Aan de orde is het debat over de mogelijke afschaffing van de basisbeurs.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Iedere spreker heeft voor dit debat twee minuten. Ik zal daar heel streng op toezien. Zoals bekend ga ik over het geluid.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Gisteren is een proefballon opgelaten. Minister Plasterk wil de basisbeurs afschaffen. Daar schrikken studenten van, en hun ouders ook. Een vader mailde mij: wij steunen onze twee meiden financieel om te leren, omdat wij willen dat zij hun leven niet beginnen met een lening. Als de minister zijn zin doorzet, gaan wij terug naar de jaren dertig, toen je onderwijs kon kopen. De SP is het eens met deze vader: afschaffing van de basisbeurs leidt tot een tweedeling tussen zij die een studie kunnen betalen en zij die voor een studie moeten lenen.

Het afschaffen van de basisbeurs is een bekende wens van de PvdA. Nu houdt de SP helemaal niet van draaien, maar het zou toch mooi zijn als de PvdA op dit punt draait. Maakt deze minister een draai en geeft hij de studenten en ouders waar zij recht op hebben: een nooit meer lege, niet meer op te blazen proefballon? Deze minister stelt iets voor wat andere kabinetten niet aandurfden. Of zou deze proefballon een voorbereiding zijn op ander vervelend nieuws voor studenten? Hoger collegegeld, misschien worden de klassen wel vergroot in het voortgezet onderwijs enzovoorts. Wie gaat deze lerarensalarissen betalen? Sluit de minister studenten uit? Studenten in het hoger onderwijs worden onze gezinsvoogden, onze verpleegsters, onze rechters en onze psychologen. Zeggen dat zij alleen studeren voor eigen gewin is onterecht en gevaarlijk. Iemand tot schulden verplichten voor een opleiding is de verkeerde weg.

Nederland bungelt onderaan in Europa als het gaat om investeringen in het onderwijs. Het probleem van het lerarentekort is een maatschappelijk probleem, en niet alleen een onderwijsprobleem. De SP wil graag dat het verwachte tekort aan leraren wordt opgelost, maar met echte investeringen. Wij roepen deze PvdA-minister op te draaien, en nu op een goed punt.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De drukjacht op de studenten is door minister Plasterk geopend. Het probleem in het onderwijs oplossen door de student te pakken, dat is wat deze minister doet. Alleen al het feit dat deze minister zo'n optie serieus bekijkt, toont aan dat hij volstrekt niet snapt wat bij jongeren speelt: dat een 18-jarige niet zit te wachten op een torenhoge studieschuld, dat er angst is om te lenen en dat het leenstelsel mensen weerhoudt om te gaan studeren. Ik wil vanavond van deze minister een keiharde ontkenning horen. Natuurlijk laten wij de student niet opdraaien voor de verhoging van het lerarensalaris. Hetzelfde geldt voor de klassenvergroting in het basisonderwijs. Ondenkbaar, laten wij dat signaal vanavond afgeven.

Waarom deze commotie? De minister was te laat met zijn huiswerk, verbaasd door de commissie-Rinnooy Kan. Zijn begroting zou overhoop worden gehaald, maar in plaats daarvan had hij terug moeten gaan naar Bos. Toen zijn portemonnee niet werd gevuld, had hij met zijn portefeuille moeten zwaaien. Het lerarenprobleem is niet alleen een onderwijsprobleem, het is een maatschappelijk probleem. D66 heeft aangetoond dat er wel geld is buiten de onderwijsbegroting, en daarbinnen trouwens ook. Want houdt de minister nu werkelijk vol dat schoolboeken belangrijker zijn dan een lerarentekort?

Dit is geen studielokaal, dit is geen wetenschappelijk instituut, dit is de politiek, en daarin moet je van je afbijten. Als columnist wist de minister precies hoe dat moest. Minister Ter Horst hoeft toch ook niet een gevangenis te sluiten als zij meer blauw op straat wil? Overal is in deze kabinetsperiode veel extra geld voor, behalve voor het onderwijs. Daar hebben wij deze minister voor ingehuurd. Maar hij heeft zitten slapen toen het geld verdeeld werd, en vervolgens heeft hij een eigen probleem gemaakt, door te zeggen dat hij het binnen zijn portefeuille zou oplossen.

Een sociaal leenstelsel is een contradictio in terminis. Lenen is niet gratis, niet bij de bank van Gerrit Zalm en ook niet bij de overheid. Het werpt drempels op. Als de jongere zelf niet besluit om om deze reden niet verder te studeren, dan zijn het wel de ouders die dat voor hem doen. Wat is er sociaal aan om jongeren uit achterstandswijken niet meer te laten studeren?

Voor D66 is deze minister gezakt, maar hij krijgt een tweede kans; hij mag op voor een hertentamen. Hij kan alleen slagen als hij het geld buiten zijn begroting haalt, want wij zijn niet tevreden met een zesje. Ik wil vanavond keiharde toezeggingen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Er staat hier een student die met zijn huidige vette salaris gemakkelijk zijn woonkosten kan betalen, zijn studieboeken, zijn eten en drinken, zijn kleding en af en toe een avondje op stap, als hij niet geweigerd wordt. Maar ik kan mij nog goed herinneren hoe het was om te sprokkelen om dat ene studieboek voor dat ene tentamen te kunnen kopen. Dat lukte niet altijd en dan vind ik het schandalig dat deze minister van Onderwijs het überhaupt in zijn hoofd haalt om de portemonnee van studenten te plunderen om vervolgens de portemonnee van leraren te vullen. Er moet meer geld naar de leraren, maar de rekening kan niet eenzijdig worden neergelegd bij de studenten. Dat is de pest met de cholera bestrijden. Minister Plasterk is een horrorversie van Robin Hood. Hij rolt de beurzen van studenten en geeft het geld aan docenten. Dit is eerlijk gezegd een gênante vertoning voor de docenten zelf. Zij zitten niet te wachten op een salarisverhoging ten koste van meer schulden voor studenten.

Minister Plasterk, of het nou afschaffing of verlaging van de basisbeurs, verhoging van collegegeld, vergroting van klassen of het stoppen van bekostiging van de master is, met elke optie plundert u de portemonnee van de student. Bent u bereid om voorafgaand aan een definitief besluit de Kamer op de hoogte te stellen van de precieze effecten van de gekozen optie, voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs?

De basisbeurs staat symbool voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en eerlijk gezegd vind ik dit voorstel van twee sociaaldemocratische ministers onverteerbaar. Alle bewindslieden in dit kabinet zijn eigenaar van het probleem van het dreigende lerarentekort en zij zullen zich iets moeten aantrekken van deze enorme maatschappelijke uitdaging. Ik kan mij voorstellen dat de vorige minister van Onderwijs, mevrouw Van der Hoeven, die dit punt heeft laten lopen en nu medeverantwoordelijk is voor de kenniseconomie, ook haar steentje bijdraagt. En ik kan mij ook voorstellen dat de gratis schoolboeken, mede gericht op armoedebestrijding en gezinspolitiek, voor de ministers Rouvoet en Donner reden zijn om zich aangesproken te voelen. Dit is een probleem van het hele kabinet en niet van één minister. Daarom wil GroenLinks dat het hele kabinet opnieuw zijn prioriteiten tegen het licht houdt om de benodigde middelen te vinden. Heeft collega-minister en partijgenoot Bos dus nog ergens een potje voor deze minister? Is er nog een aanbieding of niet?

Voor mij is dit een politieke blunder van formaat en ik kan mij zo voorstellen dat aanstaande zondag een columnist van Buitenhof er de vloer mee aanveegt. Minister Plasterk, dit is gekkenwerk!

De heer Zijlstra (VVD):

Als ik het goed heb begrepen, vindt GroenLinks het lerarentekort een groter probleem dan de gratis schoolboeken en is zij bereid dat laatste daarvoor op te offeren. Klopt dat?

De heer Dibi (GroenLinks):

Voor GroenLinks is het niet of-of. Er moet sowieso meer geld naar het onderwijs. De gratis schoolboeken hebben ook het karakter in zich van gezinspolitiek en armoedebestrijding. Daarop zouden ook de heren Donner en Rouvoet, de verantwoordelijke ministers op die terreinen, zich aangesproken moeten voelen. Dit gehele kabinet is verantwoordelijk voor het dreigende lerarentekort en moet er dan ook voor zorgen dat er meer geld naar onderwijs gaat.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is duidelijk. Daar heeft u ook buitengewoon ronde bewoordingen voor gebruikt. Maar toch, u noemt de gratis schoolboeken in relatie met dit probleem en in relatie met de andere ministers. Dan ontkom ik toch niet aan de vraag waar voor u de speelruimte ligt. Als u het zo opnoemt, laat u daarvoor ruimte. Is die ruimte er nu wel of niet?

De heer Dibi (GroenLinks):

U creëert een tegenstelling die niet bestaat. Wij zeggen dat er meer geld naar onderwijs moet. Dan behoef je geen keuze te maken tussen gratis schoolboeken en een hoger salaris voor leraren.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Deze minister draagt vaak een hoed, maar soms is het even schrikken wat hij daaruit vandaan tovert. Leuk om op dit uur nog aan een debat te beginnen, jammer alleen dat wij niet zo goed weten waar het over gaat. Maar goed, laten wij er even van uitgaan dat het bericht van RTL klopt dat er inderdaad plannen bestaan om de basisbeurs aan te pakken of wellicht om het collegegeld te verhogen of, zoals andere hardnekkige geruchten willen, om de klassen te vergroten of de kinderopvang aan te tasten. Het lerarentekort is natuurlijk zeer ernstig en Rinnooy Kan heeft daarover een aantal zinnige voorstellen gedaan. Vanochtend hebben wij nog als vaste commissie onze vierde rondetafelbijeenkomst over dit onderwerp mogen hebben. De vraag is natuurlijk waar het geld vandaan komt. Op een begroting die voor 80% uit salarissen bestaat, is het moeilijk om een gaatje te vinden, maar deze minister is daar blijkbaar toch in geslaagd. Een half miljoen studenten beroven van hun beurs tikt lekker aan. Ik vrees dat deze minister politiek een scheve schaats rijdt. Eerst meteen de aanbevelingen van Rinnooy Kan omarmen en je dan pas afvragen waar het geld vandaan komt, net nadat de begroting gesloten is, daarmee zet je ook de minister van Financiën voor het blok. Daar houdt geen enkele minister van, ook niet als het een partijgenoot betreft.

Het is onbegrijpelijk waarvoor wij in Nederland wel geld hebben: voor ontwikkelingshulp, het generaal pardon, de prachtwijken, de publieke omroep, de kunstsubsidies, de gratis schoolboeken. Blijkbaar is er evenwel geen geld om zowel onze leraren als onze studenten een bestaansbasis te garanderen. Wat de minister wil, is een probleem oplossen door een nieuw probleem te creëren. Juist als wij geloven in "Nederland kenniseconomie", dan moeten grote groepen naar het hoger onderwijs kunnen gaan en dat niet alleen als je ouders in de grachtengordel wonen. Er is ook nog een Lissabondoelstelling, die behelst dat straks de helft van onze beroepsbevolking universiteit of hbo heeft afgerond. Hoe denken wij dat te halen als studeren straks alleen is weggelegd voor de happy few?

De vraag is natuurlijk wat er echt aan de hand is: een luchtballonnetje of een serieus plan. Wat tovert Plasterk uit zijn hoed, een konijn of toch een dode duif? Dat lijkt mij een mooi bruggetje naar de volgende spreker.

De voorzitter:

Ik zou haast zeggen: de humor ligt op straat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als wij zo gaan beginnen, kan ik het natuurlijk niet nalaten om te vermelden dat de drukjacht vanmorgen in Trouw werd besproken als middel om de overbevolking onder ons mensen aan te pakken. Laten wij dat eens op ons laten inwerken. Ik moet het artikel nog lezen.

Hoe dicht je het ene met het andere gat? Dat is de vraag vandaag. De berichtgeving lijkt te gaan om het dichten van een tekort op de lerarensalarissen door studenten te beroven. GroenLinks zei het ook al: dat is wel een heel aparte variant op Robin Hood. Het lijkt erop dat na de bejaardenbelasting nu de studenten aan de beurt zijn bij de Partij van de Arbeid, met maar liefst een drempelbeurs. Waar bijna een derde van de studenten aangeeft dat zij niet zouden zijn gaan studeren als zij alles hadden moeten lenen, kondigt deze minister aan de basis onder hun voeten weg te schoffelen. Geen basis wil hij hun bieden maar drempels. De basisbeurs biedt zo veel mogelijkheden voor de toegankelijkheid van het onderwijs. Die toegankelijkheid is een basisvoorwaarde voor de kwaliteit van ons onderwijs. Dat moet deze minister toch ter harte gaan?

Onafhankelijkheid van je ouders als je wilt gaan studeren is een zwaar bevochten recht. Na jaren strijd is er een regeling gekomen die voor iedereen gelijk is. Die moet zo blijven. Het vermogen van je ouders kan niet maatgevend zijn voor jouw kansen om te gaan studeren. Wouter Bos klaagde eerder dat hij zijn intuïtie kwijt was en wil een sociaal leenstelsel naar draagkracht. Naar draagkracht van wie eigenlijk? Is het sociaal om studenten weer afhankelijk te maken van de draagkracht en tegelijk van de billijkheid van hun ouders? Sociale leenstelsels verdienen ook weinig vertrouwen indien de uitvoering daarvan wordt overgelaten aan de commerciële sector. Daar is alle kans op in een steeds verder geprivatiseerde samenleving.

Kortom, wat de Partij voor de Dieren betreft is dit proefballonnetje een heilloos plan dat zo snel mogelijk van tafel moet. De basisbeurs moet blijven, voor iedereen gelijk, geen drempels. Wie anders wil, solliciteert naar een lesje van zijn kiezers. Geen drempelbeurs, geen draagkrachtbankieren. Studeren is een zwaarbevochten recht en de basisbeurs is daar een absolute voorwaarde voor.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Voorzitter. In de regeling van werkzaamheden heb ik vanmiddag al aangegeven dat de PvdA-fractie de meerwaarde van dit spoeddebat op dit moment niet ziet. Het debat over de verbetering van de positie van de leraren is een zeer belangrijk debat. Dat debat zullen wij voeren op basis van voorstellen van dit kabinet. Die voorstellen liggen er op dit moment niet. De woorden van de heer Dibi van gisteren tijdens de regeling van werkzaamheden zijn mij uit het hart gegrepen: wij doen niet mee aan de waan van de dag en gaan dan ook niet mee met de paniek die mevrouw Leijten etaleert. Er bestaan nog steeds rijpe en groene ideeën die dit kabinet verkent om dekking voor de uitvoering van het rapport over de leraren te vinden.

De heer Pechtold (D66):

De vicepremier, de minister van Financiën, geeft vandaag aan dat wat hij ooit eens in een lezing heeft genoemd, namelijk het afschaffen van de basisbeurs, wel degelijk een optie is. Het maakt niet uit of het één optie uit drie, honderd of tien opties is. Het is een optie. Uw partij heeft eerst gedraaid bij de verkiezingen door te zeggen: nee, wij doen het nog niet. Nu komt het plan via de achterdeur bij de minister op zijn bordje. Of u zegt vanavond dat uw fractie daar nooit mee zal instemmen, in welk geval sprake is van een hype, of u laat het onderwerp boven de markt hangen, in welk geval sprake is van een probleem.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Er ligt op dit moment geen voorstel voor dus ik ga daar op dit moment geen uitspraken over doen.

De heer Pechtold (D66):

Mijn vraag is duidelijk. Is het afschaffen van de basisbeurs, een idee dat ooit, lang geleden, is geopperd door Wouter Bos – in een andere functie – en vervolgens is ingetrokken door Martijn van Dam tijdens de verkiezingen, vandaag de dag voor de PvdA een begaanbare weg of niet? Ik hoor dat er honderden voorstellen op OCW liggen. Eéntje minder is dan geen probleem.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Dit gaat niet over een voorstel dat ik ken. Ik kan daar dus niet inhoudelijk op ingaan. Binnen mijn partij is inderdaad een discussie gevoerd over de manier waarop een sociaal studiefinancieringsstelsel moet zijn ingericht. Daarover is gediscussieerd. Op basis van voorstellen van het kabinet zal mijn fractie ingaan op de rest.

De heer Pechtold (D66):

Dit is geen antwoord. Het afschaffen van de basisbeurs blijft dus boven de markt hangen wat de PvdA betreft. Er is daarom geen sprake van een hype maar van een probleem. Dit debat is in dat licht alleszins terecht.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ongeacht of dit een hype is, zijn er studenten en ouders die ontzettend schrikken van het bericht dat de basisbeurs misschien wordt afgeschaft. Kunnen zij rekenen op de Partij van de Arbeid of niet?

Mevrouw Besselink (PvdA):

De ouders en studenten in dit land kunnen rekenen op de Partij van de Arbeid. Ik wilde verderop in mijn betoog zeggen dat mijn fractie de voorstellen die van dit kabinet komen, zal beoordelen op een aantal criteria die de Partij van de Arbeid belangrijk vindt. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs moet gewaarborgd zijn, het hoger onderwijs moet de emancipatiedoelstelling blijven waarmaken, er moeten arbeidsrelevante opleidingen worden genoten in het hoger onderwijs, na een bacheloropleiding moet een masteropleiding gevolgd kunnen worden, er moeten brede mogelijkheden blijven bestaan voor opleidingen en er moet, last but not least, voldoende ruimte zijn voor leraren om leraren op te leiden.

Mevrouw Leijten (SP):

De PvdA zegt niet glashard: deze partij staat voor de basisbeurs. Toegankelijkheid van het onderwijs houdt ook het recht op het volgen van onderwijs in. Het is niet de bedoeling om te zeggen: volg maar een opleiding, leen daar maar geld voor, en zie maar hoe u dat ooit terugbetaalt. Het spijt mij zeer om te concluderen dat de PvdA geen zekerheid geeft aan studenten en hun ouders.

Mevrouw Besselink (PvdA):

De PvdA geeft zekerheid over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Mijn fractie zal de plannen waarmee het kabinet komt om de salarissen en de positie van leraren te verbeteren, bekijken. Die plannen worden getoetst aan de door mij genoemde criteria, die net als voor de SP ook voor de PvdA heel belangrijk zijn.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij geeft de minister met deze optie, of die nu wel of niet gekozen wordt, aan dat er geen ruimte is in de onderwijsbegroting voor het bekostigen van een oplossing van het lerarentekort. Is mevrouw Besselink bereid om de minister te steunen in het zoeken naar budget buiten de eigen begroting?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Deze discussie is gevoerd tijdens de algemene beschouwingen. Ik heb heel duidelijk de conclusie van die discussie gehoord. De minister zoekt in de eigen begroting naar middelen en doet vervolgens voorstellen. Mijn fractie zal die beoordelen en vervolgens bepalen of zij daarmee kan instemmen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dit is mij toch wat te passief. Wij hebben als Kamer ook wat in te brengen. Wij kunnen ervoor zorgen dat andere ministers meebetalen aan de oplossing van dit grote probleem. Bent u daar voorstander van ja of nee?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Ik wil eerst de voorstellen afwachten die de minister doet. Hij doet die namens dit kabinet. Vervolgens voeren wij daarover een inhoudelijk debat, op basis van voorstellen, niet op basis van losse flodders.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De formulering dat de PvdA-fractie de toegankelijkheid van het onderwijs voorstaat, klinkt prachtig. Hoe toegankelijk is het onderwijs echter als een derde van de studenten niet gaat studeren als zij geen basisbeurs krijgen? Als zij gaan studeren en te weinig middelen hebben, dan moeten zij naast hun studie volop bijwerken. Welke definitie van "toegankelijkheid" hanteert mevrouw Besselink in dat verband?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Wij moeten het debat voeren op het moment dat er een voorstel ligt van het kabinet. Dat ligt er nu nog niet, dus ik ga die discussie nog niet aan. Op basis van de zojuist door mij genoemde vijf criteria – toegankelijkheid is daarvan een van de belangrijkste – zullen wij de plannen van de regering beoordelen. Als de plannen er liggen, zullen wij het debat voeren. Dat voeren wij niet nu op basis van iets wat in de media is verschenen en waarvan nog niet zeker is wat er precies mee zal gebeuren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik moet constateren dat de PvdA-fractie nog geen uitspraak durft te doen over de onderzoeken waaruit blijkt dat studenten niet durven te gaan studeren als de financiering onvoldoende is. Mevrouw Besselink durft ook niets te zeggen over de zwaarte van een studie als je moet bijklussen. Zij wacht tot de kabinetsplannen gereed zijn.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Ik ga het debat graag aan als wij dat op basis van een plan kunnen voeren.

Net als alle fracties in deze Kamer hebben wij ons geschaard achter de geest van het rapport-Rinnooy Kan. Wij maken ons sterk voor de noodzakelijke verbetering van de positie van de leraren. Het definitieve voorstel van het kabinet komt op 9 november en op dat moment zien wij de dekking. Dit spoeddebat is niet geënt op een stuk of een voorstel, dus ik ga er verder niet inhoudelijk op in. Wij zullen reageren als het kabinet komt met een voorstel. Dat zullen wij dan in zijn totaliteit afwegen, niet nu.

De heer Dibi (GroenLinks):

Volgens mij is deze optie heel erg concreet: afschaffing van de basisbeurs. De effecten daarvan zijn ook heel erg concreet. Is de PvdA-fractie nu voorstander of tegenstander van het afschaffen van de basisbeurs? Die vraag is volgens mij niet heel moeilijk.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Ik maak een afweging. Wij vinden het belangrijk dat de plannen voor de positieverbetering van de leraar worden gedekt. Daarvoor komt een totaalplan van het kabinet. Op dat moment zullen wij daarover oordelen. Wij gaan nu niet op losse flodders reageren.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dit is geen losse flodder maar een heel concreet voorstel. Het is nog geen vaststaand voorstel maar wel een van de opties die minister Plasterk vandaag met minister Bos heeft besproken. Is mevrouw Besselink daarvan voor- of tegenstander?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Wij zullen alle plannen die voorbijkomen – nu zijn die er nog niet – beoordelen op basis van de vijf criteria die ik net heb genoemd. Ik wil ze nog wel een keer herhalen. Op basis van het voorstel zullen wij het debat graag voeren.

De voorzitter:

Ik wijs de leden erop dat zij bij een interruptie een nieuw punt moeten maken en niet hetzelfde punt mogen herhalen.

Mevrouw Leijten (SP):

Als wij wachten tot 9 november, blijven mensen tot die tijd in onzekerheid. Vindt mevrouw Besselink dat acceptabel?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Wij laten niemand in onzekerheid. Er is geen voorstel dus er valt ook geen zekerheid te bieden. Wij wachten af tot er voorstellen zijn, die wij zullen beoordelen op basis van, nogmaals, de vijf criteria. Wij bieden veel zekerheid dat de PvdA staat voor toegankelijkheid, dat het hoger onderwijs emancipatiedoelstellingen blijft waarmaken, dat er een breed aanbod van opleidingen blijft, dat er een arbeidsmarktrelevante studie genoten moet kunnen worden en dat leraren voldoende ruimte moeten hebben om opgeleid te worden. Ik wil het gerust nog tien keer herhalen, want het is heel belangrijk dat wij aan die criteria toetsen. Volgens mij voegt dat echter op dit moment niet zo veel toe aan dit debat.

Mevrouw Leijten (SP):

Op de radio zegt de politiek leider van de PvdA en minister van Financiën Bos dat dit wel degelijk een voorstel is dat wordt bekeken. Dan mogen wij toch van de PvdA-fractie horen of dit ga-maar-lenen-als-je-wilt-studerenvoorstel de toegankelijkheid van het onderwijs waarborgt? Of steekt de PvdA-fractie haar kop in het zand en blijft zij drie weken wachten?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Wij steken onze kop niet in het zand maar willen de discussie voeren op het moment dat er daadwerkelijk een voorstel ligt. Het wordt een beetje saai, maar dan gaan wij toetsen op de volgende vijf criteria: ... Ik zal ze niet herhalen.

De voorzitter:

Dat waardeer ik.

De heer Bosma (PVV):

Mevrouw Besselink heeft gelijk dat er geen stuk ligt. Er is echter wel een stuk uit 2004, een artikel uit de Volkskrant van Jacques Tichelaar en Martijn van Dam. Daarin wordt gesteld dat de slager betaalt voor de studie van de tandarts: "Wij moeten onder ogen zien dat de financiering van het hoger onderwijs de inkomensongelijkheid vergroot." Tichelaar en Van Dam pleitten voor een heel ander stelsel, namelijk alles lenen. Is dat nog steeds het standpunt van de PvdA-fractie?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Hierover staan uitspraken in ons verkiezingsprogramma. Wij zijn altijd bereid om te kijken naar een sociaal studiefinancieringsstelsel. Dat is echter op dit moment geen onderwerp van debat. Wij wachten de voorstellen van de minister af om die vervolgens te toetsen.

De heer Bosma (PVV):

De PvdA-fractie heeft het standpunt van 2004 dus inmiddels verlaten?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Wij kijken straks serieus naar de voorstellen van dit kabinet. Wij zullen die toetsen op de vijf criteria. Zo vinden wij dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor de onderkant van de samenleving op een sociale manier gewaarborgd moet blijven. Hierop kunt u de PvdA-fractie te allen tijde aanspreken.

De heer Bosma (PVV):

Dat kan dus ook inhouden dat er niet langer sprake is van een basisbeurs, maar dat alles gewoon geleend moet worden, zoals Jacques Tichelaar in 2004 in de Volkskrant heeft geschreven?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Sociale argumenten moeten de basis vormen. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs moet gewaarborgd zijn voor alle groepen in de samenleving en met name voor de zwakkere groepen daarbinnen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter...

De voorzitter:

Ik geloof niet dat u nog moet interrumperen, mijnheer Pechtold. Ik zie niet in dat u hierdoor nog een ander soort antwoord tegemoet kunt zien dan u nu al hebt gekregen.

De heer Pechtold (D66):

Als u dat kunt voorspellen, voorzitter, dan wil ik dat best vaststellen.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat wij overgaan naar de volgende spreker.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Dit is een debat zonder basis. Er is immers geen besluit van het kabinet om de studiebeurs af te schaffen, zelfs geen concreet voornemen hiertoe. Ik heb ook in de krant gelezen dat een van de gesprekspartners van de minister zijn mening heeft gegeven over wat het meest waarschijnlijke scenario is. Zie hier een spoeddebat. Het moet helder zijn dat de SGP-fractie er niet voor voelt om te tornen aan de studiebeurzen. Wij voelen er evenmin voor om over elk onrijp idee dat de krant haalt, een spoeddebat te voeren. Waar zijn wij dan mee bezig?

Ik wil deze vraag wel beantwoorden. Dan zijn wij bezig met het zetten van een premie op lekken. Dan zijn wij bezig om ons parlement om te vormen in een politiek café waar elke avond met een minimum aan kennis en een maximum aan stemmingmakerij de hype van de dag wordt gevoed. Daar voelen wij dus helemaal niets voor. Maar wat doen wij dan met de onrust, met al die zenuwachtige studenten die niet meer in slaap kunnen komen? Zouden wij hen als parlement dan niet zelfbewust antwoorden: als het kabinet echt met deze voorstellen komt, dan zullen wij nog wel eens zien. Dan zal hiervoor altijd nog een meerderheid in de Kamer nodig zijn.

Tot slot, minister Plasterk, klopt het dat er geen besluit is? Als er inderdaad geen besluit is, houdt u zich dan alstublieft in en houd het kort.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Voorzitter. Wij hebben vanmiddag tijdens de regeling van werkzaamheden al kenbaar gemaakt dat wij geen behoefte hebben aan het spoeddebat dat nu plaatsvindt. Wat ons betreft is het een ontijdig debat. Er is op dit moment geen concreet voorstel om over te spreken. Wij hadden dit debat veel liever niet gehad.

Wij vinden bovendien de volgorde ook merkwaardig. Er is een rapport van de commissie-Rinnooy Kan. Volgens ons zou de koninklijke weg zijn om eerst te kijken wat wij inhoudelijk van dat rapport vinden en wat de reactie erop zou moeten zijn. Daarna zouden wij moeten kijken hoeveel geld het moet kosten. Vervolgens kunnen wij met elkaar in debat gaan over de financiering, over waar de dekking gevonden moet worden. Door nu aan het einde te beginnen, voeren wij het debat op een verkeerde manier. Wat ons betreft was het veel beter geweest als wij het debat vandaag niet hadden gehad en wij keurig netjes gewacht hadden op een reactie van het kabinet.

Ik zou mijn inbreng nu al willen afronden, maar ik zie dat er nog een paar mensen zijn die wat willen vragen. Ik wil afsluiten met de opmerking dat wij met veel belangstelling wachten op de plannen die de minister straks naar voren zal brengen. Wij gaan er daarbij vanuit dat deze voorstellen volledig passen binnen de afspraken die wij hebben gemaakt in het kader van het regeerakkoord.

De heer Pechtold (D66):

Bij CDA-fractie is men altijd te vroeg of te laat. Toen wij vroegen om een debat over Irak waren wij te laat en nu zijn wij weer te vroeg. Dit is een mooie tactiek, waar je het lang mee volhoudt. Vanavond komt u er niet mee weg. De commissie-Rinnooy Kan is ingesteld in opdracht van de minister. De uitkomst dat er 1,1 mld. bij moest zal u niet verbazen. Wij hebben van de week drie groepen van mensen uit het onderwijs gehoord. U wist dus dat er geld bij moest. Nu is er commotie en horen wij dat er vele voorstellen zijn. Bent u het met de D66-fractie eens dat het salaris van de leraar niet ten koste mag gaan van de student? Als u daar helderheid over geeft, hebben wij vanavond geen probleem met de CDA fractie.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

U hebt vanavond geen probleem met het CDA-fractie...

De heer Pechtold (D66):

Ik kijk altijd tot de dag, hoe noem je dat, je moet hem prijzen voordat het donker is of zo.

De voorzitter:

Je moet de dag niet prijzen voor de avond valt.

De heer Pechtold (D66):

Dan heb ik dus nog even. Een kort antwoord kan mij een goede dag opleveren.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Wij kijken met buitengewoon veel belangstelling naar de plannen, zoals deze straks door de minister gepresenteerd zullen worden. Wij zullen kijken naar de inhoud van die plannen en naar de financiering ervan. Dat allemaal bij elkaar zullen wij bespreken op het moment dat de plannen op tafel liggen. Veel verder zult u vanavond met mij niet komen.

De heer Pechtold (D66):

Dan laat ik het de heer Van Dijk nog een keer zeggen, want dit is geen antwoord. Er zijn drie plannen. Het is of de basisbeurs, of het collegegeld, of de klassenvergroting. Kan het CDA vanavond nu eindelijk een keer een duidelijk geluid laten horen naar deze minister, dat dit ook voor het CDA onbespreekbaar is. De minister zit in zijn laatste dagen. Hij zit maar in de begroting te krabbelen. Wij willen de druk op hem opvoeren zodat hij naar Bos kan gaan. Hij moet naar Bos. Hij moet daar geld gaan halen. Gaat het CDA daarbij helpen? Ja of neen? Of gaat het CDA klassen vergroten? Het studiegeld verhogen? De basisbeurs afschaffen? Als de heer Van Dijk geen klip en klaar antwoord hierop geeft, accepteer ik het als een "ja" en dan hebben wij een probleem.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ik ga over mijn eigen antwoord en ik ga ook over de interpretatie van mijn eigen antwoord. Ik ga dus niet mee in de redenering van de heer Pechtold dat het een keuze is tussen 1, 2 of 3. Ik heb heel duidelijk gezegd dat ik afwacht wat de inhoudelijke reactie van de minister zal zijn, wat het gaat kosten en op welke manier het zal worden bekostigd. Ik wacht keurig netjes het voorstel op 9 november af. De heer Pechtold zegt dat hij de ene keer te laat is en de andere keer te vroeg. Als hij dat een beetje middelt, is hij de volgende keer keurig netjes op tijd.

Mevrouw Leijten (SP):

"Dit spoeddebat hoort niet gevoerd te worden want er zijn geen plannen." Maar wie zie ik in het journaal? De woordvoerder van het CDA!

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

O ja?

Mevrouw Leijten (SP):

Die zegt dat dit niet gaat gebeuren, dat het CDA de basisbeurs helemaal niet wil afschaffen, dat dit er niet doorheen komt. Ik nodig de heer Van Dijk uit om dat hier te herhalen. Dan hebben wij dat maar vastgesteld. Dat zou ik heel mooi vinden. Ik verzoek de heer Van Dijk om de studenten vanaf hier te zeggen dat zij niet de rekening voor het lerarentekort gepresenteerd zullen krijgen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

In antwoord op hetgeen mevrouw Leijten stelt, merk ik op dat zij dit ongetwijfeld vanmorgen in de krant heeft gelezen. Misschien heeft zij het op een of andere manier in de andere media gezien. Ik heb een helder standpunt ingenomen. Daar voeg ik niets aan toe en daar doe ik niets aan af.

Mevrouw Leijten (SP):

Kan de heer Van Dijk dan nu hier herhalen dat hij klip en klaar op de radio heeft gezegd dat er onder dit regeerakkoord niet wordt getornd aan de basisbeurs en dat deze geen lening zal worden?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Als mevrouw Leijten dat letterlijk wil horen, wil ik het best nog een keer zeggen. Ik heb voor de radio heel helder gezegd dat, wat ons betreft, de basisbeurs niet wordt afgeschaft.

De heer Zijlstra (VVD):

Daarmee is de vraag grotendeels beantwoord. De heer Van Dijk heeft hierover ook tegen de Volkskrant heldere woorden gesproken. Ik snap dan niet helemaal waarom hij zojuist een procedureel verhaal heeft gehouden terwijl hij in staat was om in de media een fundamentele uitspraak te doen. Dit is toch het huis waar dit soort zaken besproken horen te worden? Waarom spreekt de heer Van Dijk zich wel uit in de media en niet hier, of uiteindelijk pas na lang aandringen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ik wil er klip en klaar over zijn. Toen mij gisteren werd gevraagd wat het standpunt van het CDA was over een sociaal leenstelsel en het afschaffen van de basisbeurs heb ik herinnerd aan hetgeen wij in ons verkiezingsprogramma hebben opgenomen en wat wij in discussies hierover naar voren hebben gebracht. Dat is helder in de krant verwoord. Ik doe daaraan niets af. Ik heb het steeds naar voren gebracht. Ik wil dat hier best nog een keer zeggen. Klaar.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat staat genoteerd. Dank u.

Voorzitter. De VVD is helemaal niet tegen de differentiatie van collegegelden. Als een opleiding meer biedt, mag daarvoor wat ons betreft ook best een hoger collegegeld worden gevraagd. Maar het voorstel dat dreigt te worden ingediend en dat vandaag op teletekst nog eens door minister Bos werd bevestigd, voldoet daaraan helemaal niet. Studenten worden gedwongen om meer te betalen voor hetzelfde product. Dat vinden wij niet acceptabel. Als je meer betaalt, moet je er ook meer voor terug krijgen. De rekening voor het lerarentekort kan niet eenzijdig bij studenten worden neergelegd. Dat vinden wij een bottebijlmethode. Als aan studenten in het hoger onderwijs een hogere bijdrage wordt gevraagd moet dat geld, naar onze mening, ook in het hoger onderwijs worden gestoken. Onlangs is een rapport van de ROA verschenen dat aantoont dat er aan de kwaliteit van het hoger onderwijs nog het nodige verbeterd kan worden. De minister mag het hoger onderwijs, en de studiefinanciering in het bijzonder, niet zien als een leuke post om gaten in zijn begroting uit te dekken.

Volgens de minister en zijn collega Bos is afschaffing van de basisbeurs "een van de scenario's". Dat doet de vraag rijzen wat de andere scenario's zijn. Gisteren stond er een ingezonden artikel in de Volkskrant van onder anderen Henriëtte Maassen van den Brink. Als wij goed zijn geïnformeerd, is deze hoogleraar economie een van de naaste adviseurs van de minister. In haar artikel pleitte zij voor de afschaffing van de basisbeurs, maar ook voor de instelling van een sociaal leenstelsel, voor verhoging van het collegegeld voor duurdere opleidingen, zoals de opleiding medicijnen en voor het geven van basisvorming in het hoger onderwijs. Nog even en wij krijgen een voorstel voor een middenuniversiteit. Zij wil daardoor alleen de bacheloropleiding financieren. Zijn dit ook voorstellen waaraan de minister denkt? Zijn dit proefballonnetjes via een ander kanaal? Wat heeft de minister voor ons in petto?

De minister heeft het probleem dat wij hier bespreken over zichzelf afgeroepen. Hij heeft de commissie-Rinnooy Kan omarmd. Dat klonk heel sympathiek, maar hij had niet de middelen geregeld. Daarom moet hij nu binnen zijn begroting zoeken naar een gat waarmee hij dit gat kan dichten. Wij adviseren de minister om daarover de volgende keer wat beter na te denken en doen de suggestie om die gratis schoolboeken als een mogelijke post aan te merken.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik begin met complimenten aan de redactie van RTL Nieuws. Je leegt een keer een Kliko van het ministerie van OCW en warempel, de avond daarop voeren wij een spoeddebat. Het is wel een wonderlijk debat. Er zou bij OCW worden nagedacht over het afschaffen van de basisbeurs. RTL stelde dat de basisbeurs wordt afgeschaft. Hoewel de minister nog geen voorstel heeft gedaan en er ook geen brief naar de Kamer is gestuurd, staan wij hier weer eens een debat te voeren. Ik sta hier zelf niet om een uitgebreid debat te voeren. Ik wil namens mijn fractie slechts weten of de minister kan bevestigen dat er geen voorstellen zijn. Wij hebben ze in ieder geval niet gezien. Ook wil ik weten of het bericht klopt dat er wel een lijst bestaat met opties waaraan wordt gedacht, waaronder een ingreep in de studiefinanciering.

Goede omgang tussen parlement en regering bestaat uit het respecteren van het principe dat de regering regeert en het parlement controleert. Controleren is pas mogelijk als er voorstellen liggen. Dat is nu niet het geval. Op nadenken staat geen verbod, ook niet als het kabinet dat doet. Mijn fractie vindt het daarom prima als het kabinet nadenkt over allerlei opties om geld te genereren voor de aanpak van het lerarentekort. Gaat u daar gerust mee verder. Het is wel goed dat de minister van de fractie van de ChristenUnie nu alvast weet dat zij, mocht hij dat eventueel toch van plan zijn, geen inhoudelijke aanleiding ziet om het huidige stelsel van studiefinanciering te wijzigen.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik kom graag in de Kamer als er iets te bespreken valt. Ik kom ook vanavond graag hier, maar ik geloof niet dat er heel veel te bespreken valt. Zoals de heer Van der Staaij dat zo kort en bondig heeft samengevat, zijn wij hier omdat er iets in het nieuws was. De heer Bosma sprak van een gerucht, wat in de woordkeus van de heer Dibi al "uw voorstel" was geworden.

Er is geen voorstel. Dat weet de Kamer ook, want ik heb enige weken geleden afspraken met haar gemaakt, waaraan ik mij houd, over wat wij zullen doen na ontvangst van het rapport-Rinnooy Kan. Ik heb gezegd dat ik na ruim een maand zal komen met een actieplan in reactie daarop. Dat zal ik doen, zoals ik heb toegezegd. Ik ben bezig dat plan op te stellen. Zodra dat er is, zal ik het delen met de Kamer. Daarmee ben ik bijna door alle relevante vragen. Hiermee zullen misschien de vragen van de Kamer al enigszins zijn beantwoord. De heer Dibi vroeg of ik bereid ben om de Kamer een plan voor te leggen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik heb een punt van de orde.

Minister Plasterk:

Wis en waarachtig ben ik dat van plan. Ik ben van plan de Kamer een plan voor te leggen. Dat wordt het actieplan dat ik natuurlijk op 9 november naar de Kamer stuur.

Nu staat er een punt, mijnheer Pechtold, en nu heeft u een punt van de orde.

De voorzitter:

Het ontgaat u even, minister, maar ik zit de vergadering voor en dat wil ik blijven doen. Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Dank u voorzitter. Waarom interrumpeer ik en waarom heb ik een punt van de orde? Kennelijk voelt de minister, los van de problemen in het onderwijs, niet aan hoe de politiek werkt. Dat is vervelend nu hij bijna een jaar minister is. Hij zegt: het is geen voorstel, het is geen plan. Gisteren is zijn ministerie echter de hele avond bezig geweest met damage control nadat het plan was gelekt, want het was een plan. Dat is vandaag bevestigd door uw collega van Financiën, minister Plasterk. Hij heeft gezegd: het is een van de mogelijkheden. U hebt dit probleem zelf veroorzaakt. Eerst hebt u laten zeggen dat er misschien meer plannen zijn. Gekscherend hebt u gezegd: ik kan ook de Universiteit Leiden sluiten. U bent echter ingegaan op datgene wat door meerdere bronnen aan het RTL-journaal is gemeld. Of u gaat vanavond zeggen: ik verzeker dat sommige ideeën geruchten zijn. Of u bevestigt dat u sommige ideeën onderzoekt. Ik laat mij echter niet een avond bezighouden door een minister die eerst een avond voor consternatie zorgt, het hele land op zijn kop zet – het is terecht dat wordt gereageerd – en die nu doet alsof wij gekke Henkie zijn. Voorzitter. Dat accepteer ik niet. De minister zegt of...

Minister Plasterk:

Wat is nu uw punt van de orde?

De heer Pechtold (D66):

Ik had geen punt van de orde. Dit is een interruptie, minister.

Minister Plasterk:

U zei net een punt van de orde te hebben.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Dat was toen u mij niet de ruimte gaf om te interrumperen. Ik weet dat u het debat leuk vindt, minister. Dat is ook hartstikke leuk. Daarvoor leiden wij in dit land studenten op. Daar geven wij basisbeurzen voor. Maar u staat hier vanavond omdat gisteravond uw ministerie heeft geklungeld. Zij hebben geprobeerd wat tegen te houden. Met het oog op morgen hebben zij geprobeerd wat terug te draaien. Daarom staat u hier.

De voorzitter:

Het woord is nu aan de minister.

Minister Plasterk:

Verwacht u een reactie, mijnheer Pechtold?

De heer Pechtold (D66):

Ik verwacht een reactie, want daarvoor staat u hier. Is het afschaffen van de basisbeurs een serieus idee, ja of nee? Dat is de hoofdvraag.

Minister Plasterk:

U kunt dat op allerlei toonhoogtes vragen, maar ik zeg dat ik bezig ben met het opstellen van een plan. Daarvoor heb ik slechts enkele weken nodig. Veel sneller kan dat niet. Zodra dat plan hier ligt, praat ik daar graag met u over. U kunt nu op allerlei manieren en op allerlei toonhoogtes deze vraag nog twintig keer stellen, maar er is geen plan. Read my lips: er is geen plan. Er zijn verschillende scenario's en die laat ik uitwerken. Zodra ik een plan heb, breng ik dat in het kabinet. Als het kabinet heeft besloten dat het een kabinetsplan is, gaat het onmiddellijk naar deze Kamer en dan hebben wij daarover een gesprek.

De heer Pechtold (D66):

Dan rest maar één vraag over dit springende punt: acht u het mogelijk dat u de basisbeurs voor studenten in deze kabinetsperiode afschaft?

Minister Plasterk:

Ik kom met een plan en daarin staat wat ik wel en wat ik niet mogelijk acht. Ik ga dus niet alle begrotingspunten een voor een met u afvinken en zeggen wat ik wel of niet mogelijk acht. Dan zou ik ingaan op de inhoud van het plan en dat doe ik vanavond niet. Moet ik dit nog een keer zeggen? Of is het nu helder?

De heer Pechtold (D66):

Dit is geen antwoord en...

Minister Plasterk:

Het is wel een antwoord, alleen niet het antwoord waarvoor u vanavond bent gekomen.

De heer Pechtold (D66):

Inderdaad. Ik ben ook geen voorstander van spoeddebatten. U had vanavond verder kunnen zoeken in uw begroting. Ik had liever gehad dat u een gesprek met minister Bos had gevoerd over de vraag waar dat geld buiten uw begroting te halen zou zijn. Echter, de commotie is ontstaan, omdat op de een of andere manier is gelekt dat dit een serieus en overwogen voorstel is. U kunt de angel uit de commotie trekken door te zeggen: dat gebeurt niet. Dan zijn wij klaar. Dan zullen wij niet alle andere opties, zoals het sluiten van de Universiteit Leiden, het vergroten van de klassen of het verhogen van het collegegeld, bespreken. Ik neem aan dat mijn collega's dan ook zullen zeggen: wij wachten dat af. Het springende punt vanavond is echter de basisbeurs. Er kijken nu heel veel mensen en de vraag is: acht u dat mogelijk? Het is een oud PvdA-plan. Het is bij de verkiezingen teruggedraaid. Kennelijk is het weer nieuw leven in geblazen. Wij wachten dus alleen maar op het antwoord op de vraag: is dat mogelijk, ja of nee?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik heb met uw Kamer een procedure afgesproken. Net werd door mevrouw Leijten over onzekerheid gesproken. Ik heb precies gezegd op welke datum ik aan welke onzekerheid een eind zal maken. Op 9 november komt het kabinet namelijk met een voorstel naar de Kamer. Dan weet zij precies wat dat inhoudt. Nogmaals, de Kamer gaat over haar orde. Zij kan zeggen: ik stel geen prijs op een spoeddebat. Ik ben uitgenodigd. Daarom ben ik hier. Nogmaals, ik ben hier met plezier. Ik geef volledig antwoord op uw vraag, mijnheer Pechtold, namelijk: er is geen plan. Zodra dat er is, bespreek ik dat met de Kamer. Natuurlijk, doe ik dat mijnheer Dibi. U vroeg dat.

De heer Dibi (GroenLinks):

Er is geen plan, maar er zijn wel opties waarover serieus wordt nagedacht. U zet namelijk niet iets op papier als u er niet serieus over na hebt gedacht. Wij kunnen allemaal rekenen. Wij weten allemaal waar het geld vandaan moet komen als het op uw eigen onderwijsbegroting moet worden gevonden: namelijk van het hoger onderwijs. Of het nu gaat om verhoging van het collegegeld, het afschaffen van de basisbeurs, het verlagen van de basisbeurs, grotere klassen enzovoorts: wij zijn daartegen. Wij willen dat u het geld buiten uw begroting zoekt. U moet dit spoeddebat zien als een ondersteuning van uw uitspraak dat u moest herprioriteren in uw eigen begroting vóór de begroting was vastgesteld. Dat was een ongewone uitspraak. Iedereen begrijpt waarom u die uitspraak heeft gedaan: omdat u de steun zoekt van een meerderheid in de Kamer bij uw streven om buiten uw eigen begroting op zoek te gaan naar geld om het lerarentekort op te lossen. Is er een aanbieding van minister Bos, is er ergens nog een potje waar u geld vandaan kunt halen, of is alleen uw eigen onderwijsbegroting een optie?

Minister Plasterk:

Over mijn contacten binnen het kabinet kan ik u geen mededelingen doen. Zodra er een plan is zal ik dat de Kamer onmiddellijk doen toekomen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Iedereen heeft moeite met dit spoeddebat, vooral de coalitiepartijen. Tegelijkertijd hebben zij vóór dit debat werd aangevraagd wel allemaal uitspraken gedaan over de afschaffing van de basisbeurs. De ChristenUnie en het CDA zijn tegen, en de PvdA is voor. Is het voorstel nu van tafel of niet?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Hoe vaak moet ik deze vraag nog beantwoorden? Ik ga niet in op de dekkings­mogelijkheden. Dat doe ik zodra ik met een voorstel kom.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Deze minister blijft bij zijn plannen. Daarmee sluit hij uit dat er extra geld bij de begroting voor onderwijs komt, maar hij sluit niet uit dat studenten hard gepakt worden door het afschaffen van de basisbeurs. De vraag of hij wellicht van mening kan veranderen op dit punt is blijkbaar niet aan de orde. Ik stel voor dat de minister in zijn plannen meteen rekening houdt met een demonstratie van studenten op het Malieveld op 8 november. Het lijkt mij in ieder geval verstandig dat zij dan komen. Ik vind het jammer dat de minister de vraag van de Kamer om meer geld voor onderwijs niet als een steuntje in de rug ervaart om bij zijn collega's om wat extra geld te vragen. Het maatschappelijke probleem van het naderende lerarentekort moeten wij immers met zijn allen oplossen, en niet alleen leggen op de schouders van het onderwijs, en mogelijk alleen bij de studenten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het extra geld voor leraren niet ten koste dient te gaan van onderwijs;

verzoekt de regering, voorstellen te doen voor extra middelen voor onderwijs buiten de OCW-begroting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten, Ouwehand, Pechtold en Dibi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31200 VIII).

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn de minister een herexamen aangeboden. Dat weigert hij. Hij geeft eigenlijk aan dat hij daar nog niet voor uitgeleerd is, dat hij nog verder moet studeren, en dat hij over een paar weken terugkomt. Dat vind ik jammer. De minister heeft ruimte gehad, en hij voelt dat er nu onrust is in onderwijsland, wie dat ook veroorzaakt heeft.

Ik wil de minister in deze tweede termijn steunen. Hij krijgt van D66 alle ruimte en alle steun om aan zijn collega's duidelijk te maken dat er in deze coalitieperiode meer geld buiten zijn begroting nodig is voor onderwijs. Wij zullen de minister daarin steunen. Wij hebben in onze tegenbegroting aangetoond dat het kan, maar de minister dient dan wel deze avond een helder signaal af te geven aan het onderwijsveld, dat hij ervoor staat, dat hij ervoor wil vechten, en dat hij desnoods bereid is met zijn portefeuille te dreigen als zijn portemonnee niet gevuld wordt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. De basisbeurs staat symbool voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Ik kan het niet verteren dat deze sociaaldemocratische minister deze optie openhoudt. Of er nu wel of geen plan is, of er nu wel of geen voorstel is, u houdt deze optie open en het is een serieuze, reële optie. Toen ik als Kamerlid begon, had ik de grootste verwachtingen van minister Plasterk. Als u dit als reële optie openhoudt, heeft u zich wat mij betreft direct gediskwalificeerd. U duikt in dit debat en u bent niet eerlijk.

De voorzitter:

Dat vind ik een ernstig verwijt.

De heer Pechtold (D66):

Het is een coalitieverwijt.

De voorzitter:

Een coalitieverwijt? Goed.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. De studiefinanciering is de afgelopen jaren al fors achteruitgegaan van 600 gulden in 1990 naar omgerekend 550 gulden nu. Dat is een enorme achteruitgang, als je de inflatie nog eens meerekent. Maar wie naar het collegegeld kijkt, ziet nog iets veel verontrustender: van 500 gulden in 1980 naar omgerekend 3300 gulden nu. Dat is bijna een verzevenvoudiging, de inflatie buiten beschouwing gelaten. Het had deze minister gesierd, als hij vanavond meteen afstand had genomen van wat het ook moge zijn: een plan, een proefballonnetje, een gerucht of wat dan ook. Het is jammer. Dit is niet het meest vruchtbare debat dat wij in dit huis hebben, maar het zij zo.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik heb een woord van zorg in de richting van de PvdA-fractie. Als de PvdA-fractie zich op tal van terreinen richting haar kiezers gaat profileren met de duidelijkheid zoals zij dat vanavond heeft gedaan, maak ik mij ernstige zorgen over haar toekomstige partijprogramma. Een simpele vraag over het voortbestaan van de basisbeurs – zouden wij dat wel of niet moeten willen? – kan niet worden beantwoord. Daar wil de PvdA-fractie geen antwoord op geven. Ik maak mij oprecht zorgen over de toekomst van uw partij.

Ik heb een simpele motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de basisbeurs een randvoorwaarde vormt voor de toegankelijkheid van het (hoger) onderwijs;

verzoekt de regering, de basisbeurs in het stelsel studiefinanciering te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Leijten. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(31200 VIII).

Mevrouw Besselink (PvdA):

Voorzitter. Ik heb niet echt behoefte aan een tweede termijn, tenzij er behoefte aan is dat ik nog een keer vijf criteria ga opnoemen. Maar ik geloof dat ze voldoende helder zijn.

De voorzitter:

Dat is wel een uitdaging.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil de minister hartelijk danken voor zijn beantwoording. Ik vond die buitengewoon verhelderend.

In eerste termijn heb ik aangegeven tegenstander te zijn van het tornen aan studiebeurzen. Ik heb ook aangegeven tegenstander te zijn van dit type debat. In beide opvattingen ben ik door het verloop van dit debat krachtig bevestigd.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Dat het gevoelig ligt en dat er wel degelijk iets aan de hand is, blijkt wel uit de gevoelige en zeer geïrriteerde reactie die de minister toonde richting collega Pechtold. Dat is voor ons het bewijs dat er wel degelijk iets aan de hand is en dat het wel degelijk waar is wat er allemaal in de media naar voren is gekomen.

De minister houdt alle opties open, net als de PvdA. De PvdA-fractie is haar duale rol helemaal vergeten, heeft helemaal geen eigen mening en loopt slaafs achter de minister aan.

Maar er is ook goed nieuws. Ik heb dankzij de basisbeurs ook kunnen studeren en ik ben eens gaan tellen. Ik kom tot de conclusie dat de PvdA alle opties openhoudt en dus voor afschaffing van de basisbeurs is. De SGP is ook duidelijk: die is tegen, maar heeft wel een procedureel punt. Van de ChristenUnie weten wij het nog niet, maar de rest is tegen. Het goede nieuws is dat deze minister dit scenario kan schrappen. Toch raad ik de studenten aan om dat nog eens goed te onderstrepen. Gerrit Zalm zei ooit: ik zwaai naar de mensen op het Malieveld. De minister kan zijn polsbeweging alvast oefenen, want dat zwaaien zal hij nodig hebben.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Er werd net gezegd dat ik geïrriteerd gereageerd zou hebben. Ik kom hier graag, maar als het enkele feit dat ik niet inga op een nieuwsbericht van gisteravond of op een Volkskrantartikel van 2004 ertoe leidt dat ik voor "niet eerlijk" wordt uitgemaakt, dan mag ik best zeggen dat ik dat een eigenaardige toon vind. Ik heb met de Kamer afgesproken dat ik over een maand met een actieplan kom, in antwoord op het rapport van Rinnooy Kan van vorige maand. Op dat moment kunnen wij erover in gesprek. Inhoudelijk heb ik er op het moment niets aan toe te voegen. In de woorden van de heer Van der Staaij, wiens eerste termijn mij uit het hart gegrepen was, zou ik zeggen: "Alles heeft zijn uur, en ieder ding onder de hemel zijn tijd." Wat mij betreft komt dat uur over ongeveer een maand.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat de minister niet op een nieuwsbericht gereageerd zou hebben, is feitelijk niet juist, want dat heeft de minister wel degelijk gedaan. Binnen no time stond er gisteren een reactie op allerlei websites. Het was besproken, maar het was "geen zekere optie". Vandaag horen wij minister Bos reageren. Hij zegt dat het een van de opties is. Hij durft zelfs te zeggen dat de studenten wellicht beter worden van een leensysteem. Het is aan de orde, er is paniek en dan hoort er gereageerd te worden. De minister gaat niet in de Kamer op de plannen in, maar wel in de media. Dat is niet juist. Wij reageren op berichten in de media. Wij willen weten hoe het zit. De minister geeft geen antwoord aan ons, maar wel aan de journalisten.

Minister Plasterk:

Ik geef u exact dezelfde antwoorden die ik aan iedereen geef. Ik laat allerlei scenario's doorrekenen en maak vervolgens een keuze. Dat is exact wat ik gisteravond heb gezegd tegen de mensen die mij een vraag stelden.

Mevrouw Leijten (SP):

De minister heeft ook blijkens websites als nu.nl gezegd dat het afschaffen van de basisbeurs geen serieuze optie is. Ik vraag hem dat hier te herhalen, zodat het in de boeken staat. Er wordt over van alles gesproken, rijp en groen; wij berekenen van alles door, maar dit is geen serieuze optie, aldus de minister. Minister, stel de studenten en hun ouders alstublieft gerust!

Minister Plasterk:

Ik heb niets anders gezegd dan dat ik van alles laat doorrekenen en dat ik over een maand met een voorstel kom.

De heer Pechtold (D66):

Voor de Handelingen zou ik het prettig vinden als de minister niet twee sprekers door elkaar haalt. De toorn van de minister richtte zich in eerste instantie op mij. Vervolgens gebruikte hij de woorden "niet eerlijk", maar dat waren niet mijn woorden. Het was ooit een term van een CDA-kandidaatpremier tegen een PvdA-kandidaatpremier. De term is zojuist door de heer Dibi herhaald. Als de minister de woorden "niet eerlijk" niet prettig vindt, wijs ik hem erop dat ze in zijn eigen coalitie voorkomen. De minister staat hier omdat hij gisteravond vanaf half acht heeft geprobeerd te ontkennen, vervolgens te zeggen dat er meer was, en daarna te bagatelliseren door te zeggen dat hij ook de Leidse universiteit kan sluiten. De vicepremier heeft na het gezamenlijk overleg bijgedragen aan de verwarring door te zeggen dat het een optie was. Dan werkt het in Den Haag zo dat wij duidelijkheid willen. Wij zijn er om de minister te controleren. Ik ben ervoor om de minister te stimuleren als het gaat om onderwijs. Maar de minister moet het niet op ons afreageren. Hij had gewoon duidelijkheid kunnen geven. Dan hadden wij hier om vijf over negen weg gekund.

Minister Plasterk:

Ik geef u exact dezelfde duidelijkheid die ik gisteren iedereen gegeven heb en die ik morgen iedereen zal geven. Ik laat alle scenario's doorrekenen, zodat ik weet wat de cijfers zijn. Op basis daarvan zal ik het kabinet een voorstel voorleggen.

De heer Dibi (GroenLinks):

De gisteren uitgelekte optie heeft tot heel veel maatschappelijke onrust geleid. Ik heb heel veel mailtjes, sms'jes en andere reacties gekregen. Om die reden neem ik geïrriteerd aan het debat deel. Om die reden heb ik daarnet de woorden "niet eerlijk" gebruikt. Misschien moet ik mijn woorden wat zorgvuldiger kiezen. Ik neem deze woorden dan ook terug. Ik vind dat de minister er omheen draait. Ik vind het onbestaanbaar dat de minister dit als reële optie openhoudt.

Minister Plasterk:

Dank u wel voor die correctie.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik constateer net dat een grote meerderheid van de partijen tegen is. Abusievelijk zei ik dat de fractie van de ChristenUnie niet duidelijk was, maar die heeft ook duidelijk aangegeven dat zij tegen is. Alleen de fractie van de PvdA is dus voor. Waarom gaat u dit scenario nog doorrekenen? Wees efficiënt, gebruik de ambtenaren efficiënt en gooi dit scenario zo de prullenbak in, want het is nergens voor nodig om het door te rekenen. U kunt beter op andere zaken inzetten, maar laat dit varen. Dat kunt u wat ons betreft rustig toezeggen.

Minister Plasterk:

Alle adviezen van vanavond hoor ik met dankbaarheid aan.

De heer Bosma (PVV):

Deze minister citeert een Amerikaans politicus toen hij zei: read my lips. Weet deze minister hoe snel deze Amerikaans politicus, George Bush, zijn baan kwijt was?

Minister Plasterk:

Ja, dat weet ik.

Ik ontraad de moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgen zal over de ingediende moties worden gestemd.

Sluiting 22.04 uur

Naar boven