Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 november 2008 over de evaluatie van natuurwetgeving.

De voorzitter:

Het wachten is op de komst van mevrouw Van Gent. Ik geef alvast het woord aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Wij hebben een AO gehad over de evaluatie van de natuurwetgeving. Om te beginnen is mijn fractie van mening dat die evaluatie te eenzijdig is geweest. Er is alleen gekeken hoe lastig het in de praktijk is voor burgers en ondernemers, terwijl de effectiviteit van het doel van de natuurwetgeving, namelijk het beschermen van de natuur, moet worden onderzocht.

Ik heb een motie voorbereid, maar die dien ik niet in, omdat de heer Van der Ham een motie gaat indienen die net zo mooi is. Ik zet daar graag mijn naam onder. Wel dien ik een motie in over het voornemen van het kabinet om het verbod op de jacht in natuurgebieden te schrappen. Wat mij betreft, hoeft dat niet. Ik herinner de PvdA-fractie er graag aan dat ook zij dat niet nodig vond in de tijd dat de minister-president hier met een andere ministersploeg aan tafel zat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat artikel 46, lid 3, van de Flora- en faunawet jacht in natuurgebieden, zoals beschermde natuurmonumenten, wetlands en Vogelrichtlijngebieden, verbiedt;

constaterende dat de regering het voornemen heeft om in het wetsvoorstel voor een integrale natuurwet in 2010 dit verbod in het kader van deregulering op te heffen;

verzoekt de regering, af te zien van haar voornemen, het verbod op jacht in natuurgebieden zoals is verwoord in artikel 46, lid 3, van de Flora- en faunawet op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Thieme en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(31536).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het kabinet heeft ook aangekondigd om het gebruik van dieronvriendelijke tradities te verruimen. Ook dat staat mijns inziens haaks op het groeiende belang dat in onze samenleving wordt gehecht aan dierenwelzijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in een samenleving waarin een groeiend belang wordt gehecht aan het welzijn van dieren, het voor de hand ligt om dieronvriendelijke tradities eerder af te schaffen dan te verruimen;

constaterende dat de regering het voornemen heeft om in het wetsvoorstel voor een integrale natuurwet in 2010 dieronvriendelijke tradities weer uitgebreider toe te laten, zoals het vangen van eenden in een eendenkooi en de uitbreiding van het gebruik van roofvogels om mee te jagen;

verzoekt de regering, het vangen van eenden in een eendenkooi en het gebruik van roofvogels om mee te jagen te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Thieme en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(31536).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie is tevreden over het feit dat een nieuwe integrale natuurwetgeving op stapel staat. Dit is een majeur traject. In tegenstelling tot de fractie van de Partij voor de Dieren vindt mijn fractie het niet nodig om nu voor te sorteren op de vraag wat er wel of niet in deze wetgeving moet worden opgenomen. Wel is van belang dat het natuurbeleid effectief is. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het eindrapport "Over wetten van de natuur, Evaluatie van de natuurwetgeving: bevindingen en beleidsconclusies" gesteld wordt dat de wettelijke bescherming een belangrijk en succesvol instrument is;

overwegende dat de Natuurbalans 2008 wederom een achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland constateert;

constaterende dat uit het eindrapport blijkt dat de evaluatie van de natuurwetgeving vooral een vervolg is op trajecten die in het verleden in gang zijn gezet om de wetgeving en uitvoeringspraktijk zo goed mogelijk op orde te brengen en burgers en bedrijven zo goed mogelijk te faciliteren;

van mening dat ook de verbetering van de bescherming van de natuur een uitgangspunt zou moeten zijn;

verzoekt de regering, te komen met een evaluatie gericht op de effecten van de huidige wetgeving op de verbetering van de natuur en biodiversiteit, en deze spoedig aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(31536).

De heer Jager (CDA):

Wat bedoelt mevrouw Jacobi Jacobiexact met deze motie? Uit de evaluatie van de natuurwetgeving bleek namelijk ook dat er juist dankzij de wetgeving geen verdere achteruitgang heeft plaatsgevonden dan de achteruitgang die nu wordt geconstateerd. Wat wil mevrouw Jacobi exact duiden?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik wil graag dat het ministerie van LNV een beeld schetst waarmee wij op hoofdlijnen kunnen zien wat de effecten van de huidige natuur wetgeving zijn. Wat zijn bijvoorbeeld precies de effecten van het soortenbeleid? Zijn wij al op het punt uitgekomen dat niet alleen de soort wordt beschermd, maar dat andere soorten door deze bescherming worden bedreigd? Inzicht in dit type verhoudingen en deze evenwichten is nodig om te kunnen inschatten welke wetgeving nodig is om te komen tot effectgericht natuurbeleid.

De heer Jager (CDA):

Doelt mevrouw Jacobi daarmee op de hoofdlijnen?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Absoluut. Dit kunnen wij niet op detailniveau doen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik ga direct over tot het voorlezen van mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) een quick scan heeft laten uitvoeren naar de ecologische effectiviteit van de natuurwetgeving en dat daaruit bleek dat voor het beschermen van natuur en biodiversiteit het bestaan van natuurwetgeving zeer belangrijk is;

constaterende dat tevens bleek dat de specifieke ecologische effectiviteit van een specifiek instrumentarium lastig is vast te stellen en dat de quick scan van het MNP zich heeft gebaseerd op al beschikbare kennis uit MNP-rapporten en er geen aanvullende analyses zijn uitgevoerd;

overwegende dat het MNP heeft aangegeven dat het houden van interviews en casestudies bruikbare nieuwe informatie kan aanleveren, maar dat een dergelijk onderzoek meer tijd vraagt;

verzoekt de regering, aanvullend onderzoek te laten doen naar de ecologische effectiviteit van de huidige natuurwetgeving en daarbij de aanbevelingen van het Milieu- en Natuurplanbureau te betrekken;

verzoekt de regering tevens, de uitkomsten van dit onderzoek te betrekken bij het proces van het opstellen van de nieuwe natuurwetgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Van Gent en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(31536).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben een goed overleg gehad over de natuurbeschermingswetgeving, maar ik dien een motie in, omdat wij toch behoefte hebben aan een uitspraak van de Kamer over het volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nb-wet zich beperkt tot de duiding van het beschermingsniveau van de Natura 2000-gebieden;

van mening dat ook de rest van de Ecologische Hoofdstructuur (ehs) een eigen beschermingsniveau verdient;

overwegende dat het voor de helderheid en overzichtelijkheid van natuurwetgeving van belang is dat alle regimes van natuurbescherming in één wet worden samengebracht;

overwegende dat er verschillende gradaties van bescherming mogelijk zijn binnen één wet;

verzoekt de regering, de Kamer op korte termijn te informeren over de mogelijkheden van wettelijke bescherming van de ehs in de nieuw op te stellen natuurwet en deze mogelijkheid in de voorbereiding niet op voorhand uit te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(31536).

De heer Jager (CDA):

Voorzitter. Er zijn voldoende moties ingediend en de minister heeft veel toezeggingen gedaan. Ik zie dus af van het indienen van moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in dit VAO. Ik bevestig dat wij een heel goed algemeen overleg hebben gehad over de natuur en de natuurwetgeving, met name over het integreren van drie wetten. Ik ga nu in op de ingediende moties.

Ik begin met de motie-Ouwehand c.s. op stuk nr. 4. In die motie wordt de regering verzocht, af te zien van haar voornemen om het verbod op de jacht in natuurgebieden op te heffen, zoals verwoord in artikel 46, lid 3 van de Flora- en faunawet. Ik ontraad de aanneming van deze motie. De verantwoordelijke beheerders en de beheerseenheden zijn immers uitstekend in staat om hun eigen beheerstrategie en -aanpak toe te passen, omdat zij daar heel gericht op kunnen inzetten. Ik hoef dit niet voor te schrijven, want de wet- en regelgeving biedt de ruimte. Ik kom daarop terug bij de behandeling van de motie-Jacobi op stuk nr. 5. De wet- en regelgeving biedt de ruimte om maatwerk te leveren. Ik laat die verantwoordelijkheid aan de beherende instanties zelf, met inachtneming van de spelregels die wij daarvoor wettelijk hebben afgesproken.

Ik kom op de motie-Ouwehand c.s. op stuk nr. 4, waarin de regering verzocht wordt het vangen van eenden in een eendenkooi en het gebruik van roofvogels om mee te jagen te verbieden. Het gaat hierbij dus over eendenkooien en valkeniers. De registratie van nieuwe eendenkooien zal het huidige aantal niet doen toenemen. Ik heb in het algemeen overleg gezegd dat het aantal eendenkooien per saldo elk jaar nog steeds afneemt. Meestal gaat het daarbij om het opnieuw in gebruik nemen van oude eendenkooien. In tegenstelling tot wat mevrouw Ouwehand wellicht nog steeds veronderstelt, wordt dit gedaan door natuurbeschermingsorganisaties. Het beschermingsniveau blijft met deze nieuwe wet ongewijzigd. De verruiming van het aantal valkeniers – het andere punt in de motie – zal niet tot een grote toename leiden van het gebruik van roofvogels voor de jacht. Dat komt door de strenge eisen die aan de valkerij zijn gesteld. Alles overwegende ontraad ik het aannemen van deze motie.

In de motie-Jacobi op stuk nr. 5 wordt de regering verzocht om te komen met een evaluatie, gericht op de effecten van de huidige wetgeving op de verbetering van de natuur en biodiversiteit, en deze spoedig aan de Kamer te doen toekomen. Ik had de neiging om naar aanleiding van deze motie te zeggen dat wij de wetgeving hebben en dat het moeilijk is de letter van de wet te toetsen. Na het interruptiedebatje dat mevrouw Jacobi hier voerde, begrijp ik echter wat zij bedoelt. Wij hebben elk jaar de Natuurbalans. Die houdt heel strak de vinger aan de pols, ook met betrekking tot de effecten van het natuurbeleid. De Kamer krijgt de Natuurbalans en kan daarmee de regering controleren. Zo ziet de regering de effecten van de wetgeving, maar ook van de uitvoering van de wetgeving. De wetgeving moet het mogelijk maken om te beschermen waar dat nodig is en om te beheren waar het noodzakelijk is. Hoe zorg je dat je voldoende houdt van een soort, maar voorkom je ook dat een soort zo uitdijt dat hij dominant wordt over andere soorten en daarmee schade toebrengt aan andere onderdelen van onze flora en fauna? Als mevrouw Jacobi dat bedoelt, wil ik dat graag toezeggen. Ik ben voor een dynamische gebiedsaanpak. Ik zie de motie in dat geval als een ondersteuning van het beleid. Waar nodig moet worden beschermd en waar dat noodzakelijk is voor de totaalbalans moet worden beheerd.

In de motie-Van der Ham c.s. op stuk nr. 6 wordt verzocht om aanvullend onderzoek te laten doen naar de ecologische effectiviteit van de huidige natuurwetgeving en daarbij de aanbevelingen van het Milieu- en Natuurplanbureau te betrekken. Ik heb daarover net al wat gezegd. In de motie wordt tevens verzocht de uitkomsten van dit onderzoek te betrekken bij het proces van het opstellen van een nieuwe natuurwetgeving. De evaluatie van de natuurwetgeving is mede gebaseerd op onderzoek naar de ecologische effectiviteit. Daarover hebben wij het al gehad. Verder onderzoek zal geen nieuwe inzichten opleveren en tot dezelfde conclusies leiden. In dat verband wijs ik ook op de uitspraak van het Milieu- en Natuurplanbureau. Als de heer Van der Ham echter ongeveer hetzelfde bedoelt als mevrouw Jacobi, zie ik deze motie ook als ondersteuning voor het beleid.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben blij dat u de motie een kans geeft. Je zou de motie ook zo kunnen uitleggen dat je van alles weer opnieuw gaat onderzoeken. Dat is uitdrukkelijk niet mijn wens. Een optie zou kunnen zijn om, als deze motie zou worden aanvaard door de Kamer en wellicht in overleg met het MNP, op een aantal punten nog nader onderzoek te doen. Als de minister de lijst aan de Kamer laat toekomen, kan gezamenlijk worden bekeken of hij nog moet worden aangevuld, of dat er een aantal zaken kan worden afgevoerd. Wij doen op die manier niet alles opnieuw. Wij beperken het tot een aantal hoofdzaken waarmee wij ons voordeel kunnen doen in andere processen van nieuwe natuurwetgeving.

Minister Verburg:

Ik heb de Kamer toegezegd dat ik begin volgend jaar met een plan van aanpak zal komen, met een soort kalender die aangeeft hoe ik de integratie van wetten en regelgeving voor mij zie. Ik heb ook gezegd dat ik daarbij alle relevante spelers in het spel wil betrekken. Als ik dit verzoek van de heer Van der Ham daarin meeweeg aan de voorkant, kunnen wij het hele traject meenemen. Ik constateer dat de heer Van der Ham daar goed mee kan leven, gelet op zijn non-verbale uitstraling.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik vind dat u nu heel aardig doet, want de motie van mevrouw Jacobi is volgens u ondersteuning van het beleid. Dat hoop ik ook, want het is altijd goed om dingen te weten. Om nu onderzoek op onderzoek op onderzoek te stapelen, lijkt mij echt overbodig. Ik ben daarover verbaasd, want deze motie is zo in lijn met de vorige motie en de toezeggingen die u al hebt gedaan in het debat, dat wat hier wordt opgeschreven volgens mij overbodig is. Als ik u nu echt aankijk ...

Minister Verburg:

Ik kijk u ook aan. Dat doen wij wel vaker. Dat bevalt nog steeds en ik hoop dat ook nog een poosje te kunnen blijven doen. Ik heb de motie van mevrouw Jacobi geduid en ik heb gezien dat zij met mijn duiding kan leven. Daarom versta ik de motie ook zo. Dat lijkt mij belangrijk. Ik heb ook de motie van de heer Van der Ham geduid. Ook dat leek mij op zich goed. Dat is ook wat ik heb toegezegd. Als dit wordt vastgelegd in een motie, kan er geen enkel misverstand meer over bestaan. Ik maak mij sterk dat u daaraan ook een enkele keer behoefte hebt, maar dan wellicht op andere terreinen.

Ik kom bij de laatste motie, die is ingediend door de heer Cramer, mede namens mevrouw Jacobi. In de motie wordt de regering verzocht, de Kamer op korte termijn te informeren over de mogelijkheden van wettelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur in de nieuw op te stellen natuurwet en deze mogelijkheid in de voorbereiding niet op voorhand uit te sluiten. Ik verzoek de indieners, deze motie aan te houden, want bij de behandeling te zijner tijd van het voorstel tot een integrale wet kom ik hierop terug. Dat zit in het voorbereidingstraject. Dit is volgens mij niet nieuw voor de heer Cramer en mevrouw Jacobi. Overigens is het goed te weten, dat in de eerste helft van 2009 de ontwerp-AMvB Ruimte bij de Kamer zal worden voorgehangen. Daar heeft dit alles mee te maken. Dit is niet uit mijn hoofd of uit mijn hart. Ik houd het in de gaten en ik ben ervan overtuigd dat u dat ook doet. Dat is de reden waarom ik u vraag om deze motie aan te houden.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat zal ik doen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Cramer en mevrouw Jacobi stel ik voor, hun motie (31536, nr. 7) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 15.00 uur tot 15.30 uur geschorst.

Naar boven