7 Collegegeld langstudeerders

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wet verhoging collegegeld langstudeerders (32618).

(Zie vergadering van 14 april 2011.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Wij vervolgen het debat over de langstudeerders. U weet wel, de boete van € 3000 voor studenten die wat uitlopen op hun studie, studenten die ambitieus zijn of die door onvoorziene omstandigheden vertraging oplopen. De argumenten voor de wet zijn niet alleen door mij maar door vele anderen onderuit gehaald. Het doel van de wet is onduidelijk, zegt de Raad van State. De wet draagt niet bij aan het gezond maken van de overheidsfinanciën en de wet draagt evenmin bij aan een hoger studierendement. Conclusie: het is een botte bezuiniging op de studenten.

Ook de instellingen worden gekort met bijna 200 mln. Let wel, dit gaat niet leiden tot beter onderwijs. De top vijf van kennislanden raakt uit het zicht.

De wet is met een jaar uitgesteld en dat is goed nieuws. Wij zullen ook het amendement van de heer Rouvoet steunen die dit uitstel werkelijk vastlegt. Maar dit neemt niet weg dat nog altijd vele zittende studenten getroffen worden door de wet.

Er is ook geen sprake van een volwaardig overgangsrecht, zoals de Raad van State en de SGP eerder hebben bepleit. Men zou dan moeten kiezen voor een groeimodel, waarbij alle zittende studenten worden ontzien. Ik heb daarvoor een amendement ingediend. De staatssecretaris voorkomt daarmee de beschuldiging van onbehoorlijk bestuur.

De staatssecretaris schat dat 25% van de studenten sneller gaat afstuderen door de invoering van de wet, het zogenaamde gedragseffect. Het blijft een raadsel waarop dit percentage is gebaseerd. Bovendien zijn er natuurlijk meer effecten van deze studieboete, zoals het feit dat studenten meer gaan werken en minder studeren. Ook de toegankelijkheid neemt af. Het zou redelijk zijn als de staatssecretaris voor ingang van de wet zou onderzoeken wat het effect op de toegankelijkheid is. Graag een reactie.

Ik heb diverse amendementen ingediend om uitzonderingen te maken op de studieboete, bijvoorbeeld bètastudenten, studenten met een bestuursfunctie en studenten die uitgeloot zijn. Ik geef toe – de staatssecretaris zei dat ook al – dat ik het liefst helemaal geen studieboete wil en dat het mooi zou zijn als dit bereikt wordt door een overload aan uitzonderingen.

Aan de andere kant maakt de staatssecretaris zelf ook uitzonderingen, bijvoorbeeld voor studenten met een functiebeperking. Dat maakt dat regering en Kamer zorgvuldig dienen te bezien welke groepen met recht moeten worden ontzien. Uiteraard hangt dit af van de eigen politieke kleur.

Ten eerste de deeltijdstudenten. Het is evident onredelijk om deeltijdstudenten plotsklaps als voltijdstudenten te behandelen, terwijl zij naast hun studie ook nog vaak een baan en gezin hebben.

Ik heb twee amendementen, een om ze allemaal te ontzien en een om alleen de huidige deeltijders te ontzien. Het argument dat het een perverse prikkel zou zijn om de deeltijders te ontzien is natuurlijk niet heel sterk, want een deeltijdstudent krijgt helemaal geen studiefinanciering. Ik wijs ook op het recente artikel van de voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond en de Aob die zegt: denk nu aan al die studenten die een masterdocentenopleiding willen doen. Dat zijn ook deeltijders. Zij staan al voor de klas. De staatssecretaris hecht daar veel waarde aan, ik ook. Zou hij daar niet eens goed naar moeten kijken? Want hij wil toch juist goede hoger opgeleide docenten voor de klas?

Dan de studenten die uitgeloot zijn voor een bepaalde studie, bijvoorbeeld geneeskunde. De staatssecretaris vindt dat deze studenten zelf verantwoordelijk zijn als zij een andere studie kiezen. Zij zouden ook iets anders kunnen gaan doen, zegt hij, bijvoorbeeld werken, maar ze willen nu juist studeren en ze weten niet zeker of ze de studie van hun eerste voorkeur alsnog kunnen doen. Daarom heb ik een uiterst redelijk amendement om uitgelote studenten een eerlijke behandeling te geven.

De staatssecretaris verwijst ook maar al te graag naar het Profileringsfonds, het fonds dat universiteiten en hogescholen hebben om zelf uitzonderingen te kunnen maken. De rekening komt dan wel op het bordje van de instelling, lekker makkelijk dus voor de regering. Is al bekend hoeveel geld er nu precies in die verschillende profileringsfondsen zit? De staatssecretaris heeft vorige week toegezegd dat hij dat aan ons gaat vertellen. Volgens mij was dat een kwestie van een rondje bellen. Veel studenten vallen trouwens alsnog tussen wal en schip. De Stichting Steunpunt Studerende Moeders bijvoorbeeld wijst ons daarop. Deze stichting stelt dat het profileringsfonds te kort schiet. Graag een reactie. Ook voor deze groep heb ik overigens een amendement ingediend. Studenten die zwanger raken of moeder zijn, zou je moeten ontzien.

Dan de pilot van de Erasmus Universiteit, die natuurlijk gelinkt is aan het debat over het tempo en het rendement van studenten. Bij sociale wetenschappen op de Erasmus Universiteit moeten eerstejaarsstudenten binnen één jaar alle punten halen. Er is niets mis met hard studeren, maar dit gaat te ver. Een student kan om wat voor reden dan ook buiten zijn schuld om een tentamen missen en wordt vervolgens van de opleiding verwijderd. Weg talent. Vandaar mijn motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Erasmus Universiteit een proef wil doen met een bindend studieadvies waarbij in het eerste jaar 100% van de studiepunten moet worden gehaald;

van mening dat deze eis te ver gaat, bijvoorbeeld omdat studenten door onvoorziene omstandigheden zoals ziekte, niet in staat zijn om hieraan te voldoen;

van mening dat hierdoor talentvolle studenten onnodig verwijderd kunnen worden van de opleiding;

verzoekt de regering, bij de Erasmus Universiteit aan te dringen op intrekking of op zijn minst versoepeling van het voorstel om 100% van de studiepunten te halen in het eerste jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (32618).

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb al eerder gezegd dat deze wet er niet komt. Dat betekent werk aan de winkel. We hebben nog een jaar de tijd.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben blij dat wij de tweede termijn van dit debat op mijn verzoek hebben kunnen uitstellen, na de wat onverwachte wending door de brief die wij vorige week woensdagavond kregen. Ik had deze tijd nodig om mij nader te kunnen beraden met mijn fractie. Wij gaan het debat in eerste termijn niet overdoen, maar gehoord de reactie van de staatssecretaris in eerste termijn, is een aantal opmerkingen wel op zijn plaats. Er moet mij in ieder geval een opmerking van het hart over wat een aantal woordvoerders en de staatssecretaris hebben gezegd over de noodzaak tot bezuinigen en de 18 mld. In dat verband werd gezegd dat het, na een periode waarin er heel veel geld extra is uitgegeven, nu tijd wordt om te bezuinigen. Daar wordt dit ten dele ook uit verklaard. Ik ben eerlijk gezegd nog altijd dankbaar dat de economie in de vorige kabinetsperiode fors is gestimuleerd, want anders hadden dit kabinet en deze coalitie met een veel groter probleem te maken gehad. Dan had er veel meer moeten worden bezuinigd, zoals iedereen weet die de ontwikkelingen heeft gevolgd. Het blijkt echter ook mogelijk om de forse bezuinigingsopgave op andere wijze te lijf te gaan dan via matigen op het onderwijs. Een voorbeeld. Waar dit kabinet 12 mld. bezuinigt, bezuinigt mijn fractie in haar verkiezingsprogramma 16 mld. zonder op deze manier aan het onderwijs te komen. De argumentatie voor de stelling dat het onderwijs moet bijdragen aan de bezuinigingen in het kader van de 18 mld. moeten we dus niet meer ten tonele voeren.

Ik heb er ook behoefte aan – hij moet dat maar als een vriendelijk gebaar beschouwen – de staatssecretaris de kleine waarschuwing mee te geven niet al te naïef te zijn in het verkeer met de minister van Financiën. De staatssecretaris gaat daar zelf over, maar ik vond hem bij vlagen aandoenlijk naïef wat betreft de werking van de algemene post op Financiën. Het gaat om investeringen die niet op zijn begroting staan en waar hij niet zelf over beslist, maar waarbij hij afhankelijk is van de besluitvorming in het kabinet in volgende jaren. Hij kan dus niet zelf beschikken over de daarvoor benodigde middelen. Het geldt ook voor de prijsbijstelling. Een deel van de dekking wordt immers gevonden in de prijsbijstelling. Er wordt in dat kader van uitgegaan, zo zegt de staatssecretaris op mijn vragen, dat die zal worden uitgekeerd. Mijn waarschuwing aan zijn adres is: onderschat de minister van Financiën nooit, zeker niet in tijden van bezuinigingen. Overigens is het van belang om vast te stellen dat de dekking via de prijsbijstelling een technisch verhaal lijkt te zijn. Dat betekent namelijk dat het ministerie van Onderwijs het geld wel krijgt, maar niet uitkeert aan de instellingen. Het klinkt sympathiek, maar het betekent de facto dat, als het tot uitkering komt, de minister van Financiën dat aan de bewindslieden van Onderwijs doet. Het geld wordt niet doorgegeven aan de scholen die wel te maken hebben met prijsverhogingen. Dan weten wij precies wat die dekking betekent. Het is een legitieme dekking, maar het is wel goed om dit nog eens te zeggen.

Voor ik aan mijn twee belangrijkste punten toekom, plaats ik nog een opmerking over de inschatting van de gevolgen van deze maatregel, het gedragseffect van 25%. Allerlei eerdere stelselwijzigingen en structuurwijzigingen waren bedoeld om het studierendement te verhogen, uitval tegen te gaan en andere effecten te bereiken. Dat heeft kennelijk allemaal niet geholpen, maar van deze geïsoleerde maatregel wordt nu wel een gedragseffect van 25% gewenst. Op heel veel terreinen blijft de regering in gebreke bij het stellen van kwantitatieve doelen; het is dus sympathiek dat hiervoor wel een kwantitatief doel wordt gesteld, maar het is wel een slag in de lucht. Wat er ook verder ten positieve over de maatregel valt te zeggen, ik verwacht er geen gedragseffect van 25% van, maar ik wens de staatssecretaris veel succes met zijn taxatie.

Het hoofdpunt in mijn tweede termijn betreft het uitstel van een jaar voor studenten evenals, wat de budgetkortingen aangaat, voor de instellingen. Dat stond in de brief van vorige week. Vorige week heb ik al aangegeven dat daarmee voor mijn fractie een hoop pijn is weggenomen uit het wetsvoorstel. Het kwam voor mijn fractie vorige week wel als een verrassing. Tijdens de bespreking van vorige week dinsdag was het oordeel van mijn fractie unaniem dat wij het voorstel zonder dat overgangsrecht in ieder geval niet zouden kunnen steunen. Wij wilden ons een oordeel vormen over de gewijzigde situatie; dat was de reden om uitstel te vragen voor de tweede termijn van het debat. Daarbij geldt dat mijn fractie geen probleem heeft met het principe om een extra bijdrage te vragen van studenten die na zes jaar hun studie nog niet hebben afgerond. Ons verkiezingsprogramma voorziet ook in een dergelijke regeling. De vormgeving en de manier waarop de maatregel wordt ingevoerd zijn dan echter niet onbelangrijk.

Voor mijn fractie zijn twee punten belangrijk: niet alleen de rechtszekerheid – dat heb ik vorige week aangegeven – maar ook de vraag of relevante groepen voldoende worden ontzien. Daarbij gaat het mijn fractie niet zozeer om topsporters of leden van studentenorkesten. Er zijn heel veel groepen te noemen waarvoor er argumenten te vinden zouden zijn om je af te vragen of het niet nuttig is wat zij doen en of zij wel opgezadeld moeten worden met een hoog collegegeld. Mijn fractie gaat het allereerst om bijvoorbeeld chronisch zieken en gehandicapten, die ondanks de extra inspanningen die dit vergt, het beste uit zichzelf willen halen. Een ander voorbeeld zijn vrouwen die ervoor kiezen om moederschap en studie te combineren en die daardoor vertraging oplopen. Mijn fractie vond en vindt op dit punt onvoldoende houvast in het wetsvoorstel, en handhaaft dus het amendement om te voorzien in een hardheidsclausule, een tegemoetkoming voor "studenten die het verhoogde wettelijke collegegeld verschuldigd zijn ten gevolge van ziekte, zwangerschap, bevalling, een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of bijzondere familieomstandigheden".

Ik raffel dit eruit omdat het aanhaakt bij de vastgelegde bijzondere omstandigheden in het kader van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het is dus niet een arbitraire groep. Het zijn groepen die in het kader van de profileringsfondsen al genoemd zijn voor de noodzaak om procedurele regels te stellen hoe men een aanvraag bij de profileringsfondsen kan indienen. Wij vinden – dat is de reden voor de nieuwe vormgeving van het amendement op dit punt – dat die groepen niet categorisch zouden moeten worden uitgesloten, maar dat met het oog op de rechtsgelijkheid in de wettelijke regeling een hardheidsclausule moet worden opgenomen dat voor deze categorieën, genoemd in het artikel in de WHW, ook specifieke regels op het punt van de financiën, het collegegeld, moeten worden getroffen door de instellingen. Wij leggen de plicht daar neer, maar vanuit het rechtsgelijkheidsbeginsel is het wel van belang dat voor al die groepen bij alle instellingen de regels worden getroffen.

Een extra waarborg voor de rechtsgelijkheid vinden wij dan in de gelijke toegang voor alle studenten die met een negatieve beschikking zouden worden geconfronteerd, bij het college van beroep dat, zoals men weet, niet slechts een marginale toetsing maar een volle toetsing loslaat op zo'n beslissing. Daarmee zou voor mijn fractie op het punt van de rechtsgelijkheid dit wetsvoorstel aan kracht en aan overtuigingskracht winnen. Vandaar dus het bijgestelde amendement op stuk nr. 35.

Ik kom op het punt van de rechtszekerheid. Is er met het jaar uitstel voldoende tegemoetgekomen, niet alleen aan onze bezwaren maar ook aan de bezwaren van de Raad van State? Mijn fractie is geneigd om die vraag positief te beantwoorden. Ik zeg "geneigd om de vraag positief te beantwoorden" niet om er een cliffhanger van te maken, maar omdat met name op dit punt de vormgeving waarin de regering het uitstel giet, ons blijft verbazen. Belangrijk is hoe je dat uitstel vormgeeft. In eerste termijn heeft de staatssecretaris op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt waarom hij wel de boete een jaar zou willen uitstellen – ik zeg het maar even in normale taal – maar toch de wetgeving in volle zin per 1 september aanstaande in werking wil laten treden. Ik zeg dat niet omdat ik denk dat wij het wetsvoorstel ook best in het najaar kunnen behandelen en in werking kunnen laten treden. Je kunt de wet als zodanig per 1 september in werking laten treden, waarbij je bepaalt dat het verhoogde wettelijke collegegeld per 1 september 2012 ingaat en niet per 1 september 2011. In navolging van het amendement van collega Dijkgraaf kiest de regering er nu voor om het wel volledig te laten ingaan maar in het eerste jaar een boete te hanteren van € 0. Mij is gebleken dat er een enorm maatschappelijk draagvlak bestaat voor boetes van € 0, maar dat lijkt mij niet de argumentatie van de regering.

Deze route brengt veel administratieve rompslomp met zich. Bovendien heeft ze een meer principieel nadeel. Ik vermoed haast dat alle langstudeerders, allen die aan de criteria voldoen, na 1 september een brief krijgen van de staatssecretaris met de mededeling: u bent langstudeerder, maar wees gerust, uw boete bedraagt dit jaar € 0. Waarom wil de staatssecretaris dat toch? Waarom houdt hij daar zo hardnekkig aan vast? In verband met het door mijn fractie afgewezen beginsel van terugwerkende kracht, vind ik het principieel onjuist om tegen die student te zeggen: u bent nu langstudeerder; u kon het niet weten tot en met 31 augustus, maar wij delen u nu mee dat u langstudeerder bent, al krijgt u geen boete. Dat vergroot mijn aversie tegen die route. Het heeft mijn voorkeur om vast te houden aan het door mijzelf ingediende amendement, dat ik na aanleiding van de brief van de staatssecretaris wel gewijzigd heb, maar waarin het jaar waarin de boete ingaat, wordt verschoven met één jaar: van 2011 naar 2012.

De brief van de staatssecretaris die wij begin deze week kregen, vind ik een rare brief. Daarin schrijft hij namelijk letterlijk: "Daarom vind ik het wenselijk het verhoogde tarief in de wet te regelen, en niet, zoals het lid van uw Kamer Rouvoet in amendement op stuk nr. 31 voorstelt, in een Algemene Maatregel van Bestuur." Dat stel ik helemaal niet voor in mijn amendement. Dat staat in het wetsvoorstel van de staatssecretaris. En dat vloeit voort uit het systeem van de wet. Dat dat anders kan liggen bij aanvaarding van het amendement-Dijkgraaf mag waar zijn, maar dan moet de staatssecretaris mij niet gaan verwijten dat ik maar afga op de teksten die voorliggen zoals hij die zelf bij ons heeft ingediend. Misschien is hij later tot andere inzichten gekomen, maar hij mag mij niet verwijten dat ik een amendement, ook in technische zin, richt op het wetsvoorstel zoals dat voorligt. Als daar een AMvB uit zal voortvloeien, moeten wij het daarover hebben, maar ik krijg graag een meer principiële en dit keer ook steekhoudende argumentatie van de staatssecretaris van de vraag waarom verschuiving van de datum van invoering met één jaar niet de voorkeur zou verdienen boven de route die hij zelf omarmt en die op zijn minst een enorme administratieve rompslomp met zich brengt.

De heerJasper van Dijk (SP):

Met dat punt ben ik het geheel eens. Ik zal het amendement van de heer Rouvoet dan ook steunen. Ik heb echter nog een meer principiële vraag. De heer Rouvoet heeft het volste recht om te zeggen dat de ChristenUnie de systematiek van een studieboete voor langstudeerders steunt. Alleen is zij volgens mij geen voorstander van onbehoorlijk bestuur. Kan de heer Rouvoet nu werkelijk zeggen dat het verwijt van onbehoorlijk bestuur volledig wordt weggenomen met één jaar uitstel? Zittende studenten worden dan immers nog steeds getroffen, al is het één jaar later.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Wij hebben daarover gesproken. Als de heer Van Dijk ons verkiezingsprogramma erbij pakt, dan ziet hij daar ook een maatregel voor langstudeerders in staan. Die is niet heel gedifferentieerd ingevuld. Uit het bedrag dat daarbij staat, kan hij wel afleiden dat wij een voorzichtigere maatregel voor ogen hadden dan de regering. Ik meen dat wij 75 mln. erbij hadden staan als opbrengst. De staatssecretaris komt op, ik dacht, 180 mln. en 190 mln. voor de instellingen. Die twee verwissel ik wel eens. Daaruit blijkt dat wij veel meer gefocust zijn op het ontzien van meer kwetsbare groepen. Dat er echter een maatregel kan komen waar mensen zich behoorlijk op moeten kunnen voorbereiden, was voor ons het uitgangspunt van het debat. Wij hebben de maatregel van de staatssecretaris daarnaast gelegd. Die vinden wij in die zin te generiek dat daar niemand aan ontkomt en dat je daarmee iedereen zonder meer bestempelt als langstudeerder. Het is misschien goed om er nog even op te wijzen dat de Raad van State op zichzelf veel ingrijpendere wijzigingen voorstelt. Die heeft het over cohortsgewijze invoering. De heer Van Dijk zal merken bij de behandeling van de amendementen dat wij de amendementen met betrekking tot de hbo'ers zeer sympathiek zullen beoordelen en waar mogelijk steunen. Dat alles leidt ertoe dat wij een voorzichtiger benadering hadden dan de regering nu voorstelt. Dat zal uit ons stemgedrag wel blijken. Hier hoort ook de hardheidsclausule en de blijdschap over een jaar uitstel bij, maar anders dan de heer Van Dijk – hij zegt dit terecht – heb ik in het debat niet aangegeven dat de fractie van de ChristenUnie op geen enkele wijze meer wil dat iemand met deze maatregel geconfronteerd wordt. Aan de rechtszekerheid moet echter wel worden tegemoetgekomen. Wat dat betreft haak ik ook aan bij de Raad van State, die het met name heeft over de lichting 2011/2012.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik moet dan volgens mij helaas vaststellen, en dat stelt me wel een beetje teleur, dat de heer Rouvoet zowel de Raad van State als gerenommeerde juristen bestrijdt die zeggen dat er, als het kabinet bestaande gevallen onder deze regeling laat vallen, sprake is van onbehoorlijk bestuur. Het zijn nog steeds bestaande gevallen die getroffen gaan worden door deze regeling, al is het een jaar later.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik heb zelf de term "onbehoorlijk bestuur" op geen enkel moment in de mond genomen, maar ik heb wel gezegd dat ik wil dat er meer recht wordt gedaan aan de rechtszekerheid. De heer Van Dijk heeft gelijk als hij zegt dat er qua inzet verschil is tussen zijn verkiezingsprogramma en het mijne, hoewel de richting vergelijkbaar is. Voor mij was het tegemoetkomen aan de hoofdmoot voor de rechtszekerheid van belang, aanhakend bij de observatie van de Raad van State dat er met name gekeken moet worden naar het overgangsrecht voor de lichting 2011/2012. De ChristenUniefractie is geneigd de beoordeling over de vraag of daar voldoende aan tegemoet is gekomen, positief te waarderen. Dit is niet bedoeld als cliffhanger, maar de vormgeving is voor mijn fractie wel van belang. Het blijft voor mij namelijk heel moeilijk te accepteren dat als we de route van de regering volgen die het amendement van de heer Dijkgraaf omarmt, we in feite nog steeds tegen de hele lichting 2011/2012 zeggen: u bent langstudeerder. U wist het niet, maar u bent het wel en ondervindt u er nu nog geen nadelige gevolgen van. Dit lijkt me niet juist.

De heerBeertema (PVV):

Ik zit nog geen jaar in de Kamer, dus ik mag me nu nog even een leraar verdwaald in de politiek noemen. Ik heb de grootste moeite om het echte verschil te zien tussen het amendement-Dijkgraaf op stuk nr. 22 en het amendement-Rouvoet. Ik wil de heer Rouvoet vragen om nog eens in een paar kernachtige zinnen duidelijk te maken wat exact het verschil is.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Dat is goed nieuws, want de heer Beertema had zich al uitgesproken voor steun aan het amendement-Dijkgraaf en dit geeft aan dat hij ook zonder enig bezwaar het amendement-Rouvoet kan steunen. Hij ziet er immers geen verschil tussen. Ik zie dat wel. Het amendement is in ieder geval korter. Dat kan de heer Beertema ook zien. Het is een stuk eenvoudiger. Dat is een serieuze opmerking. Het is korter, omdat het veel eenvoudiger is. Ik zie aan de non-verbale communicatie van de heer Dijkgraaf dat hij het daarmee eens is. Het is in ieder geval korter en eenvoudiger. Dat kan niemand ontkennen. Vanuit de wetssystematiek en ik zou bijna zeggen vanuit de wetseconomie – ook die hanteer ik namelijk graag – kan ik niet begrijpen waarom er bij de coalitie en bij de regering zo'n voorkeur is om het moeilijk te doen als het ook makkelijk kan.

Het is de bedoeling dat studenten die beginnen met studeren in het komende jaar 2011/2012, niet geconfronteerd worden met een verhoogd wettelijk collegegeld in de zin van een boete. Zij moeten niet als langstudeerders gebrandmerkt worden. De simpelste manier om dat te voorkomen is dat deel van het wetsvoorstel met mijn amendement te repareren waardoor het gewoon op 1 september kan ingaan. Het deel van de langstudeerders inclusief de boete gaat dan echter een jaar later in. Dat is de essentie van mijn amendement. Er staat eigenlijk in dat 2011 2012 wordt. De heer Beertema heeft gelijk dat het effect exact gelijk is aan dat van het amendement-Dijkgraaf. Ik sla echter de fase van een nultarief, een boete met een hoop administratieve rompslomp, over. Daar is mijns inziens geen enkel redelijk doel mee gediend. Waarom zou je mensen wel brandmerken als langstudeerders maar er geen boete op stellen? In mijn ogen is dat een vorm van schuldigverklaring zonder strafoplegging. Waarom zouden we dat willen? Graag krijg ik de steun van de heer Beertema voor dit amendement.

De heerBeertema (PVV):

Dan denk ik toch dat kortheid in zichzelf geen kwaliteit is. Ik denk dat originaliteit veel belangrijker is. Zo veel moeite voor dat ene dingetje van het nultarief zie ik toch meer als een politieke insteek dan als een wettelijk inhoudelijke insteek. Dat moet u mij niet kwalijk nemen.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Het is wel raar dat u dat verwijt aan mij richt. Ik vind het best als we voortaan ook een soort originaliteitsvraag gaan inbouwen in het wetgevingsproces, maar zolang ik hier rondloop ben ik gewend wetgeving overzichtelijk en eenvoudig te houden en niet onnodig ingewikkeld te maken. Ik hoor straks graag in uw termijn waarom u het verkieslijk vindt om tegen Henk en Ingrid en alle andere Nederlanders te zeggen: je bent langstudeerder en daar staat een boete op; die bedraagt het komende jaar € 0, want dat hebben wij bedacht. Hoe origineel! Ik denk niet dat u hen ervan overtuigt dat dit een zinnige vorm van wetgeving is. Als u dat wel kunt, vind ik dat knap.

De heerBeertema (PVV):

Vorige week hebben we ermee ingestemd om de afronding door te schuiven naar vandaag, maar ik denk dat ik dat de volgende keer niet meer wil en dat we dan gewoon in één keer moeten afronden.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Het staat elke fractie natuurlijk vrij om te bepalen of zij een wetsvoorstel er hoe dan ook wil doordrukken, dan wel andere fracties de gelegenheid wil geven om hun eigen positie te bepalen. Daar ga ik verder niet over, maar ik heb de heer Beertema nog geen inhoudelijke verdediging van de nulboete horen opwerpen. Die hoor ik graag in zijn tweede termijn. Ik ben erg benieuwd, want ik ben dol op creativiteit en originaliteit, maar in het kader van wetgeving zou ik het simpel willen houden.

De heerBeertema (PVV):

Ik moet de heer Rouvoet teleurstellen, want ik heb geen tweede termijn. Ik vond de beantwoording van de staatssecretaris namelijk buitengewoon bevredigend. Maar misschien kunnen we hier eens over praten bij een kop koffie.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik ben ook dol op koppen koffie, maar ik vind dat een fractie die zichzelf serieus neemt, ook haar standpunten verdedigt in het plenaire debat. Wij zijn wetgever, geen drinkers van kopjes koffie. Wij bespreken hier de wetgeving. Het lijkt me voor de hand liggend dat wij hier verantwoorden waarom wij kiezen voor een moeilijke weg als het ook makkelijk kan, hoewel u uiteraard ook zelf bepaalt wat u wel en niet wilt verantwoorden tegenover uw kiezers. Ik heb daarover van uw kant in elk geval geen enkele inhoudelijke opmerkingen gehoord. Ik neem daar kennis van en heb er verder ook niet zo veel last van.

De heerBeertema (PVV):

Ik zal mijn spreektekst van de eerste termijn nog een keer opsturen; dan kunt u daar nog eens van genieten.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Bent u daarin ingegaan op het grote belang van een nulboete het eerste jaar? Daar staat mij namelijk niets van bij. Ik zie u nee schudden. Laat die tekst dan maar zitten.

Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn ook gesproken over de doorstromers. Ik heb goed geluisterd naar hetgeen de staatssecretaris hierover zei, maar blijf met één punt zitten. Het probleem zit niet in de doorstromers die eerst een hbo-bachelor halen en daarna doorstromen naar een wo-master. Verder hebben we een overgangsjaar, een schakeljaar, dat wordt ontzien in deze maatregel. Daar zit mijn probleem dus niet, maar wel bij de studenten die na het behalen van hun hbo-propedeuse doorstromen naar het wo. Die mensen besluiten dat ze uiteindelijk toch in zichzelf willen investeren. Ze willen het beste uit zichzelf halen en gaan daarom een wo-bachelor volgen. Zij zijn echter al een jaar kwijt en hebben dus geen jaar uitloop meer tijdens de wo-bachelor.

Die categorie zit mij dwars. Je moet die mensen niet straffen, maar stimuleren, want zij willen het beste uit zichzelf halen. Volgens mij is een van de amendementen van de heer Van Dijk specifiek gericht op die groep en ik zie dat amendement dan ook met belangstelling tegemoet. Ik zou graag inhoudelijk van de staatssecretaris horen waarom hij die groep geen ruimte wil geven. Je kunt van die studenten namelijk niet zeggen dat ze ook iets anders hadden kunnen kiezen; ze komen er na een jaar achter dat ze toch het wo willen proberen. Waarom zouden we die groep, in het licht van de kenniseconomie en de top vijf en dergelijke, willen ontmoedigen?

MevrouwLucas (VVD):

Voorzitter. Vorige week in de eerste termijn is mij opgevallen dat studenten in toenemende mate zielig lijken te worden verklaard. Ze zouden door hun studie heen worden gejaagd, onvoldoende de kans krijgen zich te ontplooien en veel te vroeg een studiekeuze moeten maken, maar is die goedbedoelde bezorgdheid eigenlijk geen motie van wantrouwen jegens onze studenten? Helpt die benadering de student om zich voor te bereiden op een toekomst waarin de concurrentie tussen kenniswerkers uit allerlei landen groot zal zijn?

Ik denk het niet. Studenten zijn niet zielig en we moeten ze vooral niet aanpraten dat ze dat wel zijn. Studenten zijn slim. Daarvoor hebben ze niets hoeven te doen, maar het geeft hun wel uitzicht op de beste banen. Ze hebben na hun middelbareschooldiploma direct toegang tot honderden opleidingen. Veel studenten uit China of Korea zullen daar jaloers op zijn. Daar is een plek op de universiteit niet vanzelfsprekend. Het collegegeld wordt in Nederland gemiddeld voor driekwart door de belastingbetaler betaald. Een student draagt zelf slecht een relatief klein deel bij en krijgt daarnaast nog studiefinanciering. Ook met de nieuwe langstudeerregeling mag de Nederlandse student twee jaar uitlopen. In het buitenland vinden ze dat raar. Het fenomeen hertentamen kent men daar helemaal niet. En waarom gaan wij er eigenlijk van uit dat het niet binnen de normale tijd kan?

Onze studenten moeten straks concurreren met die Amerikaanse, Canadese, Chinese en Koreaanse studenten die gewend zijn harder te werken en meer zelf te investeren in hun opleiding. Als wij onze studenten goed willen voorbereiden op hun toekomst, zullen ze ambitieus en ondernemend moeten zijn en bereid zijn om hard te werken. Om ergens goed in te worden, moet je er energie in steken. Dat red je niet met een werkweek van gemiddeld twintig uur. Ik wil de student niet zielig verklaren, maar voorbereiden op die toekomst. Vandaar dat ik de amendementen waarmee gepleit wordt voor allerlei uitzonderingen op de regeling voor langstudeerders, niet zal ondersteunen. Wel is het goed dat er meer duidelijkheid komt voor de student in welke gevallen hij of zij een beroep kan doen op het Profileringsfonds. Het amendement van collega Rouvoet, waarmee instellingen verplicht worden om regels te stellen voor een bijdrage uit dat fonds, steun ik. Voor de volledigheid: ook de amendementen op de stukken nrs. 7 en 22 zullen wij ondersteunen.

Ik kom op het amendement op stuk nr. 34. Dat steunen wij niet, want wij vinden het wel nodig dat er nu duidelijkheid komt voor de student, ook al is het dan in het eerste jaar een boete van € 0. Ik wil dat meteen duidelijk is dat deze wet wel degelijk ingaat, opdat de studenten zich op de toekomst kunnen voorbereiden. Dat komt de rechtszekerheid wel degelijk ten goede. Ik zie de heer Rouvoet al naar de interruptiemicrofoon lopen, maar ik wil even wachten tot de toelichting op het amendement door de collega van de SGP, want het is zijn amendement.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik vind het prima dat mevrouw Lucas aansluit bij de woorden van de heer Dijkgraaf die hij nog moet gaan uitspreken, maar ik heb een vraag aan haar. Namens de VVD-fractie zegt zij dat het van belang is dat de student nu duidelijkheid krijgt. Waarin is de duidelijkheid van de weg van de regering, de VVD-fractie en het amendement-Dijkgraaf nou groter dan de duidelijkheid van mijn amendement? In beide amendementen staat dat de student de boete van € 3000 pas gaat betalen per 1 september 2012.

MevrouwLucas (VVD):

De wet treedt straks in werking. De student weet daarmee wat de tarieven zijn, wat de boetes zijn. De lang studerende student weet dat de boete het eerste jaar nul is, maar weet ook dat hij wel degelijk een langstudeerder is. Ik vind dat geen kwestie van brandmerken, ik vind het het afgeven van een duidelijk signaal. Je bent langstudeerder, maar omdat je je onvoldoende hebt kunnen voorbereiden, is de boete dit jaar nog € 0. Je weet dat het het jaar daarop wel degelijk € 3000 zal zijn. Ik vind dat duidelijker dan uitstel van de inwerkingtreding.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Wij verschillen helemaal niet van mening. Ik vind mijn amendement, waarmee hetzelfde effect wordt bereikt, net zo duidelijk. In tweede termijn begon mevrouw Lucas haar betoog met de woorden dat wij de studenten onrecht doen als wij ze zielig verklaren, maar zij verklaart ze nu wel dom. Zij zegt namelijk dat de studenten het niet zullen begrijpen als wij nu zeggen dat zij pas volgend jaar een boete moeten betalen. Dat begrijpen ze heel erg goed, mevrouw Lucas. De studenten begrijpen dat drommels goed. Wat is er onduidelijk aan het keurig, zonder vertraging afhandelen van de wet, inclusief de bepaling van de boete van € 3000, met daarbij de opmerking dat de boete pas volgend jaar ingaat? Wat begrijpt mevrouw Lucas niet wat de studenten wel begrijpen?

MevrouwLucas (VVD):

Ik ben bij heel veel studentenorganisaties en -bijeenkomsten geweest. Je ziet dat het punt van het lang studeren heel gevoelig ligt. Studenten zullen tot en met de laatste dag zoeken naar een manier waarop het misschien toch niet doorgaat. Ik wil ze nu duidelijkheid geven: het gaat wél door, het eerste jaar is de boete € 0, maar daarna € 3000. Ik vind dat duidelijk. De heer Rouvoet kan niet begrijpen dat ik dat niet begrijp, maar zo is het.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

In eerste termijn moest ik concluderen dat mevrouw Lucas een heleboel mails had ontvangen van studenten die zeiden …

MevrouwLucas (VVD):

Die krijgt u nog!

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ja, die heb ik nog tegoed. Het gaat om studenten die zeggen: wij willen beter onderwijs, dus geef ons alstublieft een boete van € 3000. Ik begrijp nu dat mevrouw Lucas in haar ontmoetingen met studenten te horen heeft gekregen: geef ons alstublieft geen uitstel van die boete, maar geef ons € 0 boete. Ik begrijp er steeds minder van.

MevrouwLucas (VVD):

Ik denk dat mijn woorden een beetje verdraaid worden. Ik heb gezegd dat heel veel studenten wel degelijk begrijpen waarom het uiteindelijk nodig is dat mensen die er te lang over doen, meer moeten betalen. Zij vinden het moeilijk te begrijpen waarom zij het volgend jaar al zouden moeten betalen. Ik ben bij heel veel bijeenkomsten geweest. Ik heb de heer Rouvoet daar heel erg weinig gezien, anders had hij het misschien ook kunnen horen.

De heerJasper van Dijk (SP):

Mevrouw Lucas is er heel knap in om de student af te schilderen als lui en, zielig en vervolgens lijkt het heel rechtvaardig dat we overgaan tot die langstudeerregeling. De zweep erover, is een beetje het motto van mevrouw Lucas. Maar als er nu één categorie is waarop dat helemaal van toepassing is, is dat wel die van de deeltijdstudenten. Is zij het met mij eens dat al haar redeneringen waarom de langstudeerboete legitiem zou zijn, niet opgaan voor deeltijdstudenten, omdat dat mensen zijn die erbij werken of andere zaken doen? Zij worden nu nodeloos getroffen doordat ze opeens als voltijders worden behandeld. Is mevrouw Lucas dat met mij eens?

MevrouwLucas (VVD):

Ik neem echt afstand van het idee dat ik de studenten zielig zou verklaren. Dat doe ik juist niet. Ik heb steeds gezegd dat de studenten slim zijn, waarbij ik ervan uitga dat studenten hard genoeg kunnen werken om die studie op tijd af te hebben. Met name de oppositiepartijen doen niets anders dan de student zielig verklaren. Ik denk dat zij daar de studenten uiteindelijk geen dienst mee bewijzen. We moeten onze studenten namelijk voorbereiden op een toekomst met flinke concurrentie van andere kenniswerkers uit andere landen, mensen die zijn gewend om veel harder te werken om een studie binnen te komen, en om haar tijdig af te ronden. Dit alles niet omdat daar een langstudeerboete op staat, maar omdat het collegegeld gewoon zo ontzettend hoog is, waardoor je wel twee keer nadenkt voordat je een bijbaantje neemt. Dat is de concurrentie waarmee onze studenten straks te maken krijgen. Ik verklaar ze dus niet zielig, ik probeer ze juist voor te bereiden op die toekomst.

In eerste termijn hebben we al uitgebreid gesproken over de deeltijdstudenten. Mijn standpunt is niet gewijzigd. De staatssecretaris heeft aangegeven dat deeltijdstudenten er niet per definitie langer over doen. Voor mij is voldoende om te zeggen dat ze ook onder deze regeling kunnen vallen, ook omdat ik geen ontsnappingsclausule in deze wet wil hebben, inhoudend dat mensen die nu voltijds zijn ingeschreven en dreigen langstudeerder te worden, zich als deeltijder gaan inschrijven, waarmee de kans dat zij die opleiding afmaken alleen maar kleiner wordt. Dat vind ik zonde. Ik wil juist dat zoveel mogelijk studenten wel de eindstreep gaan halen. Dat helpt daarbij niet.

De heerJasper van Dijk (SP):

Mevrouw Lucas heeft gelijk: zij noemt studenten niet zielig, zij noemt studenten lui. Daarom is volgens haar een studieboete legitiem. Maar dat gaat volstrekt niet op voor deeltijdstudenten. Het argument dat dat pervers zou werken, omdat alle voltijders zich als deeltijders zouden gaan inschrijven, is natuurlijk ook nonsens, want dan krijgen ze geen studiefinanciering, en dan zijn allerlei andere regelingen ook anders. Juist om mevrouw Lucas tegemoet te komen, heb ik nog een amendement ingediend om dat zogenaamd perverse effect te vermijden. Daarin staat dat we ten minste de huidige deeltijdstudenten en niet de nieuwe, ontzien. Als mevrouw Lucas eerlijk zou zijn, zou ze moeten zeggen: ja, daar valt wat voor te zeggen. Haar enige argument waarom ze het amendement niet zou steunen, is dan nog dat het niet zou passen in het financiële plaatje. Maar ga niet praten over zielig of lui.

MevrouwLucas (VVD):

Ik heb niet gezegd dat studenten zielig zijn. Ik snap best dat de heer Van Dijk die woorden mij graag in de mond wil leggen, want het klinkt zo leuk. Ik vind studenten niet lui, maar ze worden wel te weinig uitgedaagd. Ze hebben te weinig contacturen en ze besteden te weinig tijd aan hun studie. Daar gaan we wat aan doen. Voor de deeltijdstudenten die nu al studeren, geldt hetzelfde als voor de huidige studenten. Wij hebben nooit gezegd dat je maar eindeloos over je studie zou kunnen doen. Ik vind het dus een heel raar argument dat de heer Van Dijk gebruikt.

De heerJasper van Dijk (SP):

Dat is helemaal geen raar argument. Het is volstrekt duidelijk dat een deeltijdstudent kiest voor een deeltijdstudie, omdat zijn omstandigheden anders zijn dan een voltijder. Dan is er ook nog onderscheid tussen hbo-deeltijders en wo-deeltijders, en er zijn ook heel veel docenten die in deeltijd een masteropleiding willen doen, om zich nog beter te scholen en nog beter voor de klas te staan. Dat zou u moeten aanspreken. Ik hoor geen enkel legitiem argument waarom u die groep niet wilt ontzien.

MevrouwLucas (VVD):

De ambitie van die mensen spreekt mij zeer zeker aan. Ik vind dat ook fantastisch. Dat geldt ook voor de studerende moeders. Ook hun ambitie is zeer groot, voor henzelf en voor hun kind. Ik ben wel van de school dat het allemaal keuzes zijn die het individu maakt. Ik zit daar wat anders in dan de heer Van Dijk. De verantwoordelijkheid van de overheid houdt op een gegeven moment op, en die van de student wordt groter. Daarover verschillen wij van mening, en ik denk ook niet dat we daar uit zullen komen.

In eerste termijn heb ik wat het collegegeldvrij besturen betreft aangekondigd met een voorstel te komen, waarop ik graag een schriftelijke reactie van de staatssecretaris krijg, uiterlijk 1 juni. Graag wil ik dat voorstel, dat ik samen met collega Van der Ham heb opgesteld, en dat voorkomt uit het voorstel van LKvV en ISO, aanbieden aan de staatssecretaris.

Devoorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter. Wij hebben heel veel antwoorden gekregen. Wij hebben ook een handreiking gekregen van de staatssecretaris, die overigens wat onthand is. Hij heeft een verband om zijn hand.

De staatssecretaris heeft ons echter nog niet kunnen overtuigen om voor het wetsvoorstel te stemmen. Het is ook heel opvallend dat er bij dit wetsvoorstel grote woorden worden gebruikt. Als wij vragen of het financieel gezien wel een goede maatregel is, valt te horen dat die een bijdrage moet leren aan de algehele problematiek waarin wij financieel-economisch verkeren. Bij doorvragen blijkt dat helemaal niet het geval. Er moet ook iets in het onderwijs gesneden worden en mensen moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Daarmee ben ik het ook eens. Dan is de maatregel eigenlijk niet een effectief middel. Dan moet het sociaal leenstelsel ingevoerd worden, waarin veel meer geld opgehaald wordt en dat de boel op een meer structurele organiseert dan met het voorliggende voorstel. Wij moeten wat doen aan de luie studenten. Daarmee ben ik het zeker eens. Er zijn overigens niet zo veel luie studenten. Dat valt best mee. Die er zijn, moeten wij aanpakken. Dan moet je doen wat de heer Dijkgraaf en ik hebben voorgesteld, namelijk een bindend studieadvies geven na zes jaar. Dan doe je echt wat aan die langstudeerders die niks doen.

Het wetsvoorstel, ook met de lichte aanpassingen van de staatssecretaris, levert echter nauwelijks een bijdrage aan de grote verhalen. De grote problemen die ten grondslag liggen aan dit wetsvoorstel worden helemaal niet het hoofd geboden. Er zitten ook nog wat principiële problemen in, zoals de rechtszekerheid. Dat probleem is wat verlicht door de vertraging, maar de principiële keuze is nog steeds dat mensen geconfronteerd worden met een langstudeerdersboete op een moment dat zij zich daarop niet hebben kunnen voorbereiden. Ik heb een amendement ingediend waardoor alleen de nieuwe gevallen onder de maatregel vallen. De staatssecretaris raadt dat amendement echter af. Dat spijt mij natuurlijk zeer.

De heer Rouvoet voert een debatje met de staatssecretaris en de coalitiepartners. Dat debatje is tekenend voor het zelfvertrouwen van het kabinet en het vertrouwen in het voorstel. Hoe gaat een en ander te werk? De heer Rouvoet heeft ook in een regering gezeten. De coalitie weet dat het wat betreft rechtszekerheid en financiële dekking een mank voorstel is. Wat zie je dan? Dan wordt er een voorstel ingediend om de zaak politiek vast te leggen. Over een jaar hebben wij immers misschien zo veel kennis over de precieze werking dat het dan alweer van de baan is. Daarom moeten wij het nu even snel aftikken. Nu is het ijzer nog heet en is de coalitie nog heel erg coherent, althans dat probeert die te zijn. Daarom nu even de zaak smeden, dan staat het vast en kunnen wij niet meer terug. Dat is het interessante aan de vragen die de heer Rouvoet hierover heeft gesteld. Die leggen bloot wat hier aan de hand is. De coalitie is er niet zo zeker van, moet de boel snel afkaarten en legt het daarom op deze rare manier vast.

Voorzitter. Ik realiseer mij dat ik een motie op mijn stoel heb laten liggen. Mag ik een sprintje trekken om die alsnog te halen?

Devoorzitter:

Dat willen wij graag zien. Uw tijd gaat nu in.

De heerVan der Ham (D66):

Het was niet een sprintje, maar een drafje.

Devoorzitter:

Het kan inderdaad sneller. Het was nu drafsport.

De heerVan der Ham (D66):

Ik doe ook wat aan de lijn. Mijn conditie is echter niet zo erg als wellicht die van u, mijnheer Rouvoet.

Devoorzitter:

Mijnheer Rouvoet, ik zou er een persoonlijk feit van maken.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik wil hier een persoonlijk feit van maken, maar dan in positieve zin. De heer Van der Ham heeft volstrekt gelijk. Mijn conditie is niet meer wat die is geweest. Na volledig herstel van mijn knieoperatie ga ik er weer aan werken.

De heerVan der Ham (D66):

Ik wens de heer Rouvoet daarbij heel veel succes. Zijn gezondheid gaat mij zeer aan het hart.

Voorzitter. Wat een gezellige middag is het toch! De zon schijnt, zo blijkt maar weer.[OND] [/OND]Er is een aantal amendementen ingediend, onder andere over de uitzonderingen. Ik heb er een aantal ingediend, maar ook andere fracties hebben er ingediend. Het is van groot belang dat er een hardheidsclausule in het wetsvoorstel wordt opgenomen. Ook zijn de uitwerkingen daarvan in amendementen van met name de heer Jasper van Dijk verwerkt; die amendementen zal ik steunen.

Dan kom ik bij het collegevrije besturen. De VVD en D66 staan soms haaks op elkaar, maar op dat punt hebben wij elkaar gevonden om een gezamenlijk voorstel te doen. Ik vraag de staatssecretaris om daar eens goed naar te kijken. Ik hoop ook werkelijk dat dit voorstel buiten de behandeling van dit wetsvoorstel om tot iets kan leiden. Het is namelijk van groot belang dat wij dit logische voorstel nu eens inkoppen en een en ander organiseren.

Ook dien ik zelf een motie in. De staatssecretaris zegt dat het geld dat met de langstudeerregeling wordt opgehaald, naar het hoger onderwijs gaat. Hij kan dat echter niet garanderen. Hij kan niet aangeven dat het ook daadwerkelijk gebeurt. Daarvoor moet hij nog bij de minister van Financiën langsgaan; dat kan problemen opleveren. Daarom nodig ik de coalitiepartners en hun gedoogsatellieten uit om deze motie te steunen. Dit is namelijk de intentie van de staatssecretaris. Zowel oppositie als coalitie moet eraan vasthouden dat het geld dat dit onzalige plan oplevert, als het doorgaat, in ieder geval bij het onderwijs terechtkomt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is, de opbrengst van de langstudeerregeling ten goede te laten komen aan het verbeteren van het hoger onderwijs;

overwegende dat hierin geen zekerheid bestaat, daar dit niet afdwingbaar is vastgelegd;

spreekt als haar mening uit dat de opbrengsten van de langstudeerregeling in hun geheel aan het hoger onderwijs ten goede komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (32618).

De heerVan der Ham (D66):

De staatssecretaris moet deze motie als ondersteuning van zijn beleid beschouwen. Zij heeft betrekking op iets wat de aankomende jaren pas gaat spelen. In zijn onderhandelingen met de minister van Financiën en de rest van het kabinet kan hij zich door deze motie, als zij wordt aangenomen, dus gesteund voelen door de meerderheid van de Kamer. Het is van groot belang dat zowel oppositie als coalitie die handreiking maakt.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik heb een vraag over het plan voor het collegegeldvrij besturen, dat zojuist is ingediend; ik weet dat diverse partijen er allang mee bezig zijn. Het plan eindigt met een set Kamervragen, zoals: kan de staatssecretaris aangeven wat de financiële consequenties van dit voorstel zijn? Hoe moet ik dat begrijpen? Moet de staatssecretaris die vragen beantwoorden of heeft de heer Van der Ham ze zelf al beantwoord?

De heerVan der Ham (D66):

Mevrouw Lucas en ik hebben een aantal vragen ingediend en een aantal voorstellen gedaan, maar wij hebben de staatssecretaris in het kader van dit debat ook gevraagd om ervoor te zorgen dat een en ander een basis heeft waarmee ook de regering kan leven. Immers, als het financiële consequenties heeft, neemt de D66-fractie samen met de VVD-fractie haar verantwoordelijkheid. Dan zullen wij een afweging maken en er wellicht een dekking voor zoeken. Wij vragen ook de ambtelijke ondersteuning om mee te werken. Collegevrij besturen was een onderwerp in dit debat waarvan zowel ik als mevrouw Lucas vond dat het diende te worden losgekoppeld van dit debat, zodat het ook daadwerkelijk een keertje gebeurt. Daarom leggen wij dit voorstel heel openbaar, en heel gebroederlijk en gezusterlijk, hier neer, zodat erop geschoten kan worden en het doorgerekend kan worden.

De heerDe Rouwe (CDA):

De fractie van D66 heeft ten principale nooit afstand genomen van het idee achter de langstudeerders. Er waren veel praktische bezwaren en bezwaren waarin ik mij wel kan vinden, bijvoorbeeld dat er aanvankelijk geen overgangsrecht was. Een ander bezwaar had betrekking op het zeer principiële punt van D66, dat in een eerder door ons gevoerd interruptiedebat aan de orde was. Daarbij gaf de heer Van der Ham aan dat het voor D66 belangrijk is dat de student niet direct de boete krijgt, maar ook de ruimte krijgt om terug te betalen. Dat zijn allemaal principiële punten waartegen de heer Van der Ham bezwaar aantekende. Vandaag is de afronding van dit debat. Mijn conclusie is dat aan D66 op al die punten behoorlijk tegemoet is gekomen. Misschien niet op alle punten, maar behoorlijk tegemoet is gekomen. Zojuist heeft D66 een motie ingediend waarin wordt verzocht om de gelden die opgehaald worden, opnieuw in het onderwijs te investeren. Stel dat die motie wordt overgenomen, stemt D66 dan per saldo in met dit wetsvoorstel?

De heerVan der Ham (D66):

Alles afwegende zijn wij geen voorstander van dit wetsvoorstel. Er zijn nogal wat amendementen die kunnen worden aangenomen, zoals mijn eigen amendement waarin de rechtszekerheid van de student echt goed wordt geregeld. Het amendement van de heer Dijkgraaf behelst een kleine stap, met mijn amendement wordt dit echt principieel goed geregeld. Daarbij zeg ik dat de hele context van deze wet, namelijk de bezuinigingen die in eerste instantie worden ingevoerd op het hoger onderwijs, pas heel laat worden ingelost en dat daarover geen zekerheid is. Daarover gaat onder andere de motie die ik heb ingediend. Daarnaast wordt gesteld dat er helemaal niks gebeurt aan het sociale leenstelsel. Ik merk aan de hele context van dit wetsvoorstel dat een aantal principiële zaken daarin nog niet voldoende is opgelost. Als de heer De Rouwe mij vraagt of D66 ervoor openstaat om vóór de wet te stemmen, mocht aan een aantal van die principiële zaken worden tegemoetgekomen, dan zeg ik: ja, natuurlijk, als er een nadere vertraging zou worden geïntroduceerd, bijvoorbeeld door het aannemen van mijn amendement. Laat ik het maar zo zeggen: als mijn amendement wordt aangenomen, stem ik voor het wetsvoorstel, althans dan ga ik dat sterk adviseren. Ik denk dan namelijk: oké, het moet uit de lengte of uit de breedte komen, maar daarmee hebben we dat principiële probleem wel opgelost. En zeker als mijn motie wordt aangenomen om dit geld ook daadwerkelijk naar het hoger onderwijs te laten gaan, wil ik dat in overweging nemen. Maar in zijn bijdrage heb ik gehoord dat hij dat niet van plan is.

De heerDe Rouwe (CDA):

Voorzitter. Toch kunnen we hier allemaal constateren dat met de mogelijke aanneming – al ziet dat er wel zeer waarschijnlijk naar uit – van het amendement van de SGP met betrekking tot een jaar uitstel, ruim is voldaan aan een vorm van overgangsrecht. Daarmee wordt namelijk aan de grootste groep studenten tegemoetgekomen. Daarbovenop komt nog dat de maatregel al sinds september vorig jaar bekend is. Als de maatregel straks echt ingaat, is hij dus per saldo al twee jaar bekend. En als er op dat punt een enorme tegemoetkoming is geweest, kan D66 toch niet ineens afhaken, terwijl andere partijen steeds meer zeggen dat er is voldaan aan een veelheid van eisen en zij zich constructief gaan opstellen. Welke kant kiest de heer Van der Ham uiteindelijk, ook in het licht van de motie die hij indient?

De heerVan der Ham (D66):

Ik stel mij in alle onderwijsdebatten zeer constructief op in de richting van de regering. Sterker nog, D66 is een van de weinige partijen die op bepaalde punten zelfs verder wil gaan dan de regering, zoals bij de salariëring in het onderwijs en dat soort zaken. Ik ben dus zeer constructief. Ik heb een aantal voorstellen ingediend en als die worden aangenomen, ga ik goed overwegen of ik nog wel tegen dit wetsvoorstel ben. Maar u moet eerst over de brug komen.

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Helder en krachtig, zo zou ik de wijze willen noemen waarop de staatssecretaris de vragen uit de eerste termijn heeft beantwoord. Ik moet u zeggen dat in de wandelgangen al de leus gaat: dit kabinet levert Halbewerk. Als alles er zo uitziet als dit, lust ik er wel meer van. En dat is ook goed voor het land, denk ik.

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Zo'n uitdrukking vind ik buitengewoon dubieus.

De heerDijkgraaf (SGP):

Want?

De heerJasper van Dijk (SP):

Iets "Halbewerk" noemen? Ik weet niet of ik daar blij mee zou zijn.

De heerDijkgraaf (SGP):

Wel als "Halbe" met een hoofdletter is en het betekent dat een regering goed luistert naar commentaar op een wetsvoorstel en zaken op een dusdanige manier invoert, dat wordt voldaan aan het overgangsrecht, waarvan wij zeggen dat het belangrijk is.

De heerJasper van Dijk (SP):

O, u bedoelt "half werk".

De heerDijkgraaf (SGP):

Neen, "Halbewerk", naar onze zeer geachte staatssecretaris de heer Zijlstra.

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter. Wat betekent "Halbe", een Duits woord, in het Nederlands?

De heerDijkgraaf (SGP):

Namen moet je nooit vertalen. Ik weet ook niet wat "Boris" in het Nederlands betekent.

De heerVan der Ham (D66):

Dat betekent "strijder".

De heerDijkgraaf (SGP):

Nou, dat klopt!

Devoorzitter:

Heren, vindt u het heel erg om gewoon door te gaan met het onderwerp?

De heerVan der Ham (D66):

Ik vond het wel een interessante vraag.

Devoorzitter:

Dat dacht ik al. Maar u gaat nu verder, mijnheer Dijkgraaf.

De heerDijkgraaf (SGP):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Wij hebben sinds de behandeling van vorige week, toen duidelijk werd dat er inderdaad een fatsoenlijke overgangstermijn zou komen, gemerkt dat daarvoor veel maatschappelijke steun is, van instellingen en ook onder studenten. Natuurlijk, ook wij hebben van sommige punten aangegeven dat wij die anders zouden hebben gedaan. Zo is er de discussie geweest over de deeltijders. Ik ben op zich blij met de toezegging dat de staatssecretaris daar nog eens goed naar zal kijken. Het is een goed punt, ook gegeven alle andere discussies. In deze tweede termijn wil ik de staatssecretaris vragen of hij met voorstellen gaat komen voor 1 september 2012, wanneer deze regel zou ingaan, dus binnen een jaar.

Voorzitter. Over besturen hebben wij de nodige discussie gevoerd. Op mijn vraag of die flexibel ingezet kunnen worden tussen de bachelor en master gaf de staatssecretaris aan dat daarmee de structuur zou worden doorbroken van bachelor en master in het systeem. Ik deel dat op zich wel. Er moet ook aan structuren worden vastgehouden en ik geef toe dat het een keer ophoudt. Grosso modo, het debat overziend, zijn wij tevreden met wat hieruit gekomen is. Wij vinden dat dit het dan ook maar moet zijn.

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb een amendement in de maak om dat te regelen: de vrije inzetbaarheid van de uitloopjaren. Dat is namelijk een heel goede suggestie. Bent u bereid om dat te steunen?

De heerDijkgraaf (SGP):

Dat ligt aan het advies van de staatssecretaris over dat amendement. Ik deel de reactie van de staatssecretaris over de structuur van bachelor en master. Ook de financiering van dat verhaal zal een punt zijn.

Devoorzitter:

Spreken via de voorzitter.

De heerJasper van Dijk (SP):

De financiering is per saldo natuurlijk gelijk aan het voorstel van de staatssecretaris. Verder verbaast het mij dat u zegt dat het afhangt van het antwoord van de staatssecretaris. U bent toch een volstrekt onafhankelijke partij sinds 1918?

Devoorzitter:

Mijnheer Van Dijk, ik doe niet mee aan dit debat.

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter, u bent geen volstrekt onafhankelijke partij, maar de SGP is dat wel.

Devoorzitter:

Jawel, ik ben juist wel onafhankelijk.

De heerDijkgraaf (SGP):

Natuurlijk, dat is waar.

Devoorzitter:

Het wordt op deze manier echter zo verwarrend. Noemt u elkaar niet "u".

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik geef antwoord op de vraag. Het antwoord luidt dat de financiering die voor het amendement-Dijkgraaf gebruikt wordt, natuurlijk niet nog eens gebruikt kan worden voor het amendement dat de heer Van Dijk voor ogen staat. Natuurlijk luisteren wij naar wat de regering van amendementen vindt. Volgens mij hebben wij hier de gewoonte om de regering om advies te vragen over amendementen en daarna besluiten te nemen. Het zou bijzonder zijn als wij dat niet meer zouden doen.

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De SGP-fractie komt zelf met het voorstel voor de vrije inzet van uitloopjaren. Ik zeg dat ik bezig ben met een amendement. Het lijkt mij dan logisch dat de SGP-fractie dat kan steunen.

De heerDijkgraaf (SGP):

Het verschil tussen de SP en de SGP is dat wij naar de regering luisteren als die met antwoorden komt. Ik heb net gezegd dat ik het antwoord van de staatssecretaris logisch vond en dat wij uiteindelijk ook een afweging moeten maken tussen de opties en de financiële middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Ik heb nog wel meer opties.

Voorzitter. Ik kom te spreken over de amendementen. Wij zullen natuurlijk het amendement van de heer Van der Ham, ondergetekende en mevrouw Lucas op stuk nr. 10 steunen over de eindexamencijfers in combinatie met selectie. Ook steunen wij het amendement op stuk nr. 35 van de heer Rouvoet over de regeling voor studenten die ziek zijn, ervan uitgaande dat de staatssecretaris daarover positief adviseert.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik stel graag nog één vraag over het amendement van de heer Dijkgraaf. Wij zijn het eens over het belang van een jaar uitstel. Kan de heer Dijkgraaf mij uitleggen waarom hij het van belang vindt om in het eerste jaar € 0 boete op te leggen?

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik moet eerlijk zeggen dat ik er weinig behoefte aan heb om uit te leggen wat het verschil is tussen mijn amendement en dat van de heer Rouvoet. Volgens mij is er inderdaad geen verschil, behalve dat het mijne eerder ingediend en bedacht is.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Dat is interessant, want mevrouw Lucas probeerde net omstandig uit te leggen dat er wel een verschil is, al was het maar de mogelijkheid voor studenten om erover na te denken en ermee bezig te zijn. De heer Dijkgraaf heeft een eigen amendement ingediend. Hij heeft een bedoeling gehad met het in het eerste jaar introduceren van een nultarief. Hij zal bij het opstellen van het amendement steun hebben gekregen van het departement, net als ik dat heb gehad. Dat is heel gebruikelijk. Wat is voor hem doorslaggevend geweest in het kiezen voor de route van het eerste jaar € 0 maar wel langstudeerder zijn?

De heerDijkgraaf (SGP):

Mijn opmerking van net sloeg op de hoofdlijn van het amendement, wat de heer Rouvoet net zelf ook aangaf. Er is eigenlijk een verschil van nul als je kijkt naar de uiteindelijke werking. Ik vind dat bijzonder om vast te stellen. Vervolgens gaat het om de vraag of iets korter of langer moet zijn. De heer Rouvoet is iets korter en ik ben iets langer, dus dat klopt. Het maakt volgens mij niet zo veel uit. Vervolgens zijn er een paar punten die de staatssecretaris in zijn brief glashelder aangeeft: reparatiewetgeving en de werking van het amendement op stuk nr. 10. Het belangrijkste punt is dat ik het volledige met de staatssecretaris, mevrouw Lucas, de heer Beertema en de heer De Rouwe eens ben dat het goed is om studenten van tevoren een goede waarschuwing te geven en heel duidelijk te maken dat zij weliswaar langstudeerder zijn maar er vanwege het overgangsrecht nog geen boete wordt opgelegd.

Devoorzitter:

Tot slot.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Mijn conclusie is dat de heer Dijkgraaf wel vindt, ook met het oog op de rechtszekerheid en het oordeel van de Raad van State daarover, dat de mensen die dat nu niet meer kunnen vermijden wel terecht per 1 september het stempel langstudeerder opgedrukt krijgen, maar als tegemoetkoming nog geen boete hoeven te betalen. Dat is toch wel een beetje merkwaardig vanuit het oogpunt van rechtszekerheid, of niet?

De heerDijkgraaf (SGP):

Ja, zo vinden wij verschillende dingen merkwaardig. Zo vind ik de indiening van het amendement van de heer Rouvoet merkwaardig. Hij mag dit merkwaardig vinden. Zo hebben wij allemaal onze eigen rechten.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Dit vind ik lastig om te laten passeren. Wat is de reden dat de heer Dijkgraaf het merkwaardig vindt dat ik een amendement indien, nadat hij eerder een amendement heeft ingediend dat in zijn effect hetzelfde is maar dat niets anders doet dan het mijne, namelijk niet per 1 september mensen langstudeerder noemen, met de opmerking dat zij € 0 boete krijgen? Het doet gewoon wat hij ook wil bereiken – althans, dat neem ik aan – door volgend jaar al die boete te laten ingaan. Hij kan dat niet merkwaardig noemen in de richting van een medewetgever.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik heb alle recht om alles merkwaardig te noemen waarvan ik vind dat het merkwaardig is. Ik vind het merkwaardig om een amendement in te dienen dat uiteindelijk exact dezelfde uitwerking heeft op de groep studenten maar dat net iets anders geformuleerd is.

De heerKlaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de uitgebreide beantwoording van alle gestelde vragen, maar het mag geen verbazing wekken dat mijn fractie niet kan instemmen met het wetsvoorstel zoals dat voorligt. Daarvoor hebben wij twee belangrijke redenen.

De eerste is dat een grotere bijdrage wordt gevraagd van studenten die wij niet direct terugzien in het hoger onderwijs. Op een later moment wordt dit weer geïntensiveerd, maar de studenten die wij nu een extra bijdrage vragen zien er niet direct iets van terug. Dat weegt voor mijn fractie zwaar.

De heerDe Rouwe (CDA):

Ik snap één punt niet in uw betoog, namelijk dat studenten direct moeten betalen. Volgens mij is de wereld die inmiddels een beetje veranderd is dat studenten uiteindelijk twee jaar nadat het bekend is een boete kunnen krijgen, dat geld eventueel kunnen lenen en dat binnen vijftien tot twintig jaar kunnen terugbetalen. Dus hoe komt u tot de redenering dat ze direct moeten gaan betalen zonder dat zij dit direct terugzien in het hoger onderwijs? U corrigeerde zichzelf wel in eerste instantie dat het inderdaad wel naar het onderwijs gaat, maar hoe verdedigt u hier de stelling dat studenten wel direct moeten betalen – wat volgens mij dus niet zo is – en dat zij dat niet terugzien, terwijl u wel erkent dat het geld op lange termijn terugkomt?

De heerKlaver (GroenLinks):

De heer De Rouwe heeft gelijk dat zij niet in fysieke zin direct met een zak geld naar de universiteit hoeven, want ze kunnen dat bedrag ook lenen. Het punt dat ik maak is een ander. Wij vragen namelijk wel direct een bijdrage, die dan ook geleend kan worden en niet direct in een zakje geld gebracht hoeft te worden, maar dat geld vloeit niet direct terug naar het hoger onderwijs. Dat is het punt dat ik hier maak.

De heerDe Rouwe (CDA):

Dan kunnen wij dus gezamenlijk constateren dat op het moment dat zij moeten gaan betalen – misschien na vijftien jaar – dat geld al lang is geïnvesteerd in het onderwijs. Dat u dat erkent, siert u. Wij hebben daarover in het verleden wel eens interpretatieverschillen gehad. U geeft ook zelf aan dat het geld uiteindelijk gewoon terugvloeit in het hoger onderwijs. Dat zou nog wel eens eerder kunnen zijn dan wanneer de boete betaald moet worden, want daar is vijftien tot twintig jaar de tijd voor, terwijl de investeringen in het hoger onderwijs dan al bijna voor hun kinderen gedaan zijn. Dat is heel vroeg, maar die zitten er dan in ieder geval wel in.

De heerKlaver (GroenLinks):

Het is een verplichting die gelijk gaat lopen, en het feit in fysieke zin dat je niet direct een zakje geld hoeft te brengen en het ook kunt lenen, neemt niet weg dat dit gelijk een verplichting is die wij vragen.

MevrouwLucas (VVD):

De heer Klaver geeft aan dat het niet direct terug wordt geïnvesteerd in het hoger onderwijs. Het wordt wel direct geïnvesteerd in het onderwijs, met name ook de eerste jaren in het mbo, waar heel wat problemen zitten bij de doorstroom naar het hbo. Vindt de heer Klaver dat dan niet belangrijk?

De heerKlaver (GroenLinks):

Ja, ik vind dat heel erg belangrijk. Ik vind 150 mln. helemaal niet zo heel veel wat wij investeren in het mbo. Ik had gewild dat wij veel meer geld in het onderwijs hadden geïnvesteerd. Dat heeft te maken met keuzes die gemaakt zijn. De heer Rouvoet begon er in zijn bijdrage al over. Het gaat erom welke keuzes zijn gemaakt door het kabinet. Dit kabinet heeft de keuze gemaakt dat er geen extra geld beschikbaar is voor onderwijs. Ik had een andere keuze gemaakt, laat ik het zo zeggen.

MevrouwLucas (VVD):

Dat is volgens mij een ander punt dan wat de heer Klaver net aangaf. Hij gaf net aan dat het hem gaat om een directe link tussen het geld dat opgehaald wordt en het geld dat geïnvesteerd wordt. Dat wordt wel degelijk gedaan, alleen niet direct in hoger onderwijs maar in onderwijs, breed. De heer Klaver geeft nu aan dat hij principiële bezwaren heeft tegen de constructie als zodanig dat er niet meer geld naar het onderwijs gaat. Dat is volgens mij toch een andere reden.

De heerKlaver (GroenLinks):

Nee, voorzitter. Wat ik heb geprobeerd aan te geven, is dat het geld dat nu als extra bijdrage van studenten wordt gevraagd, niet direct terugkomt in het hoger onderwijs, of te wel: de studenten profiteren daar niet van tijdens hun studieperiode. Mevrouw Lucas stelt dat het geld dat wordt opgehaald met zo'n maatregel opnieuw wordt geïnvesteerd in de totale Onderwijsbegroting, maar dat was mijn punt niet. Mevrouw Lucas vroeg mij of ik dat niet belangrijk vind. Ik vind het heel belangrijk dat wij in bijvoorbeeld het mbo investeren. Ik vind het heel belangrijk dat er geld beschikbaar is voor passend onderwijs. Het heeft echter te maken met de keus van dit kabinet om geen extra geld beschikbaar te stellen voor het onderwijs. Dan is het dus niet en-en.

Het tweede punt dat zwaar weegt voor mijn fractie heeft betrekking op de boete op de studieduur, niet zozeer dat er een extra bijdrage van studenten wordt gevraagd, mits die direct terugkomt, ook naar het hoger onderwijs, maar dat er een norm wordt opgelegd voor hoe lang een studie mag duren. Een studie van zes of zeven jaar of langer kan heel zinvol zijn als er in die tijd voldoende wordt gedaan. Stel dat er meer studies worden gevolgd, maar dat die niet allemaal binnen de normtijd worden afgemaakt. Stel dat er brede activiteiten worden ontplooid. Ik vind dat die zaken heel nuttig kunnen zijn. Geen boete op ambitie, zou ik zeggen.

Ten slotte sta ik nog even stil bij de positie van deeltijders. We hebben er vorige week uitgebreid over gesproken. Ik heb nog een aantal vragen. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij hiernaar gaat kijken, maar ik denk dat deze regeling onwenselijke financiële gevolgen zou kunnen hebben voor deeltijders. Het kan mensen ontmoedigen om in deeltijd te gaan studeren, terwijl een leven lang leren juist zo belangrijk is. Een leven lang leren komt sowieso al onder druk te staan. Gisteren werd er in de commissie over het mbo gesproken. De middelen die beschikbaar zijn voor mensen boven de 30 jaar om zich verder te kunnen ontwikkelen, om gebruik te maken van het vavo of het mbo, worden teruggeschroefd. Een leven lang leren wordt dus sowieso lastiger. Ik ben bang dat het leven lang leren in het hoger onderwijs ook lastig wordt, want veel deeltijdstudenten komen daardoor in de problemen. De staatssecretaris stelt dat 56% tot 57% deeltijdstudent is, maar dat zijn de slagingspercentages binnen vijf jaar voor de hbo-bachelor. Het slagingspercentage binnen zes jaar bedraagt 75% van de afgestudeerden voltijd en 60% van de afgestudeerden deeltijd. Dan zie je plotseling dat de verschillen veel groter worden. Ik begrijp de staatssecretaris als hij zegt dat we moeten oppassen een uitzonderingspositie te creëren voor deeltijders, omdat die geen ontsnappingsmogelijkheid moet zijn voor voltijders. Ik begrijp dat vanuit de systematiek en het voorstel met betrekking tot de langstudeermaatregel. Ik verzoek de staatssecretaris echter nog eens te bezien of het echt niet mogelijk is een aparte positie voor deeltijders te creëren, zonder dat die het effect heeft dat ook voltijders via die route ontsnappen. Ik zou het fantastisch vinden als zo'n maas in de wet blijft bestaan, maar ik geloof dat het vrij kansloos is als ik dit gewoon aan de staatssecretaris vraag. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat deeltijdstudenten bewust kiezen voor een lagere snelheid en intensiteit van studeren dan voltijdstudenten en geen beroep doen op studiefinanciering;

overwegende dat universitair onderwijs in deeltijd past binnen de doelstellingen van een leven lang leren en bevorderlijk is voor de ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie;

overwegende dat de langstudeerdersmaatregel niet bedoeld is om studeren in deeltijd te bemoeilijken of te ontmoedigen;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat de consequenties zijn van de langstudeerdersmaatregel voor deeltijdstudenten, die hun huidige studie zijn begonnen zonder een beroep te doen op studiefinanciering;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het mogelijk is, deze studenten anders te behandelen dan voltijdstudenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (32618).

De heerDe Rouwe (CDA):

Voorzitter. Ik heb nog een vraag aan de heer Klaver. Verschillende partijen, ook GroenLinks, hebben in het verleden aangegeven dat zij ten principale niet tegen een verhoogd collegegeld zijn, als mensen langer doorstuderen dan een bepaalde tijd. Hoe staat GroenLinks momenteel tegenover het principe dat, als je langer doorstudeert dan de tijd die voor de studie staat, eventueel met uitzonderingen of extra jaren, je uiteindelijk toch een verhoogd collegegeld gaat betalen, los van deze wet? Daar heeft de heer Klaver twee bezwaren tegen geuit die ik overigens niet deel. Qua principe wil ik toch graag weten wat hij ervan vindt.

De heerKlaver (GroenLinks):

Dan ben ik zojuist niet duidelijk genoeg geweest in mijn inbreng. Zo'n boete op langstuderen, een "boete op ambitie", zoals ik het noem, vind ik niet gewenst. Dat is een van de bezwaren die ik noemde. Ik heb aangegeven dat ik geen principieel bezwaar heb tegen een grotere bijdrage van studenten aan hun eigen studie. Het punt is voor mij dat er een boete wordt opgelegd aan studenten die er langer over doen dan nominaal.

De heerDe Rouwe (CDA):

Dan blijft de vraag wat precies het bezwaar van de heer Klaver is. Hij staat immers wel voor een sociaal leenstelsel, waarbij hij een nog grotere bijdrage van alle studenten in Nederland vraagt dan in deze, in financieel opzicht zeer beperkte, maatregel wordt gedaan. Wat is dan het bezwaar om een verhoogd collegegeld te vragen van studenten naarmate zij langer studeren dan gemiddeld, dan gebruikelijk, dan normaal?

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik heb twee bezwaren genoemd. Het eerste is dat het geld niet direct terugkomt naar het hoger onderwijs en dat de studenten die ervoor betalen er dus niet gelijk het profijt van hebben. Het tweede bezwaar heeft te maken met – ik zoek een ander woord dan "stigma"; dat is een heel groot woord – het stempel dat je drukt op studenten die langer studeren dan nominaal. Daarmee zeg je eigenlijk dat het niet goed is, terwijl ik daar vraagtekens bij plaats. Ik denk dat onderwijs en studeren over veel meer gaan dan alleen over op tijd je studie afronden en je diploma behalen. Het gaat om al die ervaringen die je daarnaast opdoet. Ik denk dat wij daardoor veel beter opgeleide studenten hebben. De vorige keer verwees ik naar de premier toen hij het had over het lateraal denken. Zo kunnen wij hier studenten afleveren die veel breder zijn ontwikkeld dan veel van de briljante technici die bijvoorbeeld uit China komen.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Je zult maar geselecteerd zijn voor de Nederlandse ploeg die volgend jaar naar de Olympische Spelen in Londen gaat. Je past jouw studie het komende jaar daaraan aan. En dan … kom je in augustus uit Londen terug en word je namens Nederland gehuldigd door minister-president Mark Rutte en misschien zelfs door de koningin. En daarna? Letterlijk direct daarna mag je als dank voor je prestaties € 3000 extra collegegeld afdragen. Over fair play gesproken. Dat is maar één voorbeeld. Zo zijn er veel meer.

Zo was ik maandag op een door de Landelijke Kamer van Verenigingen en het Interstedelijk Studenten Overleg georganiseerd symposium met als titel: "Eerste hulp bij ambitie." Mooi woord, "ambitie". Inderdaad, de zaal zat er vol met ambitieuze studenten: studenten met een bestuursfunctie, een zeer ambitieuze aanstaande moeder, maar ook een aantal deeltijdstudenten. Allemaal jonge mensen die zo essentieel zijn voor onze kenniseconomie, jonge mensen met ambitie, die ervoor willen zorgen dat wij de top vijf gaan halen; talenten, die wij niet alleen moeten zien als een kostenpost op de onderwijsbegroting. Dan is het wel heel wrang om bijvoorbeeld tegen de aanstaande moeder te zeggen: voor jou wordt geen uitzondering gemaakt als die boete ingaat. Ook voor de topsporter of de deeltijder: geen uitzonderingen. Maar gelukkig, daar is het profileringsfonds. Als ik de staatssecretaris vorige week goed heb begrepen, is dat een fonds met heel veel geld. Al die talenten kunnen daarvan gebruikmaken.

Toch heb ik daarover nog een paar vragen aan de staatssecretaris. Is dit fonds eigenlijk wel bedoeld om boetes op te vangen? Is dit fonds zo gigantisch groot? Zijn instellingen eigenlijk wel bereid om boetes te gaan compenseren met hun fonds? Instellingen worden toch ook gekort? Slinkt dat fonds dan niet? Worden op deze wijze de ambitieuze studenten niet van het kastje van de staatssecretaris naar de muur van de instelling gestuurd, zodat zij het gevaar lopen, in oeverloze discussies en administratieve rompslomp terecht te komen over het wel of niet gebruiken van het profileringsfonds? En dat terwijl zij zich nu juist moeten gaan concentreren op hun studie, want er dreigt een boete!

MevrouwLucas (VVD):

Ik ben nu toch een beetje in de war door het verhaal van mevrouw Jadnanansing. Was de PvdA niet ook voor een sociaal leenstelsel, waarbij ook die topsporter en die studerende moeder zelf de consequenties zouden gaan dragen van hun keuze, de keuze die studenten bij hun studie maken om bepaalde dingen ernaast te doen en er langer over te doen? Ook dan zou de rekening gewoon bij die student terecht zijn gekomen. Ik vind het dus een tranentrekkend verhaal, maar ik snap het niet helemaal.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Tranentrekkend is het zeker niet. Mevrouw Lucas heeft gelijk: de Partij van de Arbeid stond en staat voor het sociaal leenstelstel. Daarmee weet je vanaf het begin van je studie waar je aan toe bent. Nu word je daarmee geconfronteerd tijdens de rit. Er is weliswaar een overgangsjaar, maar goed, je wordt er nog steeds mee geconfronteerd. Ik denk dus dat wij nu in een heel andere, hiermee niet vergelijkbare situatie zitten. Een langstudeerdersboete en een sociaal leenstelsel vind ik niet met elkaar te vergelijken.

Ik heb nog een zesde vraag aan de staatssecretaris en dat is een belangrijke. Wellicht heeft hij andere, werkbare suggesties om studenten te vrijwaren van de misère die ik in de vijf eerste vragen heb geponeerd.

Dan is er nog de kwestie van de Surinaamse en Antilliaanse studenten, met dank aan de heer De Rouwe, die dit probleem de vorige keer aanhaalde. Over deze kwestie werd ik bij hetzelfde "Eerste hulp bij ambitie"-symposium aan mijn jasje getrokken door een reporter van FunX. Voor degenen die FunX niet kennen; het is het grootste jongerenradiostation in de vier grote steden, dat ook bedreigd wordt met sluiting, maar dat terzijde. Die reporter vertelde dat er veel onduidelijkheid is ontstaan doordat de staatssecretaris heeft gesteld dat voor Antilliaanse studenten hetzelfde geldt omdat zij studiefinanciering ontvangen, maar dat voor Surinaamse studenten een ander regime geldt. Kan hij uitleggen wat dit andere regime is?

Daarnaast werd op het symposium uiteraard nagepraat over de aanname van de staatssecretaris dat studenten vanzelfsprekend harder gaan studeren met die langstudeerdersboete in het vooruitzicht. De studenten wezen mij erop dat het onderzoek van OER dat de staatssecretaris gebruikte als onderbouwing van zijn aanname, weliswaar mooi maar niet geheel representatief is. Het gaat om slechts ongeveer 800 studenten van de universiteit. Om daar de hele analyse aan op te hangen dat duizenden studenten sneller gaan studeren, lijkt mij iets te mager.

Nu de staatssecretaris heeft besloten tot uitstel moet het mogelijk zijn om de tijd te nemen om met een deugdelijke motivering te komen, gebaseerd op gedegen onderzoek. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet meent dat de langstudeerdersboete bij zal gaan dragen aan verbetering van het studierendement van studenten;

overwegende dat de Raad van State evenals andere juridische bronnen kritisch zijn op deze aanname;

van mening dat de regering tot op heden deze aanname rond rendement nauwelijks heeft onderbouwd met onafhankelijke onderzoeksgegevens;

verzoekt de regering, de aanname rond verbetering van studierendement door invoering van de langstudeerdersboete via onderzoek aan te tonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jadnanansing en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (32618).

De heerDe Rouwe (CDA):

Zoals een volksvertegenwoordiger betaamt, putten wij allemaal onze kennis en ervaring uit werkbezoeken en avonden. Mevrouw Jadnanansing schetste de avond die zij afgelopen maandag bijwoonde. Ik hoorde mevrouw Lucas mompelen: ik begin te denken dat ik bij een andere avond was, want ik heb andere dingen gehoord. Het was echter dezelfde. Maar goed, daar kom ik verder niet tussen.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Het is altijd een keuze wat je wilt horen.

De heerDe Rouwe (CDA):

Daar wilde ik het net even over hebben met mevrouw Jadnanansing. Onlangs zijn zij, ondergetekende en mevrouw Lucas op werkbezoek geweest bij Saxion. Zij heeft het over het rendement en betwijfelt de cijfers en de aanname van de staatssecretaris dat studenten sneller gaan studeren door deze boete. Kan zij in herinnering brengen wat Saxion hierover zei? Zij put graag uit de praktijk en de verhalen. Kan zij zich dat verhaal nog herinneren?

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Nee, dat kan ik mij niet meer herinneren. Misschien wil de heer De Rouwe mij eraan herinneren? Hij doelt ongetwijfeld ergens op maar ik weet niet welke invuloefening ik nu moet maken.

De heerDe Rouwe (CDA):

Ik ga haar helpen. Het ging precies over de manier waarop studenten van die instelling tot nu toe reageren op het feit dat die boete eraan gaat komen. Weet zij nog het antwoord?

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Dat zij iets sneller gingen studeren. Maar hoeveel studenten zitten er op Saxion? Moeten wij deze heftige maatregel op basis van twee piepkleine onderzoekjes erdoorheen jagen?

De heerDe Rouwe (CDA):

Mevrouw Jadnanansing stelt toch niet dat de studenten van Saxion buitengewoon zijn of helemaal afwijken van de rest van de studenten in het land?

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Dat stel ik niet, maar je kunt niet een paar studenten ondervragen en dan zeggen dat ruim 60.000 studenten datzelfde gedrag zullen gaan vertonen.

De heerDe Rouwe (CDA):

Ik merk dat hier ook selectief geshopt wordt. Juist bij deze instelling werd gezegd: wij merken nu al in den brede dat ontzettend veel studenten harder zijn gaan studeren. Het is dus prima als mevrouw Jadnanansing verhalen uit de praktijk vertelt, maar zij moet dan niet alleen de verhalen vertellen die haar eigen waarheid ondersteunen. Het is echt breder. Zij heeft het zelf gehoord, al kon zij het zich niet meer herinneren. Ik help haar daar graag bij. Bij dezen.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Ik herinner het mij nu heel scherp. Ik dank de heer De Rouwe voor deze reminder. Toch blijf ik bij mijn standpunt dat het gaat om een klein aantal studenten. Nogmaals, ik wil een onafhankelijk onderzoek hebben waarin goed wordt aangetoond dat deze maatregel daadwerkelijk het studierendement gaat verhogen. Vooralsnog ben ik niet overtuigd, ook niet na het prachtige verhaal van Saxion.

De heerDe Rouwe (CDA):

Voorzitter. Soms hebben wetsvoorstellen wat langer de tijd nodig om beter te worden. We hebben dit de afgelopen week gezien, toen we hierover het debat hadden. Vanuit de oppositie kwam toen het verzoek om het debat in tweede termijn een week later te vervolgen zodat in deze tijd bekeken kon worden of het wetsvoorstel beter kon worden. We hebben het ook in den brede gezien in de aanloop naar dit debat. Toen kwamen er voorstellen van de SGP-fractie om te bekijken of je met een aantal voorstellen tot betere wetgeving zou kunnen komen.

Mijn conclusie is dat we vandaag door de voorstellen uit de Kamer en de geluiden uit de samenleving tot een finaal wetsvoorstel kunnen komen en ook tot aanstaande besluitvorming. Laat ik de eerste zijn om te zeggen dat dit wetsvoorstel met het tweetal geluiden dat met name uit de oppositie is overgenomen, beter is geworden. Ik wil ook sportief zijn: ik zeg er eerlijk bij dat als er geen overgangsmaatregel was getroffen, mijn fractie ook had ingestemd. Desalniettemin denk ik dat met dit wetsvoorstel behoorlijk tegemoetgekomen is aan een groot aantal kritische geluiden.

Laat ik dan ook maar de balans opmaken van wat ik vandaag en vorige week in de Kamer heb gehoord. Ik heb de afgelopen tijd veel partijen behoorlijk grote woorden horen gebruiken over dit wetsvoorstel. Vaak werd achteraf gezegd dat men er ten principale niet tegen was, maar noemde men wel degelijk argumenten die het in de weg stonden. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat heel veel van die argumenten niet meer valide zijn met de wijzigingen die er zijn gekomen en dat er een behoorlijk wetsvoorstel ligt waarin behoorlijk is tegemoetgekomen aan een heel aantal kritische wensen.

De heerVan der Ham (D66):

Ik denk dat de heer De Rouwe een paar fouten maakt bij de verhouding van mijn fractie tot de langstudeerdersregeling. We zijn het er allemaal over eens dat je langstudeerders die niet hard studeren, aan moet pakken. De D66-fractie pleit voor een sociaal leenstelsel en zij blijft dit doen. Het is voor mijn fractie principieel bediscussieerbaar om iets te vragen van studenten. Sterker nog, daar is de D66-fractie voorstander van, maar zij is nooit voor een langstudeerdersregeling geweest, zoals die nu is vormgegeven. Dat deze regeling in haar vorm wat is afgezwakt en dat dit haar iets milder maakt, doet niets af aan dit principe. De D66-fractie denkt dat zij een grotere bijdrage kan leveren aan het betrekken van studenten bij het financieren van en investeren in het hoger onderwijs door het sociaal leenstelsel in te voeren, waar de heer De Rouwe zo tegen is.

De heerDe Rouwe (CDA):

Dit sluit het principe waar ook de heer Van der Ham achterstond, dat je iets mag vragen van studenten in welke vorm dan ook, niet uit. Ik heb de D66-fractie in het verleden horen zeggen dat zij in principe geen bezwaar had tegen een verhoging van het collegegeld als mensen te lang doorstuderen.

De heerVan der Ham (D66):

Dat klopt niet. Wij zijn in sommige gevallen wel voor een hoger collegegeld, maar dat gaat dan over een studie die meer mag kosten, bijvoorbeeld aan een university college. Daar zijn we voorstander van geweest, mits dat correspondeert met de toename van de kwaliteit. Wij vinden inderdaad dat studenten meer mogen bijdragen aan hun studie via een sociaal leenstelsel. We zijn tegen studenten die de kantjes ervan aflopen. Daarom willen we een bindend studieadvies zoals ook blijkt uit de motie-Van der Ham/Dijkgraaf. Dat zijn echter andere voorstellen dan de langstudeerboete.

De heerDe Rouwe (CDA):

Mij is geen vraag gesteld.

De heerVan der Ham (D66):

Erkent de heer De Rouwe dat het niet klopt als hij zegt dat de D66-fractie het eens is met de langstudeerboete? Wij zijn voorstander van de zaken die ik net genoemd heb, maar dat mondt niet uit in steun voor dit wetsvoorstel.

De heerDe Rouwe (CDA):

Was het maar zo, want dat zou ik zeer geapprecieerd hebben. De heer Van der Ham noemt een aantal principes voor een grotere bijdrage van de student. Hij noemt een bepaalde categorie studenten lui. Die typering zou ik niet gauw in de mond nemen, maar het idee dat studenten die de kantjes ervan aflopen meer moeten bijdragen vind ik een van de goede algemene beginselen. Dat herken ik wel in de woorden van de heer Van der Ham. Overigens heb ik ook niet aangegeven dat de D66-fractie voor dit wetsvoorstel is. Ik heb slechts geconstateerd dat veel partijen, waaronder de uwe, wel degelijk hebben gezegd dat ze geen principiële bezwaren hadden tegen het voorstel dat er ligt. Als u daar nu afstand van neemt, kan ik daar alleen maar kennis van nemen. Wat mij betreft is dat een gegeven.

De heerVan der Ham (D66):

U moet niet doen alsof ik iets anders beweerd heb. Dat zou onrecht doen aan de feiten. Ik ga niet nogmaals opsommen wat er allemaal meer van studenten mag worden gevraagd, maar wij hebben nooit een langstudeerboete voorgesteld.

De heerDe Rouwe (CDA):

Dat was ook niet mijn stelling.

De heerVan der Ham (D66):

Dat leidde ik wel af uit de dingen die u zei; ik corrigeer u daarin. Ik zeg in alle eerlijkheid dat wij wel hebben bekeken of je wellicht een vorm van temporisering kunt inbrengen, bijvoorbeeld oplopend collegegeld in het zesde en zevende jaar. Wij hebben die mogelijkheid ook in het verslag geopperd en ik kan me er wel iets bij voorstellen als daartoe wordt besloten. Dat is namelijk progressief. De maatregel die het kabinet neemt, is echter puur gebaseerd op het bereiken van een bezuiniging. Die bezuiniging op dit punt deel ik niet.

De heerDe Rouwe (CDA):

Waarvan akte. Ik geef nog eens aan dat mijn fractie ook op dit punt van mening verschilt met D66. Mijn fractie heeft altijd aangegeven: wij willen de basis op orde, maar de lat omhoog. Die lat omhoog vertalen wij vandaag in wetgeving die van studenten vraagt dat zij een hoger collegegeld betalen als zij langer studeren.

Ik heb vandaag vaak de term ambitie gehoord. Ook in de afgelopen termijnen is die term vaak genoemd. De heer Klaver had het onder meer over een boete op ambitie. Laten we echter eens eerlijk naar de feiten kijken. Voor de opleidingen die wij in Nederland aanbieden, staat vier jaar. De opleidingen zijn in die tijd goed te doen. Ze vragen doorgaans 20 à 30 uur per week van een student. Dat betekent de facto dat een student nog heel veel tijd heeft om daarnaast dingen te doen.

Voor mijn fractie houdt ambitie in dat er een basis is, maar dat jij daar bovenuit stijgt. Dat is iets anders dan een heel aantal extra jaren nemen om extra dingen te doen. Dat is namelijk meer van hetzelfde. Echte ambitie toon je als je meer doet dan van je gevraagd wordt. De opleidingen die wij in Nederland hebben, ook op hbo-niveau, zijn gelukkig pittig, maar je hebt er geen 70 of 80 uur per week voor nodig. Sterker nog, er zijn in dit land veel studenten die echt ambitie tonen en gewoon binnen vier of vijf jaar afstuderen en daarnaast bestuurswerk en parttimewerk doen. Dat zijn de studenten met echte ambitie. Dat is een heel andere interpretatie van de term ambitie dan een aantal partijen eraan heeft gegeven. Ik vermoed zomaar dat een van die partijen nu bij de interruptiemicrofoon staat.

De heerKlaver (GroenLinks):

Zegt de heer De Rouwe nu tegen de 60.000 studenten die al langer studeren dan nominaal, bijvoorbeeld tegen de studenten die actief zijn bij de vele studentenorganisaties in het land en die nu op de publieke tribune zitten, dat zij studenten zijn zonder ambitie?

De heerDe Rouwe (CDA):

Er worden mij woorden in de mond gelegd alsof ik onbeleefd zou hebben gedaan tegen bepaalde groepen. Dat heb ik niet gedaan en zal ik niet doen. Ik heb de positieve kant geduid van een heel grote groep studenten, misschien wel meer dan 60.000, die hun opleiding gewoon doen binnen de jaren die ervoor staan. Misschien doen ze er nog een jaartje extra bij met bestuurswerk, gewoon werk of een tweede opleiding. Dat is in mijn ogen echte ambitie. Dat is iets anders dan de stelling die de heer Klaver verdedigt. Hij wil pappen en nathouden. Studenten mogen langer doorstuderen en er vele jaren extra dingen bij doen terwijl ze er veel meer tijd voor nodig hebben. Dat vind ik prima. Van mij mogen ze dat, maar ik maak wel de principiële keuze dat dit ook van de studenten vraagt dat zij gedurende de rit uiteindelijk zelf meer gaan bijdragen. Zij willen namelijk zelf graag langer studeren. Dat mag, maar vraagt een grote bijdrage. Dit is echter iets anders dan ambitie.

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik ben heel blij dat ik in ieder geval binnen de definitie van ambitie van de heer De Rouwe val, want ik ben nominaal afgestudeerd en heb er van alles naast gedaan, maar ik vind echt dat de heer De Rouwe de mensen tekortdoet die niet nominaal afstuderen en daarnaast allerlei activiteiten ontplooien. Dit zijn ook mensen met ambitie. De heer De Rouwe meet ambitie slechts af aan de vraag of iemand nominaal kan afstuderen. Ik denk echter dat deze maatstaf niet relevant is voor de vraag of iemand een heel goede professional kan worden. Volgens mij bewijzen heel veel mensen in het kabinet dat.

De heerDe Rouwe (CDA):

Ook nu tracht de heer Klaver mij weer woorden in de mond te leggen over bepaalde groepen. Ik heb uitgelegd wat in mijn ogen echte ambitie is: boven het gemiddelde uitstijgen in plaats van meer van hetzelfde doen over een langere periode. Ik waardeer het dat studenten studeren. Dat is ook de reden waarom ik altijd positieve gevoelens heb over het voorstel om collegegeldvrij bestuurswerk te doen …

De heerKlaver (GroenLinks):

Collegegeldvrij besturen?

De heerDe Rouwe (CDA):

Precies. In eerste termijn heb ik die fout ook gemaakt en zag ik vele tweets met de strekking "dat is een nóg beter voorstel". Ik duid het woord "ambitie" anders dan de heer Klaver. Ik stel heel nadrukkelijk dat "ambitie" in mijn ogen betekent dat je veel meer dingen doet dan gemiddeld genomen van je verwacht worden. Volgens mij is er niks mis met die definitie.

De heerKlaver (GroenLinks):

Dan kan ik niets anders dan constateren dat ongeveer de helft van het kabinet bestaat uit niet-ambitieuze mensen. Zij hebben er namelijk veel langer over gedaan, terwijl het volgens mij uitstekende professionals zijn geworden, waar ik het overigens inhoudelijk soms wel oneens mee ben.

De heerDe Rouwe (CDA):

Het is aardig dat de heer Klaver dit compliment maakt. Nogmaals, de term "ambitie" wordt hier verschillend uitgelegd. Ik heb mijn definitie gegeven.

Er is gesproken over het Profileringsfonds. De heer Rouvoet heeft de Kamer een gewijzigd amendement voorgelegd. Wat mij betreft is het een goed amendement. Het bezwaar van mijn fractie was en is dat wij vinden dat wij niet te veel op nationaal niveau moeten ingrijpen. In het amendement staat nu duidelijk dat het neergelegd wordt bij de instellingen, maar dat het niet vrijblijvend is. Er wordt wel degelijk gevraagd om een brede basis, om een brede toetsing. Dat is een goed teken en wij zullen het amendement steunen.

Ik sluit af met de beeldspraak die hier eerder is gebruikt over een olifant. Ik moest daar wel een beetje om lachen, maar ik moest met name lachen om de bezwaren die D66 de afgelopen tijd heeft ingebracht tegen de langstudeerdersboete. Er waren er een paar bij die eerder genoemd zijn, maar waar ik anders over denk. In het debat kwam uiteindelijk het aapje uit de mouw. De heer Van der Ham gaf namens zijn fractie aan dat uiteindelijk het principiële bezwaar was dat studenten de boete direct moesten terugbetalen. Ook toen is al gezegd dat dat gewoon niet klopte. Ik zou dan ook tegen de heer Van der Ham willen zeggen: er kwam een olifant met een heel lange snuit en die blies uw verhaaltje, uw bezwaren helemaal uit.

De heerVan der Ham (D66):

U lijkt een beetje op die muis die met een olifant op een brug loopt en zegt: wat stampen we lekker hè. Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat de optelsom van een aantal bezwaren tegen de voorstellen oplevert dat wij tegen de wet zullen stemmen. Ik ga er dan van uit dat mijn amendementen niet worden aangenomen. Het principiële zit erin dat de huidige studenten de boete moeilijk kunnen ontwijken. Dat is het principiële amendement.

De heerDe Rouwe (CDA):

Dat is anders dan in het debat in eerste termijn is gezegd. De heer Van der Ham rondde zijn betoog bijna af en zei: er is één principieel punt dat bij ons het grote bezwaar oplevert. En dat was de boete. Dat punt is inmiddels weggevaagd. De heer Van der Ham mag ervan vinden wat hij wil, hij mag met nieuwe bezwaren komen, maar ik constateer dat hij selectief is in de principiële punten van zijn partij. Als hij ziet dat het ene punt niet klopt, shopt hij door naar een ander punt. Het is zijn goed recht, maar ik vind het erg zwabberend, niet consistent en onduidelijk.

De heerVan der Ham (D66):

De heer De Rouwe moet mijn hele bijdrage nog maar eens nalezen. Dat kan geen kwaad. Hij zal dan zien dat ik tal van bezwaren heb aangevoerd. De optelsom brengt ons tot een tegenstem, als mijn voorstellen althans niet worden aangenomen.

De heerDe Rouwe (CDA):

Dat is het goed recht van D66. Ik constateerde in eerste termijn een opbouw in principes. Het belangrijkste principe is ook benoemd als het grootste bezwaar. Er deugde niks van. En vervolgens werden er allerlei nieuwe dingen bedacht. Nogmaals, het is uw goed recht, maar consequent is het niet.

De heerJasper van Dijk (SP):

Je zou je bijna afvragen waarom het CDA nog tegen een leenstelsel is. De hele tijd zegt men blij: de voorstanders van een leenstelsel zijn niet consequent, want zij willen studenten ook opzadelen met extra kosten. Het CDA zegt: wij staan voor toegankelijkheid en daarom willen wij de basisbeurs behouden. Dat is het verschil met die studieboete, want die is voor langstudeerders.

De heerDe Rouwe (CDA):

Ik kan het niet beter uitleggen. Uw eerste bezwaar tijdens de interruptie was ook precies het verschil.

De heerJasper van Dijk (SP):

Neemt niet weg dat het allebei pervers is, omdat beide ingaan tegen toegankelijk onderwijs. Maar goed, die discussie gaan we niet aan. Wil de heer De Rouwe erkennen dat zijn argumenten voor de langstudeerdersboete totaal niet opgaan voor deeltijdstudenten?

De heerDe Rouwe (CDA):

Er is een groot verschil met het sociaal leenstelsel. Daarbij worden alle studenten geconfronteerd met een maatregel. Bij de langstudeerdersboete, het verhoogd collegegeld, wordt een groep getroffen die langer doorstudeert dan gemiddeld. Dat sluit precies aan bij onze ambitie dat wij de lat hoger willen leggen, ook voor studenten. Daarmee verschil ik ten principale met de heer Van Dijk van mening over het sociaal leenstelsel. Daar wordt iedereen mee geconfronteerd. In ons betere voorstel – dat is een politieke afweging – vragen wij alleen om een verhoogde bijdrage van mensen die langer studeren. Dat is het verschil.

Ik wil aan de heer Van Dijk een wedervraag stellen over de deeltijdstudenten. Weet hij hoeveel mensen gebruik maken van bekostigd deeltijdonderwijs?

De heerJasper van Dijk (SP):

Het gaat om een aantal duizenden studenten. Het hangt ervan af, want je hebt de hbo- en de wo-deeltijders.

De heerDe Rouwe (CDA):

Er is inderdaad behoorlijk wat differentiatie aanwezig, ook erkend in het debat. Slechts 15% van alle mensen volgt bekostigd deeltijdonderwijs. 85% van de Nederlanders doet het dus gewoon volledig particulier. De heer Van Dijk vroeg waarom in dit voorstel gelijk moet worden behandeld. Deeltijd- en voltijdstudenten maken gebruik van overheidsgeld. Dat vraagt dat ook in het parlement precies wordt gekeken aan wie wat wordt gekeken, en onder welke voorwaarden. In die zin verschillen deeltijds- helemaal niet van voltijdsstudenten. Beide keren eten ze, volgens mij terecht, uit de grote overheidsruif aan subsidies. Dat mag, dat is goed, wij stimuleren dat, maar dat vraagt dat wij van beide groepen hetzelfde vragen.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik stel vast dat de heer De Rouwe niet ingaat op mijn punt dat zijn argumenten voor de langstudeerdersregeling niet opgaan voor deeltijdstudenten. Het zou hem sieren als hij openlijk toegeeft dat een deeltijdstudent natuurlijk iets anders is dan een voltijdstudent, omdat hij er al wat anders bij doet. Volgens mij moeten wij dat pad juist honoreren. Het is ontzettend goed, bijvoorbeeld voor docenten die zich op willen scholen. Wil de heer De Rouwe toegeven dat hij die deeltijders niet wil uitsluiten, omdat dat gewoon een financieel probleem oplevert? Als hij dat toegeeft, is dat helder. Maar probeer er niet allerlei verhaaltjes omheen te bedenken, want het is gewoon heel erg pijnlijk. Ik heb een heel goed amendement ingediend om de huidige deeltijders te ontzien. Dan zijn we ook van die perverse prikkel af.

De heerDe Rouwe (CDA):

In mijn afweging geldt het criterium dat beide groepen behoorlijk profiteren van een overheidsbijdrage. Ons principe "de basis op orde, de lat omhoog" geldt voor eenieder die overheidssubsidie ontvangt. Daarin verschillen de deeltijders helemaal niet van de voltijders. Beide keren hebben zij een beperkt collegegeld, en dat is goed. Maar het vraagt van hen een behoorlijke bijdrage en inzet. Natuurlijk verschillen deeltijders op een aantal punten van voltijders, maar als het gaat om de bekostiging is dat niet het geval.

De heerKlaver (GroenLinks):

De heer De Rouwe steekt zijn kop in het zand als een struisvogel, en blijft maar door papegaaien, terwijl het hem zou sieren als hij met een arendsoog zou kijken naar de beweringen die hij hier zojuist deed. Een student hoeft volgens hem niet direct te betalen, want hij kan een lening nemen. Hij zei dat ook in een interruptiedebatje. Ook al hoef je het pas later te betalen omdat je een lening neemt, het is een directe verplichting, die als het ware op de balans van de student komt te staan. De student moet vanaf dag één gewoon gaan betalen, en de manier waarop hij dat doet, is voor mij niet relevant. Hij krijgt daar niet direct beter hoger onderwijs voor terug.

De heerDe Rouwe (CDA):

Met alle respect, maar dit is een reactie op een debat dat we hier een kwartier geleden hadden. Kennelijk heeft de heer Klaver nog behoefte om nog een nabrander te geven. Dat mag, maar het is een beetje te laat. Hij stond net hier, en toen had ik het erover, maar toen reageerde hij er niet op. Nu is de reactie er, en daar neem ik kennis van.

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik kom hierop omdat de heer De Rouwe in een interruptie op de heer Van der Ham opnieuw zijn punt probeerde te maken. Hij zei dat studenten gebruik kunnen maken van een lening. Het feit blijft echter dat een student vanaf dag één verplicht wordt om de langstudeerboete te betalen. Dat punt wil ik markeren. Dat kan de heer De Rouwe onderstrepen.

De heerDe Rouwe (CDA):

Dat is ook onderstreept. Het is ook benoemd in het debat. Het grote verschil ten opzichte van de voorstellen van GroenLinks is dat GroenLinks het bij elke student wil doen, ongeacht ambitie of achtergrond. GroenLinks wil die studenten gewoon de basisbeurs ontnemen. Het CDA kiest ten principale voor een goede basis en verhoogt de lat voor studenten die langer studeren dan het grote gemiddelde.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Ik heb een vraag aan de heer De Rouwe. Kent hij het project Solar in Delft?

De heerDe Rouwe (CDA):

Dat ken ik.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Het zijn topambitieuze studenten. Heeft de heer De Rouwe met hen gesproken over dat het allemaal prima is dat ook zij beboet kunnen worden?

De heerDe Rouwe (CDA):

Ik heb met de studenten gesproken.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Wat vinden zij volgens de heer De Rouwe van dit voorstel?

De heerDe Rouwe (CDA):

Mevrouw Jadnanansing heeft er kennelijk de tijd voor genomen. Dat is prima. Ik heb onlangs nog met die studenten gesproken. Ik was bij hen op bezoek en ik was erg onder de indruk van hun ambities. Ik heb het niet eens over het voorstel gehad. Ik kan mij wel voorstellen wat zij ervan vinden. Zij vonden het aanvankelijk helemaal niks en staan er wellicht, met de overgang en zo, wat positiever in. Ik heb het vooral gehad over de mooie technieken en de dingen die zij bouwen.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Ik moet de heer De Rouwe teleurstellen. Zij zeggen met zijn allen dat een plek van Nederland in de top vijf van de kenniseconomieën zo de nek wordt omgedraaid.

De heerDe Rouwe (CDA):

Prima dat zij dat zeggen. Ik denk er anders over. Overigens wil ik het volgende gezegd hebben. In mijn ogen is er best veel ruimte voor dit soort mooie projecten. Het gaat niet alleen om de twee jaar uitstel. Dit soort voorstellen is echt iets voor het Profileringsfonds. Een topinstituut dat internationaal wil scoren moet er ook wat voor over hebben. Ik heb ook gezegd dat wat mij betreft het bedrijfsleven ook mag meedoen. Als het bedrijfsleven het zo belangrijk vindt dat er topstudenten zijn, waarom mogen zij dan niet bijdragen? Ik heb dat in eerste termijn ook gevraagd. Geef bedrijven de mogelijkheid om via profileringsfondsen extra gelden te geven of om misschien via de Geefwet mogelijk te maken om deze studenten te helpen. Ik ben ervan overtuigd dat wij zo een hogere kwaliteit onderwijs bereiken, de staatsschuld aflossen en blijven scoren met het Solarproject.

Devoorzitter:

Ik schors de vergadering tot 16.30 uur. Ik wil de woordvoerders graag even bij mij hebben. Om 16.30 uur gaan wij luisteren naar het antwoord van de staatssecretaris.

De vergadering wordt van 16.15 uur tot 16.30 uur geschorst.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Laat ik beginnen met een ontboezeming uit mijn jeugd, en wel naar aanleiding van het debatje rond de uitspraken van de heer Dijkgraaf over "Halbe" werk.

Ik liep als klein jongetje op het strand in Italië. Als mijn ouders of mijn zus dan riepen "Halbe!", lagen de Duitsers altijd in een deuk. Ik snapte daar nooit iets van, totdat ik Duits kreeg op de middelbare school. Een mooi moment was echter toen een Italiaanse aan mij vertelde dat "albe" in het Italiaans betekent "zonsopgangen".

Voorzitter, u begrijpt dat ik de uitspraak van de heer Dijkgraaf op die manier uitlegde, maar dat terzijde.

Ik hecht eraan om aan het begin van de tweede termijn goed uiteen te zetten dat het voorstel dat is gedaan, geen boete is. Er wordt constant gesproken over de "langstudeerdersboete". Boete, boete. Eerlijk gezegd, heb ik mij daar ook zelf aan bezondigd. In de stukken die naar de Kamer zijn gestuurd, hebben wij geprobeerd om helder te verwoorden dat het hierbij gaat om een opslag op het collegegeld. Een boete wordt opgelegd bij het strafrechtelijk of bestuursrechtelijk handhaven van een verbod. Laat helder zijn, dat hierbij geen sprake is van een te handhaven verbod op lang studeren. Er is wel sprake van sturing op financiële wijze, waarbij wij lang studeren proberen te ontmoedigen, maar lang studeren kan wel. Het is een keuze waarbij studenten geconfronteerd worden met een hoger, wettelijk, collegegeld. Dat is dus geen instellingscollegegeld. Er is dus geen sprake van een bestuursrechtelijke of strafrechtelijke boete. Ik hecht eraan om dat helder naar voren te brengen.

Een van de argumenten in een van de rapporten van het ISO en van Stibbe bevatte een redenatie over boete. Overigens vond ik die op zichzelf al opmerkelijk. Er werd namelijk gezegd dat, omdat er sprake is van een verhoogd collegegeld, er geen sprake is van fiscale aftrek en er dus sprake is van een boete. Dat is te vergelijken met een zwarte zwaan: als alle zwanen wit zijn en je ziet iets zwarts, dan is het dus geen zwaan. Dat hoeft niet zo te zijn. Nogmaals: het is geen boete, het is een opslag op het collegegeld. Je kunt immers gewoon lang studeren. Dat maken wij niet onmogelijk. Wij stimuleren echter dat je studeert in een termijn van C+1.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik begrijp wel waarom de staatssecretaris dat zegt, maar ik wil graag een parallel trekken. Het wordt niet onmogelijk gemaakt om hard te rijden, maar als je het toch doet, krijg je een boete. De redenering die de staatssecretaris gebruikt om het begrip "boete" weg te krijgen, is niet sluitend. Het is geen boete in wetstechnische zin, maar de staatssecretaris zal het mij eens zijn dat het wel als een boete kan worden ervaren door degene die te lang studeert.

StaatssecretarisZijlstra:

Te hard rijden is verboden. Wij verbieden niet om lang te studeren. Wij vinden dat studenten op een gegeven moment aangesproken moeten worden op hun studiegedrag. Daarom is er een opbouw van prikkels die studenten ertoe aanzet om een studie binnen een redelijke termijn af te ronden. Deze maatregel heeft daarmee te maken. In een eerder debat hebben wij al gesproken over het reisrecht van studenten. Ook op dat vlak willen wij een maatregel nemen. Zo ontstaat een trapje. Hierover heb ik nog een klein debatje gevoerd met de heer Klaver in een algemeen overleg. Het is een optelsom van prikkels die in de loop van de studietijd toenemen. Dat is wat voorligt.

In tweede termijn is ook ingegaan op enkele zaken die al in eerste termijn naar voren zijn gekomen, maar desalniettemin lijkt het mij verstandig om hier kort op in te gaan. De heer Van Dijk deelde mee een amendement in voorbereiding te hebben over C+2, zodat studenten die jaren vrij kunnen inzetten. Volgens de heer Van Dijk heeft dit amendement geen financieel effect, maar ik moet hem uit de droom helpen. Dat heeft het natuurlijk wel, als dat pas na twee jaar optelt. Het is nu zo dat je een jaar na de bachelorfase en een jaar na de masterfase in de langstudeersituatie terecht kunt komen, maar er zit een verschil in. Het loopt niet een-op-een gelijk.

Er is een belangrijk argument voor mij om te zeggen: doe dat nu niet. Als je de bachelor-masterstructuur serieus neemt, moet je de toewijzing doen op een bachelor en op een master. De studenten moeten na afronding van hun bachelor vrij zijn om te kiezen voor een masterstudie aan een andere universiteit. De ontvangende universiteit moet dan niet meteen worden geconfronteerd met iemand die in de bachelorfase al alles heeft opgebruikt, een voorbeeld dat de heer Van Dijk ook noemde. Dan denken ze: we hebben meteen een langstudeerder binnen de deur en daar hebben we geen zin in. Dat vind ik niet aan te bevelen. Het belangrijkste is: als je een bamastructuur hebt, en die hebben we, moet je ook daarop aansluiting te vinden, en dat doen we.

Door de heer Rouvoet, de heer Van Dijk en anderen is gevraagd wat het rendement is. Hoe zit het met die 25%? Mevrouw Jadnanansing zei dat dit een onderzoek van de Stichting OER was. Ik heb in eerste termijn het onderzoek van SEO genoemd, maar ik heb ook het onderzoek van het CPB uit 2004 genoemd. Dat zijn onderzoeken waaruit dit percentage naar voren komt.

In eerste termijn ben ik er al op ingegaan dat in het verleden ook instrumenten zijn toegepast, maar dat het daarbij ging om de keuze of iemand wel of niet ging studeren en hier om de keuze of iemand de studie op een kortere termijn gaat afronden. Dat is wezenlijk anders dan de maatregelen die in het verleden zijn genomen. Daarom geloven wij ook dat de onderzoeken van het CPB uit 2004 en van SEO, waarin dit recentelijk is aangetoond, wel degelijk relevante informatie bevatten en dus op waarheid berusten. Ik heb al gezegd dat wij dat gedragseffect gaan monitoren, zoals ook gebeurt bij andere wetten, laat dat helder zijn.

De heer Van der Ham en de heer Rouvoet zijn ingegaan op een vraag die ook steeds terugkomt: hoe staat het met de investeringen. Deze zitten in een enveloppe, zoals dat technisch heet. De heer Rouvoet vraagt of deze wel loskomen en gebruikte het woord "naïef". Ik geef onmiddellijk toe dat dit in het verleden niet altijd is gebeurd, zeg ik met een knipoog naar de heer Rouvoet, maar het is wel zo dat deze bedragen letterlijk in het regeerakkoord staan. Wanneer de minister van Financiën het idee opbrengt om ze niet uit te keren, is dat in strijd met het regeerakkoord en zal dat door de coalitiepartijen en de gedoogpartners geaccordeerd moeten worden.

Zekerheden zijn er nooit, zelfs niet als het op de balans staat. Ook als het op de balans staat, terwijl er een generiek probleem is, wat het geval zou zijn in de situatie waarover ik sprak, zal er altijd een discussie plaatsvinden tussen alle ministers en de minister van Financiën over de vraag waar aanvullend bezuinigd kan worden. Ik zie niet dat er een verschil is tussen de situatie dat het in een envelop zit of dat het op de begroting staat. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat zowel de minister van Financiën als de minister-president in eerdere debatten heeft laten weten dat bij een generieke problematiek niet de methodiek zal worden gevolgd dat eerst de enveloppes worden geschrapt, maar dat er dan wordt gekeken naar deze generieke problematiek.

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter. We zijn nog niet bij de moties. De staatssecretaris zou natuurlijk zeer geholpen zijn met het aannemen van de motie die ik heb ingediend. In deze motie wordt gezegd dat de Kamer achter de staatssecretaris staat als het gaat om het handhaven van de ambitie die in het regeerakkoord staat. Die ambitie mag, wat D66 betreft, best hoger zijn. Maar goed, laten we het in ieder geval vastpinnen op wat er nu staat. Ik neem aan dat de staatssecretaris zich daardoor heel erg gesteund voelt.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Als de heer Van der Ham warme woorden uitspreekt over het beleid van het kabinet, voel ik mij natuurlijk gesteund. Als hij het niet erg vindt, kom ik er zo meteen bij de behandeling van de moties op terug. Ik kan al wel een klein tipje van de sluier oplichten door te zeggen dat zijn motie datgene wat hij net trachtte te verwoorden, niet helemaal uitspreekt. Als hij het niet erg vindt, kom ik daar bij de moties nader over te spreken.

De heerVan der Ham (D66):

Ik heb overigens wel de disclaimer in mijn praatje richting de staatssecretaris neergelegd dat ik natuurlijk graag had gezien dat er meer geld in het hoger onderwijs zou worden gestoken.

StaatssecretarisZijlstra:

Dat was mij niet ontgaan.

De heerVan der Ham (D66):

Dat dacht ik al.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Dit lijkt me niet het debat om over de systematiek van aanvullende posten en enveloppen door te spreken. Mijn opmerking was oprecht als een waarschuwing bedoeld. Ik zeg niet in flauwe zin maar met dezelfde knipoog terug: ook de huidige minister van Financiën weet dat het ook anders kan en dat zelfs opmerkingen over enveloppen niet altijd veilig zijn. Ik heb het gezegd, omdat ik oprecht hoop dat de staatssecretaris gelijk krijgt. Die investeringen zijn in het hoger onderwijs immers ook nodig. Vandaar mijn opmerking in tweede termijn.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik ga er niet van uit dat een situatie als deze zich voordoet. Men weet allen dat je een beetje voorzichtig moet zijn met als-dansituaties, dat je die vooral moet oplossen wanneer iets zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Nogmaals, het staat in het regeerakkoord. Dat vereist ook instemming van coalitiepartners en gedoogpartner. Op dat moment zullen wij die discussie voeren. Dat het geen wet van Meden en Perzen is, geef ik de heer Rouvoet onmiddellijk na.

Een van de punten die pregnant terugkwamen in dit debat, was het verschil tussen het amendement van de heer Dijkgraaf en het amendement van de heer Rouvoet inzake een jaar uitstel. De kernvraag is: wat is nu het verschil tussen deze amendementen? Ik zou heel flauw kunnen zijn en kunnen zeggen: als er geen verschil is, en er ligt een amendement, waarom zou er dan een ander amendement worden ingediend? Er is echter wel degelijk een verschil. In het amendement van de heer Dijkgraaf wordt gekozen voor een techniek waarbij in het eerste jaar een nultarief wordt ingevoerd, maar het tarief in het tweede jaar € 3000 hoger is. Dat wordt in de wet vastgelegd. Uit mijn hoofd wordt het wettelijk verhoogde collegegeld dan € 4.718. Daarmee staat het bedrag in de wet. Dat spreekt het kabinet zeer aan. Als wij op een later moment tot een ander verhoogd collegegeld willen komen, doen wij dat per AMvB. Dat staat ook in de wet.

Daar maakt ook de heer Rouvoet in zijn amendement feitelijk gebruik van. Hij schrapt echter het vastleggen van het bedrag in de wet. Hij zegt: we gaan per AMvB het verhoogde collegegeld vaststellen en de invoeringsdatum is één jaar later. Dat brengt met zich dat wij een AMvB moeten slaan. In het amendement van de heer Dijkgraaf hoeft dat niet. De heer Rouvoet heeft gesproken over een wetgevingseconomie. Het is wat ons betreft niet heel verstandig om een alternatief amendement over te nemen als er al een amendement ligt dat keurig doet wat wij als regering ook willen ondersteunen. Met dat alternatieve amendement komen wij weliswaar ook op 1 september 2012 uit, maar moeten wij additioneel een AMvB slaan en moeten wij ook nog een deel van de wet in werking laten treden op 1 september 2011. Dat zijn namelijk de reparatiedelen. Dit deel komt dan later. Dan hebben we ook nog een amendement van de heer Van der Ham, de heer Dijkgraaf en mevrouw Lucas dat door dit amendement dan automatisch feitelijk een jaar later ingaat. Die wordt namelijk niet ondervangen. Als ik het dan heb over helderheid, eenduidigheid en eenvoud in wetgeving, dan prefereert het kabinet het amendement van de heer Dijkgraaf.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik waardeer het in ieder geval dat de staatssecretaris inhoudelijk op het amendement ingaat. Hij is de eerste in dit debat die dat doet en niet blijft steken in de flauwe reactie. Dat stel ik op prijs. Als je mijn amendement afzet tegen het door het amendement-Dijkgraaf geamendeerde wetsvoorstel, dan heeft de staatssecretaris gelijk. Mijn amendement kan echter niet reageren op de geamendeerde wet, maar reageert op het wetsvoorstel. De redenering die het kabinet nu bij monde van de staatssecretaris neerlegt, ziet toch niet op het wetsvoorstel zoals dat door hemzelf is ingediend? Daar haak ik bij aan. In die systematiek zeg ik dat het eenvoudiger kan. Als wij geen AMvB willen, kan het in de wet worden vastgelegd. Dat was echter niet de keuze van de regering. Vanuit de parlementaire medewetgevende taak is het technisch ook niet mogelijk om een amendement anders in te dienen dan op het wetsvoorstel en dus niet op een verondersteld reeds aangenomen amendement. Daarom luidt mijn amendement zoals het nu luidt.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik beschouw het amendement van de heer Rouvoet op het wetsvoorstel zoals door ons ingediend. Anders zou het een buitengewoon interessante constructie worden; wij zouden dan eerst over het amendement moeten stemmen voordat wij überhaupt aan het debat beginnen. Dat wordt wat moeizaam. Het punt is dat het amendement van de heer Rouvoet het wettelijk collegegeldtarief voor 2011 uit de wet schrapt. Hij haalt de verhoging van € 3000 vanaf 2011 die nu in het wetsvoorstel staat, eruit. Hij regelt dat er in 2012 een verhoogd collegegeld komt, maar niet de hoogte van het bedrag. Dat staat er niet in, dus dat moet per AMvB. Het amendement van de heer Dijkgraaf, ook een amendement op het door ons ingediende wetsvoorstel, haalt het ingaan van € 3000 per 2011 eruit maar regelt onmiddellijk dat het tarief in 2011 nul is en borgt tevens dat het tarief in 2012 is neergelegd. Mocht het kabinet of mochten volgende kabinetten, de systematiek van de wet volgend, op een later moment besluiten om het tarief aan te passen, dan regelt het amendement ook dat dit per AMvB kan. Met het amendement van de heer Rouvoet verdwijnt het bedrag uit de wet. Daardoor zouden wij een additionele AMvB moeten slaan om ervoor te zorgen dat in 2012 daadwerkelijk € 3000 extra kan worden geheven. Vanuit de wetseconomie waarover ook de heer Rouvoet zelf sprak, is dat naar onze mening niet echt verstandig.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Wat verzet zich er dan tegen, als wij een jaar uitstel willen realiseren, om de verhoging van € 3000 per 1 september 2012 in de wet op te nemen in plaats van te werken met een nultarief in het eerste jaar? Dat is toch materieel hetzelfde, of zie ik dat verkeerd?

StaatssecretarisZijlstra:

Wil de heer Rouvoet dat nog even herhalen?

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik heb aangehaakt bij de systematiek die er lag en heb geprobeerd om het uitstel eenvoudiger vorm te geven. Ik begrijp dat het niet hoeven maken van een AMvB een doorslaggevend punt is. De allereenvoudigste oplossing zou zijn om de verhoging van € 3000 simpelweg per 1 september 2012 in de wet op te nemen in plaats van per 1 september 2011 een nultarief in te voeren en vervolgens per 1 september 2012 € 3000 erbij te doen. Wat verzet zich nu tegen die eenvoudige lijn? Ik probeer zicht te krijgen op de redenen voor de gehechtheid aan het nultarief. Ik heb dat tot nu toe nog niet.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik gaf net al aan waarom het amendement-Dijkgraaf naar onze mening beter is. De heer Rouvoet kan weer een aanvullend amendement indienen waarbij hij alsnog die € 3000 in de wet bouwt, maar dan – en dat is niet om flauw te doen – komt de volgende gedachte in mij op. Ik heb begrepen dat de heer Rouvoet hetzelfde beoogt als de heer Dijkgraaf. Er ligt een amendement waarvan iedereen hier zegt dat het klaar is. Ik snap eerlijk gezegd op een gegeven moment ook niet meer waarom wij, terwijl wij een amendement hebben liggen dat door de regering is omarmd en dat feitelijk uitvoert wat ook de heer Rouvoet wil, een heel lange discussie voeren om nog weer allerlei slagen te maken om een alternatief amendement te laten vliegen. Met alle respect voor de heer Rouvoet, maar ik vond de uitspraak van de heer Van der Ham, die zijn steun uitsprak voor het amendement, verhelderend. Hij draaide het om en zei: de regering wil de druk erop hebben want zij vertrouwt er niet op dat de AMvB goed wordt geslagen en dat er op een later moment nadere inzichten zijn, want dan kunnen wij het nog voorkomen. Toen dacht ik bij mijzelf: nu komt de aap uit de mouw! De heer Rouvoet heeft aangegeven dat dit voor hem niet geldt. Toch neem ik dat mee in mijn overweging.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik wil dat graag toelichten, want daar heeft de staatssecretaris recht op. Er zit wat mij betreft geen politiek verhaal onder. Wel heb ik aangegeven dat er een principieel argument meeloopt, namelijk of degenen die op 1 september aanstaande een jaar vertraging hebben opgelopen, mogen worden aangemerkt als langstudeerders, met de geruststellende boodschap dat zij nu nog een boete van nul krijgen. Naar mijn mening zou het uitgangspunt moeten zijn, voortvloeiend uit het advies van de Raad van State en gelet op de rechtszekerheid, dat degenen die op 1 september 2011 volgens de regering die verhoging zouden moeten krijgen de kwalificatie "langstudeerder" niet mogen krijgen nu de verhoging een jaar wordt uitgesteld. Die kwalificatie zou in strijd zijn met de rechtszekerheid, ook al wordt er een boete van nul geheven.

StaatssecretarisZijlstra:

Daarom ben ik mijn bijdrage begonnen met aan te geven dat wij het niet over een boete hebben. Dat is in deze discussie essentieel. Als het een boete was, zou er sprake zijn van een verbod en zouden wij de mensen in feite aangeven omdat zij iets doen wat niet is toegestaan. Dat is hier niet het geval. In die zin is er geen sprake van het principiële punt dat de heer Rouvoet aangeeft, namelijk dat mensen "gebrandmerkt" worden als langstudeerder. Het is geen overtreding. Het geeft misschien een voorwaarschuwing, maar het heeft geen enkele titel.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Laten wij nu niet voor het punt weglopen. Het gaat mij niet om het woord "boete". Ik heb het verhaal van de staatssecretaris goed gehoord. De redenering van de Raad van State is dat men geen wetsvoorstel kan indienen waarin wordt opgenomen dat iemand een langstudeerder is, waarbij de betrokkene aan die kwalificatie en een eventueel daaraan gekoppelde verhoging van het wettelijk collegegeld – ik heb het woord "boete" nu niet gebruikt – niet meer kan ontkomen. Dat zijn twee componenten. De staatssecretaris kan wel zeggen dat het niet zo belangrijk is of de betrokkene wel of niet een langstudeerder wordt genoemd nu de verhoging van het collegegeld er niet meer aan vastzit, maar ik vind dat wel belangrijk. Dat hoort immers niet, want de mensen kunnen aan die kwalificatie en dat stempel niet meer ontkomen. Ik vind dat die kwalificatie pas gebruikt mag worden vanaf 1 september 2012. Om die reden heb ik mijn amendement ingediend. Langs de route van het amendement van de heer Dijkgraaf wordt dit niet bereikt. Volgens dat amendement ben je wél langstudeerder en kun je daar niet meer aan ontkomen.

StaatssecretarisZijlstra:

Nogmaals: het heeft geen titel. Het is geen overtreding of wat dan ook. Daarom ziet het kabinet het door de heer Rouvoet ingebrachte bezwaar niet. Wij vinden dat het voorliggende amendement dit prima regelt. Wij hebben dit ook willen faciliteren middels de brief die wij hebben gestuurd. Ik vind het belangrijk om te constateren dat zowel de heer Rouvoet vanuit de ChristenUnie als de heer Dijkgraaf vanuit de SGP heeft aangegeven dat het kernpunt is hetgeen wordt ingevuld in de brief van het kabinet van vorige week woensdag, namelijk dat de € 3000 verhoging een jaar later ingaat. Ik denk dat dit de gemene deler is. Dan houden wij een klein verschil over, want de heer Rouvoet wil liever niet dat mensen het stempeltje van langstudeerder krijgen. Daarvan zegt het kabinet dat dit uiteindelijk geen titel voor een overtreding is. Wij zien dan ook geen reden om op grond van dat argument een ander standpunt in te nemen.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Dan een laatste vraag. Ik heb daar al een opmerking over gemaakt. Ik accepteer wat de staatssecretaris zegt. Wij zijn het over het laatste punt niet helemaal eens, maar de staatssecretaris geeft vrij inhoudelijk aan waar het verschil zit. Is het wel de bedoeling om de betrokkenen te berichten, als waarschuwing of anderszins, dat zij per 1 september langstudeerder zijn, maar nog geen verhoging krijgen? Of zit die administratieve rompslomp daar niet aan vast?

StaatssecretarisZijlstra:

Wij hebben op dit moment geen voornemen om alle betrokkenen een brief te sturen waarin wij zeggen dat zij moeten oppassen omdat zij langstudeerder zijn. Ik heb de indruk dat het bij de studenten redelijk is doorgedrongen dat er een langstudeerdersmaatregel aankomt, dus wij hoeven dat misschien niet meer per brief te doen. Gelet op de administratieve lastendruk ontraad ik het sturen van een brief. Ik denk dat het een onnodige exercitie zal zijn. Als echter de Kamer in meerderheid iets anders zou besluiten en eraan hecht dat wij wel een brief sturen, dan zullen wij de Kamer serieus nemen. Dan kom ik nu op een punt dat in de eerste termijn voorbijkwam en dat tot onduidelijkheid leidde in een debat tussen mij en de heer Van der Ham, namelijk collegegeldvrij studeren. Ik dank mevrouw Lucas en de heer Van der Ham voor het stuk dat zij hebben overhandigd. Het lijkt mij verstandig om eerst naar dit stuk te kijken en vast te stellen waar wij het nu over hebben. Over welke groep mensen gaat het? Welke financiële implicaties zitten er eventueel aan vast? Wij zullen dat doen. Mevrouw Lucas gaf zeer ambitieus aan dat zij graag uitsluitsel wil hebben voor 1 juni. Dat gaan wij niet redden. Ik zeg in alle oprechtheid dat wij op dit moment hard werken aan de uitwerking van de strategische agenda. Wij gaan proberen om een en ander mee te nemen in de strategische agenda, die eind juni naar de Kamer komt, ervan uitgaande dat er niet allerlei moeilijkheden uit voortkomen. Ik kan echter niet toezeggen dat het voor 1 juni lukt. Ik wil graag dingen toezeggen die ik kan waarmaken, en dit kan ik niet waarmaken.

MevrouwLucas (VVD):

Als wij er schriftelijke vragen over hadden gesteld, zou de termijn van beantwoording ook ongeveer in juni hebben gelegen. Ik zie liever niet dat het in de strategische agenda wordt meegenomen, want dan sneeuwt het volgens mij onder. Ik wil graag apart antwoord hebben op de vragen die zijn gesteld.

Voorzitter: Bosma

StaatssecretarisZijlstra:

Ik ben best bereid om apart antwoord te geven, maar het kernpunt is dat dit voor 1 juni niet lukt, omdat ik ook met de strategische agenda bezig ben. Mevrouw Lucas zei dat zij ook schriftelijke vragen had kunnen stellen. Ik heb het stuk nog niet in detail doorgelezen, maar ik vind dat het iets meer inhoudt dan schriftelijke vragen. Als men het mij niet euvel duidt, wil ik er de aandacht aan besteden die naar mijn mening de inspanning van Kamerleden waard is. Voor een goede beantwoording willen wij eerst inhoudelijk naar het stuk kijken en bezien wat echt de mogelijkheden zijn. Als de Kamer een aparte brief wil hebben, is dat geen probleem, maar dit is de termijn waarop wij het op zijn vroegst kunnen waarmaken. Ik moet de strategische agenda ook gewoon afmaken.

MevrouwLucas (VVD):

Ik kan leven met de termijn rond de strategische agenda. Ik wil het wel graag in een aparte brief, omdat het echt een apart voorstel is, dat ik apart beoordeeld wil zien.

StaatssecretarisZijlstra:

Dat gaan wij doen.

Ook de deeltijdkwestie is ruimschoots aan de orde gekomen in eerdere debatten. De heer Van Dijk gaf in zijn bijdrage aan dat de deeltijdstudenten hun studiefinanciering verliezen en dat het dus geen ontsnappingsroute is. Het punt is alleen dat mensen hun studiefinanciering al kwijt zijn op het moment dat zij langstudeerder worden. Dus is het wel degelijk een overweging om deeltijder te worden en daarmee is het wel degelijk een ontsnappingsroute ... Ik zie de heer Van Dijk nu naar de interruptiemicrofoon lopen en ik wil dat wel faciliteren. Overigens gaat de voorzitter daarover.

Devoorzitter:

Als de heer Van Dijk naar de interruptiemicrofoon loopt, vallen wij allemaal stil.

Het woord is aan de heer Van Dijk.

De heerJasper van Dijk (SP):

Die quote komt vergroot boven mijn bed, voorzitter.

Ik vroeg mij af of de staatssecretaris klaar was met het onderdeel "deeltijders". Anders wacht ik liever even met mijn interruptie.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik heb nog een korte opmerking daarover. In de eerste termijn heb ik het gehad over de vraag: wat is nu een deeltijder? In artikel 7.7 van de WHW staat dat een opleiding kan worden ingericht als een voltijdopleiding, een deeltijdopleiding of een duale opleiding. Wat wordt verstaan onder een deeltijdopleiding of een voltijdopleiding staat niet nader gedefinieerd in de WHW. Het wordt nu gebracht alsof het bijna per definitie een probleem is, maar het heeft ook een enorm groot voordeel, omdat instellingen de vrijheid hebben om maatwerk te bieden op het gebied van deeltijdopleidingen. Zij kunnen aansluiten bij vragen uit het bedrijfsleven of andere afnemers uit het veld. Die vrijheid hebben zij. Het leidt ook tot een zeer gedifferentieerd beeld. Mevrouw Jadnanansing en de heer Dijkgraaf vroegen in hoeverre de formulering in de wet – die er bijna niet is – aansluit bij de praktijk. De weging van die twee zaken wil ik maken. Dat heb ik aan de Kamer toegezegd, om te bezien welke dingen wij nu belangrijker vinden. Ik vind het heel belangrijk dat het maatwerk er is. Ik vind ook dat wij eens in de zoveel tijd serieus moeten bezien of de wetgeving nog doet wat wij ermee beogen. Dat gaan wij doen. Wij weten nog niet of dat leidt tot aanpassing. Dat zal moeten blijken. Daar zal de Kamer op dat moment ook een mening over hebben. Of er dan implicaties zijn voor de lopende regelgeving, zal eveneens op dat moment blijken. Ik wil ook iets doen op het gebied van leven lang leren. De heer Klaver wees daarop. In de brief met daarin de reactie op het rapport-Veerman heeft het kabinet aangegeven dat het aan het onderzoeken is of je bijvoorbeeld collegegeldkrediet kunt verstrekken op het gebied van leven lang leren. Is de formulering van deeltijd dan misschien een hindernis? Dat soort afwegingen willen we maken. We gaan die heel breed maken en kijken wat de implicaties zijn. Dan kom ik terug naar de Kamer en dan zullen we zien wat er wel of niet moet gebeuren. Ik vind het maatwerk heel belangrijk. Dat wil ik toch nogmaals benadrukken.

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik waardeer het dat de staatssecretaris erkent dat de deeltijders een aparte categorie vormen, waarnaar goed gekeken moet worden. Het is ook wel handig dat hij door deze constructie te bedenken, de deeltijder laat meenemen in de Wet langstudeerders. Daarnaast gaat hij bestuderen hoe een en ander gezien moet worden in het kader van leven lang leren. Mijn zorg is dat de deeltijdstudent daarmee alsnog een groot risico loopt dat hij getroffen wordt door de langstudeerdersmaatregel. Het argument van CDA en VVD dat er een eind moet komen aan het te lang studeren, gaat niet op voor de deeltijders. Ze zijn echt een andere categorie dan de voltijdstudent die, om wat voor redenen dan ook, langer studeert. Dat wil ik graag erkend zien. Dan is mijn laatste poging om u te vleien, laten we het zo zeggen ...

Devoorzitter:

U kunt mij vleien door via de voorzitter te spreken.

De heerJasper van Dijk (SP):

Dat is ook zo, ja. Het moet niet te dol worden allemaal. Ik heb een amendement gemaakt om alleen de huidige deeltijdstudenten te ontzien. Daarmee ontloop je die perverse prikkel.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik heb al eerder aangegeven dat wij geen reden zien om onderscheid te maken tussen deeltijd en voltijd in het voorliggende wetsvoorstel. Ik vond ook wat de heer De Rouwe zei een waar woord: men gebruikt uiteindelijk dezelfde overheidsbekostigde instellingen. Daar mag je dan ook consequenties aan verbinden. Het amendement dat de heer Van Dijk heeft ingediend voorziet erin, de deeltijders die nu op een opleiding zitten, uit te zonderen. Daarvoor heb ik nu geen enkele inhoudelijke aanleiding. Het is ook maar afwachten of de exercitie, die ik net en in eerste termijn al heb genoemd, aanleiding zal geven om hier iets aan te doen. Het gaat immers om wezenlijk andere zaken. Het gaat om leven lang leren, het gaat om de vraag in hoeverre wij het maatwerk dat nu belangrijk is – een punt waar ik zeer aan hecht – boven een nadere definiëring van eventuele deeltijdcategorieën stellen. Er is geen eenduidige deeltijder, zeg ik tegen de heer Van Dijk. Hij schetste in zijn bijdrage een beeld alsof iedere deeltijder iemand is die een drukke baan heeft, een gezin, vier hobby's erbij en die daarnaast ook nog een studie doet. Dat beeld is niet correct, want er is een veelheid aan deeltijders. Sterker nog, over het algemeen hebben studenten die de studie naast een baan doen ook een hoog studietempo, onder meer vanwege de discipline die zij aan de dag moeten leggen.

Devoorzitter:

Afrondend de heer Van Dijk.

De heerJasper van Dijk (SP):

Het feit dat deeltijdstudenten heel verschillend zijn, wil ik niet ontkennen, maar het is geen argument om dan maar te zeggen: we gaan ze allemaal belemmeren, we gaan ze allemaal meenemen in deze langstudeerdersmaatregel. Dan zou je ook kunnen zeggen: we gaan kijken welke groepen een legitiem argument hebben. Dat kost echter weer een hoop tijd. Daarom heb ik juist een soort service verleend door te zeggen: ontzie dan de huidige deeltijdstudenten. De staatssecretaris zegt nu geen aanleiding te hebben, maar wat dacht hij van de 9000 studenten in het hbo die een onderwijsmaster in deeltijd volgen? De heer Zijlstra is ook staatssecretaris van leraren. Hij heeft er een groot belang bij dat er goede docenten voor de klas staan. Dat vinden wij allemaal heel belangrijk. Door deze wet kan dat wel eens hardnekkig belemmerd worden. Dat moeten we toch niet hebben.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Ik apprecieer het dat de heer Van Dijk in zijn argumentatie persisteert, maar dat doe ik ook als hij mij dat niet euvel duidt. Ik heb al aangegeven dat wij om een aantal redenen die ik niet ga herhalen, vinden dat deeltijders en voltijders in deze wet gelijkgeschakeld moeten worden. Ik heb geen aanleiding om dat voor nieuwe én zittende deeltijders per amendement te wijzigen. Ik blijf dus bij mijn eerder uitgesproken oordeel dat het amendement van de heer Van Dijk op dat punt moet worden ontraden.

De heer Van der Ham maakte een opmerking over het minister van Financiën. Daarop ben ik bij de heer Rouvoet ingegaan.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Van der Ham over de rechtszekerheid en de onmiddellijke uitvoering van de wet hecht ik eraan om het beeld weg te nemen dat voor alle wetten met financiële consequenties die wij invoeren, een cohortbenadering wordt gekozen. Dan zou het heel lang duren voordat wij zaken in dit land konden veranderen. Het gebeurt dus regelmatig dat wij in dit huis wetten aannemen die onmiddellijk ingaan, soms zelfs met terugwerkende kracht. Het feit dat wetten een onmiddellijke werking hebben is, in tegenstelling tot wat ik proefde in de woorden van de heer Van der Ham, niet per definitie in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Ik zou willen zeggen: zeker niet. Ik hecht er dus aan om het eventuele beeld weg te nemen dat het in dit huis normaal is om altijd met uitstel en cohortsgewijs te werken, want dat is zeker niet het geval, dus ook niet in dezen.

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter. Die opmerking heb ik volgens mij ook niet tegen de staatssecretaris gemaakt. Er zitten natuurlijk een heleboel haken en ogen aan dit wetsvoorstel, wat de rechtszekerheid betreft en gezien de vraag of dit wel de beste methode is om studenten mee te laten betalen aan hun eigen onderwijs. Hoe dan ook, de inkt van het coalitieakkoord is nog nat, dus nu kan de coalitie dit er nog even snel doorheen krijgen. Het lijkt alsof zij denkt: het gaat volgend jaar eigenlijk pas in, dus we hebben helemaal niet zo veel haast. Mijn analyse is dat het er toch even snel doorheen moet worden gehaald en dat in ieder geval moet worden vastgelegd dat de wet ingaat, zodat die moeilijk kan worden teruggedraaid mochten er komend jaar nieuwe inzichten zijn. Dat zien we wel vaker. In de vorige kabinetsperiode hebben we dat gezien met de Winkeltijdenwet, waarin ook uitstel van invoering is bepaald. We zitten er nog niet eens in, maar die wet is er wel doorheen gegaan, dus we zitten eraan vast. Dit zijn politieke trucs om ervoor te zorgen dat je toch je zin krijgt, terwijl je misschien in je achterhoofd hebt dat het wel eens anders kan lopen als je er wat langer over doet. Natuurlijk gaat de staatssecretaris dit niet bevestigen, maar ik had gewoon zo'n gedachte.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Ik apprecieer het altijd als de heer Van der Ham ons meeneemt in zijn gedachten, maar zij leiden niet tot nadere overwegingen aan mijn zijde, als u het mij niet euvel duidt.

Mevrouw Jadnanansing en de heren Rouvoet en De Rouwe hebben gevraagd of het profileringsfonds groot was. Mevrouw Jadnanansing zei al dat het soms wel leek of het oneindig was. Er is niet zoiets als een specifieke uitkering voor het profileringsfonds; het zit in de lumpsum. Het kan dus per instelling verschillen, zoals ik in eerste termijn heb aangegeven. Ik heb toen ook aangegeven dat ik zou inventariseren wat er grosso modo wordt uitgegeven aan dat fonds. Ik heb niet eens een belrondje hoeven doen, want er is een goed onderzoeksrapport beschikbaar over het functioneren van het profileringsfonds. Dat is in juni 2010 naar de Kamer gestuurd. Er blijkt uit dat er zo'n 15 mln. is uitgekeerd en dat er een fors verschil zit tussen hbo-instellingen en universiteiten. In het hbo wordt er gemiddeld zo'n 114.000 en in het wo zo'n 850.000 per instelling uitgekeerd. Overall wordt daarvan zo'n 12,6 mln. aan bestuursbeurzen besteed en zo'n 2,5 mln. aan overige categorieën. Dit leidt tot 15,1 mln. aan gelden voor het profileringsfonds. Daarnaast besteedt men aan diverse instellingen ook nog zo'n 1,7 mln. aan voorzieningen voor bijvoorbeeld topsporters. Die worden dus niet gefinancierd uit het profileringsfonds an sich en vallen niet binnen de wettelijke bepalingen van het profileringsfonds. Het is ook geen groep die binnen het profileringsfonds valt, maar bij sommige instellingen zijn er wel topsportersregelingen.

Ik zeg dus ook tegen topsporters: gebruik je keuzevrijheid! Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor studenten die niet aan de Erasmus Universiteit willen gaan studeren omdat zij daar binnen één jaar alle studiepunten moeten halen. Ook zij kunnen hun keuzevrijheid gebruiken. Ik zeg dit naar aanleiding van het door de heer Van Dijk genoemde voorbeeld uit Rotterdam. Alle studenten kunnen kiezen voor een instelling met beleid waarbij zij zich het meest prettig voelen. Dit geldt voor topsporters, maar ook voor ambitieuze studenten. Zij kunnen zeggen: ik wil gaan voor een ambitieus programma waarin ik word geprikkeld en waarin mijn ambities worden gesteund.

De heer Van Dijk stelde dat als een student in Rotterdam ziek wordt, hij van de opleiding wordt verwijderd. Het komt mij voor dat dit niet het geval is. Overigens moeten wij de details over dit initiatief nog krijgen van de Erasmus Universiteit. Daar zet men een programma neer voor heel ambitieuze studenten. Stel dat daar een heel goede student een paar maanden ziek wordt en het daardoor net niet haalt. Ik kan mij niet voorstellen dat de Erasmus Universiteit dan zegt: u bent heel goed, dat zien ook wij, maar toch moet u weg. Ik kan mij dat niet voorstellen, ondanks dat het het goed recht van de universiteit is om dat te zeggen. Ik zou het onverstandig vinden als men zo handelde. Wij zullen zien hoe dit nader wordt uitgewerkt.

De Erasmus Universiteit zet een programma neer voor studenten die er echt voor willen gaan. Studenten worden daar veel meer geprikkeld. Er worden meer lesuren ingezet en er wordt meer uitgegaan van zelfstudie. De universiteit redeneert: studenten moeten ook terugleveren door gewoon in één jaar alle studiepunten te halen. Ik vind dat een heel goede ontwikkeling. Daarmee wordt de diversiteit gecreëerd waarover ook in het rapport-Veerman wordt geschreven. Verschillende instellingen moeten verschillend beleid neerzetten, waardoor studenten kunnen kiezen wat ze het meeste aanspreekt.

De heerJasper van Dijk (SP):

De staatssecretaris vindt het aantrekkelijk dat een universiteit een soort spierballenopleiding neerzet. Er zitten echter wel twee gaten in zijn redenering. In de eerste plaats weet hij dus niet hoe het precies werkt. Hoe zou het zitten met zo'n geniale student die een weekje griep heeft? Wordt hij verwijderd? Volgens mij vinden wij dat pijnlijk. Daarmee wordt gepleit voor wat in mijn motie wordt gevraagd. Daarin dring ik er namelijk op aan, de regeling te versoepelen.

In de tweede plaats wijst de staatssecretaris op de keuzevrijheid. Hij zegt: een student kan toch voor een andere opleiding kiezen? Ik wil hem in reactie daarop wijzen op twee scenario's. In de eerste plaats wil de Erasmus Universiteit dit volgend jaar voor al haar opleidingen laten gelden. In de tweede plaats zouden andere universiteiten zomaar geïnspireerd kunnen raken door wat er in Rotterdam gebeurt. Dit is namelijk een goede manier om studenten snel af te werken en de beste over te houden. Als dat gebeurt, klopt het argument niet meer dat de staatssecretaris gebruikt. Hij zou er dus in ieder geval bezwaar tegen moeten maken als andere universiteiten dit zouden overnemen.

StaatssecretarisZijlstra:

Als de Erasmus Universiteit dit volgend jaar voor alle studies zou willen invoeren, zou ik ook dat een goede ontwikkeling vinden. De student kan immers niet alleen kiezen voor een opleiding op een bepaalde universiteit, maar hij kan ook kiezen tussen de verschillende universiteiten en hbo-opleidingen in Nederland en zelfs in Europa. Ik vind het dus heel goed dat de Erasmus Universiteit op basis van de conclusies van het rapport-Veerman de koe op deze manier bij de hoorns vat. Men wil dit stevig neerzetten. In Rotterdam gebeurt wat de essentie is. Daar wordt namelijk een profiel neergezet voor uitdagend maar ook selectief onderwijs. Ik vind dat heel goed. Andere universiteiten zullen soms voor vergelijkbare profielen kiezen, maar ongetwijfeld soms ook voor andere profielen. Bij profilering zal namelijk niet iedereen hetzelfde aanbieden. Wij willen juist dat er diversiteit ontstaat. Dat zien wij dus nu gebeuren. Bij de ene opleiding gaat men juist voor dit type zaken, terwijl een andere universiteit zich wellicht meer in de breedte zal profileren. De universiteiten hebben de vrijheid om dat te doen. Ik vind het heel goed dat zij die vrijheid gebruiken.

De heerJasper van Dijk (SP):

De staatssecretaris en ik verschillen van mening, net als zojuist. Dat mag in de politiek. Ik stel in ieder geval vast dat hij het niet wenselijk zou vinden als andere instellingen dit massaal zouden overnemen. Dan zou zijn redenering over de keuzevrijheid namelijk niet meer kloppen. Dit is een schrale troost. Verder weten de staatssecretaris en ik niet precies hoe de regeling zal uitwerken. Daarom zou ook de staatssecretaris moeten willen dat er heel goed wordt bekeken hoe dit uitpakt. Hij wil geniale studenten immers niet ontmoedigen.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik zeg nogmaals dat deze regeling volgens mij vooral een uitdaging is voor geniale studenten. Dat is positief. Ik ben het met de heer Van Dijk eens dat wij de details over dit initiatief nog tot ons moeten nemen. Daarbij heb ik al gezegd dat ik het mij niet kan voorstellen dat als een onderwijsinstelling te maken heeft met heel goede studenten die door ziekte een aantal punten niet gehaald hebben, zij meteen heel zwart-wit het zwaard van Damocles laat zakken. We moeten zien hoe de universiteit in Rotterdam hieraan invulling geeft. Wij wachten dit rustig af, maar grosso modo is dit naar mijn oordeel een goede ontwikkeling.

Ik kwam op deze discussie naar aanleiding van het profileringsfonds. Laat de systematiek daarvan helder zijn. Ik heb zojuist gezegd welke bedragen eraan besteed worden. Daarmee heb ik ook invulling gegeven aan wat ik vorige week in de eerste termijn feitelijk al had beloofd. Wanneer wordt het profileringsfonds toegepast? Dadelijk kom ik ook op het amendement dat de heer Rouvoet heeft ingediend. Laten we de volgorde in ogenschouw nemen. De langstudeerdersboete … Ik zeg "boete", maar bedoel natuurlijk langstudeerdersmaatregel. Nou zeg ik het zelf verkeerd; dat moet ik toch zien te voorkomen. Met de langstudeersmaatregel heb je zowel in de bachelor als in de master een jaar uitloop. Zolang je binnen die termijn blijft, is er dus helemaal geen reden om naar het profileringsfonds te gaan. Daarnaast is er een selectieve groep studenten die een extra jaar krijgen, de studenten met een functiebeperking en bepaalde chronische ziekten. De heer Van Dijk leek te suggereren dat ik hiermee een willekeurige uitzondering maak, maar dat is niet zo. Wij sluiten een-op-een aan bij de uitzondering die ook in de studiefinanciering gemaakt wordt voor deze groep. Als een student niet tot een van bovengenoemde groepen behoort, kan de student bij een profileringsfonds terecht. Wij vinden het amendement van de heer Rouvoet op stuk nr. 35 over de hardheidsclausule, dat ervoor moet zorgen dat vergelijkbare gevallen ook vergelijkbaar behandeld worden, een goede aanvulling. We moeten proberen om het gelijkheidsbeginsel waarop de heer Rouvoet heeft gewezen te borgen. Dat doet hij in zijn amendement. We laten het oordeel over dit amendement aan de Kamer, maar we zouden het verstandig vinden om dit in te voeren. Hiermee ontstaat de situatie dat studenten op een gegeven moment een beroep kunnen doen op het profileringsfonds. Mevrouw Jadnanansing heeft gevraagd of instellingen wel bereid zijn om dit te doen. Ik wijs erop dat Wageningen University al heeft aangekondigd dat zij dit gaat doen. Daarmee is die vraag wat mij betreft ook beantwoord.

Is het profileringsfonds de oplossing voor alles? Dat is niet het geval. De primaire oplossing is om af te studeren binnen de daarvoor gestelde termijn. Dat lijkt mij buitengewoon verstandig. Als zich situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld vanwege zwangerschap of vanwege bepaalde bestuursfuncties, dat mensen een beroep doen op het profileringsfonds, dan gebeurt het al. De regering twijfelt er niet aan dat dit ook in de toekomst zal blijven gebeuren.

De heer Rouvoet heeft ook in eerste termijn aandacht gevraagd voor de overgang van het hbo naar het wo. Misschien heb ik deze vraag nog niet beantwoord. De vraag gaat over de student die een hbo-propedeuse heeft gedaan, daarna naar het wo gaat en daar een bachelor volgt. Die duurt drie jaar. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat de hbo-propedeuse meetelt in de bachelor. Je moet de wo-bachelor dus binnen de nominale termijn halen. Anders word je namelijk langstudeerder. De heer Rouvoet heeft gezegd dat hij dit een beetje problematisch vindt. Hij noemde deze studenten ambitieuze studenten, die je volgens hem zou moeten stimuleren om van het hbo naar het wo te gaan. De heer Rouvoet sprak over studenten die het wíllen proberen. Voor de uitvoering is dit een terechte vaststelling, maar ook een probleem. We zien namelijk dat de grootste groep langstudeerders valt onder de groep studenten die via mbo en havo en een hbo-propedeuse naar het wo gaan. De uitvalcijfers van deze groep zijn bovendien ook niet goed. Ik heb in mijn brief in reactie op het advies van de commissie-Veerman geschreven dat het recht op deze route niet langer vanzelfsprekend moet zijn. Universiteiten moeten de mogelijkheid krijgen om studenten die deze route willen volgen, selectief te beoordelen. Zij krijgen dan niet alleen een intakegesprek, maar ook een selectief gesprek. Zeer veel studenten blijken namelijk niet in staat te zijn om deze route succesvol af te ronden. Wij willen dus vanuit overwegingen rondom studierendement deze route niet stimuleren. Ik zit daar toch anders in dan de heer Rouvoet.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Er is natuurlijk niets tegen een goed intakegesprek om te kijken of het wel reëel is. De staatssecretaris zegt dat hij deze route niet wil stimuleren. Het effect daarvan is ontmoediging. Een student zal niet meer zo snel kiezen voor een bachelor in het wo als hij tijdens de hbo-propedeuse tot de conclusie is gekomen dat er meer in hem zit. Als het lastig blijkt te zijn om de studie binnen de nominale duur van de wo-bachelor te halen, loopt hij tegen het wettelijk collegegeld op. Tegen de matching, de intake is geen bezwaar. Maar in feite ontmoedigt de staatssecretaris hiermee mensen die, omdat er meer in zit, toch die stap willen zetten om het beste uit zichzelf te halen. Dat kan ik niet goed rijmen met de algehele ambitie van het kabinet in het kader van de kenniseconomie.

StaatssecretarisZijlstra:

De tendens dat iedereen maar naar het wo wil, is wat ons betreft ook niet juist. We hebben ook heel veel behoefte aan mensen die beroepsmatig hoog opgeleid zijn, de hbo'ers. In onze reactie op Veerman hebben wij al aangegeven dat wij vinden dat er meer hbo-masters moeten komen. Dat zal in een strategische agenda worden uitgewerkt. De route van de hbo-master moet volwaardig zijn.

De route waar we het nu over hebben, vinden we minder succesvol. Er zijn inderdaad studenten die, nadat zij vanaf havo of vwo afkomen, zichzelf ontdekken in de propedeuse van het hbo en daarna heel goed door de wo-bachelor heen gaan. Die groep is alleen verre in de minderheid ten opzichte van de groep die daar grote problemen mee heeft. Als je van havo of mbo komt is de logische route een hbo-bachelor. Het is een beetje vreemd om te zeggen dat je zo het wo in kunt als je één jaartje hbo hebt gedaan. Dat is overigens geen wet van Meden en Perzen, want je kunt niet zeggen dat zij in het verleden dan wel op vwo-niveau waren opgeleid. Sommige mensen hebben immers een langer ingroeipad. Je moet alleen ook naar de feiten kijken: de kans op succes in de studie en de uitvalpercentages. Die zijn bij deze groep niet goed. Als je een uitzondering zou maken, faciliteer je naar onze mening deze route. Wij maken deze route niet onmogelijk, maar studenten moeten er wel heel goed over nadenken omdat de consequenties significant kunnen zijn.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik denk dat wij het over de essentie niet oneens zijn dat je uiteindelijk wilt dat mensen op de goede plek komen waar zij zelf het meest plezier aan beleven en waar zij het meest uit zichzelf kunnen halen. Dat is niet altijd wetenschappelijk onderwijs. Het kan ook het hbo zijn. Ik zie ook het belang van het stimuleren van goede hbo-studenten.

We weten dat er nog heel veel te winnen valt bij de matching in het voortraject en in het middelbaar onderwijs, want ook daar is de studiekeuzebegeleiding niet altijd even denderend. Daardoor komen mensen in het hbo terecht bij wie het eigenlijk erin zit dat ze naar het wo kunnen. Ik ben ervoor beducht dat we, gechargeerd gezegd, terechtkomen bij een honorering van de zesjescultuur. Dat zou gebeuren als we zeggen: ook als je ontdekt dat er meer in zit dan dat zesje en je wel naar het wo kunt, zetten we daar toch de rem op vanwege de verhoging van het collegegeld; de studenten die het wel zouden kunnen, doordat de studiekeuzebegeleiding in het voortraject wordt verbeterd, stimuleren we niet; integendeel zelfs, die ontmoedigen we. Dat zouden we niet moeten willen.

StaatssecretarisZijlstra:

De student die ervan overtuigd is dat hij een goede kans heeft om deze route succesvol af te sluiten, kan nog steeds deze route volgen. Dat geldt ook voor studenten van wie de instelling dat zegt. Dit laatste is nu overigens nog niet mogelijk, maar dit aspect gaan we inbrengen. Ik begrijp dat de heer Rouvoet zegt dat – hij moet mij maar corrigeren als ik hem verkeerd heb geïnterpreteerd – deze groep een jaar extra moet krijgen. Daarmee schakel je echter een route waarvan in de praktijk blijkt dat die leidt tot veel uitval en langstuderen, gelijk aan een route die te prefereren valt en het meest logisch is, namelijk het eerst afmaken van een hbo-bachelor, waarna men eventueel een hbo-master doet of overstapt naar een wo-master. Wat ons betreft is dat de logische route, maar de andere route maken wij niet per definitie onmogelijk. Wij kijken ook naar de effecten die nu optreden bij deze route. Als bestuurder moeten wij onze ogen hiervoor niet sluiten.

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik begrijp wel dat de staatssecretaris zegt dat er een soort koninklijke route is: het afmaken van de hbo-bachelor. Om vervolgens via de koninklijke route de overstap te maken naar de universiteit om een master te kunnen doen, moet je een schakelprogramma volgen. Wij hebben allemaal gezien wat inmiddels de prijs is geworden voor een schakelprogramma. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat een schakelprogramma tegen het wettelijk vastgesteld collegegeld kan worden gevolgd, zodat de koninklijke route waar hij zo achter staat, een realistische route blijft voor studenten? Anders moeten zij straks tot soms wel € 10.000 of € 12.000 collegegeld betalen.

StaatssecretarisZijlstra:

Dat is een goede vraag van de heer Klaver. Volgens mij zijn hierover ook schriftelijke vragen gesteld. Wij hebben hierover gesproken met de VSNU en de studentenbonden; daar is het volgende uitgekomen. Wat is een schakelprogramma? Er zijn bachelors waarna je een-op-een, ook vanuit het hbo, een wo-master kunt volgen. Ook kun je – dat is meer de praktijk – met bijvoorbeeld summer courses of een schakelprogramma van een paar maanden nadere aansluiting zoeken. Dat zijn wat ons betreft schakelprogramma's. De VSNU heeft aangegeven dat dit soort programma's in alle gevallen worden aangeboden tegen het wettelijke collegegeld, niet tegen het instellingscollegegeld.

Daarnaast worden andere programma's door sommigen ook schakelprogramma's genoemd, maar die categorie vind ik eerlijk gezegd geen schakelprogramma's. Het programma om aansluiting te zoeken bij de master is dan namelijk dusdanig groot dat eigenlijk sprake is van een gecomprimeerde bacheloropleiding. Ik zal een extreem voorbeeld geven. Als je met een hbo-bachelor Frans – ik weet niet eens of deze bestaat – een master natuurkunde gaat doen, heb je een vrij intensief "schakelprogramma" nodig. Van deze laatste categorie hebben enkele, niet alle, universiteiten gezegd: dat is feitelijk een vooropleiding en daarvoor moet je instellingscollegegeld betalen. In overleg met de studentenbonden heb ik aangegeven dat ik dit een valide redenatie vind. Ik heb de studentenbonden uitgenodigd om voorbeelden aan te dragen waarbij in categorie 2, de categorie van echte schakelprogramma's, in de praktijk sprake blijkt te zijn van instellingscollegegeld. Als dat het geval is, zal ik weer met de VSNU gaan praten, want dat is niet de bedoeling.

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik had hierover inderdaad schriftelijke vragen gesteld. Ik zie graag de schriftelijke beantwoording tegemoet.

StaatssecretarisZijlstra:

Ja, die krijgt u.

De heerKlaver (GroenLinks):

Het is sowieso niet mogelijk om met bijvoorbeeld een bachelor Frans van het hbo als docent technische natuurkunde te gaan studeren. Het was en is zo, dat universiteiten eisen stellen aan de hbo-vooropleiding die je moet hebben gedaan. Dan nog is het in de praktijk vaak zo, dat het schakelprogramma een jaar duurt. Ik heb zelf een hbo-studie social work gevolgd. Toen ik een master wilde gaan doen, had ik een aantal keuzemogelijkheden: politicologie, bestuurskunde, sociologie. Dat waren allemaal studies die aansloten; voor de rest was ik nergens welkom op de universiteit, zal ik maar zeggen. Daarvoor moest ik een jaar lang een schakelprogramma volgen. Dat had ik nodig om de koninklijke route te kunnen volgen. Zoals de VSNU een en ander nu uitlegt, wordt deze route afgesloten. Ik verzoek de staatssecretaris dringend om hier nog een keer kritisch naar te kijken, zodat de koninklijke route die hij noemt, echt mogelijk blijft. Ik vrees het ergste op dit moment.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik herhaal wat ik net aangaf: dat vind ik ook de goede volgorde. Ik vind de redenatie van de VSNU in dezen te verdedigen, maar dan moet zij in de praktijk ook zo uitwerken. Laat dat helder zijn. Niet voor niets heb ik recentelijk de studentenbonden in een bestuurlijk overleg uitgenodigd om voorbeelden te geven waaruit blijkt dat dit niet het geval is. Als dit niet het geval is, ga ik het gesprek weer aan met de VSNU, maar dan met harde feiten op tafel. Dat is de volgorde der dingen. Op die manier wil ik het doen. Als blijkt dat er sprake is van instellingscollegegeld bij wat je normale schakelprogramma's mag noemen, zal ik een stevig gesprek moeten voeren met de VSNU, omdat dit niet in overeenstemming is met de afspraken die in het verleden tussen mijn ambtsvoorganger en de VSNU zijn gemaakt.

Devoorzitter:

Dat is helder. Ik hoop dat de staatssecretaris in de richting van de moties komt.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Ik nader de moties.

Mevrouw Jadnanansing heeft naar aanleiding van mijn antwoord in eerste termijn een vraag over Surinaamse studenten gesteld. Ik gaf al aan dat Surinaamse studenten geen studiefinanciering krijgen. Mevrouw Jadnanansing vroeg welke uitzonderingen er op het gebied van de langstudeerders zijn, maar er zijn geen uitzonderingen. Er is wel geregeld dat Surinaamse studenten voor het wettelijke collegegeld mogen studeren, net als Antilliaanse studenten. De implicaties van de langstudeerdersmaatregel zijn voor Surinaamse studenten dus hetzelfde als voor Antilliaanse studenten. Het enige verschil is dat Antilliaanse studenten recht hebben op studiefinanciering, omdat zij deel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden. Ik duidde op dat verschil.

De heer De Rouwe stelde in eerste termijn een vraag over het profileringsfonds, die ik inderdaad nog niet heb beantwoord. In Nederland zijn bijna alle hogescholen in universiteiten ANBI's, Algemeen Nut Beogende Instellingen. Zijn dus fiscaal aangemerkt als "goede doelen" waaraan geschonken kan worden en waarbij fiscaal voordeel optreedt. Er is geen potje van een profileringsfonds waaraan men kan schenken. Je kunt wel geld schenken aan een universiteit of hogeschool, waarbij de schenker kan meegeven dat hij graag zou willen dat het geld aan X of Y wordt besteed. In die zin kan het en het bedrijfsleven kan daarop aansluiten.

De heer De Rouwe legde een verbinding met de uitwerking van een geefwet waarmee de fiscale middelen in Nederland gestroomlijnd worden, zodat het een nog beter functionerend instrumentarium wordt. Dat doen wij niet voor één kleine sector. Het instrument zal in de breedte gelden en het zal ook op dit gebied impact hebben. Daar kijken wij natuurlijk naar. In het regeerakkoord staat de geefwet in de paragraaf "cultuur", maar wij kunnen niet alleen een geefwet voor de cultuursector maken. ANBI's hebben namelijk een veel bredere werking en in die zin loopt het mee.

De heer De Rouwe heeft ook nog een vraag over investeringen herhaald. Ik grijp hierbij terug op een pamflet van de VSNU: Zeven klappen voor de kenniseconomie. Ik vind dat een wonderlijk pamflet. De heer De Rouwe heeft gelijk dat de intensiveringen in het hoger onderwijs, in het onderwijs in generieke zin, doorgaan zoals in het regeerakkoord staat. De "min" die er in eerste instantie voor instellingen in het hoger onderwijs in zat, is eruit. De investeringen gaan dus door. Daarom willen wij juist een langstudeerdersmaatregel. Die heeft namelijk niet alleen een rendementseffect, maar daarmee zijn wij ook in staat om belangrijke investeringen in het hoger onderwijs en in het onderwijs in bredere zin te doen. Ik ben het zeer met de heer De Rouwe eens; dat gaat gewoon door.

Er wordt regelmatig gezegd dat de kenniseconomie onder druk staat. Volgens mij werden daarbij nogal eens grote woorden gebruikt, zoals de heer De Rouwe ook aangaf. Inmiddels maak ik mij zorgen. Als de VSNU, de bovenlaag van ons hoger onderwijsstelsel, met een pamflet komt waarin zaken staan die niet kloppen en totaal verkeerd geïnterpreteerd worden, terwijl wij alles een dag voordat het pamflet verschenen is in een bestuurlijk overleg nog hebben uitgelegd, dan maak ik mij zorgen. Als universiteiten dit soort zaken niet kunnen begrijpen, dan is er kennelijk echt iets mis met de kenniseconomie.

Er wordt gezegd dat er bij de langstudeerdersmaatregel verschillende bedragen voor verschillende jaren worden gebruikt, maar dat is echt flauwekul. In het jaar van invoering is er een meeropbrengst die wij gebruiken om het voorgestelde jaar uitstel te financieren. Als dat soort zaken niet wordt herkend – gezegd wordt dat misschien 90 mln. wordt gereduceerd op onderzoeksmiddelen, maar een pagina verder in het regeerakkoord staat dat die 90 mln. weer wordt geïnvesteerd – dan maak ik mij zorgen.

Ik ben het eens met de heer De Rouwe dat in het debat af en toe grote woorden zijn gebezigd. Wij hebben verschillende spoeddebatten gevoerd en wij hebben veel andere overleggen gehad. Dat heeft ertoe geleid dat er nu een pakket ligt waar meer partijen dan in eerste instantie zich in kunnen vinden. Dat vind ik heel goed. Ik hoop dat wij het debat nu kunnen afsluiten, en niet alleen in deze Kamer, maar ook met alle partijen in het veld, en dat wij vooruit kunnen kijken naar de investeringen die zullen worden gedaan, naar het opbouwen en de structuur van het hoger onderwijs in Nederland in het kader van de commissie-Veerman. Dat is namelijk waar de uitdaging voor de komende jaren ligt. Dat wilde ik nog even onderstrepen.

De heerRouvoet (ChristenUnie):

Ik gun de staatssecretaris wel zijn jijbak in de richting van de VSNU, maar het lijkt mij goed dat wij in dit debat als wetgever vooral spreken over de inbreng van de fracties bij dit wetsvoorstel. Ik heb zelf ook gesproken over de kenniseconomie. Dat betreft meer een algemene zorg: als wij niet uitkijken dan. Die zorg hield meer verband met de investeringen, het tempo waarin en het moment waarop deze worden gedaan en met de onzekerheid. Dat laatste blijft ik toch maar even zeggen; wij moeten het met zijn allen afwachten. Er was echter wel degelijk ook verband met een deel van de voorstellen die nu worden besproken. Ik zou niet graag zien dat mijn argumenten meegenomen worden in een verweer van de staatssecretaris tegenover partners buiten deze zaal. In een debat dat wij met elkaar voeren, heb ik graag dat het over mijn eigen argumenten gaat.

StaatssecretarisZijlstra:

Volgens mij ben ik in dit debat op die argumenten diepgaand ingegaan. Als ik allerlei zaken voorbij zie komen, heb ik af en toe de neiging om daarop te reageren, zeker als men in bepaalde zaken persisteert. Ik hoop dat mij dat niet euvel wordt geduid.

Alle amendementen hebben wij behandeld in de eerste termijn. Ik heb al gezegd dat wij het oordeel over het amendement van de heer Rouvoet aan de Kamer overlaten en het verstandig vinden als dit wordt aangenomen. Wij vinden het verstandig om het gewijzigde amendement op stuk nr. 35 aan te nemen. Het aannemen van het amendement op stuk nr. 31 blijven wij ondanks de wijziging van de heer Rouvoet ontraden.

Als ik goed heb geteld, zijn vier moties ingediend. De motie op stuk nr. 36 van de leden Van Dijk en Jadnanansing gaat over de Erasmus Universiteit. Wij zijn daar al diepgaand op ingegaan. Het zal dan ook niet verbazen dat ik deze motie ontraad. Ik vind dit namelijk juist een goede ontwikkeling.

Dan ga ik in op de motie-Van der Ham op stuk nr. 37. Ik dank de heer Van der Ham voor de warme woorden die hij daarin ter ondersteuning wilde uitspreken. In de motie wordt over zekerheid gesproken, maar zekerheid is er nooit. Ook al staat het op de balans, dan nog moet je afwachten of het kan worden gedaan. Dat heb ik in het korte debatje ook tegen de heer Rouvoet gezegd. In een eerder debat heb ik al gezegd dat de gelden uit de langstudeerdersmaatregel niet altijd een-op-een in het hoger onderwijs terechtkomen. Dat staat echter wel in deze motie. Dat zou dus in strijd zijn met het financiële plaatje dat hier al vele malen is besproken. Ik ontraad dan ook het aannemen van deze motie.

De heerVan der Ham (D66):

Dan ga ik in deze plenaire zaal een beetje onderhandelen. Ik kan er ook van maken dat de regering uitspreekt dat de beloofde uitgaven aan het hoger onderwijs gewoon doorgaan, wat er ook gebeurt. Dan spreekt de Kamer uit dat dit sowieso moet gebeuren en dan staat de staatssecretaris stevig tegenover minister De Jager. Dat is toch fantastisch? Dat kan de staatssecretaris wel gebruiken.

StaatssecretarisZijlstra:

Als de heer Van der Ham de regering in een motie had verzocht om het regeerakkoord op het gebied van onderwijs uit te voeren – dat is eigenlijk wat de heer Van der Ham zegt – dan kan ik het daar natuurlijk niet mee oneens zijn.

De heerVan der Ham (D66):

Oké, dan hebben wij een deal. Dan ga ik de motie zo aanpassen. De voorzitter krijgt die motie nog te zien. De staatssecretaris heeft dus nu al gezegd dat die moet worden aangenomen. In die motie komt dan te staan dat de beloofde investeringen onvoorzien moeten worden uitgevoerd.

StaatssecretarisZijlstra:

Als de heer Van der Ham in een nader te definiëren motie opschrijft dat het beleid dat in het regeerakkoord staat op het gebied van investeringen, moet worden uitgevoerd, dan kan ik die motie niet ontraden. Het lijkt mij buitengewoon verstandig dat D66 zich nu aansluit bij de stelling dat dit goed beleid is.

De heerVan der Ham (D66):

De staatssecretaris moet er natuurlijk niet de draak mee steken. Zo goed vinden we dit beleid niet. Zo zijn we ook weer niet getrouwd, maar ik vind wel dat het kabinet zou moeten doen wat het minimaal misschien aan het eind van deze periode kan realiseren. Dan heb ik het niet over het beleid, maar over geld. Het geld dat ervoor staat, moet sowieso worden uitgegeven. Liefst meer, maar dat in ieder geval. De staatssecretaris zou kunnen zeggen dat zo'n motie ondersteuning is van zijn beleid.

StaatssecretarisZijlstra:

The devil is always in the detail. Het is voor mij heel simpel. Ik ontraad de motie zoals deze er ligt. Het kan zijn dat de heer Van der Ham een motie indient, waarin staat dat het regeerakkoord financieel-inhoudelijk wordt uitgevoerd, maar dan moeten we even kijken welke zinsnede hij gebruikt. De regering zal natuurlijk nooit een motie afraden, waarin wordt opgeroepen om het regeerakkoord uit te voeren, maar dan moet dat er wel in staan. Ik heb de bijdrage van de heer Van der Ham gehoord in dit debat en in andere debatten. Ik vind het prima als hij dat opschrijft, maar ik wil nog wel even de tekst zien, want ik waag te betwijfelen of hij dit per definitie zo zal uitwerken.

Devoorzitter:

We gaan nu praten over virtuele moties. Ik begrijp dat de heer Van der Ham met een gewijzigde motie op stuk nr. 37 komt. De staatssecretaris zal daarop reageren als deze bestaat.

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter. Dat gaan we gewoon eens proberen.

Devoorzitter:

U houdt ons in spanning.

StaatssecretarisZijlstra:

Dan kom ik op de motie-Klaver op stuk nr. 38. Ik ben al ingegaan op de exercitie die ik voor de deeltijders wil uitvoeren. Ik geef toe dat deze motie redelijk genuanceerd is opgeschreven. Ik zie het als een handreiking dat de heer Klaver ook ziet dat deze exercitie gedaan moet worden. Laat helder zijn dat wat er feitelijk staat: "verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is deze studenten anders te behandelen dan voltijdstudenten", een stap verder gaat dan wat er is gewisseld in het wetgevingsoverleg. Wij gaan eerst inventariseren wat de verschillen zijn, wat de impact daarvan is, en hoe het zit met het belang dat wij hechten aan fijnmazigheid en het maatwerk dat nu al mogelijk is. Dat gaan we eerst doen, zoals ik al heb toegezegd, en dan komt het voorliggende verzoek pas aan de orde, dus ik ontraad deze motie.

Tot slot de motie op stuk nr. 39 van de leden Jadnanansing en Van Dijk, waarin de regering wordt verzocht de aanname rond verbetering van studierendement door invoering van de langstudeerdersboete via onderzoek aan te tonen. Ik heb al gezegd dat er twee onderzoeken zijn. Het belangrijkste is het CPB-onderzoek. Daarnaast was er een onderzoek van SEO. Het verschil tussen de voorgestelde maatregelen en de maatregelen uit het verleden maakt het volgens ons niet noodzakelijk om eerst een onderzoek te doen en dan deze maatregel in te voeren, want zo lees ik de motie. Het is een charmante wijze om tot verder uitstel te komen, maar daar gaan wij niet in mee. Ik heb al eerder gezegd dat wij wel de voortgang van deze maatregel zullen monitoren, zoals wij ook doen in het kader van hetgeen de heer Rouvoet heeft gevraagd. Ook in dit kader zal dat gebeuren, maar deze motie ontraad ik.

De heerJasper van Dijk (SP):

U beroept zich op oude onderzoeken, bijvoorbeeld van het CPB. Bent u zich ervan bewust dat in dit onderzoek heel andere percentages worden gehanteerd dan door u? U gaat uit van een gedragseffect van 25%, terwijl dat volgens dat onderzoek 5% is. Bovendien zijn er ook nog effecten op de toegankelijkheid. Erkent u dat een gedragseffect van 25% heel selectief is en moeilijk hard te maken?

StaatssecretarisZijlstra:

Beide onderzoeken leiden tot een gedragseffect van 25%. Dat is met alle maatregelen zo, zelfs als je onderzoek hebt gedaan. Ik begreep dat sommige Kamerleden bij Saxion zijn geweest en dat het verwachte gedragseffect daar misschien nog wel hoger is. Dat debat hebben we hier ook gevoerd. Sommige leden waren bang dat er veel meer mensen snel zouden afstuderen, andere waren weer bang dat dit niet zou gebeuren. Dat is altijd een weging van zaken, maar deze onderzoeken onderbouwen volgens ons de 25% die wij hebben neergezet. Wij zullen monitoren of het effect dat wij verwachten, ook daadwerkelijk optreedt.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik stel vast dat in het onderzoek waarop u zich beroept, een heel ander percentage wordt gehanteerd, namelijk 5 en niet 25. Ik stel ook vast dat uit andere onderzoeken heel andere cijfers komen, dus het blijft een beetje arbitrair waarop deze 25% is gebaseerd.

StaatssecretarisZijlstra:

Daar verschillen wij dus van mening over.

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik ben heel blij met de toezegging die de staatssecretaris al eerder heeft gedaan om te kijken of de WHW op het gebied van deeltijders nog aansluit bij de realiteit. In mijn motie op stuk nr. 38 verzoek ik de regering om te onderzoeken of het mogelijk is deeltijdstudenten anders te behandelen dan voltijdstudenten. Wil hij in de brief die hij de Kamer nog zal sturen, aangeven of het wenselijk is om deeltijders anders te behandelen dan voltijders? Ik vraag dat niet voorafgaand aan het onderzoek. Ik vraag of hij in dezelfde brief zou kunnen meenemen of het wenselijk is, en daarmee ook mogelijk, om deeltijders anders te behandelen dan voltijders.

StaatssecretarisZijlstra:

Dat is helder. Wij gaan die exercitie doen, omdat we willen kijken in hoeverre de wet nog aansluit, bijvoorbeeld bij ontwikkelingen in het kader van Leven Lang Leren. Als je een analyse maakt, moet je ook conclusies trekken. Dat zal leiden tot bijvoorbeeld de conclusie: nee, we moeten toch vooral doorgaan met de situatie zoals die nu is. Of het kan leiden tot de conclusie: op nadere punten is herdefiniëring nodig. Dan zal ik dat ook in diezelfde brief aan de Kamer melden.

De heerKlaver (GroenLinks):

Betekent dit ook dat de staatssecretaris expliciet kijkt naar de langstudeermaatregel of -boete?

StaatssecretarisZijlstra:

Nee, ik kijk naar de vraag, in hoeverre aanpassing nodig is van de definitie van voltijd, duaal en deeltijd in de WHW. Dat doe ik aan de hand van de zaken die ik heb aangegeven, zoals Leven Lang Leren en het maatwerk dat mogelijk moet blijven. Als daar de conclusie uitkomt dat herdefiniëring van deeltijders noodzakelijk is, dan zal ik ook de consequenties daarvan inzichtelijk maken. Dat hoort erbij. Dat geldt overigens voor een veelheid van zaken. Dat zou ook langstudeerders kunnen betreffen. Dat kan altijd. We moeten echter eerst de exercitie maken.

De heerKlaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben heel erg blij met die laatste toevoeging dat het misschien zou kunnen. Daar ben ik al door gerustgesteld. Dat betekent dat ik mijn motie intrek.

Devoorzitter:

Aangezien de motie-Klaver (32618, nr. 38) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van dit debat. Ik dank de staatssecretaris voor zijn deelname. Ik heb twee toezeggingen genoteerd. De staatssecretaris zegt toe, eind juni te reageren op het voorstel van de fracties van VVD en D66 inzake het collegegeld besturen, en wel in een afzonderlijke brief. De Kamer ontvangt een analyse en een beleidsreactie inzake de definitie van deeltijders.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Ik wil nog iets zeggen over de evaluatie inzake de deeltijders. Ik wil even de indruk wegnemen dat die binnen een paar maanden gereed is. Dat zal sowieso de tweede helft van dit jaar worden. Eerder zal zeker niet lukken. Laat ik het helder definiëren.

De heerDijkgraaf (SGP):

Mag ik ervan uitgaan dat het streven is om dat voor september 2012 te doen?

StaatssecretarisZijlstra:

Ja, u mag aannemen dat dat streven er is.

Devoorzitter:

We zullen aanstaande dinsdag stemmen over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel.

De vergadering wordt van 17.50 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven