Aan de orde is het debat over problemen bij zorginstelling Philadelphia.

De voorzitter:

Er is afgesproken om in dit debat een spreektijd van vier minuten per fractie te hanteren.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Dat het niet goed ging bij Philadelphia, was al langer bekend. Daarom deed het College sanering zorginstellingen onderzoek. De resultaten daarvan zijn schokkend. Er staat letterlijk in het rapport dat de filosofische houding "ik wil het, en ik wil het nu" heerste. Mijn fractie kwalificeert dit als "peutergedrag".

De stampvoetende peuterachtigen in dit bestuur hadden een vermanend standje moeten krijgen van de raad van commissarissen. Maar nee, de raad ging akkoord met de wensen van dit bestuur. Allerlei leuke vastgoedprojectjes werden van zorggeld aangekocht. Bootje hier, hotelletje daar. Dit alles onder toezicht van de raad van commissarissen. Er werd breed gedebatteerd over het imago en er werd vooral naar buiten gekeken. Hoe krijgen wij een beter marktpotentieel? Hoe kunnen wij concurrenten opkopen? Hoe kunnen wij fuseren?

Ik vind het ergste nog dat in het rapport naar voren komt dat er onzorgvuldig is gehandeld met mensen die zorg nodig hebben. Er werden projecten voor bijvoorbeeld gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten gestart, zonder dat daarvoor de broodnodige kennis aanwezig was. Deelt de staatssecretaris de opvatting dat dit de ergste conclusie is? Deelt de staatssecretaris ook de opvatting dat dit de kwaliteit van de zorg onder druk heeft gezet?

Ik wil van deze staatssecretaris weten wat zij heeft gedaan vanaf het moment dat het rapport op haar bureau lag. Wij weten allemaal dat dit op 16 december was. Waarom is er pas in januari gehandeld? Waarom heeft de staatssecretaris niet het advies van het college overgenomen om een vorm van verzwaard toezicht op het bestuur in te stellen? Klopt het dat zij niet de hand heeft gehad in het stilleggen van het herstelplan waarover onenigheid was tussen de or en de vakbonden? Klopt het dat zij er geen stokje voor heeft gestoken dat vastgoed aan Woonzorg werd verkocht? Is zij dan van mening dat deze verkoop geoorloofd is? Is zij van mening dat de gehandicapte bewoners in Woonzorg een goede huurbaas vinden? De organisatie staat immers niet zo best bekend. De staatssecretaris moet dat kunnen weten. Wat zegt zij ervan dat er tussen Espria en Woonzorg nu nog nauwere banden zijn? Wat zegt zij ervan dat deze fusie, die de Kamer niet wilde, feitelijk gewoon passeert in een periode waarin zijzelf had kunnen ingrijpen?

De vraag is of de staatssecretaris tevreden is geweest met het offeren van de bestuurders. Zo ja, wat is dan haar oordeel erover dat de heer Kralt nog gewoon in de top van Espria zit? Wat vindt zij ervan dat de heer Brink nog rondrijdt in een dikke auto en door Philadelphia wordt doorbetaald? Kent zij ook huidig bestuurder de heer Venneman die enig verleden heeft in de teloorgang van het Slotervaartziekenhuis? Waarop is het vertrouwen in het bestuur gestoeld? Dit zijn bestuurders die hebben gekeken naar expansie, markt en fusie, en zichzelf goede, dikke salarissen gaven van zorggeld.

Dan hebben wij ook de commissarissen. Twee commissarissen zijn geofferd, en een gaat nog weg. Wij hebben een mooi inkijkje gehad door verkeerd of te vroeg verstuurde brieven en mailtjes. De heren Brinkman en Megens zijn het er nog niet echt over eens of zij wel een fout hebben gemaakt. Wij hebben wel vertrouwen in het feit dat zij geofferd zijn.

Ik vraag de staatssecretaris om het bestuur alsnog onder verscherpt toezicht te stellen, het liefst door het aanstellen van een zaakwaarnemer. Hij moet rust in de tent brengen en goed overleggen met alle partijen, ook met de or, waarmee de staatssecretaris niet heeft gesproken voordat zij de Kamer een brief stuurde. De zaakwaarnemer moet verder de koers van Philadelphia weer gericht op kwaliteit voortzetten.

Het lijkt alsof wij een debat voeren dat enkel over Philadelphia, het wanbeheer en de rol van de staatssecretaris gaat, maar het is uiteraard veel breder. De staatssecretaris weet dat ook. Wij hebben de IJsselmeerziekenhuizen gehad. Daar waar het bij Amsterdam Thuiszorg nog niet erg genoeg was, hebben wij na de IJsselmeerziekenhuizen de toezegging gekregen dat er een visie komt op goed bestuur. Wil de staatssecretaris daarbij de vraag betrekken wat zij doet met rondtrekkende falende bestuurders in de zorg? Vindt zij niet dat die falende bestuurders geen nieuwe bestuursfunctie in de zorg zouden moeten krijgen, wanneer zij vertrokken zijn wegens wanbeheer?

De voorzitter:

Kunt u afronden?

Mevrouw Leijten (SP):

Mijn laatste punt, voorzitter. In het regeerakkoord staat dat de AWBZ geen sector is die zich leent voor marktwerking. Hoe oordeelt de staatssecretaris dan over dit vrijelijke gedrag met zorggeld? Je kunt het mismanagement noemen of verkwisting, maar het zijn gevolgen van de marktwerking. Is zij bereid om een onderzoek te doen naar de mate waarin dit gebeurt? Of vindt zij het prima dat er met zorggelden vastgoedondernemer wordt gespeeld?

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Mevrouw Leijten sprak over de overdracht van onroerend goed van Philadelphia naar Woonzorg Nederland. Daar stelde zij vragen over. Heeft zij daar bezwaar tegen?

Mevrouw Leijten (SP):

Ja, voorzitter. Het is onderdeel van een herstelplan waar grote vraagtekens bij gezet zijn en waar nu nog accountantsonderzoek naar gedaan wordt. Het was goed geweest als dat niet was gebeurd, als het niet was gepasseerd op 1 januari, maar pas nadat het herstelplan volledig draagvlak had verkregen. Wat ik hoor, is dat er ook vastgoed overgaat voor bewonersgroepen van gehandicapteninstellingen. Met het oog op het scheiden van wonen en zorg vindt de heer De Vries dat waarschijnlijk een geweldig plan, maar ik ben er niet zo zeker van dat het per definitie een goed idee is.

De heer Jan de Vries (CDA):

Heeft mevrouw Leijten ook gelezen dat het College sanering zorginstellingen akkoord is gegaan met deze transactie, na beoordeeld te hebben of die op een juiste manier vorm heeft gekregen? Zonder die transactie waren de financiële problemen voor Philadelphia mogelijk nog groter geweest en dan hadden de zorgvragers van Philadelphia daar nadeel van ondervonden.

Mevrouw Leijten (SP):

Ja, maar dat is nu precies het probleem, mijnheer De Vries. Het herstelplan is ook in de periode dat het rapport naar de staatssecretaris ging, getorpedeerd door de vakbonden en door de OR. Het is stilgelegd. Dat hebben wij kunnen lezen in de krant. Er waren dus vraagtekens bij de financiële basis van het herstelplan. Dat komt omdat er toen een accountantsonderzoek lag van diezelfde OR. Die noemde de verkoop van het vastgoed niet nodig. Daarom wil ik graag van de staatssecretaris weten waarom zij niet in de derde week van december direct heeft ingegrepen en met de mensen om de tafel is gaan zitten. Dan had misschien onder dat herstelplan, waarvan dus een andere accountant zei: de financiële basis daarvan is helemaal niet gerechtvaardigd, niet op 1 januari die vastgoedtransactie hoeven doorgaan. Ik wil daar graag de mening van de staatssecretaris over horen, ook in het licht van het feit dat de fusie tussen Espria en Woonzorg Nederland – een fusie waar ook de heer De Vries zo tegen was – feitelijk is gepasseerd. Die banden zijn nu zo nauw dat het niet meer los te koppen is en dat zou ook een probleem voor hem moeten zijn.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Ik ben van mevrouw Leijten gewend dat zij een zaakwaarnemer wil aanstellen. Zij geeft net zelf aan dat er al sprake is van een fusie binnen Espria. Wat moet ik mij bij die zaakwaarnemer voorstellen? Gaat hij over geheel Espria of alleen over Philadelphia? En wat is de relatie dan tussen die zaakwaarnemer en het bestuur van Espria?

Mevrouw Leijten (SP):

Het onderzoek is gedaan naar Philadelphia, onderdeel van Espria. Volgens de brief van het college is het college van mening dat er een bijzonder toezicht op de raad van bestuur en de raad van toezicht voor de hand zou liggen. Dat is dan inderdaad dus Espria.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik maak uit uw woorden op dat u zich extra boos maakt over het feit dat door het inspringen van Espria, toen het probleem bij Philadelphia duidelijk werd, de banden nu vernauwd lijken te zijn. Hoe waardeert zij dan het gegeven dat uit de samenvatting van het rapport van het College sanering zorginstellingen naar boven komt dat het, als Espria dat niet had gedaan, heel waarschijnlijk was geweest dat Philadelphia in oktober daadwerkelijk failliet was gegaan?

Mevrouw Leijten (SP):

Het probleem is dat Philadelphia met het oog op die fusie, die uiteindelijk onder druk van de Kamer een bestuurlijke fusie is geworden zonder Woonzorg Nederland, in de voorgaande jaren de balans veel mooier heeft voorgesteld dan die was. Dergelijke dingen kunnen dus blijkbaar. Blijkbaar kun je je vastgoed anders waarderen dan verstandig is. Dat heeft Philadel­phia gedaan om een mooie partner te kunnen zijn voor Espria en voor Woonzorg Nederland. Dat heeft dus te maken met een bestuurscultuur. Die kaart ik hier vooral aan. Ik vind het zorgelijk dat Philadelphia zich in de jaren daarvoor heeft voorgedaan als een mooie bruidsschat en heeft gedaan alsof financieel alles op orde was om een fusiepartner te kunnen zijn. Als Philadelphia in die tijd een bestuur en een raad van commissarissen had gehad die eerlijk waren geweest, hadden wij eerder kunnen weten dat er financiële problemen waren en hadden wij kunnen inspringen. Immers, Philadelphia staat te goeder naam en faam bekend als instelling die kleinschalige zorg levert. Als wij eerder van de problemen hadden geweten, waren niet pas na de fusie de lijken uit de kast gekomen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Mevrouw Leijten geeft geen antwoord op mijn vragen. Zij geeft wel een grappige inkijk, namelijk dat zij namens Espria heel erg boos is dat deze instelling is voorgelogen en dat zij namens de Nederlandse bevolking minder boos is dat iedereen is voorgelogen over de besteding van publiek geld. Mijn vraag was hoe zij het gegeven waardeert dat de fusie – waar zij zo tegen was – ertoe heeft geleid dat Philadelphia niet failliet is gegaan en dat Espria het voor elkaar lijkt te krijgen dat een faillissement wordt afgewend.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben even verbolgen over het verkwisten van voor de zorg bestemd geld als mevrouw Van Miltenburg. Overigens heeft haar partij de liberalisering van de zorgmarkt volledig toegestaan. Ik denk overigens niet dat Espria Philadelphia heeft gered. Wel heeft Espria naar boven gekregen waar de problemen zaten en vervolgens actie ondernomen. De reden waarom Philadelphia de balans niet eerlijk in de boeken liet zien, was dat zij een goede huwelijkspartner voor Evean wilde kunnen zijn. Dat had alles te maken met de bestuurscultuur bij zowel Evean als Woonzorg Nederland en Philadelphia op het gebied van expansie en marktpositie.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter! Philadelphia Zorg is lange tijd "best practice" van de AWBZ geweest, het goede voorbeeld van een kleinschalig, vraaggestuurd zorgaanbod. Tegen de stroom in, destijds binnen een financieringssysteem dat uitging van aanbodgestuurde grootschalige voorzieningen, bewees Philadelphia dat het anders kon en dat het anders moest. Uit het rapport van het College sanering zorginstellingen komt één ding pijnlijk duidelijk naar voren. Juist in de periode dat de regelgeving in de AWBZ vraagsturing en kleinschaligheid ging belonen, dus niet liberalisering, veranderde Philadelphia in een organisatie die de vraag en ook de zorg uit het oog verloor ten gunste van megalomane projecten die niets met zorg te maken hadden.

Systemen veranderen organisaties niet; het zijn de bestuurders die de grootste invloed hebben. De toezichthouders moeten ervoor zorgen dat de bestuurders bij de les blijven. Philadelphia is bijna vijf jaar bestuurd door mensen die vergaten dat zij een zorgorganisatie leidden en dachten dat zij bij een investeringsmaatschappij werkten en, naar nu blijkt, nog een slechte ook. In plaats dat de toezichthouder ingreep, steunde deze juist de raad van bestuur in zijn queeste naar grootsheid. Ondertussen zijn 8000 cliënten van Philadelphia afhankelijk voor hun wonen, zorg, werk en vrijetijdsbesteding.

Geen wonder dat ik begin oktober gebeld werd door ouders van cliënten die volledig in paniek waren door berichten dat Philadelphia failliet was. Zij vreesden dat een faillissement directe sluiting van de 800 locaties zou betekenen en dat zij dezelfde dag weer zouden moeten gaan zorgen voor hun geliefden. In antwoord op vragen van de VVD hierover stelde de staatssecretaris dat cliënten altijd moeten kunnen vertrouwen op de continuïteit van de zorg die zij ontvangen. Verder gelastte de staatssecretaris direct een onderzoek door het College sanering zorginstellingen, een onderzoek dat leidde tot het onthutsende rapport. De raad van bestuur trad af en er werd een interim-bestuurder benoemd vanuit de moedermaatschappij Espria.

Als ik het rapport van het College sanering zorginstellingen goed lees, was Philadelphia daadwerkelijk failliet. Wat was er gebeurd als er daadwerkelijk een faillissement aangevraagd had moeten worden? Ligt er voor een dergelijk geval een noodplan op de plank? Tenslotte moeten de salarissen de volgende dag al doorbetaald worden, anders is er geen sprake van continuïteit van zorg.

In de brief van afgelopen vrijdag wordt een groot aantal maatregelen aangekondigd. Er komt een onderzoek door het College sanering zorginstellingen, wat wij zien als extra toezicht. Met de inspectie zijn afspraken gemaakt over extra toezicht op de kwaliteit, wat ook de VVD als noodzakelijk beschouwt. Maar hoe gaat het extra toezicht er op die 800 locaties uitzien? Is er daadwerkelijk sprake van extra toezicht of alleen maar van een extra formulier?

Voor de VVD staat het als een paal boven water dat de onrust in de organisatie zo snel mogelijk moet worden bedwongen. Wij snappen dan ook dat de staatssecretaris nu alle betrokkenen daarover heeft gesproken en – ik citeer uit haar brief – "gevraagd heeft om extra inspanningen van het bestuur". Maar wordt hiermee niet de suggestie gewekt dat de staatssecretaris enige invloed heeft op het verloop van de reorganisatie en op de invulling van het herstelplan? Of heeft zij ook daadwerkelijk invloed? Dan wil ik dat graag horen. Hoe gaat zij die dan vormgeven?

De VVD maakt zich ernstig zorgen over de kwaliteit en de taakopvatting van bepaalde toezichthouders in de AWBZ-sector. In dit rapport wordt dat ook nadrukkelijk benoemd als een groot probleem, in ieder geval bij Philadelphia. Hoe is het nu eigenlijk gesteld met de kwaliteit van de overige toezichthouders in de AWBZ en hoe weten wij dat er niet veel meer instellingen zijn waarvan jaarrekeningen worden goedgekeurd zonder dat zij deugdelijk zijn? Waarvoor hebben wij al dat toezicht als het blijkbaar niet werkt?

Ik begon mijn inbreng met de opmerking dat systemen niet maken dat er goede zorg wordt geleverd op de door ons gewenste manier. Het zijn de mensen en de bestuurders die daarop een veel grotere invloed hebben. Ik geloof niet dat wij, hoe graag wij het ook zouden willen, wetgeving kunnen maken waarin wij bestuurders dwingen om goed werk te kunnen doen. Wij mogen het wel eisen en moeten het ook verwachten, maar wanneer het fout is gegaan, moeten er wat ons betreft ook sanctiemogelijkheden zijn. De prangende vraag is: zijn die sanctiemogelijkheden er voor het straffen van falende toezichthouders? Is het, aansluitend daarop, mogelijk om die in dit geval in te zetten?

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Philadelphia Zorg is de grootste gehandicaptenzorgverlener van ons land en het is er een grote bende. Weer een raad van toezicht die geen toezicht heeft gehouden. Een raad van commissarissen die instemde met een wijziging die het bestuur in staat stelde de cijfers te flatteren. En weer een bovenmatige beloning voor de bestuurders.

Vorig jaar debatteerde de Kamer nog over de megafusie van onder andere Philadelphia tot Espria. Toen moest alles nog een kans krijgen. In no time verdween het eigen vermogen van bijna 25 mln. en een faillissement is ophanden. Het ergste van alles is dat uit het rapport is gebleken dat de aandacht voor het traditionele kernbedrijf – de zorg voor verstandelijk gehandicapten – ontbrak. Mijn fractie vindt dat walgelijk. Graaien, graaien en belangrijke mijnheren spelen, en vervolgens gewoon uit het oog verliezen waar het om gaat. De zorg voor mensen die niet zonder kunnen en die nu, door dit wanbestuur, onzeker is geworden.

De kwaliteit van zorg in de wooneenheden van Philadelphia in Twente, Gelderland en Rotterdam is onder de maat. Bewoners hebben een hoog tot zeer hoog risico op letsel door tekortschietende zorg volgens de inspectie. Inmiddels zijn debatten als deze wel gemeengoed geworden en gebeurt er niks. Dan weer een ziekenhuis op de rand van een faillissement en nu weer een megazorgverlener. Iedere keer zalvende woorden, maar intrinsiek is het fout.

Uit het interpellatiedebat van De Vries van 10 april jongstleden moeten wij constateren dat de dubbele sloten van minister Klink, de fusietoets van de NMa en het toezicht door de Nza, niet werken. En nu komt staatssecretaris Bussemaker met een waarschuwingssysteem. Maar ook mijn fractie denkt dat dat niet de oplossing zal zijn. De vuist moet op tafel, de cowboys moeten verkassen. Een Balkenendenorm en voor een kleine organisatie hooguit een halve Balkenendenorm. De omvang van de organisaties moet worden gemaximeerd, veel kleiner, drie is wel genoeg of het equivalent van 500 cliënten.

Philadelphia heeft 800 locaties. Als je twee locaties hebt, moet je je aandacht al over twee verdelen. Kun je nagaan als je er 800 hebt. Het eerdere rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de gehandicaptenzorg leerde ons al dat kleine concerns beter scoren dan grote. Die komen wellicht niet op het zotte idee om een hotel op Schiermonnikoog te kopen of een kasteel of een klooster of een museum.

De overhead moeten wij ook maximeren, op 15%. Uit onderzoek van het College sanering zorginstellingen is namelijk gebleken dat bij Philadelphia de rayondirecties een vijfde managementlaag vormden. Voorzitter, het is te gek voor woorden!

Er moet ook iets gebeuren aan de bijbanencultuur. Commissaris der Koningin Harry Borghouts, die als voorzitter van de raad van toezicht van de IJsselmeerziekenhuizen in de problemen kwam, heeft naast zijn hoofdbetrekking 17 bijbanen. De heer Elco Brinkman, voorzitter van de raad van toezicht van Philadelphia, heeft behalve zijn hoofdbetrekking nog 23 bijbanen. Bestuursvoorzitter Paul Smits van het Maasstad Ziekenhuis pleitte maandag in het Financieele Dagblad voor een maximum van vijf bijbanen. Mijn fractie denkt misschien wel aan een maximum van drie bijbanen. De heer Smits stelde ook dat het een nadeel is dat de raad van toezicht aan niemand verantwoording aflegt. De leden ervan worden nooit aansprakelijk gesteld. Een financieel debacle mag niet zonder financiële gevolgen blijven voor de vertrokken verantwoordelijken; voor de bestuurders, de commissarissen en de toezichthouders.

Ik moet nog spreken over de zorg aan gehandicapten. Klopt het bericht dat er wordt gesneden in de geleverde uren zorg en diensten en dat er geen sprake meer is van door het bestuur gegarandeerde zorg? Klopt het dat er is geïnvesteerd in kantoren in plaats van in zorg? Klopt het dat onzeker is of de salarissen van de zorgmedewerkers na deze maand nog kunnen worden betaald? Waarom wees de ondernemingsraad de plannen af om alle nieuwe activiteiten weer te verkopen en terug te keren naar de kerntaak, namelijk de zorg voor verstandelijk gehandicapten? In hoeverre gaat het feit dat er miljoenen verloren zijn, ten koste van de zorg voor gehandicapten? In hoeverre belandde het geld dat was bedoeld voor de AWBZ-zorg, in vastgoedprojecten? Leidt de vacaturestop tot minder zorg voor gehandicapten?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. D66 wil uitgaan van vertrouwen. Wij hebben vertrouwen in mensen en vertrouwen in de mensen die iedere dag opnieuw hun patiënten verzorgen en beter maken. Zij en de patiënten zijn iedere keer de dupe van dit soort praktijken. Opnieuw blijkt dat het vertrouwen van patiënten wordt geschaad door bestuurders en toezichthouders van zorginstellingen. De uitkomsten van het onderzoek van het CSZ zijn onthutsend. Er is sprake van megalomane bestuurders zonder oog voor hun klanten en van ongeïnteresseerde commissarissen. Zogenaamde ervaren managers en bestuurlijke zwaargewichten hebben er een bende van gemaakt, wellicht omdat zij twintig bijbaantjes hebben. Daarvan zijn de patiënten en de medewerkers van Philadelphia nu de dupe. Ik hoor de uitspraken van een van de bestuurders van Philadelphia, de heer Brinkman. Hij sprak in het verleden als minister van Welzijn over het belang van de zorgzame samenleving. Ik vraag mij af hoe hij dit nu in overeenstemming brengt met zijn rol bij Philadelphia.

