Vragen van het lid Heijnen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over topsalarissen in de (semi)publieke sector.

De heer Heijnen (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Zembla gaf afgelopen week een overzicht van de topsalarissen in de semipublieke sector. Meer dan 2000 bestuurders van ziekenhuizen, scholen, universiteiten, corporaties, thuiszorginstellingen enzovoorts verdienden in 2009 meer dan de minister-president. De Partij van de Arbeid heeft in het kabinet-Balkenende en in het parlement geprobeerd, dat te beteugelen. Dat kabinet heeft nog een wetsvoorstel hierover achtergelaten. Als iedereen zijn best doet, dan treedt dat op zijn vroegst per 1 januari 2012 in werking. Dat betekent dat ook in 2010 en in 2011 nog duizenden bestuurders een beloning zullen ontvangen in strijd met die wet en dat er zelfs nieuwe bestuurders kunnen worden aangenomen met beloningsafspraken in strijd met die wet. Intussen moeten gewone werknemers als gevolg van de bezuinigingen inleveren, worden ze op nul gesteld en moeten ze veel meer gaan betalen voor hun zorg en hun huur zonder dat hun toeslag evenredig omhooggaat. Dat is niet eerlijke delen, dat is oneerlijk delen.

De Partij van de Arbeid staat daarom te popelen om deze wet te behandelen en vast te stellen. We hebben onze amendementen klaar om alle publiek gefinancierde topinkomens onder de balkenendenorm of, zo u wilt, de Rutte-norm te brengen en het onderscheid tussen norm, code en sectorspecifieke normen op te heffen. Onze vragen aan de minister.

1. Wanneer komt de wet?

2. Was het kabinet voornemens, nog wijzigingen aan te brengen in de wet, los van het verlagen van de ontslagvergoeding naar € 75.000 zoals in het regeerakkoord staat? Zo ja, welke wijzigingen zijn dat dan?

3. Wat vindt het kabinet eigenlijk van het feit dat circa 2000 bestuurders in de publiek gefinancierde sectoren meer verdienen dan de minister-president?

De voorzitter:

En uw laatste vraag?

De heer Heijnen (PvdA):

Mijn voorlaatste vraag ... Mag dat?

De voorzitter:

Nee, nee.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik wil graag weten wat de minister voornemens is om samen met zijn collega's in het kabinet te doen om vooruitlopend op deze wet de beloningen omlaag te brengen. Is de minister bereid om ook de subsidie en financieringsvoorwaarden daarop aan te passen?

Minister Donner:

Mevrouw de voorzitter. Als je de doorrijhoogte van een brug naar beneden brengt en daarvoor verder geen waarschuwingen geeft en maar doet alsof de doorrijhoogte hetzelfde is gebleven, dan lijken de vrachtwagens hoger geworden te zijn, maar alleen de doorrijhoogte is lager. De uitzending van Zembla berustte op precies dezelfde informatie die deze Kamer een- en andermaal heeft gekregen, onder anderen van de ambtsvoorganger waarnaar ook de heer Heijnen verwees. De uitzending van Zembla bevatte dus geen nieuwe informatie. Het gaat inderdaad om inkomens waarover in deze Kamer een- en andermaal is gediscussieerd. Er is inderdaad een wetsvoorstel voorbereid. Als de PvdA niet zo overhaast vertrokken was uit het vorige kabinet, dan had het wellicht hier al gelegen! Maar goed, men moet zijn prioriteiten stellen. Het wetsvoorstel is inmiddels van de Raad van State teruggekomen. Er wordt gewerkt aan het nader rapport.

De heer Heijnen vraagt of het kabinet wijzigingen in het wetsvoorstel zal aanbrengen. Het kabinet zit er nog te kort om dat nu al besloten te hebben. Ik ben bezig met de voorbereiding van het nader rapport. De heer Heijnen verwijst naar passages in het regeerakkoord. Daaruit kan worden afgeleid dat ervan wordt uitgegaan dat het voorstel onveranderd zal worden vastgesteld. De voordelen die dat oplevert, zijn al ingeboekt. Als er voor dit kabinet één wet van Meden en Perzen is, dan is dat de financiële bijlage. De heer Heijnen kan daar dus ook van uitgaan.

Wat vindt het kabinet van die 2000 gevallen? Dat is voorwerp van de discussie tot dusverre geweest. Dat zijn dezelfde bestuurders waarover wij het voortdurend hebben gehad. Wat kan er in de tussentijd gedaan worden? Ik kijk ernaar. Voor zover er in de tussentijd iets aan gedaan kan worden, is het wetsvoorstel overbodig, want dan is er geen wetgeving meer nodig.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Ik moet vaststellen dat het leiderschap waar dit kabinet bij monde van de premier vorige week blijk van gaf, geen navolging krijgt van deze minister van Binnenlandse Zaken, want hij zegt: u hebt er al een keer over gesproken, het is u allemaal bekend, ik kijk intussen of ik er nog iets aan kan doen en als dat lukt, is zelfs dat wetsvoorstel niet meer nodig. Dat is niet de inzet die ik van dit kabinet verwacht in barre tijden, waarin mensen moeten inleveren. Dan verwacht ik ten eerste van de minister dat hij gemotiveerd aan de slag gaat met dat wetsvoorstel en ten tweede dat hij er alles aan doet om intussen zo veel mogelijk mensen onder die brug te laten gaan, om in die metafoor te blijven.

Mag ik daarbij één concreet voorbeeld noemen? In de sector van ontwikkelingssamenwerking worden in de subsidievoorwaarden bepalingen opgenomen waardoor de bestuurders daar niet meer verdienen dan een directeur-generaal. Is de minister bereid om zulks ook te doen voor de sectoren van de zorg, het onderwijs, de corporaties alsook voor stichtingen en rechtspersonen die rechtstreeks onder het kabinet vallen?

Minister Donner:

Mevrouw de voorzitter, nog voor ik het woord genomen heb, wordt op het spreekgestoelte het einde van mijn spreektijd al gemeld.

De voorzitter:

Dat is bij u heel verstandig.

Minister Donner:

De heer Heijnen beklaagt zich over de voortvarendheid. De kern van zijn vraag is: wat komt er met het wetsvoorstel? Ik geef het antwoord: dat proberen wij zo snel mogelijk te behandelen nadat het terug is van de Raad van State. Hij vroeg ook: wat kunt u in de tussentijd doen? Daarvan geef ik aan: dat zal ik doen. Alleen zover ik iets kan doen, heb ik de wet niet nodig en hoeven wij de hele discussie over het wetsvoorstel niet te voeren. Dat was de substantie van mijn antwoord.

Voor het overige komt de heer Heijnen tot slot nog met een andere norm van een dg uit de ontwikkelingssamenwerking. Op zo'n korte termijn kan ik daar geen reactie op geven. Dat is vermoedelijk een andere norm dan waar wij het hier over hebben. Dat vergt dan weer een ander wetsvoorstel.

Mevrouw Leijten (SP):

Nadat wij als SP-fractie jarenlang hiervoor aandacht hebben gevraagd en hebben moeten wachten op de wet, zijn wij er erg blij mee dat de Partij van de Arbeid nu ook haast wil maken met dit wetsvoorstel. Alleen is het de afgelopen drieënhalf jaar niet gebeurd. Ik heb een heel concrete vraag aan de minister. Wij konden in Zembla ook zien dat meerdere personen die op ministeries werken en die benoemd zijn door ministers, ook meer verdienen dan een ministersalaris. Ik wil een vraag stellen waar de minister gewoon ja of nee op kan antwoorden. Gaat hij de komende tijd mensen aannemen of benoemen die meer gaan verdienen dan de minister, ja of nee?

Minister Donner:

In de norm waar wij van uitgaan, wordt gesteld dat men meer verdient dan een minister, want in de norm wordt al uitgegaan van een inkomen van 130% van het ministersinkomen. Het antwoord op die vraag is dus dat ik dat niet kan uitsluiten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Op welk ministerie deze minister ook zit, de flegmatieke beantwoording blijft dezelfde.

Ik vind dat, en verwacht ook een toezegging daarop, er geen publiek geld meer moet gaan naar het financieren van salarissen van mensen in de (semi)publieke sector die zitten boven de B-norm of de Rutte-norm.

Minister Donner:

De norm.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik zou het zelf de fatsoensnorm willen noemen. Als de minister mij toezegt dat hij dat gaat onderzoeken en de Kamer daar snel over informeert, dan heb ik toch nog een beetje vrede met zijn flegmatieke houding. Anders zal de Kamer op korte termijn toch zelf stappen moeten zetten, want dan wordt het niks met deze minister.

Minister Donner:

Wij weten beide evenzeer dat op dit punt de afgelopen jaren belangrijke stappen zijn gezet om voor de hele sector, de publieke sector, de topmanagementsector, de inkomens daarin onder te brengen, terwijl de inkomens voor die tijd diffuus waren. Als dat nu niet het geval is, dan is dat mede vanwege verworven rechten en gemaakte afspraken. Dat is per definitie een beperking op wat een overheid kan doen in dezen. Voor het overige kunt u er echter van uitgaan dat de inzet is om de norm zoals die is, te handhaven voor de benoemingen die vallen onder de verantwoordelijkheden van de ministers.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik ben blij met de beantwoording van de minister. Hij geeft aan dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk naar de Kamer komt. Geen woorden maar daden. Wil de minister bij het beschouwen van dat wetsvoorstel – er zijn altijd allerlei manieren om de norm een beetje te ontwijken – ook kijken naar de pensioenvergoedingen die soms worden gegeven bij indiensttreding? Dat deel zou gerepareerd moeten worden zodat niet een oneigenlijke weg wordt gevonden om hoge beloningen toch in stand te houden. Zou hij dat willen toezeggen?

Minister Donner:

Zoals mevrouw Van der Burg uit de internetversie van het ontwerp heeft kunnen afleiden, berust de norm die wordt gehanteerd – mogelijk zit daar het verschil met de Zembla-uitzending – mede op een gestandaardiseerde vergoeding voor de pensioenpremie. Derhalve zal die weg afgesloten zijn.

Mevrouw Smilde (CDA):

Nu de minister toch bezig is met zijn nader rapport: er ligt een Kameruitspraak om ook interim-managers en consultants van onder andere zelfstandige bestuursorganen onder die norm te brengen. Kan de minister aangeven of dat in het wetsvoorstel is opgenomen? Zo nee, is de minister bereid om dat te doen?

Minister Donner:

Dat heb ik niet paraat, maar ik wil in eerste instantie het wetsvoorstel in het kabinet bespreken, en het dan langs de lijnen zoals het er ligt naar de Kamer brengen. Iedere wijziging nu, maakt namelijk mogelijk dat je opnieuw naar de Raad van State moet gaan.

De heer Brinkman (PVV):

De minister was zojuist zeer openhartig, en terecht, naar aanleiding van de vraag van GroenLinks. Hij had het echter alleen over de publieke sector. Is de minister bereid om de balkenendenorm ook te handhaven voor de semipublieke sector?

Minister Donner:

Het is onderdeel van het wetsvoorstel dat het op een aantal sectoren daar wordt toegepast. Nogmaals, de primaire inzet is nu, en dat is ook de lijn in het regeerakkoord, het wetsvoorstel zoals het er ligt zo goed mogelijk onverantwoord hier ter discussie te brengen.

Naar boven