Noot 1 (zie blz. 3155)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het jaar 2010 (32 123-XIV)

SP

1

Wat betekent afschaffing dierrechten voor productie en ondernemers?

In de Meststoffenwet is 1 januari 2015 als expiratiedatum voor het stelsel van dierrechten opgenomen. Uitgangspunt is en blijft echter dat veehouders produceren binnen de geldende milieugebruiksruimte en de daarop betrekking hebbende wet- en regelgeving. Het is de vraag of een aanvullend instrument hierbij nodig is. Of dit noodzakelijk is, laat ik momenteel onderzoeken. In dit onderzoek wordt voortzetting van het stelsel van dierrechten, mogelijk in gewijzigde vorm, expliciet meegenomen als variant. Over de resultaten informeer ik uw Kamer komend voorjaar.

2

«Meer melk mag, minder mest moet». Door dit onduidelijke overheidsbeleid weten de ondernemende boeren niet meer wat zij moeten doen. Hoe kunnen we aan de Nitraatrichtlijn voldoen?

De hoeveelheid meststoffen die gebruikt wordt, bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, niet de productie van dierlijke mest. Met het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn voor de periode 2010–2013 wordt een belangrijke stap gezet in realisatie van de doelen. Ondernemers die hun mestproductie niet op eigen grond kunnen aanwenden moeten alternatieve afzetkanalen zoeken. Te denken valt aan export en mestverwerking. Daarnaast kunnen ondernemers maatregelen nemen om de mestproductie te verlagen, bijvoorbeeld door het nemen van voermaatregelen.

3

Oormerkweigeraars zijn witte raven, die de overheid moet koesteren.

Ik pas de Europese regelgeving toe en zoals ik ook al in eerdere antwoorden heb aangegeven is het niet mogelijk om binnen deze Europese regels een alternatieve voorziening te creëren voor oormerkweigeraars.

De Europese regelgeving inzake de identificatie en registratie van runderen vereist de identificatie van runderen door middel van twee oormerken. De desbetreffende normen behoren tot de randvoorwaarden waaraan landbouwers dienen te voldoen, indien zij in aanmerking willen komen voor GLB-subsidies, zoals de bedrijfstoeslag.

4

De SP is tegen speculatie met eerste levensbehoeften zoals voedsel. Prijspolitiek (o.a. interventies) moet mogelijk blijven. Hoe neemt de minister de regie?

De EU heeft in het kader van de hervorming van het GLB een beleid ingezet gericht op een sterkere marktwerking en op een vermindering van het prijsen interventiebeleid.

In de WTO Doha ronde, in het kader van verdere handelsliberalisering, wordt op mondiaal niveau gewerkt aan de vermindering van prijssteunmechanismen.

Zoals mijn collega Heemskerk onlangs al aangaf in de WTO Ministeriële bijeenkomst in Genève, heeft Nederland, en in het bijzonder het agrocluster, veel te winnen met zo min mogelijk handelsverstoring. Nederland is wereldwijd de tweede exporteur van agrarische producten. Ik ben het eens met collega Heemskerk om verder te onderzoeken hoe tarieven voor duurzame producten en diensten kunnen worden verlaagd binnen de regels van de WTO. Ook non trade concerns zijn van belang, zoals ik reeds vaker aan uw Kamer heb gemeld. Daarbij dient wel rekening gehouden te worden met de bijzondere positie van de ontwikkelingslanden. Hun markttoegang mag daardoor niet verslechteren.

5

In hoeverre wordt bij de huidige financiering van de banken rekening gehouden met aspecten van duurzaamheid en dierenwelzijn?

De financiering van agrarische ondernemers door banken is een verantwoordelijkheid van de banken zelf. De aspecten die zij hierin meenemen, zijn dan ook aan hen. Banken houden bij de beoordeling van financieringsaanvragen natuurlijk rekening met het toekomstperspectief van de betreffende bedrijven. Het spreekt voor zich dat duurzaamheidsaspecten hierbij worden meegenomen.

Op het gebied van het stimuleren van kredietverstrekking door garantstelling speelt de overheid nadrukkelijk een rol. Hier zet ik expliciet in op het meewegen van duurzaamheidsaspecten bij de financiering van bedrijven. Ik doe dit door middel van de «plus-faciliteit» van de Garantstelling Landbouwondernemingen (de opvolger van het Borgstellingsfonds). Hieraan heb ik bovenwettelijke duurzaamheidseisen verbonden in de vorm van Groen Label en de integrale maatlat veehouderij. Ik heb de maximale garantie in het kader van deze faciliteit per 1 juli 2009 verhoogd van € 1,2 mln. naar € 2,5 mln. per aanvraag.

6

Er zijn te lage prijzen in land- en tuinbouwsector en daarnaast prijsschommelingen. Waarom is er geen prijsbeleid? Kan in de begroting een hoofdstuk worden opgenomen over inkomensgevolgen?

In het Gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU wordt er markt- en prijssteun gegeven. Hiervoor zijn diverse instrumenten. In de zuivelmarkt hebben we onlangs bewerkstelligd, door boter en magere melkpoeder in interventie te nemen, dat de prijsdaling werd omgebogen in een prijsstabilisatie en inmiddels trekken de zuivelprijzen weer aan. Het gevolg hiervan is dat ook de melkveehouders weer een betere prijs uitbetaald krijgen voor de melk.

Het WUR-LEI publiceert in opdracht van mijn ministerie jaarlijks tweemaal actuele informatie over de inkomensontwikkeling namelijk in de decemberpublicatie «Actuele Inkomenssituatie in de landbouw» en in de junipublicatie «Landbouw Economisch Bericht».

CDA

7

Is de financiering van de pilots «less favoured areas» voldoende op orde met de provincies? Kan dit worden gefinancierd uit de modulatiegelden.

Eind november heeft het EU-plattelandscomité ingestemd met de Nederlandse Health Check-voorstellen voor het plattelandsontwikkelingsprogramma. In totaal is hiermee ca. € 150 miljoen gemoeid. Hierbij is ook opgenomen de vergoeding van de maatschappelijk waardevolle gebieden voor de Friese Wouden en het Groningse Westerkwartier via een LFA (Less Favoured Areas) vergoeding. De gedeputeerden van Groningen en Friesland hebben altijd aangegeven hier erg mee ingenomen te zijn. Ik verwijs hierbij ook naar het AO op 10 juli jl. Zoals ik toen ook al expliciet heb aangegeven zijn de provincies Groningen en Friesland verantwoordelijk voor de nationale cofinanciering. Sinds de voorbereiding van de Health Check-voorstellen is het de provincies bekend dat zij de nationale cofinanciering zouden moeten leveren. Ik ben hier altijd heel duidelijk over geweest, zowel naar hen als naar uw Kamer. Bovendien hebben we, de gedeputeerden en ik, dit met elkaar besloten in de vergadering van het Comité van Toezicht POP op 29 juni. Ik zie daarom geen enkele reden om daar nu op terug te komen. Wat betreft de financiering uit de modulatiegelden, kan ik zeggen dat de Commissie met de goedkeuring van het POP ook instemt met Europese cofinanciering. Als hierin wijzigingen worden aangebracht, betekent dit dat het weer opnieuw in procedure moet en niet met de uitvoering kan worden begonnen.

8

Kan Midden-Delfland worden toegevoegd aan de pilot «less favoured areas»?

Midden-Delfland is in 2007 al aangewezen als LFA-gebied in het bestaande POP2. Hiervoor is derhalve Europese financiering beschikbaar.

9

Vooral in de glastuinbouw is er een sterke daling van het aantal bedrijven. In andere sectoren is er een minder sterke daling. Kan de minister onderzoeken waarom de daling van het aantal bedrijven in de ene sector sterker is dan in andere? Wat zijn de oorzaken hiervan?

In de glastuinbouwsector is veel meer dan in andere sectoren sprake van een (soms forse) schaalvergroting. Bedrijfseconomische redenen liggen hieraan ten grondslag.

Daar komt in 2009 nog de economische crisis bovenop waardoor ook meerdere bedrijven stoppen.

Echter, het totale glasareaal blijft nagenoeg gelijk, rond de 10 000 ha.

10

Oud-minister Veerman gaf aan dat 40% van de agrarische ondernemers verbreding van bedrijfsactiviteiten realiseerde (zorg, recreatie) en voorzag een verdubbeling van het aantal. Hoe staat het daarmee?

In de nota Kiezen voor Landbouw zijn de toen beschikbare cijfers opgenomen voor 2003. Onduidelijk was in hoeverre de toen beschikbare cijfers een representatief beeld gaven van de multifunctionele landbouw. Daarom zijn deze op mijn verzoek in 2008 kritisch tegen het licht gehouden. Het resultaat hiervan is weergegeven in het rapport «Kijk op multifunctionele landbouw» dat ik op 28 april 2009 aan uw Kamer heb toegezonden (TK 30 252, nr. 16). Hierin wordt gemeld dat in 2007 bijna 20 000 landbouwbedrijven inkomsten heeft uit verbrede activiteiten, met een omzet van 322 miljoen euro. Dit is inclusief agrarisch natuurbeheer. Deze omzet vormt het uitgangspunt voor de monitoring van de multifunctionele landbouw in de komende jaren in relatie tot de eerder geformuleerde verdubbelingdoelstelling. Naast het monitoringonderzoek heb ik u in dezelfde brief ook het rapport «Verbreding gevraagd» toegezonden, waarin de potentie van de multifunctionele landbouw wordt beschreven. De inschatting van de onderzoekers is dat een verdubbeling van de omvang van de sector in tien jaar realistisch is.

11

Sluiten in de varkens- en pluimveehouderijsector toegestane bouwblokken aan op de wens van familiebedrijven

De omvang van de bouwblokken verschilt per gemeente en per gebiedscategorie (o.a. wel of niet een landbouwontwikkelingsgebied). De bouwblokken vormen veelal niet de beperking voor de omvang van de bedrijven en sluiten daardoor in principe ook aan op de wens van familiebedrijven.

12

Vindt de minister dat de lijn die Gelderland en Overijssel hanteren rond de zoneringaanpak in het kader van ammoniak in relatie tot Natura 2000-gebieden niet sporen met de gewenste interpretatie van EU-regelgeving?

Voor zover ik weet, hanteert de provincie Gelderland tot op heden geen zonering en de aanpak van Overijssel is nog in beweging. De programmatische aanpak stikstof maakt maatwerk per gebied mogelijk. Tegelijkertijd vindt er in het kader van de programmatische aanpak regelmatig overleg met en tussen provincies plaats, juist om te voorkomen dat er onnodige ongelijkheid tussen provincies ontstaat. De programmatische aanpak stikstof zal uiteraard ook moeten voldoen aan de EU-regelgeving.

13

Is de minister bereid om het totale budget voor de jonge boeren met 1 miljoen te verhogen?

Ik deel de zorg van verschillende fracties voor de jonge boeren. Zij zijn de ondernemers in de landbouw die de toekomst mede vorm geven en hebben daarom ook mijn warme aandacht. Ik zie er op toe dat ook in 2010 alle passende aanvragen zullen worden gehonoreerd.

14

Er is een project in Wijster waar pluimveeslachterijen de handen ineengeslagen hebben in een nieuw project waarbij ook Essent-Milieu betrokken is. Graag een inhoudelijke reactie van de minister op dit plan en project. Hoe kan de minister het plan ondersteunen?

Het bedrijf Noblesse Proteïns wil in de gemeente Wijster een fabriek opstarten waarin zij restwarmte van de naastliggende Essentcentrale wil gebruiken voor de productie van petfood met categorie-3 slachtbijproducten uit pluimveeslachterijen. De markt voor deze categorie slachtbijproducten is vrij met het gebruik van een erkende verwerkingsinstallatie. Noblesse blijkt een financiële bijdrage voor de aanleg van het warmte- en waternet tussen Essent en Noblesse nodig te hebben.

Zoals u weet, ben ik geïnteresseerd in goede innovatie-ideeën. Dit kabinet ondersteunt innovatieve projecten met diverse subsidieregelingen. Ook bij andere overheden zijn mogelijkheden op dit vlak. De businesscase is mij op dit moment niet in concreto bekend. Ik kan daarom nu niet beoordelen of dit project in aanmerking zou komen voor een subsidie uit de Rijksoverheidsprogramma’s voor innovatie.

15

Kunnen gemeenten eisen om nu al aan de huisvestingseisen van varkens te voldoen die in 2013 zullen gaan gelden?

Het betreft hier een tweetal regelingen, namelijk het huisvestingsbesluit en het varkensbesluit.

Veehouderijen moeten in beginsel op 1 januari 2010 voldoen aan de eisen van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij. Om mogelijk te maken dat investeringen in ammoniak en dierenwelzijn gelijktijdig kunnen worden gedaan, heeft Minister Cramer u begin dit jaar toegezegd om uitstel te verlenen en hiervoor het Actieplan Ammoniak op te stellen. Dit Actieplan heeft zij u 1 december jl. toegezonden.

Varkensbedrijven moeten op 1 januari 2013 voldoen aan de aangepaste eisen van het Varkensbesluit. Gemeenten hebben geen formele rol bij de uitvoering van dit besluit.

16

LTO-Akkerbouw is met een plan gekomen om interventiegewassen te gebruiken voor biobrandstoffen. Wat vindt de minister van dit plan?

Op dit moment wordt er onderzoek gedaan naar de consequenties van het plan. Dit plan kan bijdragen aan stabilisatie van prijsvorming van de genoemde interventiegewassen. Echter, het kan ook instabiliteit veroorzaken voor de marktontwikkeling van biobrandstoffen. Deze markt staat nog in de kinderschoenen. De ontwikkeling van tweede generatie biobrandstof, een van de speerpunten binnen de biobased economy, komt langzaam van de grond en wordt niet geholpen met dit voorstel. Echter, ik ben bereid om de uitkomsten van het onderzoek af te wachten en dan een nader oordeel te vellen.

Overigens kent u mijn standpunt dat bij de keuze tussen «mond of motor» ik de voorrang geef aan het belang van voedsel.

17

Is de minister bereid zo nodig projecten van de Landelijke Vereniging Kleine Kernen/Plattelandsparlement financieel te ondersteunen.

Ja, ik ondersteun deze organisaties al jaren met projectfinanciering. Ik werk graag en constructief samen met de LVKK. Momenteel ben ik met hen in gesprek over projecten in 2010 en ik verwacht dat de uitkomsten positief zullen zijn.

VVD

18

Hoe gaat de minister ondernemers motiveren ten aanzien van vernieuwing dieselolietanks? Is zij bereid om dit beleid vooruit te schuiven?

De minister van VROM is eerstverantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van dieselolietanks. In het Besluit landbouw milieubeheer is vastgelegd dat dieselolietanks die zijn opgericht voor 1 juni 1996 uiterlijk 1 juni 2011 buiten gebruik moeten worden gesteld als ze niet geïnspecteerd kunnen worden.

19

Kan spoelplaatsbeleid niet ondernemersvriendelijker? Nu moet er al een complete inrichting zijn bij aanvoer van één dier.

De verplichting voor een eenvoudige wasplaats ten behoeve van het reinigen en ontsmetten van veewagens op het primaire bedrijf bestaat al vele jaren en is in de herziene regeling preventie per 1 januari 2009, mede op verzoek van het bedrijfsleven, gehandhaafd.

Hiermee wordt beoogd de verspreiding van besmettelijke dierziekten te voorkomen.

Per 1 januari 2010 versoepel ik de regeling wederom voor de rundvee- en schapen- en geitenbedrijven die geen dieren aanvoeren. Daarmee geef ik deze veehouders een keuze.

Verdere versoepeling acht ik onwenselijk vanuit het oogpunt van preventie.

20

Is de minister bereid de betaling voor derogatie (€ 200,–) niet door te laten gaan?

Het doorberekenen van de monitoringskosten aan derogatiebedrijven maakt onderdeel uit van de wijzigingen in de Meststoffenwet zoals deze door uw Kamer, en inmiddels ook de Eerste Kamer, zijn aangenomen.

Achtergrond van het doorberekenen van monitoringskosten is dat de derogatie een individueel toerekenbaar profijt oplevert voor derogatiebedrijven van gemiddeld € 7 500,– per jaar.

21

Wil de minister analyse laten maken van de steunmaatregelen die andere EU-lidstaten geven? Graag een kostprijsbarometer.

Zoals ik eerder tijdens het debat over de implementatie in Nederland van de Health Check heb toegezegd, zal ik u, zodra de betreffende informatie beschikbaar is, een overzicht doen toekomen van de maatregelen in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) en van artikel 68 die andere lidstaten toepassen.

Een overzicht over artikel 68 is momenteel nog niet beschikbaar en ten aanzien van de POP-maatregelen druppelen de gegevens binnen nu zo langzamerhand van alle lidstaten de POP-programma’s worden goedgekeurd. Ik zal u hierover op hoofdlijnen informeren zodra alle gegevens binnen zijn.

In de afgelopen jaren zijn jaarlijks voor sectoren concurrentiemonitors uitgebracht; zijn er zogenoemde Porter-analyses van de concurrentieverhoudingen uitgevoerd, waarin de Nederlandse land- en tuinbouw overigens goed scoort, en wordt er regelmatig ad hoc onderzoek uitgezet naar de concurrentiepositie. Dit acht ik voldoende.

22

Waarom brengt het handhaven van de WION extra administratieve druk met zich mee?

Is de minister bereid dit terug te draaien?

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten valt onder de verantwoordelijkheid van mijn collega van Economische Zaken. Er is de afgelopen maanden intensief met de landbouwsector overlegd om een oplossing te vinden voor de administratieve lasten voor de agrariërs. Dit heeft geresulteerd in een voorstel tot aanpassing van de WION dat staat geagendeerd voor plenaire behandeling door de Kamer volgende week. Dit voorstel zal leiden tot een aanzienlijke lastenverlichting voor de agrariërs.

23

Natuurbeleid rond broedvogels werkt niet. Natura 2000-gebieden halen doelstellingen niet en grote grazers verdrijven de vogels.

Als dit beleid niet werkt, kunt u het bedrijfsleven toch niet vragen om zich hard te blijven maken voor natuurdoelstellingen?

De doelstellingen voor Natura 2000-gebieden worden nu vastgesteld. Ik heb geen redenen eraan te twijfelen dat via de beheerplannen deze doelen zullen worden gerealiseerd.

Met vogels gaat het over het algemeen goed. Het aantal broedvogelsoorten is toegenomen. Door de Oostvaardersplassen hebben we er broedvogels zoals de zeearend en zilverreigers bij gekregen. Het klopt dat grote grazers vogels soms verschrikken. Daar houden terreinbeheerders rekening mee bij het inrichten van hun gebieden.

Ik zie ook, dat het bedrijfsleven soms beperkingen ondervindt van de natuurwetgeving. Ik werk er aan om dat zo werkbaar mogelijk in te vullen. Denk aan de programmatische aanpak voor stikstof. Maar het bedrijfsleven zal ook gewoon een bijdrage willen en moeten leveren aan de biodiversiteitsdoelen. Dit is ook in hun (toekomst)belang.

Overigens wijs ik daarnaast graag op een positieve ontwikkeling: het project «natuurlijk lukt het» van LTO en LNV laat zien, dat er steeds meer boeren zijn die natuur meenemen in hun bedrijfsvoering en zelf natuur produceren.

24

De leeftijdsgrens voor BSE-testen wordt verhoogd. Wil de minister dit op Europees niveau aan de orde stellen en er zich sterk voor maken dat de termijn naar 60 maanden wordt getrokken?

De testleeftijd is pas onlangs verhoogd. Sinds 1 januari 2009 worden alle slachtrunderen en runderkadavers getest bij een leeftijd van 48 maanden en ouder. Dat was respectievelijk 30 en 24 maanden.

De Europese Commissie zal met een voorstel komen voor een verdere verhoging van de testleeftijd zodra de BSE-monitoring in de EU heeft laten zien dat dat niet ten koste gaat van het huidige beschermingsniveau. Daartoe zal de Commissie zich baseren op een wetenschappelijke analyse van EFSA.

Ik wijs erop dat de EU pas minder dan één jaar de verhoogde testleeftijd toepast. Er is in de EU geen draagvlak om nu al een hernieuwde discussie op te starten voor een verdere verhoging.

25

Is de minister bereid om verhoging van de doorberekening van de kosten van de VWA teniet te doen?

De opbrengsten uit retributies VWA in 2009 zullen iets lager dan verwacht uitvallen, maar de economische situatie in 2009 heeft ook hier, zij het in beperkte mate, sporen nagelaten.

In 2009 is een nieuwe stap naar kostendekkendheid gezet om tot volledige kostendekkendheid te komen in 2011.

Ik had u aangekondigd per 1 januari 2010 de volgende stappen in de richting van kostendekkendheid te zetten.

Ik heb echter besloten, vanwege de economische situatie en vanwege de nu lopende evaluatie van het planningskader, om de verhoging van de retributies, alsmede enkele inhoudelijke wijziging, met een half jaar uit te stellen tot 1 juli 2010.

Wel vindt per 1 januari 2010 de indexering plaats van die tarieven die niet-kostendekkend zijn.

PvdA

26

Welke mogelijkheden ziet de minister met betrekking tot de sojaproductie om in te zetten op het bevorderen van eiwitteelt in de EU, zodat we minder hoeven te importeren?

Ik zie de lokale teelt van eiwithoudende gewassen en de inzet van dierlijke eiwitten als mogelijke perspectieven om de ambities te realiseren voor een gesloten voer-mest-kringloop. Deze ambities maken onderdeel uit van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij en de beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen. Voor de teelt van eiwithoudende gewassen wil ik de komende periode samen met sector en maatschappelijke organisaties de mogelijkheden verkennen om hier vorm aan te geven. Dit punt staat ook nadrukkelijk op de agenda in Europees verband.

27

Wat is de visie van de minister op de voortgang van en wat is haar inzet met betrekking tot de gezamenlijke notitie LNV/OS «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid»?

De uitvoering van de gezamenlijke notitie «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» wordt voortvarend ter hand genomen. Binnenkort zal ik samen met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de Kamer informeren over de voortgang van de implementatie van deze nota.

Ook voor de komende periode ben ik in dit kader ambitieus. Ons streven is erop gericht de komende jaren te blijven richten op innovatieve, nieuwe initiatieven waarbij ik zowel bilaterale kanalen (via onze landbouwraden) en multilaterale kanalen wil gebruiken.

28

Ten aanzien van de tijgermug vraagt de PvdA de minister om meer controle en toezicht en betere handhaving van bestaande wet- en regelgeving. De containers moeten eerst in quarantaine worden geplaatst voordat ze gelost worden en er moet in Europa veel meer focus komen op dit soort bedreigingen, met name in de zeehavens.

De tijgermug valt onder verantwoordelijkheid van mijn collega, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tot januari 2009 werd gewerkt met vrijwillige convenanten maar sinds januari 2009 is een regeling onder de Warenwet van kracht die voorschriften stelt aan de import van Lucky Bamboo. Zo mogen de containers pas in een besloten ruimte, zoals een kas, worden geopend, dienen importeurs een bestrijdingsplan voor de tijgermug te hebben en moet verplicht bestrijding plaatsvinden met een biocide. De Plantenziektekundige Dienst houdt in opdracht van mijn collega van VWS toezicht op de regeling. De VWA is de handhavende instantie voor de bedoelde warenwetregeling.

29

Waarom blijft een regeling voor het verlenen van exportkredieten achterwege? Gezien de economische crisis en de afhankelijkheid van de sector van de export.

Voor exportkredietverlening kan het bedrijfsleven zich in principe wenden tot de financiële instellingen. Wel kunnen bedrijven exportkredietverzekeringen afsluiten om de risico’s af te dekken. Ten aanzien van de exportkredietverzekeringen heeft het Kabinet in juli een tijdelijke Aanvullende Staatskredietverzekering ingevoerd.

30

Kunt u een pilot ondersteunen voor het ontwikkelen van een natuur- en landschapsnorm (o.a. voor biologische boeren)?

In maatschappelijk waardevolle gebieden zijn natuur en landschap kwetsbaar. Boeren die natuur- en landschapswaarden in deze gebieden beschermen, verdienen steun.

Inmiddels is, zoals door uw Kamer verzocht, met steun vanuit LNV een onderzoekspilot in Twickel en Bielandse Polder met instemming van Brussel van start gegaan om de mogelijkheden hiervoor te verkennen.

31

Graag reactie op de financiering van de Regeling Draagvlak Natuur.

Tijdens het Wetgevingsoverleg Natuur heb ik aangegeven te willen bekijken of LNV-regelingen in elkaar kunnen worden geschoven om synergie te behalen. Ik heb toegezegd daarover in het voorjaar 2010 met een voorstel naar de Kamer te komen.

In de tussentijd wordt de Regeling Draagvlak Natuur in 2010 opengesteld voor de activiteiten van maatschappelijke organisaties in 2011.

32

Graag begin februari 2010 een voortgangsrapportage over buitenplaatsen.

Ik zeg u namens het kabinet een voortgangsrapportage toe.

Ik heb u op 26 oktober een brief gestuurd over de afspraken met de Stichting Particulier Historische Buitenplaatsen (PHB) over het afbouwen van de subsidietaken (TK 31 253, nr. 20). De PHB is zeer tevreden. Dat heb ik u in het wetgevingsoverleg Natuur gemeld.

33

Wat gaat LNV doen aan het aanspoelen van zieke zeehonden? Komt er een onderzoek?

Sinds de start van de geharmoniseerde trilaterale zeehondentellingen zijn er nog nooit zoveel zeehonden geteld in de Waddenzee. Ik heb geen indicatie dat er onevenredig meer zieke dieren zijn. Er is sprake van een vitale populatie. Onze LNV-inspecteurs op de Waddenzee, die ook toegang hebben tot de afgesloten gebieden, bevestigen dit beeld. Zij houden scherp in de gaten of zich verontrustende ontwikkelingen voordoen. LNV handelt volgens de Leidraad Opvang gewone en Grijze Zeehonden en er is geen reden tot extra onderzoek.

34

Hoe staat de minister t.o.v. het maken van een oude kaart van Nederland via een wiki-systeem: het in kaart brengen van cultuurhistorisch landschap door de eeuwen heen via een interactief proces met burgers en historici.

Ik beschouw dit als een ondersteuning van de actie uit de Agenda Landschap om te komen tot een cultuurhistorische waardenkaart voor Nederland. Het Ministerie van OCW, in het bijzonder de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, voert deze actie uit. Ik zal de suggestie van een wiki-systeem doorgeven aan mijn collega.

35

Openheid landschap. Kan (een deel van) de extra miljoen gebruikt worden om mensen en ondernemers in staat te stellen om te laten zien wat zij doen aan openstelling?

Ik heb op korte termijn overleg met verschillende betrokken partijen om tot een goede besteding te komen, waarbij onder meer ommetjes en recreatieve verbindingen vanuit de stad naar dat omliggende boerenland ondersteund kunnen worden. Ik neem uw suggestie mee om hierbij ook te denken aan voorlichtingsactiviteiten. De mede door mij gefinancierde activiteiten van het wandelplatform op dit punt, zoals het vernieuwen van de website www.boerenlandpad.nl, draagt hier ook aan bij. Het gaat erom, de openstelling van het boerenland nabij de grote steden te bevorderen, omdat hier de behoefte aan extra recreatieruimte het grootst is.

36

Openheid landschap. Hoeveel kilometer schouwpad heeft de aansporing(sbrief) richting de waterschappen tot nu toe opgeleverd.

Ik kan de inspanning van de waterschappen nu niet concreet weergeven in kilometers, maar merk steeds meer aandacht voor recreatief medegebruik bij waterschappen. De cultuur is sterk veranderd de afgelopen jaren. Ieder goed gemotiveerd verzoek aan waterschappen om recreatief medegebruik mogelijk te maken mag tegenwoordig rekenen op een welwillend oor. Bovendien bieden sommige waterschappen pro-actief allerhande wandel-, fiets- en soms ook ruiterroutes aan.

Er is overigens wel duidelijk meer mogelijk in oost Nederland dan in het westen. Dit komt omdat de waterschappen in het westen veel minder grond en vaak geen oevers in eigendom hebben. De weilanden lopen tot aan de sloot en de grond is vaak te zacht voor paden. De waterschappen zijn dan ook afhankelijk van boeren. En juist op dit punt vindt nu kennisuitwisseling tussen waterschappen plaats.

37

Op het ecoduct Crailoo is de mogelijkheid om tevens te wandelen en te fietsen, kan de minister die optie bevorderen bij de aanleg van andere ecoducten, bijvoorbeeld de zeven die op de Veluwe bijkomen?

Ik ben er voor om toekomstige ecoducten ook toegankelijk te maken voor recreanten. Voorwaarde is dat dit te combineren is met de beschermde flora en fauna. Op dit moment wordt door Alterra onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke effecten die het toelaten van recreanten (wandelaars en fietsers) op ecoducten kan hebben. Dit onderzoek is begin volgend jaar gereed en ik wil de resultaten hiervan graag afwachten.

PVV

38

Wat gaat de minister doen aan rituele slachting. Komt er een boete?

Waar blijft het verbod op het ritueel slachten?

Vrijheid van godsdienst is een grondwettelijk recht en op grond hiervan zal ik het ritueel slachten van dieren niet gaan verbieden. Er is een voorstel aanhangig van mevrouw Thieme dat ertoe strekt dat dieren slechts ritueel mogen worden gedood als ze tevoren bedwelmd zijn. Ik wacht de verdere behandeling van dat wetsvoorstel af.

39

Wil de minister naar Brussel gaan om invoering van luchtwassers uit te stellen? Voeren andere Europese landen de luchtwassers wel in?

Veehouderijen moeten voldoen aan de eisen van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij. Aangezien er verschillende stalsystemen zijn die aan deze eisen voldoen, kunnen de veehouderijen kiezen welk stalsysteem het best bij hen past. Eén van deze stalsystemen is de luchtwasser. In de varkenshouderij kiest men vaak vrijwillig voor een luchtwasser. Luchtwassers verminderen de uitstoot van ammoniak dusdanig, dat bestaande stallen dan niet aangepast hoeven te worden.

Luchtwassers worden ook in andere Europese landen toegepast. Ook daar hebben de veehouderijen de keuze tussen het toepassen van luchtwassers en andere stalsystemen.

Ik stimuleer de introductie van gecombineerde luchtwassers in de praktijk via een investeringsregeling. Deze luchtwassers verminderen de uitstoot van ammoniak, geur en fijn stof substantieel.

ChristenUnie

40

Wat zijn nu echt de problemen rondom N2000? Is de Minister bijv. het Planbureau voor de leefomgeving onderzoek doet naar de werkelijke problemen rondom N2000, zodat we als Kamer actief het proces verder kunnen helpen?

Het belangrijkste probleem bij de uitvoering van Natura-2000 is stikstof. Het PBL is nadrukkelijk betrokken bij de uitwerking van de programmatische aanpak stikstof.

41

Zou het geen mooi gebaar zijn als de Minister de BioVak zou bezoeken in januari?

Ik kan de heer Cramer blij maken, want ik ga, als de Tweede Kamer dat toelaat, naar de BioVak op 21 januari. Sterker nog, ik ga ook naar de Biofach op 17 februari.

42

Het zou de Christenunie verheugen als de minister zich met betrekking tot het kwekersrecht onverkort achter de kleine kwekers en veredelaars schaart en ze bevoordeelt ten opzichte van de grote multinationals.

Ik vind goede toegankelijkheid van genetisch materiaal van groot belang voor de plantenveredeling. Momenteel laat ik, mede in opdracht van de Minister van EZ in verband met haar verantwoordelijkheid voor het octrooirecht, studie verrichten naar de verhouding tussen kwekersrecht en octrooirecht. Belangrijke onderdelen daarbij zijn de vragen of het octrooisysteem de beschikbaarheid, gebruik en exploitatie van genetisch materiaal voor veredeling belemmert en of dit de innovatie in de sector in de weg staat.

Het rapport zullen wij samen met ons standpunt aan de Tweede Kamer toezenden.

43

Het is van groot belang dat het geld dat we hebben voor natuur- en landschapsbeheer, bijvoorbeeld via het POP, toegankelijk is en snel inzetbaar. Kan dit niet beter?

Natuurlijk is het van groot belang dat beschikbare gelden snel en gericht ingezet kunnen worden. Met het nieuwe Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL) wordt benutten van middelen voor natuur- en landschap al een stuk eenvoudiger. Als uit de midterm review van het POP en het ILG volgend jaar mogelijkheden tot verbeteringen blijken, zal ik deze zeer zeker in overweging nemen.

44

Wil de minister verduurzaming van de visserijvloot stimuleren door ondersteuning van certificering?

Zoals u bekend heb ik september jl. een subsidieregeling opengesteld gericht op visserijondernemers die een certificeringtraject willen starten.

De regeling was een (groot) succes: van de 20 ingediende projecten, voldeden 15 en zijn er 11 gehonoreerd. Gelet op dit succes zal ik de regeling in 2010 opnieuw openstellen.

Daarmee geef ik ook invulling aan een amendement ingediend tijdens het recente visserijdebat (Koppejan/Jacobi) voor meer steun voor certificering.

45

Is de minister bereid om met Europese partners de WTO te bewerken zodat we eisen kunnen stellen aan productieomstandigheden voor kweekvis?

Zoals u weet is het kabinetsbeleid ook internationaal te werken aan duurzaamheid in relatie tot dierenwelzijn en milieu. De inzet daarbij is gericht op een aanbod van dierlijke producten op de EU-markt, waarbij lokaal geproduceerde dierlijke producten en geïmporteerde producten voldoen aan een EU gelijkwaardig niveau (non trade concerns). Ook de WTO maakt dat mogelijk, zolang dergelijke eisen geen ongerechtvaardigde handelsbelemmering vormen.

Ook de Europese Commissie erkent het probleem rond de import. Daarom heeft zij in de «Strategie duurzame aquacultuur» van deze zomer de verbetering van de concurrentiekracht als één van de speerpunten benoemt. De Commissie heeft toegezegd voor het einde van het jaar te komen met een actieplan ter uitwerking daarvan.

46

Gemeenten blijven verzoeken om ondersteuning bij publieksvoorlichting door Staatsbosbeheer (SBB). De financiële ruimte van SBB neemt echter niet toe. Is daar iets aan te doen?

Het is goed dat gemeenten publieksvoorlichting over natuur belangrijk vinden. Het is goed dat zij hierbij samenwerken met SBB. Ik realiseer me dat het budget beperkt is, maar ik doe ook een beroep op de gemeenten zelf. Zij hebben hier immers ook een belangrijke verantwoordelijkheid in de uitvoering van Natuur- en Milieueducatie.

GL

47

Wat is de toekomstvisie van LNV op de afbouw van de intensieve veehouderij?

In de Toekomstvisie duurzame veehouderij, die ik 16 januari 2008 naar de Tweede Kamer heb gestuurd (TK 28 973, nr. 18), heb ik aangegeven dat de veehouderij zich binnen 15 jaar moet hebben ontwikkeld tot een in alle opzichten duurzame veehouderij, met een breed draagvlak in de samenleving.

Daarbij kies ik vooral voor een aanpak van stimuleren, waarbij ik duidelijk oog heb voor de internationale context waarin de veehouderij opereert.

In kader van de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij werk ik samen met het primaire bedrijfsleven, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties aan de veehouderij van de toekomst.

48

Welke maatregelen wil LNV nemen om het prijsverschil tussen biologische en niet-biologische producten te verkleinen?

Ik ben niet van plan hier maatregelen voor te treffen. Mijn voorganger heeft in 2006 een prijsexperiment laten uitvoeren. Het experiment leverde goede inzichten op in het koopgedrag van consumenten ten aanzien van biologische producten, waar alle schakels in de keten hun voordeel mee kunnen doen.

De resultaten van het experiment zijn op 20 december 2006 naar uw Kamer gestuurd. Daarin heb ik ook aangegeven waarom ik niets zie in maatregelen vanuit de overheid. Ten eerste leidt subsidiëring van biologische producten tot marktverstoring, waarbij er ook een reëel risico bestaat dat er omzetplafonds bereikt worden.

Ten tweede zou voor een prijsdaling van 15% ongeveer € 83 miljoen per jaar nodig zijn. Hiermee zou het marktaandeel met een 0,5% groeien.

Ten derde is de inzet van middelen via de Task Force Marktontwikkeling Biologische landbouw, met nu ongeveer 3 miljoen per jaar, een veel efficiëntere manier om consumptie van biologische producten te bevorderen. Met deze middelen wordt bijvoorbeeld ingezet op promotie, presentatie van producten en worden ketenpartijen bijgestaan om de resultaten van het prijsexperiment in praktijk te brengen.

49

Schoon en Zuinig gaat vooral over glastuinbouw. Wat zijn de effecten van Schoon en Zuinig in deze sector?

Schoon en Zuinig gaat over de hele land- en tuinbouwsector en dus ook, maar niet alleen, over de glastuinbouwsector.

In het Convenant Schone en Zuinige agrosectoren heb ik ambitieuze doelstellingen voor 2020 afgesproken met de agrosectoren.

Ik kan met u melden dat uit de meest recente monitorcijfers van het LEI blijkt dat de glastuinbouwsector de doelstelling voor de CO2-emissie in 2008 heeft bereikt en dat de verregaande ambitie voor 2020 daarbij serieus in zicht komt.

Ten aanzien van de energiebesparing is het resultaat tot nu toe dat de glastuinbouwsector in 2008 ten opzichte van 1980 maar liefst 70% energie heeft bespaard. De sector en ik blijven streven naar nog meer besparing tot en met 2020. Op basis van de stappen in het verleden kunt u zich voorstellen dat ik daar een groot vertrouwen in heb.

De glastuinbouwsector is tenslotte een pionier op het gebied van het toepassen van innovatieve duurzame energieopties in de bedrijven. Ik geef hierbij enkele aansprekende voorbeelden als:

 de kas zonder gas,

 de kas verwarmd door aardwarmte/geothermie

 kassen verwarmd door ketels op houtresten

 de semi-gesloten (energieleverende) kassen

Het gezamenlijk Energietransitieprogramma Kas als Energiebron dat ik zeer succesvol samen met de sector uitvoer werpt hierbij duidelijk zijn vruchten af.

50

Is de minister bereid, net als in andere sectoren een heffing in te voeren op de uitstoot van CO2?

Heffing:

De juridische, administratieve en handelstechnische bezwaren van prijsbeleid in klassieke zin zijn groot (zie mijn Toekomstvisie op de veehouderij (TK 28 973, nr. 18)). Heffingen zouden daarom op internationaal niveau (interne markt) ingevoerd moeten worden.

Ik zie derhalve meer in innovatieve maatregelen die duurzaamheid effectief kunnen bevorderen.

Onderzoek naar de effectiviteit van prijsmaatregelen voor voeding in de meest brede zin van het woord om gewenst gedrag te stimuleren laten op zijn best ambivalente resultaten zien. De prijs is weliswaar een belangrijke, maar niet de enige factor die de productkeuzes van de consument bepaalt. Daarnaast is er weinig draagvlak voor heffingen bij consumenten, boeren en supermarkten.

Labelling:

Het opleggen van een CO2-heffing via labelling is bovendien een lastige zaak. Dit veronderstelt dat criteria op het gebied van CO2-uitstoot met betrekking tot voedsel duidelijk gemaakt kunnen worden en op wetenschappelijke basis vastgesteld zijn.

51

Kent de minister de film over de jaarlijkse jacht op dolfijnen in Japan? Gaat de minister actie op die jacht ondernemen?

Het is mij bekend dat op verschillende plaatsen in de wereld er gebruiken zijn die tot de dood van dolfijnen of andere zeezoogdieren leiden. Meerdere keren heb ik in brieven daarvoor de aandacht gevraagd van collega ministers van andere landen en ik zal dat blijven doen.

Ik zal mijn collega’s hierop in CITES-verband blijven aanspreken.

52

Wil LNV het initiatief nemen tot een publiekscampagne voor parttime vegetarisme?

De publiekscampagnes van LNV zijn gericht op het genereren van bewustwording bij consumenten over tot de totstandkoming van voedsel. Op die manier krijgen consumenten de essentiële informatie aangeboden waarmee ze zelf doordachte aankoopkeuzes kunnen maken. Het is niet de bedoeling om consumenten via campagnes een bepaalde keuze op te dringen. Dit geldt ook voor de mediacampagnes van het Voedingscentrum.

D66

53

Wat is de stand van zaken rond de motie «landbouwpolitiek» van afgelopen juli?

Op 6 oktober jl. zond ik uw Kamer een overzicht van de stand van zaken rondom openstaande moties (TK 32 123 XIV, nr. 21). Over deze motie schreef ik in die brief: «De nieuwe Europese Commissie zal nadere voorstellen doen over de invulling van de Budget review. Zodra deze voorstellen bekend zijn, zal het kabinet haar standpunt bepalen.

54

Hoe gaat de Minister het gat dichten om tot 5% duurzame stallen te komen?

Wat gaat ze doen om dit te versnellen?

In de Toekomstvisie duurzame veehouderij, die ik januari 2008 naar de Tweede Kamer heb gestuurd (TK 28 973, nr. 18), ben ik ingegaan op het realiseren van integraal duurzame stallen.

Uit de monitor duurzame stallen, die ik april jl. naar de Kamer heb gestuurd, blijkt dat de ontwikkeling op schema ligt. Wanneer de in voorbereiding zijnde stallen allemaal worden gerealiseerd, ligt de tussendoelstelling voor 2010 binnen bereik.

Forse inspanningen blijven nodig om het vliegwiel op voldoende snelheid te houden. Ook de huidige economische situatie brengt enige onzekerheid met zich mee. Naast de reeds beschikbare middelen voor fiscale en subsidieregelingen heeft het kabinet daarom in het kader van het Aanvullend beleidsakkoord voor 2009 en 2010 voor de ontwikkeling en toepassing van integraal duurzame stallen € 20 miljoen extra beschikbaar gesteld. Verder heb ik in het kader van artikel 68 GLB vanaf 2010 jaarlijks € 10 miljoen extra beschikbaar gesteld voor investeringen in duurzame stallen.

55

Medicinale werking van voedsel. Nederland loopt voorop in de kennis hiervan. Op welke manier gaat LNV samen met andere departementen dit stimuleren?

Juist in de zorg en voor ouderen is goed eten van belang. Een goede maaltijd in een prettige ambiance is aangenaam en je blijft er gezond bij. Dat onderzoek ik binnenkort samen met VWS in de pilot «een mooie maaltijd in de zorg: bespaart een goede maaltijd op pillen»?

LNV levert met haar land- en tuinbouw de bouwstenen voor een gezond voedingspatroon. LNV werkt daarnaast ook mee aan kennisontwikkeling m.b.t. medicinale werking van voedsel. Kennisontwikkeling is geborgd in een onderzoek dat wordt verricht door het Top Institute Food en Nutrition, een programma van Economische Zaken. LNV en VWS zijn betrokken bij dit onderzoeksprogramma.

Daarnaast verricht de WUR in het kader van kennisbasis onderzoek naar bio-actieve inhoudsstoffen.

56

Hoe gaat de minister de ervaring met landbouw rond de Randstad internationaal als pilot voor metropolitane landbouw benutten?

In het concept van metropolitane (of peri-urbane) landbouw staat de voedselproductie voor de grote metropolen van de wereld centraal. De idee hierbij is dat we dat voedsel in tamelijk grote hoeveelheden moeten produceren, het liefst in de buurt van de steden, want steden hebben veel te bieden: logistieke knooppunten, sterke netwerken, een hoge mate van organisatie, etc. Bovendien draagt dit bij aan een efficiënt transport. Diverse steden zijn hiermee aan de slag. Denk hierbij aan het Groene Hart, de Greenports en Midden-Delfland. Typisch land- en tuinbouwproductiegebieden in een grootstedelijke omgeving. Hierbij is sprake van een regionale duurzame voedselvoorziening, naast de inzet op de relatie boer-burger. Uiteraard kan deze ervaring ook worden benut in internationaal verband.

57

Is de minister met betrekking tot de non trade concerns, bereid om internationaal haar nek uit te steken door het afdwingen van rechtszaken rond visserij en bijvoorbeeld intensieve veehouderij?

De agendering van deze onderwerpen op de internationale agenda is op zichzelf al een teken dat ik mijn nek hiervoor uitsteek. Ik heb herhaaldelijk aandacht gevraagd voor non trade concern, zowel in de EU als in internationale fora, zoals WTO en OIE. Ik zal dit ook blijven doen.

Daarbij verwijs ik naar de Kabinetsvisie «Non Trade Concerns en Handel». Daarin staat de Nederlandse inzet in relatie tot duurzaamheid beschreven, onder meer dat Nederland de interpretatieruimte die de WTO jurisprudentie biedt optimaal zal benutten.

58

Wat vindt de minister van het opzetten van kennistransferpunten in de grote steden in onder andere Amsterdam en Rotterdam?

Het is een goed voorstel, ik werk er al aan. Samen met het groen onderwijs – en in het bijzonder het groene HBO – werk ik aan de ontwikkeling van het concept School als Kenniscentrum. Hiermee zet ik in op versterking van de verbindingen tussen onderwijs, onderzoek en praktijk. Het gaat er om dat de beschikbare kennis via het onderwijs doorwerkt en wordt benut door doelgroepen in de sector voedsel en groen. Door de kennistransferpunten zijn scholen zichtbaar, docenten aanspreekbaar en op de hoogte van nieuwste onderzoeksresultaten en zijn studenten actief betrokken bij actualiteit en vragen vanuit de doelgroepen. De scholen vormen een spil in regionale kennisnetwerken.

In dit kader zal ik ook de versterking van het groen onderwijs in de Randstad ondersteunen. Momenteel wordt hiertoe door een samenwerkingsverband van groene scholen gewerkt aan de ontwikkeling van een concept voor drie kenniscentra voor voedsel en groen in de Randstad (Amsteram e.o., Rotterdam e.o. en in Almere).

Het gaat daarbij om vernieuwing van het groen onderwijs zodat het nieuwe doelgroepen zoals de stedelijke jongeren weet te interesseren en te binden. Duidelijk herkenbaar en aansprekende groen onderwijs in de nabijheid van deze doelgroepen is daarbij essentieel. Maar ook de bijdrage vanuit het groen onderwijs om mijn ambities rond gezonde voeding en groen in de stad te realiseren.

59

Toestroom naar groen onderwijs blijft achter. Welke actie gaat de minister ondernemen?

Ik ben het met de heer Van der Ham eens dat het groene onderwijs gestimuleerd dient te worden. Het groen onderwijs volgt de grote trends wat betreft de ontwikkeling van leerlingen- en studentenaantallen. De toestroom richting het groene onderwijs vertoont een stabiel beeld. Bij VMBO, MBO en WO is de toestroom zelfs licht gestegen. Alleen het groen hbo blijft iets achter. Kortom, het groen onderwijs handhaaft zich goed.

Dit neemt niet weg dat bij mij en het groene onderwijs continue aandacht is om het groene onderwijs zowel onderwijskundig als maatschappelijk goed te positioneren. Hierin speelt de Groene Kenniscoöperatie een belangrijke rol. Hierin treden de groene scholen gezamenlijk op en maken zij gezamenlijk met mij keuzen ten aanzien van onder meer de maatschappelijke inbedding van het groene onderwijs, de aansluiting op de arbeidsmarkt en de kennisverspreiding richting doelgroepen en burgers en jeugd in het bijzonder. Op het gebied van jeugd gaat het daarbij om bijvoorbeeld de inzet van studenten en docenten bij smaaklessen, maatschappelijke stages voor scholieren in het reguliere onderwijs en natuur- en milieueducatie.

60

Onderzoek door PBL als onderlegger voor discussie over Natura2000.

Via de natuurbalans van het Planbureau voor de Leefomgeving is al veel bekend over Natura 2000.

Op dit moment wordt via de beheerplannen ook steeds meer duidelijk hoe de doelen te realiseren en welke maatregelen nodig zijn op gebiedsniveau.

Het belangrijkste probleem bij de uitvoering van Natura-2000 is stikstof.

Het PBL is nadrukkelijk betrokken bij de uitwerking van de programmatische aanpak stikstof.

PvdD

61

Convenanten (o.a. MSC) werken niet. Hoe gaat minister transitie agrosector voor elkaar krijgen?

De transitie van de agrosector is van groot belang en een gezamenlijke opgave en verantwoordelijkheid.

Ik hecht daarom aan het maken van goede en bindende afspraken tussen overheden, agrobedrijfsleven, ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en consumenten voor deze transitieprocessen. De partijen zijn immers niet elk afzonderlijk in staat de gewenste verandering vorm te geven. Inmiddels zijn er meerdere convenanten en samenwerkingsovereenkomsten afgesloten. Daarbij is vrijblijvendheid niet aan de orde. We maken harde afspraken waar alle deelnemers elkaar op aanspreken. Dit inspireert tot het tonen van daadkracht. Dat is een absolute voorwaarde voor het goed oppakken van transitieprocessen. Ook wet- en regelgeving kan onderdeel uit maken van dit instrumentarium maar daarbij zijn uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid cruciale randvoorwaarden.

62

Kan de minister aangeven wat zij doet om de import van ganzendons daadwerkelijk te stoppen?

Een eenzijdig nationaal importverbod op basis van het Gemeenschapsrecht is in beginsel niet toegestaan.

Het plukken van dons van levende ganzen veroorzaakt onnodig pijn, leed en letsel. Daarom vind ik het goed dat het plukken van dons van levende ganzen niet is toegestaan in Europa.

De Europese Commissie onderzoekt of het plukken van ganzen nog steeds op Europees niveau plaatsvindt. Op basis hiervan verwacht ik dat de lidstaten en de Europese Commissie erop toezien dat deze praktijk niet meer voorkomt.

63

De kosten van het broeikaseffect kunnen met 50–70% omlaag door juist dieet. Waarom doet de minister hier niets mee?

Richting consument en samenleving wordt een actief beleid gevoerd om de kennis en het bewustzijn te vergroten. Het kabinet respecteert daarbij de keuzevrijheid van de burger en gaat niet voorschrijven wat mensen moeten eten. Wel wil het kabinet de consument in staat stellen een bewuste keuze te maken en hem daartoe in samenwerking met ketenpartijen en maatschappelijke organisaties verleiden. De voorlichtingscampagnes van het Voedingscentrum zijn hier een voorbeeld van. In de nota Duurzaam Voedsel en de Beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen wordt hierop nader ingegaan.

64

Vindt de minister dat zij voldoende heeft gedaan aan terugdringen antibiotica? Kan zij een tussenstand geven?

Op het convenant en andere acties voor de aanpak van de antibioticaproblematiek zal ik tijdens het geplande AO op 10 december nader ingaan.

Aanstaande vrijdag, 4 december, zullen collega Klink en ik u de rapportage over het «onderzoeksprogramma MRSA» met een begeleidende brief met onze reacties toezenden.

65

Onlangs bleek uit onderzoek dat varkens met vrije uitloop gezonder zijn. Welke consequenties verbindt de minister hieraan? Hoe verhoudt dit gegeven zich tot de voortgaande trend om meer varkens op te sluiten en te stapelen?

U refereert naar een recent onderzoek uitgevoerd aan de Universiteit van Aberdeen in Schotland waar onderzoekers de ingewanden van 54 geslachte varkens die in verschillende systemen zijn opgegroeid met elkaar zijn vergeleken. Uit dit onderzoek blijkt dat de varkens die buiten hebben gelopen een andere darmflora hebben dan varkens die binnen zijn opgegroeid. Het onderzoek toont aan dat er aan verband is tussen de darmflora van een varken en zijn fysieke gezondheid.

Het onderzoek heeft resultaten opgeleverd die gebruikt kunnen worden in het kader van het verduurzamen van de Nederlandse veehouderij waarin aandacht is voor het verminderen van het gebruik van antibiotica en het herontwerpen van houderijsystemen.

66

Waarom wordt het laatste onderzoek naar stahoogte bij diertransporten door LNV miskend?

De Transportverordening eist dat er tijdens het vervoer voldoende ruimte is boven de dieren zodat sprake is van een adequate ventilatie wanneer zij in hun natuurlijke houding rechtop staan en zodat zij niet worden gehinderd in hun natuurlijke bewegingen. Omdat de transportverordening «voldoende stahoogte» eist, zonder nadere invulling, is het voor het welzijn van het dier en de handhaving van belang dat wetenschappelijk onderbouwd kan worden wanneer aan de eisen voldaan wordt. Deze wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt momenteel. Ik laat daarom onderzoek doen door WUR-Livestock research naar de minimale stahoogten, om zo het dierenwelzijn tijdens transport te verbeteren.

67

Wat is de stand van zaken rond de uitvoering van de motie ten aanzien van inzet van de minister voor een Europees verbod op nertsenfokkerij?

Momenteel is het initiatiefwetsvoorstel Van Velzen/Waalkens over een verbod op de pelsdierhouderij in behandeling bij de Eerste Kamer. Zoals ik uw Kamer reeds in mijn brief van 6 oktober jl. heb geïnformeerd (TK 32 123 XIV, nr. 21), wacht ik eerst deze behandeling af. Daarna zal ik uw Kamer informeren over de uitvoering van deze motie. Dit past in ons democratisch bestel en de daarbij behorende omgangsvormen.

68

Waar wacht de minister op om de motie op het (Europese) verbod op de verrijkte kooi uit te voeren? Oneens met de interpretatie dat het zou gaan om Europees traject voor een ander kooisysteem of dat het verbod pas in 2012 zou moeten gaan spelen.

Zie mijn brief van 30 november jl.

69

Is de minister bereid om het gebruik van neonicotinoïden te verbieden?

Nee, ik ben thans niet bereid middelen op basis van neonicotinoïden te verbieden, omdat neonicotinoïden de afgelopen jaren alle zijn geplaatst op Annex I van de Europese richtlijn 91/414. Daarnaast zijn er vele oorzaken van bijensterfte, die per jaar, per regio en zelfs per imker kunnen verschillen.

De werkgroep bestuivende insecten en gewasbeschermingsmiddelen, waarin o.a de PD, Ctgb, WUR, Nederlandse Bijenhoudersvereniging (NBV), LTO en gewasbeschermingsmiddelenproducenten zijn vertegenwoordigd, heeft onlangs geconcludeerd dat er geen causaal verband aangetoond is tussen het gebruik van neonicotinoïden voor de behandeling van zaad en massale bijensterfte; niet in direct onderzoek aan volken en ook niet in correlatief onderzoek; niet in Nederland en ook niet in buitenlands onderzoek.

Voor openveld toepassingen van deze middelen zijn risicobeperkende maatregelen voorgeschreven, zoals geen gebruik op in bloei staande gewassen, op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken en in de buurt van in bloei staand onkruid.

70

Is de minister bereid tot een pilot voor jachtvrije gebieden in het kroondomein, het gaat dan feitelijk om een beheersvorm zonder jacht. Met een onafhankelijke monitor. Wanneer komt de minister met een plan van aanpak hierover?

Op het Kroondomein vindt geen jacht plaats, wel beheer van edelherten, reeën en wilde zwijnen. Bij het gevoerde beheer blijft de schade aan bosverjonging in dit Natura2000-gebied binnen aanvaardbare grenzen. Dat beheer kunnen we dus niet loslaten.

De provincie en de faunabeheereenheid in Gelderland zijn voornemens om op andere delen van de Veluwe wel pilots uit te voeren waarbij wilde zwijnen terughoudend beheerd worden. Een voorwaarde daarvoor is dat de ontwikkeling van de populatie en gevolgen voor biodiversiteit, verkeersveiligheid zeer goed gemonitord worden. Daarom heb ik een ex-ante evaluatie ondersteund.

71

Moeten we tot 2011 wachten op verandering in het bestrijdingsbeleid van muskusratten?

Op dit moment lopen er veldexperimenten om te onderzoeken of het mogelijk is om de effectiviteit en efficiëntie van de bestrijding te verhogen.

Verder wordt er onderzoek gedaan naar alternatieven voor de verdrinkingsval (snellere/ diervriendelijkere dodingmethode) Aan de hand van de resultaten zullen waterschappen en provincies bezien welke aanpassingen van het beleid nodig zijn

72

Gaat de minister regels stellen voor het houden van paarden en pony’s?

Ik ben in gesprek met de Sectorraad Paarden over de uitwerking van hun plan van aanpak en de uitvoeringsagenda. Ik constateer dat de sector niet heeft stilgezeten, het proces is goed op gang gekomen.

De SRP heeft afgelopen maanden vooral flinke inspanning geleverd om brede steun en draagvlak te creëren voor welzijn bij de leden van de 34 aangesloten organisaties. Dergelijke inspanningen zijn een onontbeerlijk maar zeer tijdrovend onderdeel in het hele traject van zelfsturing. Door het hele land zijn bijeenkomsten gehouden om welzijn onder de aandacht te brengen en mensen te mobiliseren.

Daarnaast hebben de aangesloten organisaties vooral gewerkt aan het opstellen van welzijnsplannen per organisatie, een eis van SRP. Een groot deel van de welzijnsplannen is nu gereed.

Ook is veel energie gestoken in de oprichting en organisatie van het Nederlands Hippisch Kenniscentrum (NHK), waar ik een startsubsidie voor twee jaar aan heb verleend. Dit kenniscentrum speelt een belangrijke rol in het bereiken van de doelen van de Sectorraad en richt zich zowel op de georganiseerden, als de niet-georganiseerden. Het NKH is sinds 1 september operationeel en heeft samenwerking gezocht met maatschappelijke- en belangenorganisaties zoals bijvoorbeeld het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) en Kennisnetwerk Levende Have.

Naast deze inspanningen die het draagvlak moeten vormen voor het verbeteren van paardenwelzijn, zijn ook concrete resultaten en producten opgeleverd.

De gesprekken en het proces geven mij tot nu toe voldoende vertrouwen dat de sector op de goede weg is én voldoende vertrouwen om de ingeslagen weg van zelfregulering op dit moment vast te houden.

Ik blijf de sector echter nauwlettend volgen. Eind december moet de sector een voortgangsrapportage opleveren. Dan zal zij duidelijk moeten laten zien wat het concrete resultaat is van de tot dan toe geleverde inspanningen en in hoeverre die leiden tot realisatie van de in het Plan van aanpak en de uitvoeringsagenda gestelde streefbeelden en doelen.

Ik zal u begin volgend jaar mijn conclusies doen toekomen.

73 Uit onderzoek blijkt dat «natuur» meer is dan «goud». Neemt u dit mee in de heroverwegingen? Graag een analyse van de kosten en baten van natuur.

Natuur en biodiversiteit levert ons heel veel op. Natuur en biodiversiteit zijn belangrijk voor onze gezondheid, voor onze ontspanning, voor een goede waterhuishouding, voor een prettige leefomgeving, voor beheersing van het klimaatprobleem, enzovoort. Natuur rendeert ook economisch. De Veluwe genereert een omzet van € 1 miljard per jaar in de recreatie. Biodiversiteit levert een basis voor onze pharmacy. Investeren in natuur rendeert. In het Internatioonale onderzoek The Economics of Ecology en Biodiversity wordt de waarde van natuur ook becijferd en onderstreept. Ik heb dit onderzoek onder de aandacht gebracht van de werkgroep heroverweging.

74

Wil de minister zich inzetten voor een Europees importverbod op dolfijnen?

Wil de minister zich in het IWF inzetten om het doden van dolfijnen te verbieden?

Zie antwoord vraag 51.

SGP

75

Is de minister bereid om, in het kader van de op handen zijnde fosfaatschaarste, extra geld uit te trekken voor mestbe- en -verwerking?

Mestbewerking en -verwerking dient meerdere doelen. Eén van die doelen is het leveren van een bijdrage aan de efficiente benutting van fosfaat. De noodzaak van terugwinnen van fosfaat staat buiten kijf gezien de te verwachten fosfaatschaarste. Mijn inzet op dit punt heb ik u recent gemeld in mijn brief van 18 november, waarin ik reageer op de aanbevelingen van de Stuurgroep Technology Assessment over de mondiale fosfaatschaarste (TK 28 385, nr. 158). Extra middelen zijn vooralsnog niet nodig om deze inzet vorm te geven.

76

Hoe gaat de minister zorgen voor noodzakelijke samenhang in innovatiebeleid, specifiek op het terrein van dierenwelzijn en duurzame stallen?

Met u deel ik het beeld dat een samenhangend innovatiebeleid van groot belang is. Juist bij LNV met zijn veelheid aan maatschappelijke vraagstukken bezien we dan ook jaarlijks in samenhang welke beleidsthema’s innovatieopgaven met zich meebrengen.

Ik zal volgend jaar kijken wat samengevoegd kan worden op een effectieve manier.

Op dit moment werk ik aan uitwerking van een concept strategische kennisen innovatieagenda die begin volgend jaar naar uw Kamer zal gaan. Daarbij zal ik uw verzoek betrekken.

77

Kan LNV bij de gelijkstelling van de accijns op blanke en rode diesel een reëel en landbouwvriendelijk geluid laten horen? Erkent de minister dat de heffing van accijns ook gegrond is op weggebruik en landbouwvoertuigen relatief minder gebruik maken van de openbare wegen? Erkent de minister dat een verhoging van de belasting op rode diesel met tien cent of meer door de agrarische sector nauwelijks omzeild kan worden?

In de brief fiscale vergroening die de Staatssecretaris van Financiën 3 juni jl. aan uw Kamer heeft verzonden (TK 31 492, nr. 11) is een onderzoek naar het gebruik van rode diesel en de mogelijkheden voor terugsluis via groene prikkels evenals overleg met de belangrijkste sectoren aangekondigd.

Bijlage 2 (zie blz. 3155)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Defensie op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Defensie voor het jaar 2010 (32 123-X)

De heer Poppe:

Defensie werft op een onverantwoorde manier onder jonge tieners.

Defensie werft niet onder jongeren in de leeftijdscategorie 11 tot en met 16 jaar. De website van de «oranje baretten» is bedoeld voor voorlichting en niet voor werving. Al sinds jaar en dag vraagt deze leeftijdsgroep uit eigen beweging, uit persoonlijke interesse of voor een spreekbeurt, om informatie over de krijgsmacht. De website beantwoordt op een voor de leeftijdsgroep aantrekkelijke en interactieve wijze aan deze vraag.

Mevrouw Van Velzen:

Is de minister bereid bij elke relevante Navo-bijeenkomst de acht landen die het verdrag over clustermunitie nog niet hebben ondertekend, op te roepen om alsnog te tekenen?

Kunnen de bewindslieden beloven dat de ambtenaren die namens Nederland deelnemen aan de conferentie in Ottawa over landmijnen een kritische toon zullen aanslaan aan het adres van de Verenigde Staten, die niet alleen niet meedoen aan het verbod op clustermunitie, maar ook het succesvolle verbod op landmijnen nog steeds niet hebben ondertekend?

Het Verdrag inzake clustermunitie is een juridisch bindend instrument over clustermunitie die onaanvaardbaar humanitair leed veroorzaakt. Op 3 december 2008 is de overeengekomen verdragstekst in Oslo door de minister van Buitenlandse Zaken voor het Koninkrijk ondertekend. In totaal tekenden op dat moment 94 staten.

De kern van het Verdrag is de verbodsbepaling voor landen die zich bij het Verdrag aansluiten om clustermunitie te gebruiken, te ontwikkelen, te produceren of anderszins te verwerven, op te slaan of over te dragen. De verbodsbepaling ten aanzien van clustermunitie strekt zich ook uit tot het assisteren bij, aanmoedigen van of aansporen tot een activiteit die op grond van het Verdrag verboden is.

Dit brengt in de praktijk bijvoorbeeld met zich mee dat het voor Partijen niet is toegestaan om anderen te assisteren in de ontwikkeling, productie of verwerving van clustermunitie.

Een aantal landen dat clustermunitie produceert of bezit, waaronder China, India, Pakistan, Rusland, Israël en de Verenigde Staten, heeft niet deelgenomen aan het Oslo-proces, noch aan de onderhandelingen in Dublin. Het is niet de verwachting dat deze landen op korte termijn zullen toetreden tot het Verdrag. Met het oog hierop bevat het Verdrag een artikel om enerzijds aanvaarding van deze norm te bevorderen en anderzijds militaire samenwerking met niet-Partijen voort te kunnen zetten.

Mevrouw Van Velzen heeft de regering gevraagd of zij bereid is om de landen die nog geen partij zijn over te halen om het Verdrag te ondertekenen. Dit zal de regering via de diplomatieke kanalen doen. In het Verdrag is een artikel opgenomen waarin staat dat Staten die partij zijn bij het Verdrag, niet-Partijen zullen aanmoedigen om toe te treden tot het nieuwe Verdrag.

Uiteraard zal Nederland deze bepaling actief blijven uitdragen. Bovendien zullen Staten die partij zijn bij het Verdrag trachten om niet-Partijen te ontmoedigen om clustermunitie te gebruiken. Met deze inspanningsverplichting als uitgangspunt en ondanks de verbodsbepaling zoals vastgesteld in artikel 1 van het Verdrag, blijft militaire samenwerking met niet-Partijen toegestaan, ook in operaties waarbij de inzet van clustermunitie niet kan worden uitgesloten.

Uiteraard zal de regering langs diplomatieke weg landen tevens blijven aansporen om te treden tot het Ottawa-verdrag inzake antipersoneelsmijnen.

De heer Knops:

De CDA-fractie wil de afgesproken 0,7 procent van het BNP voor ontwikkelingssamenwerking handhaven. De 0,1 procent die Nederland nu extra beschikbaar heeft voor ontwikkeling moet voor interdepartementaal beleid flexibel worden ingezet, dus eventueel los van de OESO-DAC criteria. Is de minister bereid om dit bij de minister voor Ontwikkelingssamenwerking onder de aandacht te brengen?

Defensie verricht steeds meer activiteiten op het snijvlak van ontwikkelingssamenwerking, openbare orde en veiligheid. Niet altijd zijn de grenzen duidelijk aan te geven.

Daarom is gekozen voor de opzet van het Stabiliteitsfonds, dat tot doel heeft om op snelle en flexibele wijze ondersteuning te bieden aan programma’s op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling. Het Stabiliteitsfonds bevat zowel middelen uit de ontwikkelingsbegroting (ODA) als uit het budget voor het brede buitenlands beleid (non-ODA). Nederland is er dus al in geslaagd flexibel om te gaan met de vervagende scheidslijn tussen de D van Development en de D van Defence.

Het voorstel van de heer Knops om 0,1 procent van het BNP dat nu onder de begroting van ontwikkelingssamenwerking valt flexibel in te zetten, zou onderwerp van gesprek kunnen zijn voor een volgende regeringsperiode.

De heer Knops:

Als ik op basis van de huidige dreigingsanalyses zou moeten bepalen waarin in de toekomst echt geïnvesteerd zou moeten worden, dan is dit op het gebied van SSR en van het bevorderen van de rule of law.

Mevrouw Peters:

Hoe zou de krijgsmacht eruit moeten zien als je veel politietrainers wilt kunnen leveren?

Er is inderdaad een trend zichtbaar dat de krijgsmacht in toenemende mate wordt ingezet voor het trainen en opleiden van mensen werkzaam in de veiligheidssector van derde landen. Dit doet Defensie bijvoorbeeld in Burundi, waar Nederlandse genisten hun kennis hebben overgedragen aan hun collega’s en specialisten in militaire ethiek hebben opgeleid om training te kunnen geven. Ook in Afghanistan zet Nederland zich in voor de opbouw van de veiligheidssector door leger en politie op te leiden. Defensie ontwikkelt steeds meer mogelijkheden om aan deze behoefte te kunnen voldoen, maar het is niet zo dat deze activiteiten de inrichting van de krijgsmacht zullen gaan bepalen. Security Sector Reform wordt als instrument om conflicten te voorkomen en duurzame vrede en stabiliteit te bevorderen, meegenomen in de Verkenningen.

De heer Knops:

Hoe staat het met schadeafwikkeling voor de Bommelerwaard?

De Kamer is met de brief van 26 november jl. geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de schadeafwikkeling voor de Bommelerwaard. Kort samengevat is in deze brief het volgende gemeld:

De 5 348 schadeclaims van particulieren zijn vrijwel allemaal afgehandeld. Van de ruim 2 678 schademeldingen van bedrijven resteren op dit moment nog 241 schikkingsvoorstellen waarmee de gedupeerden nog niet akkoord zijn gegaan. Met betrekking tot 28 bedrijven wordt vanwege de complexiteit van de schademelding nog aan een schikkingsvoorstel gewerkt. Daarnaast zijn er elf schademeldingen van verzekeringsmaatschappijen waarover nog geen overeenstemming is bereikt.

Om alle schademeldingen volledig te kunnen afhandelen, blijft de medewerking van gedupeerden onontbeerlijk. De dienst Regelingen van het ministerie van LNV is afhankelijk van de informatie van gedupeerden. Uiteindelijk moet de dienst overeenstemming bereiken met gedupeerden over de omvang van het aangeboden schikkingsbedrag en moet de vaststellingsovereenkomst voor akkoord worden ondertekend, voordat de afhandeling van een schademelding is voltooid.

De heer Knops:

Kan de minister ingaan op de kritiek van dhr. Colijn dat Nederland geen beleid ten aanzien van cyberwarfare heeft? Hoeveel kennis en expertise is hierover aanwezig bij het ministerie, bij TNO en bij de MIVD? Wordt een eventueel programma dat hierover gaat morgen getroffen door bezuinigingen? Wordt digitale oorlogsvoering ook betrokken bij de verkenningen?

Dhr. Brinkman:

Wat is de visie van de minister op nieuwe dreigingen als cyberwarfare?

De nieuwe informatie- en communicatietechnologie is voor moderne samenlevingen onmisbaar geworden. Hierdoor is onze samenleving in toenemende mate afhankelijk van de stabiliteit van deze informatie- en communicatie-infrastructuren.

Als deze infrastructuren door computeraanvallen worden ontregeld, kunnen samenlevingen in verregaande mate worden ontwricht. Daarbij valt onder meer te denken aan het ontregelen van de energievoorziening, het waterbeheer en het financieel verkeer. Dhr. Knops en dhr. Brinkman stellen dan ook terecht het onderwerp cyber defence aan de orde.

Dhr. Colijn heeft gelijk als hij stelt dat de dreiging op het gebied van cyber warfare is toegenomen. Defensie is zich hiervan ten zeerste bewust. Reeds lange tijd heeft Defensie veel aandacht voor de uiteenlopende dreigingen voor en de kwetsbaarheden van het gebruik van ICT voor commandovoering en bedrijfsvoering. Daarom zijn reeds verscheidene preventieve beveiligingsmaatregelen getroffen. Defensie maakt bijvoorbeeld gebruik van een sterk beveiligde koppeling met het internet, gebruikt in bepaalde omstandigheden niet-gekoppelde netwerken en gebruikt waar nodig codeapparatuur voor staatsgeheime informatie. Ook volgt Defensie actief waar de netwerken voor worden gebruikt. Daartoe werkt Defensie samen met de nationale GovCert-organisatie, het«Governmental Computer Emergency Response Team» onder leiding van het ministerie van BZK.

Daarnaast volgt Defensie de ontwikkelingen bij de Navo waarbij informatie wordt uitgewisseld met het Cyberwarfare Center of Exellence van de Navo. Vanwege de toenemende dreiging wordt de oprichting van een Defensie Computer Emergency Response Team(DEFCERT) met een jaar vervroegd. Het onderwerp cyber warfare is vanzelfsprekend een van de vele onderwerpen die in het kader van de Verkenningen aandacht krijgen. Ook bij de MIVD wordt dit onderwerp nauwlettend gevolgd.

De beveiliging van netwerken behoort tot de 40 expertisegebieden waarover de herijking van de kennisportfolio binnen Defensie wordt uitgevoerd. Defensie onderkent deze dreiging en investeert reeds in gerelateerde kennisontwikkeling. Aangezien de dreiging zich niet alleen richt op Defensie, moet de wetenschappelijke ondersteuning ruim worden geprogrammeerd. Daarvoor kunnen kennisaanbieders binnen en buiten TNO worden ingeschakeld, zoals het Navo C3-agentschap (NC3A), gevestigd in Den Haag.

De heer Knops:

De marechaussee zou meer expeditionair kunnen worden ingezet.

Mevrouw Peters:

Waarom mag de Koninklijke Marechaussee Buitenland Brigade maar maximaal 153 fte uitzenden? Hoeveel daarvan staan daadwerkelijk gereed? Kunnen er meer van naar Afghanistan? Waarom zijn politiemissies voor hun beveiliging steeds afhankelijk van andere missies? Waarom leveren ze die beveiliging niet zelf als dat meer bewegingsvrijheid zou geven? Waarom is de uitzendperiode beperkt tot vier tot zes maanden en niet uniform met die van politietrainers uit andere landen in dezelfde missie?

Voor de uitzending van marechaussees gelden de standaard defensierichtlijnen voor de uitzendduur. Afhankelijk van de missie is de uitzendduur vier of zes maanden. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. Voor deze uitzendduur is bewust gekozen om de militairen en het thuisfront niet te zwaar te belasten. Defensie hecht veel waarde aan een verantwoorde balans tussen inzet, recuperatie en opwerken.

De uitzendcapaciteit van de Koninklijke marechaussee bedraagt 153 vte’n voor de inzet ten behoeve van civiele politiemissies en de uitvoering van politietaken ten behoeve van Defensie. Deze 153 vte’en moeten worden beschouwd als een ambitieniveau. Defensie kan het voorzettingsvermogen van deze 153 vte’n garanderen. De inzet zal in de praktijk echter fluctueren en soms onder en soms boven de 153 vte’n liggen. Daarbij is flexibiliteit nodig bij het soort personeel aangezien het bijvoorbeeld kan vóórkomen dat er op enig moment meer behoefte is aan officieren, maar op een ander moment meer aan wachtmeesters.

Met de huidige uitzendcapaciteit kan de Koninklijke marechaussee voldoen aan de behoefte van Defensie. Er is op dit moment geen aanleiding om de beschikbare uitzendcapaciteit uit te breiden.

De heer Ten Broeke:

Kan het potentieel van 10 000 Nederlandse militairen die in Afghanistan zijn geweest kan worden benut om het tekort aan instructeurs aan te vullen?

Defensie maakt op dit moment ten behoeve van instructietaken al volop gebruik van de Nederlandse militairen die in Afghanistan zijn geweest. De belangrijkste categorie is die van de onderofficieren. Het is niet wenselijk grote aantallen onderofficieren weg te halen bij eenheden die net terugkeren uit Afghanistan om hen als instructeur te laten functioneren. De onderofficieren spelen een belangrijke rol bij de personeelszorg, het onderhoud en het materieelbeheer en de instructie en training van de eenheid die recupereert. Het Commando landstrijdkrachten experimenteert op dit moment met de inzet van ervaren korporaals, veelal met uitzendervaring, als instructeur om het tekort op te vangen en optimaal gebruik te maken van de beschikbare ervaring.

Mevrouw Eijsink:

Wanneer zal de op 22 juni jl. toegezegde conferentie over de toekomst van het zorg- en nazorgbeleid voor actief dienende militairen en veteranen worden gehouden?

De conferentie zal worden gehouden op 13 januari 2010. De uitnodiging daarvoor ontvangt u een dezer dagen. De conferentie gaat over de veteranennota 2010. Ook de zorgaspecten voor actief dienende militairen komen aan de orde.

Mevrouw Eijsink:

Wat is de planning voor het onderhoud van de Bushmaster na terugkeer in Nederland?

De Bushmasters hebben gedurende de missie in Uruzgan hun waarde bewezen, vooral vanwege van de bescherming van het eigen personeel tegen IED’s. Na beëindiging van de missie zullen deze voertuigen daarom worden teruggehaald naar Nederland. Vervolgens zullen ze worden gereedgemaakt voor opleidingen, training en toekomstige missies. De Bushmaster zal de functie van de Patria overnemen zodat die kan worden afgestoten. Ten behoeve van het onderhoud zal een kern aan onderhoudspersoneel worden opgeleid zodat Defensie het operationeel onderhoud kan garanderen voor alle toekomstige missies. De Patria-monteurs zullen worden omgeschoold. De toekomstige opzet van het onderhoud is onderwerp van studie.

Mevrouw Peters:

Krijgt de veiligheidsdimensie van het klimaatprobleem een centrale plaats in de verkenningen? Heeft de MIVD al een klimaateenheid? Bespreekt de minister dit soort zaken met zijn collega-defensieministers in Europa en in de Navo? Zo niet, dan doe ik daartoe graag een oproep.

Klimaatverandering is een belangwekkend onderwerp. Daarom heeft het kabinet ten behoeve van het project Verkenningen de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) hierover begin dit jaar advies laten uitbrengen. De AIV stelde onder meer vast dat klimaatverandering als een threat multiplier werkt. Nu al kwetsbare regio’s in bijvoorbeeld Afrika, het Midden-Oosten en delen van Azië krijgen het nog zwaarder te verduren waardoor de kans op instabiliteit groeit. Klimaatverandering kan op de langere termijn ook tot nieuwe geopolitieke situaties leiden, bijvoorbeeld als in het Noordpoolgebied bevaarbare routes ontstaan.

Ook het materieelbeleid moet zich rekenschap geven van de gevolgen van klimaatverandering en het belang van duurzaamheid. Dit kwam al tot uitdrukking in de Duurzaamheidsnota-2009 van de staatssecretaris. Door duurzaam energieverbruik kunnen bijvoorbeeld de milieubelasting, de exploitatiekosten en de afhankelijkheid van traditionele brandstof bij expeditionaire operaties verminderen. Daarnaast moet het materieelbeleid rekening houden met de extreme klimatologische omstandigheden waaronder de krijgsmacht vaak opereert, een factor die door klimaatverandering wordt versterkt.

In het kader van het Programma Nationale Veiligheid, dat wordt geleid door de minister van BZK, is er overigens eveneens aandacht voor gevolgen van klimaatverandering. Defensie was enkele maanden geleden nauw betrokken bij een grootschalige oefening met civiele autoriteiten van een evacuatiescenario in het geval van een overstroming, de oefening Waterproef.

De gevolgen van klimaatverandering voor veiligheid zijn tevens een actueel onderwerp in de EU en de Navo. In maart 2008 vroegen Hoge Vertegenwoordiger Solana en de Europese Commissie al nadrukkelijk de aandacht van de Europese Raad voor dit vraagstuk. Volgende week zal de Europese raad van algemene zaken op dit punt naar verwachting concrete vervolgbesluiten nemen.

Ten aanzien van de MIVD mag de Kamer ervan uitgaan dat de gevolgen van de klimaatverandering voor de internationale veiligheid ook daar op het netvlies staan.

De heer Voordewind:

Is extra bescherming van Mercedes-Benz jeeps mogelijk? De Denen hebben de vloer van hun voertuigen extra beschermd.

De Mercedes-Benz terreinwagens die Defensie in Uruzgan gebruikt, zijn door de fabriek voorzien van extra bescherming. Het beschermingsniveau is afhankelijk van het gewicht van het voertuig en de eisen hiervoor zijn vastgelegd in militaire normen van de Navo. De bodemplaat van de Mercedes die Defensie gebruikt, voldoet aan deze normen. De Deense troepen in Afghanistan beschikken over de voorganger van het type Mercedes-Benz dat in gebruik is bij Defensie. Dit type Mercedes-Benz is geleverd zonder bescherming, en daarom heeft de Deense krijgsmacht zelf de bodembescherming aangebracht.

Extra bescherming leidt tot een hoger gewicht van het voertuig. Dit heeft een nadelige invloed op de prestaties van het voertuig. Inmiddels heeft de Mercedes-Benz zoals Defensie die gebuikt het maximale gewicht bereikt.

De heer Van der Staaij:

Kan de minister bij de Navo-bondgenoten aandringen op een grotere burden sharing?

Het onderwerp burden sharing in de breedste zin van het woord is door de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie bij herhaling aan de orde gesteld tijdens bijeenkomsten van Navo-ministers. Dit betreft het ter beschikking stellen van troepen, het delen van operationele risico’s en het delen van kosten. De Kamer is hierover geïnformeerd met de geannoteerde agenda’s van Navo-bijeenkomsten en de verslagen van die bijeenkomsten.

Common funding is een onderdeel van burden sharing. Dat is een van de onderwerpen waar de Senior Officials Group zich mee gaat bezighouden die vorige maand in Bratislava door de Navo-ministers van Defensie is ingesteld.

Deze groep hoge ambtenaren uit de hoofdsteden is er gekomen mede dankzij de brief van de minister van Defensie aan de Secretaris-Generaal van de Navo van 8 juni jl. over de financiële problematiek van de Navo. De groep rapporteert volgend jaar juni aan de Navo-raad.

De heer Van der Staaij:

Kan de minister ingaan op de effecten die de bezuinigingen op de mortieropsporingsradar en de Apache-zelfbescherming voor de praktijk kunnen hebben?

Met de voorziene investeringen in de nieuwe mortieropsporingsradar is een bedrag gemoeid tussen de € 50 tot 100 miljoen. Aanvankelijk was deze bandbreedte € 100 tot 250 miljoen. Het projectbudget is verlaagd en hierdoor is de verwerving van nieuwesniper-detectoren en akoestische sensoren niet meer mogelijk. Wel is het mogelijk de huidige mortieropsporingsradar te vervangen en wordt de command and control infrastructuur zodanig ingericht dat een koppeling met eventuele nieuwe sensoren in de toekomst mogelijk is. Ook kan nog steeds worden voldaan aan de eis van detectie van raketten, artillerie en mortieren in een boog van 360 graden rondom de radar. Hierdoor wordt voldaan aan de voornaamste eisen van de vervanging van de huidige mortieropsporingsradar.

Met de verlaging van het budget van het project «Apache zelfbescherming» is een bedrag gemoeid van € 25 miljoen. Het vernieuwde zelfbeschermingsysteem van de Apache biedt het toestel een betere bescherming tegen vooral infrarood geleide wapens. Eén van de onderdelen (Directed InfraRed Counter Measures, DIRCM) van dit systeem is nog niet beschikbaar voor Nederland waardoor de (voor)studiefase (B/C-fase) van dit project vertraging heeft opgelopen. Hierover is de Kamer op Prinsjesdag met het Materieelprojectenoverzicht geïnformeerd. Defensie onderzoekt momenteel de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een zelfbeschermingsysteem zonder deze DIRCM.

Naar boven