Bij de behandeling van de begroting van VWS pleitte ik al voor een andere opstelling van de overheid. Een sterke markt vraagt om een sterke overheid. Als patiënten slechte zorg niet kunnen afstraffen, moet de overheid dit voor hen doen. Daartoe moeten wij krachtige instrumenten ontwikkelen. Er moet bestuurlijke aansprakelijkheid komen voor bestuurders en commissarissen. Daadkrachtige raden van toezicht zijn nodig, evenals stevig toezicht door de NMa, de NZa en de IGZ. De raad van commissarissen van Philadelphia heeft gefaald. Wij zagen zulk falen eerder optreden bij de IJsselmeerziekenhuizen. De medewerkers van zorginstellingen, de patiënten en de overheid kunnen momenteel niet vertrouwen op het toezicht van deze commissarissen. Hoe staat het met de bestuurlijke aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen? In eerdere debatten heb ik dit punt al aangeroerd. Sterker nog, inmiddels een aantal jaren geleden is een motie van mijn hand over bestuurlijke aansprakelijkheid aangenomen. Minister Bos heeft in een ander debat toegezegd dat hij in ieder geval in het kader van de kredietcrisis daarover het een en ander zal uitzoeken en de Kamer daarover zal berichten. Ik vraag de staatssecretaris om te bezien hoe hieraan vorm kan worden gegeven.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg moet toezicht houden op de kwaliteit van de geleverde zorg. Was de kwaliteit in gevaar en is die kwaliteit op dit moment in gevaar? Heeft de IGZ voldoende zware instrumenten om in te grijpen als de kwaliteit tekortschiet? Is er bijvoorbeeld al ervaring met de inzet van bestuurlijke boetes in dit type gevallen?

De overheid heeft een bijzondere plicht om op te komen voor mensen die niet voor zichzelf kunnen opkomen. Niet iedereen kan namelijk kiezen. Fusies hebben voor deze mensen mogelijk grote gevolgen. Wij moeten daarvoor dus speciale aandacht hebben. Hoe kan het dat geen van de betrokkenen bij de fusie de misstanden heeft opgemerkt waarop het CSZ wijst? Ik heb het hierbij over de verwaarlozing van kerntaken, de verbreiding van activiteiten en de onverantwoorde afname van het eigen vermogen door investeringen in vastgoed. Welke conclusies trekt de minister hieruit voor het toezicht op fusies door de NMa en de NZa? Houden deze autoriteiten wel voldoende rekening met de vraag of klanten nog wel iets te kiezen hebben? Kunnen ze ingrijpen voordat de kwaliteit van zorg daadwerkelijk verslechtert? Als klanten niet zelf de macht hebben om de zorg te sturen, moet de overheid de rol van kritische klant spelen. Via de zorgkantoren kunnen eisen worden gesteld. Maakt de staatssecretaris gebruik van deze mogelijkheid? Ik wil graag weten welke maatregelen zij de komende tijd zal nemen. Tevens ben ik nieuwsgierig naar de verbetering van de governance ten aanzien van de zorg.

Rest mij op te merken dat klanten, patiënten noch medewerkers weer de dupe mogen worden.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Philadelphia Zorg heeft zich in korte tijd ontwikkeld van wonderkind tot probleemkind. Tot vorig jaar een succesvol voorbeeld van persoonlijke, kleinschalige zorg aan verstandelijk gehandicapten, nu een tragisch voorbeeld van de zoveelste zorginstelling die door falend bestuur bijna failliet dreigt te gaan. De moeilijke situatie en de negatieve pers creëren veel onzekerheid voor cliënten en medewerkers van Philadelphia. Dat zij zich toch zo betrokken tonen bij de organisatie en zich inzetten voor het behoud van kleinschalige zorg, verdient een groot compliment.

Hoe heeft het zover kunnen komen? De Kamer heeft al vorig haar grote zorgen over de voorgenomen fusie uitgesproken. Nu blijkt dat deze fusie de aandacht van het bestuur voor de kerntaak van de organisatie heeft afgeleid. Onder invloed van de marktwerking was het bestuur bovendien te sterk bezig met het ontwikkelen van nieuwe zorgvormen in de vorm van onder andere vastgoedprojecten, waarop andere sprekers al zijn ingegaan. Mede hierdoor werd de aandacht van de kerntaak afgeleid.

GroenLinks is het volledig eens met het harde oordeel dat de staatssecretaris over bestuur en toezicht heeft uitgesproken. Wij zien reikhalzend uit naar de kabinetsbrief over goed bestuur bij zorgaanbieders. Ik sluit mij graag aan bij de pleidooien van voorgaande sprekers voor effectievere sancties. Ik vraag de staatssecretaris om te bevestigen dat dit punt in de kabinetsbrief wordt meegenomen.

De politieke vraag voor dit debat is: heeft de staatssecretaris tijdig ingegrepen en zijn de maatregelen die zij nu voorstelt afdoende? Laat ik beginnen met het punt van de tijdigheid. Philadelphia staat al een jaar in het brandpunt van de politieke belangstelling. Wij maakten ons allemaal grote zorgen over de fusie. Dan mag je verwachten dat de staatssecretaris deze organisatie extra in de gaten houdt en dat zijzelf degene is die als eerste de problemen signaleert. Zo is het echter niet gelopen. Het waren de media en Kamervragen die de boel in beweging hebben gebracht. Waarom zat de staatssecretaris hier niet van meet af aan bovenop? Wij vinden het heel goed dat er een "early warning"-systeem wordt ontwikkeld. Echter, hiervoor was toch geen "early warning" nodig? De politieke seinen stonden al overduidelijk op rood.

Tot slot de vraag of de maatregelen die de staatssecretaris treft afdoende zijn. Zij heeft met alle betrokkenen gesproken, het bestuur de wacht aangezet en laat de inspectie extra toezicht verrichten op de kwaliteit van de zorg. Daarnaast gaat het College sanering zorginstellingen aanvullend onderzoek doen naar het herstelplan en naar versterking van het bestuur. Deze staatssecretaris is dan wel laat in actie gekomen, maar ik vind dat zij nu aardig doorpakt. GroenLinks maakt zich echter over één belangrijk punt ernstige zorgen, namelijk het behoud van het kleinschalige zorgconcept. De staatssecretaris vermeldt dit expliciet als randvoorwaarde in haar onderzoeksopdracht aan het College sanering zorginstellingen. Echter, ditzelfde college is in zijn eerste rapport over Philadelphia juist kritisch over de mogelijkheden daarvoor. In de samenvatting lees ik dat het college vindt dat de kleinschalige formule zowel kwalitatief als financieel moeilijk houdbaar is voor cliënten met een zwaardere indicatie. Ik wil in dit debat graag expliciet van de staatssecretaris horen dat zij het hiermee niet eens is en dat behoud van kleinschaligheid voor alle cliënten uitgangspunt is.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Philadelphia Zorg is een zorginstelling die er prat op ging met kleinschalige en identiteitsgebonden zorg bij te dragen aan de menselijke maat. Veel zorgvragers, ouders en verwanten herkenden zich daar ook in. Tegelijkertijd was deze instelling blijkbaar ver boven de werkvloer alleen maar bezig met macht en grootschaligheid. Het College sanering zorginstellingen spreekt in een snoeiharde analyse veelzeggend over bestuurlijke obesitas. Die obesitas leidt ertoe dat Philadelphia Zorg vandaag in ademnood verkeert. De continuïteit van zorg voor een groot aantal kwetsbare verstandelijk gehandicapten is daarmee in gevaar.

In ons begrotingsdebat stelde ik de vraag: waar waren de toezichthouders bij Philadelphia? Wij moeten nu helaas constateren dat zij er feitelijk niet waren en als zij er waren, met de verkeerde dingen bezig waren. Zij beloonden de bestuurders ook nog eens buitensporig. Zij stuurden vervolgens wel de bestuurders naar huis, maar bleven zelf zitten. Blijkbaar was er een rapport van het College sanering zorginstellingen voor nodig om de ogen te openen. Is er naar het oordeel van de staatssecretaris sprake geweest van wanbestuur? Zo ja, welke conclusies trekt zij daaruit?

Het College sanering zorginstellingen noemt de financiële continuïteit van Philadelphia Zorg buitengewoon zorgelijk. Het stelt ook dat met het herstelplan per direct moet worden doorgepakt. Een accountant kijkt op verzoek van de ondernemingsraad en de raad van bestuur opnieuw naar de cijfers. Die uitkomst zal leidend zijn voor het herstelplan, maar wat betekent een andere uitkomst voor de conclusies van het College sanering zorginstellingen?

Voor de CDA-fractie is het nu van belang dat de continuïteit van zorg voor alle zorgvragers van Philadel­phia Zorg wordt gewaarborgd, juist omdat Philadelphia een landelijk werkende zorginstelling is en zo veel verstandelijk gehandicapten en hun ouders en verwanten hiervan afhankelijk zijn. Begrijpen wij goed dat in het herstelplan vooral wordt gesneden in de tussenlagen en in de bureaucratie? Dat zou helpen bij het verkrijgen van draagvlak voor het herstelplan en dat zou natuurlijk ook helpen bij het borgen van de kwaliteit.

Het College sanering zorginstellingen heeft aangegeven dat gehandicapten met een complexe zorgvraag aan een andere, meer deskundige aanbieder zouden moeten worden overgedragen. Ook de specifieke zorg voor groepen ouderen staat mogelijk ter discussie. Dat baart ons allemaal wel zorgen. Kan de staatssecretaris aangeven of de continuïteit van zorg ook voor deze specifieke groepen wordt gewaarborgd?

Het College sanering zorginstellingen adviseert om per direct een vorm van bijzonder toezicht op de raad van bestuur en de raad van commissarissen toe te passen. De inspectie gaat extra toezicht houden op de kwaliteit. Prima lijkt ons dat. Daarnaast wordt het College sanering zorginstellingen gevraagd om een vervolgonderzoek te verrichten. Maar kan van het College sanering zorginstellingen toezicht op de governance worden gevraagd en is er niet meer continu toezicht nodig op de uitvoering van het herstelplan? De aandacht van de bestuurders en toezichthouders werd opgeëist door fusietrajecten en men had meer aandacht voor groei en verbreding dan voor de uitvoering van de kerntaken. In onze ogen is dat een onthutsende conclusie. Het is ook een gevolg van een eenzijdige economische oriëntatie en het machtsdenken van bestuurders.

De fusie tot Espria had daarbij de kroon op het werk moeten worden, zo schrijft het College sanering zorginstellingen. Voor de CDA-fractie is het helder: Philadelphia heeft evenals Meavita bewezen wat de gevaren en nadelen zijn van al de opeenvolgende fusies. Zorgvragers, ouders, verwanten en medewerkers zijn dan ook allen van oordeel dat zo snel mogelijk het fusiebesluit met Evean en de personele unie met Woonzorg Nederland moeten worden teruggedraaid. Wij hopen dat de nieuwe bestuurders en toezichthouders ook tot dat inzicht zullen komen. Wij hopen dat daarnaast door een breed gedragen herstelplan het vertrouwen in Philadel­phia als een herkenbare en betrokken instelling snel kan worden hersteld. Dat gunnen wij graag alle zorgvragers, ouders, verwanten en medewerkers.

Ik rond af. Het moet uitzonderlijk zijn en blijven dat de Kamer debatteert over een individuele zorginstelling, maar helaas stapelen de debatten zich op. In principe moeten het interne toezicht, de medezeggenschap en het externe toezicht voldoende preventief en corrigerend kunnen werken. In veel gevallen werkt dat ook prima, maar wanneer sprake is van een verkeerde oriëntatie van bestuurders of van mismanagement, ontbreekt het naar ons oordeel helaas aan voldoende checks and balances en aan voldoende correctiemechanismen. De urgentie is daarom groot. Tegelijkertijd past het niet om te kiezen voor ad-hocmaatregelen. Daarom zijn wij blij met de aangekondigde integrale visie op goed bestuur van zorginstellingen. Wij verwachten deze visie uiterlijk in maart aanstaande. Alleen zo kan er weer snel een nieuwe balans ontstaan tussen het borgen van de publieke belangen in de zorg en het bezielde ondernemerschap dat daarvoor nodig is.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. De heer De Vries geeft, als ik hem goed begrijp, aan dat Philadelphia weer zo snel mogelijk op eigen benen moet gaan staan. Ik heb begrepen dat een belangrijk onderdeel van het herstelplan de activiteiten van Espria vormen. Binnen Espria wordt geprobeerd, de zaak op te lossen, zodat geen balanssteun nodig is. Hoe moet ik mij de combinatie voorstellen van aan de ene kant Espria met een raad van bestuur die daarvoor de verantwoordelijkheid heeft genomen, en aan de andere kant de wens tot defuseren?

De heer Jan de Vries (CDA):

Wij zijn het met het College sanering zorginstellingen eens dat het herstelplan een goede basis moet kunnen bieden voor een continuïteit van zorg en hopelijk ook het herstel van vertrouwen. Daarvoor moet je natuurlijk niet snel de bestaande raad van bestuur en de bestaande constructie weer gaan ontmantelen. De vraag is wel of het samengaan binnen Espria en de personele unie met Woonzorg Nederland voor de langere termijn de juiste keuze zal zijn voor het oplossen van de problemen op de langere termijn, maar ook voor het preventief werken, om een herhaling van zetten te voorkomen. Wij denken dat er binnen Espria weer een complexe organisatie ontstaat die uiteindelijk het gevaar op herhaling groter maakt en wij hopen dat dit uiteindelijk niet alleen wordt ingezien door de werknemers, de ouders en verwanten, maar ook door de bestuurders en toezichthouders.

De heer Van der Veen (PvdA):

Begrijp ik dan goed dat u er geen enkel vertrouwen in heeft dat Philadelphia zich binnen Espria kan blijven ontwikkelen zoals het zich tot nu toe heeft ontwikkeld? Als het gaat om de zorg zijn daar toch lovende woorden over gesproken.

De heer Jan de Vries (CDA):

Dat is iets te snel. Met het herstelplan moet nog gestart worden. Wij zijn er blij mee dat nu bestuurders zijn aangetreden die hun verantwoordelijkheid nemen, maar de vraag is wel of wij een verband wenselijk vinden, waarbij Philadelphia wordt ingebed in Espria, een woningbouwcorporatie, actief op het gebied van zorg en een instelling voor ouderenzorg. De CDA-fractie heeft daar ernstige twijfels over. De vraag is of dat niet leidt tot een complexe grootschalige instelling waarvan wij nu, terugkijkend op deze casus, zien welke gevolgen dat kan hebben.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik moet toch vaststellen dat de heer De Vries inmiddels wel een soort flipperkast is geworden als het gaat om Espria. Toen wij het grote debat hielden over de fusie was hij heel stellig van mening dat Philadelphia niet op mocht gaan in een grote organisatie. Bij de begrotingsbehandeling had hij een prachtige inbreng over kleinschaligheid. Ik heb hem toen gevraagd wat nu belangrijker was; de bestuurlijke context waarin iets plaatsvindt of het realiseren van daadwerkelijk kleinschalige en kwalitatief hoogwaardige zorg. Hij vond dat laatste het belangrijkst en hij zei dat hij daar de zaak aan af zou meten. Nu zegt hij net als een jaar geleden dat het volgens hem ondenkbaar is dat het mogelijk is dat in een grote organisatie kleinschalige en kwalitatief hoogwaardige zorg wordt gerealiseerd. Waar staat hij nu en welke politieke consequenties verbindt hij daaraan? Komt hij zo meteen met een initiatiefvoorstel tegen fusies?

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik zie een duidelijke continuïteit in denken, maar ook in spreken. De CDA-fractie heeft vorig jaar bij het debat over de fusie met Espria heel helder aangegeven dat zij grote nadelen zag aan die fusie en dat zij vond dat die fusie eigenlijk niet door zou moeten gaan. Gelukkig hadden wij via de minister voor Wonen, Wijken en Integratie de mogelijkheid om die fusie daadwerkelijk te blokkeren. Wij vinden nog steeds dat een dergelijke grootschalige fusie leidt tot een te grote afstand van bestuurders tot de werkvloer en tot een complexiteit die leidt tot meer bureaucratie. Dat zouden wij niet moeten willen. Wij denken dat Philadel­phia dat al in zichzelf heeft bewezen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Dan stel ik opnieuw vast dat u terug bent bij uw oude standpunten en vraag ik opnieuw of u dan komt met een initiatiefvoorstel om ervoor te zorgen dat fusies in de toekomst niet meer mogelijk zijn.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Fusies zijn niet per definitie onwenselijk. Daarom hebben wij in datzelfde debat ook gevraagd om een fusietoets, specifiek gericht op de zorg. Het kabinet heeft dat toegezegd en heeft daarvoor de Raad van State een advies gevraagd. Gisteren hebben wij van het kabinet een brief gehad waaruit blijkt dat de Raad van State daar de komende maand een advies over zal uitbrengen. Dat zal hopelijk leiden tot een fusietoets die hopelijk ook weer zal leiden tot correcties als bestuurders en toezichthouders onverantwoord met hun eigen verantwoordelijkheid omgaan.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik stel vast dat de heer De Vries het leiderschap van CDA'er Brinkman als voorzitter van de raad van commissarissen niet bezield heeft gevonden. Ik vind het knap dat hij zich zo uitspreekt. De heer De Vries zegt dat wij beter toezicht moeten houden op de bestemming van het publieke zorggeld. Er moeten nieuwe vormen van toezicht komen. Daartoe wil hij in maart een voorstel van de staatssecretaris en de minister ontvangen. Nu gaat het over zorggeld dat naar vastgoed gaat. Wat vindt hij ervan dat er zorg-BV's verdwijnen in private equity?

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik probeer deze hink-stap-sprong te volgen. In principe moeten toezichthouders van zorginstellingen dit soort gedrag, waarbij het gaat om andere doelstellingen, niet laten prevaleren boven de kerntaak, namelijk het leveren van goede zorg. De interne toezichthouders moeten kunnen ingrijpen. Als dat onverhoopt niet gebeurt, moet er een systeem bestaan waarin correctie door anderen kan plaatsvinden. Wij gaan ervan uit dat de toegezegde brief van de bewindslieden daarin meer samenhang brengt. Er moeten betere instrumenten komen om falende toezichthouders te kunnen corrigeren.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het jammer dat ik geen antwoord van de heer De Vries krijg. Een aandeelhouder kan ook toezichthouder op de besteding van het zorggeld zijn. Mijn vraag is of de CDA-fractie dit gewenst vindt. Als het antwoord ontkennend is, zoals bij de SP-fractie, dan kunnen wij samen optrekken. Ik stel de vraag nogmaals. Vindt de heer De Vries aandeelhouderschap via private equity een mogelijke vorm van toezicht waarmee de minister en de staatssecretaris in hun brief kunnen komen?

De heer Jan de Vries (CDA):

Dat is een heel andere discussie, die wij ook al bij de begrotingsbehandeling hebben gevoerd. De staatssecretaris en de minister hebben gezegd dat zij nog uitgebreid terugkomen op de noodzaak en de wenselijkheid van winstuitkering in de zorg. De CDA-fractie heeft toen al gezegd daarin vooralsnog geen toegevoegde waarde te zien. Wij zien alleen maar nadelen en wachten met belangstelling de definitieve reactie van het kabinet af.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De heer De Vries heeft net als ik zijn zorgen uitgesproken over de continuïteit van zorg aan bepaalde groepen cliënten, die dikwijls een wat zwaardere indicatie hebben. Ik ben benieuwd of hij het met mij eens is dat de uitspraak van het College sanering zorginstellingen dat de kleinschalige formule van Philadelphia kwalitatief en financieel moeilijk houdbaar is, niet onderbouwd en niet wenselijk is.

De heer Jan de Vries (CDA):

Mevrouw Sap stelt terecht dat onderbouwing voor deze uitspraak ontbreekt. Ik heb hem als volgt gelezen. Bij de investeringskeuzen en de keuze voor kleinschalige initiatieven heeft de raad van bestuur zich onvoldoende afgevraagd of deze voorzieningen ook rendabel zijn te exploiteren. Dat is onverantwoord management, want het brengt de continuïteit van deze voorzieningen in gevaar. Ik hoop met mevrouw Sap dat Philadelphia de mogelijkheid vindt om tot een gezonde exploitatie te komen, waarbij alle kleinschalige voorzieningen in stand kunnen worden gehouden.

Ik zou het zorgelijk vinden als men ervoor koos bepaalde groepen verstandelijk gehandicapten met een complexe zorgvraag over te dragen aan een andere zorgaanbieder. Dat moet naar onze mening dan in goed overleg gebeuren met alle betrokkenen, zoals ouders en verwanten. Men heeft immers bewust gekozen voor het concept van Philadelphia. Men geloofde daarin en een eventuele nieuwe zorgaanbieder moet het vertrouwen genieten van dezelfde ouders, verwanten en zorgvragers.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat is een lang antwoord en ik ben de draad een klein beetje kwijt. Ik zou graag helder van de heer De Vries willen vernemen of hij ook van mening is dat behoud van de kleinschalige formule een belangrijk uitgangspunt is en moet blijven in de toekomst. Wij kennen in Nederland immers nog maar weinig kleinschalige formules.

De heer Jan de Vries (CDA):

Zeker. Dat lees ik overigens ook in de stukken van het College sanering zorginstellingen en van Philadelphia. Dat is de ambitie. Dit moet uiteindelijk wel vorm krijgen op een wijze waarbij ook de continuïteit voor de langere termijn is gewaarborgd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Wat jammer toch dat een prachtige organisatie als Philadelphia Zorg zo in de problemen is geraakt. Zij was toch de jaren door een paradepaard op dit beleidsterrein, een voorbeeld voor velen, een organisatie en instelling waar je warme gevoelens bij had. Ik wind er geen doekjes om: ook vanwege de identiteit was ik er heimelijk trots op.

Wat nu? Bestuurlijke obesitas, het zal je maar gezegd worden. Toch is dit de conclusie – een heftige – van het College sanering zorginstellingen. Die rapportage heeft ook mijn fractie geschokt. De ene fusie stapelde zich op de andere. Er zijn zorgactiviteiten ontwikkeld waarvoor Philadelphia Zorg weinig expertise in huis had. Er werd veel geld geïnvesteerd in onroerendgoedprojecten. De combinatie van al deze factoren leidde tot de zeer zorgelijke financiële situatie waarin men nu verkeert.

Dit dwingt tot de vragen: hoe kon het zo ver komen, had het kunnen worden voorkomen en hoe nu verder? In de eerste plaats is natuurlijk de raad van bestuur verantwoordelijk, maar het bestuur was kennelijk bezig met grootse vergezichten, meer dan met de bekende governanceregels. De raad van commissarissen heeft niet op tijd hard aan de rem getrokken. Dat geeft te denken. Blijkbaar was de cultuur zodanig dat de checks and balances al jaren in onbalans waren geraakt. Welke consequenties worden er aan dit mismanagement verbonden? Zijn er ook nog juridische consequenties of moet dat nog worden onderzocht?

Ik heb al gevraagd hoe het zo ver heeft kunnen komen. Er waren toch voldoende toezichthoudende organisaties, zou je zeggen. Of de toezichthouders hebben op cruciale momenten zitten slapen – dat mag je van mensen van die allure toch nauwelijks veronderstellen – of de verschillende toezichthouders hebben op het cruciale moment toch net te weinig instrumenten gehad om de rem aan te trekken en bij te sturen. Dit leidt tot fundamentele vragen over de bestuursstructuur, de toezichthouders enzovoort rondom zorginstellingen. Het is heel goed dat er nu een brief is toegezegd om tot een integrale visie te komen. Enkele collega's zeiden het al: wij moeten die zo snel mogelijk maar in ieder geval dit voorjaar bespreken en daaraan consequenties verbinden.

Wij willen graag kleinschalige zorg. Daar was Philadelphia nu juist sterk in. Dat is toch overruled door de hang naar groot, groter, nog groter. Dat is jammer. Die schaalvergrotingsinitiatieven kunnen te maken hebben gehad met de politieke omgevingsfactoren, de budgettering en wat dies meer zij. De vraag dringt zich op of wij verder moeten gaan met die fusies of dat wij naar ketensamenwerking moeten overgaan en naar een steviger fusietoets.

Tot slot komt het er nu op aan, alles op alles te zetten om de organisatie weer op de rails te krijgen. Ik hoop oprecht dat het personeel niet op de blaren hoeft te zitten en dat de continuïteit van de zorg op het patiënt/cliëntniveau gewaarborgd is. Mijn fractie spreekt graag vertrouwen uit in de maatregelen die de staatssecretaris heeft overgenomen uit het onderzoek van het College sanering zorginstellingen. Terug naar de kerntaken, stoot alle niet kernactiviteiten zo snel mogelijk af en houdt streng toezicht op de voortgang en de vooruitgang. Alle belanghebbenden moeten snel samen om de tafel om een door alle partijen gedragen oplossing te ontwikkelen. Ik wens ieder daarbij veel succes.

Mevrouw Agema (PVV):

De heer Van der Vlies stelt dat de toezichthouders mensen van allure zijn en hij vraagt zich af of zij niet meer mogelijkheden voor hun toezichthoudende taken zouden moeten krijgen. Deze "mensen van allure" zijn vaak mensen die naast hun hoofdbetrekking een aantal bijbanen hebben, zoals de heer Brinkman, die 23 bijbanen heeft. Is dat misschien een beetje te veel, waardoor deze mensen hun toezichtbanen niet goed meer kunnen uitvoeren?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik laat mij niet dringen in de rol om voor de bedoelde "mensen van allure" een maat te stellen. Die mensen moeten zich echter wel de spiegel voorhouden en zich de vraag stellen: heb ik misschien verantwoordelijkheden willen dragen die ik blijkbaar niet in alle opzichten heb kunnen waarmaken? Dat is een terechte vraag, maar die geldt veel algemener. Die geldt ook voor Kamerleden.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat klopt. Als die spiegel echter wat vertroebeld is, zou er dan niet een richtlijn voor het toezicht in de zorgsector moeten komen? Daartoe zou het initiatief door de Kamer of het kabinet genomen kunnen worden. Hoeveel bijbanen zou een bestuurder of toezichthouder moeten kunnen hebben? Of zegt de heer Van der Vlies dat het de eigen verantwoordelijkheid van een bestuurder of toezichthouder is om twintig, veertig of zestig bijbanen te hebben, ongeacht de gevolgen die dat kan hebben voor de zorg?

De heer Van der Vlies (SGP):

Het gaat hier primair om een eigen verantwoordelijkheid. Als men een verzoek ontvangt om toe te treden tot enig college, waar een bepaalde verantwoordelijkheid aan gekoppeld is, dan dient men zich af te vragen of men daar voldoende ruimte voor beschikbaar kan stellen en of men daar voldoende bovenop kan zitten. Dat is allereerst een persoonlijke verantwoordelijkheid. De wetgever moet daar naar mijn mening ver van wegblijven, want hoe zouden wij op dit punt een maat kunnen stellen?

Het andere verhaal is de integrale visie op governance en good governance. Daar komen wij binnenkort over te spreken. Daar zijn de lijnen voor uitgezet.

De voorzitter:

Dat is inderdaad het geval. De brief is er en die is ook geagendeerd.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Het is treurig om te moeten constateren dat wij voor de zoveelste keer in deze Kamer praten over een instelling die in de problemen komt door falend bestuur en toezicht. Het rapport van het College sanering zorginstellingen en de brief van de staatssecretaris zijn er volstrekt helder over dat hier sprake is geweest van falend bestuur en toezicht. Ook anderen hebben dat gezegd. In dit verband vraag ik de staatssecretaris, te onderzoeken of het mogelijk is de bestuurlijke aansprakelijkheid in deze situatie na te gaan. Het is des te treuriger – ook anderen hebben dat genoemd – dat Philadelphia tot voor enkele jaren geleden een rolmodel vervulde in de Nederlandse samenleving, zeker op het vlak van de zorg voor gehandicapten in Nederland.

Ik ben blij te kunnen constateren – ik doe dat op basis van het rapport van het voornoemde college en de brief van de staatssecretaris – dat het bestuur van Espria zijn verantwoordelijkheid genomen heeft. Al meerdere malen hebben wij gewezen op het belang van good governance. Om die reden hebben wij in november 2008 de minister per motie verzocht om zo snel mogelijk te komen met een nota inzake bestuur en toezicht. Het doet ons deugd dat de minister bij brief heeft laten weten dat hij dit samen met de staatssecretaris zal doen. Wij onderstrepen het verzoek van de collega's van de CDA-fractie om dat zo snel mogelijk te doen, liefst voor 1 maart aanstaande, want wij moeten af van de situatie dat wij elke keer opnieuw discussiëren over dit soort zaken zonder dat wij een houvast hebben en zonder dat wij beschikken over criteria.

In het herstelplan staat dat er 330 banen verloren zouden gaan. Ik kan mij voorstellen dat dit voor veel onrust onder het personeel heeft gezorgd. Namens mijn fractie uit ik mijn respect en waardering voor het personeel, dat onder deze moeilijke omstandigheden zijn werk blijft doen. Voor ons is het dan ook erg belangrijk dat gegarandeerd kan worden dat het personeel vanaf dit moment tijdig en volledig geïnformeerd wordt.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik heb een vraag over de opmerking van de heer Van der Veen dat wij heel snel de brief van de regering moeten ontvangen, omdat wij houvast en normen nodig hebben om de raden van toezicht te kunnen beoordelen. Waar denkt de heer Van der Veen dan concreet aan? Denkt hij aan de regel: u moet het goed doen?

De heer Van der Veen (PvdA):

Wat mijn fractie betreft, mogen er regels gesteld worden voor het aantal commissariaten dat men mag hebben. In het bedrijfsleven is het heel gebruikelijk dat men niet meer dan vijf commissariaten mag hebben. Ik vind dat wij daar een uitspraak over kunnen doen. Het gaat dan ook om de cure-sector, de ziekenhuissector. Hoe zit het bijvoorbeeld met de verantwoordelijkheid van een raad van bestuur en de in het ziekenhuis werkzame specialisten? Laten wij niet vergeten wat er bij de IJsselmeerziekenhuizen is gebeurd. Specialisten konden daar buiten de raad van bestuur om van alles doen. Overigens gebeurt dat ook bij andere ziekenhuizen. De staatssecretaris moet daarover een uitspraak doen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Welke regels je ook bedenkt, uiteindelijk zullen mensen de intrinsieke behoefte moeten hebben om het goed te doen. In dit geval zijn er toch wel heel veel aanwijzingen dat men die behoefte niet had.

De heer Van der Veen (PvdA):

De mens is complex. Misschien hebt u het boek De Prooi gelezen over het bestuur van ABN AMRO: over mensen van allure gesproken! Daaruit zou u in ieder geval duidelijk zijn geworden dat psychologie een heel belangrijke rol speelt en dat je behalve regels mensen nodig hebt die passie hebben voor hun werk, goed kunnen besturen en hun vak beheersen. Je kunt mensen daarbij helpen door goede voorwaarden te creëren en mensen af te rekenen aan de hand van criteria. Als die criteria ontbreken, komen mensen te gemakkelijk weg. Dat geldt zeker ook voor de zorg.

Voorzitter. Het is belangrijk dat gegarandeerd wordt dat de cliëntenraad en de participatieraad voldoende gehoord en betrokken worden bij het herstelplan. Met andere woorden: hoe gaat de staatssecretaris zorgen voor voldoende draagvlak voor toekomstige beslissingen?

Voorop staat voor mij dat de continuïteit van de zorg gegarandeerd moet worden. Wij hechten eraan dat daarbij de kleinschaligheid van de voorzieningen als uitgangspunt wordt genomen. Vanuit die kleinschaligheid moet teruggeredeneerd worden naar de hoofdorganisatievorm. Daarvoor kan een fusie nodig zijn, maar misschien kan het ook zonder een fusie. Voorop staat dus de zorg voor de cliënt en in dit geval zorg in een kleinschalige voorziening.

Mevrouw Agema (PVV):

Het is een lichtpuntje dat ook de PvdA-fractie vindt dat het aantal commissariaten aan een maximum wordt gebonden. Een maximum van vijf commissariaten is een heel mooi openingsbod en ik stel voor dat wij er samen voor gaan zorgen dat wij dit punt binnenhalen.

Moeten gewezen bestuurders en vertrokken toezichthouders verantwoording afleggen? Vindt u dat ze gewoon kunnen vertrekken of moeten mensen die duidelijk hebben gefaald, daarvan de gevolgen ondervinden?

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik zei al dat onderzocht moet worden of er sprake is van bestuurlijke aansprakelijkheid. Als je de verantwoordelijkheid op je neemt voor het toezicht op of het bestuur van een organisatie, dien je daarop afgerekend te worden, zowel wanneer het goed gaat als wanneer het slecht gaat. Dat maakt wat mij betreft ook onderdeel uit van de gevraagde notitie.

Om misverstanden te voorkomen: als ik akkoord ga met zes commissariaten, dan moet u mij straks niet verwijten dat ik vandaag over vijf commissariaten heb gesproken. Ik vind dat je het aantal moet limiteren, maar over het maximum moeten wij natuurlijk nog wel met elkaar in debat.

Voorzitter. Hoe kan worden voorkomen dat kleine initiatieven als de bewoners van het vegetarische centrum de dupe worden van het mismanagement?

Ik ben zeer verbaasd over de nogal ongelukkige mailwisseling die wij hebben ontvangen over de cijfers. Ik hoop dat de externe accountant hierover zo snel mogelijk uitsluitsel zal geven.

Gelet op het rapport van het college en het oordeel van de staatssecretaris ga ik ervan uit dat er geen politieke of publieke discussie zal ontstaan over afvloeiingsregelingen. Mijn fractie zou dat niet begrijpen en ook niet accepteren.

Ten slotte hoop ik dat het vertrouwen tussen de bij Philadelphia betrokken partijen zo snel mogelijk wordt hersteld. Dat is van groot belang voor de cliënten en hun zorg.

Mevrouw Leijten (SP):

In Espria, de organisatie die tot stand is gekomen na de bestuurlijke fusie, zitten bestuurders die eerder verantwoordelijk waren voor Evean en Philadelphia. Bovendien heeft de raad van commissarissen ook Woonzorg Nederland onder zich. U weet dat en ik vraag mij dan ook af hoe u een compliment kunt geven aan het bestuur van Espria voor het feit dat men de problemen bij Philadelphia boven water heeft gekregen. Moet uw conclusie niet zijn dat de bestuurders van Philadelphia de zaken te mooi hebben voorgesteld en dat de bestuurders van Evean sliepen toen zij in het huwelijksbootje stapten? Zou het verder niet beter zijn om een punt te zetten achter de integratie en om de bestuurlijke fusie te ontbinden?

De heer Van der Veen (PvdA):

Het bestuur van Espria en dus de bestuurderen van Woonzorg en Evean, moeten zich behoorlijk bekocht hebben gevoeld nadat de cijfers van Philadelphia boven tafel kwamen. Ik weet uit ervaring dat je cijfers op verschillende manieren kunt vormgeven. Bij Philadelphia heeft het te maken met boekhoudkundige criteria voor de herwaardering van bepaalde zaken. Daar heeft men een externe accountant naar laten kijken, die niets heeft geconstateerd. Voor zover mijn informatie strekt, hebben de bestuurderen van Evean en Woonzorg niet zitten slapen. Ik geef ze een pluim omdat zij de zaak niet hebben laten verzanden in een juridische discussie met Philadelphia over wie gelijk heeft en of ze een kat in de zak hebben gekocht. Zij verdienen waardering voor het nemen van hun verantwoordelijkheid en het aanpakken van de zaak. Dat laat mijn oordeel over de wenselijkheid van de fusie onverlet. Mijn conclusie is slechts dat bestuurderen hun verantwoordelijkheid hebben genomen; dat waardeer ik. Ik constateer verder dat de bestuurderen geen balanssteun hebben gevraagd; ook dat waardeer ik. Nogmaals, dat laat onverlet of deze fusie verstandig is. Op dit moment weet ik daar te weinig van.

Mevrouw Leijten (SP):

Maar wat als diezelfde toezichthouders daar nog steeds zitten? De geest van Philadelphia, het streven naar marktexpansie, verbreding en een fusie, heerst natuurlijk ook bij Evean en Woonzorg. In dat licht is het de vraag of zij een compliment verdienen. Wij kunnen beter kijken of de NZa wel goed controleert en of de accountants wel deskundig en niet geïncorporeerd zijn.

De heer Van der Veen (PvdA):

"Natuurlijk" ligt mij niet zo in de mond. Ik zie die oorzakelijke verbanden niet zo. Ik constateer van afstand dat Philadelphia zijn cijfers heeft opgepoetst, wellicht vanwege de fusie; dat deugt niet. Vervolgens constateer ik dat de twee bestuurderen van Woonzorg en Evean dit naar mijn idee niet hadden kunnen zien, gelet op het feit dat zij er een accountant naar hebben laten kijken. Of die accountant zijn werk wel of niet goed heeft gedaan, kan ik niet beoordelen, maar op zich getuigt het van bestuurlijke wijsheid om een accountant te laten kijken naar een club waarmee je gaat fuseren. In dat licht kun je de twee bestuurders van Evean en Woonzorg niet verantwoordelijk stellen voor de situatie die men bij Philadelphia heeft aangetroffen. Nogmaals, ik waardeer dat men niet in de normale reflex – veel bestuurderen zouden dat in zo'n fusiesituatie doen – is geschoten: het eigen blazoen schoon poetsen, alle juristen uit de kast trekken en de club aanpakken waarmee je wilt fuseren. Het was slecht geweest als zij dat hadden gedaan. Dan waren er gigantische juridische gevechten ontstaan waarin alle bestuurlijke energie was gaan zitten, wat ten koste zou zijn gegaan van de zorg. Ik geloof dat men de verantwoordelijkheid om deze zaak recht te zetten op zich heeft genomen om de zorg te waarborgen. Mevrouw Leijten zit er waarschijnlijk beter in dan ik om te kunnen zeggen dat accountants "geïncorporeerd" zijn; "natuurlijk" dit of "natuurlijk" dat.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik stel wel vast dat de gewezen bestuurder nog steeds zit in de mailwisseling tussen de heer Brinkman en de heer Megens die wij hebben gezien. Hij is nog gewoon lid van de besturen van de andere corporaties. Er is dus iemand geofferd voor de show.

De heer Van der Veen (PvdA):

Dit laat ik volstrekt aan de veel meer intellectuele bagage hebbende mevrouw Leijten. Ik kan niets anders zien dan wat ik lees, en daarop baseer ik mijn conclusies en oordeel.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Het rapport van het College sanering zorginstellingen laat aan duidelijkheid niets te wensen over: zorginstelling Philadelphia is in de problemen geraakt doordat de raad van bestuur en de raad van commissarissen opzichtig hebben gefaald in het uitoefenen van hun verantwoordelijkheden. De fractie van de ChristenUnie is erg geschrokken van het rapport. Het is zeer ernstig dat een zorginstelling met een goede staat van dienst in korte tijd door wanbeheer zo in de problemen is geraakt. Het is daarom goed dat er vandaag in de Kamer over wordt gesproken. Voor de fractie van de ChristenUnie staat voorop dat de continuïteit van de zorg moet zijn gewaarborgd. Het gaat om een zeer kwetsbare groep mensen. Bovendien bestaan er nog onduidelijkheden over de voortgang en de inrichting van het proces dat uiteindelijk tot een oplossing moet leiden. De fractie van de ChristenUnie steunt dan ook de maatregel van de staatssecretaris waarmee zij de IGZ en het CSZ in de overbruggingsperiode een extra toezichthoudende taak heeft gegeven. Op welke termijn wil de staatssecretaris dat het vervolgonderzoek van het CSZ is afgerond?

Wat er nu verder met zorginstelling Philadelphia moet gebeuren, is in de eerste plaats een zaak van de betrokken partijen zelf. Er ligt een herstelplan, dat nog aan een nader onderzoek wordt onderworpen. De fractie van de ChristenUnie is van mening dat het herstelplan goede aanknopingspunten biedt voor verbetering. Belangrijk is dat de zorg weer centraal komt te staan in de organisatie en dat maatregelen worden genomen om de afstand tussen het bestuur en de werkvloer te verkleinen. Volgens de ChristenUnie kan "groot" alleen als de verantwoordelijkheden en sturingsmogelijkheden laag liggen.

De ChristenUnie is zeer te spreken over de gesprekken die de staatssecretaris heeft gevoerd met de verschillende betrokkenen en het feit dat zij veel waarde hecht aan de verkregen informatie. De cliëntenraad en de participatieraad hebben kenbaar gemaakt nadrukkelijker bij het proces te willen worden betrokken. Zij maken zich vooral zorgen over het behoud van de specifieke identiteit van Philadelphia. De fractie van de ChristenUnie ziet graag dat dit aspect nadrukkelijk bij het vervolgonderzoek van het CSZ wordt betrokken. Kan de staatssecretaris dit toezeggen?

Voor de lange termijn zal moeten worden bekeken of aanvullende wet- en regelgeving noodzakelijk is. Terecht wordt in de brief verwezen naar de situatie van de IJsselmeerziekenhuizen en het "early warning"-systeem. Het is belangrijk dat zo'n systeem er zo snel mogelijk komt. De vraag is natuurlijk wat er vervolgens met de vroegtijdige melding wordt gedaan. Het is belangrijk dat er in de toekomst meer duidelijkheid komt over de vraag wat good governance is en dat daar ondubbelzinnig op kan worden getoetst. De fractie van de ChristenUnie verzoekt de staatssecretaris in de aangekondigde brief over goed bestuur bij zorgaanbieders met concrete voorstellen hiervoor te komen.

Wat betreft fusie blijft de fractie van de ChristenUnie van mening dat discussies in de Tweede Kamer zich niet moeten toespitsen op specifieke casuïstiek, maar veel meer moeten gaan over de marktwerking in de zorg zelf. Welke samenwerkingsvormen zijn acceptabel, zodat de overheid de kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid van zorg kan garanderen? Dit moet in wet- en regelgeving worden geborgd, zodat wij niet voortdurend in discussies terechtkomen over de vraag of een specifieke fusie doorgang mag vinden. Met goede wet- en regelgeving weet de NMa wat haar te doen staat.

Volgens de ChristenUnie kunnen de verantwoordelijkheden en sturingsmogelijkheden alleen laag liggen. Er zal voortdurend moeten worden bekeken wat de toegevoegde waarde van een fusie of andere samenwerkingsvorm is voor de cliënt. Laten wij vooral niet vergeten dat succes vooral ook zit in het gedrag van mensen en niet alleen in structuren.

De vergadering wordt van 14.35 uur tot 14.45 uur geschorst.

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Het is treurig dat wij vandaag moeten spreken over een instelling die een zeer goede naam had en in het land bekend stond vanwege het concept van kleinschaligheid, maar nu in de problemen zit. Net als de Kamer ben ik van mening dat de conclusies van het College sanering zorginstellingen hard zijn en dat daar maatregelen bij horen.

Ik heb geprobeerd, na ontvangst van het rapport van het College sanering zorginstellingen op 18 december, mij een goed beeld te vormen van wat er precies bij Philadelphia aan de hand is. Ik heb daarom gesproken met onder andere de raad van bestuur van Philadelphia, de voorzitter van de raad van commissarissen, de cliëntenraad en hun vertegenwoordigers in de participatieraad. Tegen mevrouw Leijten zeg ik dat ik afgelopen maandag met de ondernemingsraad heb gesproken, na het versturen van de brief. Ik had immers een verzoek uit de Kamer gekregen om die brief onmiddellijk te versturen. Wij hebben in zeer korte tijd zeer veel overleggen gevoerd. Ik heb daar zo veel mogelijk zelf bij aanwezig willen zijn. Daarom vond het overleg met de ondernemingsraad afgelopen maandag plaats. Voorts hebben wij intensief overleg gevoerd met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en met de zorgkantoren.

Ik ben het dan ook niet met mevrouw Sap eens dat wij te laat hebben gereageerd, terwijl alle seinen al op rood stonden. Wij hebben hier een uitgebreid debat gehad over Espria. Destijds hebben wij daar ook maatregelen genomen. Ik herinner mevrouw Sap eraan dat door het ingrijpen van de minister voor WWI de bestuurlijke fusie toen niet door is gegaan. Nadat wij in het najaar signalen hebben ontvangen, heb ik zelf het College sanering zorginstellingen gevraagd om actie te ondernemen.

Ik kom straks terug op de wijze waarop de minister en ik dit soort incidenten willen vertalen naar meer structureel beleid, een "early warning"-systeem. Bij het ontbreken ervan mag de Kamer mijn vraag aan het College sanering zorginstellingen zien als een manier van omgaan met "early warning". Direct nadat wij het rapport hebben gekregen, hebben wij afspraken gemaakt met de raad van bestuur over de wijze waarop wij een en ander met elkaar moesten wisselen. In het kerstreces dat hiertussen zat, hebben wij het rapport goed tot ons genomen. Direct op de eerste werkdag na het reces zijn de eerste acties ondernomen, juist omdat ik dit van het allergrootste belang vond.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Hetgeen ik heb opgemerkt over het te laat reageren, ging er vooral over dat de staatssecretaris op signalen van buitenaf reageert. Dit waren signalen uit de media en Kamervragen. Zij heeft niet gereageerd op signalen die vanuit haar eigen toezicht op de organisatie voortkomen. Is dit dan niet te laat, als je weet dat je met een organisatie te maken hebt die politiek gezien heel gevoelig is? Waarom wordt die organisatie dan niet zo goed in de gaten gehouden dat de staatssecretaris zelf de actie onderneemt in plaats van te reageren op signalen van buitenaf?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik heb zelf gereageerd. Ik was immers degene die het College sanering zorginstellingen heeft gevraagd om actie te ondernemen. Dit doe je op grond van diffuse signalen, waaronder signalen van mijn eigen inspectie, maar ook signalen die mijn medewerkers hebben gekregen. De optelsom daarvan zorgt ervoor dat je zegt: er is meer aan de hand. Vorige week heeft de Kamer van mij het rapport van de inspectie over gehandicapteninstellingen gekregen. Daarin staat dat een aantal locaties van Philadelphia streng is gecontroleerd en wat de reden van de inspectie was om deze herhaaldelijk te bezoeken. Er staat ook in het rapport dat op een aantal punten verbeteringen zijn aangebracht. Deze signalen samen, en het feit dat het hierbij om een grote instelling gaat waarbij veel cliënten en medewerkers zijn betrokken, hebben ertoe geleid dat ik in oktober actie heb ondernomen. Het is immers geen licht besluit om een College sanering zorginstellingen te vragen, een diepgravend onderzoek te doen naar een instelling.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik waardeer het ook dat de staatssecretaris dat diepgravende onderzoek heeft laten doen, laat daar geen misverstand over bestaan. Toch kan ik dit geen tijdige reactie vinden. Wij waren bijna te laat! Het was bijna zo serieus dat de instelling failliet is gegaan. Ik zou toch van de staatssecretaris willen weten of dit niet al veel eerder aan het licht had kunnen komen, als zij al eerder dat onderzoek van het college had ingesteld. Ik wil ook graag van haar horen of het "early warning"-systeem dat wij in de toekomst krijgen, er wel voor zorgt dat wij eerder in het proces zicht krijgen op problemen, zodat wij niet steeds onder deze enorme druk met oplossingen moeten komen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Dat mag je hopen. Ik kom straks terug op de lessen die wij uit deze kwestie trekken. Ik zou u willen vragen, mij in de gelegenheid te stellen om eerst in te gaan op de casus Philadelphia. Ik heb u al gezegd: natuurlijk moet het onder druk gebeuren. Als er problemen zijn, heb je vaak niet veel tijd meer om nog eens rustig te bedenken hoe je een en ander kunt oplossen. Ik zeg u dat de actie die wij nu ondernomen hebben, eigenlijk een soort van "early warning" is. Ik heb dat pas kunnen doen toen er signalen waren. Het lijkt mij ook niet wenselijk om dat al te snel te doen. Ik dacht dat het mevrouw Koşer Kaya was die zei: wij willen uitgaan van vertrouwen. Ik wil ook uitgaan van vertrouwen in de zorg, omdat het mijn stellige overtuiging is dat, zeker in de langdurige zorg, de beste kwaliteit van zorg geleverd wordt waar er een directe relatie is tussen de cliënt, de professional en de instelling. Je moet ervan uit kunnen gaan dat dit op basis van vertrouwen geschiedt. Waar dat vertrouwen misbruikt wordt, moet je hard ingrijpen.

Ik constateer – ook daar kom ik straks op terug – bij een aantal algemene opmerkingen over de governance dat die zeker in deze kwestie voor verbetering vatbaar is, maar dat wij daar ook lessen voor de toekomst uit kunnen trekken. Het zou niet wenselijk zijn om nu alle ongeveer 3000 instellingen in de langdurige zorg bij voorbaat onder verscherpt toezicht te stellen. Dat zou een onwerkbare situatie opleveren en dan zou u mij hier weer naartoe halen om mij te zeggen dat mijn systeem gebaseerd is op wantrouwen in plaats van op vertrouwen. Het is zoeken naar het midden.

De intensieve gesprekken die ik heb gevoerd, hebben mij geleerd dat er ook bij deze instelling met een enorme betrokkenheid gewerkt wordt. De medewerkers werken met enorme betrokkenheid en krijgen daarvoor ook zeer veel waardering van de cliënten. Ik heb ook begrepen dat de cliënten het buitengewoon ernstig opvatten en dat zij bang zijn, de dupe te worden van slecht beheer. Met mevrouw Leijten zeg ik dat het inderdaad het allerergste is als de kwaliteit van de zorg bedreigd wordt, want het gaat om de cliënten. Als je dan de conclusies leest van het College sanering zorginstellingen, dan kan ik niet anders dan met mevrouw Leijten van mening zijn dat die zeer zorgwekkend zijn. Het college spreekt over bestuurlijke obesitas. Ik citeer: "Naar onze stellige indruk heeft men als organisatie, raad van bestuur, niet de juiste prioriteiten gesteld en daarmee zaken niet goed op orde gehad." Mevrouw Leijten citeerde al dat het gedrag cultuurfilosofisch geduid zou kunnen worden als "ik wil het hier, en ik wil het nu". Je zou kunnen zeggen – en dit zijn mijn eigen woorden – dat Philadelphia zich uiteindelijk heeft gedragen als Holle Bolle Gijs, dat de instelling daar ziek van is geworden en dat het van het allergrootste belang is om te komen tot een zo goed en zo adequaat mogelijk herstel. Gelukkig wordt daaraan gewerkt, maar ook daar kom ik op terug.

Het belangrijkste signaal van het College sanering zorginstellingen vind ik het signaal dat er een gebrek is aan bestuurlijk toezicht, dat het bestuur en de raad van toezicht te dicht op elkaar zitten, en dat de directe zorg te veel uit het oog is verloren. Dat is ook een les voor andere instellingen. Ik heb dat hier al vaker gezegd: zorginstellingen hebben één taak. Zij hebben een belangrijke kerntaak: het verlenen van zo goed mogelijke zorg. Dat is ook waar hun aandacht allereerst naar uit zou moeten gaan, en niet naar grote projecten. Tegen mevrouw Leijten zeg ik dus: inderdaad, ook wat mij betreft draait het in de zorg om de cliënt en kunnen wij met het College sanering zorginstellingen concluderen dat de aandacht van het bestuur en van de raad van commissarissen te veel naar nieuwe bouwprojecten en te weinig naar de cliënt en de zorgorganisatie uitging. De aandacht ging met name uit naar een aantal vastgoedprojecten. Daarbij had men de veronderstelling dat je, als je bijvoorbeeld vakanties voor je cliënten wilt organiseren of als je aan de complexe vraag van oudere gehandicapten wilt voldoen, nieuwe voorzieningen moet inkopen en aan nieuwe exploitatie moet doen. Mijn stelling is dat dit ook op een andere manier kan. Dat is ook mogelijk door samenwerking en daarvoor is het niet altijd nodig om groter te worden. In veel gevallen zal het de voorkeur verdienen om het op die manier te doen. Kortom, de zorg is geen spelletje, maar het is van het allergrootste belang dat de belangen van cliënten centraal staan en dat publieke belangen geborgd worden, waaronder de kwaliteit van zorg en de continuïteit daarvan. Daarop kom ik later in mijn betoog uitvoeriger terug. Ik vind dat dit ook een les moet zijn voor alle andere raden van bestuur en raden van toezicht van zorginstellingen. Wij kunnen een doolhof aan wetten en regels maken, extra toezicht houden, verplichtingen opleggen enzovoorts, maar het is iets wat in de genen zou moeten zitten van het verzorgend personeel tot en met de leden van de raad van bestuur en die van de raad van commissarissen. Ik meen dat ook mevrouw Van Miltenburg zei dat wij zo veel regels kunnen maken als wij willen, maar dat dit niet werkt als mensen niet zelf de behoefte voelen om actie te ondernemen.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat kan wel zo zijn, maar wij zullen op een gegeven moment iets moeten doen als blijkt dat dit niet in de genen zit. Toch?

Staatssecretaris Bussemaker:

Daarom staan wij hier. Om die reden heb ik iets gedaan en zal ik in de toekomst nog meer doen.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat zien wij graag wat concreter. Kan de staatssecretaris een reactie geven op onze voorstellen die betrekking hebben op de overhead, het maximumaantal nevenfuncties enzovoorts?

Staatssecretaris Bussemaker:

Op de voorstellen van mevrouw Agema kom ik zo meteen. Ik sprak nog over de situatie bij Stichting Philadelphia Zorg die ook door het College sanering zorginstellingen werd geschetst. Ik doel op het feit dat de bedrijfsvoering in een aantal achtereenvolgende jaren verliesgevend was. Het gebrek aan sturing en intern toezicht op concrete resultaten hebben in korte tijd geleid tot verdamping van eigen vermogen. Ik merk daarbij op dat de financiële situatie gelukkig langzaam verbetert. Dat neemt niet weg dat die nog steeds zorgelijk is. De heer De Vries vroeg of er naar het oordeel van het College sanering zorginstellingen nu steun nodig is. Het constateert in zijn rapport immers dat de solvabiliteit tot nihil is gedaald. Dat was de conclusie van oktober 2008 en gelukkig is de afgelopen tijd een en ander op een goede manier aangepakt, waardoor de financiële situatie langzamerhand verbetert. Ik zeg nogmaals dat de bevindingen van het College sanering zorginstellingen eerder zijn gedaan en dat die gelukkig zijn achterhaald.

Tegen mevrouw Van Miltenburg zeg ik dat een faillissement gelukkig niet aan de orde is, hoewel de financiële situatie zorgelijk is. Mocht faillissement ooit aan de orde zijn, dan zal eerst de balanssteun aan de orde komen. Vanwege de continuïteit van zorg zou een dergelijke instelling allereerst bij de NZa terechtkomen.

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik kom kort terug op de bevindingen van het College sanering zorginstellingen die inmiddels deels achterhaald zijn. Er is nu een accountant bezig om naar de cijfers te kijken, gerelateerd aan het herstelplan. Dit gebeurt op verzoek van de raad van bestuur en de ondernemingsraad. Stelt u zich voor dat die accountant op andere gronden tot een andere conclusie komt en dat die niet samenhangt met het feit dat wij inmiddels verder zijn in de tijd. Hij heeft dus andere waarderingsgronden dan bijvoorbeeld die van het College sanering zorginstellingen. Hoe zou de staatssecretaris daar tegenaan kijken?

Staatssecretaris Bussemaker:

Dan zou ik eerst moeten zien waar hij mee komt. Ik weet dat daaraan op verzoek van de ondernemingsraad wordt gewerkt. Er is immers een meningsverschil over de wijze waarop die cijfers moeten worden geïnterpreteerd. Dat zal ik moeten afwachten. En de heer De Vries weet dat ik het College sanering zorginstellingen heb gevraagd om extra toezicht te houden op de raad van commissarissen, na te gaan of een en ander nu in orde is en of wij voldoende vertrouwen kunnen hebben in de continuïteit van zorg. Daar hebben wij echter de expertise die nu wordt ingewonnen voor nodig.

De heer Jan de Vries (CDA):

Begrijp ik het goed, dat, mocht het nieuwe onderzoek leiden tot de bijstelling van het voorgestelde herstelplan, het College sanering zorginstellingen opnieuw zal beoordelen of dat herstelplan zal leiden tot het waarborgen van de continuïteit van zorg?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ja. Ik heb het College sanering zorginstellingen opdracht gegeven om ook mee te kijken bij dat herstelplan vanuit het oogpunt van de continuïteit van zorg en de uitgangspunten van governance. Het is uiteraard ook een zaak van de raad van bestuur om daarover met onder andere de ondernemingsraad te overleggen, juist ook omdat daar de beslissing is genomen nog een derde om expertise te vragen omdat men van mening verschilt over de interpretatie van de cijfers. Ik heb begrepen dat men bereid is om zich neer te leggen bij het oordeel van de expertise die nu wordt ingewonnen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik heb een vraag over de balanssteun in geval van faillissement. Wij spreken hier over een grote landelijk werkende organisatie waar noodzakelijke zorg wordt geleverd die geen dag uitstel vergt. Daarmee onderscheidt deze zich daadwerkelijk van een ziekenhuis. Mensen die daarin zijn opgenomen, kunnen immers altijd worden verplaatst naar een ander ziekenhuis. Als de salarissen niet meer worden uitbetaald, is er een acuut probleem dat acuut moet worden overgenomen. Het kan om heel veel geld gaan, want er is een aantal heel grote organisaties. De theorie die de staatssecretaris daar schetst, namelijk dat in een geval van faillissement zal worden ingesprongen met balanssteun, kan in de praktijk heel ingrijpende gevolgen hebben voor de begroting van VWS. Ik vraag mij af of die mogelijkheid voldoende op het netvlies staat. Philadelphia is immers niet de enige grote zorgverlener in Nederland. Ligt er een noodplan op de plank bij het ministerie over de wijze waarop daarmee moet worden omgegaan? De kans bestaat immers dat dit langdurig op de begroting van VWS komt.

Staatssecretaris Bussemaker:

Als een organisatie in zodanige problemen zou zijn, moet er eerst surseance van betaling worden aangevraagd. Men moet dan toch bij de NZa komen en er zal linksom of rechtsom een oplossing moeten worden gevonden om de continuïteit van zorg te waarborgen. Juist omdat ik besef dat dit grote consequenties kan hebben, hecht ik er zo aan, samen met de minister, om dat "early warning"-systeem op te zetten. Wij willen uiteraard ook voorkomen dat geld weglekt uit de zorg. Ook in deze kwestie is er grote reden om daar zorgen over te hebben. Dit is een aantal lessen voor de toekomst, waar ik zo nog op terug zal komen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik waardeer het dat de staatssecretaris daarin samen optrekt met de minister. Erkent zij dan ook in dat proces dat de positie van de instellingen voor langdurige zorg, zoals ik die eerder schetste, op bepaalde punten wel degelijk anders is die van de instellingen voor kortdurende zorg?

Staatssecretaris Bussemaker:

Er zitten ook weer verschillen in de langer durende zorg en wellicht ook in de korter durende zorg. Dat is ook afhankelijk van de vraag waar ziekenhuizen zich bevinden en om wat voor behandelingen het gaat. Misschien kan een kleine operatie aan een knie twee weken worden uitgesteld, maar een acute hartoperatie kan ook niet worden uitgesteld. Ook daar zitten verschillen in. Wij zijn ons ervan bewust dat er grote consequenties, ook financieel, kunnen zitten aan steun. Het is ook niet de eerste keer dat wij dat debat hier voeren. Dat hebben we ook gevoerd over Amsterdam Thuiszorg. Wij zullen zeer terughoudend zijn, omdat ik terdege besef dat het publieke en semipublieke middelen betreft. Het zou heel erg slecht zijn om daar te lichtzinnig mee om te gaan. Daarmee zouden instellingen immers in de gelegenheid worden gebracht om hun geld eerst verkeerd te beheren en wellicht aan zaken uit te geven die niet ten goede komen aan de directe zorg voor cliënten.

Ik wil ingaan op vijf specifieke thema's die aan de orde zijn geweest, namelijk de kwaliteit van zorg, de continuïteit van zorg, de governance, de betrokkenheid van cliënten en hun vertegenwoordigers en de positie van het personeel. Tot slot zal ik aangeven welke maatregelen ik nu neem ten aanzien van Philadelphia, welke lessen wij hebben geleerd en hoe wij in de toekomst kunnen voorkomen dat dit soort situaties zich herhaalt.

Allereerst het thema kwaliteit van zorg. Philadelphia heeft al veel te maken met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en staat onder toezicht. De IGZ heeft de afgelopen periode verschillende instellingen op locatie bezocht. In het kader van geïntensiveerd toezicht heeft de IGZ Philadelphia in 2007 bezocht. Het toezicht van de IGZ wees uit dat Philadelphia Zorg behoort tot de instellingen waar de situatie zorgelijk is.

Een aantal van deze instellingen is opnieuw bezocht en er zijn maatregelen genomen om de kwaliteit op orde te brengen. Op de meeste locaties is dat na herhaalde bezoeken ook gebeurd. Op dit moment is van de bezochte instellingen de locatie te Brummen bekend als locatie waar de kwaliteit nog niet voldoende is. In het vorige week aan de Kamer gestuurde rapport van de inspectie over het toezicht op de gehandicaptenzorg kan men per locatie nagaan wat daar de afgelopen jaren is gebeurd.

De kwaliteit van zorg is van het allergrootste belang, ook omdat het gaat om een kwetsbare groep cliënten. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in de eerste plaats bij de instelling zelf. Niet alleen bij de professionals, maar ook bij het bestuur en het interne toezicht van de organisatie. De overheid houdt toezicht op de kwaliteit van zorg en als daar aanleiding toe is, kan er vaker en meer toezicht worden gehouden.

Ik vind de situatie bij Philadelphia op dit moment kwetsbaar te noemen. Het interne toezicht schiet te kort en daarom acht ik extra toezicht door de IGZ op zijn plaats. De IGZ zal de komende jaren opnieuw toezichtbezoeken afleggen, ook op nieuwe locaties. De toezichtbevindingen kunnen dan opnieuw aanleiding zijn om al dan niet verscherpt toezicht te heroverwegen. Door de IGZ extra toezicht te laten houden hoop ik te bereiken dat Philadelphia snel weer beter wordt. De IGZ zal dat doen naar aanleiding van signalen. Overwogen wordt om van te voren informatie te vragen aan de cliëntenraad, de participatieraad en de ondernemingsraad, omdat een van de mogelijke signalen voor kwetsbare kwaliteit een hoog ziekteverzuim is. Philadelphia had al de aandacht van de IGZ en zal dat de komende tijd zeker houden. De IGZ zal op basis van de verzamelde signalen bekijken waar extra of verscherpt toezicht nodig is.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat overwogen wordt om de cliëntenraad en de participatieraad erbij te betrekken. Welke zaken gaan bij deze overwegingen een rol spelen? Op grond waarvan zal worden besloten of dit ook daadwerkelijk gaat gebeuren?

Staatssecretaris Bussemaker:

Het is zo goed als zeker dat wij dit gaan doen en wij hebben daar informeel al toe besloten. Alleen het formele besluit is nog niet genomen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Het hangt dus alleen maar op het formele besluit, maar eigenlijk is er al toe besloten.

Staatssecretaris Bussemaker:

Het is de bedoeling dat de inspectie samen met de cliëntenraad en de participatieraad om informatie zal vragen. Men is bezig om een plan van aanpak te maken, zodat men daarmee aan de slag kan gaan. Ik zeg toe dat ik de Kamer in de loop van februari opnieuw zal informeren over alle maatregelen, dus ook over dit onderwerp. In elk geval zal de inspectie niet wachten totdat zich heel ernstige incidenten voordoen maar zich op de verschillende locaties van Philadelphia, en dat zijn er heel veel, op de hoogte stellen van de grootste kwetsbaarheden.

Het volgende thema is de continuïteit van zorg. Dit thema valt in twee onderdelen uiteen. Ten eerste de vraag of cliënten ervan mogen uitgaan dat de zorg ook in de toekomst wordt geleverd en ten tweede de financiële continuïteit, de vraag of er voldoende geld is om de tent te laten draaien.

Om antwoord te kunnen geven op de vraag of de cliënten ervan mogen uitgaan dat Philadelphia in de toekomst zorg kan blijven leveren, heb ik navraag gedaan bij de zorgkantoren. Van de zorgkantoren heb ik geen signalen ontvangen dat de continuïteit van zorg in het geding zal komen. Wel zullen de zorgkantoren erbovenop gaan zitten, zodat eventuele signalen zo snel mogelijk aan ons kunnen worden doorgegeven. Immers, de zorgkantoren zijn verantwoordelijk voor de levering van zorg aan cliënten.

In antwoord op de vraag of er voldoende geld in de la is, de financiële continuïteit, heeft het bestuur mij verzekerd dat er op dit moment voldoende vermogen is om aan alle verplichtingen te voldoen en ook de salarissen door te betalen. Er is voldoende eigen vermogen aanwezig. Een aanvraag om balanssteun bij de NZA is dan ook niet aan de orde. Het bestuur heeft mij laten weten, een dergelijk verzoek ook niet te overwegen. Dat wordt nog eens bevestigd door de bevindingen van het College sanering zorginstellingen. Maar de financiële situatie op korte termijn moet wel verbeteren, want zoals de cliëntenraad tegen mij zei: wij leren dat je geld pas mag uitgeven als het in je portemonnee zit en niet daarvoor. Die les moet nu ook weer voor de hele instelling gaan gelden. Dat vraagt om een daadkrachtig bestuur. Het bestuur heeft al voorstellen gedaan voor een herstelplan. Er moet vooral een plattere organisatie komen, met minder overhead, met kortere lijnen en met meer betrokkenheid van de professionals op de werkvloer.

Er is voor dat herstelplan nog geen onverdeeld draagvlak. Ik heb ook in mijn brief gemeld dat het bestuur mij heeft laten weten dat de uitvoering van het herstelplan is opgeschort. Het bestuur heeft met de vakbonden en de ondernemingsraad overeenstemming bereikt dat een accountant de cijfers nog een keer onderzoekt. Het is nodig om die actuele stand van zaken te nemen als uitgangspunt voor het herstelplan. Ik zal het College sanering zorginstellingen vervolgens verzoeken om een definitief herstelplan te toetsen op die continuïteit van zorg, zoals de heer De Vries vroeg. Daarbij zullen ook de verschillende zware groepen cliënten aan de orde komen, want de continuïteit van de zorg moet voor iedereen geborgd zijn.

Aan het adres van mevrouw Leijten zeg ik dat daarmee de inspectie extra toezicht houdt op de raad van bestuur en het College sanering zorginstellingen op de raad van toezicht als het gaat om continuïteit van de zorg en financiële waarborgen.

Er is ook, onder anderen door de heer De Vries, mevrouw Sap en mevrouw Ortega, gevraagd hoe het zit met het behoud van kleinschaligheid in het concept van Philadelphia. Kleinschaligheid is waar Philadelphia groot door is geworden. Dat is het concept waardoor heel veel ouders hun kinderen aan Philadelphia toevertrouwen. Ik vind dat concept van buitengewoon belang. Ik vind dat dat ook uitgangspunt van Philadelphia zou moeten blijven, omdat dat waardevol is en wij het ook hanteren als een belangrijk uitgangspunt voor algemeen beleid. Mensen die kleinschalig willen wonen, moeten daarvoor de kans krijgen. Dat betekent dat kleinschaligheid van grote waarde is en dat het dus ook in het behoud van Philadelphia vorm zal moeten blijven krijgen.

Ik zeg er wel bij dat instellingen soms te groot kunnen worden om nog goed te besturen. Daarover hebben wij nu het debat met Philadelphia. Maar kleinschaligheid kan soms ook te klein zijn om goed de continuïteit van zorg te kunnen waarborgen, bijvoorbeeld bij zware zorg en bijvoorbeeld als het gaat om nachtdiensten en dergelijke. Dus het zal noodzakelijk zijn en blijven om soms ook kleinschaligheid in grootschaliger verbanden te organiseren, maar het concept van kleinschaligheid als een van de uitgangspunten van Philadelphia is een van de vragen die het College sanering zorginstellingen meekrijgt.

De heer Van der Veen (PvdA):

Mag ik de woorden van de staatssecretaris zo opvatten dat de vormgeving van de organisatie ondergeschikt is aan de kleinschaligheid, met andere woorden, dat je kleinschalige voorzieningen in een kleinschalige organisatievorm kunt hebben, maar ook in een grootschalige organisatievorm? Het zou kunnen betekenen dat die kleinschaligheid wellicht wat meer kost dan grootschaligheid. Is de staatssecretaris ook bereid om dat te accepteren?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ja, de organisatorische vorm is daaraan ondergeschikt, maar ik waarschuw wel dat er settings kunnen zijn – dat debat hebben wij bij de gehandicaptenzorg, maar ook bij de ouderenzorg – waardoor het wel heel kwetsbaar wordt voor een afzonderlijke kleinschalige eenheid, waar je met zes bewoners zit en zelf je personeel moet organiseren. Dan kan het soms ook te duur zijn. Dan zou het betekenen dat je niet meer nachtdiensten kunt uitwisselen. Daarvoor kun je misschien een oplossing vinden door met anderen samen te werken, maar dat is wel iets waarover wij het debat moeten voeren, al is het alleen maar om ook rekening te houden met de tekorten op de arbeidsmarkt die wij in de zorg zullen krijgen, met de krapte op de arbeidsmarkt en met de vraag hoe wij doelmatig en zo goed mogelijk personeel inzetten. De Kamer heeft naar ik meen gisteren een brief van mij ontvangen over het stimuleren van kleinschaligheid. Daarin hebben de woordvoerders kunnen lezen over mijn zeer grote waardering voor kleinschalige voorzieningen. Ik waarschuw in mijn brief echter ook voor sommige vormen van stand-alone-kleinschaligheid.

De heer Van der Veen (PvdA):

Mag ik het antwoord van de staatssecretaris als volgt samenvatten? Niet de discussie over de vraag of een organisatie groot of klein moet zijn is uitgangspunt, maar de vraag welke organisatievorm het beste past bij kleinschaligheid. Het kan zijn dat soms een grootschalige organisatie de kleinschaligheid beter ten goede komt dan een kleinschalige organisatie.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik zou het niet beter kunnen formuleren.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik voel mij gestreeld.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik ben blij dat de staatssecretaris zo duidelijk het belang van de kleinschalige formule onderschrijft, en meer in het bijzonder het behoud ervan bij Philadelphia. Toch wil ik haar expliciet voorleggen hoe het College sanering zorginstellingen een en ander formuleert. Kan zij daarop een toelichting geven? Ik wil het liefst dat zij afstand neemt van deze formulering van het CSZ. Het college schrijft namelijk: "Cliënten met een zwaardere indicatie blijken in toenemende mate te vragen om zorg die kwalitatief en financieel in een (te) kleinschalige formule niet haalbaar is. Philadelphia zal de idee moeten verlaten dat op wens van de cliënt alle zorg inpasbaar is in de kleinschalige formule. Beleidsaanpassing is nodig."

Staatssecretaris Bussemaker:

Dit gaat over de vraag hoe klein een organisatorische eenheid op zichzelf kan zijn, met name als er sprake is van een erg zware zorgvraag. Het gaat over de vraag of die zorgvraag op een aparte locatie kan worden geboden. Er zijn in de zorg fantastische voorbeelden waarbij kleinschalige eenheden deel uitmaken van een groter geheel. Juist als wij de kwaliteit van de medische zorg, maar ook van de ondersteuning en de begeleiding, op een zo goed mogelijke manier willen regelen, hebben wij te maken met de vraag wat kan en wat niet kan. Uit alles wat ik over Philadelphia heb gelezen en heb gehoord, begrijp ik dat hiermee soms wel heel gemakkelijk is omgegaan en dat de wens van de cliënt altijd is gevolgd. Een instelling heeft ook met haar financiële grenzen te maken. Het allerbelangrijkst is dat een instelling ervoor zorgt dat de financiële middelen die men heeft, zo goed mogelijk aan de zorg worden besteed. Die besteding moet bij Philadelphia in algemene zin dus aansluiten bij het concept van kleinschaligheid. Uit het herstelplan zullen wij moeten afleiden hoe men dit voor de toekomst voor zich ziet en hoe men met het concept van kleinschaligheid rekening houdt. Ik heb al gezegd dat dit een van de opdrachten is die ik het College sanering zorginstellingen meegeef.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Het baarde mij enigszins zorgen dat de staatssecretaris de opdracht om onderzoek te doen voor het herstelplan, neerlegt bij een college dat zelf kritisch is over de formule van kleinschaligheid. Nadat zij de opdracht bij dat college heeft neergelegd, stelt de staatssecretaris vervolgens daarbij als randvoorwaarde dat er bij het onderzoek wordt uitgegaan van behoud van de formule van kleinschaligheid. Er lijkt bijna iets te wringen in de onderzoeksopdracht. Als de staatssecretaris nu heel duidelijk bevestigt dat er geen licht zit tussen haar opvattingen over kleinschaligheid en die van het college, ben ik gerustgesteld.

Staatssecretaris Bussemaker:

Er zit volgens mij geen licht tussen. Mevrouw Sap stelt dat het College sanering zorginstellingen afstand neemt van kleinschaligheid. Ik zie dat niet zo. Het college waarschuwt voor romantisering van kleinschaligheid. Wij moeten nadenken over de manier waarop wij kleinschaligheid organiseren. Ik begrijp dat mevrouw Sap de brief van gisteren nog niet heeft kunnen lezen. Als zij dat doet, zal zij daarin kunnen lezen dat ik daarvoor ook waarschuw. Wij moeten niet in het wilde weg zomaar overal kleinschaligheid gaan neerzetten. Aan kleinschaligheid moet een concept ten grondslag liggen. Een raad van bestuur moet dit goed doordenken. Ook moet men zich goed realiseren wat de organisatorische, personele en financiële consequenties zijn van zo'n concept. Misschien kan het allemaal wel, maar kunnen dan andere dingen niet. Men moet hierbij bewust keuzen maken.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik snap er niets van dat de staatssecretaris zo veel beren op de weg ziet bij de personele bezetting bij kleinschalige zorg. Ik spreek daarbij overigens liever over "normaalschalige" zorg. Enerzijds is de staatssecretaris er op macroniveau voor verantwoordelijk dat voldoende mensen gaan werken in de zorg. Wij hebben het daarbij over het half miljoen medewerkers dat tot 2020 in de zorg nodig is. Er is eigenlijk geen sprake van een adequate aanpak waarmee daadwerkelijk de extra medewerkers kunnen worden geworven. Anderzijds zijn er uitzendbureaus beschikbaar als er onvoldoende medewerkers zijn. Er zijn genoeg zelfstandigen die zich willen verhuren. De beren die de staatssecretaris op deze weg ziet, zijn er volgens mij niet.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik knoop dit heel erg goed in mijn oren. Ik kom erop terug als wij debatteren over de arbeidsmarkt in de zorg, want daarover heb ik mevrouw Agema altijd heel andere dingen horen zeggen. Ik ben wel blij dat zij de toekomst van de arbeidsmarkt in de zorg momenteel buitengewoon rooskleurig inziet en ervan overtuigd is dat er meer dan voldoende mensen kunnen worden gevonden om de noodzakelijke zorg te kunnen leveren.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik ben benieuwd waar de staatssecretaris het vandaan haalt dat ik ooit iets anders heb gezegd dan wat ik zojuist heb gezegd.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik heb mevrouw Agema bij vorige debatten horen zeggen dat er veel te weinig mensen in de zorg werken, dat wij daarvoor een noodplan moeten maken en dat wij daarmee geen dag langer kunnen wachten.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat is precies hetzelfde als wat ik zojuist heb gezegd. Dat betreft overigens de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris op macroniveau. Er moet een deltaplan komen met betrekking tot de zorgmedewerkers. Op het moment dat er voldoende medewerkers zijn, onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, zijn er ook nog wel mensen die via een uitzendbureau kunnen en willen werken in de zorg, evenals mensen die er als zelfstandige willen werken.

Staatssecretaris Bussemaker:

Het gaat hier over een groep mensen die kwetsbaar is en die goede zorg nodig heeft. De inspectie moet kijken of het personeel goed is opgeleid. Je kunt dus niet lichtzinnig stellen dat mensen zonder problemen bij een uitzendbureau vandaan kunnen worden gehaald. Er moet sprake zijn van goed opgeleid personeel. Dat hebben wij nodig. Je kunt hele discussies voeren over personeel en kleinschaligheid. Sommige medewerkers vinden dat fijn, maar anderen weer niet. Volgens mij dwalen wij nu overigens af van het debat dat wij vanmiddag eigenlijk moeten voeren. Ik ga dat debat echter graag met de Kamer aan.

De voorzitter:

Neen, neen. Dat gaan wij dus niet doen! Er waren vragen gesteld in het kader van de continuïteit. Wij hebben ook afgesproken dat wij dit debat om 16.00 uur afronden. Het woord is een mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Collega Van der Veen voerde zojuist een interruptiedebatje met de staatssecretaris over de organisatievorm en kleinschaligheid. Ik stel voorop dat wij kleinschaligheid binnen Philadelphia allemaal een goed concept vinden en graag willen behouden. De heer Van der Veen vroeg ook nog, al hield hij niet aan die vraag vast – ik doe dat graag voor hem – of de staatssecretaris bereid is om, als dat nodig is, extra middelen ter beschikking te stellen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik ben ervan overtuigd dat de concepten van kleinschaligheid niet alleen bij Philadelphia, maar ook bij andere instellingen, binnen de huidige financiële randvoorwaarden mogelijk zijn. Het debat over Philadelphia nu heeft betrekking op de vraag of het geld inderdaad zoveel mogelijk terechtkomt bij de directe zorgverlening en niet gaat naar investeringen in musea, hotels, sleepboten of wat dan ook.

Mevrouw Leijten (SP):

Die constructie heeft de SP nooit goedgekeurd. Daar mag zorggeld nooit terechtkomen.

De staatssecretaris heeft de inspectie op de kwaliteit gezet. Zij noemt dit "het bestuur", maar de inspectie kijkt dus naar de vestigingen. Wil de staatssecretaris aan de inspectie meegeven dat zij ook moet kijken of met de invoering van de zorgzwaartepakketten de zorg en de kwaliteit ervan gehandhaafd blijven? Dat lijkt mij interessant om mee te nemen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Wij gaan niet alles door elkaar halen, want dan gaan wij een debat over de zorgzwaartepakketten voeren. Ik heb de inspectie gevraagd om specifiek op Philadelphia extra toezicht te houden, omdat ik de situatie daar kwetsbaar vind. Los daarvan kijkt de inspectie altijd, bij al het werk dat zij doet, of er voldoende opgeleid personeel is, of dat voldoende is toegerust en of er voldoende controle is om de zorg te leveren die volgens ons moet worden geleverd.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Iets over continuïteit van de kleinschaligheid binnen de grootschaligheid. Het College sanering zorginstellingen stelt in zijn samenvatting dat de bestuurlijke fusie tot Espria de kroon op het werk had moeten worden. Ik citeer nu: "Of dat ook het geval zal zijn, valt te betwijfelen." De cliënten, de verwanten, de participatieraad en de werknemers vinden dat allemaal een ongewenste situatie. Wat is het oordeel van de staatssecretaris daarover?

Staatssecretaris Bussemaker:

Als ik het rapport van het College sanering zorginstellingen tot mij neem, moet ik constateren dat het college concludeert dat niet gezegd kan worden dat er een relatie ligt tussen de financiële problemen van Philadelphia en de vorming van Espria. Voor zover sprake is van geldstromen naar Espria, hebben deze voor het overgrote deel betrekking op de verschuiving van de bestaande overhead en slechts voor een gering deel op extra kosten ten gevolge van de fusie. Het college stelt vervolgens wel vast dat de vorming van Espria eigenlijk te veel bestuurlijke kracht heeft weggezogen van de aandacht voor directe zorgverlening. Dat is een buitengewoon zorgelijke conclusie.

De heer Jan de Vries (CDA):

De staatssecretaris heeft in datzelfde rapport ook kunnen lezen dat het College sanering zorginstellingen vraagtekens plaatst bij de beoogde meerwaarde van de bestuurlijke fusie resulterend in Espria. De vraag is of op de langere termijn, dus niet vandaag of morgen, dezelfde cliënten, ouders, verwanten en werknemers gebaat zijn bij zo'n groot conglomeraat dat complex is en waarbij de afstand van het bestuur tot de werkvloer enorm groot is, en of dit ten goede komt aan de kleinschaligheid die wij allemaal voorstaan.

Staatssecretaris Bussemaker:

Deze vraag zal volgens mij de komende tijd intensief besproken moeten worden en ook besproken worden in de raad van bestuur, de participatieraad, de cliëntenraad en de ondernemingsraad. Ik heb duidelijk gehoord wat men hierover te zeggen heeft. Men deelt de zorgen die de heer De Vries heeft geformuleerd. Ik weet dat de argumentatie die oorspronkelijk aan Espria ten grondslag lag, juist was: groot worden om kleinschaligheid in de toekomst te kunnen blijven garanderen. Ik denk dat juist met de maatregelen die wij nemen en met het nieuwe herstelplan dat er moet komen en dat streng getoetst zal worden, inzicht in deze vragen gegeven zal worden. Ook dat is mijns inziens een kwestie die de raad van bestuur met de ondernemingsraad, de cliëntenraad en de participatieraad zal moeten bespreken.

De heer Van der Vlies (SGP):

De staatssecretaris zei het zojuist: je wilt een grote schaal hebben om kleinschaligheid in je organisatie te kunnen blijven financieren. Dat is precies de reden dat ik naar de interruptiemicrofoon kwam. Ik geef toe: ten aanzien van de continuïteit van zorg, voor deze situatie, is dat niet de discussie die wij primair moeten voeren. Echter, als wij leerpunten zoeken, zal wel degelijk een onderwerp moeten zijn: hoe hangt de budgettering samen met de schaal en, binnen deze schaal, met de schaal van de onderscheiden voorzieningen? Dat is natuurlijk een interactie. Wij kennen nog de situatie van de openeindefinanciering. Deze zijn wij gaan "dichtschroeien" in verband met de beheersbaarheid. Daar hadden wij goede redenen voor. Nu komen wij voor deze problemen te staan die voor mij toch echt met elkaar samenhangen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Laten wij in dit debat de focus niet te snel verschuiven naar problemen bij financiering van kleinschaligheid. Als wij constateren dat wij in dit geval over een instelling praten waarvoor voldoende financiële middelen waren die niet besteed zijn aan directe zorgverlening, laten wij daarmee dan beginnen. Dat zou de vraag zijn die ik graag beantwoord wil hebben. Ik ben dan ook reuze benieuwd hoe Philadelphia in de herstelplannen – de heer De Vries heeft hierover vragen gesteld – gaat snijden in het management of in de directe zorgverlening. Natuurlijk zal de inspectie toezicht houden, ook ten aanzien van de vraag of overal, ook bij de kleinschalige eenheden, voldoende gekwalificeerd personeel is. Mijn opmerking is meer algemeen bedoeld. Het kan niet zo zijn dat wij, doordat wij met zijn allen kleinschaligheid nastreven, teruggaan naar een openeindefinanciering en dat instellingen die met kleinschaligheid werken, onmiddellijk zeggen: kom maar op, want ik moet meer geld hebben. Ze moeten dan eerst maar eens laten zien dat ze de middelen die ze hebben zo innovatief, creatief en doelmatig mogelijk besteden. Mochten er ergens knelpunten zijn, dan gaan wij daarover praten. In het debat over zorgzwaartepakketten heb ik aangegeven dat ik kleinschalige instellingen wil ondersteunen in de manier waarop ze dat doen, maar dat ze wel op onderdelen zullen moeten samenwerken omdat het anders onbetaalbaar wordt en praktisch niet te organiseren valt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik begrijp heel goed dat de staatssecretaris deze prioriteiten heeft. Deze steun ik; geen misverstand. Niet terug naar open einde en al die dingen meer. Mijn opmerkingen passen hier echter heel goed in, juist heel goed, om voor de toekomst een stukje bestendigheid te organiseren. Wij zoeken niet alleen een oplossing voor de acute problemen bij Philadelphia, maar ook een bestendig bestel voor de toekomst. Daarbij kunnen wij niet om die discussie heen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Daarom voeren wij die discussie herhaaldelijk, nu, maar ook bij tal van andere debatten. Wij spreken er vast weer over naar aanleiding van mijn brief die de Kamer gisteren heeft ontvangen, die helemaal gaat over kleinschaligheid en de extra middelen die ik uittrek om deze in de komende jaren te stimuleren. Ik waarschuw hier alleen dat instellingen goed moeten nadenken over welk concept zij willen hanteren, hoe zij dat willen vormgeven en waaraan zij prioriteit willen geven.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik haak even aan bij de opmerking van de heer De Vries, die in navolging van mevrouw Leijten met het rapport van het College sanering zorginstellingen in de hand concludeert dat de fusie van Philadelphia met Espria één van de belangrijkste oorzaken is van de financiële problemen van Espria. Bent u het met mij eens dat, als je het rapport goed leest, je evenveel argumenten kunt vinden waarom de fusie met een woningbouwcorporatie en een thuiszorgorganisatie juist ten goede van de zorg had kunnen komen bij Philadelphia, omdat het college constateert dat ze uitbreidingen zijn geweest op het terrein van vastgoed en AWBZ-zorg, anders dan niet verstandelijk gehandicaptenzorg, waar geen deskundigheid voor bestond, die juist wel bestond bij de fusiepartners van Espria? Kunt u het college vragen om in het tweede rapport daaraan specifiek aandacht te besteden?

De voorzitter:

Voordat de staatssecretaris antwoordt, mag mevrouw Leijten even iets verduidelijken. Ik begrijp dat mevrouw Van Miltenburg niet namens haar spreekt.

Mevrouw Leijten (SP):

Mevrouw Van Miltenburg zegt dat ik heb gezegd dat Espria de reden is waarom Philadel­phia financiële problemen heeft. Dat heb ik niet gezegd. Die problemen komen door de bestuurscultuur. Het bestuur was enkel bezig was met fusies, overnames, hotelletje kopen, scheepje kopen en museum kopen. Iedereen heeft het al gezegd. Daardoor komt dat!

De voorzitter:

U hebt uw standpunt helder gemaakt.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik heb gezegd dat ik alleen kan concluderen dat je geen eenduidige conclusie kunt trekken uit het rapport van het college. Daar had ik overigens ook niet om gevraagd. Ik heb het college gevraagd om naar aanleiding van signalen naar de acute-zorgsituatie te kijken. Uit het rapport kun je niet halen dat er een directe relatie is tussen de financiële problemen van Philadelphia en de vorming van Espria. Je kunt er misschien uithalen dat de fusie potentiële voordelen heeft, maar je kunt je dan ook weer afvragen of daar een fusie voor nodig is of dat je deze ook op een andere wijze zou kunnen realiseren, bijvoorbeeld door zorg in te kopen voor specifieke groepen. Die vragen komen vast bij het herstelplan terug. Het college zal mij, waar dat aan de orde is, nader informeren als het daar wel een andere relatie tussen ziet.

De voorzitter:

Nog één keer, mevrouw Van Miltenburg. Richt u zich wel op de oplossing, want het fusiedebat hebben wij al gevoerd.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

De staatssecretaris heeft aangekondigd dat het College sanering zorginstellingen met een tweede rapport komt. De vraag is nu of er gedefuseerd gaat worden. Espria en Philadelphia zijn op dit moment nog nauw met elkaar verbonden. Wil de staatssecretaris het college opdracht geven om in zijn rapport duidelijk aandacht te besteden aan wat voor de zorginhoudelijke vragen de mogelijke meerwaarde is als Philadelphia binnen de organisatie van Espria blijft?

Staatssecretaris Bussemaker:

Het collega kan, voor zover het de continuïteit van zorg en de governance-structuur betreft, die vraag meenemen als het beschikt over de gegevens.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik wil een vraag stellen over toekomstige fusies. Terugkijkend was bij Philadel­phia niet eens zozeer de fusie een groot probleem, maar de bestuurders en het wanbeleid ...

De voorzitter:

Kunt u blijven bij wat geagendeerd is? Wij spreken hier over de problemen bij de zorginstelling Philadelphia. Filosofieën over andere fusies zijn aardig, maar hier is de brief over Philadelphia aan de orde.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter, ik vind dit buitengewoon vervelend. Ik zit midden in een vraag. Dit is mijn eerste vraag en u komt er gewoon tussendoor! Ik ben nu mijn vraag kwijt.

De voorzitter:

De voorzitter is er voor de orde. Maar nu uw vraag.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Het loslaten van de kerntaken en het wanbeleid van de bestuurders was volgens mij in dit geval misschien wel een groter probleem dan de fusie zelf. In de toekomst zullen ook fusies plaatsvinden. Vanuit de NMa en de NZa moet daar veel meer zicht op zijn. Men moet alert bekijken hoe dat gaat uitwerken.

De voorzitter:

Nogmaals, mevrouw Koşer Kaya, die fusiedebatten hebben wij al gehad.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik was inmiddels toch al toe aan het onderwerp "governance". Fusietoezicht is daar een onderdeel van. Fusies moet je toetsen. Wij hebben toegezegd dat wij dat strenger zullen gaan doen. Ook daar gaat het niet alleen om de formele toetsing, maar ook om de houding van bestuurders. Zij moeten voldoende tijd en aandacht besteden aan hun kerntaak. Wij kunnen niet alleen met regels gevaren afdichten. Sinds januari 2008 zijn de verlaagde meldingsdrempels voor fusies van kracht. Organisaties die voornemens zijn om te gaan fuseren, moeten dit al bij een lagere omzetdrempel melden bij de NMa. De Raad van State buigt zich op dit moment over een verzoek tot voorlichting rond een tijdelijk strengere fusietoets. Daarmee kan de NMa al bij een lager marktaandeel een voorgenomen fusie verbieden. De minister van Economische Zaken bereidt in samenwerking met de minister van VWS en mijzelf een beleidsregel voor waarmee de NMa verplicht wordt zorgspecifieke elementen mee te nemen bij de beoordeling van een fusie tussen zorgaanbieders. In deze beleidsregel zal ook worden bepaald hoe de NMa de zienswijze van cliëntenraden en andere belanghebbenden bij haar besluiten moet betrekken. Dat is een van de belangrijke conclusies geweest naar aanleiding van het debat over Espria. Zodra wij er meer over weten, zullen wij de Kamer op deze onderdelen nader informeren.

De voorzitter:

Daarmee hebt u het onderwerp "governance" behandeld?

Staatssecretaris Bussemaker:

Nee, voorzitter, er zijn nog heel veel andere vragen over gesteld.

De heer De Vries vroeg of er sprake is van wanbeleid bij Philadelphia. Het formele antwoord luidt dat van wanbeleid sprake is als er grove en juridisch verwijtbare fouten zijn gemaakt. De rechter stelt dit op verzoek van belanghebbenden vast. De formeel juridische conclusie kan ik niet trekken, omdat er geen uitspraak van de rechter ligt. Ik ben duidelijk geweest over wat ik van de wijze van besturen en toezicht houden van Philadelphia vind. Het College sanering zorginstellingen is daar zeer helder over geweest.

Governance is een zeer belangrijke institutionele waarborg voor de bestuurlijke focus op de cliënt en op de kwaliteit van zorg. Ik heb al aangegeven wat wij in het kader van fusietoezicht doen. Er zijn ook andere manieren om te bekijken hoe je kunt voorkomen dat in de toekomst besturen in oude fouten vervallen. Het college sprak van "bestuurlijke obesitas". Een kritische en onafhankelijke corrigerende raad van toezicht moet zijn werk doen. Dat betekent dat er indien nodig ingegrepen moet worden.

De raad van bestuur en de raad van commissarissen zijn afgetreden. Alleen de voorzitter, de heer Brinkman, blijft aan en zal met voorstellen komen voor nieuwe leden en de functie daarvan. Wat het toezicht betreft zal hij ons informeren over Philadelphia.

Los van Philadelphia bieden de WTZi en het Burgerlijk Wetboek, indien bestuur en toezichthouder falen, de mogelijkheid om een cliëntvertegenwoordigend orgaan aan te wijzen dat de bevoegdheid krijgt om als uiterste redmiddel bij een vermoeden van wanbeleid een enquêteverzoek in te dienen bij de Ondernemingskamer. Die mogelijkheid moet in de statuten van zorginstellingen staan. Bij wet is bepaald dat in de statuten dat enquêterecht moet worden opgenomen. In het geval van Philadelphia heeft men een algemene bepaling opgenomen die niet is gericht op een specifieke organisatie van cliënten- of participatieraad maar die erop neerkomt dat de vertegenwoordiging van cliënten zich tot de Ondernemingskamer kan richten voor het enquêterecht. Dat recht bestaat sinds twee jaar en is nog niet toegepast. Ik heb vernomen dat de ondernemingsraad wel in overweging heeft om een dergelijk enquêteverzoek te doen – de ondernemingsraad kan dat op grond van de Wet op de ondernemingsraden – maar dat hij dat verzoek heeft opgeschort totdat de resultaten van de accountant en het definitieve herstelplan duidelijk zijn. Zo'n enquêteverzoek kan van belang zijn om ook allerlei vragen over de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders te stellen. Ik zeg erbij dat hoewel het nooit heeft plaatsgevonden, mijn ministerie bereid is om als zo'n initiatief waar dan ook genomen zal worden, dat financieel te ondersteunen. In de checks and balances waarover verschillende leden van de Kamer hebben gesproken, versterkt dat namelijk de macht van cliëntenraad, de participatieraad of de ondernemingsraad ten opzichte van de raad van bestuur en de raad van toezicht.

Het College sanering zorginstellingen stelt ook vast dat de raad van bestuur en de raad van commissarissen niet de aandacht hebben gehad voor de zorg die van hen verwacht mag worden. Ik denk dat men in algemene zin daar ook zeer ernstige conclusies aan heeft verbonden, juist omdat je van een raad van toezicht mag verwachten dat deze het als taak ziet om een bestuur kritisch te ondervragen, om een kritische tegenkracht te zijn van dat bestuur en om tot een eigen beoordeling van voorgestelde besluiten te komen. Ik heb daarom ook het bestuur opdracht gegeven tot het doorvoeren van structurele verbeteringen. Ik denk dat met het opstappen van leden van de raad van bestuur en van leden van de raad van toezicht, ook een noodzakelijke stap is gezet om tot die verbetering te komen. Dat is tegelijkertijd ook het begin, want er zal nog veel meer moeten gebeuren bij Philadelphia. Dan kom ik terug op de aansturing van het interne toezicht, het monitoren van de concrete resultaten en de kwaliteit van zorg. Daarbij ga ik ervan uit dat Philadelphia niet alleen op papier de zorgbrede governance code naleeft, maar dat zij deze ook inbedt in de organisatiecultuur en dat zij daadwerkelijk aan de slag zal gaan met het maatschappelijk en sociaal ondernemerschap.

Er is mij onder anderen door mevrouw Leijten gevraagd hoe het nu precies zit met de bestuurders en de leden van de raad van commissarissen. Ik kan aangeven dat de raad van bestuur ons heeft gemeld dat de leden Kralt en Brink uit alle functies zijn ontheven, dat zij geen bestuurlijke verantwoordelijkheden meer hebben en dat hun pasjes en toegangscodes zijn ingenomen, maar dat er nog wel een zakelijke onderhandeling loopt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten. Ten aanzien van de raad van commissarissen kan ik melden, zoals ik al in mijn brief heb gedaan, dat twee leden, te weten de heren Borstlap en Megens, met ingang van 14 januari zijn opgestapt en dat de voorzitter van de raad van commissarissen, de heer Brinkman, aanblijft totdat is voorzien in nieuwe leden van de raad van commissarissen en er structurele verbeteringen zijn aangegeven in de wijze waarop de raad van commissarissen toezicht zal houden. Dat betekent dat er dan nog wel een raad van commissarissen van Espria is. Daarin zitten dan nu nog de overgebleven leden. Het oude bestuur is dus inmiddels vervangen. Er is een nieuwe raad van bestuur; de heer Troost heeft momenteel tijdelijk de bestuursfunctie voor de stichting Philadelphia waargenomen en Philadelphia is nog in onderhandeling over dat vertrek. Bovendien is een directeur ad interim benoemd ten aanzien van de dagelijkse leiding van de organisatie. De verantwoordelijkheid voor die aanstellingen ligt bij de raad van bestuur van Philadelphia.

Door verschillende leden is gevraagd of juridische vervolging en aansprakelijkheidstelling van de bestuurders mogelijk zijn. Daarvoor zijn drie mogelijkheden. De vraag of er wanbeleid is gevoerd, hoort thuis bij de Ondernemingskamer; ik heb het daar net over gehad. Er wordt dan een enquêteverzoek gedaan aan de Ondernemingskamer.

Er kan ook sprake zijn van een persoonlijke aansprakelijkheidstelling van bestuursleden. Die procedure is door een rechtspersoon zelf op te starten. Wij hebben dat bij VWS een keer geprobeerd en dat is buitengewoon ingewikkeld. Ik leg mij daar echter niet bij neer, omdat er een norm gesteld moet worden voor bestuurders die niet goed functioneren, vooral omdat het hier om publieke middelen gaat. Wij bekijken nog hoe wij er op een andere manier vorm aan kunnen geven. Mevrouw Koşer Kaya vroeg daar ook naar. Wij willen dat doen door de weg naar de rechter voor een persoonlijke civiele aansprakelijkheidstelling open te stellen voor belanghebbenden, in geval van falend bestuur en toezicht. Het kabinet heeft onlangs gezegd bij de wijziging van het vennootschapsrecht te bezien of daarin een zorgspecifieke normstelling aangebracht kan worden.

De derde manier om juridische aansprakelijkheidstelling mogelijk te maken, is via een schadevergoedingsvordering, die ingesteld kan worden bij een onrechtmatige daad. Dat is echter een juridische vormgeving; daar zal de rechter dus over moeten beslissen.

Mevrouw Koşer Kaya vroeg ook of er bestuurlijke boetes ingezet kunnen worden. Per geval moet de juiste maatregel bepaald worden. Voor kwaliteit is het vooral van belang om de situatie te laten herstellen, om het juiste gedrag in de toekomst mogelijk te maken. Ik ben het met mevrouw Koşer Kaya eens dat een boete daarvan onderdeel kan zijn. Die zal dan wel moeten samengaan met inhoudelijke afspraken en concrete verbeteringen, om een en ander op korte termijn mogelijk te maken.

Ik heb met de minister aangekondigd dat wij bezig zijn met het wetsvoorstel over cliënt en kwaliteit van zorg. In dat voorstel zullen wij ook opnemen welke nadere eisen wij kunnen stellen aan governance, vooral wat betreft de taken en de bevoegdheden van de raden van toezicht. Ik zal dus op korte termijn ten aanzien van Philadelphia het plan van aanpak ter verbetering van de governance afwachten. Ook zal ik het College sanering zorginstellingen extra toezicht laten houden op de raad van commissarissen, ook wat betreft de continuïteit van zorg en het vormgeven van governance. Ik zal daarnaast opnieuw laten toetsen of de statuten van Philadelphia in overeenstemming zijn met de transparantie-eisen die de Wet toelating zorginstellingen voorschrijft aan toegelaten instellingen. Bij die toetsing is behalve het College sanering zorginstellingen ook het CIBG betrokken.

Ten aanzien van de governance memoreer ik ten slotte dat de Kamer gisteren een brief heeft gekregen van de minister en van mij, waarin wij aankondigen de Kamer dit voorjaar nader te zullen informeren over governance. Ik ben het van harte met de Kamer eens dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren, maar ik vraag de Kamer om ons de tijd te gunnen om het zorgvuldig te doen. Wij doen er alles aan en het heeft voor ons absolute prioriteit om ervoor te zorgen dat de Kamer de brief zo snel mogelijk krijgt.

De voorzitter:

Is het onderdeel governance hiermee afgehandeld?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ja, voorzitter.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Het College sanering zorginstellingen is in haar rapport uitermate kritisch op de toezichthouders en de bestuurders van Philadelphia. De staatssecretaris heeft dat hier een aantal keren herhaald. Vindt zij dat sancties in dit geval op hun plaats zouden zijn?

De staatssecretaris zei in een tussenzin dat de toezichthouders zijn opgestapt, maar dat de voorzitter, volgens mij de belangrijkste verantwoordelijke persoon, aanblijft en ervoor zal zorgen dat er opvolgers komen. Hij gaat hen aanwijzen, zei de staatssecretaris zojuist. Dat kan toch niet waar zijn?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik vind de conclusies die het College sanering zorginstellingen trekt, inderdaad zeer ernstig. Wij hebben geen juridische middelen. Daarvan heb ik net een opsomming gegeven. Wij zullen die middelen dus moeten ontwikkelen om in voorkomende situaties sancties te kunnen opleggen. Ik zal niet terughoudend zijn in het benutten van de instrumenten die wij wel hebben; ik verwees al naar het enquêterecht. Het initiatief moet echter komen van cliëntenraden, participatieraden of ondernemingsraden. Het kan niet van mij komen.

De voorzitter van de raad van commissarissen blijft tijdelijk aan, alleen zolang dat nodig is om ervoor te zorgen dat bij de instelling niet een nog groter gat valt. Ik denk dat het ook wenselijk is dat dit gebeurt.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

De staatssecretaris doet nu net of er buiten de voorzitter geen raad van commissarissen – ik vind het een verschrikkelijke naam – geen raad van toezicht meer is, maar die is er wel. Alleen de vertegenwoordigers van de afdeling Philadelphia zijn teruggetreden. De voorzitter van de raad van commissarissen komt ook van Philadelphia, maar blijft voorlopig zitten. Er zijn nog zes leden over. Vervolgens zegt de staatssecretaris dat hij ook nog eens de nieuwe mensen gaat aanwijzen. Ik vind dit echt ongehoord. Als de staatssecretaris voor sancties is, zou ik in dit geval van alle mogelijkheden gebruik maken om te blokkeren dat deze voorzitter van de raad van commissarissen nog één dag langer blijft zitten en invloed heeft op zijn opvolgers.

Staatssecretaris Bussemaker:

Het is misschien niet helemaal helder hoe ik het voor mij zie. Ik heb gesproken met de voorzitter van de raad van commissarissen, want zo heten zij nu eenmaal bij Philadelphia. Die heeft aangegeven dat hij op korte termijn wil aanblijven en dat dit niet op langere termijn het geval zal zijn. Ik denk dat het voor een organisatie ook niet verstandig is als iedereen wanneer er problemen zijn, van de een op de andere dag zegt: wij zijn weg. Dat moet je respecteren. Ik ga daar overigens niet over. Dit is een taak die vooral bij Philadelphia zelf ligt. Het lijkt mij wel van groot belang dat over de raad van bestuur en de raad van commissarissen goed wordt overlegd met de betrokken instellingen binnen Philadelphia om het vertrouwen in die organisatie terug te krijgen. Dat acht ik van het allergrootste belang. Ik ga er wettelijk niet over, maar ik vind het wel van groot belang dat bij de raad van bestuur en de raad van commissarissen het besef bestaat dat men de steun van cliënten, van de ouders en van de werknemers terug moet krijgen en dat dit voor een belang deel afhangt van de personen die worden aangezocht om Philadelphia te besturen. Ik zeg er wel bij dat de leden van de raad van commissarissen van Philadelphia zijn opgestapt of zeer binnenkort opstappen.

Indachtig de discussie die ik hier heb gehoord over Espria kan ik mij niet voorstellen dat mevrouw Van Miltenburg wil vragen, voor zover wij daarover al iets te zeggen hebben, dat Espria zich verder met de raad van commissarissen van Philadelphia bezighoudt.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is al een bestuurlijke raad van commissarissen hè? Het is een bestuurlijke fusie. Die heren van Philadelphia zijn er nu uit. Maar de belangrijkste man, de voorzitter, blijft zitten. Tijdelijk, heel kort, zegt de staatssecretaris, om vertrouwen te herstellen. Hij gaat namelijk zijn nieuwe opvolgers benoemen. De staatssecretaris zei ook in een bijzin: hij zal ook nog kijken hoe er betere governance mogelijk is, hoe er beter bestuurd kan worden. Welke maatregelen de staatssecretaris nu wel of niet tot haar beschikking heeft, zij heeft mij net gezegd dat het College sanering zorginstellingen toezicht houdt op de raad van toezicht, dus op de raad van commissarissen bij Philadelphia en Espria. Het lijkt mij heel duidelijk dat de heer Brinkman niet degene kan zijn die leiding gaat geven aan wie er in zijn plaats en die van zijn opgestapte collegae gaan zitten.

Staatssecretaris Bussemaker:

Dat is een verantwoordelijkheid van Philadelphia. Het is niet een verantwoordelijkheid van alleen de voorzitter van de raad van commissarissen. Zo heb ik het ook niet geformuleerd. Laten wij verantwoordelijkheden dus daar laten waar ze liggen, namelijk bij Philadelphia en laat ik hebben gezegd ...

Mevrouw Leijten (SP):

Vindt de staatssecretaris dit een goede stap richting vertrouwen?

De voorzitter:

Pardon, de staatssecretaris heeft het woord.

Staatssecretaris Bussemaker:

Laat ik hebben gezegd dat ik het van het allergrootste belang acht dat men daar bij de keuze van personen het vertrouwen intern herstelt en dat ik het van het allergrootste belang acht dat de governance bij Philadelphia wordt versterkt en verbeterd. Dat is niet alleen iets waarover de raad van toezicht of de raad van commissarissen gaat. Kortom, dat wordt niet alleen besloten door één voorzitter. Ik denk dat iedereen bij Philadelphia daarbij op dit moment nauw betrokken is. Men zal overigens ook nog extern advies vragen over het verbeteren van de governance. Uit alles wat ik heb gezegd kan ook niet anders worden begrepen dan dat ik dat ook wenselijk vind.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is altijd wachten wanneer de staatssecretaris ademhaalt in een antwoord dat duidelijk moeilijk is en waarin zij zich vastdraait. Zij spreekt over vertrouwen herstellen. Dat moet de instelling doen. Maar tegelijkertijd zegt zij: ik ben met handen gebonden, ik kan er niets aan doen dat een falende voorzitter van de raad van toezicht gewoon blijft zitten en zijn troonopvolgers aanwijst. Ik noem dit geen herstel van vertrouwen. Het zou de staatssecretaris sieren als zij zou zeggen: ik heb met man en macht met iedereen gesproken en ik roep u op uw biezen te pakken en het aan de rest te laten.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik probeer een onderscheid te maken – want wij moeten wel zuiver blijven – tussen maatregelen die ik kan nemen en waarvoor ik juridisch gezien ook de middelen voor heb en besluiten waar ik niet over ga. Ik ga dan nog wel zo ver dat ik zeg dat ik daar dan nog wel een opvatting over heb en die opvatting hier ook naar voren breng. Ik heb die duidelijk naar voren gebracht en ook aangegeven dat ik het van het allergrootste belang acht dat het vertrouwen en de rust binnen Philadelphia wordt hersteld en dat er goed geluisterd zal moeten worden naar de cliëntenraad, de participatieraad en de ondernemingsraad als het gaat om de samenstelling van zowel de raad van bestuur als de raad van commissarissen. Ik heb ook gezegd dat ik het College sanering zorginstellingen de opdracht heb gegeven om straks te bezien of de governance in orde is. Daar zal ik op toetsen, dat zijn de juridische middelen die ik heb en ik zeg u toe dat ik daar ook scherp op zal toetsen.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. In mijn bijdrage heb ik ook het punt van de bestuurlijke aansprakelijkheid aan de orde gesteld en ik ben blij dat de staatssecretaris reageert zoals zij reageerde. Hoe pijnlijk het voor betrokkenen ook is, ik denk dat er ook een heel goede voorbeeldwerking van kan uitgaan als die bestuurlijke aansprakelijkheid zo veel mogelijk wordt uitgezocht en ook echt zo veel mogelijk actie wordt ondernomen.

Ik heb ook gesproken over eventuele afvloeiingsregelingen. Mijn fractie gaat er in ieder geval van uit dat die geen aanleiding zullen geven tot publieke of politieke discussies. Met andere woorden, dat daar uiterst zorgvuldig mee wordt omgegaan. Ik heb de staatssecretaris daar nog niet over gehoord.

Staatssecretaris Bussemaker:

Dat is precies weer zo'n punt waar ik juridisch niet over ga, maar waarvan ik u graag toezeg dat ik de raad van bestuur uw waarschuwing zal doorgeven. Het is het ingewikkelde van het systeem dat wij met elkaar hebben gemaakt. Mocht er ooit sprake zijn van een aanvraag voor balanssteun, dan kunnen wij er natuurlijk wel conclusies aan verbinden en er voorwaarden aan stellen, maar zo ver zijn wij niet. Gelukkig niet, want dat betekent dat de huidige situatie van Philadelphia zodanig is dat wij mogen verwachten dat het financieel beter zal gaan dan de afgelopen tijd. Ik ben in ieder geval graag bereid om in de gesprekken die ik heb met de raad van bestuur uw zorg hierover, die ook mijn zorg is, door te geven.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De staatssecretaris heeft ons helder uiteengezet welke drie wegen nu open staan om de aansprakelijkheid van bestuurders te regelen en aangegeven dat VWS op basis daarvan geen mogelijkheden heeft om de bestuurders en toezichthouders van Philadelphia iets als sancties op te leggen. Ik zou graag van haar horen of VWS nog gaat kijken naar mogelijkheden om dat te verscherpen en aanvullende sanctiemogelijkheden te regelen en om daarover iets meer te zeggen in de brief die wij van VWS krijgen over goed bestuur.

De staatssecretaris heeft ook gezegd dat VWS een eerste initiatief om het enquêterecht te gaan gebruiken in de praktijk financieel wil ondersteunen. Heeft zij dit aanbod ook gedaan aan de cliëntenraad van Philadel­phia? Zo ja, kunnen wij verwachten dat die cliëntenraad dat dan ook gaat doen?

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de staatssecretaris nog op het onderwerp cliëntenraad komt.

Staatssecretaris Bussemaker:

Meer de positie van cliënten, maar ik kan er nu wel op ingaan, want ik kan er heel kort over zijn.

Als het gaat om de aanscherping van de aansprakelijkheid heb ik gewezen op het onderzoek van de vennootschap. Het is een zo algemeen en belangrijk onderdeel van verbetering van de governance dat wij er vanzelfsprekend op terug zullen komen.

Ik weet dat de ondernemingsraad wellicht zo'n enquêteverzoek wil indienen, maar dat men wacht op de gegevens die van derden moeten komen over het herstelplan. Mocht het niet van de ondernemingsraad komen, zal het initiatief wel van anderen moeten uitgaan. Ik ga niemand opdragen om dat te doen, maar omdat ik het hier ook nog eens heb gezegd, denk ik dat wel klip en klaar is dat wie er dan ook met zo'n verzoek zal komen, wij bereid zijn om dat te ondersteunen, ook om de grenzen van wat juridisch mogelijk is, wellicht via zo'n proefproces, duidelijker in kaart te kunnen brengen. Wat er precies mee kan en wat je wel en niet boven tafel kan krijgen, dat zal pas blijken als zo'n verzoek wordt gedaan en het enquêterecht gebruikt gaat worden. Wat dat betreft, zeg ik eerlijk dat wij zoekende zijn. Wij kijken bij de aansprakelijkheidstelling van bestuurders naar wat wel en wat niet kan. Mijn ministerie heeft de afgelopen jaren in vergaande mate doorgeprocedeerd om bestuurders individueel aansprakelijk te laten stellen. Ik vind het een grote teleurstelling dat dat niet tot succes heeft geleid. Het hoeft niet de laatste keer te zijn, maar succes hangt wel af van de juridische kant.

Het volgende thema is de betrokkenheid van cliënten en hun vertegenwoordigers. Ik heb daar al veel over gezegd. Ik hecht eraan hier te zeggen dat wij niet mogen vergeten wat de impact op de cliënten en hun vertegenwoordigers is als er grote ontwikkelingen gaande zijn. Het is een feit dat deze cliënten en hun ouders of vertegenwoordigers een bewuste afweging hebben gemaakt voor deze instelling. Zij hebben allemaal heel bewust gekozen voor Philadelphia. De eigenheid van de instelling, de signatuur en de maatschappelijke doelstelling, zoals de kleinschalige zorgconcepten, zijn elementen waarop dat vertrouwen is gebaseerd.

De cliënten hebben mij gezegd dat zij niet de meerwaarde van de fusie met Espria inzien. Ik verwees daar al naar tijdens het debatje met de heer De Vries. Het is van het allergrootste belang dat de raad van bestuur van Philadelphia het vertrouwen van de cliënten en de participatieraad terugkrijgt. Dat zit in belangrijke zaken als de kleinschaligheid, maar ook in kleine zaken. Zo heeft men de praktische wens geuit een internetpagina te krijgen, waarmee de cliëntenraad zijn achterban kan informeren. Het zijn simpele zaken, die juist kunnen bijdragen aan de zorg aan cliënten. Men moet naar de werkvloer kijken in plaats van bezig te zijn met grote projecten aan de top van de organisatie.

Ik heb geconstateerd dat cliënten zich soms klemgezet voelen en dat hun vertrouwen wordt beschaamd. Aan de andere kant is er sprake van een enorme loyaliteit naar de instelling en vooral naar de medewerkers. Dat maakt dat de cliëntenraad en de participatieraad het einddoel, een gezond Philadelphia, van harte ondersteunen. Zij zijn echter wel kritisch over de wijze waarop herstel in de toekomst het beste kan worden bereikt. Ik hoop dan ook dat bij het herstelplan goed naar hun positie wordt gekeken. Wat ons deel betreft, verwijs ik naar de rechtspositie van de cliënt, die in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen binnen de instelling kan worden versterkt.

Ik kom op de positie van het personeel. Ook hun betrokkenheid en loyaliteit naar de organisatie en de cliënten is buitengewoon groot. Er is een open brief gericht aan de heer Troost, voorzitter van de raad van bestuur, waarin de raad wordt opgeroepen de zorgprofessionals te betrekken bij de toekomst van de organisatie. Ook dat lijkt mij buitengewoon belangrijk en nuttig. Ik heb zelf gesproken met de ondernemingsraad. Men gaf aan dat een herstelplan nodig is, maar dat het vertrouwen ontbreekt in de cijfers van het plan. Er wordt nu een expertise gevraagd van de cijfers die een rol spelen in het herstelplan.

De ondernemingsraad geeft aan dat zij zich graag weer wil herkennen in Philadelphia en dat er in het verleden werd gewerkt met het resultaat van verantwoordelijke eenheden, die zich richten op zowel de bedrijfs­economische aspecten als op de kwaliteit. De kracht van Philadelphia was dat er weinig afstand zat tussen de regio- en de locatiemanager. Dat is precies de boodschap: blijf dicht bij de zorg en zorg dat er geen afstand ontstaat tussen de situatie op de werkvloer en de situatie aan de top. De ondernemingsraad wil graag meedenken over de vraag hoe die afstand kan worden verkleind.

Ik constateer dat de bonden onlangs constructief overleg hebben gevoerd met de bestuurder en dat men nu wacht op de analyse van het onderliggend cijfermateriaal door de derde accountant. Ook hier moet de conclusie zijn dat een goede aansturing door de raad van commissarissen en de raad van bestuur nodig is. Het is van belang dat het bestuur zich houdt aan de gemaakte afspraken en zich maximaal inzet om het vertrouwen in de organisatie te behouden.

De heer Van Veen heeft gevraagd hoeveel arbeidsplaatsen er op de tocht staan. De heer De Vries wil bij voorkeur snijden in het management. Om hoeveel plaatsen het gaat, is niet duidelijk. Dit zal blijken uit het toekomstige definitieve herstelplan. Dit is een van de onderwerpen waarover discussie bestond tussen de ondernemingsraad en de raad van bestuur. Zolang dit plan ontbreekt, kunnen wij geen definitieve cijfers geven. Ik ben het met de heer De Vries eens dat vooral de managementlagen moeten worden verkleind en dat er moet worden gesneden in de overtallige uitgaven voor activiteiten die niet direct met de zorg te maken hebben. Je kunt daarbij niet uitsluiten dat er ook veranderingen in de personeelssamenstelling nodig zijn, op welke manier dan ook. Het is daarbij echter van het grootste belang dat de kwaliteit van de zorg is gewaarborgd, dat is een van de taken van mijn inspectie.

In dit verband is nog een aantal vragen gesteld over het vastgoed van Philadelphia. Op dit moment zijn er 180 panden in eigendom en zijn er 500 panden gehuurd bij corporaties, waarvan twee bij Woonzorg Nederland. Verder waren er 23 panden in overweging, waarvan er vijf werkelijk zijn geleverd voor 31 december 2008.

Verschillende leden hebben gezegd dat de Stichting Philadelphia voornemens had om een aantal onroerende zaken te verkopen aan de corporatie Woonzorg Nederland om zodoende de liquiditeitspositie te verbeteren. De raad van bestuur van Espria respectievelijk Philadelphia heeft het College sanering zorginstellingen om een onafhankelijk oordeel gevraagd over de voorgenomen transacties. Het college heeft mij laten weten dat er geen bezwaar bestaat tegen de verkoop van deze twaalf panden aan Woonzorg Nederland. Dit zijn kleinschalige woonvoorzieningen en de opbrengst ervan is 42 mln. Die opbrengst wordt gerealiseerd op basis van taxaties met marktconforme uitgangspunten. De onroerende zaken zullen door Philadelphia worden teruggehuurd ten behoeve van de zorgverlening. Inmiddels heeft Philadel­phia ook de verkoop van een klooster in Maastricht aan Woonzorg Nederland ter beoordeling voorgelegd aan het College sanering zorginstellingen. Dit gebouw is recent omgebouwd tot een woon-zorgcomplex met 39 wooneenheden met ondersteunende zorg en dagbestedingsfuncties. Aangezien het hier om een woon-zorgcomplex gaat, zal dit – naar ik aanneem – niet op bezwaren stuiten van het ministerie van WWI.

Philadelphia heeft op dit moment ook luxe vakantiehuizen op Schiermonnikoog, hotels en een museum in eigendom. Philadelphia heeft het College sanering zorginstellingen nog niet laten weten dat het deze voorzieningen wil verkopen. Op het moment dat Philadelphia aan het College sanering zorginstellingen laat weten dat het deze voorzieningen wil verkopen aan Woonzorg Nederland, zal ik niet alleen wachten op het advies van het College sanering zorginstellingen, maar zal ik ook contact opnemen met het ministerie van WWI. Dit kan dan bezien of het gebruik van deze voorzieningen past binnen de uitgangspunten van de Woningwet en het Besluit beheer sociale huursector. Bepalend daarbij is of er sprake zal zijn van voldoende mate van aanwending van wonen en maatschappelijke functies. Zo hanteren wij een dubbele toets, zowel via het College sanering zorginstellingen als via mijn collega, de minister van WWI.

Ik kom nu tot een afronding. Welke maatregelen zijn er nu nodig ten aanzien van Philadelphia?

Mevrouw Leijten (SP):

In de huidige kredietcrisis kunnen veel mensen maar moeilijk hun huis verkopen. Philadel­phia kan heel snel vastgoed, bestaande panden die bewoond worden, verkopen aan Woonzorg en kan die dan terughuren. Hoe is dit verlopen? Is er sprake van een onderhandse transactie? Is het vastgoed op de markt geweest, waren hier makelaars bij betrokken, of is er gezegd: wij moeten extra middelen hebben en wij zitten zo dicht bij Woonzorg, dat bieden wij maar aan?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik heb al gezegd dat er een toets van het College sanering zorginstellingen is geweest. Ik ben van mening dat het niet aan mij is om hier nu verder over de verkoop van panden een oordeel te vellen. Het College sanering zorginstellingen heeft gecheckt of er bezwaar is tegen deze verkoop. Ik geef de Kamer in overweging om de besluitvorming over die verkoop bij de instelling zelf te laten, want dit kan er ook toe leiden dat bijvoorbeeld de acute liquiditeit van de instelling verbetert en al te lang wachten kan allerlei nadelen met zich brengen.

Mevrouw Leijten (SP):

Onder andere voor de staatssecretaris doordat er balanssteun wordt aangevraagd bij de NZa. Zij is natuurlijk blij dat dit niet is gebeurd. Het College sanering zorginstellingen heeft gezegd het herstelplan te steunen. Dat herstelplan is nu van tafel, maar in de tussenliggende periode is het vastgoed verkocht. Ik vind dat zorgelijk. Daarom heb ik de staatssecretaris de vraag gesteld wat zij heeft gedaan op het moment dat zij dit op haar bureau kreeg. Misschien had zij de 18de kunnen zeggen: er moet hier verscherpt toezicht komen, doet u nog even niets, wij gaan eerst met vakantie, daarna zien wij verder en als het nodig is, springen wij bij, want dat doen wij bij banken immers ook. Maar nu is het vastgoed verkocht.

Voorzitter: Van Gent

Staatssecretaris Bussemaker:

Nee, het ligt iets anders dan mevrouw Leijten nu aangeeft. Bij een eventuele verkoop van vastgoed moet het College sanering zorginstellingen checken of er bezwaren zijn tegen die verkoop. Het college heeft vastgesteld dat die bezwaren er niet zijn. Overigens krijg ik van bijvoorbeeld een ondernemingsraad soms de vraag of men wel mag doorgaan met een bepaalde verkoop. Als dat niet mag, dan zou dat wel eens tot een verdere verslechtering van de bestaande situatie in de instelling kunnen leiden. Naar mijn idee is de door mevrouw Leijten bedoelde verkoop, doordat die aan het College sanering zorginstellingen is voorgelegd, op adequate wijze verlopen.

Als de verkoop is geschied om de liquiditeitspositie van Philadelphia te verbeteren, dan is dat in het belang van de cliënten. Dat is ook het belang dat wij met elkaar delen, namelijk dat er geen onnodige balanssteun wordt gevraagd.

Bij de bestudering van de mogelijke verkoop van de vakantiewoningen op Schiermonnikoog, de hotels en het museum, zal een dubbele toets worden toegepast. Bekeken zal worden of de middelen die door de verkoop naar de organisatie vloeien worden aangewend voor zorg en maatschappelijke functies en of er geen weglek is van zorgmiddelen naar andere terreinen. Dat is, naast de continuïteit van de zorg, de zorg die ik heb. Ik vind dat ik mij aan die taak moet houden en mij niet onnodig moet bemoeien met bepaalde zaken.

Ik heb al een aantal te nemen maatregelen genoemd. Ik zal die nog eens samenvatten. De inspectie zal extra toezicht houden op de kwaliteit van zorg, dus zij zal extra toezicht houden op de raad van bestuur. Dat zal in de komende periode leiden tot toezichtbezoeken, ook op niet eerder bezochte locaties. Daarna zal er een nieuw moment aanbreken om te beoordelen of verscherpt toezicht noodzakelijk is. Ik zal het College sanering zorginstellingen verzoeken een aanvullend onderzoek te doen bij Philadelphia en in een vervolgonderzoek het nieuwe herstelplan te toetsen op continuïteit van zorg en governance. Tegen mevrouw Van Miltenburg zeg ik dat ik geen directe inbreng heb in het herstelplan, maar dat er wel sprake is van een indirecte inbreng.

De aanvullende maatregelen zijn bedoeld als een soort preventieve monitor, om in de gaten te kunnen houden of de situatie nu snel verbetert. Ook wil ik tegemoetkomen aan de zorgen van cliënten en andere betrokkenen, want zij hebben mij ervan overtuigd dat op de punten kwaliteit en continuïteit van zorg en naleving van maatschappelijke doelstellingen van en door Philadelphia extra aandacht noodzakelijk is.

Het voorgaande betekent niet dat daarmee de orde hersteld is. Er rust, zoals eerder gezegd, een zware taak op de schouders van de bestuurders. Zij moeten het vertrouwen in de organisatie herstellen. Zij doen dat het beste door de cliënten zo goed mogelijk bij de zaak te betrekken, de participatieraad erbij te betrekken en transparant en duidelijk te communiceren over de te nemen stappen. Dit houdt ook in dat de governance op zeer korte termijn structureel zal moeten verbeteren.

Ik heb aangegeven bereid te zijn cliëntenvertegenwoordigers of de Participatieraad te ondersteunen indien en voor zover zij nadere juridische stappen overwegen.

Verder heb ik aangegeven bereid te zijn de statuten van Philadelphia opnieuw te laten toetsen aan de eisen van de Wet toelating zorginstellingen. Ik heb de mogelijkheid om, als de statuten niet zouden voldoen, een dwangsom op te leggen.

Ik heb mijn collega-minister van WWI geïnformeerd over voorgenomen vastgoedtransacties, zodat hij er zich een oordeel over kan vormen of er op grond van VROM-wetgeving nader toezicht op de woningcorporatiepoot nodig is.

Er zal een aantal maatregelen genomen worden. Een daarvan is dat de raad van bestuur mij zo spoedig mogelijk en vertrouwelijk zal informeren over salarissen en, indien aan de orde, vertrekpremies. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik de ook in de Kamer levende zorgen zal overbrengen aan Philadelphia en de raad van bestuur. De raad van bestuur heeft aangegeven een governance-aanpak nodig te hebben en daar extern advies over in te winnen. Er is met toestemming van bestuur, ondernemingsraad en bonden een derde accountant aan de slag. Deze accountant onderzoekt de verschillende interpretaties van de cijfers waarop het herstelplan is gebaseerd. Na het debat zal er contact zijn met het bestuur en de raad van bestuur van Philadelphia over aanvullende vragen en aandachtspunten als de governance-aanpak, de wensen van de Kamer en de onwenselijkheid van bonussen.

Nadat er duidelijkheid is verkregen over de cijfers, zal het bestuur met een definitief herstelplan komen. Het CSZ wordt daarbij betrokken en zal aanvullend onderzoek doen naar de vraag of en, zo ja, hoe het herstelplan bijdraagt aan het borgen van de continuïteit van de zorg, nu en in de toekomst, hoe de stakeholders, cliënten en andere betrokkenen tijdig en inhoudelijk worden ingeschakeld, hoe het bestuur en het toezicht binnen Philadelphia plaatsvindt volgens de inhoudelijke uitgangspunten die de organisatie zelf heeft gekozen en hoe de eigenheid – ik kom daarmee terug op het kleinschalige concept – behouden blijft. Daarover zal het CSZ mij rapporteren.

De IGZ is verder al begonnen met een onderzoek naar de manier waarop men het extra toezicht wil vormgeven. Zij maken daar nu een plan van aanpak voor. Het is de bedoeling dat men daarover ook met de cliëntenraad en de participatieraad gaat praten. Zij zullen mij dat plan van aanpak in februari doen toekomen. Ik vraag de Kamer mij niet vast te pinnen op een datum omdat ook ik afhankelijk ben van de informatie van derden en het overleg bij Philadelphia, maar ik verwacht de Kamer over al deze onderdelen medio februari te kunnen informeren.

Welke lessen kunnen wij hieruit trekken? Ik kan daar kort over zijn, want deze vraag is de revue al gepasseerd. Het is van het allergrootste belang dat er een "early warning"-systeem komt, omdat tijdig moet worden onderkend dat een zorginstelling in financiële problemen is gekomen. Wij kunnen dan immers eerder bijsturen, zoals wij dat overigens bij Philadelphia al hebben kunnen doen. Wij moeten echter niet de indruk wekken dat wij elk klein financieel probleem onmiddellijk bloot kunnen leggen. Als je afwacht tot een instelling omvalt, ben je te laat. Dat kost ook heel veel publiek geld. Publiek geld pompen in instellingen waar iets fundamenteel mis is, kan nooit de juiste oplossing zijn. Er moet dus een manier worden ontwikkeld om het bijtijds te signaleren en om het herstel van binnen uit te stimuleren. De Kamer weet dat de minister naar aanleiding van de problemen bij de IJsselmeerziekenhuizen heeft aangegeven dat wij het voornemen hebben om zo'n "early warning"-systeem in het leven te roepen. Daar gaan wij dan ook mee aan de slag.

In de brief over de IJsselmeerziekenhuizen is de Kamer erover geïnformeerd dat wij de mogelijkheid gaan creëren om bij alle zorginstellingen een bewindvoerder aan te stellen, opdat crisissituaties vermeden kunnen worden en om de verplichting op te leggen dat een lid van de raad van bestuur verantwoordelijk wordt voor het kwaliteitsbeleid. Dat is op dit moment nog niet mogelijk, maar met het rapport van het CSZ en het aanvullende onderzoek in de hand proberen wij op deze weg door te gaan. Ik merk daarbij nogmaals op dat al deze onderdelen van belang zijn, maar dat wij het niet alleen kunnen. Het gaat ons alleen lukken als er een cultuurverandering in de zorgsector op gang komt die leidt tot verdere professionalisering van het bestuur en het interne toezicht en tot meer aandacht voor de directe zorgverlening.

Wij kunnen dus een aantal voorwaarden scheppen. Als sluitstuk kunnen wij bij falend bestuur en falend toezicht de weg naar de rechter openen voor een persoonlijke aansprakelijkheidstelling van bestuurders en de raad van commissarissen. Dat kunnen wij ook doen door het vennootschapsrecht te wijzigen. Ik wees daar reeds op. Verder kunnen wij daarbij gebruikmaken van het enquêterecht. Dit zijn onderdelen, waarvan de Kamer mag verachten dat ze in de brief van de minister en mij, die wij in de brief van gisteren hebben aangekondigd, zullen worden uitgewerkt. In het voorjaar zullen wij de Kamer hierover nader informeren.

Bij Philadelphia wordt er op dit moment hard gewerkt aan de verbetering van de situatie en het herstel van het vertrouwen. Philadelphia heeft daarvoor de eerste stappen gezet. Ik heb al gezegd dat op de schouders van de bestuurders een zeer zware last rust, om het vertrouwen te herwinnen en te laten zien dat men van Philadelphia weer een gezonde, kwalitatief goede organisatie kan maken waar mensen voor kiezen vanwege de kleinschaligheid. Organisatie, personeel en cliënten zijn gebaat bij vertrouwen en rust, zodat de noodzakelijke maatregelen voor het verdere herstel kunnen worden uitgevoerd. Ik roep alle partijen op om de ruimte te benutten die er nu is, in het belang van de cliënten en de medewerkers in de zorg. Laat dit een les zijn voor alle bestuurders en toezichthouders van zorginstellingen: het is buitengewoon zonde als een instelling die zo goed bekend staat en veel waardering krijgt, onderwerp wordt van een debat hier in de Tweede Kamer.

De voorzitter:

Tot zover de staatssecretaris in haar uitgebreide eerste termijn. Mevrouw Leijten heeft aan het eind van deze termijn nog een korte vraag aan de staatssecretaris.

Mevrouw Leijten (SP):

Twee van mijn vragen zijn nog niet beantwoord, net over onderwerpen waarover ik een motie wil indienen. Ten eerste: wat gaan wij doen aan het circus van de rondtrekkende, falende bestuurders? Kan de staatssecretaris daar iets mee in haar brief over good governance? Ten tweede: wat vindt de staatssecretaris ervan dat met zorggeld vastgoed is aangekocht en dat daarop mogelijk verlies is geleden of dat er winst mee is gemaakt? Wat vindt zij er in dit licht van dat thuiszorgbedrijven zijn opgekocht door private equity? Is zij bereid om naast het onderzoek naar goed bestuur ook onderzoek te laten doen naar hoe breed dit plaatsvindt met AWBZ-geld?

Staatssecretaris Bussemaker:

In antwoord op de eerste vraag: nee, ik heb geen systeem waarmee falende bestuurders op een lijst worden geplaatst waardoor zij nergens meer aan de slag mogen. Dat zou verkeerd zijn, want ook hierbij geldt dat bestuurders kunnen leren van mogelijke fouten uit het verleden. Ik heb tal van andere instrumenten genoemd die wij willen inzetten om de governance, het bestuur en het toezicht bij zorginstellingen te verbeteren. Zorginstellingen hebben natuurlijk ook een eigen verantwoordelijkheid. Het lijkt mij niet het meest effectief om een soort zwarte lijst aan te leggen van bestuurders die nooit meer elders een bestuursfunctie zouden mogen vervullen. Ook voor zorginstellingen moet dit een les zijn: zorg ervoor dat de raden van toezicht echt controleren. Die moeten niet te dicht bij de raden van bestuur staan en er moeten kritische mensen met verstand van zaken in zitten.

Dan de tweede vraag. Zorginstellingen moeten soms vastgoed aankopen omdat "wonen" vooralsnog aan zorg is gekoppeld. Er moeten wel voorwaarden zijn waaronder dit gebeurt. Er mogen geen middelen uit de zorg verdwijnen om elders groepen of mensen te verrijken. Daarover hebben wij zonet uitgebreid van gedachten gewisseld.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, u mag afrondend nog een korte vraag stellen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb gevraagd of de staatssecretaris bereid is om onderzoek te doen naar in welke mate zorggeld weglekt, via winst, private equity dan wel het aankopen van en speculeren met vastgoed. Wil zij bekijken hoe breed dat plaatsvindt?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik zie geen directe aanleiding om dat nu te doen, anders dan wij al meenemen in onze beleidsinitiatieven. Wij willen instellingen juist meer ruimte geven, bijvoorbeeld bij de integrale tarieven, zodat zij zelfstandig kunnen beslissen waaraan zij hun geld besteden en hoe zij op een verantwoorde wijze komen tot de bouw van instellingen. De suggestie van mevrouw Leijten dat daarvan bij voorbaat misbruik zou worden gemaakt, deel ik dus niet. Een "early warning"-systeem kan daarin inzicht geven. Mocht het geld toch op oneigenlijke gronden worden gebruikt of niet worden besteed aan het verlenen van zorg, dan zal ik zoals gezegd niet aarzelen om maatregelen te nemen.

De voorzitter:

In de tweede termijn van de Kamer is de spreektijd één minuut, inclusief het indienen van moties. Ik zal daarop strikt toezien. Ik vraag de medewerking van de leden, zodat ik niet hoef in te grijpen.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Wij hebben een lang debat gehad over de vraag wat er precies gepasseerd is bij Philadelphia. Ik stel vast dat de staatssecretaris bij het uitkomen van het rapport niet direct gehandeld heeft, zich niet op de hoogte heeft gesteld van het conflict dat er toen al was tussen het bestuur, de vakbonden en de or, en eigenlijk pas na de kerst op gang is gekomen. Nu heeft zij maatregelen genomen. Er zijn meerdere zaken afgedwongen, maar dat is niet door de staatssecretaris gebeurd. De staatssecretaris wil niet eens een beroep doen op de voorzitter van de raad van commissarissen om hem afstand te doen nemen van het verdere beleid en de invulling van de posities.

Dit brengt mij op falende bestuurders in de zorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat falende bestuurders in de zorg niet langer de mogelijkheid moeten krijgen, als bestuurder in de sector actief te zijn;

verzoekt de regering, de mogelijkheid om falende bestuurders te weren van nieuwe functies in de zorg, mee te nemen in het plan voor "goed bestuur",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116(31700 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ook het kabinet stelt dat de AWBZ geen sector is die zich leent voor marktwerking;

constaterende dat veel zorginstellingen bestaan uit een woud van stichtingsvormen, coöperaties, bv's, en dat er zelfs winst wordt uitgekeerd aan derden;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mate waarin winstuitkering in de AWBZ-zorg voorkomt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 117(31700 XVI).

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter. Ik heb verzuimd om in de eerste termijn de staatssecretaris een compliment te geven over de manier waarop zij deze zaak heeft aangepakt. Eerlijk gezegd ben ik blij dat ik dat verzuimd heb, want daardoor kan ik dit in de tweede termijn vervolmaken. Wat de staatssecretaris niet in de brief gemeld heeft aan maatregelen die zij zou nemen, heeft zij vandaag namelijk toegezegd. Ik ben daarmee heel blij. Deze crisis managet de staatssecretaris heel goed. Daarvoor mijn complimenten.

Eén vraag is blijven openstaan. Daarop krijg ik nog graag een antwoord. Deze betreft niet specifiek Philadelphia, zij het dat de kwestie daarbij wel aan de orde is gekomen. De jaarrekeningen die blijkbaar worden goedgekeurd in AWBZ-instellingen en waarschijnlijk ook in andere instellingen in de zorg, kunnen wij blijkbaar niet vertrouwen. Er wordt letterlijk gesteld dat de cijfers goed zijn als je ze op de ene manier leest, maar dat er enorme verliezen blijken te zijn gedraaid als je de cijfers op de andere manier leest. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dat binnen een "early warning"-systeem opgespoord kan worden, en liever nog, hoe ervoor gezorgd kan worden dat wij erop kunnen vertrouwen dat cijfers in de jaarrekening die worden goedgekeurd, goede cijfers zijn?

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik ben minder positief over het verloop van dit debat. Ik heb het vermoeden dat 2009 en 2010 gekenmerkt zullen worden door nog veel meer van dit soort debatten. De cowboys in de zorg kunnen voorlopig hun gang gaan en de Kamer hobbelt er rustig achteraan.

Ik dien vier moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het veroorzaken van financiële debacles niet zonder gevolgen blijft voor de vertrokken bestuurders, commissarissen en toezichthouders van Philadelphia Zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.Agema

Zij krijgt nr. 118(31700 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een richtlijn op te stellen voor het maximale aantal van drie nevenfuncties voor toezichthouders, commissarissen en bestuurders in de zorgsector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 119(31700 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de omvang van zorginstellingen wordt gemaximeerd op drie locaties of 500 cliënten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120(31700 XVI).

Mevrouw Agema (PVV):

Ik kom terug op de schoffering door de staatssecretaris van zorgmedewerkers die werken via een uitzendbureau of als zelfstandige. De kwaliteit van zorg is niet af te meten aan de werkrelatie. Het allerbelangrijkste is volgens mij dat wij van alle zorgmedewerkers een VOG verlangen, in navolging van de toezegging van de staatssecretaris dat een VOG wordt verlangd van huisartsen, artsen, psychiaters enzovoorts. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) verplicht wordt voor alle zorgmedewerkers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121(31700 XVI).

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Naar aanleiding van de reactie van de staatssecretaris heb ik nog één prangende vraag. Laat ik eerst benadrukken dat ik het goed vind dat de staatssecretaris haar nek zo uitsteekt voor de aansprakelijkheid van het bestuur. Ik waardeer het ook dat zij wil stimuleren dat bestaande mogelijkheden benut worden. De staatssecretaris heeft expliciet aangegeven dat zij een eerste initiatief om gebruik te maken van het enquêterecht financieel wil ondersteunen. Dit doet de vraag rijzen of er op dit moment in de praktijk financiële belemmeringen zijn om van het enquêterecht gebruik te maken. Ik hoor Kamerleden dit bevestigen. Dit roept bij mij de vraag op of wij niet veel meer moeten gaan regelen. Ik vraag de staatssecretaris om in haar brief over goed bestuur in de zorg expliciet mee te nemen op welke wijze zij de obstakels om gebruik te maken van de bestaande sancties weg kan nemen. Een initiatief financieel steunen is natuurlijk sympathiek, maar als vervolginitiatieven niet van de grond kunnen komen, schieten wij er weinig mee op.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar toezeggingen, waarmee zij aangeeft dat zij in deze casus opkomt voor de cliënten van Philadelphia, de zorgvragers en hun ouders en verwanten. Ook blijkt uit haar toezeggingen dat zij lessen wil leren voor de toekomst. Het is belangrijk dat zij heeft toegezegd, de continuïteit van zorg voor alle doelgroepen binnen Philadelphia te bewaken en tegelijkertijd de financiële continuïteit via het definitieve herstelplan en de uitvoering daarvan te bewaken via het College sanering zorginstellingen. Dit alles moet leiden tot behoud van kleinschaligheid, maar vooral ook tot herstel van vertrouwen bij de cliënten, zorgvragers, participanten en medewerkers van Philadelphia. Daarvoor is het ook nodig dat de raad van bestuur en de raad van toezicht serieus de bereidheid tonen om met alle groeperingen te spreken over de meerwaarde van de bestuurlijke fusie binnen Espria.

Het is van belang dat wij snel komen tot een integrale visie op goed bestuur in de gezondheidszorg. Het is goed dat beide bewindslieden daarmee komen, inclusief een visie op en een voorstel tot een beter fusietoezicht en de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders. Ik spreek mijn waardering uit voor de toezegging van de staatssecretaris op dat punt. Laat deze zaak vooral ook een les zijn voor alle bestuurders en toezichthouders in de zorg. Dat zeg ik de staatssecretaris na. Er is behoefte aan zelfreflectie en zelfcorrectie. Zij hoeven ook niet te wachten op nieuw beleid van dit kabinet.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris dankzeggen voor haar beantwoording. De SGP-fractie is ongelukkig met de ontstane situatie. Dat heb ik in mijn eerste termijn verwoord. Wij zitten er nu eenmaal in en zullen er het best mogelijke van moeten maken. Daarvoor is een herstelplan nodig dat snel van de grond komt. Wij hebben begrepen dat daarvoor nog enige dingen nodig zijn, maar ik ben het eens met de staatssecretaris dat het vertrouwen moet worden hersteld onder de cliënten, onder het personeel en in de samenleving. Dit zou het eerste speerpunt moeten zijn. Dit is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan, maar hierop moet het wel gericht zijn.

De staatssecretaris heeft allerlei toezeggingen gedaan over de kwaliteit, de continuïteit, het management en de aansprakelijkheid. Ik dank haar daarvoor. Zij zal de Kamer rapporteren. Ik heb begrepen dat zij dit zo snel mogelijk doet, maar uiterlijk half februari. Wij zien dit met belangstelling tegemoet. Er is nog heel veel te doen. Een ieder die daarbij betrokken is, wens ik de nodige wijsheid toe.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Allereerst mijn zeer welgemeende complimenten aan de staatssecretaris voor de wijze waarop zij deze zaak aanpakt. Ik hoop werkelijk dat de toezeggingen die zij heeft gedaan, met name op het gebied van aansprakelijkheid maar ook op een aantal andere punten, een voorbeeldwerking en een preventieve werking hebben voor andere besturen. Ik wens iedereen die betrokken is bij deze zaak heel veel bestuurlijke wijsheid toe. Ik wens de medewerkers en de cliënten toe dat zij ondanks al het gedoe rondom Philadelphia door zullen gaan met deze zorgverlener. Ik hoop werkelijk dat op heel korte termijn medewerkers en cliënten weer met trots kunnen zeggen dat zij bij Philadelphia werken, dan wel dat zij door Philadelphia verzorgd worden. Zo is Philadelphia geweest en zo moet Philadelphia op de kortst mogelijke termijn weer worden. De wijze waarop de staatssecretaris het aanpakt, geeft mij vertrouwen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris van harte voor de beantwoording van de vragen en voor de vele toezeggingen. Ook ik spreek mijn waardering uit voor de manier waarop zij het debat heeft gevoerd, maar ook voor de tijd die zij heeft ingezet om in zo'n kort tijdsbestek allerlei maatregelen te nemen en veel werk te verzetten. Mijn complimenten daarvoor.

Ik heb één ding gemist. In mijn eerste termijn heb ik gevraagd of de staatssecretaris bereid is om concrete voorstellen te doen in de aangekondigde brief over good governance. Ik wil weten op welke manier er straks getoetst wordt of er echt sprake is van good governance. Good governance is één ding, maar hoe gaan wij straks echt toetsen of de eisen die in dat kader zijn gesteld, ook gerealiseerd worden? Ik heb op deze vraag nog geen antwoord gehad.

Ik deel de mening van de staatssecretaris dat de verbetering niet alleen zit in structuren maar ook in het gedrag van mensen. Dat vraagt van de totale organisatie, ook van het personeel en de vertegenwoordigers, dat zij daar oog voor hebben.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris met het verzoek zo snel mogelijk in te gaan op de ingediende moties.

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik ben blij met het vertrouwen dat de Kamer uitspreekt in de maatregelen die ik heb genomen. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik hoop, met iedereen hier, dat de rust bij Philadelphia snel hersteld zal zijn, dat medewerkers zich weer bezig kunnen gaan houden met het werk dat zij willen doen en dat cliënten goede zorg krijgen.

Tegen mevrouw Van Miltenburg, die geen motie heeft ingediend, zeg ik dat de jaarrekeningen inderdaad een probleem kunnen zijn. Daar zitten dan precies de verschuivingen waardoor het vaak te laat duidelijk is dat er financiële problemen zijn bij zorginstellingen. Ik verwijs naar het "early warning"-systeem. Ook daarbij geldt echter, de heer De Vries memoreerde dit al, dat er ook een cultuurverandering op gang moet komen. Goedkeuring door een accountant betekent niet vanzelfsprekend dat er geen enkele vraag meer gesteld hoeft te worden over de financiële situatie.

Tegen mevrouw Agema zeg ik nog maar eens dat ik geen enkel negatief oordeel heb over mensen die via uitzendbureaus of als zelfstandige in de zorg werken. Iedereen is mij even lief. Ik stel echter wel vast dat met name voor de groep verstandelijk gehandicapten het van belang is dat iedereen, waar men ook vandaan komt, goed opgeleid en geëquipeerd is om voor deze groep te zorgen.

Ik zeg mevrouw Sap toe dat wij de financiële belemmeringen bij het enquêterecht meenemen in de brief over good governance. Ook de Landelijke Cliëntenraad heeft al op dit punt gewezen. Het geeft te denken als je voor hetzelfde alsnog geld moet vragen bij de raad van bestuur waar je eigenlijk onderzoek naar wilt doen. Ik ben het met u eens dat er op dit punt meer moet gebeuren.

Ik kom te spreken over de moties. Mevrouw Leijten verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 116, de mogelijkheid om falende bestuurders te weren van nieuwe functies in de zorg mee te nemen in het plan voor "goed bestuur". Ik ontraad aanneming van deze motie. Ik heb in algemene termen al gezegd dat ik bestuurders die het niet goed doen, wil aanpakken. Daarvoor ben ik al een aantal elementen aan het ontwikkelen. Ik acht deze motie dus overbodig. Het is ook een belangrijke verantwoordelijkheid van instellingen zelf om goed na te gaan of mensen geëquipeerd zijn en wat zij eerder, al dan niet in de zorg, hebben gedaan.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten heeft nog een korte vraag over de motie.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik betreur het oordeel van de staatssecretaris. Wat vindt zij van de mensen die zorgbedrijven leiden of opzetten, die failliet laten gaan, mogelijk veroordeeld worden wegens fraude met zorggeld en vervolgens, als die veroordeling teniet is gedaan, gewoon opnieuw beginnen? Vindt zij dat zoiets mogelijk moet zijn?

Staatssecretaris Bussemaker:

Een discussie over de mogelijkheden die mensen die veroordeeld zijn daarna nog in de samenleving krijgen, hoort in dit debat eigenlijk niet thuis. Die mogelijkheden hangen af van wat zij geleerd hebben van hun veroordeling. Ik ben bezig met een VOG voor het werken in de gehandicaptenzorg. Het lijkt mij onwenselijk om ook dit soort lijsten bij te houden, want dat levert enorm veel extra bureaucratie op. Het zou ook iedereen die weleens een fout heeft begaan, de kans ontnemen om die te herstellen.

Mevrouw Leijten verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 117 om onderzoek te doen naar de mate waarin winstuitkering in de AWBZ-zorg voorkomt. Ik heb al gezegd dat het onwenselijk is dat financiële middelen uit de zorg verdwijnen. Ik acht deze motie dus overbodig en ik ontraad aanneming ervan. Het thema komt vanzelf terug in verschillende brieven die ik de Kamer nog stuur. Dat heb ik al eerder toegezegd.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten mag een korte vraag stellen over deze motie.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het treurig om te horen dat bestuurders ...

De voorzitter:

Geen betoog, een korte vraag.

Mevrouw Leijten (SP):

... die met zorggeld frauderen en vervolgens vervolgd worden, gewoon hun werk kunnen blijven doen. De staatssecretaris wil geen onderzoek doen naar waar het voorkomt. Maar als wij onderzoek doen, weten wij toch ook welke eigendomsvormen daaronder liggen?

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik wil niet alleen onderzoek ernaar doen, maar ook maatregelen ertegen nemen. Daarom ontraad ik aanneming van deze motie. Ik heb al gezegd wat ik daaraan wil doen.

Mevrouw Agema verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 118 om te bewerkstelligen dat het veroorzaken van financiële debacles niet zonder gevolgen blijft voor de vertrokken bestuurders, commissarissen en toezichthouders van Philadelphia Zorg. Daarvoor heb ik de juridische middelen nodig. Ik heb al gezegd dat ik graag de middelen benut die ik heb en dat ik bezig ben met het ontwikkelen van nieuwe middelen. Ik ontraad aanneming van deze motie.

In haar motie op stuk nr. 119 verzoekt mevrouw Agema de regering, een richtlijn op te stellen voor het maximale aantal van drie nevenfuncties. Ik vind het wenselijk om te kijken naar een maximumaantal nevenfuncties, maar ik wil dit aantal nu niet vastpinnen op drie. Dit is precies één van de thema's die moet terugkomen in de brief over good governance. Ik ontraad dus het aannemen van deze motie.

Hetzelfde geldt voor de motie van mevrouw Agema op stuk nr. 120, waarin zij de regering verzoekt om te bewerkstelligen dat de omvang van zorginstellingen wordt gemaximeerd op 3 locaties of 500 cliënten. Het lijkt mij, indachtig de discussie die wij zojuist hebben gevoerd over kleinschaligheid en grotere instellingen, onwenselijk om ons vast te pinnen op getallen.

Op de Verklaring Omtrent het Gedrag, waarin mevrouw Agema verzoekt in haar motie op stuk nr. 121, ben ik al ingegaan. Ik onderzoek of zo'n verklaring in de zorg, analoog aan het onderwijs, ingesteld kan worden, te beginnen bij jongeren en kwetsbare groepen. Ik heb de Kamer daarover ook al bericht. Ik ontraad dus aanneming van deze motie.

De voorzitter:

Mevrouw Agema heeft nog een korte vraag voor u.

Mevrouw Agema (PVV):

Dit is een heel gekke redenering van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Geen betoog. U moet een vraag stellen.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik heb nog niet eens ademgehaald.

De voorzitter:

Maar ik heb gezegd dat u slechts een vraag kon stellen.

Mevrouw Agema (PVV):

De staatssecretaris ontraadt aanneming van mijn motie. Dat vind ik erg raar. Zij heeft in de richting van mijn fractie de toezegging gedaan dat BIG-geregistreerden en werkers in de gehandicaptenzorg een VOG nodig zullen hebben. Zij zei echter ook: iemand moet een tweede kans krijgen. Dat vind ik erg treffend. Ik wijs erop dat ik mensen op bezoek krijg die vertellen dat hun moeder verzorgd is door iemand die is veroordeeld voor mishandeling, openlijke geweldpleging en diefstal. Wat mij betreft komt zo iemand nooit meer in de zorg te werken. Wat mij betreft werkt hij niet meer voor ouderen, voor gehandicapten, voor niemand meer. Staatssecretaris, kunt u alstublieft uw advies om de motie niet aan te nemen intrekken en het oordeel daarover aan de Kamer laten? Het gaat mij erom dat alle medewerkers in de zorg een VOG zouden moeten kunnen overleggen. Als het u het oordeel aan de Kamer laat, kunnen wij des te sneller tot de situatie komen waarin kwetsbare mensen, de 160.000 ouderen in ons land die jaarlijks met mishandeling te maken hebben, beter worden beschermd.

De voorzitter:

U kunt nu even ademhalen en de staatssecretaris geeft antwoord.

Staatssecretaris Bussemaker:

Nee, voorzitter, ik zal mijn advies niet veranderen. Ik ben heel duidelijk geweest. Ik heb al eerder gezegd dat wij onderzoeken of zo'n Verklaring Omtrent het Gedrag is te hanteren voor mensen die met kwetsbare groepen in de zorg werken. Daarvoor heb ik geen motie nodig. Wij zijn hier al lang mee bezig. Dus ik ontraad aanneming van deze motie.

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer De Vries. Eerder heb ik al gezegd: laat dit niet een les voor alleen Philadelphia zijn. Laat dit ook een les zijn voor de bestuurders. Zij hoeven niet te wachten op wat voor wetgeving, regelgeving of beleid dan ook. Zij kunnen nu beginnen met zelfreflectie, met correctie en met het leveren van directe zorg in het belang van cliënten, waarbij de aandacht van de raad van bestuur en die van de raad van toezicht moet uitgaan naar wat er op de werkvloer gebeurt en naar wat er met de cliënten van hun instelling gebeurt. Zij kunnen daarbij onderzoeken hoe tevreden zij zijn. De bestuurders kunnen nu dus al lessen trekken en het punt van good governance en toezicht daarbij in aanmerking nemen.

Een vraag van mevrouw Ortega over good governance heb ik nog niet beantwoord, maar ik mij is ontschoten hoe die precies luidde.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb gevraagd of u in de brief over good governance met voorstellen voor de toetsing daarvan wilt komen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Voor zover het mogelijk blijkt te zijn om zoiets concreet te toetsen, zullen wij dit punt betrekken bij het opstellen van deze brief. Ik ben het met u eens dat wij niet alleen mooie voornemens moeten hebben, maar dat wij ook moeten zorgen voor toetsing en bijbehorende sancties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven