Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 november 2008 over het uitzetten van het nationaal vervoerbewijs in Rotterdam.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Wij hebben het weer eens over de ov-chipkaart. Ondanks alle problemen die er zijn, is toch besloten om in Rotterdam de strippenkaart af te schaffen, dit met steun van de coalitiepartijen en de VVD. Het is helaas niet anders, want er zijn nog volop problemen die niet opgelost zijn. Wij gaan mensen dwingen deze kaart toch te gebruiken. Er zijn mensen die de kaart niet hebben maar er zijn ook mensen die de kaart niet willen hebben. Zo groot is het draagvlak daar nog steeds niet.

Ik kan ook tellen en ik weet dat de meerderheid de staatssecretaris hierin ondersteunt. Toch wil ik de aandacht vragen voor bijvoorbeeld de studenten en de blinden en slechtzienden. Voor hen zijn er nog grote belemmeringen wanneer gereisd moet worden met de chipkaart. De blinden en slechtzienden kunnen heel moeilijk zelfstandig de chipkaart kopen of opladen. Ook daarnaast zijn er nog problemen bij het in- en uitchecken. Ook voor studenten zijn er problemen. Zo beschikt de studentenkaart nog niet over een chip. Wat is dat een grote flater! Studenten kunnen straks de poortjes niet open krijgen met hun kaart. Twee weken geleden heeft de SP met spoed vragen gesteld over deze problemen en er ook bij gevraagd of deze vragen voor dit VAO beantwoord konden worden. Helaas, wij hebben de antwoorden niet binnen gekregen, naar verluidt omdat "zij nog aan het aftasten zijn". Ik neem toch aan dat alle belemmeringen voor zowel de blinden als de slechtzienden als voor de studenten voor 29 januari aanstaande zijn opgelost. Voor de zekerheid dien ik echter de volgende motie in, want ik vertrouw bijna niets meer in dit dossier.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er besloten is om het nationaal vervoerbewijs in de Rotterdamse metro vanaf 29 januari 2009 "uit te zetten" als geldig vervoerbewijs;

overwegende dat het openbaar vervoer voor iedereen toegankelijk moet zijn;

constaterende dat een systeem waarbij uitsluitend gereisd kan worden met de ov-chipkaart nu nog belemmeringen opwerpt voor bepaalde mensen, zoals blinden, slechtzienden en studenten;

verzoekt de regering om belemmeringen die zich voordoen bij het gebruik van de ov-chipkaart weg te nemen, voordat het nationaal vervoerbewijs in Rotterdam wordt "uitgezet" als geldig vervoerbewijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 268(23645).

De heer Mastwijk (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft ingestemd met het besluit van de staatssecretaris om per februari 2009 het gebruik van de strippenkaart in de metro uit te zetten. Er zal zich best nog wel wat voordoen en er zal best nog wel wat fout gaan. Dat moet dan maar, daar ligt de CDA-fractie niet wakker van. Als je wacht tot je echt zeker weet dat elke fout eruit is, wordt het wachten tot sint-juttemis dan wel tot Pasen en Pinksteren op een dag vallen. Beide evenementen zullen zich niet zo snel voordoen. Zoals mijn goede moeder dan placht te zeggen: niet dat benauwde, al doende leert men. Mijn moeder was een verstandige vrouw.

De CDA-fractie wil net als de heer Roemer de aandacht vragen voor de positie van de blinden en slechtzienden. De RET heeft de prijs van Viziris gekregen in verband met de goede geleidelijnen op de stations. Hulde, zou ik zeggen, maar zij moeten daar in Rotterdam natuurlijk niet denken dat zij dan op hun lauweren kunnen gaan rusten. Noblesse oblige, zo zei ik tijdens het algemeen overleg over dit onderwerp. De blinden en slechtzienden hebben bij dit soort zaken voortdurend de aandacht nodig.

De ervaringen in Rotterdam zijn belangrijk voor de overige regio's en dus zijn directeur Peters en de zijnen niet alleen voor de RET bezig. Als het in Rotterdam spaak zou lopen – nogmaals, wij zijn daar niet zo bang voor – hebben niet alleen wethouder Baljeu en Pedro Peters een probleem maar bijvoorbeeld ook de heer Kroon van het GVB in Amsterdam die, naar ik heb begrepen, per 1 april 2009 van de strippenkaart af wil.

Rotterdam is een pilot, ook de fase die wij nu in gaan. De uitkomst daarvan is van invloed op de snelheid waarmee de staatssecretaris de strippenkaart elders afschaft. Om dat nog eens te onderstrepen, dien ik samen met collega Roefs de volgende motie in, bedoeld om de RET, de staatssecretaris en de andere regio's goed bij de les te houden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ervaringen in Rotterdam met het reizen in de metro met uitsluitend de ov-chipkaart nuttige informatie zullen opleveren over mogelijke problemen voor blinden en slechtzienden met de bediening van poortjes en automaten;

overwegende dat deze ervaringen door de regering moeten worden meegewogen bij het nemen van besluiten tot het uitzetten van de strippenkaart in andere (stads)regio's;

verzoekt de regering, eerst over te gaan tot het elders uitzetten van de strippenkaart respectievelijk het papieren vervoerbewijs als zich eventueel voordoende problemen afdoende zijn verholpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mastwijk en Roefs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 269(23645).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Er zijn twee moties ingediend. Ik begin met de motie van de heer Roemer. Het dictum van deze motie luidt: "verzoekt de regering, belemmeringen die zich voordoen bij het gebruik van de ov-chipkaart weg te nemen voordat het Nationaal Vervoersbewijs in Rotterdam wordt 'uitgezet' als geldig vervoersbewijs". Bij dit dictum merk ik op dat de regering de ov-chipkaart niet invoert, maar dat de gemeente Rotterdam samen met de vervoerders de ov-chipkaart invoert. Als er belemmeringen moeten worden weggenomen, dan moet de regering dat niet doen maar de gemeente Rotterdam. Ik zeg dit om de zaken even helder neer te zetten.

De heer Roemer weet dat ik voor het uitzetten van het nationaal vervoerbewijs criteria heb gesteld, waaronder criteria die te maken hebben met de toegankelijkheid voor de reiziger en het gebruiksgemak van de reiziger. De gemeente Rotterdam voldoet aan die criteria, vandaar dat ik het besluit genomen heb. Ook de lokale consumentenorganisaties zijn akkoord met het voorstel van Rotterdam. ROVER is niet akkoord, maar deze organisatie is om een andere reden niet akkoord gegaan dan om de reden die de heer Roemer in zijn motie noemt. Het zal de heer Roemer ongetwijfeld dus niet verbazen dat ik aanneming van deze motie ontraad.

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid aan de heer Roemer voor het stellen van één verhelderende vraag.

De heer Roemer (SP):

Ik zal het proberen. Dan moet ik mijn vraag goed formuleren, voorzitter.

De voorzitter:

Graag ja.

De heer Roemer (SP):

De staatssecretaris zegt dat zij criteria heeft opgesteld en dat er aan die criteria wordt voldaan. Ik vind het echt van de zotte dat er ingestemd wordt met een voorstel waardoor mensen die een vervoersbewijs hebben, zoals studenten die niet in Rotterdam wonen, niet gewoon met het openbaar vervoer kunnen reizen waarvoor zij een geldige kaart hebben. Ik vind het van de zotte dat de staatssecretaris zo weinig oog heeft voor de gigantische problemen van blinden en slechtzienden met en zonder blindengeleidehonden in Rotterdam en dat zij Rotterdam voor die mensen tot een speeltuin maakt.

De voorzitter:

Dat is meer een constatering dan een vraag.

De heer Roemer (SP):

Dan stel ik de vraag aan de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dat is wel handig.

De heer Roemer (SP):

Waarom heeft zij dat gedaan?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

De verhelderende vraag van de heer Roemer is natuurlijk altijd goed, maar ook goed omdat hij mij eraan herinnert dat hij nog een andere opmerking heeft gemaakt waarop ik vergeten ben te antwoorden. Hij heeft inderdaad vorige week schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van de situatie met de studenten. Hij heeft ons gevraagd daarop voor het VAO te antwoorden. Wij hebben daar alle energie in gestoken, maar omdat het voornamelijk een onderwerp betreft dat bij OCW ligt, is daarvoor medeparafering van OCW nodig. Dat is tot op vandaag nog niet gelukt. Vandaar dat er straks een uitstelbriefje komt met deze opmerkingen. Ik denk echter wel dat hij best tevreden zal zijn met de beantwoording van de vragen, voor zover ik ze heb gezien en als OCW ermee akkoord gaat. Nogmaals, de regionale consumentenorganisaties, waaronder ook de organisaties van blinden en slechtzienden, zijn akkoord gegaan met het uitzetten van de strippenkaart in Rotterdam.

Ik kom bij de tweede motie van de leden Mastwijk en Roefs, waarvan het dictum luidt: "verzoekt de regering eerst over te gaan tot het elders uitzetten van de strippenkaart respectievelijk het papieren vervoerbewijs als zich eventueel voordoende problemen afdoende zijn verholpen". Ik kenschets deze motie als ondersteuning van mijn beleid. Ik heb met alle invoerende decentrale overheden afgesproken dat dit ook zal gebeuren als uit de pilot in Rotterdam zaken te voorschijn komen die moeten worden aangepast. Deze motie, die bedoeld is om ons allemaal bij de les te houden, beschouw ik als ondersteuning van mijn beleid.

De voorzitter:

Eén vraag, mijnheer Roemer.

De heer Roemer (SP):

Betekent dit dat de strippenkaart in Amsterdam niet zal worden afgeschaft als de problemen die ik bij Rotterdam heb gesignaleerd, bij Amsterdam niet zijn opgelost, bijvoorbeeld de problemen met de studentenkaart? Dat lees ik hieruit en dat vindt de staatssecretaris ondersteuning van beleid?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Het betekent, zoals in de motie staat, dat de oplossing overal moet worden toegepast waar de ov-chipkaart wordt ingevoerd, wanneer problemen niet afdoende worden verholpen. De ervaringen met de evaluatie van de pilot in Rotterdam worden dus overal toegepast waar de ov-chipkaart wordt uitgerold. Als er problemen zijn die niet afdoende zijn opgelost, moeten die worden opgelost.

De heer De Krom (VVD):

Dit is weer een van die opendeurmoties waar niemand tegen kan zijn. Wij stemmen de laatste drie weken over gemiddeld zo'n honderd moties per week. Ik kijk ook een beetje naar u, voorzitter. Daartussen zit een flink aantal waaraan de regering de kwalificatie geeft: ik neem haar over of ik beschouw haar als ondersteuning van het beleid. Ik vraag daarom de CDA-fractie en de PvdA-fractie als medeondertekenaar waarom deze motie nog in stemming dient te komen.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Dit is geen vraag aan de staatssecretaris. Ik geef het woord aan de heer Mastwijk. Ik neem aan dat hij zal spreken namens beide fracties.

De heer Mastwijk (CDA):

Als mevrouw Roefs het niet eens is met wat ik ga zeggen dan is zij mondig genoeg om daarop eventueel een aanvulling te geven. Ik heb in mijn bijdrage ook gesproken over het werk dat de heer Peters en de zijnen nu in Rotterdam verrichten om ervoor te zorgen dat de heer Kroon en anderen in dit land goed bij de les blijven. Dat is de strekking van mijn motie. Het moet goed duidelijk zijn dat wij niet fluitend, met de ogen dicht, per 1 april aanstaande de strippenkaart in Amsterdam uitzetten, mocht het fout gaan in Rotterdam, mochten zich problemen voordoen, zoals de heer Roemer heeft geschetst, met de toegankelijkheid voor blinden en slechtzienden. De staatssecretaris weet dit net zo goed als ik. Dat is de boodschap die deze motie mede uitstraalt. Mevrouw Roefs knikt "ja", dus zij is het met mij eens.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag aanstaande zullen wij stemmen over de ingediende moties. Ik dank de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven