5 Winkeltijdenwet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het voorstel van wet van de leden Van der Ham en Van Gent tot wijziging van de Winkeltijdenwet in verband met het verruimen van de bevoegdheid van gemeenten om vrijstelling te verlenen van de verboden met betrekking tot de zondag en een aantal feestdagen (32412).

Devoorzitter:

Ik heet de initiatiefnemers, de heer Van der Ham en mevrouw Van Gent, van harte welkom in vak K, net als de minister, die vandaag in de speciale rol van adviseur van de Kamer aanwezig is, en natuurlijk ook de ondersteuning van de leden, mevrouw Thijssen en de heer Haveman, die als stut en steun voor de initiatiefnemers aanwezig zijn. Het is altijd een hoogtepunt als de Kamer haar recht van initiatief benut.

Dan moet ik u helaas melden dat mevrouw Gesthuizen wegens ziekte verhinderd is aan de eerste termijn van de kant van de Kamer deel te nemen. Het is nog niet duidelijk of het de SP lukt, een vervanger te zenden.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heerVerhoeven (D66):

Voorzitter. Allereerst natuurlijk mijn complimenten aan en bewondering voor de mensen in vak K, vanzelfsprekend natuurlijk de minister, maar in het bijzonder Boris van der Ham van D66 en Ineke van Gent van GroenLinks voor het maken van deze initiatiefwet. Want zo vaak komen Kamerleden niet met wetgeving en zo vaak ook geeft de Raad van State niet een blanco advies, waarmee ook dit adviesorgaan een groot compliment aan de indieners geeft.

De Winkeltijdenwet kent een lange historie. In 1930 werd winkelen op zondag verboden. Sindsdien zijn er eens in de zoveel tijd aanscherpingen of afzwakkingen geweest. In 1996 heeft mijn partijgenoot Hans Wijers als minister van Economische Zaken de laatste forse veranderingen ingezet met de introductie van twaalf koopzondagen per jaar, in te vullen en aan te wijzen door de gemeenteraad. Vandaag is het tijd voor een verdere verbetering.

Het voorliggende voorstel van D66 en GroenLinks is, zoals het deze partijen betaamt, verfijnd in zijn eenvoud. Een nuttige aanpassing die de verantwoordelijkheid in zijn geheel verplaatst naar de juiste bestuurslaag, de gemeenteraad.

Momenteel hebben gemeenten enige vrijheid in het aanwijzen van koopzondagen, maar er zijn twee heel strikte kaders. Maximaal twaalf stuks per jaar en enkel in het geval van substantieel en autonoom toerisme. Dit laatste is op basis van de toerismebepaling in de huidige wet, maar deze toerismebepaling is vaag en onduidelijk. Steeds meer steden werden gedwongen zichzelf als toeristische trekpleister te gaan beschouwen, zodat de winkels dan elke zondag open konden. Voor Amsterdam en Zandvoort is dit logisch en werkt het wel, maar voor Roosendaal, Lelystad of Dordrecht ligt de situatie een stuk ingewikkelder. Zo is ook een situatie ontstaan die heeft aangezet tot allerlei beroepsprocedures. Denk aan de gemeente Westland, waar de burgemeester vernietiging door de Kroon aanvroeg en ook kreeg. Of Vlaardingen, waar de bezwaarprocedures nog liepen en enkele raadsleden hebben gevraagd om vernietiging van het besluit. Of natuurlijk de soap, nu bijna twee jaar geleden, in Amsterdam-Noord, waar uiteindelijk het stadsdeel zijn bevoegdheden rond de winkeltijden afgaf aan de centrale stad, de gemeenteraad, om de extra koopzondagen via een omweg te kunnen garanderen. Er is in Amsterdam-Noord geen toerist meer of minder gekomen, maar op grond van de toerismebepaling zijn er nu wel extra koopzondagen. Ik werkte toen in Amsterdam bij de midden- en kleinbedrijforganisatie daar. Ik heb de situatie van dichtbij meegemaakt. Het was een rommeltje, want niemand begreep er nog niets van. Winkeliers niet, consumenten niet, gemeenteraadsleden niet, niemand. Onzekerheid, onduidelijkheid troef. Wie wordt daar nu gelukkig van?

Dat riep de vraag op of dit niet rechtstreekser en democratischer georganiseerd kan worden. Is het niet veel logischer dat gemeenten zelf een lokale afweging maken, zonder multi-interpretabele bemoeienis van bovenaf? Immers, je gaat erover of je gaat er niet over. Dat moet een aantal mensen hier bekend in de oren klinken, want dit staat in het regeerakkoord. Decentraliseren is immers een speerpunt van dit kabinet; de verantwoordelijkheid leggen waar hij hoort, dicht bij de mensen, de inwoners en de ondernemers. Om diezelfde redenen zijn de initiatiefnemers met dit voorstel gekomen. Zonder bemoeienis van Den Haag kunnen gemeenten netjes afgewogen beslissingen nemen.

Het zal ertoe leiden dat sommige steden meer ruimte nemen en andere weer minder, gebaseerd op en uitgaande van de lokale situatie en behoefte. Kunnen steden dit aan? Kunnen steden omgaan met deze verantwoordelijkheid? Ik denk het wel. Ik verwijs daarbij bijvoorbeeld naar het referendum in Utrecht, waar de bevolking desgevraagd aangaf geen behoefte te hebben aan extra koopzondagen. Dat is prima, want dat winkelen niet voor iedereen zondagsrust betekent, hebben wij inmiddels wel gezien.

Noem het een draagvlakonderzoek, noem het een referendum, praat hoe dan ook met de lokale partijen en de lokale consumenten en ondernemers en kom dan tot een afgewogen oordeel. Dat is het idee. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is daar echt niet voor nodig. Ik weet uit betrouwbare bron dat hij het veel te druk heeft met andere zaken.

Dat er op sommige plekken behoefte is aan meer dan twaalf koopzondagen, staat voor D66 als een paal boven water. Nieuwe leef- en werkpatronen leiden tot andere behoeften. Sommige Nederlanders werken zo hard, dat ze enkel op zondag hun boodschappen kunnen doen. Anderen zien het doen van boodschappen juist als een vorm van ontspanning; funshoppen, gezellig even op zondag shoppen. Weer andere mensen willen minder koopzondagen. Ik zal de laatste zijn die ontkent dat wij een heel diverse bevolking hebben. Ook onder ondernemers zelf zijn er heel verschillende meningen over het wenselijke aantal koopzondagen. Er zijn zorgen over de werkbelasting van kleine ondernemers. Zij moeten al vechten voor het voortbestaan van hun winkeltje. Er zijn echter ook ondernemers die er graag een extra dag omzet op zondag bij willen en bijvoorbeeld dichtgaan op maandag, als er toch bijna niemand naar hun winkel toekomt, of ondernemers die zeggen: elke dag dat ik extra open ben is een extra kans om omzet te draaien. Tja, je bent ondernemer of niet.

Vandaag gaat het niet over aantallen koopzondagen, het gaat over besluitvorming. Juist op het punt van besluitvorming kunnen zelfs D66 en de SGP het met elkaar eens zijn, temeer omdat op het punt van besluitvorming alle onderzoeken elkaar bevestigen: onderzoek onder ondernemers, onderzoek onder consumenten en onderzoek van wetenschappers. Zo is er eensgezindheid onder de Nederlandse burgers over de besluitvorming. Uit CNV-onderzoek uit 2009 blijkt dat twee derde van de Nederlanders wil dat er op lokaal niveau besloten wordt over het aantal koopzondagen.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik ben gewend dat de D66-fractie allerlei beweringen op tafel legt zonder deze te onderbouwen, maar het is wel heel boud om te zeggen dat de SGP en D66 het met elkaar eens zijn. Ik ben dan ook erg benieuwd naar de argumentatie van de heer Verhoeven.

De heerVerhoeven (D66):

D66 is een verstandige partij en ook de SGP heeft de behoefte of de wens om een verstandige partij te zijn. Het is dan ook heel logisch dat deze twee partijen het met elkaar eens zijn als er een verstandig voorstel voorligt. Met een aantal argumenten en onderbouwingen heb ik zo-even geprobeerd duidelijk te maken waarom dit een verstandig voorstel is. Bovendien is er een artikel van de hand van de heer Dijkgraaf zelf waarin hij stelt dat het een "clear-cut case" is ofwel een zeer duidelijke zaak – wij moeten in de Kamer proberen Engels te vermijden en Nederlands te stimuleren – dat beslissen over de koopzondag een aangelegenheid is die op gemeentelijk niveau genomen moet worden. Afgaande op wat wetenschappelijk werk en door logisch na te denken, ben ik ervan uitgegaan dat de SGP en D66 het op dit punt met elkaar eens zullen zijn.

De heerDijkgraaf (SGP):

Mag ik de heer Verhoeven vragen of hij behalve die ene zin die ontleend is aan het artikel, ook het hele artikel gelezen heeft?

De heerVerhoeven (D66):

Ik begon natuurlijk te lezen, maar toen ik op een gegeven moment uitkwam bij die prachtige passage, die ik eigenlijk als een soort conclusie zou willen beschouwen – het is een duidelijke, uitgemaakte zaak dat het aan gemeenten zou moeten zijn om te bepalen hoeveel koopzondagen wenselijk zijn – ben ik van pure blijdschap gestopt met lezen. Ik ga ervan uit dat het artikel wat dat betreft in duidelijkheid niets te wensen overlaat.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik zal dit straks toelichten in mijn eigen bijdrage …

De heerVerhoeven (D66):

Heel graag.

De heerDijkgraaf (SGP):

Maar de heer Verhoeven is het toch wel met mij eens dat het, wil je een goede interpretatie van een tekst hebben, erg handig is om én het hele artikel te lezen én de context van de wereldliteratuur op dat moment? Inhoudelijk ga ik hierop straks natuurlijk uitgebreid in. Daaruit blijkt heel duidelijk dat de SGP en D66 het op dit punt helaas volstrekt oneens zijn.

De heerVerhoeven (D66):

Dat is uw goed recht. Ik zou u voor de volgende keer dat u een wetenschappelijk artikel schrijft, willen aanbevelen om de belangrijkste zin heel duidelijk te maken, zodat iedereen weet wat u bedoelt. Als wij het over een "clear-cut case" hebben, bedoelt u natuurlijk juist te zeggen dat het helder is dat gemeenten het moeten doen. Dat hebt u zelf opgeschreven. Dan moet u niet de lezer verwijten dat het verkeerd wordt opgevat.

Devoorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heerVerhoeven (D66):

Ik had het over het CNV-onderzoek. Ik heb namelijk allerlei research gedaan. Twee derde van de Nederlanders wil dat op lokaal niveau besloten wordt over het aantal koopzondagen. Wat betreft de mening van ondernemers over de besluitvorming, is er opnieuw overeenstemming. Detailhandel Nederland, MKB-Nederland, allemaal zijn ze van harte voorstander van dit wetsvoorstel.

Recentelijk vroegen de VVD, het CDA en de SGP om uitstel van de behandeling van dit wetsvoorstel. Mijn partij dacht eerst dat er een verband was met de toen aanstaande verkiezingen voor de Provinciale Staten; daarom hebben wij nog een ludiek protest gedaan met die tasjes. De desbetreffende partijen hebben ons toen echter overtuigd dat zij dit belangwekkende onderzoek onder ondernemers graag wilden meenemen in hun beraadslagingen. Ik ben heel benieuwd of zij de conclusies overnemen, namelijk dat er veel variatie tussen ondernemers is, dat het daarom geen zin heeft om op nationaal niveau beleid te maken, dat er op lokaal niveau besloten moet worden over het aantal koopzondagen – zoals bijvoorbeeld ook in diverse wetenschappelijke stukken valt terug te lezen – en dat de toerismebepaling geschrapt moet worden. Dat is namelijk wat met het vandaag te behandelen wetsvoorstel wordt beoogd.

Als laatste richt ik mij tot de aanwezige coalitiepartijen. Voor de VVD is het natuurlijk een pijnlijke dag. Zij verkwanselt haar liberale gedachtegoed aan de confessionele SGP. Ik hoor het Ton Elias nog zeggen: "shoppen is zondagsrust". Het lijkt alweer een eeuwigheid geleden. Voor het CDA is het een moeilijke dag. Het wijst een voorstel af, enkel en alleen omdat het dit voorstel niet zelf heeft bedacht. Voor de PVV daarentegen is het een heel kansrijke dag. Hierin niet gebonden aan het regeerakkoord, heeft de PVV alle ruimte om een eigen oordeel te vormen. Dat kan ook nog de doorslag geven vandaag. Wat wil je nog meer als gedoogpartij?

Samenvattend en afsluitend: dit is een goed wetsvoorstel, dat kan rekenen op brede steun in de samenleving. Ik roep de Kamer dan ook op om dit wetsvoorstel massaal te steunen.

MevrouwOrtega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Normaal gesproken juich ik het toe dat Kamerleden een initiatiefwetsvoorstel indienen en verdedigen in de Kamer. Vandaag wil ik toch mijn bedenkingen uiten over het initiatief van D66 en GroenLinks.

Een initiatiefwet kan door de wetgevende macht worden ingezet als de regering in gebreke blijft. Is dat wel de echte reden voor de indieners om dit wetsvoorstel vandaag te behandelen? Graag verneem ik daarom hun ambitie. De inkt van de net in de Eerste Kamer aangenomen Winkeltijdenwet is nauwelijks droog of wij spreken alweer over een nieuw voorstel over de koopzondag. Wij zitten nog midden in het overgangsjaar van de nieuwe wet. Mijn vraag is dan ook: getuigt het niet van onbehoorlijk bestuur als de Kamer dit wetsvoorstel zou aannemen? Moeten wij nu echt een maatschappelijke strijd gaan voeren via het initiatiefrecht van de Kamer? Is ideologische dromerij wel een reden om een initiatiefwetsvoorstel in te dienen? Graag krijg ik hierop een reactie. De liberale buren in de Kamer plagen met boodschappentassen vind ik in ieder geval een oneigenlijke reden voor een initiatiefwet. Ik heb gezien dat de indieners en hun collega's van alles doen om die boodschappentassen iedere keer weer naar voren te halen, maar ik zou zeggen: wet erin en wegwezen!

Enige tijd geleden vroeg een meerderheid van de Kamer, onder andere de ChristenUniefractie, uitstel van de behandeling in afwachting van het draagvlakonderzoek onder winkeliers. Sommigen gebruikten als argument om uitstel te verhinderen dat ondernemers en gemeenten in spanning zitten. Die spanning wordt mijns inziens veroorzaakt door binnen een jaar met een nieuw voorstel te komen, net nadat de nieuwe wet is ingegaan.

Over het initiatief zelf kan ik heel kort zijn. Onlangs kwam een onderzoek uit van CBW-MITEX waarin duidelijk werd gemaakt dat winkeliers niet zitten te wachten op verruiming van het aantal koopzondagen. De redenen zijn bekend. Zo is de zondag voor veel mensen een rustdag, een dag van kerkgang, van tijd voor gezin en familie, en van ontspanning. Winkeliers zetten bovendien vraagtekens bij de commerciële meerwaarde en hebben moeite om personeel te krijgen en te betalen. Ik vind het knap dat voorstanders van verruiming dit voorstel naar zichzelf toe redeneren. Met een percentage van 90 tegen verruiming lijken mij de verhoudingen duidelijk. Hoe kan de heer Van der Ham op basis van dit onderzoek zeggen dat er geen landelijke regels meer mogen zijn over zondagsopenstelling? Waarom blijft hij beweren dat er niet per definitie meer koopzondagen komen met het initiatiefwetsvoorstel, terwijl hij duidelijk laat merken meer koopzondagen te willen? Graag een reactie.

Als gevolg van het initiatiefwetsvoorstel zal te veel nadruk op het economisch belang komen te liggen. Gemeenten die immateriële belangen blijven verdedigen, zullen straks moeten accepteren dat er een omzetverschuiving naar buurgemeenten plaatsvindt. Hiervoor waarschuwen de Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU), de Stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling en de CNV Dienstenbond. Denk alleen al aan de druk onder winkeliers onderling om op zondag open te gaan. Veel winkeliers zijn niet open omdat ze graag zeven dagen per week werken maar vanwege concurrentiedruk. Ze doen het dus niet vrijwillig. Er is ook regionale druk om het aantal koopzondagen te verruimen. Voorbeelden zien wij in Vlaardingen, Breda en Zoetermeer. Ook de gemeente Haarlemmermeer dreigt onder de druk van buurgemeente Haarlem te bezwijken.

De kleine winkeliers en hun werknemers zijn uiteindelijk het kind van de rekening. Onder de huidige wet moet de gemeente de gevolgen verantwoorden voor ondernemers, werknemers en belangen van zondagsrust en leefbaarheid. De ChristenUniefractie vindt dit een grote stap vooruit. Waarom schrappen de indieners deze immateriële belangen weer uit de wet? Waarom schrappen zij de eis van draagvlakonderzoek onder winkeliers? Juist door deze wettelijke borging wordt voorkomen dat de stem van het grootwinkelbedrijf de doorslag geeft.

Het moge duidelijk zijn dat de ChristenUnie blij is met de wijziging in de wet in de vorige kabinetsperiode, die net is ingegaan. Het is onverstandig en ongepast om daar nu weer een streep door te zetten.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Nu we het toch over shoppen hebben, de ChristenUnie shopt wel heel eenzijdig uit alle meningen van kleine ondernemers. Daarbij wordt volledig voorbijgegaan aan alle ondernemers die hebben uitgesproken blij te zijn met een extra dag omzet en met de kans om op dagen dat er wel drukte en bezoek is, open te zijn in plaats van op stille dagen. Dat geeft een eenzijdig beeld. Hoe denkt de ChristenUnie dit te verantwoorden?

MevrouwOrtega-Martijn (ChristenUnie):

Het is heel makkelijk om onderzoeken naar jezelf toe te redeneren. Dat gebeurt op dit moment weer. Het staat in namelijk meer dan een conclusie dat het beter zou zijn om gemeenten de regie te geven. Er wordt ook heel duidelijk aangegeven dat er sprake is van omzetverschuiving. Een euro kun je maar één keer uitgeven. Als je die in Rotterdam uitgeeft, dan geef je hem niet uit in Capelle aan den IJssel. Maar op een gegeven moment zeggen de winkeliers in Capelle terecht: wij willen ook een stukje van de koek. Op een gegeven moment krijgen wij dus een verschuiving en zal in alle gemeenten sprake zijn van meer dan twaalf koopzondagen.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Niet alles lijkt op een parkeervignettensysteem, waarbij, als in een wijk een parkeervignet verplicht wordt gesteld, de aanpalende wijk zal volgen. Het moet de ChristenUniefractie toch aanspreken dat de keuze nu bestaat om afhankelijk van de lokale omstandigheden te bepalen of op een zondag de winkelopeningstijden verruimd worden of niet. Ik kan me voorstellen dat dit juist de christelijke partijen enorm aanspreekt. Of verwacht mevrouw Ortega dat de burgers van Staphorst gaan shoppen in Arnhem?

MevrouwOrtega-Martijn (ChristenUnie):

Dat verwacht ik niet. Ik wil heel duidelijk aangeven dat ik een voorstander ben van de wijziging die op dit moment is ingetreden in de wet. Hierin wordt gevraagd rekening te houden met een aantal immateriële belangen, onder andere de leefbaarheid, de zondagsrust en noem maar op. Als we alles loslaten en het helemaal aan de gemeente overlaten, is het hek van de dam. Daar ben ik van overtuigd.

MevrouwDijksma (PvdA):

Voorzitter. Laat mij beginnen met het uitspreken van een compliment aan de indieners van het wetsvoorstel, vooral ook omdat ik het ongeacht de inhoud van een initiatiefwetsvoorstel heel goed vind dat de Kamer gebruik maakt van dit recht. Zo kun je zonder een waardeoordeel te geven over het wetsvoorstel, toch een compliment geven. Laat ik dan ook maar direct de spanning uit de lucht halen en zeggen dat mijn fractie dit wetsvoorstel zal steunen. Dan weet de Kamer alvast waar zij aan toe is.

De PvdA heeft in haar verkiezingsprogramma een passage opgenomen waarin staat – ook het wetsvoorstel beoogt dit – dat gemeenten uiteindelijk zelf moeten kunnen beslissen over de vraag of zij winkels toestaan om op zondag hun deuren te open. Mijn fractie gaat er daarbij wel van uit – dit is een discussie die ik nog met de indieners wil voeren – dat er rekening gehouden wordt met het draagvlak onder de lokale ondernemers en bevolking. Dit is overigens ook in lijn met wat mijn collega uit de Eerste Kamer, mevrouw Sylvester, destijds heeft ingebracht bij het wetsvoorstel dat toen nog door minister Van der Hoeven naar voren werd gebracht. Als je terugkijkt naar de geschiedenis van het winkelsluitingstijdendossier, dan zie je dat zeker ook binnen mijn fractie de positie van de kleine ondernemers altijd een belangrijke rol heeft gespeeld in de afwegingen. Mijn fractie is namelijk van mening dat zij niet door de druk van grootwinkelbedrijven die makkelijker open kunnen gaan, moeten worden gedwongen om, ook als ze dat liever niet zouden willen, toch op zondag open te moeten gaan. Het is van belang dat het debat ook lokaal goed gevoerd gaat worden. In het schriftelijk verslag hebben wij ook al aan de indieners gevraagd waarom zij dat deel van het wetsvoorstel, zoals eerder door minister Van der Hoeven ingediend, niet hebben overgenomen. Daarin werd namelijk wel een soort precisering neergelegd van hoe je zo'n lokale belangenafweging op een goede manier zou kunnen vormgeven. Dat geeft een vorm van houvast aan de gemeente. Hoe zouden de indieners in de praktijk willen zien dat dit debat gevoerd wordt? Hoe willen zij dat het draagvlak onder de bevolking en bepaalde ondernemers daadwerkelijk gepeild wordt? Hebben zij daarover een gesprek met de VNG gevoerd – dat zou tenslotte kunnen – ter voorbereiding van de behandeling van dit wetsvoorstel?

Wij zien natuurlijk dat in het huidige regeerakkoord staat dat de situatie rondom de koopzondagen blijft zoals zij is. Ik zeg er in alle eerlijkheid bij dat de opstelling van een aantal partijen ons in dat opzicht niet verrast.

MevrouwOrtega-Martijn (ChristenUnie):

Het is goed dat mevrouw Dijksma aan de indieners vraagt hoe zij dat draagvlakonderzoek zien. Ik wil echter ook graag van haar horen hoe zij het ziet. Hoe denkt zij dat zo'n draagvlakonderzoek moet gebeuren? Op welke manier kan er rekening worden gehouden met de kleine winkeliers?

MevrouwDijksma (PvdA):

Het gebeurt wel vaker dat bewindslieden – de minister zit hier ook aan tafel – nadat wetsvoorstellen eenmaal aangenomen zijn, overleg voeren met de VNG om nadere afspraken te maken over de uitvoering binnen de VNG. Dan kun je een afspraak maken over hoe zo'n draagvlakonderzoek er precies uit komt te zien, waardoor je ook enige richting kunt geven aan de gemeenten. Op die manier weet je in ieder geval dat het plaatsvindt. Maar eerlijk is eerlijk, zodra je de lokale democratie toevertrouwt dat zij deze afwegingen moet maken, is het lastig om je vanuit Den Haag vergaand ermee te bemoeien hoe hieraan precies tot in de details wordt vormgegeven. Voor de geschiedenis van het wetsvoorstel is het van belang dat wij opmerken dat wij de lokale belangenafweging van betekenis vinden en dat wij van mening zijn dat kleine lokale ondernemers gehoord moeten worden.

MevrouwOrtega-Martijn (ChristenUnie):

De PvdA is destijds akkoord gegaan met de wetswijziging die nu is ingegaan. Hoe ziet mevrouw Dijksma dit in relatie tot de aanname van dit wetsvoorstel? Dit laatste hopen wij natuurlijk niet.

MevrouwDijksma (PvdA):

Dit heeft te maken met twee zaken. De eerste is dat mijn partij, zoals bekend, het wetsvoorstel in de Eerste Kamer niet heeft goedgekeurd in afwachting van het initiatief dat in de Tweede Kamer naar voren werd gebracht. De tweede is de reden waarom wij het voorgaande wetsvoorstel op een belangrijk punt wel hebben gesteund, namelijk de gepreciseerde belangenafweging. Wij steunen nu het wetsvoorstel van de leden Van der Ham en Van Gent, omdat wij anders zitten in de discussie over de toerismebepaling. Ik zeg dit in alle eerlijkheid, mevrouw Ortega. U gebruikt die als een, in uw ogen, bescherming tegen het uitbreiden van het aantal koopzondagen. In de praktijk is die bepaling echter een wat oneigenlijk instrument dat bovendien lastig is gebleken. De heer Verhoeven heeft in zijn bijdrage ook al aangegeven waarom dit soms heel ingewikkeld is en voor een veelvuldige interpretatie vatbaar. De een legt die bepaling zo uit en de ander op een andere manier. De toerismebepaling is dus onhelder.

MevrouwOrtega-Martijn (ChristenUnie):

Mevrouw Dijksma heeft inderdaad oprecht aangegeven dat wij moeten opkomen voor de belangen van de kleine winkeliers. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen en er geen sprake is van een draagvlakonderzoek, hoe ziet mevrouw Dijksma het dan? Zal mevrouw Dijksma in dat geval een amendement indienen en ervoor zorg dragen dat zo'n kader ook in deze wet zal komen?

MevrouwDijksma (PvdA):

Ik heb nu nog geen amendement in voorbereiding. Ik heb dit wel nadrukkelijk als punt van aandacht bij de initiatiefnemers neergelegd. Ik hoor eerst graag hun oordeel daarover. Misschien zien zijn, zoals gezegd, wel een route waarop het draagvlakonderzoek op een bepaalde manier een plek kan krijgen. Dit hoeft niet per se in het wetsvoorstel. Nogmaals, het kan heel goed zo zijn dat de VNG bij de uitvoering ervan zelf met haar achterban afspraken maakt over de wijze waarop je daarmee omgaat. Wij hoeven dus niet altijd alles vanuit Den Haag in wet- en regelgeving vast te leggen. Wij moeten immers vertrouwen hebben in de lokale democratie.

De opstelling van sommige partijen zoals het CDA, de ChristenUnie en de SGP – die ook al bleek uit het interruptiedebat – zal mij, vermoed ik, niet verbazen. Dit geldt echter wat minder voor de opstelling van twee andere partijen in deze Kamer. Shoppen is ook zondagsrust. Dat stond op een grote poster. Ik heb hem niet meegenomen, want ik weet dat de voorzitter niet houdt van reclameposters. Dat motto stond op menig abri en op vele stations en billboards in Nederland. De VVD heeft daarvan eigenlijk een belangrijk verkiezingsitem van gemaakt. Bij monde van de heer Elias en zelfs bij monde van de premier heeft de VVD niet nagelaten om hiermee luid en duidelijk haar boodschap te vertolken. De premier liet bij de aftrap van de campagne van zijn partij weten dat de koopzondag voor een krachtige economie zelfs onmisbaar is. Daarom is het toch wel bijzonder dat deze partij zich in dit regeerakkoord heeft weten te vinden. Wij snappen wel dat je af en toe compromissen moet sluiten; dat doet iedereen. Dit is echter wel opmerkelijk. Het regeerakkoord draagt uit dat ondernemers vooral moeten ondernemen – dat is bijna het leidende motto en de minister van EL&I laat ook niet na dat te melden – maar dat geldt kennelijk niet op zondag. Daar wil ik graag een reactie van VVD en CDA op.

Daarnaast zien gemeenten tal van taken op zich afkomen. Zorg, sociale zekerheid, jeugdzorg, het moet allemaal naar de gemeenten, maar of de kruidenier op de hoek op zondag open is, bepalen de heren Rutte, Verhagen en wellicht ook Wilders liever zelf. Minder bemoeizucht, behalve op zondag. De vraag is dus waarom de VVD-fractie en de CDA-fractie allerlei regelingen lokaal willen laten uitvoeren, maar vinden dat over dit onderwerp nationaal moet worden beslist. Dat is toch een intellectuele inconsistentie?

Ik kijk natuurlijk ook met belangstelling naar de inbreng van de PVV. Zoals gezegd is de PVV een gedoogpartner en geen coalitiepartner. Er zit een mooi verschil tussen het regeerakkoord en het gedoogakkoord. Voor de volledigheid merk ik op dat er in het gedoogakkoord werkelijk met geen woord wordt gesproken over de zondagsrust, de koopzondag of de Winkeltijdenwet. Het staat de PVV dus vrij om met ons en anderen voor het initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks en D66 te stemmen. Ik heb in de media wat geluiden vernomen dat de PVV dit niet van plan is.

Dat kan natuurlijk een vergissing zijn, want misschien heeft men het niet goed opgeschreven, maar ik zie dus wel met grote belangstelling uit naar de inbreng van de heer Graus. In het PVV-programma is namelijk zelfs sprake van een onbeperkt aantal koopzondagen. De PVV wil de openingstijden vooral door ondernemers laten bepalen. Tijdens een spoeddebat heeft de heer Graus volgens de PVV-website gezegd: "De consumenten vinden het prachtig om met hun familie en vrienden te gaan shoppen op zondag. Mogen ze?" Als we niet uitkijken, is het antwoord dus nee. Mijnheer Graus, u laat de consumenten, hun familie en hun vrienden, over wie u zulke warme woorden hebt gesproken, toch niet in de steek?

Ten slotte wil ik de collega's van VVD, CDA en PVV nog een volgende vraag stellen. Niet alleen staat hun handtekening – deels althans – onder een akkoord waarin de situatie rond de koopzondagen blijft zoals die is, maar in hetzelfde akkoord hebben deze partijen er ook voor getekend om 130 ha natuur te vinden die mogelijk zal verdwijnen. Mijn vraag aan deze partijen is nu: wat moet ik nou komende zondag gaan doen? Wandelen is namelijk ook zondagsrust.

De heerDijkgraaf (SGP):

Het triomfalisme van mevrouw Dijksma verbaast mij een beetje. Ik kende de PvdA in het verleden altijd als een partij die ook opkwam voor de belangen van kleine ondernemers. Uit onderzoeken blijkt dat 90% van de kleine ondernemers hier helemaal niet op zit te wachten. Sterker nog, een groot deel van de kleine ondernemers vindt dat er nu al meer zondagsopenstellingen zijn dan ze nu willen. Ik had toch een wat warmer, socialer hart van mevrouw Dijksma voor de kleine ondernemer verwacht. Dat mis ik ganselijk.

MevrouwDijksma (PvdA):

Dat ben ik niet met u eens. Als je de besluitvorming over de koopzondagen op gemeentelijk niveau laat plaatsvinden, is het heel goed mogelijk dat men in bepaalde gemeenten besluit dat men dit niet wil. Als uit draagvlakonderzoek en uit debat in de lokale raad blijkt dat de meerderheid geen behoefte heeft aan zondagsopenstelling, biedt dit wetsvoorstel daar alle ruimte toe. De discussie gaat dus niet over de vraag of je voor of tegen de zondagsrust of de koopzondag bent, of voor of tegen de kleine ondernemer. De discussie gaat over de vraag op welk niveau de besluitvorming plaatsvindt. Ik ben met de heer Dijkgraaf van mening dat die zorgvuldig dient te zijn. Als de heer Dijkgraaf niet heeft gehoord dat ik de initiatiefnemers een aantal indringende vragen heb gesteld, is dat jammer, maar ik heb dat wel gedaan.

De heerDijkgraaf (SGP):

Die vragen heb ik zeker gehoord, maar gezien het verleden tot op de dag van vandaag, moet mevrouw Dijksma toch met mij constateren dat diverse gemeenten nu al beslissingen nemen die onvoldoende rekening houden met het lokale draagvlak, bijvoorbeeld juist vanwege concurrentie in omliggende gemeenten?

MevrouwDijksma (PvdA):

Uiteindelijk is het toch wel de vraag of wij dit zomaar vanuit Den Haag op deze manier kunnen beoordelen. Als u gelijk hebt, zou de gemeenteraad, die het laatste woord heeft, er op de een of andere manier zeggenschap in hebben gehad. Als de lokale democratische afweging op een bepaalde manier uitvalt, is het redelijk aanmatigend om vanuit Den Haag te zeggen dat men het niet goed gedaan heeft.

De heerDijkgraaf (SGP):

Dat veronderstelt dat de gemeente in volstrekte onafhankelijkheid die beslissing kan nemen. Deze week was er een hoorzitting in Zoetermeer. Namens de raad is daar gezegd: misschien zouden wij het wel niet willen, maar wij moeten wel, want wij lopen 33 mln. omzet mis van consumenten die nu naar Den Haag gaan. Men kan dus niet in vrijheid een beslissing nemen. Daarmee respecteer ik wel die lokale democratie, maar op basis van de feiten, bijvoorbeeld uit het CBW-MITEX-onderzoek, constateer ik dat de gemeenten die vrijheid helemaal niet hebben. En dan zullen wij dus nationale regels moeten stellen en daarbinnen lokale besluitvorming mogelijk moeten maken.

MevrouwDijksma (PvdA):

Wij hebben een andere visie op de ontwikkelingen in een land als het onze. In deze tijd is het niet houdbaar om vanuit landelijke gebods- en verbodsbepalingen ontwikkelingen die gaande zijn tegen te houden. Stel je voor dat wij ertoe besluiten om alle winkels in Nederland op zondag op slot te doen. Dan zullen wij in de grensstreken zien dat de consumenten naar het buitenland gaan. Dan begint de discussie bij de winkeliers in de grensstreken, die dan klagen over oneigenlijke concurrentie.

Op de achtergrond hiervan speelt iets anders, namelijk het hyperconsumentisme en de ratrace die daarbij een rol speelt. Mevrouw Halsema heeft er ooit een interessant stuk over geschreven. Daar mogen wij best af en toe wat tegenwicht aan bieden. De vraag is alleen of je dat doet met nationale wetgeving of dat je het ook lokaal kunt afwegen. Wij hebben al jarenlang gedoe over die toerismebepaling. Het is geen houdbaar middel om bepaalde ontwikkelingen tegen te houden.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Het is een feestelijke dag. Het komt al niet vaak voor dat wij een initiatiefwetsvoorstel en dan nog wel van de eigen partij mogen behandelen. Vervolgens merken wij dat er veel draagvlak en steun voor is in de samenleving. Dat is natuurlijk verheugend. De enige uitdaging die wij nu nog hebben, is de situatie binnen de Kamer. Daar gaan wij het vandaag over hebben.

De heer Dijkgraaf van de SGP maakte het al duidelijk. Het feit dat er 33 mln. omzet wegloopt uit Zoetermeer geeft al aan dat het goed is dat een gemeente dan zelf kan beslissen om die omzet te behouden. Blijkbaar is er behoefte aan winkelopenstelling. Anders ging men niet ergens anders shoppen.

Het wetsvoorstel moet een einde maken aan de onduidelijkheid. De huidige regelgeving is volstrekt onduidelijk. Wij weten allemaal dat de toerismebepaling lastig is. Wat is toerisme? Wat is belangrijk voor het toerisme? Wat zijn exotische feestdagen? Het is een rommeltje geworden. Elke gemeente interpreteert het op zijn eigen manier. Ik lees over de Franse grootmoederdag, de Amerikaanse "doe vriendelijk"-dag. Wij kunnen het zover oprekken als wij willen, maar wij moeten op een gegeven moment realistisch zijn. Blijkbaar werkt het niet. Nationaal is het blijkbaar moeilijk sturen op lokale behoeften. Het onderzoek van CBW-MITEX onder winkeliers heeft het ook aangetoond. De opvattingen, ook van de winkeliers, zijn zo divers, dat men vraagt om het in godsnaam decentraal te laten regelen. Dan kan veel meer maatwerk worden geboden. Dan kan een maatregel worden getroffen die past bij de lokale behoeften en omstandigheden.

Maar goed, zoals ik al zei: buiten deze Kamer is iedereen er blij mee. De ondernemers hebben zich toch echt uitgesproken voor meer keuzevrijheid. MKB-Nederland, het CBL, CBW-MITEX en VNO-NCW zijn allemaal enthousiast over dit voorstel, wat ons verheugt. Ook de Consumentenbond is een groot voorstander van dit initiatief. Als consument krijg je straks de keuze die representatief is voor jouw gemeente en die bij jou past. De christelijke gemeenten zullen eerder genegen zijn de deuren te sluiten, en de Randstadgemeenten zullen de winkels op zondag wel eerder openstellen. De gemeenten zijn ook enthousiast. Het is eigenlijk een feestje voor de lokale democratie en het past natuurlijk volledig in wat dit kabinet continu doet. Dit kabinet zegt continu: we hebben onze eigen nationale subsidiariteitstoets. Wat decentraal kan, doen we niet centraal. Daar past dit wetsvoorstel naadloos in. Waar dit kabinet dit soort dingen meestal doet zonder geld mee te geven, kost dit nog eens niets ook. Wie kan daartegen zijn?

We hebben ook wat politieke bondgenoten, wat altijd handig is. Niet alleen de Partij van de Arbeid, maar ook de Partij voor de Dieren. De VVD en de PVV kunnen natuurlijk niet anders dan dit wetsvoorstel ondersteunen. Zij zijn tenslotte inderdaad voor shoppen op zondag, want dat vinden zij ook zondagsrust, maar eigenlijk zegt de VVD natuurlijk: wij willen gewoon dat de winkelier het zoveel mogelijk zelf kan bepalen. Dat begrijp ik, maar dit is een hartstikke goede stap op weg daarnaartoe. Maar in hun optiek is het een tussenstap, terwijl het voor ons een eindstap zou kunnen zijn. Dat neemt niet weg dat de genoemde partijen dit moeten omarmen en straks van blijdschap staan te juichen.

De CDA-achterban heeft zich duidelijk uitgesproken tijdens het congres. Zij heeft gezegd: wij willen dit heel graag. Daarover is tijdens dat congres een motie ingediend, ten tijde van de verkiezingen. Ik weet van het CDA dat het een democratisch appel is, dus ik neem aan dat er goed naar de achterban geluisterd wordt en dat het CDA zich achter dit voorstel zal scharen.

Natuurlijk de PVV. Ik merk bij de PVV op dat het wel eens gebeurt dat de achterban op het laatste moment in de steek gelaten wordt. Dat hebben we gezien bij de postmarkt, en bij het openbaar vervoer. Ik ga er nu even van uit dat de PVV daarvan geleerd heeft en zegt: mijn achterban wil dit ook, dus ik steun dit ook namens mijn achterban.

Ik constateer alleen maar dat er heel weinig barrières kunnen zijn voor dit wetsvoorstel, en dat iedereen goed luistert naar wat er om ons heen gebeurt, want we zijn volksvertegenwoordigers. Als iedereen om ons heen ervoor is, past het ons om ons te scharen achter dit voorstel.

De heerGraus (PVV):

Voorzitter. Ik feliciteer de indieners Van der Ham en Van Gent met het door hen ingediende initiatiefwetsvoorstel. We hebben altijd respect en waardering voor leden die gebruik maken van het recht van initiatief, een mooi goed binnen onze parlementaire democratie. Daarentegen staat ons parlementair stelsel het ook toe dat een partij om haar moverende redenen tegen een initiatiefwetsvoorstel is. De Kamer voelt het al aankomen: van het laatste recht zal mijn fractie gebruik maken. Voordat we files krijgen achter de interruptiemicrofoons: ik weet dat de Voorzitter niet van tasjes houdt en er ook niet van houdt dat iemand met zijn billen bloot gaat, maar ik zal het figuurlijk wel doen. Het klopt als een bus dat wij als gedoogpartner van de huidige regering geen handtekening hebben gezet onder het volledige regeerakkoord, waaronder de Winkeltijdenwet. Dat klopt natuurlijk als een bus. Maar ook als gedoogpartner moeten we onze verantwoordelijkheid nemen en hebben we de taak om de zaak in evenwicht te houden qua nemen en geven. Dat is nu eenmaal zo. We hebben genomen en we moeten ook geven, niet alleen richting de christelijke regeringspartij het CDA, maar ook richting de SGP-fracties in de Eerste en de Tweede Kamer. Wij willen immers samen met de regeringspartijen en waar mogelijk ook met steun van de SGP het beste ervan maken. Wij zullen ze nog vaak hard nodig hebben, ook voor ondernemers. Wij zijn er heilig van overtuigd dat de huidige samenwerking wenselijk en noodzakelijk is voor Nederland en zijn ondernemers. Wij zullen onze christelijke partners daarom op dit voor hen zo gevoelige en belangrijke punt steunen, op weg naar een beter ondernemersklimaat. De tijd zal dat leren.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Ik stel de openhartigheid van de PVV zeer op prijs; laat dat duidelijk zijn.

De heerGraus (PVV):

Dank u wel.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Tegelijkertijd stel ik vast – dat hoorde u zojuist ook in mijn betoog – dat u hier bewust voor kiest, hoewel dit niet in een akkoord staat en hoewel geven en nemen ten tijde van coalitieonderhandelingen volgens mij neerkomt op vastlegging in een akkoord. Waarom staat dit daar dan niet in? De PVV zegt nu: het is nu eenmaal zo dat wij handjes hebben geschud en dit gaat ten koste van onze eigen achterban maar ten faveure van een kleine partij met twee zetels; dat laatste prevaleert voor ons.

De heerGraus (PVV):

Tegen dat laatste wil ik bezwaar maken, nog los van het feit dat ik de SGP altijd "mijn vrienden" noem. Zij behoren tot de weinige vrienden die ik heb. Dat durf ik echt te zeggen. Het was ook niet anders geweest als de SGP hier met één of een halve zetel had gezeten; dat heeft er helemaal niets mee te maken. Het gaat erom dat wij in de toekomst zo veel mogelijk willen samenwerken. We zullen de SGP misschien nog eens hard nodig hebben in de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Het is geven en nemen. Zo is het nu eenmaal en meer kan en wil ik er niet van maken. Jullie kunnen daar straks met vijf man gaan staan en mij bevragen totdat jullie een ons wegen, maar dit is mijn verhaal en dat is klip-en-klaar. Ik ben met de billen bloot gegaan. Zo ligt het ervoor en zo is het. Geven en nemen is in de Eerste Kamer en de Tweede Kamer belangrijk, ook ten opzichte van de SGP-fracties daar. Dat heeft niets te maken met de regeringspartijen en met een handtekening, waar u op doelt.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Dan stel ik vast dat een rare afweging van de belangen wordt gemaakt. Een volksvertegenwoordiger kiest voor zijn eigen achterban, want daar heeft hij zijn zetel aan te danken. De PVV kiest vanuit politiek opportunisme echter wederom een andere richting dan de door de eigen electoraat gewenste richting. Ook ik ben een vriend van de SGP, maar in mijn weging zal ik natuurlijk wel meenemen dat haar belangen niet altijd de belangen zijn van mijn achterban, waar ik als volksvertegenwoordiger voor sta. Ik vraag de PVV-fractie dus nogmaals wat er belangrijker is: de politieke opportuniteit of de achterban.

De heerGraus (PVV):

Op die laatste vraag zal ik niet eens antwoord geven. Ik ben heel duidelijk geweest. Ik wil het lid Braakhuis wel bedanken voor zijn opmerking dat wij een bewuste keuze hebben gemaakt. Hij kent de PVV; wij hebben een zeer bewuste en weloverwogen keuze gemaakt en dat is deze keuze. Ik heb al verteld waarom; laten wij dus niet in herhaling vervallen. Laten wij straks lekker van het zonnetje gaan genieten, mijnheer Braakhuis.

MevrouwDijksma (PvdA):

De heer Graus is inderdaad zeer openhartig. Mijn vraag aan hem is of de SGP aan hem heeft gevraagd om niet voor dit initiatiefwetsvoorstel te stemmen.

De heerGraus (PVV):

Ik ga verder helemaal niet in op vragen en aanbiedingen. U weet dat er nooit wordt gesproken over iets wat er gevraagd of aangeboden wordt. Daar praten wij niet over.

MevrouwDijksma (PvdA):

Dat vind ik merkwaardig, want u bent volksvertegenwoordiger. Dat betekent ook dat u, als u met uw collega's debatteert, zich verantwoordt voor uw standpunt en voor de wijze waarop u dat formuleert. Ik zal het straks uiteraard ook aan de SGP zelf vragen, maar u zegt zelf al dat u dit eigenlijk niet doet omdat u dit wilt en ook niet omdat uw achterban hierop zit te wachten maar uitsluitend om de SGP te pleasen. Dan mag ik toch van u weten of men dat van u heeft gevraagd of dat dit gewoon een initiatief vanuit de PVV zelf is, in de zin van: we gaan op dit punt maar alvast iets inleveren, want dan wordt de SGP daar misschien niet boos op ons?

De heerGraus (PVV):

Ik heb niet "uitsluitend" gezegd. Het woord "pleasen" vind ik overigens sowieso een verschrikkelijk woord. We zitten in het Nederlandse parlement. Laten wij dat woord dus niet gebruiken. Ik heb heel nadrukkelijk ook de regeringspartij het CDA genoemd. Ik heb onze piëteit ten opzichte van de regeringspartijen én ten opzichte van onze vrienden van de SGP genoemd. Dat heb ik heel nadrukkelijk gezegd. Ik heb dus niet gezegd dat het alleen gaat om het pleasen van de SGP. Ik ga daar ook helemaal niet over uitweiden. Er zijn hoger gelegen doelen. Alles is beter dan dat uw fractievoorzitter ooit premier van dit land wordt; daar hebben wij weloverwogen voor gekozen. Wij zijn bereid om daarvoor en om de huidige regering in het zadel te houden, echt heel ver te gaan. Daarbij zijn wij ook heel blij met de steun van de SGP in de toekomst in de Eerste Kamer en de Tweede Kamer.

MevrouwDijksma (PvdA):

Het feit dat de heer Graus zich hier nu opstelt als een barmhartige Samaritaan om te voorkomen dat er ooit een andere regering komt, is natuurlijk echt hartverscheurend. Ik ben echt tot tranen geroerd door zo veel mededogen met het CDA en de SGP. Mijn vraag aan de heer Graus is wat de overeenkomst is tussen de afkortingen AOW, JSF, ov en het debat van vandaag. Daar kunnen wij zo meteen "kozo", koopzondag, aan toevoegen.

De heerGraus (PVV):

Ik neem dit ter kennisgeving aan, zoals dat zo netjes heet. Ik ga er verder helemaal niet op reageren. Ik wil nog wel één ding zeggen. De heer Braakhuis had het over conducteurs en zo. Geloof mij, iedere ondernemer en iedere conducteur is het beste af met de huidige regering en gedoogpartner, mogelijk met steun in de toekomst op bepaalde dossiers van de SGP. Dat weet iedere ondernemer en iedere conducteur. Anders komen zij er op de langere termijn zelf wel achter.

De heerVerhoeven (D66):

Het laatste wat de heer Graus beweert klopt niet. De Limburgse ondernemer, neem een bakker in Beek, kan niet goed concurreren met zijn collega's over de grens in Duitsland en België, waar de winkels elke zondag open kunnen zijn. Deze bakker kan maar twaalf dagen per jaar zijn winkel op zondag openen. Het voorliggende voorstel maakt het mogelijk dat gemeenten op die behoefte kunnen inspringen. Wat doet de PVV? Die houdt een verhaal dat een klap in het gezicht is van deze ondernemers, namelijk dat het zo belangrijk is om SGP en CDA te steunen. De heer Graus laat gewoon de ondernemer in Limburg in de steek! Doet hem dat geen pijn? Dat hij op zo'n rare manier een belangrijk deel van zijn achterban gewoon laat stikken?

De heerGraus (PVV):

Nee, dat is niet waar. Wij strijden als ridders, ook voor de Limburgse ondernemers. Van nota bene zes PVV'ers heeft de wieg in Limburg gestaan. Die weten als geen ander hoe wij het altijd opnemen voor de Limburgse ondernemers en alle andere ondernemers. Wat de heer Verhoeven zegt is natuurlijk onzin. Alle ondernemers die denken dat deze secondbestversie niet zal werken, heb ik ervan kunnen overtuigen, voor zover zij er al klachten over hebben, dat alles beter is dan een andere regering in het zadel te helpen. Nu wij deze regering gedogen, is het op de langere termijn ook het beste voor de ondernemers en de conducteurs. Men moet het wel op de langere termijn zien. Het is dan geven en nemen. Het kan niet alleen maar zijn dat wij nemen. Zo werkt het niet. Wij hebben als PVV verantwoordelijkheid genomen. Wij zijn gedoogpartner geworden. De heer Verhoeven heeft natuurlijk heel goed kletsen, als een soort Calimero en maar roepen langs de zijkant met zijn eierschaaltje. Wij hebben echter onze verantwoordelijkheid genomen. Dan krijg je ook te maken met geven en nemen. Mogelijk lukt het de heer Verhoeven ook nog eens. Dan zal hij nog eens aan mij denken.

De heerVerhoeven (D66):

Dat laatste hoeft wat mij betreft niet zo nodig. Met het nemen van die verantwoordelijkheid hebben wij overigens meer ervaring dan de PVV. Daarover gaat het nu helemaal niet. Het gaat niet om het nemen van verantwoordelijkheid. Er ligt nu een goed voorstel dat ondernemers op allerlei plekken in het land recht doet, zodat zij optimaal kunnen ondernemen volgens de lokale democratie. Waarom heeft de PVV nog geen enkele keer iets inhoudelijks over dit voorstel gezegd, behalve over coalitietjes en over het als ridders strijden voor het uitsluiten van een ander kabinet? Waarom gaat de heer Graus niet gewoon in op de mogelijkheden die het voorstel biedt? Hij heeft zijn handen vrij. Er is helemaal niemand die hem tot iets dwingt. Waarom gaat de heer Graus niet gewoon in op het voorstel? Waarom weegt hij niet gewoon de voordelen van het voorstel? Waarom legt hij het alleen op deze politieke manier uit? De mensen snappen het niet. De ondernemers snappen het ook niet meer. De heer Graus zal ook nog wel een keer aan mij terug denken. De conducteurs snappen het niet meer. Die lopen naar de SP. De ondernemers lopen naar GroenLinks en D66. Over vier jaar heeft de heer Graus niet eens meer een afweging te maken over meeregeren of niet. Dan is de PVV daar te klein voor. Waarom gaat de heer Graus niet op de inhoud van het voorstel in?

De heerGraus (PVV):

Wij zullen wel zien hoe de volgende verkiezingen uitvallen. Ik denk dat u het helemaal verkeerd ziet. U zegt dat wij als ridders strijden om een regering niet in het zadel te helpen. Nee, wij strijden als ridders voor een beter Nederland, ook voor de ondernemers en de conducteurs. Vaak moeten echter op korte termijn zaken op de koop toe genomen worden om op de langere termijn een hoger doel te bereiken. Ik ga vaak mijn broodje halen bij de Limburgse ondernemers. Ik ga bij hen vaak mijn boodschappen doen. De Limburgse ondernemers heb ik nog nooit horen klagen over een PVV-standpunt. Ik heb met Limburgse ondernemers gesproken. Die heb ik er nooit over gehoord. Ik heb überhaupt nooit een mailtje ontvangen van een ondernemer die het niet met ons eens is. Zij weten immers dat deze regering, met ons als gedoogpartner en al dan niet met steun van de SGP, op de lange termijn het beste is voor hun welzijn en voor een beter Nederland, voor mens en voor dier.

Devoorzitter:

Probeert u allemaal via de voorzitter te spreken? Dat betekent dat u alleen tegen mij "u" zegt en niet tegen elkaar.

De heerVerhoeven (D66):

U hebt gelijk. De heer Graus en ik zullen het proberen.

Ik wil van de heer Graus iets horen, los van de politieke strategie waarmee hij het voorstel tekortdoet. Hij gaat niet in op het voorstel en is alleen maar bezig met politiek bedrijven, over de rug van de grote groep mensen voor wie dit voorstel heel veel verbetering oplevert. Wil de heer Graus nog eens duidelijk zeggen wat de inhoudelijke reden is waarom hij zo stellig tegen dit wetsvoorstel is? Waarom niet deze tussenstap naar wat de heer Graus uiteindelijk zou willen? Waarom neemt hij die stap niet gewoon? Waarom niet gewoon praktische politiek voeren en waarom zo ideologisch bezig zijn, met oogkleppen op?

De heerGraus (PVV):

Voorzitter. Ik heb geen oogkleppen op. De heer Verhoeven mag dat vinden maar dat is natuurlijk niet zo. Ik ga dat helemaal niet doen want ik heb mijn verhaal heel duidelijk, klip en klaar, verteld. Er is ook geen "tussenmanier". Die passeer ik ook. Deze afspraken zijn gemaakt en daarmee is de kous af. Wij willen graag verder. Wij moeten voor de toekomst concessies doen ten behoeve van de huidige regering van VVD en CDA, met gedoogpartner PVV, en al dan niet steun in de toekomst van de SGP in de Eerste en Tweede Kamer. Die is hard nodig om dit land erbovenop te helpen, om naar een beter Nederland toe te gaan, voor mens en dier, voor ondernemer en conducteur. Daarmee is de kous af. De tijd zal het leren, mevrouw de voorzitter.

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Een mooie dag om te merken dat je zoveel vrienden hebt, dwars door het parlement heen, van links tot rechts, van D66 tot PVV. Mijn eerste vraag aan de initiatiefnemers is of dit inderdaad zo is: zijn wij vrienden? Ja toch? Uiteindelijk discussiëren we op de inhoud.

Voorzitter. Ik constateer dat de initiatiefnemers hun werk voortvarend hebben gedaan. Ik constateer ook dat wij enige vertragende actie hebben uitgevoerd, maar wel om een inhoudelijke reden, niet om een procedurele of andere reden. Wij vonden het belangrijk om de feiten duidelijk te hebben voordat wij conclusies zouden trekken over dit initiatiefvoorstel. Ik dank de initiatiefnemers voor hun medewerking om die feiten op tafel te krijgen. Nu die feiten helder zijn en wij zowel van werknemers en werkgevers als consumenten weten hoe zij erin zitten, hecht mijn fractie eraan om de verdere behandeling van dit wetsvoorstel zo snel mogelijk te doen en zo snel mogelijk daarover te stemmen. Ik vraag de initiatiefnemers om dat te ondersteunen. Zijn zij inderdaad van plan om dat zo snel mogelijk te doen? Dan is tenminste het punt uit de wereld. De initiatiefnemers geven zelf al aan dat er veel onduidelijkheid is. Wij weten voor de komende jaren dan waar wij aan toe zijn. Ik hecht daar zeer aan, en met mij ook een Kamermeerderheid denk ik.

Voorzitter. Wij zijn blij vandaag in debat te kunnen gaan. Wij zijn het op één belangrijk punt eens met de indieners: dit wetsvoorstel draait om het schrappen van de toerismebepaling en de avondwinkelbepaling. Dit staat in de nota naar aanleiding van het verslag. De initiatiefnemers geven dit antwoord in reactie op onze vraag of het hoe dan ook beter zou zijn om beide bepalingen te schrappen, ook als de regeling voor twaalf koopzondagen zou blijven bestaan. Laten wij op dit punt snel zaken doen. Over de kern, de bepalingen over het toerisme, feestelijkheden en avondwinkels moeten vervallen, is blijkbaar overeenstemming. Dan hoeven wij het vandaag alleen nog te hebben over de vraag of er vervolgens door de wetgever 0, 12 of 52 koopzondagen mogelijk gemaakt moeten worden. Juist tegen het bieden van een mogelijkheid voor veel meer koopzondagen heeft de SGP grote bezwaren. Onze keus is duidelijk: wij willen helemaal geen koopzondagen. Die bezwaren liggen niet alleen op het principiële vlak. Wij vinden de zondag een veel te belangrijke en mooie dag om een commerciële prijs aan te geven.

Die bezwaren komen verder voort uit het ontbreken van goede argumenten om tot wijziging van de wet te komen. Veel retoriek is nodig om anderen te bewegen om voor het voorstel te zijn. Die techniek, dat geef ik toe, hebben de initiatiefnemers goed gebruikt. Het debat over de winkeltijdenwet is het debat over het omdraaien van de werkelijkheid. Ik kan dat aan de hand van de volgende punten illustreren. Het is te zien aan het onjuist citeren door de collega's van een artikel van onder meer mijn hand over koopzondagen. Ik kom daar zo meteen nog even op terug. Het is te zien aan de onduidelijke argumentatie voor het wetsvoorstel; de ene keer is onduidelijkheid over de toepassing van de wet het probleem, de andere keer de economische vooruitgang en weer een volgende keer de vrijheid van ondernemers en de lokale beleidsvrijheid. Daarbij is het niet het doel om meer koopzondagen mogelijk te maken, zo stellen zij, maar zij zien wel op zowel sociaal als economisch vlak belangrijke voordelen bij een eventuele toename van het aantal koopzondagen. Van zoveel kronkels zou je als ondernemer snel failliet gaan.

Een derde punt. Dat omdraaien van de werkelijkheid blijkt ook uit het argument van de indieners van de onduidelijkheid over de toepassing van de wet. Dit kan niet opgelost worden door meer zondagsopenstelling toe te staan. Zowel de wetgever als de rechter hebben de laatste jaren die onduidelijkheid uit de wereld geholpen en zijn daar nog mee bezig. Er is dus geen sprake van onduidelijkheid op dit moment, maar van onwil om de grenzen van de wet te accepteren.

Een vierde punt. Dat omdraaien blijkt ook uit het punt dat de wet belemmerend zou zijn voor nieuwkomers op de toeristische markt. Dat is geen voorbeeld van onduidelijkheid, maar een voorbeeld van het oneens zijn met de huidige wet.

En als vijfde, de indieners lijken bezwaren tegen de zondagsopenstelling nogal eens te versmallen tot vooral religieuze bezwaren. Zeker ook in het geval van werknemers, maar dat is niet het geval. Kijk alleen maar naar het MITEX-onderzoek, dat aangeeft dat die argumentatie vele malen breder is dan alleen die religieuze bezwaren.

Dat omdraaien van de werkelijkheid blijkt ook bij andere geledingen. Als je kijkt naar de conclusies die worden getrokken in het CBW-MITEX-onderzoek over het wetsvoorstel kan ik maar tot één conclusie komen: alstublieft geen verruiming van de wet, we hebben het als ondernemers al moeilijk genoeg. Er worden tot mijn grote verbazing door hen heel andere conclusies aan dat onderzoek verbonden, want dat is niet op die feiten gebaseerd, maar blijkbaar loopt het zo.

De heerVerhoeven (D66):

Kan de heer Dijkgraaf aangeven welk stuk uit het CBW-MITEX-onderzoek hij nu bedoelt als hij zegt dat dat een onderbouwing is van zijn top zes aan verkronkelingen van de indieners? Want ik vind het niet terug.

De heerDijkgraaf (SGP):

Dan stel ik ten tweeden male vast dat de heer Verhoeven zijn stukken niet leest, maar blijkbaar alleen de conclusies. Ik ben gewend om conclusies te trekken op basis van de feiten. Als ik de feiten van het CBW-MITEX-onderzoek lees, zie ik dat 90% van de ondernemers zegt: voor mij hoeft het niet, het is mooi geweest, het is genoeg geweest, de huidige wet voldoet. U hebt in de pers kunnen lezen dat het inderdaad zeer onduidelijk is waarom CBW-MITEX nu tot deze conclusie is gekomen. Waarschijnlijk heeft dat veel meer te maken met politieke realiteiten dan met feiten.

De heerVerhoeven (D66):

Zoals de top zes van de heer Dijkgraaf uit een aantal wat mij betreft onsamenhangende punten van kritiek is opgebouwd, is de manier waarop hij selecteert uit het CBW-MITEX-onderzoek net zo problematisch. Ik zie bijvoorbeeld een aantal passages waaruit duidelijk blijkt dat men prima met dit wetsvoorstel uit de voeten kan volgens de gemiddelde CBW-MITEX- ofwel modeondernemer. Bijvoorbeeld de passage waarin meer ondernemers zeggen: het blijft wat mij betreft gelijk. Dat is volledig in lijn met deze wet, want deze wet wil helemaal niet meer koopzondagen opdringen. Nee, ze wil alleen de lokale besluitvorming leidend maken in de ingewikkelde afweging die op lokaal niveau moet worden gemaakt. Juist de punten die de heer Dijkgraaf heeft genoemd, waarvan hij zegt dat zij slordig zijn, inconsequent en kronkelig, maken nu juist dat deze wet zo belangrijk is, want het zijn al die verschillende afwegingen – die kronkels, zou je bijna kunnen zeggen – die op lokaal niveau moeten worden gemaakt om aan te sluiten bij de lokale situatie. Dat staat de heer Dijkgraaf in de weg, dus waarom doet hij dat?

De heerDijkgraaf (SGP):

Als ik kijk naar het onderzoek, blijkt helder dat 20% van de ondernemers onder de huidige regels al zegt dat zij vaker open zijn dan ze willen, laat staan dat je de gemeente de volledige vrijheid geeft. Dan zal het mechanisme van concurrentie waarover wij het hebben gehad – Zoetermeer versus Den Haag – sterker worden. Bij elke discussie in gemeenteraden die plaatsvindt is het centrale argument niet zozeer een afweging binnen die gemeente als wel de concurrentie met gemeenten eromheen. Dus als alles vrij is, zul je een sterk mechanisme krijgen van steeds meer koopzondagen. Dat is in strijd met wat 90% van de ondernemers wil en met wat 79% van de consumenten wil.

Devoorzitter:

Tot slot, mijnheer Verhoeven.

De heerVerhoeven (D66):

Wat de heer Dijkgraaf zegt is ook in strijd met wat er zal gebeuren en wat er tot nu toe aan feiten en cijfers, waaraan de heer Dijkgraaf zo graag vasthoudt, is gebeurd. Want er is helemaal geen olievlek ontstaan van met elkaar concurrerende gemeenten die allemaal steeds meer vrijheid nemen om de winkels open te gooien. Het gaat hier niet om vrijheid, het gaat om verantwoordelijkheid, verantwoordelijkheid voor gemeenten. In Nederland zijn er veel gemeenten die heel beperkt omgaan en zullen omgaan met het aantal koopzondagen, juist omdat ze luisteren naar de mensen, waar de heer Dijkgraaf alleen de tekst van het CBW-onderzoek gebruikt.

Devoorzitter:

Mijnheer Verhoeven, u moet echt proberen om korter te interrumperen.

De heerVerhoeven (D66):

Daar hebt u gelijk in.

Waarom het niet aandurven om de verantwoordelijkheid bij de gemeenten te leggen?

