Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Koopmans aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het bericht "Energiebedrijven kopen besmette steenkool".

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Het CDA wil dat consumenten geen stroom hoeven te verbruiken die is opgewekt uit grondstoffen waarvoor gemoord en onderdrukt is. Steenkool in elektriciteitscentrales moet even kritisch worden bejegend als bijvoorbeeld biomassa, olie en uranium. Steenkool moet steenkool zijn en geen "bloedkool". Daarom heb ik een aantal vragen aan de minister.

Wil de minister op korte termijn, dus binnen enkele maanden, de grote steenkolenconsumenten in Nederland, namelijk de industrie en de stroomproducenten, bijeenroepen om ervoor te zorgen dat binnen een heel beperkt aantal jaren alle geïmporteerde steenkool 100% aantoonbaar verantwoord wordt gewonnen? Kan de minister bovendien aan de Kamer rapporteren over de uitkomst van dit overleg en de voortgang van het proces?

Ik ben verder benieuwd naar de stappen die de minister en de sector hebben gezet sinds de roep om transparantie en de certificering die door de ambtsvoorganger van minister Huizinga in 2008 aangekondigd is. Wat is er bovendien ondernomen nu blijkt dat bedrijven zoals Nuon en Essent weigeren om openheid te geven? Is de minister ook bereid om de kennis uit het programma duurzaam inkopen en uit het initiatief duurzame handel aan te bieden aan de betreffende bedrijven? Is de minister verder van plan om op korte termijn een rapportage over de herkomst van steenkool verplicht te stellen net zoals bij biomassa? Hoe kijkt de minister bovendien aan tegen de opmerking van de sector dat steenkool zwart is en dat je die niet kun traceren? Deelt de minister de opvatting van de CDA-fractie dat een onderneming eraan gehouden is om zich ervan te vergewissen dat de grondstof waaraan zij jaarlijks miljoenen spendeert, op een verantwoorde manier geproduceerd wordt en dat die onderneming dus net zoals de overheid duurzaam inkoopt?

In opdracht van het ministerie van VROM is in 2008 door Instituut Clingendael onderzoek uitgevoerd naar de relevante productieomstandigheden van uranium. Dat leverde destijds een positieve uitkomst op. Minister, kunt u dat onderzoek nog eens nader toelichten? Wilt u deze aanpak bovendien ten voorbeeld stellen aan de steenkoolgebruikers? Stelt u in dat verband ook de transparantie die in die sector aan de orde is, ten voorbeeld aan de sectoren die met steenkool en olie werken?

Minister Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Het is goed dat wij spreken over dit nieuws dat in de Volkskrant is gepubliceerd. Ik begrijp bovendien dat dit vanavond in Netwerk nog uitgebreider aan de orde zal komen. Het is inderdaad schokkend dat de eigenaren van de mijnen waarvan de kolen geïmporteerd worden, het geld dat zij daarmee verdienen schijnen te gebruiken voor paramilitaire acties. Ik moet natuurlijk een slag om de arm houden, maar Netwerk zendt vanavond overtuigende bewijzen uit. Als dit alles waar is, dan is het schokkend. Ik kan mij goed voorstellen dat de heer Koopmans zich afvraagt wat het kabinet daaraan doet. Ik zeg met name: wat het kabinet daaraan doet. Dit is namelijk een zaak die eigenlijk veel verder gaat dan de regels van duurzaamheid die VROM stelt. Duurzaamheid gaat over de milieuaspecten van de producten die wij kopen en over de vraag of die op lange termijn geen schade toebrengen aan de aarde. In dit geval gaat het meer om de mensenrechten en om de sociale criteria die wij ook stellen aan producten. Die criteria zijn vergelijkbaar met die bij kinderarbeid. In dit kabinet ligt de verantwoordelijkheid voor dergelijke zaken meer bij het ministerie van Economische Zaken dat zich bezighoudt met verantwoord ondernemen, en bij het ministerie van Buitenlandse Zaken dat zorg draagt voor de mensenrechten. Desalniettemin spreekt het kabinet met één mond. Daarom ga ik graag op de vragen in.

De eerste vraag luidt of ik bereid ben de grote steenkoolconsumenten op korte termijn bij elkaar te roepen. Ik ben daar zeker toe bereid. Er is regelmatig overleg met EnergieNed. Ik zal in dat overleg zaken aan de orde stellen. Ik spreek wat dat betreft ook voor andere leden van het kabinet.

Er is gevraagd om ervoor te zorgen dat binnen een beperkt aantal jaren alle geïmporteerde steenkool 100% aantoonbaar verantwoord wordt gewonnen. Daar zijn meer ministeries in eerste instantie voor aansprakelijk, gelet op de zaken die hier aan de orde lijken te zijn. Een complicerende factor is helaas dat de WTO regels stelt. De WTO verbiedt ons om eisen te stellen aan de import van producten. Als wij hier iets aan willen doen, dan zullen wij dat op een hoger niveau moeten proberen. Nederland zal dan moeten proberen om daarover op WTO-niveau afspraken te maken, nog sterker dan nu al gebeurt. Wij moeten afspreken dat wij niet willen dat zulke steenkool op die manier gewonnen, en dat het geld dat ervoor wordt betaald op die manier wordt besteed. Dan moet dan wel wereldwijd gebeuren. We hebben er nu echter nog geen overeenstemming over in WTO-verband. Wij kunnen er nu dus nog niet voor zorgen dat alle geïmporteerde steenkool 100% aantoonbaar verantwoord wordt gewonnen. Het beperken van de import daarvan is dus ook nog niet mogelijk, in ieder geval niet op korte termijn.

De heer Koopmans heeft ook een vraag gesteld over de transparantie waarover minister Cramer in 2008 heeft gesproken. Mijn kennis op dat punt schiet momenteel even te kort. Ik weet niet precies om welke oproep het wat dat betreft gaat, maar ik zal dat nader bezien. Ik wil er graag schriftelijk op terugkomen. De vraag over het aanbieden van kennis uit het programma duurzaam inkopen beantwoord ik positief. Ik doe dat graag.

Ik kom bij de vraag over verplichting van rapportage over de herkomst van steenkool, zoals die ook voor biomassa geldt. De reden dat die voor biomassa geldt, is omdat wij willen bezien of biomassa inderdaad op een duurzame manier is geproduceerd en of dat mag worden opgeteld bij ons verbruik van duurzame energie. Dat is het doel van de verplichting bij biomassa. Bij steenkool zou het een heel ander doel hebben. Daarover moet ik eerst met de collega's over overleggen, want deze kwestie ligt meer op hun terrein, maar ik zal dat zeker doen.

In opdracht van het ministerie is in 2008 een onderzoek uitgevoerd door Clingendael naar de relevante productieomstandigheden van uranium. De heer Koopmans vraagt of ik de positieve uitkomst nader kan toelichten. Daar wil ik graag schriftelijk op reageren. Ik zal ook met mijn collega's opnemen of het mogelijk is te komen tot een website waarop wordt aangeven waar zaken vandaan komen en welke achtergrond een en ander heeft. Mij lijkt dat een goed idee. Vanochtend heb ik overleg gehad met EnergieNed. Men vertelde mij dat men steenkool wil inkopen volgens de uitgangspunten, geformuleerd in het Global Compact van de VN. Het initiatief van de VN is bedoeld voor bedrijven die hun zaken in lijn willen brengen met universeel geaccepteerde principes op het gebied van mensenrechten, werknemersrechten, milieu en corruptiebestrijding. Dat is een initiatief van de energiebedrijven. Zij hebben zich daaraan verbonden. Dat biedt het kabinet een goede basis om de energiebedrijven nogmaals op te roepen ook te kijken naar wat er gebeurt met het geld dat zij voor steenkool betalen.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden, maar ik constateer dat wij op deze manier geen steek opschieten. Ik refereerde aan de antwoorden die de ambtsvoorgangster van de minister, mevrouw Cramer, heeft gegeven in 2008, naar aanleiding van vragen van mevrouw Wiegman. Die antwoorden waren eigenlijk nog stelliger dan de antwoorden van deze minister nu. Ik zou de minister dus willen aansporen om geen genoegen te nemen met de opmerkingen van EnergieNed. In het persbericht van EnergieNed van vandaag wordt slechts gesproken van "dialoog". Wij vinden dat deze minister met al haar collega's – ik zou haar willen vragen om zich daar niet te veel achter te verschuilen – met de sector aan de slag moet gaan en er, samen met de sector, voor moet zorgen dat steenkool traceerbaar wordt, dat steenkool schoon wordt en dat dit snel en goed wordt geregeld. Wij hebben dat ook geregeld voor biomassa met de zogeheten Cramercriteria. Dat moet in de ogen van de CDA-fractie op dezelfde wijze gebeuren met steenkool.

Steenkool kan, net zo goed als zoveel andere producten, herkenbaar worden en worden getraceerd. Dat kan best als de wil aanwezig is. Ik verzoek de minister nogmaals om scherp de uitspraak te doen dat zij en het kabinet alles zullen doen om de Nederlandse energiesector ertoe te bewegen en zo nodig, middels regelgeving, te dwingen om de grote steenkoolproducenten een rapportage te laten afgeven over de wijze waarop deze steenkool is gewonnen.

Minister Huizinga-Heringa:

De gepassioneerdheid van de heer Koopmans spreekt mij aan. Het is natuurlijk buitengewoon schokkend om te lezen wat er gebeurt met het geld dat energiebedrijven betalen voor steenkool. Tegelijkertijd is, zoals ik heb uitgelegd, een verbod op het importeren van steenkool, dat de heer Koopmans bij zijn vragen voorstelt, niet mogelijk. In zijn vraag A riep de heer Koopmans ertoe op om ervoor te zorgen dat binnen een beperkt aantal jaren alle geïmporteerde steenkool 100% aantoonbaar verantwoord wordt gewonnen. Dat betekent dat andere steenkool niet het land binnen kan. Wat moet je immers anders met zo'n opmerking? Dat kan echter niet en is in strijd met de WTO-regels. Om die reden heb ik gezegd: willen wij dit probleem echt aanpakken, dan moeten wij de langere weg via de WTO gaan bewandelen. Anders kunnen wij wel grote uitspraken doen, maar zullen wij worden teruggefloten. Dan zijn wij veel verder van huis.

Ik ben het met de heer Koopmans eens dat dit een zaak is waaraan met verve moet worden gewerkt. Dat moet echter gebeuren door het hele kabinet. Dat is geen kwestie van verschuilen. Het gaat erom, ervoor te zorgen dat ieder daarin zijn eigen verantwoordelijkheid kan nemen. Mensen die hun eigen verantwoordelijkheid in gezamenlijkheid nemen zijn het sterkst. Zoals ik al zei, zullen wij een aantal dingen zeker doen. Ten eerste zullen wij spreken met de energieproducenten; die hebben daar overigens wel oren naar, zoals ik tot mijn genoegen heb geconstateerd. Ten tweede zullen wij bekijken of er helderheid kan komen over de achtergrond van de steenkool die wordt geproduceerd. Dat moet dan ook op een website helder worden gemaakt.

Naar de overige vragen die de heer Koopmans mij heeft gesteld, moet ik nog verder kijken. Misschien weet mevrouw Wiegman nog wat de antwoorden uit 2008 op de door haar gestelde vragen waren, maar op dit moment staan die mij niet helder voor de geest. Op die vraag zal ik dus echt schriftelijk moeten antwoorden.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik vind de minister wel een beetje passief. De heer Koopmans wees terecht op de analogie met de biomassa. Nederland heeft internationaal juist het voortouw genomen om daarvoor criteria op te stellen. Dat is maatgevend geweest voor het internationale debat over biomassa. Dat kunnen wij natuurlijk met kolen ook doen. De minister heeft gelijk: wij hebben te maken met de Europese Unie en met de WTO. Wij kunnen echter wel degelijk vooroplopen met het stellen van regels. Wij kunnen een roundtable organiseren, zoals Nederland heeft gedaan voor de biomassa.

De minister sprak over de wijze waarop duurzame energiehuishouding kan meetellen bij subsidies voor biomassa. Dat is voor een deel bij kolen ook zo. Als wij van overheidswege subsidies geven voor CO2-opslag bij kolencentrales, is dat indirect een subsidie omdat wij graag onze energiehuishouding verduurzamen. Kan de minister als voorwaarde voor het verstrekken van subsidie voor CO2-opslag, gekoppeld aan kolencentrales, stellen dat de kolen duurzaam moeten worden geproduceerd? Zo'n voorwaarde kan de minister minimaal stellen.

Minister Huizinga-Heringa:

De laatste opmerking van de heer Van der Ham zou ik zeker graag verder willen onderzoeken. Ik maak daarbij meteen enkele kanttekeningen. De opmerking van de heer Van der Ham is er misschien een in de trant van: zou dat niet kunnen? Zo luister ik ernaar: zou dat niet kunnen? Tegelijkertijd zie ik wat bezwaren opdoemen. Het is mogelijk dat de WTO er toch geen genoegen mee zal nemen dat wij langs de weg van CO2-opslag eisen zouden stellen aan het importeren van bepaalde producten. Dat mag namelijk niet; dat is het vervelende. Dat is ook de reden waarom ik zeg dat wij ons moeten inzetten op WTO-niveau. Het is echter wel de moeite van het onderzoeken waard of op die manier iets gedaan kan worden. Die suggestie neem ik dus graag mee.

De heer Jansen (SP):

Is de minister van milieu het eens met de SP-fractie dat duurzaamheidseisen en eisen van eerlijke productie – geen uitbuiting, mensen niet vermoorden of van hun land afhalen – in wezen voor alle producten moet gelden, dus niet alleen voor kolen of biomassa? Is zij bereid om toe te zeggen dat de Kamer op korte termijn een overzicht krijgt van de voortgang van de onderhandelingen betreffende de non-trade agreements bij de WTO? Dat dossier speelt namelijk al jarenlang. Ik constateer dat ook deze minister geen enkele sanctie heeft voor bedrijven die voorlopig alle goede bedoelingen aan hun laars lappen en er geen boodschap aan hebben.

Minister Huizinga-Heringa:

De heer Jansen moet even herhalen wat hij vroeg over de WTO en de voortgangsrapportages.

De heer Jansen (SP):

Ik vroeg specifiek naar de non-trade agreements.

Minister Huizinga-Heringa:

Namens de minister van EZ zeg ik de heer Jansen toe dat hij inzicht krijgt in die non-trade agreements. Dit is immers het terrein van de minister van EZ, zoals de heer Jansen weet. Ik ben het ook eens met zijn kanttekening dat we nu natuurlijk zijn opgeschrikt door iets wat met kolen gebeurt en dat er daarom de neiging bestaat om ons heel sterk te richten op steenkolen, maar dat zulke zaken met veel meer producten aan de hand zijn. Als we er onderzoek naar doen, zullen mogelijk veel meer zaken bovenkomen waar wij niet blij mee zijn maar die we wel inkopen. Vandaar – ik hoop dat het niet vervelend wordt – dat ik er nogmaals op wijs dat de WTO echt dé plek is waar we met elkaar moeten zorgen dat er afspraken worden gemaakt. Dan kunnen we ook afspraken maken over de achtergrond van producten. Dan kunnen we het breder maken dan alleen de steenkool, die nu toevallig in het nieuws is, zeg ik er een beetje kritisch bij. Dan kunnen we afspraken maken over alle producten en kunnen we niet alleen mijn terrein van de duurzaamheid, maar ook de terreinen van mensenrechten en sociale criteria daarbij betrekken. Dat is een zaak van de lange adem, maar wel een zaak die uiteindelijk echt succes zal bieden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De fractie van GroenLinks is het ook opgevallen dat de heer Koopmans niet CDA-minister Van der Hoeven naar de Kamer heeft laten komen, terwijl zij zich toch echt behoorlijk bezighoudt met kolen en energie. De kolenbedrijven wereldwijd zijn verenigd in het Global Compact van de VN. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is van de Nederlandse bedrijven alleen Essent daarvan lid. Is de minister bereid om de andere bedrijven op te roepen, zo snel mogelijk ook de principes van het VN Global Compact te onderschrijven? Dat kan dus blijkbaar wel, want het bestaat al en is niet strijdig met de WTO. In dat Global Compact zitten in ieder geval minimumcriteria op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en milieu. Dat zou een eerste stap kunnen zijn.

Mijn andere vraag aan de minister is of Nederland binnen EU-verband dit aan de orde kan stellen, om het vervolgens te verankeren op VN-niveau.

Minister Huizinga-Heringa:

Ik heb vanochtend begrepen, na informatie te hebben ingewonnen bij EnergieNed, dat alle bedrijven die in Nederland actief zijn bij het inkopen van steenkool, zich aangesloten hebben bij het Global Compact van de VN. De informatie van mevrouw Van Tongeren is dat het maar één bedrijf is. Dat lijkt mij zeker aanleiding om nog eens te informeren of het om één bedrijf gaat of om alle bedrijven. Als het om slechts één bedrijf gaat, zal ik de andere in ieder geval aansporen om ook lid te worden van dat Global Compact. Ik zal dan ook mijn collega's in het kabinet vragen om die bedrijven daartoe aan te sporen.

De tweede vraag is of het via de EU kan. Ja, dat is een route die natuurlijk ook bewandeld moet worden.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik wil niet flauw doen, maar het is inderdaad zo dat het probleem waarover we het vandaag hebben vooral mensenrechten, arbeidsomstandigheden en maatschappelijk verantwoord ondernemen treft; zaken die juist ook bij de collega's van minister Huizinga liggen, op het gebied van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. De WTO-molens malen echter altijd langzaam, dat weten we. Ik denk dat we op Europees niveau, maar ook op Nederlands niveau, wel degelijk iets kunnen doen aan de transparantie-eisen over de gehele keten van de kolenmijn tot aan de kolencentrale. In mijn schriftelijke vragen van twee jaar geleden ben ik daarop ingegaan. Toen heeft, meen ik, de minister van EZ met name gezegd: wij zullen de Nederlandse elektriciteitsproducenten aansporen en hen vragen welke mogelijkheden er zijn en welke route kan worden gevolgd als het gaat om die transparantie-eisen. Ik ben benieuwd welke stappen er de afgelopen twee jaar zijn gezet op dat terrein.

Minister Huizinga-Heringa:

Ik dank mevrouw Wiegman voor de verduidelijking van de vraag van de heer Koopmans, maar ik moet dat nagaan. Het stond niet als onderwerp op de agenda voor het vragenuurtje. Wij moeten die dingen goed op een rijtje zetten. Ik informeer de Kamer daar schriftelijk over zodra ik het helder heb.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De kwestie die we vandaag aan de orde hebben, geldt natuurlijk voor meer producten. Ik spreek mijn verbazing erover uit dat we in de media hebben kunnen lezen dat de heer Koopmans wil dat Nederlandse consumenten geen stroom hoeven te verbruiken die is opgewekt uit grondstoffen waarvoor is onderdrukt. Maar voor een lapje vlees mag dat kennelijk wel. De minister ging zojuist mee in de suggesties van een aantal collega's over criteria. Met criteria kun je wel het een en ander doen, maar dan moeten ze wel hard zijn. We zien dat voor biobrandstoffen en voor soja die criteria niet hard genoeg zijn om die onderdrukking te voorkomen. Waarom lokken we niet eens een WTO-veroordeling uit? Laten we de grenzen eens opzoeken in plaats van iedere keer zeggen: het mag niet en we krijgen een tik op de vingers. Laat maar komen. Laat ons zien waar we dan staan. Zou dat geen heilzame weg zijn?

Minister Huizinga-Heringa:

De vraag hoe je voldoende scherpe criteria maakt, is een zaak apart. Natuurlijk komen gestelde criteria ook aan bod in de Kamer en de Kamer kan met aanvullingen of afzwakkingen komen, al zal dat laatste niet snel gebeuren. Mevrouw Ouwehand vraagt een veroordeling of een tik op de vingers van de WTO uit te lokken. Als je met elkaar zaken afspreekt en je weet dat je dingen niet mag doen, dan kun je zeggen: we doen het toch en we laten ons terugroepen. Ik kies echter liever voor de koninklijke weg. Als wij het met die afspraken niet meer eens zijn of vinden dat wij die afspraken moeten veranderen, dan moeten wij dat gewoon in het overleg met elkaar bespreken en ons er niet niets van aantrekken en dan teruggefloten worden, want uiteindelijk schiet je daar niets mee op.

De heer Zijlstra (VVD):

De minister verwacht actie van de WTO. Welke actie verwacht zij van de WTO? De minister reageert positief. Welke vraag legt zij concreet bij de WTO neer? De VVD zit overigens op een andere lijn. Ik trek een parallel met bier. Toen Heineken een brouwerij had in Myanmar, waar ook mensenrechtenproblemen waren, hebben de publieke opinie en de druk van de consument gezorgd voor een omslag bij het bedrijf. Moet de minister dat bij dit onderwerp ook niet nastreven? Zorg ervoor dat Nederlandse energiebedrijven moeten communiceren hoe hun kolen worden ingekocht. Dan is het aan de consumenten om druk uit te oefenen, namelijk door te bepalen of ze kiezen voor een energiebedrijf dat het verantwoord doet of een energiebedrijf dat het niet verantwoord doet. Is dat niet een veel betere route dan die van de bureaucratie van de WTO?

Minister Huizinga-Heringa:

Wat de heer Zijlstra schetst, kun je samenvatten als de lange termijn en de korte termijn. Wil je voor de lange termijn duurzaamheidscriteria kunnen stellen in de brede zin, dus met mensenrechten en sociale criteria daarbij, dan moet je daar van overheidswege handen en voeten aan kunnen geven. Dat kan niet anders dan via de heel lange weg van de WTO. Op korte termijn is de route van de heer Zijlstra heel goed. Ik vind de Netwerk-uitzending van vanavond daarom een goede zaak. Ik denk ook dat het goed is dat we er met elkaar zo over spreken. Daarom zal ik bezien hoe wij kunnen zorgen voor meer transparantie over waar, in dit geval, de steenkolen vandaan komen, en de Kamer daarover informeren. Dat is trouwens al langer het streven op het ministerie. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat een belangrijke rol is weggelegd voor de publieke opinie.

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb bewondering voor de minister; zij staat nu al 25 minuten vragen te beantwoorden waar zij niet over gaat. Dat kan zij niet helpen. Mijn CDA-collega stelt vragen over mensenrechten, waar de CDA-collega van de minister, Verhagen, over gaat. Mijn CDA-collega stelt vragen over kolen, de herkomst daarvan en de WTO. En daar gaat CDA-minister Van der Hoeven toch echt over. Laat ik de minister een vraag stellen waar zij zelf over gaat, namelijk de echte oplossing: minder kolen gebruiken. Niet ervoor zorgen dat de kolen zo schoon mogelijk zijn, want schone kolen bestaan niet. Dat is een contradictio in terminis. Laten wij ervoor zorgen dat wij er minder van gebruiken. Bijna een halfjaar geleden heeft de Kamer een motie aangenomen waarin een CO2-norm wordt opgelegd aan centrales, waardoor kolen stoken veel onaantrekkelijker zo niet onmogelijk zou kunnen worden. Daarna hebben wij van het ministerie niets meer vernomen. Wanneer komt de reactie van de minister op die motie? En wanneer komt zij met een plan van aanpak om de uitvoering van die motie, waarin wordt verzocht om een CO2-norm op centrales, ook in EU-verband – wij praten hier weer over een internationale context – mogelijk te maken?

Minister Huizinga-Heringa:

De heer Samsom is begonnen met bewondering voor mij uit te spreken. Dat aanvaard ik in dank. Laat ik dan mijn bewondering uitspreken voor de heer Samsom en de creativiteit waarmee hij bij dit onderwerp weer iets aan de orde te stelt wat hij ook erg belangrijk vindt. Ook dit heb ik nu niet helder op het netvlies. Dat heeft ook te maken met een wisseling van de wacht bij VROM. Ik zeg hem echter graag toe dat hij snel een schriftelijke reactie krijgt van dit ministerie op de uitvoering van de motie.

De heer Ormel (CDA):

De heer Samsom doet wat zurig en mevrouw Van Tongeren wat kattig als het gaat over de vraag waarom wij deze minister naar de Kamer hebben gevraagd. Twee jaar geleden zijn er vragen gesteld door de ChristenUnie over de herkomst van kolen naar aanleiding van berichten van Greenpeace. Die vragen zijn destijds gesteld aan de minister van VROM. Die heeft die vragen beantwoord. Daarom hebben wij nu deze minister naar de Kamer gevraagd. Als de nadere berichten die zij alsnog naar de Kamer zal zenden, ons niet bevallen, dan zullen wij het gehele kabinet in een debat vragen hoe hiermee om te gaan.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van het vragenuur.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Verburg;

Recourt, Bijleveld-Schouten en Sterk, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven