3 Cultuursubsidiëring

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 maart 2011 over de stelselwijziging cultuursubsidiëring.

MevrouwKlijnsma (PvdA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet draconisch wil bezuinigen op de cultuursubsidies;

constaterende dat culturele instellingen zich moeten kunnen voorbereiden op deze bezuinigingen en de tijd moeten hebben om zich te oriënteren op andere financieringsbronnen;

constaterende dat dit kabinet 150 mln. beschikbaar stelt voor frictiekosten, waaruit wachtgelden worden betaald, terwijl tijdens het overgangsjaar 2013 deze middelen gebruikt zouden kunnen worden voor muziek, dans, film, beeldende kunst en toneel;

verzoekt de regering, vast te houden aan de oorspronkelijke planning, dat wil zeggen een zorgvuldig wetgevingstraject en start van de uitvoering van het nieuwe stelsel met ingang van 2014,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klijnsma, Van der Ham, Sap en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (32500-VIII).

De heerDe Liefde (VVD):

Voorzitter ...

Devoorzitter:

U staat niet op de sprekerslijst, mijnheer De Liefde.

De heerDe Liefde (VVD):

Mag ik dan nog wel interrumperen?

Devoorzitter:

Omdat u het bent, maar eigenlijk niet. Een korte vraag.

De heerDe Liefde (VVD):

De PvdA-fractie maakt het voor de VVD-fractie erg makkelijk, door allerlei termen in deze motie te verwerken die ver bezijden de waarheid zijn: "draconische maatregelen" en dat soort termen. Het maakt wel weer duidelijk dat de PvdA nog in een bepaalde tijd leeft die niet meer de onze is. Ik vraag me af wat de PvdA vindt van het feit dat de gemeenten en het IPO, de provincies dus, er zelf om verzocht hebben om eerder duidelijkheid te hebben en om meer aan te sluiten op hun begrotingssystematiek. Als ik namelijk kijk naar de verdeling ...

Devoorzitter:

Dit is geen vraag meer. U gaat nu een hele inleiding houden.

De heerDe Liefde (VVD):

De vraag is deze, voorzitter. Gemeenten en provincies besteden 2,1 mld. aan kunst en cultuur en het Rijk nog geen 1 mld. Waarom vindt mevrouw Klijnsma die partijen niet belangrijk?

MevrouwKlijnsma (PvdA):

De medeoverheden zijn natuurlijk heel belangrijk, zeker in de context van kunst en cultuur. Ik vind het ook te prijzen dat de staatssecretaris met de medeoverheden optrekt. Ik redeneer vanuit de medeoverheden en vanuit de instellingen als ik zeg dat je natuurlijk wel inzicht kunt bieden in wat je voornemens bent te gaan doen maar dat je, als je dat inzicht hebt geboden, de instellingen de ruimte moet laten om zich te prepareren op datgene wat komen gaat. Die overgangsperiode wordt nu zo kort dat de kunst- en cultuurgezelschappen zich niet meer kunnen voorbereiden en niet meer kunnen zoeken naar andere kostendragers. Ze worden met een jaar ingesnoerd.

MevrouwVan der Werf (CDA):

Mevrouw Klijnsma zegt eigenlijk dat ze ook graag wil dat de instellingen een jaar eerder dan vlak voordat de bijl valt duidelijkheid hebben. Dan is zij het volgens mij eens met wat staat in het voorstel dat voorligt, namelijk: snel duidelijkheid en een overgangsjaar om je daarop te prepareren. Dat is wat ik mevrouw Klijnsma hoor zeggen.

MevrouwKlijnsma (PvdA):

Het is voor iedereen fijn om snel duidelijkheid te krijgen, dus ook voor de medeoverheden en de instellingen. Ik constateer dat de staatssecretaris ons heeft verteld dat hij in juni met de grote lijnen komt. Ik stel me voor dat dat al behoorlijk wat duidelijkheid zal genereren. Het is helemaal niet verkeerd om voor 1 januari 2013 duidelijkheden verder in te kleden, maar ik probeer de Kamer ervan te overtuigen dat het een goed idee is om het jaar 2013 te benutten om op zoek te gaan naar andere financieringsbronnen.

De heerBosma (PVV):

Mevrouw Klijnsma noemt de bescheiden maatregelen van de staatssecretaris "draconisch". Het college van Gedeputeerde Staten in Groningen waar de Partij van de Arbeid in zit, bezuinigt 30% op kunst. De commissaris der Koningin is een oud Nieuw Linkser, namelijk Max van den Berg. Noemt mevrouw Klijnsma die maatregelen – min 30% in Groningen onder de verantwoordelijkheid van de Partij van de Arbeid – ook draconisch?

MevrouwKlijnsma (PvdA):

Het collegeprogramma van Groningen is nog niet vastgesteld. Daarnaast moet ik constateren dat dit kabinet 200 mln. bezuinigt op een bedrag van 900 mln. en dat vooral laat neerkomen bij de podiumkunsten en de beeldende kunst. Dat valt in die sector in de orde van grootte van 40% tot 45%. Dat is voorwaar niet mis.

MevrouwVan der Werf (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie ziet ook uit naar het debat in juni waarin we wel zullen praten over de uitgangspunten, maar nog niet over wat welke instelling ten deel valt. We kijken daarnaar uit en zullen dan ook ons punt van regionale spreiding opnieuw inbrengen. Op dit moment ligt voor dat de termijn waarop het besluit wordt genomen naar voren wordt gehaald, zodat er eerder duidelijkheid is voor de instellingen en zodat het in de pas loopt met de systematiek van gemeenten en provincies. De CDA-fractie juicht dat van harte toe.

Ik heb mevrouw Klijnsma net goed beluisterd. Zij zegt dat het goed is dat er helderheid is, maar wil dat geld niet laten verdwijnen. Daarover zijn wij het eens, maar ik denk dat je het anders moet verwoorden. Je moet het besluit niet laten liggen, maar het naar voren halen en het geld voor de sector behouden. Daar wil ik een motie over indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat versnelling van de procedure wijziging cultuurstelsel aan instellingen al in 2012 duidelijkheid geeft met betrekking tot de rijkssubsidie;

tevens overwegende dat een aantal instellingen tijd en geld nodig heeft om zich te prepareren op een nieuwe situatie;

verzoekt de regering om de gelden die door de versnelde procedure niet als subsidie worden uitgekeerd, te behouden voor de culturele sector ten behoeve van frictie- en transitiekosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (32500-VIII).

MevrouwKlijnsma (PvdA):

Ik sta zo in het leven dat ik altijd wil kijken naar wat ons bindt. Wat ons in dit geval bindt, is dat we uiteraard die 150 mln. voor kunst en cultuur willen behouden. Daar kan geen misverstand over bestaan. Wat ons echter uiteen drijft, is dat ik zo graag wil dat gaande het jaar 2013 kunstinstellingen nog steeds prachtige dingen kunnen maken van die 150 mln. en dat mevrouw Van der Werf ervoor pleit de makers met wachtgeld thuis te laten zitten. Dat is een heel groot verschil.

MevrouwVan der Werf (CDA):

Dat mensen thuiszitten is niet wat het CDA beoogt. Mevrouw Klijnsma heeft eerder het voorbeeld gegeven van een danseres die zij liever laat doordansen tot het moment dat het besluit daar is en onomkeerbaar is. Wij laten de danseres zich liever al dansend prepareren op een nieuwe toekomst. Ik vind dat dit een sterkere manier is van omgaan met mensen.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Ik zal meteen op de moties ingaan. Ik zou het debat op zich met genoegen nog een keer voeren, want de passie bij de verschillende partijen is groot en dat vind ik prijzenswaardig, maar daar is een VAO niet voor bedoeld.

De motie van mevrouw Klijnsma ontraad ik. Dat zal niet heel verrassend zijn, want ik heb een en ander in het AO al uitgebreid toegelicht. We konden ervoor kiezen om 2013 als overgangsjaar te nemen. Dat zou betekenen dat instellingen later duidelijkheid zouden krijgen. Bovendien zouden we dan niet meer gelijklopen met de provincies en gemeenten. Op verzoek van lokale overheden en ook op verzoek van partijen in de Kamer, onder andere de PvdA-fractie, hebben we bekeken of de maatregel naar voren kan worden geschoven. Ik begrijp dat mevrouw Klijnsma en andere ondertekenaars graag zouden willen dat de subsidies tegelijkertijd doorlopen in 2013, maar die combinatie is niet mogelijk. Als je eerder duidelijkheid geeft, is de juridische grondslag voor de subsidies vanaf 2013 niet meer aanwezig en kun je ook niet langer doorbetalen. Er is dan een nieuwe periode ingegaan.

Het oordeel over de motie van mevrouw Van der Werf laat ik graag aan het oordeel van de Kamer. Deze is in lijn met hetgeen ik in het AO heb gezegd. Uit die motie wordt precies duidelijk wat het verschil is met de motie van mevrouw Klijnsma. Het is niet de bedoeling dat het geld dat vrijkomt doordat de maatregelen ingaan, verdwijnt uit de culturele sector en terugvloeit naar de minister van Financiën. Wij zijn van plan om het zinvol in te zetten voor de culturele sector. Ik vind het onverstandig om instellingen per definitie nog een jaar langer door te betalen als reeds vroegtijdig duidelijk is dat hun rijkssubsidie wordt stopgezet. De andere instellingen zullen de bijkomende frictiekosten na 2013 dan alsnog moeten gaan betalen. Ik vind het dus verstandig om de maatregel vanaf 1 januari 2013 volledig in te laten gaan en niet om nog een jaar langer door te betalen.

De eerste motie ontraad ik dus en het oordeel over de tweede motie laat ik aan de Kamer.

MevrouwKlijnsma (PvdA):

Het punt over eerder duidelijkheid bieden is helder. De strekking van de tweede motie is om de 150 mln. in te zetten voor frictie- en transitiekosten. Mocht blijken dat je voor frictie- en transitiekosten veel minder geld nodig hebt, is het restant dan inzetbaar voor subsidie voor de culturele instellingen?

Verder vraag ik me af hoe het per 1 januari 2013 gaat. Is de geplande geefwet dan klaar, zodat instellingen zich daarop kunnen beroepen? Dat was namelijk de tweede poot van het kabinetsbeleid. Instellingen moeten wel op zoek naar externe financiering. Ze zouden daarbij gebruik kunnen maken van de geefwet.

StaatssecretarisZijlstra:

"Wat als"-vragen zijn meestal niet de verstandigste vragen, maar in dit geval kan ik moeiteloos antwoord geven op de vraag wat er met het geld gebeurt als de frictiekosten lager uitvallen dan 150 mln.: het geld blijft binnen de cultuurbegroting. Als de frictiekosten lager zijn, kunnen we er andere dingen mee doen. Ik kan nog niet zeggen of dat in de vorm van subsidies zal zijn. De Kamer heeft uiteraard budgetrecht. Als er geld over is, zal ik dus naar de Kamer komen met voorstellen om daarmee om te gaan. Ook in dat geval zal het geld niet aan andere zaken dan cultuur worden besteed. Daar kan de Kamer mij aan houden.

Mevrouw Klijnsma merkt terecht op dat de geefwet ook een poot van het kabinetsbeleid is. De staatssecretaris van Financiën is hier druk mee bezig. Hij heeft de vaste commissie voor Financiën toegezegd dat hij met uitwerkingen zal komen. Hier wordt hard aan gewerkt door het ministerie van Financiën, het ministerie van Justitie – dat over de ANBI-status gaat, wat belangrijk is in deze context – en het ministerie van OCW. Wij hebben er belang bij om tot een goed vormgegeven geefwet te komen, waardoor culturele instellingen, wetenschappelijke instellingen en dergelijke op een goede manier fondsen kunnen werven. Hier wordt dus aan gewerkt, maar de lead ligt bij de staatssecretaris van Financiën.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Stemming over de moties zal volgende week dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt van 10.30 uur tot 10.45 uur geschorst.

Naar boven