetwijfeld komen – kan blijken of een school er veel gebruik van maakt of dat een school er een smetje van krijgt. Ik kan mij daar niks bij voorstellen, maar dat zijn wellicht zaken die het gedrag van scholen kunnen beïnvloeden. Ouders kunnen daar ook op reageren.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het lijkt mij goed dat wij realiseren dat er eigenlijk niet heel veel nieuws onder de zon is. Bij havo en vwo hebben we het namelijk al decennia. We krijgen het nu ook op het vmbo. De ene school is er heel ruim in, maar de andere school is dat niet. Als het erop aankomt, komt er een klachtencommissie die een advies geeft aan het schoolbestuur. Dat is een soort tussenoplossing. Het schoolbestuur kan het dan nog eens wegen en neemt een besluit. Volgens mij is dat evenwichtig, als ik alles afweeg.

Ik zie dat de heer Beertema een vraag wil stellen, maar ik ben nog niet klaar. Misschien zit zijn antwoord wel bij het kopje "overige" waaraan ik nu wil beginnen.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb een vraag over de communicatie.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Oké, gaat u dan maar uw gang. Sorry voorzitter, neem mij niet kwalijk.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb een vraag gesteld over de communicatie naar de ouders over de vraag of de school van hun kinderen de verblijfsduur inderdaad niet meer maximeert. Komt dat in de schoolgids te staan; hoe wordt het gecommuniceerd? Juist omdat er zo'n verschil is met havo en vwo, denken veel ouders dat het nog steeds hetzelfde is. Misschien is het goed om het duidelijk te communiceren.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Zal ik dit punt naar de ouderorganisaties doen? Elke burger wordt geacht de wet te kennen. Dat zal niet voor elke burger gelden, ook niet voor ons misschien. Ik zal de ouderorganisaties – die zijn blij met dit verhaal – vragen of zij hier na afloop via hun communicatiekanalen informatie over willen geven, naar hun medezeggenschapskringen. Dan ben je wel heel breed bezig.

Ik kom bij de overige punten. Welke belemmeringen zijn er wat betreft het verkorten van de verblijfsduur voor excellente leerlingen? Er zijn geen belemmeringen. Wij hebben de afgelopen week natuurlijk een prachtig voorbeeld in de krant gezien, van een jongen die de eerste vier klassen in één cursusjaar heeft gedaan en de vijfde en de zesde klas ook in één cursusjaar. Het kan dus, daar gaat het om. Deze jongen, en ook andere jongeren, bewijzen dat. Het gaat erom dat de school daar iets mee doet, maar dat is aan de school. Het "hoe" hoort bij de school.

Het kansen bieden hoort bij de cultuur van excellentie waarover wij vanmorgen en ook vorige week uitgebreid hebben gesproken. Leerlingen mogen wettelijk examen doen in het voorlaatste jaar. Vakken kunnen dus op zijn vroegst worden afgerond in het voorlaatste leerjaar. Daar kan men wel tempo in maken. In het kader van excellentie en hoogbegaafdheid gaat OCW met betrokkenen, de sector en de inspectie inventariseren in hoeverre huidige wet- en regelgeving voldoende ruimte biedt voor het maatwerk dat wij graag willen. Er wordt dus ook nog eens goed naar gekeken. Het bewijs dat het mogelijk is, is dus afgelopen week weer geleverd.

De heer Biskop (CDA):

De minister maakt zich er zo wel heel makkelijk vanaf. Het is zo, natuurlijk. Het bewijs wordt geleverd. Er is zo af en toe eens een leerling die het lukt. De minister schrijft zelf in de nota naar aanleiding van het verslag dat er heel weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat is wat anders.

De heer Biskop (CDA):

Mijn vraag was hoe wij ervoor kunnen zorgen dat er wat meer gebruik van wordt gemaakt. Kennelijk is zijn de mogelijkheden onbekend.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Volgens mij vroeg de heer Biskop of er belemmeringen waren. Wij blijven wel scherp hier.

De heer Biskop (CDA):

Als er weinig gebruik van wordt gemaakt, ligt er dus ergens een hobbel die moet worden genomen. Het kan. De enkele voorbeelden bewijzen het. Het zou toch meer moeten kunnen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het zijn keuzes. Het is best heel wat. De jongen die dat is overkomen, heeft verteld dat hij zich soms wat dubbel voelde in de klas waarin hij zat met het niveau dat hij had. De sociaal-emotionele ontwikkeling speelt vaak ook mee. Wij gaan bezien welke belemmeringen er nog zijn wat betreft excellentie. Er kunnen ook belemmeringen zitten in de zienswijze van schoolbesturen, directies of docenten die er anders tegenaan kijken. Wettelijk kan het. Dat bedoelde ik aan te geven met mijn opmerking dat het bewijs er ligt. Nogmaals, in het kader van excellentie en hoogbegaafdheid gaat OCW inventariseren in hoeverre de huidige wet- en regelgeving mogelijkheden biedt voor het maatwerk waar de heer Biskop het over heeft. Er kan veel. In de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs die vlak voor de verkiezingen is gepresenteerd, is dit overigens beschreven. Men wil heel veel, maar de scholen moeten het wel oppakken. Het vraagt echter ook nogal wat van scholen. De flexibiliteit kent ook haar begrenzingen. Het moet immers allemaal worden bekostigd in de school.

Er werd gevraagd of de bewaartermijn van 50 jaar voor examengegevens voldoende is. De verlenging van de bewaartermijn voor examengegevens vormt geen onderdeel meer van deze wet, maar van het wetsvoorstel inzake diplomaregisters. Dit wetsvoorstel is reeds in deze Kamer besproken en ligt inmiddels ter behandeling in de Eerste Kamer. De bewaartermijn is in dat voorstel verlengd naar 60 jaar. Dat sluit mooi aan bij dat wij langer werken met zijn allen.

De PVV-fractie vroeg of cijfers niet kunnen worden omgezet naar een hoger niveau, dus of het cijfer van iemand met vmbo-tl die havo doet opgewaardeerd mag worden: voor havo een zeven is voor vmbo-tl een acht. Ik ben dat nagegaan, want ik wist dat die vraag leefde. Dat is heel moeilijk. De opgaven zijn gewoon anders, het is een ander niveau. Het is een ander examen. Je krijgt echt het cijfer van het niveau waar je op zit. Als je dat hebt gedaan, staat er echter bij dat cijfer wel havo op je diploma. Dat is natuurlijk iets heel moois, maar het is ook moeilijk. Ik vind het wel belangrijk dat we stimuleren dat jongeren dit doen. Het gebeurt nog heel weinig, maar het zit in de voorziening of de voorlichting van het platform over wat je allemaal in het vmbo kunt doen, dus ik hoop echt dat heel veel vmbo's dit gaan oppakken, mede in het licht van het feit dat we gewoon een cultuur van excellentie willen. Ik hoop dat dit niet alleen maar werkt op vwo/havo, maar dat het gewoon de cultuur binnen een school zelf is dat leerlingen worden gestimuleerd om de lesstof van een vak waarin zij goed zijn op een hoger niveau te gaan volgen en daarin op dat niveau examen te doen. De mogelijkheid daartoe bestaat in ieder geval.

Ik ben zeker bereid om deze vraag overeenkomstig het voorstel van de heer Biskop aan de Raad van State voor te leggen. Hij ontkoppelt dit van dit wetsvoorstel, zodat dat gewoon zijn weg kan hebben. Ik leg zijn vraag aan de Raad van State voor en vraag daaraan om commentaar, advies of wat dan ook. Iemand bij mij in huis weet wel hoe ik dat netjes moet doen.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. Dankzij deze toezegging van de minister trek ik graag mijn amendement op stuk nr. 9 in.

Voorzitter: Bosma

De voorzitter:

De heer Biskop wenst het amendement op stuk nr. 9 in te trekken.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Daar kan ik mee instemmen.

Tot slot reageer ik nog even op het punt van de heer Van der Ham. Meestal is er dan meer aan de hand op zo'n school. In de Wet goed onderwijs, goed bestuur hebben we de school natuurlijk al veel scherper in beeld, dus dan zal er wel meer aan de hand zijn op zo'n school. Op dit moment heb ik geen voorbeelden van scholen die langdurig, dus drie jaar lang, op deze manier onder dat niveau zitten, maar als die er zijn, dan houdt de inspectie daarop zeker strenger toezicht. Eigenlijk is dat nu al het geval. De inspectie houdt toezicht. Indien er binnen twee jaar onvoldoende verbetert, hebben we een probleem met de bekostiging. Vanochtend hebben we het daarover gehad. We gaan dan een strengere lijn inzetten. Daarin zijn vier indicatoren relevant, waarvan SE-CE er eentje is. Ik herhaal dat als er dergelijke verschillen zijn, er wel meer aan de hand is op zo'n school.

De heer Van der Ham (D66):

Dus als geconstateerd is dat een school inderdaad zeer zwak is, heeft die school een jaar om daaraan gevolg te geven. Houdt een school zich daar niet aan, dan kan dat in de praktijk betekenen dat het na een jaar over is.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dan gaan we het intrekken.

De heer Van der Ham (D66):

Dus je zou kunnen zeggen dat dat zo'n beetje de hardheidsclausule is waarnaar ik vroeg?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ja, die geldt uiteindelijk voor de aanpak van zeer zwakke scholen. We hebben het hier nog over in het wetgevingsoverleg, want ik vind dat we zo'n jaar met buitengewoon veel zorgvuldigheidseisen moeten omkleden. Een school sluiten is buitengewoon ingrijpend. We moeten er alles aan doen om dat te voorkomen, maar er moet aan het einde wel een grens zijn. Nu hebben we een en ander eigenlijk onvoldoende in de hand, moet ik eerlijk zeggen. Het is al beter dankzij de Wet goed onderwijs, goed bestuur, maar het kan nog iets scherper.

De voorzitter:

Het woord is weer aan de Kamer voor haar tweede termijn, maar ik zie de heer Van der Ham met zijn hoofd schudden ten teken dat hij niet zal spreken. Dat moet hij vaker doen. De heren Çelik, Biskop, Elias en Beertema hebben kennelijk evenmin behoefte aan een tweede termijn, dus wij zijn aan het einde van dit debat gekomen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 17.20 uur tot 18.30 uur geschorst.

Naar boven