2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Ulenbelt aan de minister van Financiën over het bericht "Forse salarissprong topbestuurder".

De heerUlenbelt (SP):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag werd ik uit mijn bed gebeld door de krantenbezorger. Hij zei: "Mijnheer Ulenbelt, u moet toch eens kijken op bladzijde 3 van de Volkskrant." Ik doe dat aan de voordeur. En wat zie ik daar staan? De bestuurders van grote ondernemingen in Nederland zijn er het afgelopen jaar 16% op vooruitgegaan door bonussen en andere toeslagen. Werknemers daarentegen hebben in 2010 1,4% minder gekregen.

Voorzitter, u zult het geloven of niet, maar vanochtend belde die krantenbezorger weer aan. Een van de mensen op de lijst van grootverdieners bleek namelijk maandagochtend een koninklijke onderscheiding te hebben gekregen. En niet zomaar uit de handen van de burgemeester van zijn stad. Nee, door de minister-president in het Torentje. Mijn krantenbezorger was net als ik ernstig verontwaardigd, zo van "wat krijgen wij nou, worden ook nog koninklijke onderscheidingen uitgedeeld aan de graaiers aan de top?" Mijn eerste vraag is dan ook logisch. Wil de regering het uitdelen van Koninklijke onderscheidingen aan deze grootgraaiers stoppen?

Eerder is gezegd dat er een relatie moet zijn tussen het inkomen van de werkers in het bedrijf en het inkomen van de top. In het geval van mijnheer Scheepbouwer is de verhouding 1:131. Eén iemand verdient dus 131 keer het salaris van een monteur in de telecom. Er is veel ophef over de bonussen bij de banken; er is ook veel ophef over deze bonussen. De vakbonden hebben het afscheidsfeestje van de heer Scheepbouwer geboycot. Wil de minister voorstellen doen om de prestatiebeloningen in de vorm van bonussen en aandelenopties en andere prestatieafhankelijke beloningen voor bestuurders van deze ondernemingen te stoppen?

Zou deze minister nou echt beter zijn best doen als hij een bonus kreeg? En hoe hoog moet die bonus dan wel zijn?

MinisterDe Jager:

Voorzitter. De laatste vraag is het eenvoudigst te beantwoorden. Zoals de heer Ulenbelt weet, krijg ik geen bonus en veel meer uren dan een minister werkt, kunnen nog moeilijk van een minister worden gevergd.

Ik focus mijn antwoord op de financiële sector, want dat is mijn beleidsterrein. Daar ga ik echt over. In die sector kan ik ook iets doen omdat een aantal instellingen in deze sector uit de schatkist staatssteun heeft gekregen. Het onderzoek waarover in het genoemde artikel wordt gesproken, is breder, maar als ik het goed heb begrepen, zijn financiële instellingen ook onderwerp van onderzoek. Na ophef daarover in de politiek, in de Tweede Kamer, is in een aantal gevallen de variabele beloning door bestuurders vrijwillig ingeleverd. Ik heb er zelf ook het nodige over gezegd. Onder de afspraken die waren gemaakt, was het wel mogelijk om die variabele beloningen toe te kennen omdat winst werd gemaakt. Die zijn echter vrijwillig ingeleverd.

Verder heb ik gezegd wetgeving voor te stellen. Nogmaals, ik ga alleen in op de financiële sector. Ik kan op het gebied van wetgeving niet meer doen dan dat. Die wetgeving is erop gericht dat door de Staat gesteunde instellingen voortaan geen bonussen meer mogen en kunnen verstrekken zolang zij staatssteun genieten. Uit het artikel waarop de heer Ulenbelt wijst, komt voor het terrein van de financiële sector een gematigd beeld naar voren. In het artikel staat ook iets over de financiële instellingen. Het lijkt erop dat bij deze instellingen zowel het vaste salaris als de variabele beloning juist vrij gematigd is gebleven.

Daarnaast is er de Code Banken. Deze code is uniek in de wereld. Ook daarin blijkt een matiging te zijn afgesproken. De naleving van de beloningsparagraaf uit de Code Banken wordt gemonitord.

Ik heb de Kamer, onder andere naar aanleiding van het debat-De Wit, eerder toegezegd dat ik bereid ben om de naleving van de beloningsparagraaf naar voren te schuiven van december naar september; de monitoringcommissie heeft mij dit inmiddels ook toegezegd. Als daaruit blijkt dat nadere wetgeving nodig is, zal ik niet schromen en zullen wij nadere wetgeving afkondigen. Met wetgeving kun je niet alles bereiken, maar je kunt dan wel een aantal maatregelen nemen. Met de door mij reeds aangekondigde wetgeving wordt bijvoorbeeld geregeld dat er bij staatssteun geen sprake mag zijn van bonussen. Dat soort maatregelen kunnen wij als kabinet nemen.

Devoorzitter:

De vervolgvragen van de heer Ulenbelt.

De heerUlenbelt (SP):

Het is mooi dat de minister niet harder gaat werken als hij een bonus zou krijgen; dat geldt voor heel veel mensen. De minister gaat echter volledig voorbij aan mijn vragen. Hij heeft het over de banken, dus private ondernemingen, maar er zijn nog een flink aantal andere instellingen waar die bonuscultuur ook bestaat. Een oude president-commissaris van Akzo heeft eens gezegd dat de directeuren van nu nog maar huurlingen zijn. Dat zijn niet mijn woorden maar de zijne. De directeuren gaan voor het geld, zijn de knechten van de aandeelhouders en worden gedreven door die bonussen. Nederland spreekt daar zijn afschuw over uit. Ik vraag de regering dus nogmaals of zij ook voor die private ondernemingen grenzen wil stellen aan de bonussen, prestatiebeloningen en dat soort dingen, zodat wij af zijn van de schande dat iemand 131 keer zoveel verdient als een normale werknemer in dat bedrijf.

MinisterDe Jager:

Ik begrijp de vragen van de heer Ulenbelt heel goed, maar ik heb het deel van zijn vragen beantwoord dat ik kan beantwoorden. Hij stelde zijn vragen immers aan mij, als minister van Financiën. Ik heb zijn vragen overigens nog niet helemaal beantwoord. De financiële sector heeft natuurlijk een bijzondere positie op het punt van de beloningen. Die bijzondere positie heeft de financiële sector ook altijd in de Kamer gehad: er was in de Kamer altijd veel meer gevoeligheid over de financiële sector. Daarom heb ik per 1 januari het Besluit beheerst beloningsbeleid geïntroduceerd. Daarop gaan de toezichthouders – de Nederlandsche Bank en de AFM – toezicht houden. Dat is natuurlijk iets heel anders dan de vrije markt, waar de overheid en de Staat – in ieder geval deze minister van Financiën – verder geen bemoeienis mee heeft. Daar kan ik verder ook niets aan doen. Dan moet ik verwijzen naar andere bewindslieden, die over de niet-financiële sector gaan. Dat betreft dus het bedrijfsleven in het algemeen. De minister van SZW doet bijvoorbeeld het inkomensbeleid in algemene zin, de minister van ELI doet het bedrijvenbeleid en ondernemingen en de minister van Veiligheid en Justitie doet het vennootschapsrecht, als je dit via het BW zou willen regelen. Ik heb mijn handen echt al vol aan de financiële sector en aan de beloningen en de beloningsparagraaf die ik daar moet gaan regelen. Dat heb ik de Kamer toegezegd en dat ga ik doen. Dat kan de Kamer van deze minister verwachten, maar de Kamer kan niet meer van mij verwachten dan wat ik kan en mag doen.

Devoorzitter:

Uw vervolgvragen, mijnheer Ulenbelt.

De heerUlenbelt (SP):

Het is mij duidelijk dat de minister zijn handen vol heeft aan financiën en banken, maar de wereld is groter dan de banken. Er zijn nog meer problemen in het land. Er is afschuw over deze gigantische beloningsverschillen in het Nederlandse bedrijfsleven. De minister is minister van het hele kabinet. Misschien kan hij het nu niet zeggen, maar zou hij dan in het kabinet bij de ministers die daarover gaan, aan de orde willen stellen hoe wij deze tak van graaien kunnen stoppen en hoe wij deze bonusboys een rem kunnen opleggen?

MinisterDe Jager:

De heer Ulenbelt heeft gelijk: de wereld is groter dan de banken. Daarom is het kabinet ook groter dan de minister van Financiën. We hebben in totaal twaalf ministers. Ik heb, als een van die twaalf, mijn handen al vol aan die hele financiële sector, de rijksbegroting en alles wat daaromheen ligt. Mijn collega's lezen dit stenografisch verslag, zullen dus kennisnemen van uw vragen en zullen daar naar goed bevinden naar handelen. Misschien toch één correctie op het artikel. Meer weet ik er niet van, want ik baseer mij op hetzelfde krantenartikel als de heer Ulenbelt, maar die 16% stijging moet in verhouding worden gezien tot de 20% daling in de twee jaren daarvoor, vanwege de crisis. Het is dus nog niet terug op het oude niveau. Voor de rest: mijn collega's lezen het stenografisch verslag en ik verwijs de heer Ulenbelt dan ook naar hen door.

Devoorzitter:

Mijnheer Ulenbelt, uw slotvraag.

De heerUlenbelt (SP):

Het venijn zit altijd in de staart, want nu ziet de minister die 16% als een goedmakertje voor het verlies van 20%. Als hij die vergelijking nu ook eens voor gewone werknemers maakte, zou de boodschap van het kabinet toch moeten zijn: als zij herstellen, hoeven de werknemers in dit land ook niet in te leveren en kan er best 2,5% à 3% bij.

MinisterDe Jager:

Dat is inkomensbeleid en daar gaat de minister van SZW over. Het inkomensbeleid is, door de crisisjaren heen, voor werknemers gemiddeld juist positief geweest, althans volgens de cijfers die mij bekend zijn. Het is een beetje gemakkelijk om appels met peren te vergelijken.

Devoorzitter:

Het woord is aan de heer Braakhuis. U hebt een halve minuut.

De heerBraakhuis (GroenLinks):

In reactie op de bekendmaking over de salarissen bij ING en LeasePlan heeft de minister te kennen gegeven dat hij er toch wel problemen mee heeft en dat hij graag zou zien dat de bonussen worden ingeleverd. De minister heeft dus blijkbaar een mening. Bovendien maakt de minister deel uit van het kabinet. De vaste commissie voor Financiën zit er bovenop om het in de financiële sector goed te krijgen. De minister maakt deel uit van het kabinet en dus stel ik hem de vraag of hij bereid is om dit binnen het kabinet te overleggen. Deze topinkomens staan voor heel veel symbool. Is hij bereid om de code-Tabaksblat hieraan aan te passen?

MinisterDe Jager:

De heer Braakhuis heeft in elk geval ten dele gelijk als het gaat om ING en instellingen die staatssteun ontvangen. Ik heb duidelijk aangegeven wat ik daaromtrent wettelijk wil regelen met het oog op de toekomst. Het is natuurlijk heel lastig om dat met terugwerkende kracht te doen. Het gaat om iets waarop de Kamer mij terecht kan aanspreken. De schatkist, en dus de belastingbetaler, spelen daarin een bepaalde rol. Dat is toch iets anders dan een bedrijf dat helemaal buiten de sfeer van overheidssteun ligt. Ik begrijp de ophef altijd wel, maar het is belangrijk om onderscheid te blijven maken tussen bedrijven die staatssteun ontvangen en bedrijven die in de vrije markt opereren, waar zij concurreren met anderen.

Naar boven