De heerDijkgraaf (SGP):

Wij vallen in herhaling. Wij zijn het op dat punt gewoon niet eens met elkaar. Ik baseer mij op de feiten die aangeven dat het mechanisme nu al in werking is. De heer Verhoeven moet eens gaan kijken naar dit soort discussies in gemeenteraden. Dan zal hij constateren dat hét centrale argument van de partijen die voor zijn, telkens weer is: ja, misschien zouden wij wel anders willen, maar wij moeten wel.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Dat is de spijker op zijn kop. Dat betekent dat het eigenlijk nu al zo is. Blijkbaar zitten wij nu al in de situatie dat gemeenten moeite hebben om een antwoord te bieden op de vraag: wat moeten wij nu? Je ziet het rare verschijnsel dat er allerlei creatieve oplossingen worden verzonnen. Nu wij proberen om dit een keer lokaal te regelen – dan heb je representatief meer maatwerk voor besluiten en komt er een einde aan de huidige, vervelende situatie – kan het antwoord van de heer Dijkgraaf toch alleen maar zijn: ja, dat wil ik hartstikke graag?

De heerDijkgraaf (SGP):

Als ik het probleem constateer dat die onduidelijkheid er alleen maar toe leidt dat winkels vaker open zijn dan de winkelier wil en de consument nodig vindt, dan moeten wij niet de oplossing zoeken in de richting dat de winkels nog vaker opengaan. De onduidelijkheid is dan inderdaad weg, maar het resultaat is nog erger dan het nu is. Laten wij dan een oplossing zoeken. Ik heb straks constructieve voorstellen – de heer Braakhuis zal daar ongetwijfeld voor zijn – om die onduidelijkheid eruit te halen. Dat is immers ons gezamenlijke doel, onduidelijkheid is niet goed.

Devoorzitter:

Ik heb ook een doel, namelijk voor 13.30 uur klaar zijn.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ja, en ik heb nog het nodige aan tekst.

Devoorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heerDijkgraaf (SGP):

Onder het mom van bestrijding van de onduidelijkheid en het bevorderen van ondernemerschap wordt een grote kaalslag onder kleine ondernemers georganiseerd, ten koste van de zondag als gezamenlijke dag van rust. Strooi met het woord van vrijheid, roer er nog wat lokale afwegingen door en het resultaat is een fantastische houtskoolschets van ondernemerschap waarin de grote winkelketens regeren en de kleine winkeliers moeten sluiten of tegen hun zin open zijn. Flexibel zijn, heet dat. Het resultaat van dit alles – wij zien dit nu al op veel plaatsen gebeuren – is een gemeentelijke overheid die het debat voert waarin alle belangen aan de orde komen, maar het grootwinkelbedrijf uiteindelijk aan het langste eind trekt. Eén of enkele grote bedrijven die vaker open willen, krijgen hun zin. Dat is het resultaat van de gedroomde werkelijkheid van D66 en GroenLinks. In de praktijk zal dit een fiasco blijken te zijn.

Hebben de ondernemers behoefte aan deze wet? Dat lijkt mij een vrij cruciale vraag. Overduidelijk niet. Het evaluatierapport uit 2006 gaf aan: 76% van de kleine ondernemers en 60% van het grootbedrijf vinden de zondagsrust te belangrijk om op zondag de winkels open te stellen. Het CBW-MITEX-onderzoek, dat twee weken geleden is uitgekomen, laat zien dat 89% van de ondernemers tegen totale winkelopenstelling op zondag is. Sterker nog, deze 89% vindt het huidige aantal koopzondagen in hun gemeente ruim voldoende. De meerderheid van de winkeliers, namelijk 51%, een niet onbelangrijke meerderheid bij discussies in het parlement, wil zelfs minder koopzondagen dan de gemeenten op dit moment toestaan. 66% van de kleine ondernemers zou graag zien dat anderen niet of minder vaak op zondag opengaan. Van de veel geroemde vrijheid blijft in de praktijk niets over als wij doorgaan op de deze weg. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat een op de vijf winkeliers vaker opengaat dan men zelf wil. 20% is nu al vaker open. Er is dus sprake van directe of indirecte dwang. Verruiming van het aantal koopzondagen zal dit percentage alleen maar sterker doen toenemen.

Wat schrijven de indieners over ondernemers die onder het juk van een boetebeding zitten als zij op zondag niet open zijn? Ik citeer: "De boeteregeling is onderdeel van het Huishoudelijk Reglement van het betreffende winkelcentrum, waar ondernemers zelf mee hebben ingestemd, en de desbetreffende winkeliers staat het vrij om hierover een civielrechtelijke procedure aan te spannen." Ik hoop dat ik beide initiatiefnemers juist citeer. Ik zie dat dit het geval is. Ongetwijfeld krijgen wij hier nog een prachtige reactie op. Als dit het geval is, is het wel leve de projectontwikkelaar. Die heeft namelijk de macht om dit soort eisen te stellen.

Intussen blijven de indieners denken dat "uiteindelijk de ondernemer beslist of hij of zij de deuren, op welke dag ook, wil openen en of daarbij de kosten opwegen tegen de baten". D66 en GroenLinks vergeten de 90% van de kleine ondernemers en alle grote ondernemers die graag een vrije zondag hebben. Deze partijen vinden het prima als projectontwikkelaars – die in veel winkelgebieden de macht in handen hebben – hun gang gaan. De SGP vindt dit onverantwoord duikgedrag voor de belangen van ondernemers. De vrijheid voor de ondernemer is verworden tot een dwangbuis van de groothandel, en de kleine winkelier mag het onderspit delven. Graag horen wij ook van de minister welke mogelijkheden hij ziet om de vrijheid van de winkelier om op zondag gesloten te blijven, te verankeren binnen de randen van de wet.

Ook de consument vraagt nauwelijks om uitbreiding van de koopzondagen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit consumentenonderzoek van dezelfde CBW-MITEX uit november 2010. 68% van de consumenten is dik tevreden met de huidige regelingen. Dat is geheel in lijn met de resultaten uit de enquête van het CNV van twee jaar geleden. 74% van de consumenten vindt het belangrijk of zeer belangrijk dat de zondag een dag is waarop ruimte is voor rust. Twee derde van de mensen vindt het belangrijk tot zeer belangrijk dat de zondag een dag is waarop het werken niet op de eerste plaats staat. Dat geldt zelfs voor jongeren nog meer dan voor ouderen. Slechts 22% van de mensen vindt het belangrijk dat de zondag een dag is waarop je tijd hebt om te winkelen. Dit sluit helemaal aan bij de resultaten van de evaluatie van de Winkeltijdenwet van enkele jaren geleden en het CNV-onderzoek van twee jaar geleden.

De heerVerhoeven (D66):

Ik ga proberen de discussie de richting op te krijgen die bedoeld is met dit wetsvoorstel. De heer Dijkgraaf heeft een heleboel cijfers en feiten genoemd over winkelbehoefte en zondagsrust. Waarom denkt de heer Dijkgraaf dat het misgaat als de verantwoordelijkheid en de afweging bij de gemeenten komen te liggen?

De heerDijkgraaf (SGP):

Omdat ik naar de praktijk kijk. Nu al zie je dat gemeenten die beslissingen nemen zoals ze die nemen en daarbij onvoldoende luisteren naar lokale geluiden.

De heerVerhoeven (D66):

De heer Dijkgraaf stelt dus dat allerlei gemeenten, onder druk van grensgemeenten en economische belangen, een verruiming van het aantal koopzondagen hebben doorgevoerd op basis van het mechanisme dat hij heeft geschetst.

De heerDijkgraaf (SGP):

Dat is één element, maar er spelen tal van zaken een rol waardoor dit proces zo is. Maar kijk gewoon naar de cijfers. Deze cijfers heb ik niet verzonnen; het is geen SGP-publicatie. Het zijn officiële cijfers waarmee instanties in dit land zijn gekomen. Die zijn zonneklaar.

De heerVerhoeven (D66):

Over de SGP-publicatie hebben wij het zo dadelijk nog wel even. Dat is namelijk het verhaal van de "clear-cut case". Daarop komen wij zo dadelijk nog wel terug; dat wacht ik af.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ja, daarop kom ik terug. Ik heb de auteurs benaderd.

De heerVerhoeven (D66):

Mijn punt is dat uit geen enkel telonderzoek in de praktijk blijkt dat het aantal gemeenten dat het aantal koopzondagen zo enorm zou laten stijgen, zo groot is. Dat aantal gemeenten is namelijk heel beperkt. Het mechanisme dat de heer Dijkgraaf de hele tijd probeert te schetsen, op grond van het spookbeeld dat elke gemeente gedwongen is om dit te doen, klopt niet. Kan de heer Dijkgraaf daar eerlijk over zijn? Hoeveel gemeenten hebben in de afgelopen jaren het aantal koopzondagen laten stijgen onder dwang van het mechanisme dat hij heeft geschetst?

De heerDijkgraaf (SGP):

Dan kom ik toch terug op mijn eerdere punt: laat de heer Verhoeven eens kijken naar hoe die discussies in de praktijk plaatsvinden. Blijkbaar is mijnheer Verhoeven nooit aanwezig bij die discussies. Waarom is hij niet als voorbereiding op dit debat bij de hoorzitting in Zoetermeer geweest? Dat is geen SGP-gemeente. Het was glashelder dat voor de partijen die voor waren, het centrale argument was dat klanten op zondag massaal naar Den Haag afreizen. Ga op zondag maar kijken, zei men. Terecht stellen winkeliers dan dat zij een probleem hebben.

De heerVerhoeven (D66):

Dat een topwetenschapper als de heer Dijkgraaf zijn hele verhaal bouwt op één avondje in één gemeente van Nederland, vind ik echt zorgwekkend.

De heerDijkgraaf (SGP):

Nee, nee. Dat getuigt in ieder geval niet van een wetenschappelijke analyse van mijn bijdrage. Dit is één concreet voorbeeld. Ik nodig de heer Verhoeven uit om de komende tijd bij dit soort debatten in tal van gemeenten aanwezig te zijn. Je ziet het namelijk bij alle gemeenten. Ik noem Vlaardingen. Dat is ook heel recent. Ik heb er vragen over gesteld.

Devoorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heerDijkgraaf (SGP):

Het derde element zijn de werknemers. Zitten zij erop te wachten? Als de winkeliers en de consumenten er niet op zitten te wachten, zal het wel om de belangen van de werknemers gaan. Niets daarvan. In 2006 gaf 79% van de werknemers aan er ook niet zo veel in te zien.

De voorstelling van de indieners is dat het overlaten aan de lokale democratie beter aansluit bij de belangen van de bewoners. Daarmee gaan de collega's Van der Ham en Van Gent voorbij aan het feit dat in tal van gemeenten juist gekeken wordt naar de omliggende gemeenten. Het is een feit dat die druk er is. Ik sla even een stukje over, want dit hebben wij net uitvoerig behandeld.

Interessant is dat de initiatiefnemers na lang graven nog een onderzoek hebben opgedoken uit 2007. Een van de eerste dingen die mij onder ogen kwamen toen ik lid werd van de Kamer, was de memorie van toelichting bij dit initiatiefwetsvoorstel. Toen constateerde ik met genoegen dat de heer Van der Ham uit mijn werk citeerde. Ik constateerde toen ook gelijk dat hij dat onterecht deed, maar dacht: laat ik nou wachten tot de behandeling om dat naar voren te brengen, want dat is wel het leukste moment. Ik geef de heer Van der Ham een groot compliment aangezien hij weer zo slim is geweest om dat moment te vervroegen naar het begin van deze week, waardoor hij mij voor was. Die creativiteit is een groot goed in de politiek. Die eer is hem zeer gegund.

Maar dan. Wat de heer Van der Ham niet gedaan heeft en de SGP-fractie wel is navraag doen bij de auteurs van het desbetreffende artikel. Dat is jammer want dat zou hem een misstap hebben bespaard voor het wetsvoorstel. Ik hoor mevrouw Van Gent vanuit vak K zeggen: dat weet u niet. Daarmee doelt zij waarschijnlijk op mijn coauteur de heer Gradus, die momenteel directeur is van het wetenschappelijk instituut van het CDA. Maar beide auteurs laten het volgende weten.

"De studie van Dijkgraaf en Gradus betrof een bijdrage aan de internationale literatuur. Daar ging het om de discussie tussen twee modellen. Het eerste model betreft nationale regels die onmiddellijk werken voor alle gemeenten. Het tweede model betreft nationale regels die gelden voor gemeenten die vervolgens binnen die geldende maxima voor hun eigen grondgebied minder koopzondagen mogen toekennen aan bedrijven. Het artikel toont aan dat het vanuit welvaartseconomisch perspectief goed is om gemeenten een aparte bevoegdheid te geven binnen nationale maxima, omdat dan rekening gehouden kan worden met specifieke omstandigheden in de gemeente. In een politieke afweging kunnen natuurlijk ook andere aspecten worden meegewogen. De initiatiefnemers introduceren een derde model, dat destijds niet onderzocht is, met volledige vrijheid voor gemeenten. Het artikel is dus niet van toepassing op dit model. Dat zou ook niet kunnen, omdat de analyse plaatsvond op basis van de Nederlandse situatie. Daar is geen sprake van volledige vrijheid voor gemeenten. Het zou dan ook onmogelijk geweest zijn om daar wetenschappelijk verantwoorde uitspraken over te doen op basis van de door Dijkgraaf en Gradus gehanteerde methodologie." Dit is mede ondertekend door de heer Gradus.

De SGP heeft dus kunnen constateren dat ook dit argument van de indieners vervalt.

Devoorzitter:

Gaat u afronden.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik heb nog een paar punten. Ik zal het proberen wat staccato te doen.

Devoorzitter:

Graag, want ik zit met een tijdklem.

Maar eerst is er een vraag van de heer Verhoeven.

De heerVerhoeven (D66):

De heer Dijkgraaf maakt de context van zijn onderzoek nog even duidelijk. Is dat niet juist een bewijs van het feit dat het olievlekmodel niet plaatsvindt door de lokale variatie waar de heer Dijkgraaf het in zijn onderzoek steeds over heeft?

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik begrijp deze vraag niet.

De heerVerhoeven (D66):

Een olievlekmodel wil zeggen dat …

De heerDijkgraaf (SGP):

Ja, het olievlekmodel ken ik wel.

De heerVerhoeven (D66):

Nou leg ik het ook even uit. Een olievlekmodel wil zeggen dat elke gemeente hetzelfde gedrag gaat vertonen zodat je uiteindelijk een bredere olievlek krijgt met allemaal dezelfde regimes, terwijl het in het onderzoek van de heer Dijkgraaf juist gaat over lokale variatie. Dit wetsvoorstel gaat ook over lokale variatie. Dat bijt elkaar dan toch?

De heerDijkgraaf (SGP):

Nee, het een sluit het ander niet uit. Als je lokale variatie hebt, is de grote vraag wat de vrijheid is van individuele gemeenten. Die zal enorm afhankelijk zijn van wat er om hen heen gebeurt. Dat kennen wij niet alleen uit dit dossier. Ook bij afvalinzameling, drinkwater- of energievoorziening ontstaan op een gegeven moment clusters van gemeenten. Dat is logisch omdat men rekening houdt en moet houden met de lokale omgeving.

De heerVerhoeven (D66):

Voorzitter …

Devoorzitter:

Nee, ik sta geen interruptie meer toe. Er komen nog twee sprekers. Het wordt allemaal heel krap.

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter, ik ga u proberen te helpen door verder staccato door mijn betoog heen te gaan.

Er is in ieder geval een lichtpuntje omdat de initiatiefnemers vinden dat gezamenlijke rustmomenten een sociaal-maatschappelijk belang hebben. Dat is winst. Laten wij die naar de toekomst vasthouden. Ik had dan wel een aantal afwegingscriteria verwacht die opgenomen zouden moeten worden in het wetsvoorstel. Ik zou hier de initiatiefnemers op willen bevragen, bijvoorbeeld over de toerismebepaling. Zou niet explicieter moeten worden vastgelegd met welke argumenten lokale overheden rekening moeten houden? Ik verwijs ook naar MKB-Nederland, dat vandaag in een interview aangeeft dat een draagvlakonderzoek wat hem betreft bindend zou moeten zijn. Dit is een nieuw geluid dat vandaag naar buiten is gekomen. Ik hoor hier graag een reactie op, gegeven de discussie die we net hebben gehad.

Dan heb ik nog een stukje over bezwaar en beroep. De initiatiefnemers zeggen dat je in bezwaar kunt gaan. Volgens de SGP-fractie kan dit soms wel, maar soms ook niet. Het ligt eraan of het besluit genomen wordt door het college of door de gemeenteraad. In het eerste geval kan het wel, maar in het tweede geval niet. Mocht hier onduidelijkheid over zijn, dan kunnen we onderling nog even contact hebben over de precieze juridische achtergrond.

De problemen moeten de wereld uit. De onduidelijkheid over avondwinkels, toerisme en over bijzondere gelegenheden moet inderdaad weg. Misschien moeten we maar eens nadenken over het schrappen hiervan, maar dan wel binnen de grens van twaalf koopzondagen. Als de initiatiefnemers in die richting gaan, kunnen ze misschien nog een hoop steun verwachten.

Handhaving is een cruciaal punt. Het ontduiken van de wet mag niet. Ik wil aan de minister vragen of hij van mening is dat het handhavingspunt, welke wet er ook is, glashelder moet zijn. Hoe kijkt hij aan tegen het handhavingsprobleem? Is dit groter of kleiner ten opzichte van de huidige wet?

Tot slot heeft de economie wat de SGP-fractie betreft de koopzondag niet nodig om prima te kunnen functioneren. Dit is de duidelijke en principiële lijn van mijn fractie. De zondag is een collectief gewaardeerde rustdag. Door tal van mensen wordt die collectieve waarde op verschillende manieren ingevuld. De SGP-fractie blijft van mening dat de zondag als de gedenkdag van de opstanding uit de dood van Jezus Christus ook anno Domini 2011 grote waarde heeft. Juist daar staan we de komende dagen met Pasen weer bij stil. Hoe waardevol rust sociaal en maatschappelijk ook is, de rust die voortvloeit uit deze gebeurtenis van Pasen gaat naar onze diepste overtuiging nog veel dieper. Elke zondag herinnert ons daaraan. Dat willen wij graag zo houden.

MevrouwDijksma (PvdA):

Ik denk dat de heer Dijkgraaf wel verwachtte dat ik hem, gelet op de inbreng van de heer Graus, wil vragen of hij of een van de andere leden van de SGP-fractie aan de PVV-fractie gevraagd heeft om tegen dit initiatiefwetsvoorstel te stemmen.

De heerDijkgraaf (SGP):

Het is een goed gebruik om in de Kamer over tal van zaken met elkaar te discussiëren, vooral over de inhoud en uitkomst van allerlei processen, maar ik heb geen enkele behoefte om over welk proces dan ook – de weg hiernaar toe en of het al dan niet is gebeurd – uitspraken te doen. Dit is helemaal niet gebruikelijk en ik was het ook niet van plan. Ik constateer met vreugde dat de PVV-fractie de moed heeft om dit op deze manier te doen.

MevrouwDijksma (PvdA):

Zou uw partij, als zij in zo'n situatie zat, een van de belangrijke punten opzij zetten om op deze wijze vanuit een gedoogpositie een kabinet aan een meerderheid helpen? Zou u het zelf ook doen?

De heerDijkgraaf (SGP):

De SGP-fractie is van mening dat je in de politiek niet de illusie moet hebben dat je 100% van je verkiezingsprogramma kunt realiseren, zelfs niet op belangrijke punten. Ik denk dat de PvdA-fractie als geen ander weet dat dit zo is.

MevrouwDijksma (PvdA):

Dat is correct. Dat weten wij inderdaad, want we hebben vaak verantwoordelijkheid genomen. We deden dat echter altijd met open vizier. Als wij een akkoord sloten, wist Nederland dat ook. Nu lijkt het erop dat er een soort geheim akkoord ontstaat tussen de SGP-fractie en de SGP-fractie in de Eerste Kamer en de huidige coalitie waar Nederland kennelijk geen weet van mag hebben. Daar spreek ik u toch even op aan vanwege het constitutioneel belang waar met name uw partij vaak aan hecht. Waarom zouden wij het niet mogen weten als er een deal is?

De heerDijkgraaf (SGP):

Dat steun ik helemaal. Ik heb de heer Graus goed beluisterd en ik heb hem niets over een afspraak of iets dergelijks horen zeggen. Ik heb hem alleen horen zeggen dat het van belang is hoe fracties tegen onderwerpen aankijken gezien toekomstige discussies in het parlement en de verhoudingen in de Eerste en Tweede Kamer.

MevrouwDijksma (PvdA):

Ik vraag het niet aan de heer Graus, maar aan de heer Dijkgraaf. In mijn eerste vraag vroeg ik of er afspraken zijn. Daarop antwoordde hij: daar ga ik niet op in. Ofwel zijn er afspraken – dat kan de heer Dijkgraaf rustig vertellen, want dan weten wij weer hoe laat het is – ofwel zijn er geen afspraken. Dit laatste kan de heer Dijkgraaf ook rustig vertellen, maar hij wil geen antwoord geven. Juist dat bevreemdt mij.

De heerDijkgraaf (SGP):

Er is in dit huis al heel vaak sinds het aantreden van het kabinet gesproken over een regeerakkoord, een gedoogakkoord en een soort subgedoogakkoord. Wij hebben altijd gezegd dat dit laatste er niet is. De regeringsfracties hebben een regeerakkoord. Er is een gedoogpartner met een gedoogakkoord. That's it! Wat verder gebeurt, is wat andere fracties ook doen: plannen indienen, amendementen indienen, overleggen.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Toch heb ik de neiging om de heer Dijkgraaf te feliciteren met de machtigste twee zetels van dit parlement op dit moment. Hij heeft veel statistieken op ons afgevuurd en ik geef er een terug. De heer Dijkgraaf sprak over de collectieve wens om de zondagsrust te herstellen. Ik zie dat dit voor ongeveer 9% van hervormd Nederland geldt en voor 4% van gereformeerd Nederland. Waar haalt de heer Dijkgraaf de collectieve wens dus vandaan?

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik kan de cijfers herhalen. Die komen uit officiële onderzoeken van CBW-MITEX. Dit is een brancheorganisatie van winkeliers die dit via peilingen heeft gedaan. De getallen komen van de winkeliers en van de consumenten. Bovendien is er een werknemersonderzoek van de CNV.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Ik stel vast dat de heer Dijkgraaf zich beroept op één rapport van alleen winkeliers dat bepaald niet representatief is voor het hele beeld van ondernemend Nederland op zondag.

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik stel mijnerzijds vast dat MKB-Nederland vandaag in een interview in antwoord op de vraag van een journalist of er onderzoek à la CBW-MITEX gedaan onder andere branches wordt gedaan, heeft laten weten dat het dit niet nodig acht. MKB-Nederland acht dit onderzoek representatief voor alle sectoren. Dit is een citaat uit de pers. Ik kan de stukken erbij pakken als dat nodig is. Ik zal ze zo meteen overhandigen.

MevrouwVerburg (CDA):

Voorzitter. Allereerst uit ik mijn waardering voor de initiatiefnemers. Het is inderdaad goed gebruik om die te feliciteren met het genomen initiatief. Ik complimenteer vooral de ondersteuners met het vaak vele werk dat zij verzetten voordat het initiatiefwetsvoorstel naar de Tweede Kamer komt. De heer Van der Ham probeert dit weliswaar een beetje te bagatelliseren, maar ik heb veel waardering voor hun inzet en voor alles wat zij hebben gedaan. Op deze manier is dit geboekstaafd, want dit soort mimiek moeten wij ook vastleggen voor het nageslacht.

De CDA-fractie heeft vijf redenen – ik kom maar heel snel tot de conclusie – om dit initiatiefwetsvoorstel niet te steunen. De eerste reden is dat nog geen vijf maanden geleden – mevrouw Ortega zei: nog geen jaar – namelijk op 7 december 2010, in het Staatsblad de vorige wetswijziging werd gepubliceerd, namelijk de inkadering in de Winkeltijdenwet et cetera. Het is een heel lange titel. Soms is het in dit land belangrijk om te voorkomen dat beleid op hol slaat. Ondernemers en burgers van dit land moeten niet een of twee maanden hiermee te maken krijgen en vervolgens, als het nog niet eens is ingedaald, geland, en in de praktijk is toegepast, alweer met iets nieuws te maken krijgen. Wij willen beleidsdolheid voorkomen en daarom zullen wij dit initiatiefwetsvoorstel niet steunen.

De tweede reden heeft te maken met het feit dat het CDA een opvatting heeft over de 24 uurseconomie. Het CDA is daartegen. Het CDA hecht aan het hebben van één rustdag in de week. In Nederland is dat de zondag. Dit is een historisch, goed gebruik. Op die dag moeten gezinnen, ondernemers en werknemers – die vaak ook een gezin hebben – de kans krijgen om aan hun rust en ontspanning toe te komen. Zij moeten dan tijd voor elkaar hebben, tijd om naar de kerk te gaan of om andere zaken te doen. In ieder geval is het CDA tegen de 24 uurseconomie.

De derde reden heb ik impliciet al genoemd, namelijk de kleine ondernemers. Ik ken het onderzoek waaruit vanmorgen veelvuldig is geciteerd. Natuurlijk hebben grootwinkelbedrijven geen bezwaar tegen een verdere verruiming van de Winkeltijdenwet. Ik kan mij dit allemaal voorstellen. In datzelfde rapport staat echter ook een evidente opvatting van veel mkb'ers. Zij zeggen: doe ons dat nu niet aan. Dit onderzoek is bovendien gedaan voordat de laatste wetswijziging is geland en werking is getreden.

De vierde reden is hier ook al genoemd. Die heeft te maken met de werknemers. Het is zeer terecht dat de heer Dijkgraaf en anderen hebben gewezen op het onderzoek en de verzoeken die ons van de zijde van de vakbeweging hebben bereikt. De vijfde en laatste reden is dat we hierover afspraken hebben gemaakt in het regeerakkoord. Elke coalitie- en gedoogpartner voelt zich daaraan gebonden.

De heerVerhoeven (D66):

Met de drie eerste redenen ben ik het helemaal eens en de initiatiefnemers zijn het daar ook mee eens, volgens mij. Daarom is het juist zo aardig dat in het CDA-verkiezingsprogramma staat dat de beslissing over de Winkeltijdenwet en de handhaving op gemeentelijk niveau dienen plaats te vinden. Dat staat toch gewoon in het verkiezingsprogramma van het CDA?

MevrouwVerburg (CDA):

Daar hebt u helemaal gelijk in, maar u bent nogal bijdehand. Voorzitter, de heer Verhoeven is behoorlijk bijdehand, bedoel ik natuurlijk.

Devoorzitter:

Nu wordt er eindelijk eens iets aardigs gezegd en dan gaat het niet over mij!

MevrouwVerburg (CDA):

Voorzitter, ik herhaal het graag nog een keer, maar dan correct. De heer Verhoeven kan er wel tegen als hij het nogmaals hoort. Mevrouw de voorzitter, meestal is de heer Verhoeven erg bijdehand. In die zin schat ik hem ook erg hoog in. Hij weet dus dat regeringsfracties met elkaar afspraken maken in een regeerakkoord. Het is in Nederland bij de vorming van een regering door coalitiepartijen nog nooit voorgekomen dat een van de partijen haar verkiezingsprogramma een-op-een uitgevoerd heeft gekregen. Dat betekent dat je met elkaar afspraken maakt. Er zit ook wel eens een compromis in. Dit is het compromis ten aanzien van de Winkeltijdenwet.

De heerVerhoeven (D66):

Ik ben ook nieuwsgierig. Daarom vraag ik mevrouw Verburg of het CDA dit wetsvoorstel wel zou steunen als de partij deel uitmaakte van een andere coalitie.

MevrouwVerburg (CDA):

Dat hangt ervan af met wie en onder welke omstandigheden. Het is ook afhankelijk van de vraag hoe de net ingevoerde wetswijziging zich in de praktijk gaat houden. Op dergelijke als-danvragen kan en wil ik geen antwoord geven.

De heerVerhoeven (D66):

Ik constateer iets heel geks. VVD, PVV en CDA, de drie regeringspartijen, zijn eigenlijk alle drie voor dit voorstel. Het CDA heeft dit zelfs opgeschreven in "Ondernemend Nederland", de bewuste paragraaf in het CDA-verkiezingsprogramma. Toch zeggen ze alle drie: nee, want we hebben een gedoogcoalitie. Kan mevrouw Verburg mij uitleggen waarom de drie partijen zich allemaal achter elkaar of de SGP verschuilen als ze dit wetsvoorstel wel alle drie willen?

MevrouwVerburg (CDA):

Nu is het moment aangebroken waarop ik de heer Verhoeven bijdehanter had gedacht. Diezelfde partijen hebben om moverende redenen in het regeerakkoord opgeschreven wat er staat en ze houden zich aan dat akkoord. Ze zijn goed voor hun handtekening. Dit had uitvoerig behandeld kunnen worden tijdens het debat over de regeringsverklaring. Ik heb dat nog even teruggekeken, maar hier is geen aandacht aan besteed, ook niet door de fractievoorzitter van D66. Dit staat zo in het regeerakkoord en ik houd mij daaraan zolang dit kabinet hier zit.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Het was ook maar één zin in het regeerakkoord, dus het verbaast me niet dat eroverheen wordt gekeken. Ik hoorde mevrouw Verburg een christelijk appel doen, maar het was niet erg democratisch. Het klonk alsof het CDA de zondagsrust van bovenaf wil opleggen. Dat verbaast me, zeker omdat het CDA wordt geacht een democratisch appel te zijn dat ook zijn achterban serieus dient te nemen. Het congres van het CDA heeft zich duidelijk uitgesproken over de winkeltijden. Blijkbaar wordt dat genegeerd. Het gevoel dat het CDA, net als eerder de PVV, nu bij me oproept, is dat de partij gegijzeld is door de SGP.

MevrouwVerburg (CDA):

Ik leg helemaal niets op aan wie dan ook. Het CDA hecht echter wel aan één rustdag in de week; dat mag toch genoegzaam bekend zijn. Er zijn mensen, gezinnen en hele bevolkingsgroepen die helemaal doldraaien. Kleine ondernemers en werknemers horen daar soms bij. Er is niks mis mee dat je blijft zoeken naar een optimum in de Winkeltijdenwet, maar als je nog geen vijf maanden geleden de vorige wijziging hebt doorgevoerd, als je in een regeerakkoord afspraken hebt gemaakt dat je het in de komende periode zo gaat doen, dan moet je er de tijd voor nemen om dat tot zijn recht te laten komen.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Ik beluister toch een ongelofelijk paternalisme. Mevrouw Verburg spreekt van "we", maar het is niet "we", want "we" is het CDA-congres. Het congres is de achterban en heeft gezegd: wij willen dit initiatief van harte steunen. Van "we" is dus geen sprake. Het CDA is zo paternalistisch dat het aan de Nederlandse bevolking meent te moeten opleggen dat zij een dagje rust moet hebben, want anders draait men door. Alsof wij zelf die keuze niet kunnen maken!

MevrouwVerburg (CDA):

De heer Braakhuis maakt een kleine vergissing. Niet het congres van het CDA is het CDA, maar de leden en de kiezers. Dat is de CDA-achterban. Dat zijn er een paar meer dan de overigens meestal goed bezochte congressen. Het woord "paternalisme" werp ik verre van mij. Het gaat mij om respect, respect voor mensen die een dag in de week om hen moverende redenen op een andere manier willen besteden. In Nederland is dat gebruikelijk de zondag. Laten wij dat zo houden en laten wij respect opbrengen voor de wijze waarop mensen die zondag willen inrichten en besteden.

De heerZiengs (VVD):

Voorzitter. Voor mij is het een heel bijzonder moment. Voordat ik Kamerlid werd, was ik als ondernemer actief in het midden- en kleinbedrijf. Als je dan hier achter het spreekgestoelte komt te staan en je hebt dit onderwerp aan de orde, denk je: help! Maar goed, het is nu eenmaal zoals het is. In ons verkiezingsprogramma staat dat, als het aan ons ligt, de ondernemer zelf bepaalt of hij zijn winkel wel of niet opendoet. Dat is ons standpunt, dat wij altijd hebben gehuldigd. Daarnaast is het heel belangrijk dat, als je een afspraak met elkaar maakt, afspraak afspraak is. Dat weegt voor onze fractie nog veel zwaarder. Datgene wat wij in het regeerakkoord overeengekomen zijn, hebben wij met onze handtekening bezegeld. Dat betekent: afspraak is afspraak.

Ik wil de initiatiefnemers echter toch iets geven. Zij hebben enorm veel moeite gedaan om dit wetsvoorstel voor te bereiden. Ik heb gezien dat zij een ontzettende binding hebben met de tasjes die wij gebruikt hebben tijdens onze campagne. Als oud-ondernemer heb ik er goed over nagedacht of ik wellicht een aanbieding kon doen. Wij hebben nog een behoorlijke voorraad van dat spul. Als de indieners na afloop van het debat even bij mij langskomen, dan heb ik een goede aanbieding. Zij kunnen iets over het logo plakken. Wat mij betreft halen de indieners de tasjes op zondag bij mij op. Geen enkel probleem!

Mevrouw Dijksma legde een link met de natuur. Zij wees erop dat wij 130 hectare natuur gaan inleveren. Als liberale Drent in het parlement zeg ik haar: als zij rust en ruimte zoekt, is zij van harte welkom.

MevrouwDijksma (PvdA):

Drenthe is prachtig, nog wel. Als die 130 hectare eraan gaan, weten wij niet of dat zo blijft.

Devoorzitter:

Ik ben even het onderwerp van vandaag kwijt.

MevrouwDijksma (PvdA):

U hebt gelijk, voorzitter. Ik wil de heer Ziengs niets vragen over de positie van zijn fractie. Die is gewoon helder. Er is een regeerakkoord gesloten, er is een compromis bereikt. Ik hoop dat de heer Ziengs er iets fantastisch voor teruggekregen heeft. Wat hebt u eigenlijk aan de PVV gevraagd? Hebt u iets gevraagd? Is bijvoorbeeld in het coalitieoverleg druk uitgeoefend op de PVV-fractie om eenzelfde standpunt in te nemen? Met mij weet u namelijk dat het niet in het gedoogakkoord staat.

De heerZiengs (VVD):

Ik kan u melden dat er van mijn zijde, en van de zijde van onze fractie, geen druk is uitgeoefend op de PVV.

Devoorzitter:

Ik wil eigenlijk een beetje door! Mijnheer Verhoeven.

De heerVerhoeven (D66):

Ik ben wel benieuwd naar de politieke achtergrond. De heer Ziengs zegt: "Afspraak is afspraak". Met wie hebben de heer Ziengs en de VVD dan precies een afspraak gemaakt?

De heerZiengs (VVD):

Ik verwijs nogmaals naar het regeerakkoord, waarin simpelweg wordt aangegeven dat de situatie blijft zoals ze is. Met onze regeringspartner het CDA hebben we dat in het regeerakkoord opgeschreven.

De heerVerhoeven (D66):

Hetzelfde CDA is voorstander van wat hier ligt. Ik snap niet meer waarom de partijen nu naar elkaar aan het wijzen zijn. Zijn ze niet gewoon gegijzeld door de SGP?

De heerZiengs (VVD):

Ik kan niet antwoorden namens het CDA. Wij houden ons simpelweg aan de passage uit het regeerakkoord, waarin iets is opgenomen. Bij ons geldt: "Afspraak is afspraak".

De heerVerhoeven (D66):

Zou de VVD in een andere coalitie, even los van de ellendige situatie waarin we terecht zijn gekomen – elkaar vasthouden en uiteindelijk onder de voet van de SGP terechtkomen – wel steun geven aan dit wetvoorstel?

De heerZiengs (VVD):

U kent het gezegde van de koe en zijn kont. Ik denk dat ik uw vraag daarmee heb beantwoord.

Devoorzitter:

Dit raadsel houden we in stand!

De heerZiengs (VVD):

Je kunt …

Devoorzitter:

Ik geloof niet dat ik dat hoef te weten!

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Ik stel alleen maar vast dat de hele gedoogcoalitie domweg gegijzeld is door de SGP. Ik kan er niets anders meer van maken. Ik zie alle partijen hun principes loslaten, inclusief de VVD. De VVD zegt de hand te reiken naar heel Nederland, maar de eigen achterban, ook de ondernemers – een trouw deel van de VVD-achterban – wordt hier in de steek gelaten, omwille van een overeenkomst waar de VVD geen openheid over wil geven, net zoals het CDA dat niet wilde doen. Dit betekent toch een iets meer liberaal zondagsbeleid, waarbij ook nog eens …

Devoorzitter:

U houdt een inleiding!

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Excuses, ik rond af. De VVD is ook tegen de toerismebepaling. Waarom laat de VVD haar eigen standpunten zo los?

De heerZiengs (VVD):

Daar heb ik al op geantwoord. Ik heb gezegd wat bij ons zwaar weegt: bij ons weegt zwaar dat een afspraak een afspraak is. Onze handtekening is gewoon wat dat betreft heilig. Daarmee heb ik u beantwoord.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

Devoorzitter:

Ik dank de leden voor hun hulp om deze behandeling volgens afspraak af te ronden. Ik neem aan dat de initiatiefnemers, als ze zich kunnen concentreren op de voorzitter en niet op de adviseur, mij zullen laten weten wanneer ze zover zijn dat we verder kunnen met de behandeling.

De vergadering wordt van 13.22 uur tot 14.10 uur geschorst.

Devoorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven