Vragen van het lid Dibi aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht "Brabant legt grenzen op aan veebedrijven".

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Het is een beetje ongemakkelijk om van dit ene zware onderwerp naar het volgende onderwerp over te stappen, maar het is niet anders.

Megastallen zijn hot. Dat is om twee redenen het geval. De eerste is dat megastallen een ramp betekenen voor het milieu. Zij zorgen voor enorme hoeveelheden mest en CO2. Zij zijn slecht voor heel erg veel dieren, slecht voor de volksgezondheid en slecht voor het landschap.

Megastallen leiden tot grootschalige import van veevoer en de daarmee gepaard gaande enorme ontbossing in Zuid-Amerika. De andere reden waarom megastallen hot zijn, is omdat er afgelopen vrijdag in Brabant iets is gebeurd wat door velen als een historische stap wordt gezien. Na jaren van meer, meer en meer heeft de kampioen megastallen, de provincie Noord-Brabant, besloten tot een onmiddellijke stop op de bouw van nieuwe megastallen. Een groot compliment gaat uit naar het burgerinitiatief Megastallen-Nee!!! die met maar liefst 33.000 handtekeningen de drijvende kracht is geweest achter dit historische besluit.

Dat is goed nieuws, maar er is ook slecht nieuws, want wij zijn er nog lang niet. In allerlei provincies liggen nog allerlei plannen voor de bouw van nieuwe megastallen. Je zult er maar eentje in je achtertuin hebben. Dat is oneerlijk voor boeren die geen belang hebben bij een lappendeken van beleid, want dan mag de ene boer wel uitbreiden en de andere boer niet, alleen maar omdat hij in een andere provincie woont. Daarom de volgende vraag aan de minister. Wordt het geen tijd voor een nationaal verbod op de bouw van nieuwe megastallen?

Minister Verburg:

Voorzitter. Afgelopen vrijdag heeft de provincie Noord-Brabant uitvoerig gesproken over de veehouderij en over de huisvesting van dieren, in het bijzonder over megastallen. Over die huisvesting, over die stallen merk ik het volgende op. Ik wil daarmee rechtzetten wat de heer Dibi heeft gezegd. De stallen worden gebouwd volgens de laatste inzichten. Dat betekent dat de grotere stallen, de grotere huisvestingssystemen, juist vaak extra aandacht mogelijk maken voor dierenwelzijn en diergezondheid, maar de stallen zijn vaak ook beter voor het milieu, vanwege minder uitstoot en meer aandacht voor dieren. Met andere woorden, de maat van de stallen is niet per definitie goed of slecht voor dieren, want het omgekeerde geldt ook. Soms komen dieren niet goed tot hun recht door kleine benauwde huisvestingssystemen. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn nota Duurzame Veehouderij. Die nota is werk in uitvoering. Wij werken daar nu aan. Binnen vijftien jaar moet de veehouderij in Nederland volledig duurzaam zijn, dus ook wat betreft de voedsel/mestkringloop en het hergebruik van mest, bijvoorbeeld voor de verwarming van stadswijken. Dat is van cruciaal belang. Daar moeten wij aan blijven werken. Dat doet de agrarische sector ook. Ik vind het heel goed dat Brabant ook heeft gekeken naar de ruimtelijke inpassing en de ruimtelijke positionering van de agrarische sector, nu en in de toekomst. Dat is een stevig en indringend debat geweest. Dat heeft natuurlijk te maken met de vraag of de veehouderij op een goede manier te combineren is met een gebied waar veel mensen wonen. In Brabant worden veel dieren gehouden, maar daar wonen ook veel mensen. Dan heb je die vraag te beantwoorden. De vraag was ook waar wel ruimte kan worden geboden voor veehouderijbedrijven en waar niet. Dat heeft nog te maken met de reconstructieontwikkeling. Dat is een discussie uit het verleden. In het verleden is afgesproken dat er bepaalde gebieden in ons land zijn waar meer veehouderijen en boerderijen kunnen worden gevestigd om in de andere gebieden natuur en landschap meer ruimte te bieden. Er zijn ook gebieden waar die twee gecombineerd worden. Brabant heeft een aantal stappen gezet. Andere provincies zullen dat ook doen. Brabant wil over een aantal zaken nog graag met mij van gedachten wisselen en kijken wat wij samen kunnen doen, bijvoorbeeld voor de gezondheid van dieren. Ik ben daar graag toe bereid. Ik ben niet bereid om te treden in de verantwoordelijkheid van de verschillende provincies door het initiatief van Brabant over te nemen en landelijk in te voeren waar Brabant afgelopen vrijdag over heeft gesproken en wat nog verder wordt uitgewerkt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik dank de minister voor haar beantwoording, al was die teleurstellend. Deze minister is een van de ministers die het meest naar de Kamer worden geroepen. Nu eens gaat het over antibioticaresistentie, als gevolg van de hoeveelheden antibiotica die we in de dieren pompen, dan weer, aankomende donderdag, gaat het over mest, dan weer gaat het over de Q-koorts, dan weer gaat het over dierenwelzijn, dan weer gaat het over barbaarse slachtmethoden, dan weer gaat het over de aantasting van allerlei natuurgebieden. We blussen het ene na het andere brandje. De vraag is wanneer deze CDA-minister bereid is om afscheid te nemen van het beleid van voorgaande CDA-ministers en wanneer zij aankondigt dat zij een einde zal maken aan de intensieve veehouderij. Wat zei de CDA-woordvoerder in de provincie Noord-Brabant? Misschien hebben we wel te lang geen oog gehad voor rentmeesterschap. De VVD-woordvoerder zei dat het tijd wordt voor verduurzaming. Wanneer volgen wij in de Kamer dat goede voorbeeld?

Minister Verburg:

Ik ben het met de heer Dibi eens dat er veel uitdagingen zijn en dat er veel problemen op te lossen zijn, maar ik ben een minister die niet voor die problemen wegloopt. Ook ben ik een minister die verduurzaming bovenaan haar agenda heeft staan. Een van de eerste initiatieven die ik heb genomen, is om over te gaan op een duurzame veehouderij. Dit doe ik niet alleen in nota's, maar ook in de praktijk. Ik ben de eerste minister die met de Kamer een plan van aanpak voor verbetering van dierenwelzijn heeft besproken en die die maatregelen nu tot werk in uitvoering heeft verklaard. Ik ben de eerste minister die ervoor zorgt dat het gebruik van antibiotica wordt teruggedrongen.

De heer Dibi heeft er gelijk in dat er nog een paar uitdagingen te gaan zijn, bijvoorbeeld het verplaatsen van boerderijen, veehouderijsystemen, uit mooie natuurgebieden, om natuur tot haar recht te laten komen en om boeren de kans te geven om op een goede en duurzame manier voorwaarts te gaan. Zo zijn er nog veel vraagstukken, maar daarmee zijn we aan de slag. We lopen er niet voor weg. Het is heel goed dat Brabant dit onderkent en dat deze provincie met mij als minister, binnen de eigen verantwoordelijkheid in Brabant aan dat rentmeesterschap en aan die duurzaamheid handen en voeten wil geven. Ik zie dit als een sterke ondersteuning van ons beleid. Nogmaals, daar hebben we nog wel een paar stappen in te zetten, maar deze beweging en deze richting vind ik heel goed.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Megastallen zorgen telkens weer voor onbeheersbare en onuitroeibare dierziekten als Q-koorts, MRSA, vogelpest, varkenspest en mkz. Het dierenwelzijn wordt aangetast en er zijn mestoverschotten. De zorgen hierover delen steeds meer burgers. De minister reageert op de discussie waarin deze zorgen centraal staan. Ze zegt dat de discussie over de megastallen niet op basis van emotie mag worden gevoerd. Welke emoties heeft de minister zojuist in mijn inleiding gehoord die volgens haar niet bij de discussie horen?

Minister Verburg:

Ik hoor niets anders dan emotie. Mevrouw Thieme heeft het over meer mestuitstoot, over minder dierenwelzijn, enzovoort, terwijl zij weet of in ieder geval kan weten dat wij aan grote, nieuwe stalconcepten hogere eisen stellen in het kader van milieu en in het kader van dierenwelzijn. Dit mag ook, want door deze innovatie kunnen wij een kopgroep van agrarische ondernemers nieuwe uitvindingen en nieuwe ontwikkelingen laten toepassen. Zij steken daarvoor hun nek uit. Wij doen dit via de duurzaamheidsmeetlat, de MIA en Vamil. Als we dit stimuleren, bevorderen en mogelijk maken, stellen we ook hogere eisen. Er zijn ondernemers die koploper willen zijn en nieuwe stalconcepten tot ontwikkeling willen brengen. Mestverwerking vindt bijvoorbeeld zodanig plaats dat wij daarmee hele stadswijken kunnen verwarmen en stadsbussen van brandstof kunnen voorzien. In Nij Bosma Zathe bij Leeuwarden wordt hiermee geëxperimenteerd. Dat is prachtig. Daarmee veroorzaken we namelijk geen problemen, maar lossen we ze op.

De heer Polderman (SP):

Ik complimenteer GroenLinks, omdat deze fractie dit punt op de agenda heeft gezet. Ik ben blij dat de fractie weer meedoet in de discussie over landbouw en groen. We hebben de fractie daarbij te vaak gemist. Misschien komt hun links imago ook nog terug. Dan zijn ze helemaal goed bezig. Maar dit terzijde.

In het debat in Brabant is ook naar voren gebracht dat we de discussie over de compartimentering weer op de agenda moeten krijgen. De heer Koopmans heeft op het laatste moment hierover een motie ingebracht. Met name gedeputeerde Van Heugten betreurt dit zeer. Is de minister bereid om de discussie over de provinciale compartimentering opnieuw aan de orde te stellen, zodat we daarover opnieuw afspraken kunnen maken?

Minister Verburg:

Ik ben overal toe bereid als het een bijdrage kan leveren aan de oplossing van vraagstukken en aan de verdere verduurzaming van de landbouwsector en de veehouderij. Ik ben graag bereid te spreken over de uitwerking van een aantal moties in Brabant. Ook ben ik benieuwd naar de uitwerking die daaraan wordt en kan worden gegeven. Nogmaals, ik wil graag over die oplossingen constructief meedenken, want wij lossen de problemen op.

De heer Koopmans (CDA):

Op het punt van het werken aan meer duurzaamheid, meer dierenwelzijn en meer dynamiek door de Brabantse veehouderij is afgelopen vrijdag door de Noord-Brabantse volksvertegenwoordiging geantwoord. Daar is nieuw beleid vastgesteld. De CDA-fractie heeft altijd gezegd dat het aan individuele provincies en gemeenten is om te bepalen in welke mate de veehouderij een plek krijgt. Steun daarvoor. Aan de minister heb ik echter de volgende vraag, omdat een aantal van de bewegingen die veehouders hebben gemaakt, onder andere het gevolg zijn van de door de Tweede Kamer en natuurlijk ook de Eerste Kamer vastgestelde Reconstructiewet. Overweegt de minister om bijvoorbeeld over het onderdeel landbouwontwikkelingsgebieden, dat een verplicht onderdeel is van de Reconstructiewet, een nader antwoord, misschien zelfs in wetgeving, te geven?

Minister Verburg:

Ik heb gezien dat er in moties over de landbouwontwikkelingsgebieden is gesproken. Ik ben wel benieuwd welke invulling Brabant daaraan denkt te geven. In antwoord op de heer Polderman heb ik al aangegeven dat dat gesprek plaats zal vinden en dat wij moeten bekijken hoe een en ander vorm krijgt. Maar de beweging om vanuit natuurgebieden bedrijven te verplaatsen, en landbouwers en veehouders ook de ruimte te geven om zich binnen de grenzen van duurzaamheid te blijven ontwikkelen, is natuurlijk wel cruciaal. Je kunt namelijk niet zeggen, als met een pennenstreek: wij hadden de bedoeling om die veehouderijbedrijven daar naartoe te plaatsen, maar wij denken er nu net iets anders over en doen daarom maar helemaal niets meer. Dan lossen wij geen probleem op, want dan blijven die veehouderijbedrijven in die kwetsbare natuurgebieden. Ik geloof toch echt niet dat dat de bedoeling kan en zou moeten zijn.

De voorzitter:

Ik verzoek de minister en ook de leden om beknopt te zijn, want wij hebben na deze nog twee series vragen.

De heer Waalkens (PvdA):

Afgelopen vrijdag is er inderdaad een historisch besluit genomen in Noord-Brabant. Onderkent de minister – dit sluit ook een beetje aan op de vraag van de heer Polderman – dat door het besluit in Noord-Brabant er nu druk komt op de andere provincies in de zandgebieden? De compartimentering zorgt er nu voor dat de dierrechten van de ene naar de andere provincie kunnen komen. Daarbij moet dan nog het besluit van Noord-Brabant worden gevoegd om dit eigenstandig te gaan doen. Is de minister bereid in kaart te brengen wat de decompartimentering van de dierrechten mogelijkerwijs voor gevolgen heeft voor met name Limburg en Gelderland?

Minister Verburg:

Ik ben eigenlijk geneigd om eventjes af te wachten wat de uitwerking is van wat besloten is in Brabant. Wij hebben indertijd heel bewust gezegd dat wij het instrumentarium, dus de ruimtelijke ordening, aan de provincie laten. Je moet dat doen via de bestuurslaag die het dichtst staat bij de gemeenten, de burgers en de ondernemers waarom het gaat. Tegelijkertijd heeft de provincie een aantal bevoegdheden met betrekking tot milieu en ik heb alleen nog maar gezien dat de moties zijn aangenomen. Ik ga dus met de gedeputeerde in overleg om te bekijken welke consequenties dat heeft. Ik treed niet in de bevoegdheid van andere provincies, maar ik wil wel toezeggen dat ik naar aanleiding van het overleg met de desbetreffende gedeputeerde de Kamer zal informeren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Vorige week vrijdag is er inderdaad een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan het boek dat "herstructurering" heet. Duurzaamheid moet inderdaad ons aller doel zijn, maar er zijn natuurlijk ook bedrijven in ontwikkeling gekomen vanuit het perspectief dat werd aangereikt. Daar is nu wel, door het nieuwe hoofdstuk, even een pas op de plaats ingebouwd. Mijn vraag aan de minister is of zij het haar mogelijke – ik zie dat dat beperkt is – wil doen om erop toe te zien dat er geen ongelukken gebeuren op dat punt. Als mensen al in de pijplijn zitten met hun ontwikkeling, dan kan het zijn dat zij daardoor enige nadelen ondervinden.

Minister Verburg:

Ik vind dat de perspectieven die ondernemers zijn geboden, niet zomaar in één klap kunnen worden weggenomen.

Ik heb met bijzondere aandacht de aangenomen moties gelezen. Het zit er eigenlijk ook wel in dat rekening moet worden gehouden met trajecten die reeds in gang zijn gezet. Maar ik heb tegen de heer Waalkens gezegd dat ik het gesprek met de gedeputeerde zal aangaan. Dit is een van de punten waarbij zorgvuldigheid in het beleid van de overheid mag worden gevraagd. Ik zal dit punt van aandacht ook inbrengen in het overleg met de ondernemers. Ik heb al gezegd dat ik de Kamer daarover zal rapporteren.

De heer Van der Ham (D66):

De D66-fractie is zeer blij dat Noord-Brabant deze beslissing over de megastallen heeft genomen. Ik verbaas mij een beetje over de reactie van de minister. Zij zegt dat het besluit over de megastallen juist heel goed is voor het dierenwelzijn. Dat is misschien een beetje het geval, maar het is geen grote stap. Het is ongeveer zo veel als een konijnenvoetje, een kuikenbeentje of zoiets. De beslissing doet niet echt iets voor het dierenwelzijn. Al acht jaar is het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit samen met de universiteit van Wageningen bezig met de ontwikkeling van een nieuw soort stal, waardoor het dierenwelzijn ongelooflijk wordt verbeterd. Dat wordt in beleidsjargon de comfortclass-stal genoemd. Dat is nog eens iets anders dan een megastal. Acht jaar lang is de minister echter geen stal opgeschoten; er staat één stal in Raalte, maar meer heeft de minister de afgelopen acht jaar niet gedaan. Mijn vraag aan de minister luidt als volgt. Hoe gaat zij verder met de introductie van diervriendelijker stallen, die echt een olifantenstap zetten in de richting van meer dierenwelzijn?

Minister Verburg:

De heer Van der Ham is een klein beetje optimistisch, maar hij is eigenlijk te weinig positief. Hij zegt dat de grotere stalsystemen heel weinig bijdragen aan het dierenwelzijn. Ik vind echt dat hij eens moet kijken op bedrijven waar die stallen staan. Men werkt daar met de nieuwste stalconcepten, die goed zijn voor de dieren en de mensen die de dieren moeten verzorgen. Dat is ook belangrijk. Die stallen zijn ook goed voor het milieu, omdat ze minder uitstoot hebben. Daar moet het ons allemaal om gaan.

De heer Van der Ham sprak over de varkensstallen. Ik wijs erop dat op dit moment afspraken worden gemaakt in de keten voor de productie van varkensvlees, om ervoor zorgen dat dierenwelzijnsvriendelijk vlees wordt geproduceerd in stallen. Dat kan via comfortclass-stallen, maar dat kan ook via Canadese strooiselstallen. Er zijn namelijk meer wegen die naar Rome leiden. Er worden afspraken gemaakt op een zodanige wijze dat de varkenshouders goed voor hun dieren kunnen zorgen, maar dat zij daarvoor ook de goede prijs krijgen zodat zij op die manier kunnen blijven werken en ook nog een belegde boterham hebben.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik dank de minister omdat zij al heeft toegezegd ons te informeren over de eventuele gevolgen van deze discussie voor Gelderland, Overijssel en Limburg, ook in relatie tot de compartimentering en de eerdere afspraken die in de reconstructieplannen zijn gemaakt. Ik wil het alleen nog wat verbreden door de minister te vragen hoe het zit met de slag die de bedrijven volgens haar moeten maken in het kader van duurzaamheid, het inspelen op aspecten van nieuwe energie en het verplaatsen van bedrijven uit de buurt van natuur. De minister heeft volgens mij ook een oordeel en een opvatting over de vraag of dat gevolgen heeft voor het beleid dat zij in gang heeft gezet. De uitspraak in Brabant kan daar effect op hebben. Ik verneem graag van de minister wat zij daarvan vindt.

Minister Verburg:

Dit is een van de thema's die ik met de verantwoordelijke gedeputeerde in Brabant zal bespreken. Dat doe ik precies op basis van het perspectief dat de veehouders geschetst is en precies vanwege het feit dat wij natuurgebieden graag willen beschermen en dat wij duurzaamheid handen en voeten willen geven in de praktijk. Ik zal dat bekijken. Ik treed niet in de verantwoordelijkheid van andere provincies. Dat hebben wij niet afgesproken en dat zal ik ook niet doen. Ik moet nadenken over een eventuele nieuwe compartimentering. Ik weet helemaal niet of daar wel heel concrete voorstellen voor zijn. Nogmaals, op basis van het gesprek met de gedeputeerde in Brabant zal ik de Kamer informeren.

Naar boven