Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Jansen aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het bericht dat de afgekochte emissierechten betaald zijn door de overheid.

De heer Jansen (SP):

Mevrouw de voorzitter. In Nederland betaalt niet de vervuiler maar de belastingbetaler. Energiebedrijf E.ON bouwt een nieuwe kolencentrale op de Maasvlakte die net zoveel vervuiling uitstoot als 1,8 miljoen personenauto's. De stroom uit die vuile centrale is bestemd voor negen grote industrieën. De Nederlandse regering draagt daaraan voor 2 mld. bij. Tot zover EenVandaag van gisteren.

Ieder normaal mens denkt nu: dit deugt niet, dit is precies het omgekeerde van wat er zou moeten gebeuren. De SP-fractie is voor een industriebeleid dat zich richt op het behoud en de versterking van sleutelindustrieën in Nederland. Daarvoor moet de afhankelijkheid van fossiele energie verkleind worden, niet vergroot. Bedrijven als Akzo, DSM en Tata Steel moeten extra investeren in verhoging van hun energie-efficiency en gebruik van duurzame bronnen, want anders prijzen zij zich straks uit de markt. Een ding weten wij namelijk zeker: kolen, olie en gas worden in de komende tijd duurder, heel veel duurder. Waarom doet deze minister van Economische Zaken dan precies het tegenovergestelde van wat nodig is? Het enige wat de regering nu bereikt, is dat de aandeelhouders van DSM en Akzo de komende jaren een extra winst kunnen bijschrijven zonder enige verplichting om te investeren in de toekomst van het bedrijf en van Nederland.

Als de industrie beschermd moet worden tegen oneigenlijke concurrentie van buiten de Europese Unie, waarom sluit Nederland zich dan niet aan bij het initiatief van Frankrijk om af te rekenen bij de grens? Waarom wordt de compensatie niet gegeven in de vorm van investeringskredieten of fiscale prikkels die de noodzakelijke investeringen aantrekkelijker maken, niet onaantrekkelijker?

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik dank de heer Jansen voor zijn vragen om de doodeenvoudige reden dat ik het prettig vind om aan te kunnen tonen dat al zijn vooronderstellingen niet juist zijn. Ik zou het ook op prijs stellen als wij na dit vragenuur kunnen spreken over feiten in plaats van over berichtgeving in de pers die niet in lijn is met de werkelijkheid. Ik ben dus zeer blij met de vragen van de heer Jansen.

In de pers is gesuggereerd dat sprake is van een geheime overeenkomst tussen deze bedrijven, of het consortium van een aantal van deze bedrijven, E.ON en de overheid. Er is echter geen sprake van een geheime overeenkomst. Wat tussen de overheid en de genoemde bedrijven gewisseld is, is aan de Kamer gemeld, in oktober 2006 door de toenmalige minister Wijn en in september 2007 door mijn voorganger mevrouw Van der Hoeven. Die brieven zijn niet alleen aan de bedrijven gestuurd, maar ook aan de Kamer. Die zijn gewoon openbaar. Voorts hebben alle voorgangers – de heer Brinkhorst, de heer Wijn, mevrouw Van der Hoeven – meerdere malen met de Kamer gedebatteerd over de wijze waarop moet worden omgegaan met de problematiek van hoge energieprijzen en vervuilende energie versus concurrentiepositie.

Waar gaat het om? Nederlandse grootverbruikers – de heer Jansen noemt terecht die bedrijven in zijn vragen – wendden zich in 2004 tot een van mijn voorgangers omdat zij zorgen hadden over het ongelijke speelveld. De vraag daarbij was: hoe kun je ervoor zorgen dat het Nederlandse bedrijfsleven in Nederland gevestigd kan blijven en niet door oneerlijke concurrentie of een ongelijk speelveld, door hogere energiekosten in Nederland ten opzichte van andere landen, in een nadelige positie komt? Zij claimden destijds dat het onmogelijk was om op langere termijn contracten af te sluiten met energieproducenten. Dat is aan de Kamer gemeld en daarbij is door mijn voorganger gesteld dat het goed zou zijn als deze bedrijven zich niet afzonderlijk zouden opstellen maar zich zouden bundelen. Het resultaat was dat consortium, waarin negen grootgebruikers zijn verenigd. Zij hebben onderhandeld met E.ON over een contract en over de prijs die zij hebben te betalen. Het Rijk is daar op geen enkele wijze bij betrokken geweest.

Is er sprake van oneigenlijke staatssteun? Om te beginnen is er een hoofdlijn van beleid, namelijk zorgen voor de integratie van de Noordwest-Europese markt voor elektriciteit, zodat je daardoor al een gelijk speelveld kunt creëren. Dat verloopt succesvol, want in tegenstelling tot 2004 zien wij nu dat de elektriciteitsprijzen in Nederland, Duitsland en Frankrijk sterk naar elkaar toe groeien. Dat is een trend die zich eigenlijk alleen maar voortzet. De garantieregeling voor grootverbruikers, waar destijds sprake van was, is überhaupt van de baan. Deze is niet tot stand gekomen, wegens boekhoudkundige regels van bedrijven zelf. Mijn voorganger heeft wel gemeld dat wij bereid zijn om in Europees kader, dus samen met Duitsland en Frankrijk, te pleiten voor Europese regels die eventueel compensatie mogelijk zouden maken voor bedrijven die last hebben van "carbon leakage". Dat is de verplaatsing van de productie naar het buitenland wegens de introductie van een Europees emissiehandelssysteem. De richtlijn maakt het op zichzelf genomen mogelijk om compensatie te geven indien bedrijven als gevolg van carbon leakage verplaatst dreigen te worden. De Commissie is nog steeds aan zet voor het daadwerkelijk uitvoeren van zo'n regeling. Op dit moment is er geen sprake van compensatie, dus de berichtgeving op dit punt is niet juist. Afgesproken was dat de Europese Commissie aan het eind van dit jaar met een eventuele compensatieregeling zou komen. Tot op heden is die regeling er echter niet. Zo lang er geen regeling is, zal er sowieso geen sprake zijn van compensatie en dus van Nederlandse staatssteun.

De heer Jansen (SP):

De minister zegt dat de veronderstellingen achter de vragen niet juist zijn, maar ik constateer om te beginnen dat hij totaal niet ingaat op ons principiële punt dat een dergelijke regeling – de kolencentrale op de Maasvlakte komt er, want die is al in aanbouw – uiteindelijk in het nadeel is van de Nederlandse industrie, en op termijn van onze eigen werkgelegenheid. Men is echter zo kortzichtig, dat men denkt: de komende jaren moeten wij kunnen uitzingen. Daarmee geeft men het langetermijnbelang weg. Gaat u daar eens op in, minister.

Verder zegt de minister dat wij wachten op de Europese spelregels die het ons gaan toestaan om 2 mld. naar de desbetreffende bedrijven toe te schuiven. Die regeling komt er op verzoek van Nederland. Laten wij zeggen dat die er aan het eind van het jaar is. Ik zou van de minister het volgende willen weten: gaat u die regeling dan ook toepassen op deze manier? Dan doet u precies datgene waar deze vragen over gaan, namelijk kortzichtig beleid voeren, waarmee u precies het tegenovergestelde bereikt van wat u zegt te willen.

De voorzitter:

Graag via de voorzitter spreken.

Het woord is aan de minister.

Minister Verhagen:

Nogmaals, mevrouw de voorzitter, datgene wat de heer Jansen veronderstelt, is absoluut niet het geval. In de eerste plaats gebeurt een en ander niet op verzoek van Nederland. In de discussie in de Europese Raad over het opstellen van een emissiesysteem en over het naleven van de afspraken in Europees verband inzake de reductie van CO2 et cetera, is met name door de Oost-Europese landen gesteld dat de industrie dan dreigt weg te gaan. Toen is afgesproken dat er eventueel een regeling kan komen ter ondersteuning van bedrijven die last hebben van carbon leakage. Dat is dus niet op basis van wat er in 2004 met mijn voorganger is gewisseld.

Juist wegens het naar elkaar toegroeien van de energieprijzen binnen de Noordwest-Europese energiemarkt voor elektriciteit is het nog zeer onduidelijk of er überhaupt vanuit de Commissie daadwerkelijk een compensatieregeling wordt toegestaan. Als die duidelijkheid vanuit Brussel er komt, zal op dat moment besloten moeten worden of en hoe Nederland eventueel gebruik zou willen maken van de mogelijkheid tot compensatie. Er is dus nu geen sprake van dat wij 2 mld. door de belastingbetaler laten ophoesten in plaats van door de vervuiler. Er is geen sprake van toezeggingen dat wij die compensatie geven, maar als er een Europese mogelijkheid is voor een compensatieregeling, zullen wij bezien of en hoe Nederland daarvan gebruik wil maken. Het is nog maar de vraag of daar sprake van zal zijn. In het MLT is weliswaar een opbrengst voorzien van de aankoop van emissierechten, maar tegelijkertijd is in het regeerakkoord afgesproken dat de opbrengsten daarvan naar de algemene middelen vloeien. Met andere woorden: indien er regelingen zouden zijn, dan zullen we moeten bezien of we het überhaupt wenselijk vinden om die te financieren binnen de bestaande mogelijkheden of dat we, zoals u suggereert in het eerste deel van uw vragen, niet eerder naar kredietfaciliteiten zouden moeten gaan met betrekking tot investeringsmogelijkheden.

De voorzitter:

U zegt "u", maar ik blijf het volhouden: ik ben u en verder is iedereen hier hij of zij.

Minister Verhagen:

Met "u" spreek ik de hele Kamer aan.

De voorzitter:

Ja, maar ik heb geen verstand van het onderwerp, dus u kunt zich beter tot de woordvoerders richten. De heer Samsom.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik heb twee vragen voor de minister. Allereerst ging de helemaal niet zo geheime brief – dank voor die opheldering – die we hier hebben besproken van de heer Wijn inderdaad over een situatie met een ongelijk speelveld tussen Nederland en Duitsland of Nederland en Frankrijk. Die situatie, zo hebt u net verklaard ...

De voorzitter:

Ik heb niets verklaard.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Dit gaat mij lukken. Die situatie doet zich nu niet meer voor. Is ook de minister van mening dat die brief feitelijk inmiddels in de geschiedenisboekjes thuishoort en dat er dus geen sprake meer is van welke juridische of bestuurlijke gebondenheid dan ook van de overheid aan dit consortium? De problemen van het consortium zijn immers opgelost.

Mijn tweede vraag gaat over de toekomst. Er zouden zich nieuwe problemen voor het consortium of voor andere bedrijven kunnen voordoen, als er sprake is van carbon leakage. Kan de minister hier, ook gegeven zijn antwoord aan de heer Jansen, toezeggen dat wij, als er al sprake zou zijn van compensatie door de Nederlandse overheid, nooit ofte nimmer vervuiling gaan subsidiëren? Kan hij toezeggen dat wij altijd zullen zoeken naar methodes om juist schone investeringen te stimuleren en om op die manier wellicht compensatie te bieden?

Minister Verhagen:

Voorzitter. Om te beginnen is de brief inderdaad in die zin gedateerd dat sinds 2004 de positie van de Nederlandse elektriciteitsgrootverbruikers ten opzichte van de concurrenten in Europa sterk verbeterd is. Dat is voornamelijk te danken aan de integratie van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt, die ertoe heeft geleid dat de elektriciteitsprijzen in het hele gebied naar elkaar toegegroeid zijn. Het enorme concurrentienadeel waar in 2004 sprake van was, ligt nu totaal anders. Daarover ben ik het geheel eens met de heer Samsom. Op dit moment zijn, zoals de heer Samsom veronderstelt, de verschillen nog slechts zeer beperkt. Dat is een heel groot verschil ten opzichte van de situatie ten tijde van de brief in 2004. De heer Jansen wees eveneens op het belang ervan dat we de positie van het Nederlandse bedrijfsleven goed kunnen houden. We moeten zeker stellen dat het Nederlandse bedrijfsleven ook in de toekomst hier gevestigd zal blijven en niet vanwege bijvoorbeeld carbon leakage naar andere regio's zal gaan. In Europees opzicht is de discussie over bedrijven die eventueel in verband met carbon leakage weg zouden trekken, eveneens een andere dan in 2004. Juist vanwege de naar elkaar toegroeiende prijzen dreigen veel minder bedrijven vanwege dat blote feit weg te trekken dan in 2004. Dat betekent dus ook dat alle elementen van staatssteun en van mogelijke staatssteun waarover in 2004 werd gesproken, sowieso van tafel zijn en dat dit beperkt kan worden, maximaal tot datgene waar de Europese Commissie in het kader van haar compensatieregeling, die er dus nog moet komen, eventueel toe bereid zal zijn. De heer Samsom heeft dus gelijk: er is op een aantal punten duidelijk sprake van een andere situatie dan in 2004. Ik wil echter wel vasthouden aan de afspraken die mijn voorganger gemaakt heeft met het consortium, namelijk dat wij op Europees niveau zouden kijken of er een compensatieregeling zou kunnen komen. Als dat voorstel er komt, dan zal ik bekijken of en hoe Nederland gebruik zal maken van die mogelijkheid en op welke wijze wij enerzijds duurzame energie en anderzijds concurrentiepositie kunnen vormgeven. Daarbij zeg ik de heer Samsom zo toe dat wij juist omdat we dat besluit nog moeten nemen, mede in het kader van die grotere discussie over de Greendeal, duurzame-energiebevordering en het doel van CO2-reductie, met elkaar over de vormgeving daarvan overleggen.

De voorzitter:

Mag ik de leden erop wijzen dat we een uur voor vier vragen hebben en dat we nu al een kwartier hebben gebruikt, waardoor het nu heel snel moet?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dank u en de minister hartelijk. De minister heeft al een aantal vragen beantwoord. Mijn vragen waren erg in lijn met die van de heer Samsom, maar ik vraag om een korte precisering van het Europese voorstel. Welke mogelijkheden denkt de minister dat dit voorstel zal bieden om in plaats van alleen de compensatie van CO2-rechten te subsidiëren of daaraan tegemoet te komen, te voorkomen dat er CO2 wordt uitgestoten? Ziet hij daartoe in de aankomende regelgeving mogelijkheden? Zo nee, is hij namens Nederland van plan om zich ervoor in te zetten dat dit tot de mogelijkheden gaat behoren?

De voorzitter:

De minister geeft kort antwoord.

Minister Verhagen:

De precisering van die vragen spits ik inderdaad toe op waar de Europese Commissie mee zal komen. Dan ga ik eigenlijk weer terug naar het debat dat destijds in de Europese Raad is gevoerd. De hoofddoelstelling was CO2-reductie, een Europees systeem met betrekking tot emissie-eisen en emissiehandel. Dat is de hoofddoelstelling. Een afgeleide daarvan was het voorkomen dat vanwege de maatregelen die we in het kader van duurzaamheid nemen, bedrijven naar bijvoorbeeld China of andere landen vertrekken, waar dergelijke eisen niet zouden worden gesteld. De regelgeving spitst zich ook toe op het scheppen van ruimte voor compensatie. De invulling daarvan is aan de lidstaten. Als dat met slimme maatregelen kan die recht doen aan die duurzaamheid, gaat daarnaar natuurlijk verreweg onze voorkeur uit.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Deze Kamer heeft zich in de afgelopen maanden een aantal keer terecht druk gemaakt over het feit dat een aantal bedrijven de regering heeft moeten aanspreken om de werkgelegenheid voldoende te bevorderen. Daarom vind ik het van belang dat deze minister uitspreekt dat hij, evenals zijn ambtsvoorganger, blijft gaan voor transparantie en een gelijk speelveld. Ik zou daaraan de opmerking willen toevoegen dat het voor deze minister een belangrijk ijkpunt moet blijven dat de Nederlandse werkgelegenheid en de werkgelegenheid in Nederland worden behouden bij deze internationaal opererende bedrijven. Deze opmerking maak ik ook omdat de heer Samsom als enige criterium voorstelde: geen mogelijke vervuilende etc. etc.

Minister Verhagen:

U weet ook dat "groei en bloei" de doelstelling van de regering is. Dat betekent juist dat zij de combinatie van duurzaamheid en het behoud van werkgelegenheid hoog in het vaandel heeft staan. Zij heeft het zo ook in het regeerakkoord verwoord. De tegenstelling die sommigen tussen duurzaamheid en het behoud van werkgelegenheid zien, wordt niet door deze regering onderschreven, integendeel: zij wil werken aan het behoud van werkgelegenheid en tegelijkertijd onze duurzaamheidsdoelstellingen niet uit het oog verliezen. Juist daarom is het nodig om tot een gelijk speelveld in Europa te komen. De omstandigheden zijn wel veranderd ten opzichte van 2004, maar ik kan de heer Koopmans toezeggen dat de uitgangspunten die mijn voorganger heeft gehanteerd, dus transparantie en het behoud van werkgelegenheid, ook de mijne zijn.

De voorzitter:

Ik maakte net een opmerking tegen de leden, maar die geldt ook voor de minister: korter antwoorden, want anders krijgen we het niet allemaal in een uur.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Dat gelijke speelveld aan de ene kant en de duurzaamheid aan de andere kant zijn natuurlijk van essentieel belang. Wanneer kunnen we een voorstel uit Brussel verwachten? Dat is natuurlijk een van de kerndiscussies. Wanneer?

De voorzitter:

Dat was een korte vraag, dus een kort antwoord, minister.

Minister Verhagen:

Mevrouw Neppérus vraagt naar de agenda van de Europese Commissie. Daar heb ik in die zin geen inzicht in dat de oorspronkelijke afspraak was dat zij eind 2010 – dat is het wel zo'n beetje – met een compensatieregeling zou komen. Nu heb ik geen aanwijzingen dat die inderdaad op korte termijn komt, maar ik zal uiteraard bij de Europese Commissie informeren of en, zo ja, wanneer zij van plan is, met een dergelijke compensatieregeling te komen.

De heer Van Bemmel (PVV):

Voorzitter. De PVV vindt uiteraard dat de belastingbetaler nooit de dupe mag worden van eventuele subsidies in deze richting. Ik moet zeggen dat wij onlangs bij twee bedrijven, Tata Steel en Crown Van Gelder, op werkbezoek zijn geweest en hebben gezien dat deze bedrijven hun stinkende best doen om duurzaam te zijn in de toekomst. Ik wil dus vragen of het emissiesysteem an sich niet eens ter discussie kan worden gesteld, want we pompen hier allerlei geld rond en het wordt hartstikke duur, terwijl China voor de deur staat en deze bedrijven, als het zo doorgaat, platwalst.

Minister Verhagen:

De discussies over het emissiesysteem als zodanig blijven plaatsvinden. Daarover zal het laatste woord niet gezegd worden. Een van de grote uitdagingen op dat terrein is een follow-up van Kyoto, juist om ook landen als China te binden aan duurzaamheid, zodat op dat punt afspraken die worden gemaakt in het kader van de duurzaamheid ook mondiaal worden nageleefd.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De minister zegt hier te willen wachten op de Europese regeling en tot die tijd nog niet te zullen bepalen hoe hij zijn geld zal uitgeven. Ik zou hem toch wel willen vragen om hier de Kamer nu te laten weten of hij van plan is om dat geld gericht te investeren, zodat Nederlandse bedrijven daar sterker van worden. Of is hij van plan om die 2 mld. eigenlijk maar gewoon uit te delen aan de Indiase aandeelhouders?

Minister Verhagen:

Om te beginnen is er geen sprake van het uitdelen van 2 mld. en wel om de doodeenvoudige reden dat ik geen 2 mld. heb. Dat heb ik al in het begin gezegd.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik wens van de minister gewoon een antwoord op mijn vraag.

Minister Verhagen:

Ik deel geen 2 mld. uit.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De minister heeft hier aangegeven dat hij wil wachten, om wat voor bedrag het ook zou gaan. Misschien is het wel 3 mld. of misschien is het 0,5 mld. Hij heeft aangegeven dat hij wil wachten op een Europese regeling. Ik maak mij daarover zorgen. Ik wil graag van de minister horen of hij van plan is om dat geld gericht te investeren, zodat de Nederlandse bedrijven die nu klagen daar sterker van kunnen worden. Of is hij van plan om dat geld maar gewoon ongeoormerkt weg te geven, zodat het in de zakken verdwijnt van buitenlandse aandeelhouders?

Minister Verhagen:

De eerste vragensteller, de heer Jansen, vroeg of het waar was dat er een geheime overeenkomst was waarbij was toegezegd dat er 2 mld. zou worden uitgekeerd aan deze bedrijven. Daarvan heb ik gezegd dat dat niet het geval is, dat er geen sprake van is van afspraken dat er 2 mld. wordt uitgedeeld, noch van een geheime overeenkomst. Met andere woorden, ik deel helemaal geen geld uit.

De voorzitter:

Punt gemaakt. Mevrouw Wiegman.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wat ik vanmiddag nog wat mis in de wisseling van vragen en antwoorden, is de kwestie van de lage CO2-prijs. Ik heb het idee dat het verzoek van de bedrijven van zo veel jaar geleden toch vooral was ingegeven door de angst van een snel stijgende CO2-prijs. Dat is niet het geval. Kortom, zijn wij op dit moment niet bezig met een verkeerde discussie door problemen aan de orde te stellen die er eigenlijk niet zijn? Het grootste probleem is volgens mij dat de CO2-prijs nog zo laag is, wat het echt gelijke speelveld in de weg zit, ook voor duurzame energie.

Minister Verhagen:

Ik ben het met de geachte vragenstelster eens dat wij de verkeerde discussie voeren op dit punt, om de doodeenvoudige reden dat wij een discussie voeren over een overeenkomst die er niet is. In het algemeen geldt dat de opbrengsten van de emissiehandel op dit moment, bijvoorbeeld ook in het MLT, zijn geraamd op zo'n 700 mln. per jaar. De vraag is of dat het geval zal zijn, gelet op de huidige prijzen. Maar wat de consequenties zijn van het principe "de vervuiler betaalt" in relatie tot de prijs die voor emissierechten moet worden betaald, is toch een zaak die verder gaat dan alleen deze Kamer, als ik eerlijk ben.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Een korte vraag nog over de concurrentieverschillen in de carbon leakage die aan de orde zijn gekomen. Ik wil van de minister weten wat de stand van zaken is van de Europese discussie over het werken met border tax adjustments, waarmee je die concurrentieverschillen buiten de deur zou kunnen houden. Ik zou ook graag horen hoe dit kabinet in die discussie staat.

Minister Verhagen:

In het algemeen streeft dit kabinet naar een gelijk speelveld, zeker ook binnen Europa. Ik heb u in het kader van deze discussie aangegeven dat er, juist vanwege het naar elkaar toegroeien van de elektriciteitsprijzen in het kader van de Noordwest-Europese energiemarkt, steeds minder verschillen zijn en dat daarom een steeds gelijker speelveld op dit terrein optreedt. Als het gaat om de inzet in algemeenheid ben ik het ermee eens dat er verschillende mogelijkheden zijn om te zorgen voor een gelijk speelveld. Dat kan ook het investeringsklimaat zijn. Dat kan ook met fiscale kortingen. Dat kan op allerlei manieren.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik verbaas mij eerlijk gezegd een beetje over de discussie, alsof het zo zou zijn dat er altijd een uitruil is tussen werkgelegenheid en duurzaamheid. Volgens mij hangt het helemaal af van de manier waarop je gaat compenseren. Is de minister het met mij eens dat als wij in de toekomst gaan praten over compensatie, dat op een dusdanige manier zal zijn dat zij elkaar versterken in plaats van dat het een uitruil is?

De voorzitter:

Dit staat volgens mij een beetje buiten het onderwerp. Het heeft er absoluut mee te maken, maar het valt buiten het onderwerp van deze mondelinge vragen. Dat gaan we dus niet doen. Het spijt mij, maar we hebben nog drie vragen te gaan. Ik dank de minister hartelijk voor zijn antwoorden en stel voor dat we doorgaan met de volgende vraag.

Naar boven